Neue Kontakte. 2 vmbo-kgt Leerwerkboek. Zesde editie. Neue Kontakte Chris Bisschops Charlotte Custers (eindredactie) Monique Streutjes Roxanne Wieden

Neue Kontakte 2 vmbo-kgt Leerwerkboek

Zesde editie Neue Kontakte Chris Bisschops Charlotte Custers (eindredactie) Monique Streutjes Roxanne Wieden

Noordhoff Uitgevers

247178.indb 1

12/03/13 1:22 PM

Dieses Werk folgt der reformierten Rechtschreibung und Zeichensetzung. Ausnahmen bilden Texte, bei denen künstlerische, philologische oder lizenzrechtliche Gründe einer Änderung entgegenstehen. Wij besteden veel zorg aan de ontwikkeling van onze leermiddelen en doen er alles aan om fouten te voorkomen. Mocht u onverhoopt toch een fout tegenkomen, dan kunt u dit per mail doorgeven aan [email protected].

Vormgeving binnenwerk: Betty Vermeer, Bloemvis Design en communicatie, Groningen Conceptontwerp omslag: Fabrique, Communicatie en design, Delft Vertaling vormgeving omslag: De Weijer Design BNO, Baarn Omslagfoto: Getty Images Achtergrondbeeld omslag: De Weijer Design BNO, Baarn Illustraties: Antje Vens, Berlin; Rocket Industries / Lisa Sportel, Groningen

Deze uitgave is gedrukt op FSC-papier. 0 / 13 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv Groningen, The Netherlands. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www. reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher. ISBN 978-90-01-82102-9

247178.indb 2

12/03/13 1:22 PM

Zo werk je met Neue Kontakte Zo zit Neue Kontakte in elkaar • Neue Kontakte 2 vmbo-kgt bestaat uit een leerwerkboek waarin bronnen en opdrachten bij elkaar staan. • Bij het leerwerkboek hoort ook een internetsite waar je de ICT-opdrachten maakt. Zo werk je met Neue Kontakte leerwerkboek • Elk hoofdstuk bestaat uit verschillende onderdelen. De meeste onderdelen hebben een letter, van A t/m M. Daarnaast kom je Landeskunde en Praxis tegen. De onderdelen beginnen meestal met een bron. Kijk in de opdrachten wat je met de bron moet doen. De onderdelen Grammatik en Sprechen beginnen steeds met een paar inleidende opdrachten, voordat je een bron tegenkomt. • Soms moet je een fragment beluisteren voordat je de opdracht kunt maken. Die opdrachten herken je aan het symbool met de luidspreker in de kantlijn. • Soms moet je een fragment bekijken voordat je de opdracht kunt maken. Die opdrachten herken je aan het symbool met het oog in de kantlijn. • Opdrachten met een ster zijn extra opdrachten. Je docent bepaalt of je die opdrachten moet maken. • Vaak vind je bij teksten een geel memovelletje met woorden en hun

Symbolen leerwerkboek

A

vertaling. Deze woorden helpen je de tekst te begrijpen. Je hoeft ze niet te leren. • Een hoofdstuk bestaat steeds uit twee delen waarin een aantal dezelfde onderdelen terugkeren. Aan het einde van elk deel volgt een oefentoets, Zum Schluss, om te testen of je de belangrijkste dingen uit het hoofdstuk al kent en kunt. • Aan het eind van het hoofdstuk vind je de Lernliste, een lijst met alle belangrijke woorden uit dat hoofdstuk. • Achterin het leerwerkboek vind je leertips, een grammatica- en spellingoverzicht en een woordenlijst. Handig om nog eens op te zoeken hoe het ook alweer was. Zo werk je met de ICT • Op Neue Kontakte online staan alle luisteren kijkfragmenten en alle extra oefeningen, tips en interessante links. Je kunt dus niet met het leerwerkboek alleen werken; je hebt ook Neue Kontakte online nodig. • Veel opdrachten uit het leerwerkboek kun je ook online maken. Het is handig om van begin af aan met het digitale werkboek te werken: je krijgt dan direct feedback op je antwoorden en je kunt meteen doorgaan met extra opdrachten als je nog meer wilt oefenen. Bovendien worden je voortgang en score bijgehouden.

Ga naar Neue Kontakte online

Luisteren

SEHEN

Kijken

Alle onderdelen (behalve Landeskunde en Praxis) beginnen met een letter.

Samenwerken in tweetallen

Extra leerstof

Samenwerken in groepjes

T

Taalvaardigheidsniveau

247178.indb 3

Taalportfolio

12/03/13 1:22 PM

Übersicht 4 KAUFRAUSCH

5 DACH ÜBERM KOPF

6 URLAUB ZUM VERLIEBEN

Sehen A

Was kostet es? 10

Sophie zieht um 72

Zu Fuß über die Alpen 142

Lesen B

Ich hab meine Freundin im H&M verloren 12

So sieht mein Zimmer aus 74

Reisetipps Berlin 144

Werkwoorden met stam op -d of -t 16

De werkwoorden können, dürfen, mögen 78

De werkwoorden wollen, wissen en möchten 148

Aussprache: de Ich- en AchKlank 23 Redemittel: mode en inkopen doen 24

Aussprache: klinkers 86 Redemittel: wonen 87

Aussprache: de sisklanken 156 Redemittel: reizen en verkeer 158

Opzoeken op internet 25

D-N woordenboek 90

N-D woordenboek 160

27

91

161

Oefentoets Deel I 28



CentrO Oberhausen 31

München 94

Deutsche Straßen 165

DEEL I

Grammatik C

Sprechen D

Wörterbuch E In der Klasse F Zum Schluss Landeskunde

4

247178.indb 4

vier

© Noordhoff Uitgevers bv

12/03/13 1:22 PM

4 KAUFRAUSCH

5 DACH ÜBERM KOPF

6 URLAUB ZUM VERLIEBEN

Tausch-dich-fit 33

Mein Tag im SOS-Kinderdorf 96

Nachrichten 168

G Hören

Rund ums Taschengeld 34

Meine Straße 98

Der Weg ist das Spiel 170

H Lesen

Für wen? Für mich und für dich! 37

Ich mag dich 103

I Het geslacht van zelfstandige naamwoorden 173 II De woorden dies-, welch-, allen jed- 173

I

Aussprache: de p-, t- en k-klank 43 Redemittel: mode en inkopen 44

Aussprache: umlaute 111 Redemittel: wonen 112

Aussprache: de brede sisklank 180 Redemittel: reizen en verkeer 181

J Sprechen

Ihre Online-Bestellung für die Textilreinigung 45

Bitte um Hilfe! 114

Ferienpläne 183

K Schreiben

Oefentoets Deel II 47



Zum Schluss

Make-over 50

Virtueller Rundgang 120

Reisewettbewerb 189

Praxis

Junger Modedesigner 53

Leos Wohnung 122

Zu Fuß über die Alpen 192

L Extra Hören

Prepaid-Kreditkarte 55

Ein Sommer auf der Alm 124

U-Bahn-Cabrio-Tour in Berlin 193

M Extra Lesen

Grammatik Kapitel 3C 57 Grammatik Kapitel 3I 57 Lernliste Kapitel 3 57



Wiederholung




DEEL II

Grammatik

Opzoekdeel A Werkwoorden 210 B Naamwoorden 214 C Grammaticaschema 218 D Uitspraak 220 E Leertips 222 F Spellingkaart 225 G Woordenlijst 226 Kaart 234 Bronvermelding 235


247178.indb 5

fünf

5

12/03/13 1:22 PM

DDeeuuttsscchh iinn ddeerr KKllaassssee

6

247178.indb 6

sechs


12/03/13 1:22 PM


247178.indb 7

sieben

7

12/03/13 1:23 PM

4

Kaufrausch

8

247178.indb 8

acht

Kapitel 4 Kaufrausch


12/03/13 1:23 PM

INHALT

DEEL I Sehen Was kostet es? A1 Lesen Ich hab meine Freundin im H&M verloren A1 Grammatik Werkwoorden met stam op -d of -t Sprechen Aussprache: de Ach- en Ich-klank Redemittel: mode en inkopen doen A1/A2 E Wörterbuch Opzoeken op internet F In der Klasse Ë Zum Schluss Oefentoets Deel I A B C D

LANDESKUNDE CentrO Oberhausen

G H I J

K Ë

DEEL II Hören Tausch-dich-fit Lesen Rund ums Taschengeld Grammatik Für wen? Für mich und für dich! Sprechen Aussprache: de p-, t- en k-klank Redemittel: mode en inkopen Schreiben Ihre Online-Bestellung für die Textilreinigung Zum Schluss Oefentoets Deel II

A1/A2 A1/A2

A1/A2 A1/A2

PRAXIS Make-over

A1

EXTRA L Sehen Junger Modedesigner M Lesen Prepaid-Kreditkarte WIEDERHOLUNG Grammatik Kapitel 3C Grammatik Kapitel 3I Lernliste Kapitel 3 Grammatik Kapitel 4C Grammatik Kapitel 4I Lernliste Kapitel 4

A1/A2 A1/A2

A1/A2

A1/A2

LERNÜBERSICHT ERK • rezeptiv A1/A2


247178.indb 9

Kapitel 4 Kaufrausch

neun

9

12/03/13 1:24 PM

DEEL I

A SEHEN

• Je leest en luistert naar teksten over inkopen doen. A1/A2 • Je leert de werkwoorden met een stam op -d of -t te vervoegen. A1/A2 • Je leert je mening te geven en een eenvoudig gesprek te voeren. A1/A2 • Je leert de Duitse Ach- en Ich-klank uit te spreken.

Was kostet es?

Was kostet es, wenn man zehn Jahre lang …. . Wir haben euch zu verschiedenen Themen befragt. Um’s genau zu wissen, rechnen wir euch auch vor, wie teuer es in Wirklichkeit ist.

1 Sehen a Je gaat kijken naar een video over geld. Bekijk en lees A. Beantwoord de vraag. Wat voor soort video ga je bekijken? ❑ een rekenvoorbeeld ❑ een straatinterview ❑ een straatinterview met een rekenvoorbeeld

10

247178.indb 10

zehn

Kapitel 4 Kaufrausch > Deel I


12/03/13 1:24 PM

A

b In de video worden vijf vragen gesteld. Bekijk de video schrijf het bedrag achter de vraag. 1

SEHEN

Was kostet es, wenn man zehn Jahre lang täglich einmal duscht?

2 Was kostet es, wenn ihr zehn Jahre lang jeden Tage eine Hand voll Gummibärchen esst? 3 Was kostet es, wenn ihr zehn Jahre lang eine halbe Stunde täglich mit dem Handy telefoniert? 4 Was meint ihr, wie viel Geld gibt ein Mensch in zehn Jahren fürs Essen aus? 5 Was kostet ein Kind seinen Eltern, bis es 18 Jahre alt ist? c Wat betekenen deze vragen. Maak de vertaling af. 6 Was kostet es, wenn man zehn Jahre lang täglich einmal duscht? Wat

als je

elke

één keer

?

7 Was kostet es, wenn ihr zehn Jahre lang jeden Tage eine Hand voll Gummibärchen esst? , als jullie

elke

een handje eten zouden? 8 Was kostet es, wenn ihr zehn Jahre lang eine halbe Stunde täglich mit dem Handy telefoniert? , als jullie

een half

met jullie

bellen?

9 Was meint ihr, wie viel Geld gibt ein Mensch in zehn Jahren fürs Essen aus? denken jullie, hoe veel een

in

geeft jaar tijd aan

uit? 10 Was kostet ein Kind seine Eltern, bis es 18 Jahre alt ist? zijn ouders tot het ? d Bekijk de video nog eens. Kruis alle getallen die je hoort aan. Kleur daarna alle aangekruiste vakjes in. Er ontstaat een geheime boodschap. Die bestaat uit vier letters. Wat staat er? 0.43

0.5

100

1000

3000

6000

12.000

20.000

41.005

100.000

350.000

0.44

1

200

1350

3050

7000

13.000

22.000

42.000

120.000

360.000

0.45

6

231

1500

4000

9000

14.000

25.000

44.000

150.000

410.000

0.46

10

354

2950

4600

10.000

15.500

30.000

47.500

300.000

500.000

0.49

18

777

2960

5000

11.000

17.587

40.000

50.000


247178.indb 11


elf

11

12/03/13 1:25 PM

A SEHEN

e Raad de betekenis van de vetgedrukte woorden. Schrijf achter ‘want’ hoe je de betekenis hebt gevonden. Kies uit de volgende woorden: een heleboel – gemiddelde – ik schat – ligt eraan – misschien – zo’n – op de één of andere manier – zeker 11 100.000 Euro sind eine Menge Geld. eine Menge betekent

want

12 Das kostet so 5000 Euro. so betekent

want

13 Ich schätze, dass einmal duschen 0.50 Euro kostet. ich schätze betekent

want

14 Eine Tüte Gümmibärchen kostet vielleicht 1 Euro 50. vielleicht betekent

want

15 Wie teuer Telefonieren ist? Kommt drauf an, welchen Vertrag (=abonnement) man hat. kommt drauf an betekent

want

16 Man muss den Durchschnittswert bestimmen, wenn man die Handykosten berechnen will. Durchschnittswert betekent

want

17 Ein Kind kostet im Jahr bestimmt 6.000 Euro. bestimmt betekent

want

18 Irgendwie schaffe ich es immer, mein Taschengeld auszugeben! irgendwie betekent

B LESEN

want

Ich h ha ab’ meeinee Freeund din im H&M verloren 1 Neulich im Quickschuh war es schon riskant, als ich sie nach zwei Stunden unter einem Haufen Schuhe fand. Da hab’ ich mir geschworen, ich werde sie niemals verlieren, doch genau das sollte mir heut’ passieren Refrain: Ich hab’ meine Freundin im H&M verloren, ich sah nur eine Sekunde zu den andern Kunden, da war sie auch schon hinter Klamotten* verschwunden. 2 Jetzt suche ich sie überall, sogar im zweiten OG*. Ich bin echt verzweifelt und absolut nichts ist ok, ich habe sie doch nur kurz aus den Augen gelassen und jetzt ist sie verschwunden, ich kann es nicht fassen. 3 Die Frau an der Kasse fragt mich, ob ich was suche. Ich sage: ‘meine Freundin’ und fang an zu fluchen. Werde ich sie wohl jemals wiedersehn oder muss ich heute etwa allein nach Hause gehen?

12

247178.indb 12

zwölf



12/03/13 1:25 PM

B

Refrain

LESEN

4 Auf einmal steht sie vor mir und lächelt mich an und dann sagt sie diesen Satz, für den man sie totschlagen kann: ´Hey Schatz wo warst du? Ich hab doch nur kurz was anprobiert!´ Und dieser Satz hat mich echt total schockiert. Refrain

Text: David S.; Musik: Joseph B. Nach: http://www.lyricsmania.com/ die Klamotten das OG (Obergeschoss)

de kleding de tweede verdieping

2 Lesen a Bekijk B. Beantwoord de vragen. 1

Waaraan zie je dat dit een liedtekst is?

2 Waarover gaat dit lied?

b Lees de hele tekst en maak de opdrachten. 3

Bij welk couplet horen deze tekeningen? Schrijf het juiste coupletnummer onder de tekening.


247178.indb 13


dreizehn

13

12/03/13 1:25 PM

B LESEN

c Vertaal de woorden naar het Nederlands. Zoek ze eerst op in de tekst op blz. 12, lees de zin en raad de betekenis. Schrijf ook op waarom. 4 Schuhe betekent

want

5 passieren betekent 6 Sekunde betekent 7

überall betekent

8 Kasse betekent 9 Satz betekent

want want want want want

d Maak de opdracht. 10 De jongen is wanhopig. Uit welke woorden uit de tekst kun je dat afleiden?

e In de tekst staan twee uitdrukkingen. Vul de vertalingen aan. 11 Jemanden aus den Augen lassen. = Iemand uit het 12 Ich kann es nicht fassen. =

14

247178.indb 14

vierzehn


. begrijpen.


12/03/13 1:26 PM

C

3 Kombinieren und ergänzen

GRAMMATIK

a Bekijk de volgende zinnen. 1

Trek een lijntje tussen de zinnen en de juiste vertaling. Wie redest du mit mir? Chattet man auch über Kleider? Hast du mit Herrn Huber geredet? Ich rede nicht gern mit Fremden. Hat deine Mutter über Mode gechattet?

❍ ❍ ❍ ❍ ❍

❍ ❍ ❍ ❍ ❍

Heeft je moeder over mode gechat? Heb je met meneer Huber gepraat? Ik praat niet graag met vreemden. Chat men ook over kleding? Hoe praat je tegen mij?

2 Vertaal. reden = chatten = b Bekijk C Gammmatik op blz. 16. Vergelijk de vormen van reden en chatten met het werkwoord machen (dat je al kent) of kijk in het grammatica-overzicht op bladzijde 218. 3

Vul de tabel aan. jij

du

mach

red

chatt

hij / zij / het / men

er / sie / es / man

mach

red

chatt

jullie

ihr

mach

red

chatt

ich habe

ich habe

ich habe

gemach

gered

gechatt

c Vergelijk reden en chatten met het werkwoord machen. 4 Wat is er bij du anders dan je zou verwachten? 5 Wat is er bij er/sie/es/man anders dan je zou verwachten? 6 Wat is er bij het voltooid deelwoord (gepraat, geantwoord) anders dan je zou verwachten? d Vertaal de zinnen naar het Nederlands. Gebruik de Lernliste. 7

Wir reden über Mode.

8 Redet ihr über Geld? 9 Chattet sie mit Marie über Mode? 10 Ich möchte nicht, dass du chattest! e Maak de opdrachten. 11 Vul de tabel aan. reden; stam:

chatten; stam:

ik praat

ik chat

jij praat

jij chat


247178.indb 15


fünfzehn

15

12/03/13 1:26 PM

C

hij/zij/het/men praat

hij/zij/het/men chat

wij praten

wij chatten

jullie praten

jullie chatten

zij praten

zij chatten

u praat

u chat

ik heb gepraat

ik heb gechat

GRAMMATIK

12 Vul in. Als de stam van een werkwoord eindigt op er/sie/es/man en ihr een extra

of

, krijgen du,

tussen de stam en de uitgang.

Ook het voltooid deelwoord krijgt een extra

.

Bijvoorbeeld bij de volgende werkwoorden. Vul aan. du

antwort

arbeit

er/ sie/ es / man

antwort

arbeit

wir haben

geantwort

gearbeit

g Leer de theorie.

Grammatik Werkwoorden met stam op -d of -t reden; stam: redik praat ich rede jij praat du redest hij/zij/het/men praat er/sie/es/man redet

chatten; stam: chattik chat jij chat hij/zij/het/men chat

ich chatte du chattest er/sie/es/man chattet

wij praten jullie praten zij praten u praat

wij chatten jullie chatten zij chatten u chat

wir chatten ihr chattet sie chatten Sie chatten

wir reden ihr redet sie reden Sie reden

Als de stam van een werkwoord eindigt op -d of -t, krijgen du, er/sie/es/man en ihr een extra e tussen de stam en de uitgang. Een aantal voorbeelden: Nederlands antwoorden Duits antworten stam antwortich-vorm ich antworte du-vorm du antwortest er/sie/es-vorm er/sie/es antwortet

16

247178.indb 16

sechzehn


vinden finden findich finde du findest er/sie/es findet

paardrijden reiten reitich reite du reitest er/sie/es reitet

werken arbeiten arbeitich arbeite du arbeitest er/sie/es arbeitet


12/03/13 1:26 PM

C De extra e heb je ook in het voltooid deelwoord: Nederlands praten Duits reden stam redvoltooid deelwoord geredet voorbeeldzin Ich habe gestern mit ihr geredet. Nederlands

Ik heb gisteren met haar gepraat.

GRAMMATIK

chatten chatten chattgechattet Ich habe eine Stunde gechattet. Ik heb een uur gechat.

4 Einkreisen Omcirkel het juiste antwoord. 1 Seit wann reitet / reitest du? 2 Ihr chattest/ chattet aber viel! 3 Ich habe mit Paul gechattet/ chatten. 4 Warum antwortet / antwortest er nicht? 5 Wir finde/ finden die Hose nicht sehr schön. 6 Herr Klausmann finde / findet die Jacke schön. 7 Ich habe gestern bis 22 Uhr arbeite / gearbeitet. 8 Laura und Daniela redet/ reden nicht mehr mit mir.

5 Ergänzen und sprechen a Vul de gesprekken aan. Rolle A

Rolle B

1 Warum (chat jij)

(ik praat)

so viel?

nicht

gerne über das Telefon und (ik vind) , Chatten ist besser.

2 (werken jullie)

Nein, (wij werken)

schon lange bei Kaufland?

noch nicht so lange da!

3 Ich habe gestern sehr lange mit Steffie (gepraat) © Noordhoff Uitgevers bv

247178.indb 17

.

Und was hat sie euch (geantwoord) ? Kapitel 4 Kaufrausch > Deel I

siebzehn

17

12/03/13 1:26 PM

C GRAMMATIK

4 Wie (vind jij)

(Ik vind)

meine neuen Schuhe?

sie super.

Soll ich ehrlich (antwoorden)?

b Maak tweetallen. Verdeel de rollen. Speel de gesprekken.

6 Fragen und Antworten a Werk in tweetallen. A stelt vragen en B geeft antwoord. Voorbeeld: Rolle A reiten – du – immer so viel Reitest du immer so viel?

Rolle B Nein – nur am Freitag Nein, ich reite nur am Freitag.

Rolle A arbeiten reiten chatten finden

Rolle B ich du wir ihr Felix Daniel Susanne Herr Möller

jeden Tag immer soviel nur am Samstag

Nein,

die Hose toll das Kleid schön

zweimal die Woche nur heute nur am Freitag nicht so toll nicht so schön

b Wissel ook van rol.

D SPRECHEN

7 Redemittel in der Praxis Je luistert naar de Redemittel in der Praxis. Kruis aan wat gezegd wordt. Je moet bij elk fragment meerdere kruisjes zetten. Fragment 1: Janina belt Felix om hem te vragen of hij mee gaat winkelen. ❑ mitzukommen ❑ Hausaufgaben ❑ Sportunterricht ❑ Aussuchen Fragment 2: Janina en Felix zijn in een kledingwinkel. Janina past broeken. ❑ im Angebot ❑ einen blauen Rock ❑ die Socken ❑ hübsch Fragment 3: Janina past een leuke rode broek en een wit T-shirt. ❑ Ich brauche M oder L. ❑ teuer ❑ wundervoll Fragment 4: Janina en Felix rekenen af en kopen in de Supreme nog een pet. ❑ Geldautomat ❑ Stofftasche ❑ Guck mal ❑ einen Augenblick

18

247178.indb 18

achtzehn



12/03/13 1:26 PM

D

8 Wie wird es gesagt?

SPRECHEN

Luister nog eens naar de gesprekken. Vul de zinnen aan. Fragment 1 1 Ich wollte gleich in die Stadt

.

2 Also wenn du mir heute Abend bei den

helfen kannst.

Fragment 2 3

Bei Kaufhof ist die neueste Mode im

.

4 Ich finde die rote auch sehr

.

Fragment 3 5

Also ich würde die rote

.

Fragment 4 6 Kann ich hier mit EC-Karte 7

?

Danke, das macht dann

22,94.

8 Ja, danke. Auf

!

9 Kann ich euch 10 Ich hole sie

? .

9 Farben a Vertaal. Gebruik de tekening. 1 wit

6 rood

2 geel

7 donkerblauw

3 lichtblauw

8 bruin

4 grijs

9 zwart

5 groen


247178.indb 19


neunzehn

19

12/03/13 1:26 PM

D

b Kleur de kleurplaat van a in.

SPRECHEN

c Vul aan: Meine Lieblingsfarbe ist

.

10 Ergänzen und sprechen a Vul in. Gebruik de vorige opdracht en de Lernliste.

Rolle A

Rolle B

1 Welche Farbe hat die Hose von Patrick?

Die Hose von Patrick ist schwarz.

2 Welche Farbe hat

von Patrick? Die Kappe von Patrick ist

.

3 Welche Farbe hat

von Patrick? Die Tasche von Patrick ist

.

4 Welche Farbe hat

von Patrick? Das T-Shirt von Patrick ist

.

5 Welche Farbe hat

von Patrick? Die Jacke von Patrick ist

.

b Maak tweetallen. A stelt vragen, B geeft antwoord. Wissel ook van rol.

11 Sätze schreiben a Maak zes goede zinnen. Neem steeds een halve zin uit de linkerkolom en een halve zin uit de rechterkolom. Schrijf de zinnen op. 1 2 3 4 5 6

Du kannst hier Ich brauche Ich brauche Ich möchte Kaufhof hat Wie findest du

eine blaue Jeans. nur bar zahlen. jede Mode im Angebot. diese Sachen bezahlen. M oder L. diese schwarze Hose?

1 2 3 4

20

247178.indb 20

zwanzig



12/03/13 1:26 PM

D

5

SPRECHEN

6 b Vertaal jouw zinnen naar het Nederlands. Gebruik de Lernliste. 1 2 3 4 5 6

12 Übersetzen a Vertaal de onderstaande woorden naar het Duits. Schrijf de antwoorden in de puzzel. Gebruik de Lernliste op blz. 64. 1 aanbieding 2 maat 3 pet 4 pinautomaat 5 verdieping 6 mooi 7 modewinkel 8 passen

1 2 3 4 5 6 7 8

b Welk woord staat er van boven naar beneden? Wat betekent dit in het Nederlands?


247178.indb 21


einundzwanzig

21

12/03/13 1:26 PM

D

13 Ergänzen

SPRECHEN

Maak de zinnen af. Kies uit de onderstaande woorden. schwarze – bar – Kappe – brauchst – Euro – bezahlen – im Angebot – Modegeschäft 1 Du … 38 oder 40. 2 Gehen wir in ein … ? 3 H&M hat T-Shirts … . 4 Wie findest du die … Jeans? 5 Wir wollen diese Sachen … . 6 Du kannst hier nur … bezahlen. 7 Haben Sie diese … auch in Dunkelblau? 8 Prima. Ich habe achtzig … bekommen.

14 Wortschatz ergänzen

T

a Maak het gesprek af. Kies uit de onderstaande woorden. Gebruik de Lernliste op blz. 64. grijs – schoenen – de jurk – aantrekken – kledingwinkel – passen – gaan – mooi Rolle A

Rolle B

Erich und ich

heute

Weißt du schon, welche Kleidung du

Abend etwas essen.

möchtest?

Ja, ich glaube, ich ziehe

Das ist sehr

.

an. Danke, das habe ich in dem neuen gekauft. Meine neuen Pumps in

Und welche möchtest du dazu anziehen? Die sind sehr schön! Darf ich die mal

.

?

b Maak tweetallen. Speel het gesprek van a.

15 Nachsprechen und einordnen a Luister naar de volgende zinnen. Na elke zin wordt een woord herhaald. Spreek dat woord na. 1 Ich brauche eine blaue Jeans. – brauche 2 Die rote finde ich auch hübsch. – auch 3 Ich ziehe beides mal an. – ich 4 Welche Größe hast du? – welche 5 Ich möchte diese Kleider bezahlen. – möchte 6 Ich habe nur sechs Euro dabei. Was jetzt? – sechs 7 Haben Sie diese Kappe auch in Grau? – auch 8 Einen Augenblick bitte, ich hole sie für dich. – dich

22

247178.indb 22

zweiundzwanzig



12/03/13 1:27 PM

D

b Bekijk Aussprache. Luister naar de woorden en zet ze in de juiste kolom.

SPRECHEN

wechseln – suchen – nicht – brauchen – sechs – Rechnung ich-klank ch

ach-klank ch

x-klank chs

c Maak tweetallen. Lees elkaar om en om de woorden van b voor.

Aussprache De Ach- en Ich-klank Hoe spreek je dit uit? De ch na een a, u, en o als in het Nederlandse lachen (Ach-Laut). Tip: Dat zijn de klinkers in het woord auto. Anders spreek je ch uit zoals in het Nederlandse vliegje (Ich-Laut). De chs als de x in mix.

Beispiele lachen, Woche, Buch, auch

ich sechs

16 Sätze nachsprechen Luister naar de volgende zinnen en spreek ze na. 1 Ich brauche M oder L. 2 Welche Größe hast du? 3 Ich finde die rote auch hübsch. 4 Du kannst die Sachen anprobieren. 5 Haben Sie diese Kappe auch in Grau? 6 Ich habe kein Geld dabei. Was jetzt?

17 Sätze sprechen a Werk in tweetallen. Lees elkaar de onderstaande zinnen voor. 1 Gehst du mit shoppen? 2 Welche Größe braucht Micha? 3 Ich suche noch ein T-Shirt dazu. 4 Wie findest du die schwarze Hose? 5 Ich möchte diese Kleider bezahlen. 6 Micha, du kannst hier nur bar bezahlen. b Wissel van rol.


247178.indb 23


dreiundzwanzig

23

12/03/13 1:27 PM

D

18 Redemittel

SPRECHEN

Oefen de Redemittel in de volgende stappen: ❑ Stap 1 ❑ Stap 2 ❑ Stap 3 ❑ Stap 4 ❑ Stap 5

Luister online naar de Redemittel en lees mee in je boek. Werk in tweetallen. Vertaal de zinnen. Zoek op wat jullie niet begrijpen. Welke Duitse zinnen vind je lastig? Schrijf die in het Lernübersicht op bladzijde 68. Schrijf de Nederlandse vertaling erbij. Werk in tweetallen. De een stelt de vragen, de ander antwoordt. Daarna wisselen jullie van rol. Leer de Redemittel Nederlands – Duits.

Redemittel Gehst du mit shoppen?

Gehen wir in ein Kleidergeschäft?

Kaufhof hat jede Mode im Angebot.

Ich brauche eine blaue Jeans.

Du kannst sie gleich anprobieren.

Prima. Ich habe fünfzig Euro bekommen.

Wie findest du die schwarze Hose?

Ich finde die rote auch hübsch.

Ich ziehe beide mal an.

Welche Größe hast du?

Ich brauche M oder L.

Ich suche noch ein T-Shirt dazu.

Ich möchte diese Sachen bezahlen.

Du kannst hier nur bar bezahlen.

Ich habe kein Geld dabei. Was jetzt?

Im ersten Stock ist ein Geldautomat.

Haben Sie diese Kappe auch in Rot?

Einen Augenblick bitte, ich hole sie für dich.

19 Fragen und Antworten a Vertaal de vragen in het Duits. 1 Welke maat heb jij? 2 Hoe vind je die zwarte broek? 3 Ik heb geen geld mee, wat nu? 4 Heeft u deze pet ook in het grijs? b Geef antwoord op de vragen van a. Schrijf hele zinnen op. 1 2 3 4

24

247178.indb 24

vierundzwanzig



12/03/13 1:27 PM

D

c Werk in tweetallen. De een stelt de vragen, de ander geeft antwoord. Wissel ook van rol.

20 Gespräch führen

SPRECHEN

T

Situatie Jullie zijn in een kledingwinkel. Persoon A heeft een nieuwe broek en trui nodig. Persoon B helpt bij het uitzoeken van de kleding. a Werk in tweetallen. Bereid het gesprek voor. Schrijf trefwoorden op. Person A

Person B

b Speel het gesprek. Oefen zo lang totdat het gesprek goed loopt.

E WÖRTERBUCH

Woordenboek: Nederlands <–> Duits Für inkopen wurde(n) 5 Ergebnis(se) gefunden: Nederlands

Deutsch direkte Treffer

de inkoop [m], de inkopen [p*]

der Einkauf, die Einkäufe [p]

inkopen, kocht in [inkocht] – heeft ingekocht [kopen]

einkaufen, kaufte ein [einkaufte], hat eingekauft [kaufen]

Zusammensetzungen zich in een fonds inkopen

sich in einen Fonds einkaufen

de markt waarop voornamelijk de detaillist inkoopt

der Großmarkt, die Großmärkte [p] Beispiele

Als een bedrijf zelf duurzaam opereert maar inkoopt bij een vervuilde toeleverancier, maakt de onderneming ook vuile handen.

Wenn ein Betrieb selbst nachhaltig operiert, aber bei einem umweltverschmutzenden Zulieferer einkauft, macht sich das Unternehmen auch die Hände schmutzig.

Gelijke woorden / ähnliche Wörter: Nederlands: inpakken - inkoop - inpikken - inkoppen

der Plural


247178.indb 25


fünfundzwanzig

het meervoud

25

12/03/13 1:27 PM

E WÖRTERBUCH

21 Wörterbuch Je hoeft niet altijd een woordenboek te gebruiken. De sites www.uitmuntend.de en www.interglot.com zijn betrouwbare vertaalsites. Bekijk E op blz. 25. Maak de opdrachten. 1 Bekijk de woorden. Trek een lijntje tussen de woorden en de juiste omschrijving. Deutsch

Niederländisch

Beispiele

❍

❍ hier staan de directe vertalingen van het woord dat je zoekt

direkte Treffer

❍

❍ hier staan woorden of woordgroepen waarin het woord dat je zoekt voorkomt

Zusammensetzungen ❍

❍ hier staat een voorbeeldzin met het woord dat je zoekt

2 Wat is de vertaling van het werkwoord ‘inkopen’? ❑ der Einkauf ❑ einkaufen 3 Je kunt meteen ook zien (het staat erachter) hoe je het werkwoord vervoegt. Vertaal de vormen: kocht in = heeft ingekocht =

22 Nachschlagen im Netz a Ga naar www.uitmuntend.de 1 Zoek het werkwoord ‘vinden’ op. vinden – vond – heeft gevonden = 2 Zoek het werkwoord ‘wisselen’ op. wisselen – wisselde – heeft gewisseld = b Ga naar de vertaalsite www.interglot.com. Hier moet je eerst de talen instellen (from Dutch to German). Typ ‘kopen’ in. Je vindt dan ook de vertaling ‘einkaufen’. Klik dit aan en je krijgt – als je naar beneden scrollt – verschillende vormen. Vul in. Kijk bij Präsens (= tegenwoordige tijd) en bij het juiste nummer. 3 ik koop = 1 ich 4 jij koopt = 2 du 5 jullie kopen = 5 ihr

Kijk bij Imperfekt (= verleden tijd) en bij het juiste nummer. 6 hij kocht = 3 er 7 jullie kochten = 5 ihr

26

247178.indb 26

sechsundzwanzig



12/03/13 1:27 PM

E

Kijk bij Perfekt (= voltooide tijd) en bij het juiste nummer.

WÖRTERBUCH

8 ik heb gekocht = 1 ich c Welke site is jouw favoriet? ❑ www.uitmuntend.de ❑ ww.interglot.com d Zoek de volgende woorden. Schijf ook de ik-vorm op. 9 vergelijken – ik vergelijk 10 zoeken – ik zoek 11 omruilen – ik ruil om 12 bestellen – ik bestel 13 betalen – ik betaal

F

23 Ankreuzen und übersetzen

IN DER KLASSE

a Je luistert naar de In der Klasse. Kruis aan wat gezegd wordt. Je moet meerdere kruisjes zetten. ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

Bin ich dran? Die Antwort ist C. Auf welcher Seite ist das? Ich verstehe nur Bahnhof. Ich habe mein Heft vergessen. Kann ich die Antworten haben? Ich möchte lieber nicht vorlesen. Wo sind wir? Ich habe nicht aufgepasst. Ich habe hier etwas anderes aufgeschrieben. Ich habe meine Hausaufgaben nicht gemacht. Können Sie mir sagen, wie ich es aussprechen muss?

b Vertaal de zinnen. Gebruik a. 1 Ik wil liever niet voorlezen.

2 Kan ik de antwoorden hebben?

3 Het antwoord is C.

4 Waar zijn we? Ik heb niet opgelet.

5 Ik heb hier iets anders opgeschreven.


247178.indb 27


siebenundzwanzig

27

12/03/13 1:27 PM

F

6 Ik begrijp het niet.

IN DER KLASSE

7 Kunt u mij zeggen, hoe ik het uitspreken moet?

c Maak tweetallen. Overhoor elkaar zin 1 tot en met 5 Duits-Nederlands. d Gebruik deze zinnen iedere les. Wie van de klas spreekt het meeste Duits deze week?

Zum Schluss Je bent nu klaar met Deel I. Leer de Lernliste, Grammatik en de Redemittel van Deel I in het Lernübersicht op blz. 64. Maak daarna de oefentoets.

1 Lernliste Vertaal naar het Duits. Vul in. 1 blauw

Die meisten Jeans sind

2 de spullen

Kann ich

.

anprobieren? 3 betalen

28

247178.indb 28

achtundzwanzig

Wir wollen mit Karte


.


12/03/13 1:27 PM

4 winkelen

Jules und Marie in der Schildergasse.

5 in de aanbieding

Welche Hosen sind

6 mooi

Liesje ist

? .

Vertaal het onderstreepte woord naar het Duits. Vul in. 7 vielleicht

Eine Tüte Gummibärchen kostet vielleicht 1 Euro 50.

8 eine Menge

100.000 Euro sind eine Menge Geld.

9 der Satz

Dieser Satz hat mich schockiert.

2 Grammatik Vul de juiste vorm van het werkwoord in. 1 reden

du mit deiner Mutter über Geld?

2 chatten

Ich

auch in der Schule.

3 antworten

Wir fragt.

immer, wenn der Lehrer uns was

4 finden

Ich

, die rote Hose steht dir gut!

5 reiten

Wo

du eigentlich?

6 arbeiten

Meine Tante

in einem Kleidergeschäft.

3 Redemittel Schrijf de zinnen in het Duits op. Rolle A

Rolle B

1 Ga je mee winkelen?

2 Gaan we naar een kledingwinkel?

3 Kaufhof heeft alle kleding in de aanbieding.

4 Ik heb een blauwe spijkerbroek nodig.

5 Jij kunt ze meteen passen.

6 Prima. Ik heb vijftig euro gekregen.


247178.indb 29


neunundzwanzig

29

12/03/13 1:27 PM

Beantwoord de zinnen in het Duits. 7 Welche Größe hast du? (M of L)

8 Wie findest du die schwarze Hose? (rode ook mooi)

9 Haben Sie diese Kappe auch in Rot? (ogenblik, halen)

Nachbereitung a Je hebt de toets teruggekregen. Kijk wat je fout hebt gedaan. Begrijp je iets niet? Vraag dan om hulp! Schrijf op waar je de volgende keer extra op moet letten.

Voor ieder proefwerk neem je de Nachbereitung van de vorige hoofdstukken weer door. b Controleer of je de volgende leerdoelen hebt behaald. Er zijn steeds vijf rondjes die je kunt inkleuren. Doe dat zo:

Vind je het moeilijk? Vul dan één rondje in. Kun je het nog niet goed genoeg? Vul dan twee rondjes in. Kun je het al redelijk goed? Vul dan drie rondjes in. Kun je het gewoon goed? Vul dan vier rondjes in. Vind je het gemakkelijk? Vul dan vijf rondjes in.

Je kunt nu A1 eenvoudige getallen verstaan. A2 complexere getallen verstaan. A2 belangrijke informatie uit korte luisterteksten begrijpen. A1 een idee vormen van de inhoud van een korte songtekst. A2 een korte en eenvoudige songtekst begrijpen. A2 reden en chatten vervoegen. A2 regelmatige werkwoorden met de stam op -d of -t vervoegen. A1 om dingen vragen. A1 zeggen wat je wel en niet leuk vindt en dat aan anderen vragen. A2 je mening geven over alledaagse onderwerpen. A2 een eenvoudig gesprek aan een kassa voeren.

Je kent nu de vormen van reden en chatten.

Je weet nu hoe je de Duitse Ich- en Ach-klank uitspreekt. hoe je een onlinewoordenboek gebruikt bij het N/D opzoeken. hoe je vervoegingen van werkwoorden in tegenwoordige, verleden en voltooide tijd opzoekt in een onlinewoordenboek.

EINDE DEEL I

30

247178.indb 30

dreißig



12/03/13 1:27 PM

Landeskunde Datei

Bearbeiten

Darstellung

Verlauf

Lesezeichen

Fenster

Hilfe

http://www.ruhr-guide.de

CentrO Oberhausen

A Das CentrO in Oberhausen ist das bekannteste Einkaufszentrum im Ruhrgebiet. Über 200 Geschäfte auf 70.000 m2 bieten alles, was man sich wünscht: Kleidung, Parfum, Einrichtung, Deko… . Nach dem Shoppen kann man die vielen Restaurants besuchen. 1996 wurde das Centro eröffnet. Das Centro ist aus viel Glas, Stahl und Klinker designt. Es steht auf dem Platz, wo früher die Stahlfabrik Thyssen stand.


247178.indb 31

B Wenn Sie eine Pause brauchen, gibt es in der Coca-Cola-Oase viele Angebote: Fastfood, Döner, Kuchen, Eis, … Die Coca-Cola-Oase hat 1.200 Sitzplätze und mehr als 20 Restaurants locken mit ihren Angeboten. Eine Videowand aus 48 Bildschirmen, sorgt lautstark für weiteres Entertainment: Musik-Videos und Reklame.

Kapitel 4 Kaufrausch > Landeskunde

einunddreißig

31

12/03/13 1:27 PM

24 Landeskunde a Bekijk Landeskunde. Beantwoord de vraag. 1 Waarover gaat de tekst? b Lees de tekst. Maak de opdrachten. 2 Welke tekst past bij welke foto? Omcirkel de juiste letter.

A/B

A/B

b Maak de opdrachten. Gebruik internet. Schrijf de websites die je gebruikt op. 4 Hoe ver is het van jouw school naar het CentrO in Oberhausen?

Internetseite: 5 Waardoor is het Ruhrgebiet bekend geworden?

Internetseite: 6 Noem minimaal vijf steden die in het Ruhrgebiet liggen.

Internetseite: 7 In de tekst is sprake van de Stahlfabrik Thyssen die zich voor het CentrO op deze plek bevond. Wat was dat? Tip: zoek op Thyssen-Gelände.

Internetseite: 8 Ken je een vergelijkbaar winkelparadijs in Nederland of een ander land? Zo ja, welk?

9 Stel, je gaat op werkweek naar Oberhausen. Je wilt graag winkelen in het CentrO. Hoe overtuig je jouw leraar?

32

247178.indb 32

zweiunddreißig

Kapitel 4 Kaufrausch > Landeskunde


12/03/13 1:28 PM

• Je leest en luistert naar teksten over ruilen en zakgeld. A1/A2 • Je leert voorzetsels met de vierde naamval en mich en dich etc. A1/A2 • Je leert te zeggen wat je leuk vindt en je mening te geven. A1/A2 • Je leert de Duitse p-, t- en k-klank uit te spreken. • Je leert een formulier in te vullen en korte notities te maken. A1/A2

DEEL II

G

Tausch-dich-fit

HÖREN

25 Hören Je gaat luisteren naar mevrouw Andries van de website tausch-dich-fit.de. a Bekijk eerst G. Beantwoord de vragen. 1 Wat kun je doen op deze site? 2 Gebruik je zelf ook wel eens zo’n site? Ja / Nee Waarvoor?

b Luister naar het interview. Het is in drie fragmenten ingedeeld. Lees vóór ieder fragment de zinnen. Zet ze in de juiste volgorde.


247178.indb 33

Kapitel 4 Kaufrausch > Deel II

dreiunddreißig

33

12/03/13 1:29 PM

G HÖREN

Fragment 1: Schrijf 1, 2 of 3 voor de zinnen. Welkom in de studio. Er wordt veel Lego geruild. Er worden geen boeken van Pippi aangeboden. Fragment 2: Schrijf 1, 2 of 3 voor de zinnen. Voor alles is er wel een categorie op de site. De kristaldoos werd snel tegen twee boeken geruild. Nu onderhandelen 13 partijen met elkaar en zijn er 22 verzoeken geplaatst. Fragment 3: Schrijf 1, 2 of 3 voor de zinnen. De site is bedacht voor kinderen van negen tot twaalf jaar. Je kunt bellen om je mening te geven over ruilsites op internet. De site wordt nu gebruikt door kinderen en jongeren van vijf tot zeventien jaar. c Als je de site opent, hoor je een instructietekst. Daarin wordt verteld, hoe de site werkt. 3 Zet de volgende zinnen in een logische volgorde. Schrijf 1, 2, 3, 4, 5 of 6 voor de zinnen. Welkom, hier kun je spullen ruilen. Breng jouw pakje naar de post en verheug je op je eigen pakje. Zoek iemand die met jou wil ruilen. Zoek voorwerpen die je weg wilt doen. Maak een foto en ontwerp een advertentie. In de rubriek Zeitstrahl vind je meer info over het thema ‘handel’. Veel plezier! 4 Luister daarna naar fragment 4. Controleer jouw volgorde bij 3.

H LESEN

34

247178.indb 34

Rund ums Taschengeld

vierunddreißig



12/03/13 1:29 PM

Wie viel Taschengeld ist angemessen? 1 Falls du das Gefühl hast, weniger Taschengeld zu bekommen als deine Freunde, rede am besten mit deinen Eltern darüber. Es gibt zwar keine festen Regeln, aber immerhin Tipps von Finanzexperten, wie viel Taschengeld im Durchschnitt zu empfehlen ist: 6-7 Jahre: 1,5-2 Euro pro Woche 8-9 Jahre: 2,5-3 Euro pro Woche 10-11 Jahre: 12-15 Euro pro Monat 12-13 Jahre: 15-20 Euro pro Monat 14-15 Jahre: 25-30 Euro pro Monat

Wann ist Zahltag? 2 Am Sinnvollsten ist es, wenn du dein Taschengeld regelmäßig bekommst. Vielleicht machst du einfach einen festen Tag mit deinen Eltern aus, zum Beispiel immer samstags beim Frühstück. Und am besten jeweils für eine Woche, so behältst du den Überblick!

H LESEN

Nach: http://www.tivi.de/fernsehen/

26 Lesen a Bekijk tekst H. Lees de titel, de ondertitel en het tussenkopje. Beantwoord de vragen. 1 Is deze tekst is voor ouders of voor jongeren? Leg uit waarom.

2 Deze tekst gaat over Taschengeld. Wat is het Nederlandse woord hiervoor? Hoe weet je dit? , want 3 Welke informatie denk je dat je in deze tekst kunt terugvinden?

b Lees de tekst. Maak de opdrachten. 4 De tekst bestaat uit twee delen. Zet de volgende woordgroepen bij het juiste tekstdeel. te weinig zakgeld? – vast tijdstip – overzicht houden – advies van experts – praten met je ouders – eenmaal per week Wie viel Taschengeld ist angemessen?

Wann ist Zahltag?

5 Maak de volgende twee zinnen af. Kleur het juiste vervolg van de zinnen in. In het eerste deel van de tekst kun je als je het … opzoeken op welk bedrag je recht hebt. gevoel hebt te weinig zakgeld te krijgen … … opzoeken hoeveel experts voor jouw leeftijd adviseren.

In het tweede deel van de tekst krijg je advies …

… over de beste dag om je zakgeld te krijgen. … tips om met je ouders te praten over je zakgeld.

c Beantwoord de vragen. 6 Krijg jij volgens de adviezen in de tekst voldoende zakgeld? Ja / Nee. © Noordhoff Uitgevers bv

247178.indb 35


fünfunddreißig

35

12/03/13 1:29 PM

H LESEN

I

7 De tekst komt van de website van het tv-programma pur+. Wat is dit voor een soort programma? Kruis aan. ❑ Kinderprogramma, waarin verteld wordt over verschillende onderwerpen. ❑ Kinderserie met één jongen in de hoofdrol.

27 Kombinieren und ergänzen

GRAMMATIK

a 1 Bekijk de volgende zinnen. Trek een lijntje tussen de zinnen en de juiste vertaling. Hast du zehn Euro für mich?

❍

❍ Heeft u de rekening voor ons?

Ich habe Cola für dich bestellt.

❍

❍ Heb je tien euro voor mij?

Hast du ein Wasser für ihn?

❍

❍ Ik heb voor jullie betaald.

Hier ist ein Stuhl für sie.

❍

❍ Ik heb cola voor jou besteld.

Haben Sie die Rechnung für uns?

❍

❍ Voor hen is hier nog plek.

Ich habe für euch bezahlt!

❍

❍ Heb je een mineraalwater voor hem?

Für sie sind hier noch Plätze.

❍

❍ Voor wie heb je dat meegebracht?

Für Sie koche ich gleich Nudeln.

❍

❍ Hier is een stoel voor u.

Für wen hast du das mitgebracht?

❍

❍ Voor u kook ik zo meteen pasta.

2 Vertaal. Gebruik de voorbeeldzinnen bij 1. ik – voor mij jij – voor jou hij- voor hem zij- voor haar wij- voor ons jullie- voor jullie zij – voor hen u – voor u wie – voor wie b Bekijk I Grammatik op blz. 37. Maak de opdrachten. 3 Welke andere voorzetsels gaan net als für? 4 Schrijf de goede vorm op. 1 ich

du

er

sie

ihr

sie

Sie

4 1 wir

wer

4

36

247178.indb 36

sechsunddreißig



12/03/13 1:29 PM

I

Grammatik

GRAMMATIK

Für wen? Für mich und für dich! ik jij hij zij

1 ich du er sie

4 für mich für dich für ihn für sie

Hast du zehn Euro für mich? Ich habe Cola für dich bestellt. Hast du ein Wasser für ihn? Hier ist ein Stuhl für sie.

wij jullie zij u

wir ihr sie Sie

für uns für euch für sie für Sie

Haben Sie die Rechnung für uns? Ich habe für euch bezahlt! Für sie sind hier noch Plätze. Für Sie koche ich gleich Nudeln.

wie

wer

für wen


De vormen mich, dich enzovoort zijn de vormen in de vierde naamval (4). Na für en een aantal andere voorzetsels staat het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval. eerste naamval, 1 Ich bestelle Pommes. für + 4 Sind diese Pommes für mich? De voorzetsels met de vierde naamval Ook na deze voorzetsels volgt een vierde naamval. für voor Hast du das für mich mitgenommen? ohne zonder Ich esse heute ohne euch. um om Mache dir keine Sorgen um uns. gegen tegen Ich spiele morgen gegen dich. 1 In het Nederlands gaat het bij de persoonlijke voornaamwoorden net zo: ik-mij, jij-jou, hij-hem enz. Mij, jou, hem enz. zijn naamvalsvormen, net zoals in het Duits.

eerste naamval, 1 vierde naamval, 4

Nederlands Ik houd van salade. Is deze salade voor mij?

Duits Ich mag Salat. Ist dieser Salat für mich?

2 Het Nederlandse wie heeft maar één vorm. Het Duits heeft twee vormen. eerste naamval, 1 vierde naamval, 4


247178.indb 37

Nederlands Wie staat daar? Voor wie heb je dat meegebracht?

Duits Wer steht dort? Für wen hast du das mitgebracht?


siebenunddreißig

37

12/03/13 1:29 PM

I

28 Einkreisen

GRAMMATIK

a Markeer für, ohne, um en gegen in de zinnen. 1 ons

Hast du etwas gegen wir / uns?

2 jou

Ich spiele morgen gegen du / dich.

3 jou

Ich bestelle die Tasche für du / dich.

4 ons

Mach dir keine Sorgen um wir / uns!

5 hem

Ich organisiere eine Party für er / ihn!

6 wie

Für wer / wen hast du das mitgebracht?

7 mij

Hast du das für ich / mich mitgenommen?

8 jullie

Ich gehe ohne ihr / euch zum Supermarkt!

b Omcirkel het juiste woord in de zin.

29 Ergänzen Vul in. 1 haar

Sind die Kleider für … ?

2 jullie

Ich esse heute ohne … .

3 mij

Hast du etwas gegen … ?

4 jou

Ich spiele morgen gegen … .

5 ons

Macht euch keine Sorgen um … !

6 wie

Für … hast du das mitgebracht?

7 mij

Hast du das für … mitgenommen?

30 Lied a Hier zie je een fragment uit het lied Weine nicht um ihn (= Huil niet om hem) van Nockalm Quintett. Vul de ontbrekende woorden in.

Weinee niicht um m ih hn 1 …(Jij) … musst ganz alleine in deinem Zimmer sein Du wartest auf das Glück, 2 kommt …(het) … je zurück? Gestern war es aus, 3 …(hij) … ging aus deinem Haus. Die Tränen die du weinst 4 …(zij) … machen ihm nichts aus. 5 Weine nicht um …(hem) …,

38

247178.indb 38

achtunddreißig



12/03/13 1:29 PM

I

6 wenn er …( jou) … verlassen kann.

GRAMMATIK

7 Weine nicht um …(hem) …, 8 wenn …(hij) … dir nur weh tun kann. Weine nicht um ihn, nicht nur ihn gibt´s auf der Welt. 9 Weine nicht um …(hem) …, 10 wenn …(hij) … nicht zu dir hält.

Nockalm Quintett (A. Herröder, G. Würcher, E. Wallensteiner, D. Zwischenberger, W. Wiederschwinger, S. Willmann, M. Holzer), 20 Jahre auf Wolke, 1999 Nach: http://www.youtube.com

b Luister naar het lied. Controleer je antwoorden. Verbeter waar nodig. c Beantwoord de vragen. 10 Waarover gaat dit liedje? 11 Hoe heet deze muzieksoort? ❑ popmuziek ❑ schlagermuziek

31 Ergänzen

T

Vul in. 1 om hen

Es geht immer … .

2 tegen ons

Hast du etwas … ?

3 tegen jullie

… verlieren wir immer.

4 zonder haar

… geht alles viel schneller.

5 zonder jullie Ich gehe … zum Supermarkt. 6 voor hem

Ich organisiere eine Grillparty … .

7 voor ons

… ist die Garantie nicht so wichtig.


247178.indb 39


neununddreißig

39

12/03/13 1:29 PM

I

32 Ergänzen und sprechen

GRAMMATIK

a Maak tweetallen. Verdeel de rollen. Speel de gesprekken. Rolle A

Rolle B

1 Ich hole noch schnell meine Jacke.

Ich warte! (Zonder jou) komme ich nie zu spät!

2 (Tegen jullie) haben wir keine Chance! Ihr habt das meiste Geld!

(Om ons) braucht ihr euch keine Sorgen zu machen.

3 Ich habe die Sachen (voor jou) mitgebracht!

(Voor wie)? Ich glaube, das sind Ollies Sachen.

b Wissel van rol.

33 Fragen und Antworten a Werk in tweetallen. A stelt vragen. B geeft antwoord. Voorbeeld A: ist – die Uhr – für – mich B: Nein – für – sie Ist die Uhr für mich? Nein, die Uhr ist für sie. Rolle A ist

sind

Rolle B die Uhr das Portmonee die Tasche die Hose die Jeans die Kappe das T-Shirt die Sachen

für

mich dich ihn sie uns euch sie Sie

Nein

für

mich dich ihn sie uns euch sie Sie

b Wissel van rol.

J

34 Redemittel in der Praxis

SPRECHEN

Je luistert naar de Redemittel in der Praxis. Kruis aan wat gezegd wordt. Je moet bij elk fragment meerdere kruisjes zetten. Fragment 1 Stella spreekt met Bas over de voorbereidingen voor de verjaardag van Max. ❑ eine Feier ❑ die Sachen ❑ die Einkäufe ❑ eine Grillparty Fragment 2 Stella en Max kijken op internet voor een tas voor Max. ❑ so teuer ❑ diese Tasche ❑ nicht teuer ❑ welche Tasche Fragment 3 Stella en Max bespreken dat ze naar de stad gaan om een horloge te kopen en een cola te drinken. ❑ wie viel ❑ deine Bankkarte ❑ wie hoch ❑ eine schöne Tasche

40

247178.indb 40

vierzig



12/03/13 1:29 PM

J

35 Wie wird es gesagt?

SPRECHEN

Luister nog eens naar de gesprekken. Vul de zinnen aan. Fragment 1 1 Ich organisiere eine Grillparty

.

2 Ich gehe ohne euch

.

3 Hast du etwas

?

Fragment 2 4 Ich bestelle sie 5 Ich brauche eine 6 Bei Kodi sind sie

. . .

Fragment 3 7 Ich habe mein Portmonee 8 Ich habe nur noch sechs

. .

9 Dafür findest du schon eine

.

36 Schreibe die Wörter Schrijf het juiste woord onder de tekeningen. Gebruik de Lernliste.


247178.indb 41


einundvierzig

41

12/03/13 1:29 PM

J

37 Ergänzen

SPRECHEN

Vul in. Gebruik de Lernliste. 1 pinnen

Kann ich hier … ?

2 bevallen

Wie … Marit und Connie die Preise hier?

3 duur

Dieses Handy ist mir zu … .

4 bestellen

Wir … unsere Schuhe bei Otto.

5 mooi

Deine neue Tasche ist echt … !

6 niet duur

Im Second-Hand-Laden sind Portmonees … .

38 Ergänzen und sprechen

T

a Vul in. Gebruik de volgende woorden en de Lernliste. de prijs – garantie – goedkoop – inkopen – is er geen – kopen – niets kost – terugbrengen – verkopen Rolle A

Rolle B

Was ist

?

50 Euro und dann haben Sie drei Jahre ! Nein, 50 Euro sind schon

günstigere Kaffeemaschinen?

!

Wenn sie meiner Mutter nicht gefällt, kann ich

Natürlich, für das Geld können Sie dann etwas

ihn dann

anderes

?

Ich nehme die Kaffeemaschine.

.

Prima. Kann ich Ihnen auch noch einen Toaster dazu

Nur wenn er nicht mehr als 10 Euro ! (let op:

?

Tut mir leid. Wir können den Toaster auch nicht gratis

.

er-vorm) b Werk in tweetallen. Speel het gesprek.

39 Aussprache a Luister naar de volgende woorden. Spreek ze na. die Post – der Pullover – das Portmonee – die Party – der Pass der Tee – die Tasche – teuer – der Tisch – Guten Tag! das Kind – die Kappe – kein – kaufen – kosten b Bekijk Aussprache op blz. 43. Kruis aan. 2 Tee spreek je uit als 1 Post spreek je uit als H ❑ [tee] ❑ [p ost] ❑ [post] ❑ [tHee]

42

247178.indb 42

zweiundvierzig


3 Kind spreek je uit als ❑ [kHind] ❑ [kind]


12/03/13 1:29 PM

J

Aussprache

SPRECHEN

De p-, t- en k-klank Hoe spreek je dit uit? De p, t en k alsof er een h achter staat.

Beispiele Post, Tee, Kind

Schrijfwijze Post Tee Kind

Uitspraak Phost Thee Khind

40 Sätze nachsprechen Luister naar de volgende zinnen en spreek ze na. 1 Welche Tasche gefällt dir? 2 Bei Kodi sind sie nicht teuer. 3 Du kannst sie gleich anprobieren. 4 Deine Bankkarte hast du aber mit? 5 Kaufhof hat jede Mode im Angebot. 6 Du kannst hier nur bar bezahlen. 7 Haben Sie diese Kappe auch in Pink? 8 Am Kiosk kann man nicht mit Bankkarte zahlen.

41 Gespräch sprechen a Werk in tweetallen. Verdeel de rollen en speel het gesprek. Rolle A

Rolle B

Ich habe kein Geld dabei.

Kein Problem. Ich habe fünfzig Euro bekommen.

Ich habe mein Portmonee vergessen.

Kara wird 14. Ich organisiere eine Party für sie!

Toll! Ich habe eine große Tasche dabei. Gehen wir zum Supermarkt?

Gute Idee. Kaufen wir gleich alles auf einmal. Und dann können wir noch ins Kino!

b Klaar? Wissel dan van rol.

42 Redemittel Oefen de Redemittel in de volgende stappen: ❑ Stap 1 ❑ Stap 2 ❑ Stap 3 ❑ Stap 4 ❑ Stap 5

Luister online naar de Redemittel en lees mee in je boek. Werk in tweetallen. Vertaal de zinnen. Zoek op wat jullie niet begrijpen. Welke Duitse zinnen vind je lastig? Schrijf die in het Lernübersicht op bladzijde 69. Schrijf de Nederlandse vertaling erbij. Werk in tweetallen. De een stelt de vragen, de ander antwoordt. Daarna wisselen jullie van rol. Leer de Redemittel Nederlands-Duits.


247178.indb 43


dreiundvierzig

43

12/03/13 1:29 PM

J

Redemittel

SPRECHEN

Ich organisiere eine Grillparty für ihn!

Hast du alle Sachen schon besorgt?

Ich gehe ohne euch zum Supermarkt!

Hast du etwas gegen uns?

Welche Tasche gefällt dir?

Ich finde die grüne hübsch.

Die ist modern, aber so teuer.

Ich bestelle sie für dich!

Ich brauche eine Uhr.

Bei Kodi sind sie nicht teuer.

Ich habe nur noch sechs Euro zehn.

Dafür findest du eine schöne Uhr!

Wie viel Euro hast du dabei?


Deine Bankkarte hast du aber mit?

Am Kiosk kann man nicht mit Bankkarte zahlen.

43 Übersetzen und sprechen a Vertaal de zinnen naar het Duits. Rolle A

Rolle B

Heb jij alle spullen al gehaald?

Ik heb alles al voor jullie.

Gaan we nog naar de supermarkt?

Nee, we gaan naar Kodi. Ik heb nog een tas nodig.

Hoeveel euro heb je bij je?

Ik heb nog zes euro tien.

b Werk in tweetallen. Speel het gesprek.

44 Einkaufsgespräch Situatie: Je vriendin Sammy is morgen jarig. Samen met je vriendin ga je naar de stad om een cadeau te kopen en om boodschappen voor het barbecuefeest te doen. Bespreek jullie plannen. a Werk in tweetallen. Maak een gesprek met de volgende woorden.

44

247178.indb 44

Rolle A

Rolle B

barbecuefeest

spullen halen

supermarkt

brood en vlees

horloge

zwart is mooi

niet duur

pinnen

vierundvierzig



12/03/13 1:30 PM

J SPRECHEN

b Verdeel de rollen. Speel het gesprek totdat jullie niet meer hoeven te spieken.

Datei

Bearbeiten

Darstellung

Verlauf

Lesezeichen

Fenster

K

Hilfe

SCHREIBEN http://www.office-concierge.de/formular

Ihre Online Bestellung für die Textilreinigung Reinigungs-/Wäsche-Service Annahme- und Abholschein Persönliche Daten Name Adresse Telefon E-Mail

Evelyn Deichmann Potsdamer Platz 11, 10758 Berlin-Mitte 030 2589 4000 [email protected]

Wäsche-Service Artikel Hemd Bluse Sakko Hose Rock Kleid Pullover/ Weste Mantel Jacke Krawatte Sonstiges: Skianzug

Preis € Anzahl 1.95 1 2.80 6.00 4.20 1 3.95 6.50 3.80 10.00 8.00 3.20 ?

Bemerkungen Tomatensoße am Arm

Gesamt € 1.95

Knopf ist weg

4.20

aus Wolle

6.50

2

16.00

1

? Gesamtsumme:

28.65

Abschicken Datum 20.1 ✓ Hiermit bestätige ich den Auftrag. ❑ ❑ Ich bezahle vorher, per Bankeinzug. ✓ Ich bezahle nachher, per Rechnung. ❑


247178.indb 45


fünfundvierzig

45

12/03/13 1:30 PM

K

45 Lesen zum Schreiben

SCHREIBEN

Bekijk en lees K. Beantwoord de vragen. 1 Wat voor een soort formulier is dit? ❑ formulier voor een stomerij ❑ formulier om kleding om te ruilen ❑ formulier om kleding op maat laten maken. 2 Onder welk kopje vul je jouw persoonlijke gegevens in? 3 Onder welk kopje geef je jouw kleding op? 4 Wat betekent ‘Bemerkungen’? ❑ opmerkingen ❑ wensen

46 Diktat Luister naar het dictee en schrijf mee. Luister eventueel twee keer. 1 Hast du alle

gewaschen?

2 Hast du noch

für eine

3 Ich

?

noch eine

ein

und

.

4 Der

ist

5 Welche

teuer. hast du?

6

Sie nicht ohne

raus!

7 Wir

eine gelbe

kaufen.

8 Wie

euch meine neuen

?

47 Schreibmittel a Vertaal naar het Duits. Gebruik K op blz. 45. 1

jas

6 hemd

2 rok

7 broek

3 trui

8 blouse

4 jurk

9 stropdas

5 vest

10 colbertjasje

b Luister naar de antwoorden. Heb je alles goed?

48 Schreiben Vul het volgende formulier in het Duits in. Gebruik K op blz. 45 en opdracht 47. Verwerk de volgende punten: – Noem minimaal vijf verschillende kledingstukken – Bedenk en schrijf twee opmerkingen (Bemerkungen). – Vul verzonnen bedragen in. – Kruis aan hoe je wilt betalen. 46

247178.indb 46

sechsundvierzig



12/03/13 1:30 PM

Datei

Bearbeiten

Darstellung

Verlauf

Lesezeichen

Fenster

K

Hilfe

SCHREIBEN http://www.office-concierge.de/formular

Ihre Online Bestellung für die Textilreinigung Reinigungs-/Wäsche-Service Annahme- und Abholschein Persönliche Daten Name Adresse Telefon E-Mail Wäsche-Service Artikel Preis €

Anzahl

Bemerkungen

Gesamt €

Gesamtsumme: Die in der Reinigung ermittelten Stückzahlen sind verbindlich. Es gelten unsere Lieferbedingungen. Abschicken Datum 20.10 ❑ Hiermit bestätige ich den Auftrag ❑ Ich bezahle vorher, per Bankeinzug. ❑ Ich bezahle nachher, per Rechnung.

Zum Schluss Je bent nu klaar met Deel II. Leer de Lernliste, Grammatik en de Redemittel van Deel II in het Lernübersicht op blz. 64. Maak de oefentoets.

1 Lernliste Vertaal naar het Duits. Vul in. 1 horloge

Ich habe eine neue

.

2 duur

Die Hose ist mir zu

.

3 naar de supermarkt

Kommst du mit


247178.indb 47

?


siebenundvierzig

47

12/03/13 1:30 PM

4 pinnen

Oma

nicht gern

.

5 bevallen

Berlin hat mir gut

.

6 mooi

Dein neuer Rock ist echt

.

Vertaal het onderstreepte woord naar het Nederlands. Vul in. 7 Jugendliche

Hier können Jugendliche Sachen tauschen.

8 los geht’s

Anmelden und los geht’s.

9 im Durchschnitt

Im Durchschnitt bekommen Kinder fünf Euro pro Woche.

2 Grammatik Vul de juiste vorm in. 1 tegen ons

Hast du etwas

2 voor wie

? hast du das gekauft?

3 tegen jou

Wir spielen morgen

4 voor jou

Ich habe eine Uhr

5 zonder mij

Meine Mutter geht

6 voor hem

Suse organisiert eine Grillparty

bestellt. shoppen. .

3 Redemittel Schrijf de zinnen in het Duits op. Rolle A

Rolle B

1 Hoeveel euro heb je mee?

2 Ik heb mijn portemonnee vergeten.

3 Maar jouw pinpas heb je wel mee?

4 Ik heb nog zes euro tien in mijn broekzak (in meiner Hosentasche).

5 Heb je alle spullen al gehaald?

6 Nee, ik bestel ze voor jou.

Beantwoord de zinnen in het Duits. 7 Welche Tasche gefällt dir? (groen- mooi)

8 Die ist modern, aber so teuer. (bestellen – voor jou)

48

247178.indb 48

achtundvierzig



12/03/13 1:30 PM

9 Ich brauche auch noch eine Uhr. (Kodi – niet duur)




Je kunt nu A1 korte, duidelijke instructies begrijpen. A2 belangrijke informatie uit korte luisterteksten begrijpen. A2 een korte uitleg begrijpen. A1 zeggen waar een tekst met plaatjes over gaat. A2 een eenvoudige tekst begrijpen. A2 de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord toepassen na een voorzetsel +4. A1 zeggen wat je wel en niet leuk vindt en dat aan anderen vragen. A2 je mening geven over alledaagse onderwerpen. A1 een eenvoudig formulier invullen. A2 standaardformulieren invullen. A2 korte notities maken voor anderen. A1 eenvoudige aantekeningen maken. A2 in korte zinnen informatie geven over anderen. A2 een kort, ingestudeerd praatje houden voor een groep. A2 complexere getallen uitspreken.

Je kent nu vier voorzetsels met de vierde naamval. de vormen van het persoonlijk voornaamwoord + 4.

Je weet nu hoe je de Duitse p-, t- en k-klank uitspreekt.

EINDE DEEL II


247178.indb 49


neunundvierzig

49

12/03/13 1:30 PM

Praxis

Make-over Je gaat iemand opgeven voor een make-over. A1 Ik kan eenvoudige aantekeningen maken. A1 Ik kan in korte zinnen informatie geven over anderen. A1 Ik kan een kort, ingeoefend praatje houden voor een groep. A1 Je kunt complexere getallen uitspreken.

e t t e l p m Das ko r e v o e k a M Voor een Duits tv-programma gaan jullie iemand (misschien wel jullie leraar) opgeven voor een complete make-over. Hiervoor maken jullie een powerpointpresentatie, die jullie zelf toelichten aan de rest van de klas. De beste presentatie wint de echte make-over. Nu maar hopen dat je leraar er blij mee is… Lees eerst de hele opdracht. Begin daarna bij stap 1.

50

247178.indb 50

fünfzig

Kapitel 4 Kaufrausch > Praxis


12/03/13 1:30 PM

Vorbereitung Stap 1

Maak een groepje van drie of vier. Beantwoord de volgende vragen in het Duits. 1 Wer wird das Makeover bekommen? 2 Welchen Stil werdet ihr ihm/ihr geben? ❑ Chique ❑ Retro ❑ sportlich ❑ 3 Welche Kleidungsstücke sucht ihr?

4 Welche Farben sucht ihr? 5 Welche Accessoires sucht ihr?

6 Wie sollen die Haare werden?

Stap 2

Zoek plaatjes op internet. Schrijf daarbij meteen de Duitse tekst voor jullie presentatie. Verdeel de rollen. Tip: Gebruik Duitse sites, dan staan er bij de foto’s ook Duitse woorden die jullie voor de tekst kunnen gebruiken. (bijvoorbeeld: je zoekt een horloge. Typ het trefwoord Uhr in bij Suchwort op www.otto.de)

Name

Stap 3

Kleidungsstücke & Accessoires

Bild

Preis

Text

Verzamel alle gegevens. Maak met de plaatjes een powerpointpresentatie. Schrijf de definitieve tekst van jullie presentatie. Zet de tekst per leerling op een spiekblaadje. Gebruik de volgende hulptekst:

Wir wollen, dass … ein Makeover bekommt. Er/Sie hat es verdient. Sein/Ihr neuer Stil wird … sein. Wir haben folgende Kleidungsstücke ausgesucht: … . Die Farben sind … . Dazu haben wir noch Accessoires gefunden: …. . Und er/sie soll die Haare anders tragen. Sie sollen … werden. Das komplette Makeover kostet … Euro.


247178.indb 51


einundfünfzig

51

12/03/13 1:30 PM

Stap 4

Doe een proefpresentatie. Neem deze op. Kijk samen terug en bedenk wat er nog verbeterd kan worden.

Präsentation Stap 5

Presenteer jullie make-over-voorstel in het Duits aan de klas.

Rückblick Stap 6

De leerlingen uit de klas zijn de jury. Wie wint de make-over? En waarom?

Stap 7

Vul het onderstaande schema in.

Vorbereitung We hebben de volgende hulpmiddelen gebruikt. ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

Lernliste Redemittel woordenboek grammaticaoverzicht Internet

❑ Wij beoordelen onze samenwerking met een

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Präsentation Wij beoordelen onze presentatie met een

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Rückblick Tip: dit zouden we volgende keer anders doen. Top: dit ging erg goed. Eindoordeel: wij geven ons een

52

247178.indb 52

zweiundfünfzig

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10



12/03/13 1:30 PM

Extra Vanaf dit hoofdstuk staat er bij Extra meer in het Duits geschreven. Moeilijke woorden staan tussen haakjes vertaald.

L SEHEN

49 Sehen a Du siehst ein Video. Sieh (bekijk) dir das Filmstill an. Sieh dir auch die Einleitung (inleiding) des Videos an. Löse die Aufgaben (opdrachten).

1

Waarover gaat de reportage?

2

Diese Wörter kommen im Video vor. Verbinde sie mit der richtigen ( juiste) Übersetzung (vertaling). Deutsch Atelier Modetreffen Modedesigner nähen bedrucken Applikationen Schulkameraden Gruppenzugehörigkeit Kollektion tragbar einzigartig Laufsteg


247178.indb 53

❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍

❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍

Niederländisch catwalk draagbaar het horen bij een groep klasgenoten collectie uniek applicaties bedrukken modebijeenkomst modeontwerper naaien atelier

Kapitel 4 Kaufrausch > Extra

dreiundfünfzig

53

12/03/13 1:30 PM

L

3

Besprecht die Antworten vor dem Sehen (kijken).

SEHEN

b Sieh dir jetzt das komplette Video an. Mache die Aufgabe. 4

Geef met de cijfers 1 tot en met 5 de juiste volgorde van de onderwerpen aan. De video gaat over de volgende onderwerpen: of Valeria een goed showmodel is. of mode niet een rare hobby voor een jongen is. wanneer en hoe Lennart modedesigner is geworden. hoe het ontwerp er uit ziet waar Lennart net mee bezig is. wat voor nieuwe collectie Lennart nu aan het ontwerpen is.

c Sieh dir das Video zum zweiten Mal (voor de tweede keer) an. Lies folgende Behauptungen (beweringen) und kreuze an: richtig oder falsch (goed of fout)? 5 Als(toen) er 14 war, schickte (stuurde) ihn seine Mutter auf einen Nähkurs (naaicursus). 6 Seine ersten Shirts ließ er von(door) Anderen bedrucken und dann mit Applikationen (opdrukken) versehen. 7 Es hat nicht lange gedauert, bis seine Mitschüler (medeleerlingen) sein Hobby akzeptierten. 8 Viele Schüler wagen es nicht, aufzufallen (op te vallen). 9 Seine neue Kollektion ist tragbar und nicht so einzigartig (uniek). 10 Valeria führt zum ersten Mal seine Entwürfe (ontwerpen) vor. 11 Valeria hat den richtigen ( juiste) Blick für ein Model.

richtig

falsch

❑

❑

❑

❑

❑ ❑ ❑ ❑ ❑

❑ ❑ ❑ ❑ ❑

d Im Video wird gesagt: Es hat ein bisschen gedauert, bis auch seine Schulkameraden ihn so akzeptiert haben, denn Lennarts Hobby ist ziemlich ungewöhnlich für einen Jungen.

‘Ein dickes Fell braucht man auf jeden Fall: Gerade in der Schule, weil eben viele Leute, sag’ ich mal, mainstream sind. Gruppenzugehörigkeit ist natürlich ganz wichtig. Und da trauen sich viele gar nicht, was Eigenes zu machen.’

Wat betekenen de volgende uitdrukkingen? 12 ein dickes Fell braucht man auf jeden Fall

13 da trauen sich viele gar nicht

e Beantworte folgende Frage. 14 De video komt uit de uitzending logo! Voor welk publiek is die gemaakt?

15 Hoe heet de Nederlandse variant daarvan?

54

247178.indb 54

vierundfünfzig

Kapitel4 Kaufrausch > Extra


12/03/13 1:30 PM

Datei

Bearbeiten

Darstellung

Verlauf

Lesezeichen

Fenster

M

Hilfe

LESEN http://www.prepaid-kreditkarte-jugendliche.de

Deine erste Kreditkarte* für den Schritt ins unabhängige Leben. *LBB Visa Prepaid Kreditkarte für Jugendliche mit eigenem

A

4213 0000 0000 0000 4213

gültig von

gültig bis

0 0/0 0 0 0/0 0 Max Mustermann

Wunsch mit Guthabenverzinsung design ohne versteckte Kosten keine Schufaprüfung weltweit 24 Millionen Akzeptanzstellen nur 12,- Euro im Jahr

JETZT KARTE BESTELLEN

B Du bist viel im Internet unterwegs und kaufst dort auch ein? Verwaltest du dein Taschengeld selbst?

sicher online einkaufen

online Spiele kaufen

Bezahlmittel im Ausland

Musik legal herunterladen

Dann ist die LBB Visa Prepaid Kreditkarte genau das Richtige für dich. Denn mit ihr können Kinder, Schüler und Jugendliche ganz einfach bargeldlos bezahlen. In Deutschland, weltweit und natürlich im Internet. Deshalb bringt die LBB Visa Prepaid Kreditkarte für dich jede Menge Vorteile. Mit der LBB Visa Card prepaid kannst du ganz einfach online Musik und Klingeltöne herunterladen oder im Internet DVDs, Bücher, Klamotten oder Konzerttickets kaufen. Außerdem kannst du mit der LBB Visa Prepaid Kreditkarte in Tausenden von Geschäften weltweit bezahlen. Die LBB Visa Card prepaid ist ideal für Kinder, Schüler und Jugendliche.

C So funktioniert deine Kreditkarte

Kreditkarte aufladen

Bargeldlos zahlen

keine Schulden machen

Überziehen nicht möglich

Einnahmen und Ausgaben online anschauen

Die LBB Visa Prepaid Kreditkarte funktioniert wie ein Prepaid-Handy. Lade einfach das Guthaben mit einer Summe deiner Wahl auf. Nun kannst du ganz einfach bargeldlos bezahlen. Der Vorteil: Wenn das Guthaben leer ist, kannst du auch nichts mehr ausgeben. Und da das Überziehen nicht möglich ist, kannst du mit der LBB Visa Prepaid Kreditkarte auch keine Schulden machen. Überweise auf die LBB Visa Prepaid Kreditkarte einfach nur den Teil deines Taschengeldes, den du auch wirklich verwenden möchtest. Online kannst du dir deine Einnahmen und Ausgaben anschauen. So ist es ganz leicht für dich, deine Ausgaben ganz genau zu kontrollieren und zu planen, wofür du dein Taschengeld einsetzen möchtest.


247178.indb 55


fünfundfünfzig

55

12/03/13 1:30 PM

M

50 Lesen

LESEN

a Sieh dir Text M auf Seite 55 an. Beantworte folgende Fragen. 1

Waarom is dit een reclametekst? Zoek woorden in de tekst die dit duidelijk maken.

2

Waarvoor wordt reclame gemaakt?

b Lies den ganzen (hele) Text. Mache die Aufgaben. 3

Der Text besteht aus den drei Teilen (delen) A, B und C. Verbinde die Teile mit der richtigen Inhaltsbeschreibung (beschrijving van de inhoud). Textteil A

❍

❍

wat je met de kaart kunt doen

Textteil B

❍

❍

waar en wat je met de kaart kunt betalen

Textteil C

❍

❍

welke voordelen de kaart heeft

4

Noem drie belangrijke eigenschappen van de kaart.

5

Noem twee soorten inkopen die je ermee kunt betalen.

6 Noem twee dingen die je thuis achter de computer doet met de kaart.

c Kreuze an: richtig oder falsch. 7 8 9 10 11 12 13

Wereldwijd hebben 24 miljoen jongeren deze kaart. Deze kaart is voor jongeren die hun eigen zakgeld beheren. Deze kaart werkt alleen in Duitse winkels. Met deze kaart kun je online betalen. Je kunt deze kaart, net als een prepaid telefoon, opwaarderen. Als je tegoed op is, kun je niets meer uitgeven. Je ouders kunnen je inkomsten en je uitgaven inzien.

richtig ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

falsch ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

d Beantworte folgende Fragen. 14 Vind jij dat deze website goed reclame maakt? Noem twee dingen die je goed vindt aan de site en twee die je zou veranderen.

15 Zou jij deze kaart willen aanschaffen? Ja/ Nee, want

56

247178.indb 56

sechsundfünfzig



12/03/13 1:33 PM

Wiederholung Hier vind je extra opdrachten om te herhalen en te oefenen met de taal.

51 Übersetzen und ergänzen Kapitel 3 C Grammatik und Lernliste Kapitel 4 a Vertaal de werkwoorden. Gebruik de Lernliste van Kapitel 4. 1 betalen

Wer hat das Kleid …?

2 halen

Ich habe mir eine neue Kappe … .

3 passen

Wo hast du die Jeans … ?

4 kopen

Wir haben neue Sachen … .

5 pinnen

Habt ihr im Kodi mit Bankkarte … ?

6 bestellen

Jan hat dieses T-Shirt bei Defshop … .

b Vul achter de zinnen het voltooid deelwoord in.

52 Übersetzen und ergänzen Kapitel 3 C Grammatik und Lernliste Kapitel 4 a Vertaal de werkwoorden. Gebruik de Lernliste van Kapitel 4. 1 gaan

Wohin seid ihr danach … ?

2 bevallen

Wie hat Mama deine Uhr … ?

3 vinden

Wo hast du meine Jacke … ?

4 vinden

Wir haben hübsche Schuhe … .

5 anziehen

Hast du deine Jacke schon … ?

6 terugbrengen

Ich habe gerade eine Hose …. .

b Vul achter de zinnen het voltooid deelwoord in.

53 Einkreisen Kapitel 3 I Grammatik Omcirkel het juiste antwoord. 1 die Uhr

Ist Ihr /Ihre Uhr von Esprit?

2 die Mode

Ich mag dein /deine Mode nicht!

3 der Supermarkt

Mein /meine Supermarkt ist Kaisers.

4 der Euro

Unser /Unsere Euro verliert wieder an Wert.


247178.indb 57

Kapitel 4 Kaufrausch > Wiederholung

siebenundfünfzig

57

12/03/13 1:33 PM

5 die Kappe

Dein / Deine Kappe möchte ich gerne mal ausleihen.

6 die Bestellung

Mein / Meine Bestellung ist noch nicht angekommen.

7 der Geldautomat

Kein /Keine Geldautomat gibt dir 5000 Euro auf einmal!

8 das Kleidergeschäft

Unser /Unsere Kleidergeschäft ist sonntags geschlossen.

54 Übersetzen und ergänzen

T

Kapitel 3 I Grammatik a Vertaal de woorden voor de zinnen. Gebruik daarbij het Grammatikübersicht op blz. 218. 1 hun

Sind das

Sachen?

2 zijn

Bankkarte ist gesperrt.

3 jullie

Jeans finde ich total schön!

4 uw

Garantie ist fast abgelaufen.

5 onze

Tasche ist gestohlen worden.

6 mijn

Uhr ist gestern kaputt gegangen.

7 geen

Ich habe leider

Portmonee dabei.

8 haar

Größe gab es nicht mehr.

b Vul de juiste vorm achter de zin aan. Denk aan de juiste uitgangen.

55 Übersetzen und sprechen Kapitel 3 Lernliste Niederländisch-Deutsch a Vertaal de woorden tussen de haakjes in het Duits. Gebruik daarbij de Lernliste. Rolle A

Rolle B

Was (kook jij)

zum

(avondeten)

?

(ik wil graag) (vis) und (aardappels) (maken)

(Goed, ik eet graag vis).

(Ik maak) (salade)

(Wat krijgen we te drinken)?

. noch einen dazu!

(Ik neem water met ijs).


58

247178.indb 58

achtundfünfzig



12/03/13 1:33 PM

56 Übersetzen und sprechen Kapitel 3 Lernliste Niederländisch-Deutsch

T

a Vertaal de woorden in het Duits en zet ze op de juiste plek in de dialoog. zoet – boter – mes – ontbijt – brood (2x)- suiker – slecht – melk (2x) – kaas Rolle A

Rolle B

Was gibt es zum

?

Ganz normal,

und zu

trinken eine warme Ich möchte gerne

und

.

Trinkst du deine

auf meinem Brot.

lieber mit ?

Ich kann dir etwas Nein, danke. Hast du vielleicht ein

Oh, das habe ich vergessen. Das ist

für mich? So kann ich meine

geben.

.

nicht schmieren.


57 Übersetzen und ergänzen Kapitel 4 C Grammatik a Vertaal de werkwoorden naar het Duits. 1 praten

… du gern über Geld?

2 chatten

Über welche Sachen … ihr?

3 antwoorden

Ich … immer schnell im Chat.

4 vinden

Wie … du den neuen Supermarkt?

5 paardrijden

Meine Schwester … ein braunes Pony.

6 werken

Mein Freund … in einem Kleidergeschäft.

b Vul achter de zin de juiste vorm in.


247178.indb 59


neunundfünfzig

59

12/03/13 1:33 PM

58 Auswählen und ergänzen Kapitel 4 C Grammatik a Vertaal het hele werkwoord naar het Duits. Kies uit: arbeiten – reiten – retten – behaupten – antworten – kosten 1 paardrijden

Wer … heute auf Maxi?

2 kosten

Wie viel … die Socken?

3 antwoorden

Unser Lehrer … nie auf Fragen.

4 beweren

Man …, dass grün nicht modern ist!

5 werken

Nach der Schule … ich im Supermarkt.

6 redden

Wir … die alten Sachen vor der Kleidersammlung.

b Vul achter de zin de juiste vorm in.

59 Ergänzen und spielen Kapitel 4 C Grammatik a Vul het schema aan. 1 reden

2 chatten

3 antworten

1 ich 2 du

redest

3 er

chattet

4 wir

chatten

5 ihr

antworten antwortet

6 sie

reden

4 finden 1 ich

5 reiten

6 arbeiten

reite findest

2 du 3 er

arbeitet

4 wir

finden

reiten

arbeiten

5 ihr 6 sie

60

247178.indb 60

sechzig



12/03/13 1:33 PM

b Controleer je antwoorden met C Grammatik op bladzijde 66. c Werk in tweetallen. Pak twee dobbelstenen: een rode en een blauwe. Om beurten dobbel je. Met de rode dobbel je het werkwoord, met de blauwe het persoonlijk voornaamwoord. Dobbel om en om.

d Kunnen jullie het al zonder te spieken?

60 Einkreisen Kapitel 4 I Grammatik Omcirkel het juiste woord. 1 hem

Ich habe ein Geschenk für er / ihn!

2 hem

Für ihn / er würde ich alles machen.

3 jullie

Ohne euch / ihr gehe ich nicht zur Party.

4 mij

Hast du ein gutes Angebot für ich / mich?

5 jou

Ich mache mir etwas Sorgen um du / dich.

6 wie

Gegen wer / wen habt ihr gestern gespielt?

7 mij

Warum machst du das immer für ich / mich?

61 Ergänzen Kapitel 4 I Grammatik Vul in. 1 tegen mij

Hast du etwas … ?

2 om wie

... trauert sie?

3 voor haar

Ist das ganze Geld … ?

4 zonder hem

... werde ich nicht fahren!

5 voor haar

Du hast diesen Ring ... gekauft?

6 tegen jullie

... möchte ich gerne mal gewinnen.

7 voor jou

Ich backe nächste Woche einen Kuchen ... .


247178.indb 61


einundsechzig

61

12/03/13 1:33 PM

62 Sätze schreiben Kapitel 4 Lernliste Niederländisch-Deutsch Maak zinnen bij de foto’s volgens het voorbeeld.

Die Socken sind weiß mit grau.

62

247178.indb 62

zweiundsechzig



12/03/13 1:33 PM

63 Sätze ergänzen T

Kapitel 4 Lernliste Niederländisch-Deutsch Maak de zinnen af. Kies uit de onderstaande woorden. Vertaal ze in het Duits. de jurk – contant – vuil – er is geen – de garantie – spullen – op de eerste verdieping – goedkoop 1 Die Sportabteilung ist ... . 2 ... kaufe ich mir für den Sommer. 3 ... Taschen in diesem Modegeschäft. 4 Ich möchte diese Jacke gerne ... bezahlen. 5 Die Hose kostet nur zehn Euro. Das ist aber ... . 6 Hast du deine ... für den Skiurlaub schon gepackt? 7 ... von meiner Winterjacke ist fast schon abgelaufen. 8 In der Disko habe ich meine neue Schuhe ... gemacht.

64 Sätze übersetzen T

Kapitel 4 Lernliste Niederländisch-Deutsch Vertaal de zinnen in het Duits. 1 Jouw jas is vuil.

2 De trui is mooi en goedkoop.

3 De schoenen bevallen mij goed.

4 Ik bestel de jurk in donkergroen.

5 Ik zou graag mijn jasje willen terugbrengen.

6 Wij zouden graag de spullen contant willen betalen.


247178.indb 63


dreiundsechzig

63

12/03/13 1:34 PM

Lernübersicht Lernliste Niederländisch-Deutsch T

T

Leer de woorden Nederlands-Duits. Vraag aan je leraar of je D en J ook moet leren. + : Leer ook het voltooid deelwoord.

D

D

❑ de euro ❑ de pinautomaat

der Euro der Geldautomat

❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

die Jeans die Hose die Größe die Mode die Kappe die Sachen

de spijkerbroek de broek de maat de mode de pet de spullen

❑ het geld ❑ de kledingwinkel ❑ het T-shirt

das Geld das Kleidergeschäft das T-Shirt

❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

aantrekken + betalen gaan + halen nodig hebben passen vinden+ winkelen zou graag willen

anziehen – angezogen bezahlen gehen – gegangen holen brauchen anprobieren finden – gefunden shoppen möchten

❑ ❑ ❑ ❑

contant in de aanbieding mooi op de eerste verdieping

bar im Angebot hübsch im ersten Stock

D Farben ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

blauw bruin geel grijs groen rood wit zwart licht donker

64

247178.indb 64

❑ ❑ ❑ ❑

vierundsechzig

de kleren de rok de schoenen de trui

die Kleidung der Rock die Schuhe der Pullover

❑ het jack, het jasje

die Jacke

❑ de jurk

das Kleid

❑ de sokken

die Socken

J ❑ het horloge, de klok ❑ de pinpas ❑ de tas

die Uhr die Bankkarte die Tasche

❑ de portemonnee

das Portmonee

❑ bestellen ❑ bevallen + ❑ pinnen

bestellen gefallen -gefallen mit Bankkarte zahlen

❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

teuer modern hübsch schön zum Supermarkt nicht teuer

J blau braun gelb grau grün rot weiß schwarz hell dunkel

T

duur modern mooi mooi naar de supermarkt niet duur T

❑ de prijs

der Preis

❑ de garantie

die Garantie

❑ ❑ ❑ ❑ ❑

es gibt kein(e) einkaufen kaufen nichts kosten zurückgeben – zurückgeben

er is geen inkopen kopen niets kosten terugbrengen +

Kapitel 4 Kaufrausch > Lernübersicht


12/03/13 1:34 PM

❑ verkopen ❑ wisselen ❑ goedkoop

verkaufen wechseln günstig

❑ leuk, aardig ❑ schoon ❑ vuil

nett sauber schmutzig

Eigen notities

Lernliste Deutsch-Niederländisch Leer de woorden Duits-Nederlands. A Sehen eine Menge vielleicht kommt drauf an

100.000 Euro ist eine Menge Geld. Eine Tüte Gummibärchen kostet vielleicht 1 Euro 50. Wie teuer Telefonieren ist? Kommt drauf an, welchen Vertrag man hat.

een heleboel misschien ligt eraan

B Lesen passieren ich kann es nicht fassen der Satz

Das muss mir nicht mehr passieren. Sie ist weg! Ich kann es nicht fassen. Dieser Satz hat mich schockiert.

gebeuren ik kan het niet geloven de zin

F Hören Jugendliche alles Mögliche ab los geht’s

Hier können Jugendliche Sachen tauschen. Hier wird alles Mögliche verkauft. Man lernt Deutsch ab der 7. Klasse. Anmelden und los geht’s!

jongeren van alles vanaf het gaat van start

G Lesen das Taschengeld den Überblick behalten im Durchschnitt

Ich bekomme jede Woche Taschengeld. So behalten wir den Überblick! Im Durchschnitt bekommen Kinder fünf Euro pro Woche.

het zakgeld het overzicht houden gemiddeld

Eigen notities


247178.indb 65


fünfundsechzig

65

12/03/13 1:34 PM

C Grammatik Werkwoorden met stam op -d of -t reden; stam: red-

chatten; stam: chatt-

ik praat

ich rede

ik chat

ich chatte

jij praat

du redest

jij chat

du chattest


er/sie/es/man redet


er/sie/es/man chattet

wij praten

wir reden

wij chatten

wir chatten

jullie praten

ihr redet

jullie chatten

ihr chattet

zij praten

sie reden

zij chatten

sie chatten

u praat

Sie reden

u chat

Sie chatten

Als de stam van een werkwoord eindigt op -d of -t, krijgen du, er/sie/es/man en ihr een extra e tussen de stam en de uitgang. 1 Een aantal voorbeelden: Nederlands antwoorden Duits antworten stam antwortich-vorm ich antworte du-vorm du antwortest er/sie/es-vorm er/sie/es antwortet

vinden finden findich finde du findest er/sie/es findet

2 De extra e heb je ook in het voltooid deelwoord: Nederlands praten Duits reden stam redvoltooid deelwoord geredet voorbeeldzin Ich habe gestern mit ihr geredet. Nederlands Ik heb gisteren met haar gepraat.

paardrijden reiten reitich reite du reitest er/sie/es reitet

werken arbeiten arbeitich arbeite du arbeitest er/es/sie arbeitet

chatten chatten chattgechattet Ich habe eine Stunde gechattet. Ik heb een uur gechat.

Eigen notities

66

247178.indb 66

sechsundsechzig



12/03/13 1:34 PM

I Grammatik Für wen? Für mich und für dich! 1

4

ik

ich

für mich

Hast du zehn Euro für mich?

jij

du

für dich

Ich habe Cola für dich bestellt.

hij

er

für ihn

Hast du ein Wasser für ihn?

zij

sie

für sie

Hier ist ein Stuhl für sie.

wij

wir

für uns

Haben Sie die Rechnung für uns?

jullie

ihr

für euch

Ich habe für euch bezahlt!

zij

sie

für sie

Für sie sind hier noch Plätze.

u

Sie

für Sie

Für Sie koche ich gleich Nudeln.

wie

wer

für wen


De vormen mich, dich enzovoort zijn de vormen in de vierde naamval (4). Na für en een aantal andere voorzetsels staat het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval. eerste naamval, 1 Ich bestelle Pommes. für + 4 Sind diese Pommes für mich? De voorzetsels met de vierde naamval Ook na deze voorzetsels volgt een vierde naamval. für voor ohne zonder um om gegen tegen

Hast du das für mich mitgenommen? Ich esse heute ohne euch. Mache dir keine Sorgen um uns. Ich spiele morgen gegen dich.

1 In het Nederlands gaat het bij de persoonlijke voornaamwoorden net zo: ik-mij, jij-jou, hij-hem enz. Mij, jou, hem enz. zijn naamvalsvormen, net zoals in het Duits.


Nederlands Ik houd van salade. Is deze salade voor mij?

Duits Ich mag Salat. Ist dieser Salat für mich?

2 Het Nederlandse wie heeft maar één vorm. Het Duits heeft twee vormen.


Nederlands Wie staat daar? Voor wie heb je dat meegebracht?

Duits Wer steht dort? Für wen hast du das mitgebracht?

Eigen notities


247178.indb 67


siebenundsechzig

67

12/03/13 1:34 PM

D Sprechen Redemittel 1 Gehst du mit shoppen?

Gehen wir in ein Kleidergeschäft?

2 Kaufhof hat jede Mode im Angebot.

Ich brauche eine blaue Jeans.

3 Du kannst sie gleich anprobieren.

Prima. Ich habe fünfzig Euro bekommen.

4 Wie findest du die schwarze Hose?

Ich finde die rote auch hübsch.

5 Ich ziehe beide mal an.

Welche Größe hast du?

6 Ich brauche M oder L.

Ich suche noch ein T-Shirt dazu.

7 Ich möchte diese Sachen bezahlen.

Du kannst hier nur bar bezahlen.

8 Ich habe kein Geld dabei. Was jetzt?

Im ersten Stock ist ein Geldautomat.

9 Haben Sie diese Kappe auch in Rot?

Einen Augenblick bitte, ich hole sie für dich.

Gebruik deze tabel eventueel voor je aantekeningen bij je Redemittel. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Eigen notities

68

247178.indb 68

achtundsechzig



12/03/13 1:34 PM

J Sprechen Redemittel 1 Ich organisiere eine Grillparty für ihn!

Hast du alle Sachen schon besorgt?

2 Ich gehe ohne euch zum Supermarkt!

Hast du etwas gegen uns?

3 Welche Tasche gefällt dir?

Ich finde die grüne hübsch.

4 Die ist modern, aber so teuer.

Ich bestelle sie für dich!

5 Ich brauche eine Uhr.

Bei Kodi sind sie nicht teuer.

6 Ich habe nur noch sechs Euro zehn.

Dafür findest du eine schöne Uhr!

7 Wie viel Euro hast du dabei?


8 Deine Bankkarte hast du aber mit?

Am Kiosk kann man nicht mit Bankkarte zahlen.

Gebruik deze tabel eventueel voor je aantekeningen bij je Redemittel. 1 2 3 4 5 6 7 8 Eigen notities


247178.indb 69


neunundsechzig

69

12/03/13 1:34 PM

5

Dach überm Kopf

70

247178.indb 70

siebzig

Kapitel 5 Dach überm Kopf


12/03/13 1:34 PM

INHALT

DEEL I A Sehen Sophie zieht um B Lesen So sieht mein Zimmer aus C Grammatik De werkwoorden können, dürfen, mögen D Sprechen Aussprache: klinkers Redemittel: wonen E Wörterbuch D-N woordenboek F In der Klasse Zum Schluss Oefentoets Deel I

A2 A1/A2 A1

A1/A2

LANDESKUNDE München DEEL II Hören Mein Tag im SOS-Kinderdorf Lesen Meine Straße Grammatik Ich mag dich Sprechen Aussprache: Umlaute Redemittel: wonen K Schreiben Bitte um Hilfe! Zum Schluss Oefentoets Deel II

G H I J

PRAXIS Virtueller Rundgang EXTRA L Hören Leos Wohnung M Lesen Ein Sommer auf der Alm WIEDERHOLUNG Grammatik Kapitel 4C Grammatik Kapitel 4I Lernliste Kapitel 4 Grammatik Kapitel 5C Grammatik Kapitel 5I Lernliste Kapitel 5

A2 A1/A2 A1/A2

A1/A2 A2

A1

A2 A1/A2

A1/A2

A1/A2

LERNÜBERSICHT ERK • produktiv A1/A2 • rezeptiv A1/A2


247178.indb 71

Kapitel 5 Dach überm Kopf

einundsiebzig

71

12/03/13 1:35 PM

DEEL I

A SEHEN

• Je leest en luistert naar teksten over kamers en verhuizen. A1/A2 • Je leert de vormen van können, dürfen en mögen. A1 • Je leert mee te doen aan eenvoudige gesprekken over bekende onderwerpen. A1 • Je leert de Duitse klinkers uit te spreken.

Sophie zieht um

Die elfjährige Sophie lebt schon sieben Jahre in der Türkei. Sie geht auf eine türkische Schule. Doch die Familie kehrt nach Deutschland zurück. Sophie muss sich an ein Leben in Deutschland gewöhnen.

1 Sehen a Je ziet een video. Bekijk A en lees de inleiding. Beantwoord de vragen. 1 De titel is ‘Sophie zieht um’. Waar woont Sophie en waar verhuist ze naartoe?

2 In de laatste zin staat ‘Sophie muss sich an ein Leben in Deutschland gewöhnen.’ Wat betekent die zin?

b Bekijk de video. Hij is in fragmenten ingedeeld. Bij ieder fragment horen opdrachten. Lees voor elk fragment eerst de opdracht.

72

247178.indb 72

zweiundsiebzig

Kapitel 5 Dach überm Kopf > Deel I


12/03/13 1:37 PM

A

Fragment 1 3

LSEHEN

Kreuze an: richtig oder falsch. Sophie woont sinds haar tweede levensjaar in Duitsland. Sophie gaat over twee weken naar Duitsland verhuizen. Sophies huis was vroeger een hotel. Sophie is erg blij om weg te gaan.

richtig ❑ ❑ ❑ ❑

falsch ❑ ❑ ❑ ❑

Fragment 2 4 Sophie laat haar kamer zien. Onderstreep de woorden die ze gebruikt. Küche Schlafzimmer Bad

Appartement Wohnzimmer Wohnung

Zimmer aufräumen Wand Haustier

Fragment 3 5 Sophie vertelt over haar Turkse school en over school in Duitsland. Schrijf op wat ze positief en wat ze negatief vindt. positiv negativ türkische Schule

deutsche Schule

Fragment 4 6 Wat doen Sophie en haar vriendinnetje Ipek graag? Kruis de juiste antwoorden aan. ❑ wandelen ❑ koeien aaien ❑ bloemen plukken ❑ muziek maken ❑ winkelen ❑ over jongens praten Fragment 5 7 Welke twee verschillen noemt Sophie tussen haar dorp in Turkije en de stad München? 1 2 Fragment 6 8 Op het T-shirt dat in Sophies kamer hangt ❑ A staan allemaal tekstjes van Ipek. ❑ B staat een Duits gedicht. ❑ C staat haar lievelingsgedicht. Fragment 7 9 Op welke manieren hebben Sophie en Ipek nog contact? Kruis de juiste antwoorden aan. ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

brieven schrijven dagboek opsturen sms’en telefoneren via internet chatten e-mailen via de webcam


247178.indb 73


dreiundsiebzig

73

12/03/13 1:38 PM

B

Datei

Bearbeiten

Darstellung

Verlauf

Lesezeichen

Fenster

Hilfe

LESEN http://www.hexe.de/forum/board16-hexenwerk

So sieht mein Zimmer aus A Also, mein Zimmer sieht eigentlich aus wie ein ganz normales Zimmer, finde ich. Also, ich habe die Möbel aus Holz (Keine Ahnung, welches Holz das ist.) und ja, dann habe ich halt zwei Schreibtische, auf einem steht mein Computer drauf. Dann noch ein Bett, einen Kleiderschrank und noch einen Schrank, wo ein Bücherregal dran ist und wo man noch viele, viele andere Sachen reinpacken kann. Poster: ein weiß/schwarzes mit verschiedenen Blumen. Dann hängen an der Wand noch ein paar Postkarten, Bilder, ein Kalender und eine Kuhglocke. Die Tapete ist weiß, der Fußboden ist bräunlich beige. Und dann habe ich noch einen Teppich und zwei Fenster. Micha B Ich beschreibe mein Zimmer mal: Die Möbel sind alle aus dunklem Holz und die Couch ist dunkelrot mit braunem Leder. Die Wände sind weiß und sandfarben. In meinen Schränken und Regalen stehen viele Bücher und DVDs und an der Wand hängen meine Trainingswaffen (bin Kampfsportlerin), sowie Familienbilder und afrikanische Masken. Die meisten, die mich besuchen, sagen mir sofort, wie wohl sie sich bei mir fühlen. Finde ich selbst auch. Mitternachtsfee C Ich habe einen Laptop, einen Fernseher und ’ne PS4. Meine Wände sind weiß, hellgrau und eine rot. Boden: Kork (hässlich) Möbel: Kleiderschrank, Schreibtisch mit Klappstuhl, 1,40er Bett, Kommode Gitarre steht auch im Zimmer. Die Vorhänge sind rot/orange. Und meine Bettwäsche ist immer rot oder orange. Es ist ordentlich, weil ich Unordnung hasse... , sogar mein Kleiderschrank hat Ordnung, meine Schuhe sind fein säuberlich unterm Bett aufgereiht ;o) Was ich noch gerne hätte: – einen ordentlichen Schreibtischstuhl – ein größeres Zimmer Jürgen

74

247178.indb 74

vierundsiebzig



12/03/13 1:38 PM

B

2 Lesen

LESEN

a Bekijk B op blz. 74 en beantwoord de vraag. 1 Waar komen deze teksten vandaan? ❑ Webwinkel van een meubelzaak ❑ Internetforum over woninginrichting ❑ De kluspagina van een krantensite b Lees de teksten A, B en C van B op blz. 74. Bekijk de tekeningen van de kamers van Micha, Mitternachtsfee en Jürgen. Zet bij elke tekening van wie de kamer is.

c Lees de teksten nog een keer en kruis aan. Micha

Mitternachtsfee

Jürgen

Ik ben sportief. Mijn meubels zijn van hout. Ik houd ervan dat mijn kamer netjes is. Ik ben muzikaal. Ik heb heel veel spullen. Ik ben tevreden met mijn kamer. Ik speel computergames. Mijn muren hangen aardig vol. 2 Welke van de drie kamers lijkt het meest op jouw eigen kamer? Leg uit waarom.

d Maak de opdrachten. 3 Welke woorden heb je nodig om je kamer te beschrijven? Schrijf die in de eerste kolom. Niederländisch

Deutsch

kamer

Zimmer

meubels bureau © Noordhoff Uitgevers bv

247178.indb 75


fünfundsiebzig

75

12/03/13 1:38 PM

B LESEN

4 Vertaal de woorden met behulp van tekst B of met een woordenboek. Schrijf de Duitse vertalingen in de tweede kolom. 5 Schrijf hieronder een kort bericht zoals in tekst B. Beschrijf hoe jouw kamer eruit ziet. Gebruik de volgende woorden. groß / klein – linken /rechten – Schrank / Schreibtisch – weiß / grün / gelb / blau / rot / orange / braun / grau / beige – Computer / Fernseher – Bett / Fenster – Pflanze / PS4 – Bilder / Poster / Postkarten / Masken Mein Zimmer ist

.

In der

Ecke steht ein

Wände habe ich

. Die

gestrichen. Auf meinem Schreibtisch steht

mein

. Meine Schuhe stehen immer unter dem . Auf meinem Nachttisch steht eine

Wand hängen

C GRAMMATIK

. An der

.

3 Kombinieren und übersetzen a Bekijk de volgende zinnen. 1 Trek een lijntje tussen de zinnen en de juiste vertaling. Wann kann dein Bruder in seine neue ❍ Wohnung?

❍ Het kan nog warm worden.

Ich mag den Garten sehr.

❍

❍ Zij kan ook maar tot elf uur.

Kannst du die Tür bitte aufmachen?

❍

❍ Kun je de radio aanzetten?

Du darfst nicht länger wegbleiben!

❍

❍ Ik mag hem niet.

Sie kann auch nur bis elf Uhr.

❍

❍ Hij mag een mooie lamp kopen.

Es kann noch warm werden.

❍

❍ Wat kan ik voor je doen?

Was kann ich für dich tun?

❍

❍ Ik vind de tuin mooier.

Ich mag ihn nicht.

❍

❍ Je mag niet langer wegblijven.

Er darf eine schöne Lampe kaufen.

❍

❍ Wanneer kan je broer in zijn nieuwe huis?

Kannst du das Radio anmachen?

❍

❍ Kun je alsjeblieft de deur opendoen?

2 Vertaal. können = dürfen = mögen =

76

247178.indb 76

sechsundsiebzig



12/03/13 1:38 PM

C

b Bekijk C Grammatik op blz. 78 en maak de opdrachten.

GRAMMATIK

3 Vertaal. ik kan = wij kunnen = 4 Wat valt in het Nederlands op?

5 Hoe is dat in het Duits?

6 Vertaal. (Gebruik het werkwoord machen dat je al kent. men kan = men maakt = 7 Wat valt je op? 8 Vul aan. wir mögen = wij lusten ich

= ik lust

wir dürfen = wij mogen ich

= ik mag

9 Wat valt je op? c Vertaal de volgende zinnen in het Nederlands. Gebruik de Lernliste. 10 Er mag keine kalte Dusche.

11 Kannst du das Licht anmachen?

12 David kann seinen Schlüssel nicht mehr finden.

13 Wenn sie allein zu Hause ist, darf sie die Tür nicht aufmachen.

d Vul in. Rolle A

Rolle B

können

1 Können Sie bitte helfen, Frau Holtkamp?

Nein, ich nicht helfen.

mögen

2 Mögen Sie Kaffee, Herr Jespersen?

Nein danke, Kaffee ich nicht.

dürfen

3 Dürfen Sie dieses Zimmer aufmachen, Herr Maier?

Ja, ich das Zimmer aufmachen. Ich habe den Schlüssel.

können

4 Könnt Ihr zu Hause SAT 1 sehen?

Ja, wir SAT 1 sehen. Wir haben einen Decoder.

dürfen

5 Darf ich den Fernseher mal ausprobieren?

Ja, natürlich, du ihn anmachen.


247178.indb 77


jetzt

siebenundsiebzig

77

12/03/13 1:38 PM

C

e Werk in tweetallen. Speel de gesprekken van d. Wissel ook van rol.

GRAMMATIK

f Vul de tabel aan. können

dürfen

mögen

ich

ich

ich mag

du kannst

du

du

er / sie / es

er / sie / es

er / sie / es

wir

wir dürfen

wir mögen

ihr

ihr

ihr

sie

sie dürfen

sie

Sie können

Sie

Sie

g Leer C Grammatik.

Grammatik De werkwoorden können, dürfen, mögen

78

247178.indb 78

ich du er/sie/es/man

kunnen können kann kannst kann

mogen (toestemming) dürfen darf darfst darf

houden van, lusten mögen mag magst mag

wir ihr sie Sie

können könnt können können

dürfen dürft dürfen dürfen

mögen mögt mögen mögen

achtundsiebzig



12/03/13 1:38 PM

C

4 Ergänzen

GRAMMATIK

Vul in. 1

können

Wie

du das sagen?

2 dürfen 3 dürfen

ich den Garten mal sehen? Nein, das

du nicht wissen.

4 mögen

Sie Kaffee, Herr Schmidt?

5 mögen

Nein, wir

6 können

Wir

keinen Tee, danke. es einfach nicht glauben!

7 können

Sie mir sagen, wie Ihre Frau heißt?

8 dürfen

Ich

nur eine Tasse pro Tag trinken.

9 mögen

Ich

dieses Zimmer überhaupt nicht.

10 dürfen

ich zuerst mal eine Dusche nehmen?

5 Übersetzen und ergänzen a Vertaal het werkwoord in het Duits. 1

mogen

2 kunnen

Ich

unsere neue Wohnung sehr.

Wirklich? Ich

die Nachbarn aber

nicht leiden (uitstaan)! 3

mogen

4 kunnen

ich wissen, warum nicht? Das

ich so nicht sagen. Das ist

ein Gefühl. 5

kunnen

Vielleicht

wir mal mit ihnen

reden? 6 mogen

ich deinen neuen Computer mal ausprobieren?

7

kunnen

Das

ich leider nicht machen.

Meinen alten Laptop kannst du aber haben. 8 kunnen

Cool,

du ihn morgen

mitbringen? 9 mogen

ich mal wissen, warum du selbst keinen Computer hast?

10 kunnen

Das

ich dir sagen: Ich habe kein

Geld mehr. b Vul de juiste vorm in.


247178.indb 79


neunundsiebzig

79

12/03/13 1:38 PM

C

6 Sprechen

GRAMMATIK

Werk in tweetallen. A stelt vragen en B geeft antwoord. Rolle A

Rolle B

1 (Kunnen) ich deine Wohnung mal sehen?

Natürlich, und dann (kunnen) du auch mein neues Zimmer sehen. Den (lusten) ich gerne. Du bist toll!

Ich backe uns zuerst einen Apfelkuchen. 2 Guten Tag. Kann ich Ihnen helfen?

Hallo. (mogen) ich die grüne Lampe aus dem Katalog mal sehen? Danke. Und (mogen) ich sie mit rausnehmen? Dann kann ich die Farbe besser sehen. Ich bin gleich wieder da!

Aber natürlich! Kein Problem! 3 Wir haben eine neue Dusche. Die (mogen) nicht schmutzig werden.

Das (kunnen) du vergessen, Mama. Ich muss Rex waschen.

4 (Kunnen) du dein Zimmer selbst einrichten?

Das habe ich noch nie probiert. Aber ich (kunnen) es mal versuchen.

Toll, (mogen) ich dir dann helfen?

Klar!

7 Fragen und Antworten

T

Werk in tweetallen. A stelt vragen en B geeft antwoord. Voorbeeld: Rolle A

Rolle B

dürfen – ich – mein Zimmer ändern Darf ich mein Zimmer verändern?

Ja ... / Nein, … nicht Nein, du darfst dein Zimmer nicht verändern.

Rolle A können

dürfen

mögen

80

247178.indb 80

achtzig

Rolle B ich du er sie es wir ihr sie Sie deine Schwester dein Bruder dein Vater deine Mutter deine Freundin dein Freund

die Tür mal aufmachen? den Computer bestellen? meine Dusche reparieren? das Radio anmachen? mir sagen, wo die Toilette ist? Ihre neue Wohnung sehen? da sitzen? etwas sagen? die Tür zumachen? mein Zimmer verändern? von dem Wasser nehmen? die neue Lampe? diese laute Musik im Radio? die Wohnung?

Ja, Nein, … nicht

Kaffee? Tee? den Garten? das Haus? dein Zimmer?

Nein, … kein


Nein, …keine


12/03/13 1:39 PM

C

8 Ergänzen

GRAMMATIK

Vul de juiste vorm in. Kies uit: können, mögen, dürfen. Er zijn soms meer mogelijkheden.

mag

1 Ich mag ihn nicht. 2 Hier … man nicht wohnen. 3 Ich … mein Zimmer sehr. 4 … du das Radio anmachen? 5 … ich auch mal unter die Dusche? 6 Ich … es nicht, wenn alle Fenster zu sind. 7 Wer … mir sagen, wo der Schlüssel liegt? 8 Ich … eine Uhr und eine schöne Lampe kaufen.

9 Übersetzen

T

Vertaal de zinnen. Gebruik de Lernliste. 1 Mag ik de tuin zien?

2 Ik vind koffie lekker.

3 Kan jij de deur opendoen?

4 Mag ik het nieuwe huis zien?

5 De computer is voor mij te duur.

D

10 Redemittel in der Praxis

SPRECHEN

a Je gaat luisteren naar een gesprek tussen Andy en Christoph. Eerst luister je naar de hele tekst. Beantwoord de vragen. 1 Waar ontmoeten Andy en Christoph elkaar?

2 Zijn ze daarna in Andy’s of in Christophs huis?

3 Waarover praten ze?


247178.indb 81


einundachtzig

81

12/03/13 1:39 PM

D SPRECHEN

b Luister nog een keer naar de tekst. Nu in vier fragmenten. Kruis aan welke woorden of uitdrukkingen je hoort. Fragment 1 ❑ Wo wohnst du jetzt? ❑ Wo lebt dein Bruder jetzt? ❑ Sie teilen Badezimmer und Dusche. ❑ Das ist unser neues Haus. Fragment 2 ❑ So, und das ist mein neues Zimmer. ❑ Nett, oder? ❑ Du hast eine eigene Küche. ❑ Okay! Guter Plan! Fragment 3 ❑ Ich glaube, die Dusche geht nicht. ❑ Hast du keinen Tee? ❑ Es kann noch kalt werden. ❑ Ah, ich glaube, es wird schon wärmer. Fragment 4 ❑ Mensch, bist du groß geworden! ❑ Mir geht’s gut. Und Ihnen? ❑ Um zwölf Uhr bin ich wieder da. ❑ Elf Uhr ist OK.

11 Wie wird es gesagt? Luister nog eens naar de gesprekken. Vul de zinnen aan. Fragment 1 1 Habt ihr ein

?

2 Wann kann dein Bruder in seine ? 3 Er lebt mit Lola

.

4 Sie teilen Badezimmer und

.

5 Hast du einen

?

Fragment 2 6 So, und das ist mein

!

7 Und wenn du da durch die Tür gehst, kommst du in mein

.

8 Du duschst dich erst mal und dann gehen wir ins 9 Okay! Guter

!

Fragment 3 10 Hast du kein

?

11 Doch, aber das Wasser bleibt 12 Ah, ich glaube, es wird schon wärmer. Fragment 4 13 Gefällt mir

247178.indb 82

zweiundachtzig

. !

!

14 Wann bist du wieder

82

.


?


12/03/13 1:39 PM

D

12 Buchstaben eintragen

SPRECHEN

Zet de letters uit de tekst op de juiste plaats in de tekening. Gebruik de Lernliste.

Liebe Natasha, hier siehst du unser neues Haus. Es ist groß. Ich habe jetzt endlich mein eigenes Zimmer (a). Es ist im ersten Stock. Neben meinem Zimmer ist das Badezimmer. Dort gibt es eine Toilette (b) und eine Dusche (c). Unten ist das Wohnzimmer (d). Das ist sehr modern, aber ich finde es doch gemütlich. Neben dem Wohnzimmer ist die Küche (e). Wenn die Sonne scheint, sitze ich auf meinem Balkon (f). Und durch die Sonnenzellen auf dem Dach (g) wird unser Wasser geheizt. Super, nicht wahr? Und dann der Garten (h): riesengroß. Im Garten steht ein alter Apfelbaum (i). Wollen wir bald zusammen in unserem neuen Haus ein Stück Apfelkuchen essen? Ich freue mich jetzt schon darauf. ☺ Tschüs! Matthias

13 Wortschatz ergänzen a Vul in. Gebruik de Lernliste op blz. 134. Kies uit: kamer – thuis – badkamer – deur – keuken – douche – tuin – sleutel Wenn ich aus der Schule nach Hause komme, ist meistens niemand . Ich mache die

auf mit meinem

. Dann habe ich meistens Hunger und gehe in die Danach spiele ich oft mit unserem Hund Dodger im ich dabei sehr schmutzig. Dann gehe ich ins eine heiße

. . Oft werde und nehme

. Danach bin ich dann oft in meinem

, bis die anderen zu Hause sind.


247178.indb 83


dreiundachtzig

83

12/03/13 1:39 PM

D

b Werk in tweetallen. Lees elkaar a voor.

SPRECHEN

14 1 Ergänzen und sprechen a Vul in. Gebruik de Lernliste op blz. 132. Rolle A

Rolle B

1 Wo (woon)

Seit (gisteren) du jetzt?

Habt ihr ein neues (huis)

in Bad Bentheim.

?

Ja, und einen (tuin) !

2 Wohnt er mit Jessica (samen)

Ja, sie teilen Badezimmer und (keuken) ?

.

3 Hast du kein (water)

Doch, aber das Wasser bleibt (koud) ?

. Um elf Uhr bin ich wieder da!

4 Wann bist du wieder (thuis) ?

Ja, ich habe ihn in der Tasche.

5 Hast du einen (sleutel) ?

b Maak tweetallen. Speel de gesprekken van a.

15 Das Puzzle lösen Zet de Duitse vertaling van de volgende woorden in de puzzel. Let op: je houdt woorden over. Gebruik de Lernliste op blz. 134. badkamer – deur – douche – huis – kamer – keuken – sleutel – tuin – water – woning, flat – dichtdoen – opendoen – mogen – wonen – aardig – klein – koud – met, inclusief – nieuw – thuis – warm

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

84

247178.indb 84

vierundachtzig



12/03/13 1:39 PM

D

16 Rate mal, wo ich bin

SPRECHEN

a Schrijf in het Duits alle kamers in een huis op. Gebruik de Lernliste.

b Maak viertallen. Speel het spel. A neemt een kamer in zijn hoofd. A zegt zin 1, 2, 3, 4 of 5 hardop. De andere drie raden welke kamer het is. Rolle A

die anderen Spieler

1 Ich bin in dem Zimmer, wo wir das Essen kochen.

Ich weiß es: Das ist .

2 Jetzt bin ich da, wo der Hund draußen spielen kann. 3 Hmm, ich bin noch in meinem Bett. Ich habe herrlich geschlafen. 4 Wo ich jetzt sitze, bin ich am besten ganz allein… 5 In diesem Zimmer nehme ich immer eine Dusche.

17 Wörter nachsprechen a Luister naar de woorden en spreek ze na. 1 2 3 3 4

läufst – heute – Europa – neu – beugen Brief – lieben – Tier – hier – lief heißen – mein – Zeit – weiß – Reise Hund – rufe – Hut – Dusche – Schule schicken – Winter – bis – Gips – Imbiss

b Bekijk Aussprache op blz. 86. Omcirkel de klinkers in de volgende woorden:

Badezimmer – zu Hause – Wohnung c Welke klank komt voor? Kruis aan. ie in ziek

ie in dier

oi in hoi

ai in mais

oe in stoer

schicken Hund lieben heute jung zeigen Schule neu heißen Zimmer Freund läuft


247178.indb 85


fünfundachtzig

85

12/03/13 1:39 PM

D

d Luister naar de Duitse woorden en controleer je antwoorden.

SPRECHEN

Aussprache Klinkers Hoe spreek je dit uit? De i als ie in ziek. De ie als ie in dier. De u als oe in toen en stoer. De ei als ai in mais. De eu en äu als oi in hoi.

Beispiele schicken lieben jung, Schule heißen Freund, er läuft

18 Sätze nachsprechen a Luister naar de zinnen. Spreek ze na. 1 2 3 4 5 6

Kein Problem. Kennst du sie? Lebt er alleine? Die Dusche geht nicht! Habt ihr ein neues Haus? Einfach warten, bis es warm wird.

b Werk in tweetallen. Lees elkaar de zinnen voor. Let op de uitspraak.

19 Sätze sprechen Werk in tweetallen. Lees de zinnen om en om aan elkaar voor. 1 Wo wohnst du jetzt? 2 Hast du einen Schlüssel? 3 Um elf Uhr bin ich wieder da. 4 Seit gestern in Gummersbach. 5 Ja, ich habe ihn in der Tasche. 6 Haben sie eine kleine Wohnung? 7 Nein, er lebt mit Lola zusammen. 8 Sie teilen Badezimmer und Küche.

20 Redemittel Oefen de Redemittel in de volgende stappen: ❑ Stap 1 ❑ Stap 2 ❑ Stap 3

86

247178.indb 86

Luister online naar de Redemittel en lees mee in je boek. Werk in tweetallen. Vertaal de zinnen. Zoek op wat jullie niet begrijpen Welke Duitse zinnen vind je lastig? Schrijf die in het Lernübersicht op bladzijde 136. Schrijf de Nederlandse vertaling erbij.

sechsundachtzig



12/03/13 1:39 PM

❑ Stap 4 ❑ Stap 5

Werk in tweetallen. De een stelt de vragen, de ander antwoordt. Daarna wisselen jullie van rol. Leer de Redemittel Nederlands – Duits.

D SPRECHEN

Redemittel Wo wohnst du jetzt? Habt ihr ein neues Haus?

Seit gestern in Gummersbach. Ja. Ich mag es sehr.

Wann kann dein Bruder in seine neue Wohnung? Lebt er alleine? Kennst du sie?

Er wohnt schon da.

Wo lebt deine Schwester jetzt? Haben sie eine kleine Wohnung?

In Münster, bei Moritz. Sie mag ihn sehr. Ja. Sie teilen Badezimmer und Küche.

Hast du einen Schlüssel? Kannst du die Tür bitte aufmachen?

Ja, ich habe ihn in der Tasche. Kein Problem.

Wann bist du wieder zu Hause? Du darfst nicht länger wegbleiben!

Um 23 Uhr bin ich wieder da. Omar kann auch nur bis 23 Uhr.

Die Dusche geht nicht! Doch, aber das Wasser bleibt kalt.

Hast du kein Wasser? Einfach warten. Es kann noch warm werden.

Nein, er lebt mit Lola zusammen. Ja, sie ist sehr nett.

21 Fragen und Antworten a Vertaal de vragen in het Duits. 1 Waar woon je nu?

2 Hebben zij een kleine flat?

3 Wanneer ben je weer thuis?

4 Hebben jullie een nieuw huis?

5 Kun je alsjeblieft de deur even opendoen?

b Beantwoord de vragen van a. Gebruik hele zinnen. 1 2 3 4 5


247178.indb 87


siebenundachtzig

87

12/03/13 1:39 PM

D SPRECHEN

c Werk in tweetallen. De een leest de vraag, de ander antwoordt. Wissel ook van rol.

T

22 Gespräch a Vertaal. Werk in tweetallen. Verdeel de rollen. Speel de dialoog. Oefen net zo lang tot het gesprek vlot loopt. Rolle A

Rolle B

Woont jouw broer in Wiesbaden?

Nee, Jürgen woont niet meer bij ons.

Waar woont hij nu?

Jürgen woont nu in Münster.

Heeft hij nog die vriendin?

Ja, die heeft hij nog. Hij leeft nu met Melina samen.

Hebben ze een kleine flat?

Ja, de flat is klein. Melina heeft niet genoeg geld voor een grotere flat.


E WÖRTERBUCH

Birne v 1 peer 2 perenboom 3 gloeilamp 4 (inform) hoofd, kop

Herd

bi

m 1 fornuis, oven 2 haard (ook fig)

he

Viertel o 1 vierde, vierde deel, kwart pond ein ~ Schinken 125 gram ham; ein ~ Wein een kwart liter wijn 2 kwartier es ist (ein) ~ nach zwölf het is kwart over twaalf 3 wijk, buurt

vi

23 Wörterbuch a Bekijk de woordenboekfragmenten. Lees daarna de zinnen. Onder de zin staan de vertalingen die in een woordenboek te vinden zijn. Kruis de betekenis van het onderstreepte woord aan die het beste in de zin past. 1 An der Wand hängt eine Uhr. ❑ uurwerk ❑ horloge ❑ klok

88

247178.indb 88

achtundachtzig



12/03/13 1:39 PM

E

2 Ich koche Kartoffeln auf dem Herd. ❑ fornuis ❑ haard

WÖRTERBUCH

3 Er sitzt den ganzen Tag auf der Bank im Park. ❑ zitbank ❑ zandbank ❑ (geld)bank 4 Nehmen wir die Treppe oder den Aufzug? ❑ lift ❑ opmarcheren ❑ nadering ❑ kleding, uiterlijk ❑ bedrijf ❑ optocht, stoet 5 Mein Bruder hat eine Studentenbude in Leiden. ❑ kraam ❑ keet, barak ❑ krot ❑ tent, zaak ❑ woning, kamer ❑ kast ❑ kiosk, stalletje 6 Der Klempner (= loodgieter) hat den Wasserhahn repariert. ❑ haan ❑ kraan 7 Mein Vater hat die Birne durch eine Sparlampe ersetzt. ❑ peer ❑ perenboom ❑ gloeilamp ❑ hoofd 8 Ich wohne gern in diesem Viertel, alle meine Freunde wohnen hier auch. ❑ kwart ❑ kwartier ❑ wijk, buurt b Zoek nu zelf in een (online) woordenboek de juiste betekenis. 9 Du altes Haus! Wie geht’s?

Haus =

10 Die Lampen beleuchten das Gemälde (= schilderij).

beleuchten =

c Vul aan. Conclusie: bij het opzoeken van de betekenis van een woord in een woordenboek moet ik letten op

24 Die richtige Übersetzung Vertaal de vier onderstreepte woorden. Gebruik een woordenboek. Het mag ook een online-woordenboek zijn.


247178.indb 89


neunundachtzig

89

12/03/13 1:39 PM

E WÖRTERBUCH

Fulda: Einbruch in leere Wohnung FULDA Das war eine Überraschung: Nachdem sich die Einbrecher Zugang zu einer Wohnung am Ahornweg in Fulda verschafft hatten, sahen sie, dass sie nichts sahen. Die Wohnung stand leer …(1)…. Weil die Bewohner umgezogen waren, standen nur noch ein paar einzelne Möbelstücke herum. Es gab nichts zu holen für die Ganoven …(2)…, die in der Zeit zwischen Donnerstagabend, 18.45 Uhr,

1

3

2

4

und Montagnachmittag, 15 Uhr, in die Wohnung eindrangen und Beute …(3)… machen wollten. Die Polizei sagt, dass die Einbrecher die Tür eintraten. Der Holzrahmen …(4)… zersplitterte und das Schloss flog heraus. Die Einbrecher verschwanden ohne Beute in unbekannte Richtung.

Nach : http://www.fuldaerzeitung.de/nachrichten/ polizei

F IN DER KLASSE

25 Beantworten und übersetzen a Luister naar de tekst en beantwoord de vragen. 1 Welk probleem heeft Phillip? 2 Welk advies geeft de leraar? 3 Welk probleem heeft Nadine? 4 Om welk woord gaat het daarbij?

90

247178.indb 90

neunzig



12/03/13 1:39 PM

F

b Vertaal de volgende zinnen.

IN DER KLASSE

5 Ich habe eine Frage.

6 Wie schreibt man das?

7 Können Sie mir bitte helfen?

8 Wie buchstabiert man das?

9 Können Sie das wiederholen?

10 Wie sagt man das auf Deutsch?

11 Was hast du bei der ersten Frage?

c Schrijf een vraag op die bij de tekening past. Kies uit de zinnen van b.


247178.indb 91


einundneunzig

91

12/03/13 1:39 PM

Zum Schluss Je bent nu klaar met Deel I. Leer de Lernliste, Grammatik en de Redemittel van Deel I in het Lernübersicht op blz. 134. Maak daarna de oefentoets.

1 Lernliste Vertaal naar het Duits. Vul in. 1 de woning

Darf ich

aufmachen?

2 tuin

Es ist ein Haus ohne

3 de badkamer

Wie sieht

4 aardig

Wen findet ihr

5 nieuw

Du hast dein Zimmer ganz

6 dichtdoen

Kannst du bitte die Tür

. aus? ? eingerichtet. ?

Vertaal naar het Nederlands. Vul in. 7 leben

Sophie lebt in der Türkei.

8 der Ort

Sie lebt in einem kleinen Ort.

9 der Teppich

Der Teppich liegt auf dem Boden.

2 Grammatik Vul de juiste vorm van het werkwoord in. 1 können

Ihr

2 dürfen

Nein, das

3 mögen

noch Meister werden! er nicht wissen. Sie Kaffee, Frau Schmidt?

4 können

Wie

5 dürfen

Ich

6 können

er das sagen? nur eine Tasse Kaffee pro Tag trinken. ich euch etwas zu trinken anbieten?

3 Redemittel Schrijf de zinnen in het Duits op.

92

247178.indb 92

Rolle A

Rolle B

1 Wanneer ben je weer thuis?

2 Om 23 uur ben ik er weer.

3 Ken je haar?

4 Ja, ze is heel aardig.

zweiundneunzig



12/03/13 1:39 PM

5 De douche doet het niet.

6 Gewoon wachten. Het water kan nog warm worden.

Beantwoord de zinnen in het Duits. 7 Haben Sie eine kleine Wohnung? ( ja, delen- badkamer – keuken)

8 Lebt er alleine? (nee – Lola)

9 Hast du einen Schlüssel? ( ja – in zak)



Vind je het moeilijk? Vul dan één rondje in. Kun je het nog niet goed genoeg? Vul dan twee rondjes in. Kun je het al redelijk goed? Vul dan drie rondjes in. Kun je het gewoon goed? Vul dan vier rondjes in. Vind je het gemakkelijk?Vul dan vijf rondjes in.

Je kunt nu A2 in een video de hoofdpunten begrijpen. A1 zeggen waar een tekst met plaatjes over gaat. A2 een beschrijvende tekst begrijpen. A1/2 meedoen aan eenvoudige gesprekken over bekende onderwerpen.

Je kent nu de vormen van können, dürfen en mogen.

Je weet nu hoe je de Duitse klinkers uitspreekt. hoe je in een Duits-Nederlands woordenboek de juiste vertaling kiest.

EINDE DEEL I


247178.indb 93


dreiundneunzig

93

12/03/13 1:39 PM

Landeskunde

München

Tekst 1 Am 30. April 1945 kommen die ersten amerikanischen Soldaten in München an. Die Stadt ist schwer beschädigt: Sie ist zu 50 Prozent zerstört*, in der historischen Altstadt sind es sogar bis zu 90 Prozent. Im Mai 1945 ist die traurige Bilanz*: 22.346 Kriegstote* 6632 Bombentote, rund 15.000 Verletzte* und etwa 300.000 Obdachlose. Durch Tod, Evakuierung und Flucht ist die Bevölkerung von 824.000 auf 479.000 1945 gesunken. Tekst 2 München ist die Hauptstadt von Bayern und liegt nördlich der Alpen, am Fluss* Isar. Nach Berlin und Hamburg ist München die dritt-größte Stadt Deutschlands und hat knapp 1,35 Millionen Einwohner. Das zerstört die Bilanz der Kriegstote

verwoest de balans de oorlogsdode

der Verlezte der Fluss die Wirtschaft

moderne München ist ein Finanz- und Medienzentrum. Die Region München hat die stärkste Wirtschaft* aller deutschen Städte. Jedes Jahr findet in München das größte Volksfest der Welt - das Oktoberfest - statt, das mehr als 6 Millionen Gäste aus aller Welt anzieht. Tekst 3 München entwickelte sich schnell. In 1852 hatte die Stadt zum ersten Mal mehr als 100.000 Einwohner. Damit war München eine Großstadt geworden. In 1901 gab es schon 500.000 Münchener. München war nach Berlin und Hamburg die drittgrößte Stadt im Deutschen Reich. Bei der Volkszählung vom 5. Dezember 1917 zählte man schon 595.002 Personen.

de gewonde de rivier de economie

26 Landeskunde a Bekijk de volgende drie foto’s van München en lees de teksten. Maak de opgaven. 1 Welke foto hoort bij welke tekst? Omcirkel het juiste nummer.

94

247178.indb 94

vierundneunzig

Kapitel 5 Dach überm Kopf > Landeskunde


12/03/13 1:39 PM

Foto 1

Foto 2

Foto 3

Sonnenstraße in München vor 100 Jahren

München in Trümmern nach dem 2. Weltkrieg

Sonnenstraße in München, wie sie jetzt aussieht

Tekst 1 / 2 / 3

Tekst 1 / 2 / 3

Tekst 1 / 2 / 3

2 Vul aan. aantal inwoners van München in 1852

inwoners

voor de Tweede Wereldoorlog

inwoners

aan het einde van de Tweede Wereldoorlog

inwoners

tegenwoordig

inwoners

3 Wat betekent het woord Obdachlose. Gebruik een woordenboek.

4 Waardoor waren er zoveel Obdachlose?

5 Hoe gaat het nu met de economie van München?

6 In de tekst wordt het Oktoberfest in München genoemd. Heb je daar wel eens van gehoord? ❑ ja

❑ nein

7 Als je ja hebt aangekruist, schrijf dan hier op wat je er al van weet.

b Lees eerst de opdrachten. Bekijk dan de video. Beantwoord daarna de vragen. 8 Hoeveel dagen duurt het Oktoberfest?

9 Hoeveel halve haantjes worden er tijdens het Oktoberfest gegeten? ❑ 100.000 ❑ 500.000 ❑ 6 miljoen 10 Je ziet een animatie van de GPS-gegevens van 1.200 taxi’s tijdens een weekend in München. Er worden drie plekken in München genoemd. Kruis die plekken aan. ❑ De route van het vliegveld naar het centrum. ❑ De Allianz Arena, van FC Bayern München. ❑ De Theresienwiese, waar het Oktoberfest wordt gehouden. ❑ Het BMW-museum. ❑ De dichtbevolkte wijk Schwabing.


247178.indb 95

Kapitel 5 Dach überm Kopf > Landeskunde

fünfundneunzig

95

12/03/13 1:40 PM

DEEL II

G HÖREN

• Je leest en luistert naar teksten over wonen op verschillende plaatsen. A1/A2 • Je leert het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp. A1/A2 • Je leert mee te doen aan eenvoudige gesprekken. A2 • Je leert de Umlaute uit te spreken. • Je leert in korte zinnen vertrouwde zaken te beschrijven. A2

Mein Tag im SOS-Kinderdorf

Nadja ist dreizehn Jahre alt. Nadjas Vater kam bei einem Verkehrsunfall ums Leben. Ihre Mutter ist daraufhin schwer krank geworden. Sie kann nicht richtig für die Kinder sorgen. Vor sechs Jahren kam Nadja mit ihrem älteren Bruder Jonas ins SOS-Kinderdorf. Sie erzählt, wie ihr Tag aussieht. Nach: http://www.sos-kinderdorf.de

96

247178.indb 96

sechsundneunzig

Kapitel 5 Dach überm Kopf > Deel II


12/03/13 1:41 PM

G

27 Hören

HÖREN

a Bekijk G en lees de inleiding. 1 In de inleiding staat het woord SOS-Kinderdorf. Dat is: ❑ de afdeling spoedeisende hulp. ❑ een gezinshuis. ❑ een vakantiedorp. b Luister naar de tekst en maak de opgaven. 2 Maak tijdens het luisteren aantekeningen. Schrijf belangrijke dingen op.

3 Wissel je aantekeningen uit met je buurman of -vrouw. Vul elkaar aan. c Luister nog eens naar de tekst. Omcirkel aan wat goed is. 4 Nadja is tien / dertien jaar oud. 5 Haar vader is verhuisd / overleden. 6 Haar moeder is toen verdwenen / ziek geworden. 7 Nadja woont nu samen met haar neef / broer in het SOS-Kinderdorf. 8 In het gezin wonen vijf /tien kinderen. 9 Ze gaan met de bus / trein naar school. 10 Als de kinderen op school zijn gaat Tanja naar haar werk / het huishouden doen. 11 Op maandag oefent Nadja fluit / gaat Nadja naar de voetbaltraining. d Luister nog eens. Let nu op de dagindeling. Vul de tabel aan. Activiteit

Wanneer?

Tanja wekt de kinderen. Ze gaan met de bus naar school. Nadja doet het huishouden. Ze zijn allemaal weer thuis van school. Nadja oefent fluit. Dan hebben ze handvaardigheid.


247178.indb 97


siebenundneunzig

97

12/03/13 1:41 PM

H

Datei

Bearbeiten

Darstellung

Verlauf

Lesezeichen

Fenster

Hilfe

LESEN http://www.kinderstrasse.com

Meine Straße Das Leben in der Stadt hat seine Vorteile. Kino und Konzerte, Supermärkte und Einkaufszentren sind immer in der Nähe. Auf dem Land ist es aber viel ruhiger. Da fahren nicht sehr viele Autos vorbei. Auch ist die Luft da frisch und sauber. Was findest du besser? Das Leben in der Stadt oder auf dem Land? Lies mal, was Stefan und Dimitri darüber schreiben. Kraftsbuch ist 5 km von Greding entfernt. In diesem Ort leben ca. 120 Einwohner in 30 Häusern. Ich wohne in der Frankenstraße. Gegenüber von uns ist eine Gastwirtschaft. Weiter unten in meiner Straße gibt es einen Spielplatz. Mein Nachbar besitzt sogar einige Pferde, aber die sind nicht zahm genug, um sie reiten zu können. Gleich neben unserem Haus steht eine Bushaltestelle, und gleich davor steht von Mai bis Oktober der Maibaum. Der Nachbar besitzt etwa 400 Schweine und einen sehr verspielten Hund. Stefan 8. Klasse

98

247178.indb 98

achtundneunzig

Ich wohne in der Naunynstraße in Berlin -Kreuzberg. In meiner Straße gibt es viele Nationalitäten, zum Beispiel Türken, Araber, Polen und ein paar Deutsche. Es gibt auch ein Jugendheim. Man kann dort Fußball und Basketball spielen und noch viel mehr. Ich wohne im zweiten Stock, und manchmal gucke ich aus dem Fenster auf die Straße. Es stehen an der ganzen Straße entlang Bäume. Das ist sehr schön. Fast alle Leute in der Straße haben ein Auto. Darum findet man sehr selten einen Parkplatz. An jedem Ende der Straße gibt es einen Bäcker. Und es gibt einen großen Abenteuerspielplatz. Mir gefällt es in Kreuzberg und in meiner Straße. Dimitri 8. Klasse



12/03/13 1:42 PM

H

28 Lesen

LESEN

a Bekijk H en lees de inleiding. Maak de opdracht. 1 Welke kenmerken van leven op het platteland en in de stad worden gegeven? Vul in. in der Stadt

auf dem Lande

b Lees tekst H. Maak de opgaven. 2 Hoe woont Stefan? 3 Hoe woont Dimitri? c Maak de opdrachten. 4 Bekijk de tekening. Zet de nummers van de woorden op de juiste plaats in de tekening. 1 Pferd 2 Bushaltestelle 3 Spielplatz 4 Haus 5 Gastwirtschaft 6 Maibaum 7 Schweine 8 Hund

5 Bekijk de tekening. Zet de nummers van de woorden op de juiste plaats in de tekening. 1 Straße 2 Jugendheim 3 zweiter Stock 4 Bäume 5 Auto 6 Parkplatz 7 Bäcker 8 Abenteuerspielplatz


247178.indb 99


neunundneunzig

99

12/03/13 1:43 PM

I GRAMMATIK

e Raad de betekenis van de vetgedrukte woorden. Leg uit waarom je dat denkt. 6 Mein Nachbar besitzt sogar einige Pferde, aber die sind nicht zahm genug, um sie reiten zu können. zahm betekent want 7 Dort gibt es tagsüber viel Verkehr und nachts weniger. tagsüber betekent want 8 Ich wohne in der Naunynstraße im zweiten Stock, und manchmal gucke ich aus dem Fenster auf die Straße. Stock betekent want f Beantwoord de vragen. Gebruik internet. 9 Hoeveel mensen wonen er in Kraftsbuch?

10 Hoeveel in Berlijn?

11 In welke straten wonen Stefan en Dimitri?

12 Zoek naar foto’s van die straten. In welke straat zou jij het liefst wonen? Waarom?

g Stefan schrijft over de Maibaum. Beantwoord de vragen. 13 Wat is een Maiboom?

14 Wanneer wordt die opgezet?

15 Wat wordt daarmee gevierd?

16 Verwacht je een Maibaum eerder in de grote stad of op het platteland?

100

247178.indb 100

hundert



12/03/13 1:43 PM

I

29 Unterstreichen und ergänzen

GRAMMATIK

a Lees de volgende uitleg. Beantwoord de vragen. 1 Hoe vind je een onderwerp in een zin? 2 Hoe vind je een lijdend voorwerp in een zin?

Weet je nog? Hoe vind je ook alweer het onderwerp en het lijdend voorwerp? Onderwerp Elke zin heeft een onderwerp (ow). Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. Zo vind je het onderwerp 1 Zoek de persoonsvorm. 2 Vraag: Wie (soms: Wat) + persoonsvorm? 3 Het antwoord op die vraag is het onderwerp. Lijdend voorwerp Bijna alle zinnen hebben een onderwerp en een gezegde. Een zin kan nog meer zinsdelen hebben, bijvoorbeeld een lijdend voorwerp (lv). Zo vind je het lijdend voorwerp 1 Noteer eerst onderwerp en gezegde. 2 Stel dan de vraag: Wat (soms: Wie) + gezegde + onderwerp? Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp. Nach: Nieuw Nederlands

b Onderstreep in de volgende zinnen het onderwerp. Omcirkel het lijdend voorwerp. onderwerp: 1

onderwerp en lijdend voorwerp: 1 en 4

Ik mag mee.

Neem jij me mee?

Jij mag mee.

Ik neem jou mee.

Hij mag mee.

Neem jij hem mee?

Morgen mag zij ook mee.

Neem jij haar mee?

Het mag mee.

Neem jij het mee?

Wij mogen mee.

Neem jij ons mee?

Jullie mogen mee.

Ik neem jullie mee.

Zij mogen mee.

Neem jij hen mee?

Natuurlijk mag u mee.

Ik neem u mee.

Wie mag er mee?

Wie neem jij mee?


247178.indb 101


hunderteins

101

12/03/13 1:44 PM

I GRAMMATIK

c Onderstreep in de volgende zinnen het onderwerp. Omcirkel het lijdend voorwerp. onderwerp: 1

onderwerp en lijdend voorwerp: 1 en 4

Du darfst mit.

Ich nehme dich mit.

Er darf mit.

Nimmst du ihn mit?

Darf sie auch mit?

Nimmst du sie mit?

Wer darf mit?

Wen nimmst du mit?

Es darf mit.

Nimmst du es mit?

Morgen dürfen wir auch mit.

Nimmst du uns mit?

Sie dürfen mit.

Nimmst du sie mit?

Ich darf mit.

Nimmst du mich mit?

Natürlich dürfen Sie mit.

Ich nehme Sie mit.

Ihr dürft mit.

Ich nehme euch mit.

d Vul de tabel aan. 1 Nederländisch

1 Deutsch

4 Niederländisch

4 Deutsch mich

ik

mij

jij

jou

hij

hem

zij

haar

het

het

wij

ons

jullie

jullie

zij

zij

u

u

wie

wie

e Bekijk de zinnen. Omcirkel onder regel de juiste woorden. zin

regel

Ich darf mit.

Ich is onderwerp / lijdend voorwerp in de zin. Daarom staat het in de eerste naamval (1) / vierde naamval (4).

Nimmst du mich mit?

mich is onderwerp / lijdend voorwerp in de zin. Daarom staat het in de eerste naamval (1) / vierde naamval (4).

f Controleer je antwoorden van d en e met I Grammatik. g Leer I Grammatik.

102

247178.indb 102

hundertzwei



12/03/13 1:44 PM

I

Grammatik

GRAMMATIK

Ich mag dich ik jij hij zij het

1 ich du er sie es

4 mich dich ihn sie es

Sie mag mich. Kennt sie dich? Sie kennt ihn. Ich höre sie. Ich liebe es.

wij jullie zij u

wir ihr sie Sie

uns euch sie Sie

Sie kennen uns noch nicht. Sie haben euch gesehen. Ich habe sie gehört. Gestern hat er Sie gesehen.

wie

wer

wen

Wen hast du gestern getroffen?

Het lijdend voorwerp staat in het Duits in de vierde naamval. Onderwerp 1 Lijdend voorwerp 4

Nederlands Hij is er niet. Ik haal hem.

Duits Er ist nicht da. Ich hole ihn.

Zoals je ziet veranderen persoonlijke voornaamwoorden in het Nederlands en het Duits van vorm.

30 Ergänzen a Kruis aan: onderwerp (1) of lijdend voorwerp (4). 1

4

1 Kennst du er/ihn?

❑

ihn

2 Wer/Wen ist dran?

❑

❑

3 Wer/Wen findet ihr nett?

❑

❑

4 Findest du ich/mich hübsch?

❑

❑

5 Das ist Martin, kennst du er/ihn?

❑

❑

6 Zeigst du/dich mir den Garten?

❑

❑


247178.indb 103


hundertdrei

103

12/03/13 1:44 PM

I GRAMMATIK

1

4

7 Wir/Uns haben das Fenster zugemacht.

❑

❑

8 Wer/Wen kann mein Handy reparieren?

❑

❑

9 Wer/Wen hast du letzte Woche gesehen?

❑

❑

10 Ich kenne du/dich doch vom Radio.

❑

❑

11 Sandra und Sina, ich lade ihr/euch zu meiner Geburtstagsparty ein.

❑

❑

b Omcirkel nu de juiste vorm in de zinnen van a.

31 Lied a Je ziet hier het lied Mein Herz ist keine Wohnung van Fräulein Wunder. Vul in. Kies uit de volgende woorden. mich – ich – dich – du – mich –dir

Mein Herzz ist keeine Woh hnun ng Meine Stimmung ist am Boden Deine Blicke machen …(1)… echt krank. …(2)… hab vergessen …(3)… zu lieben und jetzt kommst …(4)… nicht mehr an …(5)… ran. …(6)… sitz allein in meinem Zimmer und …(7)… stehst vor meiner Tür. …(8)… fragst mich, ob jemand da ist und dann antworte …(9)… dir: Mein Herz ist keine Wohnung, …(10)… lass …(11)… hier nicht rein. Für…(12)… ist hier kein Platz, denn dafür ist es echt zu klein. …(13)… bin grad’ unbewohnbar, Achtung: Einsturzgefahr*! Komm mir bloß nicht näher, sonst versinkst …(14)… in den Trümmern*. Was es ist, kann …(15)… nicht sagen. …(16)… glaub, ein Stoppschild* steht vor mir. …(17)… hältst davor, um …(18)…zu fragen. Hör einfach zu, dann sag´ …(19)… dir:

104

247178.indb 104

hundertvier



12/03/13 1:44 PM

Mein Herz ist keine Wohnung,

I

ich lass …(20)… hier nicht rein.

GRAMMATIK

Für …(21)… ist hier kein Platz, denn dafür ist es echt zu klein. die Einsturzgefahr die Trümmer das Stoppschild

het instortingsgevaar de puinhopen het stopbord

b Luister naar het lied en controleer je antwoorden. c Kruis aan. Wat betekenen de volgende zinnen? 21 Meine Stimmung ist am Boden. ❑ Mijn stemming ligt op de grond. ❑ Ik ben down. 22 Mein Herz ist keine Wohnung. ❑ Mijn hart is geen huis. ❑ Je komt niet in mijn hart. 23 Für dich ist hier kein Platz, ❑ Voor jou is hier geen plek, ❑ Voor jou is er altijd een plaatsje in mijn hart, 24 denn dafür ist es echt zu klein. ❑ want daarvoor ben je te klein. ❑ want daarvoor is het te klein. d Welke vergelijking maakt de band in het lied? ❑ verliefdheid – nieuwbouwwoning ❑ haat – villa ❑ liefde – krot

32 Ergänzen Vul in.

Datei

Bearbeiten

Darstellung

Verlauf

Lesezeichen

Fenster

Hilfe

www.erdbeerlounge.de/umzug

von Prinzessin9 >> am 2. Mai um 18.11 Uhr Hallo Cherie58! suche jetzt ein Geschenk für

Eine Freundin von mir zieht um. 1 (Ik) sie – Obergrenze 20 Euro. Wie sieht 2 (het) eine Idee? Ich will 4 (zij)


247178.indb 105

aus? Habt 3 (jullie)

verwöhnen, weil 5 (zij)

so toll ist!


hundertfünf

105

12/03/13 1:44 PM

I GRAMMATIK

von Cherie58 >> am 2. Mai um 18.12 Uhr ihr etwas ganz Besonderes gegeben.

Als meine Mutter umzog habe 6 (Ik)

habe eine Fotocollage erstellt und 8 (zij)

7 (Ik)

dann in der neuen Wohnung an die

lassen. Idee? So etwas könnte 9 (zij) Wand hängen. Und hast 10 (jij)

einrahmen

auch an einen Gutschein gedacht?

11 (Jij)

könntest ihr aber auch ein paar neue Pflanzen schenken. Die hat

12 (zij)

bestimmt gerne. So zeigst 13 (jij)

ihr auch, wie

(haar) hast und wie wichtig 15 (zij)

gerne 14 (jij)

für dich ist.

von Prinzessin9 >> am 2. Mai um 18.13 Uhr Tolle Ideen hast du, danke!

33 Ergänzen und ersetzen a Hoe zat het ook alweer? Vul in. Gebruik het grammaticaoverzicht op blz. 218. 1 der Mann

4 er

ihn

die Frau das Kind die Leute b Vul in. 1 Das Bett ist zu klein. Ich muss … zurückbringen.

es

2 Der Preis gefällt mir nicht so. Ich finde … zu hoch. 3 Wie findest du das Badezimmer? Ich finde … viel zu klein. 4 Wie findest du die Wohnung jetzt? Ich finde … schön. 5 Ich habe das Geld verloren. Hoffentlich finde ich … wieder. 6 Der Computer steht hier rechts. Du kannst … mal ausprobieren. 7 Hast du einen Schlüssel? Ja, ich habe … in der Jacke. 8 Lebt er mit Lola zusammen? Ja, er mag … sehr.

106

247178.indb 106

hundertsechs



12/03/13 1:44 PM

I

9 Kannst du bitte die Tür aufmachen? Kein Problem ,

GRAMMATIK

ich mache … für dich auf. 10 Ist der Hund im Garten? Ja, ich sehe … dort.

T

34 Ergänzen Zet in de juiste vorm en vul in. 1

Lieber Olaf, ich liebe (jij)

so!

2 Hallo! Könnt ihr (ik)

sehen?

3 (Wie)

möchtest du nicht reinlassen?

4 (Wie)

hast du auf der Party gesprochen?

5 Im Baumarkt habe ich (hij) 6 (Wie)

lange gesucht. interessiert sich für mein neues Zimmer?

7 Helft ihr mit? Wir brauchen (jullie)

beim Umzug.

8 Was machen wir mit Peter? Lädst du (hij) 9 (Het)

zu deiner Feier ein?

wird heute bestimmt noch regnen. Wir machen das Dach zu.

10 Weißt du eigentlich, (wie) präsentiert?

die neue Sendung über Häuser

T

35 Sprechen a Werk in tweetallen. A stelt vragen en B geeft antwoord. Voorbeeld: Rolle A

Rolle B

Wir sind um acht am Bahnhof.

Okay, dann hole ich euch da ab.

Rolle A

Rolle B

1 Wir sind um acht Uhr hier unten.

Okay, dann hole ich ... da ab.

2 Ich muss jetzt leider gehen.

Warte noch kurz. Ich brauche ...!

3 Kommst du auch zu meinem Haus?

Ja, wenn jemand ... hinbringen kann.

4 Meine Schlüssel, wo sind sie?

Hier, der Hund hat ... gefunden!

5 Wer seid ihr denn?

Wie, kennt ihr ... nicht mehr?

6 Wann kommen Sie wieder vorbei?

Um acht, dann treffe ich ..., okay?

7 Thomas ist nicht da, wo bleibt er denn?

Weiß nicht, ruf ... mal an!

8 Hübsche Lampe, aber sie ist zu teuer!

Dann kriegst du ... von mir.



247178.indb 107


hundertsieben

107

12/03/13 1:44 PM

J

T

36 Fragen und Antworten

SPRECHEN

a Werk in tweetallen. A stelt vragen, B antwoordt. Voorbeeld: Wasser – kalt A: Das Wasser hier, ist es nicht kalt?

trinken B: Ja, ich trinke es! Nein, ich trinke es nicht!

Rolle A

Rolle B

1 die Lampe – zu teuer

kaufen

2 die Wohnung – neu

mögen

3 das Zimmer – zu kalt

heizen

4 das Haus – zu modern

lieben

5 das weiße Sofa – hübsch

kaufen

6 die Dusche – gut

ausprobieren

7 der Stuhl – günstig

nehmen

8 der Computer – gut

bestellen


37 Redemittel in der Praxis Luister naar de fragmenten. Omcirkel wat gezegd wordt. Fragment 1 1 Wie sieht dein Schlafzimmer / Badezimmer aus? 2 Ich habe ein Bett und einen Spiegel / eine Lampe. 3 Hast du schon einen Schrank und einen Tisch / ein Fenster? Fragment 2 4 Kannst du diese Sachen / diesen Computer aufhängen? 5 Nicht teuer, für dich nur hundert / tausend Euro! 6 Im Flur, zweite Tür rechts / links. Fragment 3 7 Ach Rex, geh doch mal vom Stuhl / vom Bett! 8 Warte, mein. Telefon / Wecker klingelt. 9 Schon wieder? Stell das Ding mal leise / laut!

38 Wie wird es gesagt? Luister nog een keer naar het gesprek. Vul de zinnen aan. Fragment 1 1 Hat dein Zimmer auch

?

2 Ich habe ein Bett und 3 Was darfst du

. ?

4 Und hast du schon einen Schrank und

108

247178.indb 108

hundertacht


?


12/03/13 1:44 PM

J

Fragment 2 5 Kannst du diese Sachen

SPRECHEN

?

6 Warum willst du deinen Computer

?

7 Ist nicht teuer, für dich nur

!

Fragment 3 8 Wo ist 9 Im Flur, zweite Tür 10 Und wo finde ich

? . ?

39 Text zum Bild Welke vragen passen bij de tekeningen? Schrijf de bijpassende vraag eronder. Und hast du auch schon einen Schrank? – Wie sieht dein Schlafzimmer aus? – Wo ist die Toilette? – Kannst du das Radio anmachen? – Hat dein Zimmer auch ein Fenster? – Warum willst du deinen Computer verkaufen?


247178.indb 109


hundertneun

109

12/03/13 1:45 PM

J

40 Einkreisen und übersetzen

SPRECHEN

a Omcirkel het woord (woorden) dat in de zin past. Gebruik de Lernliste op blz. 135. 1 Warte, mein Telefon / Stuhl klingelt. 2 Rex, geh doch mal vom Licht / vom Stuhl! 3 Im Flur, zweite Tür / zweites Fenster rechts. 4 Willst du diese Toilette / Sachen aufhängen? 5 Ich darf eine Uhr und eine schöne Lampe / hundert Euro kaufen. b Vertaal de gekozen woorden in het Nederlands. Schrijf ze achter de zin.

T

41 Ergänzen und sprechen a Vul in. Gebruik de Lernliste op blz. 135. Rolle A

Rolle B

Wie sieht dein (slaapkamer)

Ich habe (een bed) aus? und einen Spiegel. Ja, ich habe ein großes Fenster.

Hat dein (kamer) auch ein Fenster?

Ja, ich habe einen neuen Fernseher.

Hast du auch einen (televisie) ?

Ein bisschen Musik wäre nicht schlecht.

Kannst du das Radio mal (aanzetten) ?

Klar.

Ja, aber nicht (te luid) , bitte. Warum willst du deinen Computer eigentlich (verkopen)

?

Ich brauche ihn nie. Wir haben im Wohnzimmer einen viel schnelleren PC.

b Maak tweetallen. Speel de gesprekken van a. Wissel ook van rol.

110

247178.indb 110

hundertzehn



12/03/13 1:45 PM

J

42 Aussprache

SPRECHEN

a Luister naar de woorden en spreek ze na. b Bekijk Aussprache. Kruis het woord aan waar de uitspraak op lijkt. Mädchen

Niederländer

fünf

Österreich

klinkt anders

schön schon drücken Uhr warm Geschäft wäre Socken Größe c Maak tweetallen. Lees de woorden van b aan elkaar voor. Let op de uitspraak.

Aussprache Umlaute Hoe spreek je dit uit? De ä als ee in kleed of als de e in tellen. De ü als uu in fuut of vuur. De ö als eu in neus.

Beispiele Mädchen, Niederländer fünf, Tür Österreich

43 Sätze nachsprechen a Luister naar de volgende zinnen en spreek na. 1 2 3 4 5 6

Wo ist die Küche? Ist das dein Computer? Mein Zimmer sieht gemütlich aus. Willst du diese Sachen aufhängen? Ich finde den roten Stuhl auch hübsch. Ich habe eine schöne Lampe bekommen.

b Werk in tweetallen. Lees elkaar de zinnen van a voor. Let op de uitspraak.


247178.indb 111


hundertelf

111

12/03/13 1:45 PM

J

44 Sätze sprechen

SPRECHEN

a Werk in tweetallen. Lees elkaar de zinnen voor. Let op de uitspraak. 1 Welchen Stuhl hast du? 2 Ich habe keinen Schlüssel. 3 Welche Wohnung gefällt dir? 4 Kommst du rein? Die Tür ist offen. 5 Die Küche ist neben dem Wohnzimmer. 6 Ohne Kühlschrank kann ich nicht überleben. 7 Sechs Euro? Dafür findest du eine schöne Uhr! 8 Ich darf eine Uhr und eine schöne Lampe kaufen. b Klaar? Wissel dan van rol.

45 Redemittel Oefen de Redemittel in de volgende stappen: ❑ Stap 1 ❑ Stap 2 ❑ Stap 3 ❑ Stap 4 ❑ Stap 5

Luister online naar de Redemittel en lees mee in je boek. Werk in tweetallen. Vertaal de zinnen. Zoek op wat jullie niet begrijpen Welke Duitse zinnen vind je lastig? Schrijf die in het Lernübersicht op bladzijde 139. Schrijf de Nederlandse vertaling erbij. Werk in tweetallen. De een stelt de vragen, de ander antwoordt. Daarna wisselen jullie van rol. Leer de Redemittel Nederlands – Duits.

Redemittel Wie sieht dein Schlafzimmer aus? Hat dein Zimmer auch ein Fenster?

Ich habe ein Bett und einen Spiegel. Ja, ich habe ein großes Fenster.

Wo ist die Toilette? Und wo finde ich das Licht?

Im Flur, zweite Tür rechts. Gleich links.

Was kann ich für dich tun? Warte, mein Telefon klingelt.

Willst du diese Sachen aufhängen? Stell das Ding mal leise!

Warum willst du deinen Computer verkaufen? Und was kostet er?

Ich benutze ihn nie. Ist nicht teuer, für dich nur hundert Euro!

Rex, geh doch mal vom Stuhl! Ich mag ihn nicht.

Er ist doch lieb! Er ist schon weg.

Was darfst du kaufen?

Ich darf eine Uhr und eine schöne Lampe kaufen. Ja, klar. Sie sind aber alt.

Und hast du schon einen Schrank und einen Tisch? Kannst du das Radio anmachen? Aber bitte nicht so laut.

112

247178.indb 112

hundertzwölf

Ja, mache ich. OK, kein Problem.



12/03/13 1:45 PM

J

46 Gespräch

SPRECHEN

a Vertaal het gesprek. Rolle A

Rolle B

Waar is het toilet?

In de gang, tweede deur rechts.

En waar vind ik het licht?

Meteen links.

Wat kan ik voor je doen?

Wil je deze spullen ophangen?

Wacht, mijn telefoon gaat.

Zet dat ding eens zacht!

Wat mag je kopen?

Ik mag een klok en een mooie lamp kopen.

Heb je al een kast en een tafel?

Ja natuurlijk. Maar ze zijn oud.


T

47 Fragen und Antworten a Vertaal de vragen. 1 Wat kan ik voor je doen? 2 Wat kost die computer? 3 Waar is het toilet? 4 Kun je de radio aanzetten? 5 Wat mag je kopen? b Schrijf antwoorden op de vragen van a. 1 2 3


247178.indb 113


hundertdreizehn

113

12/03/13 1:45 PM

J

4

SPRECHEN

5 c Werk in tweetallen. Verdeel de rollen. Speel het gesprek. d Bedek jullie zinnen. Speel het gesprek zonder te spieken. T

48 Endgespräch a Werk in tweetallen. Bereid het gesprek voor. Schrijf trefwoorden op die je kunt gebruiken. Situatie Je Duitse vriend Olaf is weer naar Duitsland terug verhuisd. Je bezoekt hem. Olaf geeft je een rondleiding in zijn nieuwe huis. Je vraagt Olaf er van alles over. du

Olaf

(begroeting)

(groet terug)

(Vraag of je de woning mag zien.)

(natuurlijk)

(Vraag naar zijn kamer.)

(eindelijk eigen kamer!)

b Speel het gesprek. Oefen net zo lang tot het gesprek zonder te spieken vloeiend loopt.

K

Datei

Bearbeiten

Darstellung

Verlauf

Lesezeichen

Fenster

Hilfe

SCHREIBEN http://bitte-um-hilfe/foren/lackaffe.de

Bitte um Hilfe!! Hallo Leute!!! Meine Mutti, meine beiden Brüder & ich ziehen um. Ich bekomme ein neues Zimmer und neue Möbel. Ich kann mich aber nicht entscheiden, wie es aussehen soll. Es gibt so viele coole Möglichkeiten... Und ich kann mich auch nicht zwischen rosa, mintgrünen oder weißen Wänden entscheiden! Mein altes Zimmer war quadratisch, aber mein neues wird 3,20m x 5,50m groß sein. Zum Glück habe ich nicht viele Möbel. Mein Bett misst 2m x 1,40m und kommt unter das Fenster. Gegenüber

114

247178.indb 114

hundertvierzehn

vom Bett mein Kleiderschrank und der Schreibtisch. Ich brauche auch Platz, um Yoga zu machen;) Vielleicht könnt ihr mir helfen? ANTWORTEN ANTWORT VON Allround22 ABGESTIMMT FÜR: Zimmer auf Bild 4 Zimmer 4 sieht gemütlich und frei aus. Viele Kissen und das Weiß finde ich sehr schön. Aber 5 und 1 finde ich auch sehr stilvoll.



12/03/13 1:45 PM

ANTWORT VON Knutschie ABGESTIMMT FÜR: Zimmer auf Bild 2 Zeitlos seit 100 Jahren. So sieht mein eigenes Wohnzimmer aus.

haben möchtest. Einen schönen Teppich und Vorhänge solltest du nicht vergessen. Bei Zimmer vier würde blau gut passen.

ANTWORT VON giovanna9797 ABGESTIMMT FÜR: Zimmer auf Bild 4 Also, eigentlich sind alle schön, aber vor allem Bild 1, 3, 4. Kommt drauf an, ob du es lieber gemütlicher oder hell und groß

K SCHREIBEN

ANTWORT VON MAREN111 ABGESTIMMT FÜR: Zimmer auf Bild 1 Ich finde das 1. Zimmer cool, aber das 3. Zimmer auch. Wenn es nur stylisch aussieht, aber total unpraktisch ist, ist es ja auch nichts. Darum stimme ich für 1.

Bild 3

Bild 1

Bild 4

22%

6% 56% 17%

Bild 2

18 Abstimmungen Zimmer auf Bild 1

Zimmer auf Bild 4

Zimmer auf Bild 2 Zimmer auf Bild 3


247178.indb 115


hundertfünfzehn

115

12/03/13 1:45 PM

K

49 Lesen zum Schreiben

SCHREIBEN

a Bekijk K op blz. 114. 1 Wat voor soort tekst is dit? ❑ een internetforum waar mensen elkaar raad vragen en geven ❑ de webshop van een meubelzaak ❑ de Duitse versie van Marktplaats.nl b Lees K. Maak de opdrachten. 2 Waarom stelt Lackaffe de vraag? ❑ Uit verveling. ❑ Omdat ze verhuist. ❑ Om haar moeder te helpen. 3 Kijk naar de foto’s van de vier kamers die Lackaffe als voorbeeld geeft. Welke beschrijving hoort bij welke foto?

Dieses Zimmer ist sehr hell und sieht dadurch sehr groß aus. Durch das Fenster kommt viel Licht in das Zimmer. Das Ganze sieht modern aus, aber vielleicht auch etwas kalt.

Nummer

Das ist ein sehr romantisches Zimmer. Es hat ein altmodisches Bett mit weißer Bettwäsche. An der Wand hängt ein romantischer Spiegel. Die Blumen und die rosa gefärbte Wand machen es zu einem richtigen Mädchenzimmer.

Nummer

Das ist ein Zimmer wie aus Tausendundeiner Nacht. Auf dem Bett liegen viele Kissen. Über dem Bett hängt eine Art Baldachin aus Tüchern. Dadurch gerät man hier leicht in eine Märchenstimmung.

Nummer

Bei diesem Zimmer geht es um Ruhe und Wärme. Es ist nicht sehr hell im Zimmer. Der dunkle Holzboden und der dunkelbraune Nachttisch sorgen für eine sehr gemütliche Atmosphäre.

Nummer

4 Op welke kamer zou jij stemmen? Waarom?

50 Diktat Luister naar het dictee en schrijf mee. Luister eventueel twee keer. 1

Ich bin

2 Die 3 Es gibt so viele 4 Mein 5 6 Ich

116

247178.indb 116

hundertsechzehn

! sind weiß. . ist 2m x 1,40 groß. könnt ihr abstimmen. ein neues Zimmer.



12/03/13 1:45 PM

7 Ich

K

mich nicht entscheiden.

8 Zum

habe ich nicht viele

9 Ich brauche Platz, um Yoga zu

.

SCHREIBEN

.

10 Meine Mutter, meine

und ich ziehen um.

51 Schreibmittel a Vertaal de zinnen in het Duits. Gebruik K en opdracht 50. 1 Er is veel licht. 2 De muren zijn roze. 3 Het beddengoed is wit. 4 Kamer vier vind ik gezellig. 5 In de kamer staan veel bloemen. 6 Deze kamer ziet er heel modern uit. 7 Ik heb plaats nodig voor de bloemen. 8 De kamer is stijlvol maar totaal onpraktisch. b Luister naar de oplossingen. Had je alles goed?

52 Schreiben Situatie: Je wilt jouw droomkamer aan Lackaffe beschrijven. Bekijk de tekening. Kies minstens vijf nummers uit de tekening om iets over te schrijven. Gebruik woorden en zinnen uit J Schreiben en de Schreibmittel van de vorige oefening. Je mag ook een woordenboek gebruiken.


247178.indb 117


hundertsiebzehn

117

12/03/13 1:45 PM

Zum Schluss Je bent nu klaar met Deel II. Leer de Lernliste, Grammatik en de Redemittel. van Deel II in het Lernübersicht op blz. 134. Maak de oefentoets.

1 Lernliste Vertaal naar het Duits. Vul in. 1 aanzetten

Kannst du das Radio

?

2 oud

Natalie und Lisa sind drei Jahre

3 het raam

Wir haben

4 een bed

Hast du schon einen Schrank und

5 gezellig

Mein Zimmer sieht

6 groot

Das Badezimmer ist hell und sieht dadurch sehr

. zugemacht. ? aus. aus.

Vertaal naar het Nederlands. Vul in. 7 zusammen

Mittags essen wir zusammen.

8 ruhig

Auf dem Land ist es ruhig.

9 richtig

Sie kann nicht richtig für die Kinder sorgen.

2 Grammatik Vul de juiste vorm in. 1 wie

interessiert sich für ihr neues Haus?

2 het

wird heute bestimmt noch regnen.

3 mij

Er wollte

nicht reinlassen.

4 haar

Lädst du

zu deiner Party ein?

5 ons

Hast du

wirklich gesucht?

6 jullie

Helft ihr mit? Wir brauchen

beim Umzug.

3 Redemittel Schrijf de zinnen in het Duits op.

118

247178.indb 118

Rolle A

Rolle B

1 Waarom wil je je computer verkopen?

2 Ik gebruik hem nooit.

3 Waar is het toilet?

4 In de gang, tweede deur rechts.

hundertachtzehn



12/03/13 1:45 PM

5 Wacht, mijn telefoon gaat.

6 Zet dat ding eens zachter!

Beantwoord de zinnen in het Duits. 7 Hat dein Zimmer auch ein Fenster? ( ja, groot)

8 Und was kostet der Computer? (niet duur – voor jou – 100 euro)

9 Was darfst du kaufen? (een klok – mooie lamp)




Je kunt nu A2 zeggen waar een gesprek over gaat. A1 zeggen waar een tekst met plaatjes over gaat. A2 een eenvoudig interview begrijpen A2 meedoen aan eenvoudige gesprekken. A2 in korte zinnen vertrouwde zaken beschrijven.

Je kent nu de vormen van het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval.

Je weet nu hoe je de Duitse Umlaute uitspreekt.

EINDE DEEL II


247178.indb 119


hundertneunzehn

119

12/03/13 1:45 PM

us is rt euer Ha or een hu leiding do Präsentie d n ro le e n virtu Je gaat ee voor e houden geven. ort praatj k n e e n a A2 Ik k . n een groep ken op ee rouwde za rt ve . n n e a jv k schri A2 Ik manier be e ig d u vo n ee

Praxis

r e l l e u t Vir g n a g d n Ru Je buren gaan een jaar naar het buitenland. In die tijd staat hun huis leeg. Ze willen het huis verhuren aan Duitse gasten. Ze hebben jou gevraagd om daarbij te helpen. Bereid een virtuele rondleiding door het huis voor aan de hand van een diashow. Het hoeft niet echt het huis van de buren te zijn: je mag natuurlijk ook een superluxe fantasievilla bedenken. Lees eerst de hele opdracht en begin dan bij stap 1.

Vorbereitung Stap 1

Maak een groepje van vier. Hoe moet de rondleiding eruit zien? Wat je heb je daarvoor nodig? Schrijf op wie wat doet. Je kunt daarbij dit schema gebruiken. (naam 1)

(naam 1)

(naam 1)

(naam 1)

foto’s en beschrijvingen zoeken definitieve keuze maken van foto’s en beschrijvingen ontwerp maken rondleiding samenstellen 120

247178.indb 120

hundertzwanzig

Kapitel 5 Dach überm Kopf > Praxis


12/03/13 1:45 PM

Stap 2

Ga op zoek naar foto’s van huizen, kamers, keukens, tuinen, zwembaden, etc. Tip: kijk op de site http://www.wimdu.de. Hier staan heel veel huizen met foto’s en beschrijvingen. Daar staan woorden en zinnen die je goed kunt gebruiken. Vul die in het bovenstaande schema in.

Stap 3

Kies de foto’s en stel je diashow van het huis samen. Maak van elke foto een beschrijving die je kunt gebruiken bij de virtuele rondleiding. Gebruik de volgende hulptekst: (titel/ slogan) Wir bieten dieses Haus zur Miete an. Das Haus steht in .. . Es hat … Zimmer; (noem de kamers, de kleuren, de bijzonderheden). Das Haus ist modern/ sehr alt / … . Der Mietpreis beträgt … Euro pro Monat. Wenn sie Interesse haben, schicken Sie uns bitte eine E-Mail: … . Gibt es noch Fragen? … Vielen Dank für Ihre Aufmerksamkeit.

Stap 4

Doe een proefpresentatie in je groepje. Neem deze op. Kijk samen terug en bedenk wat er nog verbeterd kan worden.

Präsentation Stap 5

Presenteer jullie diashow in het Duits aan de klas.

Rückblick Stap 6

De leerlingen uit de klas zijn de jury. Wie had de beste presentatie? En waarom?

Stap 7

Vul het onderstaande schema in.

Vorbereitung We hebben de volgende hulpmiddelen gebruikt:

❑ ❑ ❑ ❑ ❑

Wij beoordelen onze samenwerking met een

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Lernliste Redemittel woordenboek grammaticaoverzicht internet

Präsentation Wij beoordelen onze presentatie met een

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Rückblick Tip: dit zouden we volgende keer anders doen. Top: dit ging erg goed. Eindoordeel: wij geven ons een


247178.indb 121

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Kapitel 5 Dach überm Kopf > Praxis

hunderteinundzwanzig

121

12/03/13 1:46 PM

Extra

L

HÖREN

Hallo! Ich heiße Leo und ich wohne mit meinen Eltern und meinem kleinen Bruder Ludo in der Nähe von Köln. Wir haben hier eine große Wohnung. Ich zeige euch mal, wie wir wohnen.

53 Hören a Gleich hörst du Leo. Er zeigt uns (laat ons zien) seine Wohnung. Sieh dir zuerst das Foto an und lies den Text. 1 Wat voor soort huis staat er op de foto? ❑ Einfamilienhaus (eensgezinswoning) ❑ Ferienwohnung (vakantiewoning) ❑ Hochhaus (flat) ❑ Mehrfamilienhaus 2 Hoe kun je dat weten? b Lies zuerst Aufgabe 3. Höre dir dann Leos Führung (rondleiding) an und mache die Aufgabe. 3 Teken met potlood, terwijl je luistert, de weg die Leo door zijn huis loopt.

122

247178.indb 122

hundertzweiundzwanzig

Kapitel 5 Dach überm Kopf > Extra


12/03/13 1:46 PM

L

Schrank

HÖREN

TV

Schrank

WM

Schrank

Schrank

TERRASSE

TV

c Lies zuerst die Aufgaben. Höre noch einmal den Text. Beantworte die Aufgaben. 4 Waarom is er een tussendeur gemaakt in de hal? ❑ Omdat de warmte zo beter binnen blijft. ❑ Omdat het anders heel erg tocht in de gang. ❑ Omdat je anders zo in het gastentoilet kijkt. 5 Zet een K in de plattegrond waar de koelkast staat. 6 Zet een V in de plattegrond waar de vaatwasser staat. 7 Zet een B in de plattegrond waar de kast staat met de borden en glazen. 8 Zet een L in de plattegrond op de wastafel die Leo gebruikt. 9 Wat zit er in de kasten op de slaapkamer van Leo’s broer Ludo? 10 Noteer drie dingen die Leo in zijn kamer heeft staan in het Duits.


247178.indb 123


hundertdreiundzwanzig

123

12/03/13 1:46 PM

M LESEN

Ein Sommer auf der Alm mit meiner Tante, meiner Freundin und zwei weiteren Hirten verbracht.

Im Sommer schicken manche Bauern ihre Kühe auf eine Alm im Gebirge. Die Hirten*, die mit Kühen auf den Berg ziehen, wohnen in einer Almhütte. Sarah hat einen Sommer lang auf einer solchen Alm mitgearbeitet und erzählt in diesem Interview, was das Leben dort so besonders macht. Sarah, was ist eigentlich eine Alm? Sarah: Eine Alm ist eine große Wiese in den Bergen, weit oberhalb der Dörfer. Hier können Kühe den Sommer über weiden. Sie werden von Hirten bewacht, damit ihnen in dem steilen Gelände* nichts passiert. Warum werden Kühe auf die Alm gebracht? Sarah: Viele Bauern haben im Sommer nicht genug Gras für alle ihre Kühe. Und da die Bergluft bekanntlich sehr gesund ist, schickt der Bauer ein paar seiner Kühe in die Sommerfrische auf die Alm. Von wann bis wann bleiben die Kühe auf der Alm? Sarah: Der Bergsommer beginnt für die Tiere meist Mitte Juni, wenn der Schnee* geschmolzen und das Gras schon ein bisschen gewachsen* ist. Bevor es dann wieder kalt und winterlich wird, zieht man mit der Herde* ungefähr Mitte September zurück ins Tal. Wie viele Leute haben auf deiner Alm mitgearbeitet? Sarah: Da die Arbeit in den Bergen nicht leicht ist, arbeiten meist mehrere Hirten zusammen. Diesen Almsommer habe ich

124

247178.indb 124

hundertvierundzwanzig

Was gibt es auf der Alm für Aufgaben? Sarah: Der Tag beginnt mit dem Melken, Füttern und Misten der Tiere im Stall. Nach dem Frühstück geht man die ganzen Bergwiesen ab und schaut, ob alle Kühe noch da sind und ob es ihnen gut geht. Dabei werden auch gleich kaputte Zäune* repariert. Bei schönem Wetter wird auch noch Heu* gemacht und etwa alle zwei Wochen wird mit einem alten Butterfass frische Butter hergestellt. Zu den weniger beliebten Arbeiten gehört Unkraut mähen, Holzhacken und Mist auf den Wiesen verteilen. Also, keine leichte Arbeit, aber es ist einfach super, den ganzen Tag draußen in der Natur zu sein. Worin unterscheidet sich das Leben auf der Alm von dem zu Hause? Sarah: Zu Hause kann man einfach den Wasserhahn aufdrehen und es kommt warmes oder kaltes Wasser heraus. Auf der Alm gibt es nur kaltes Wasser, und das ist vor allem schrecklich, wenn man sich die Haare waschen will. Früher gab es auch keinen Strom. Ich bin total glücklich, dass sich das geändert hat. Man kann also wie zu Hause fernsehen und den Computer mit Internetanschluss benutzen. Auch kann ich meinen Freunden simsen*, wann ich nur will. Freunde treffen geht leider nicht so leicht, weil die unten im Tal wohnen. Der Weg ist steil, und ein Bus fährt hier nicht. Und es gibt kein Wochenende, an dem man einmal ausschlafen könnte, denn die Tiere müssen jeden Tag versorgt werden. Nach: http://www.wasistwas.de/natur-tiere/ alle-artikel

der Hirte das Gelände der Schnee gewachsen die Herde die Zäune das Heu simsen


de herder het terrein de sneeuw gegroeid de kudde de omheiningen het hooi sms’en


12/03/13 1:46 PM

M

54 Lesen

LESEN

a Sieh dir M auf Seite 124 an. Beantworte die Fragen. 1 Welke tekstsoort is dit? ❑ A advertentie ❑ B interview ❑ C krantenartikel ❑ D reportage 2 Waar kun je dat aan zien?

3 Waarover gaat deze tekst?

b Lies den Text und beantworte folgende Fragen. 4 Welke taken vindt Sarah vervelend? ❑ houthakken en koeien voeren ❑ onkruid wieden en houthakken ❑ stallen uitmesten en hekken repareren ❑ stallen uitmesten en onkruid wieden 5 Sarah noemt in de tekst verschillen tussen het leven thuis en het leven in de berghut. Vul het schema in. Antwoord in het Duits. Leben zu Hause Wasser

Leben auf der Alm

warmes oder kaltes Wasser Kontakt übers Internet oder per SMS

Kontakt zu Freunden am Wochenende

6 Welke woorden kende je niet, maar heb je wel uit de rest van de tekst kunnen opmaken? Schrijf er drie op met hun betekenis.

7 Welke woorden uit de tekst kende je niet en heb je niet uit de context kunnen raden? Schrijf er drie op, zoek de vertaling op in het woordenboek en schrijf die erachter.

c Lies den Text noch mal und löse die Aufgaben. 8 De tussenkopjes in de tekst zijn vragen. Geef op iedere vraag in het Nederlands een kort antwoord van maximaal één zin. Was ist eigentlich eine Alm?


247178.indb 125


hundertfünfundzwanzig

125

12/03/13 1:46 PM

M

Warum werden Kühe auf die Alm gebracht?

LESEN

Von wann bis wann bleiben die Kühe auf der Alm?

Wie viele Leute haben auf deiner Alm mitgearbeitet?

Was gibt es auf der Alm für Aufgaben?

Worin unterscheidet sich das Leben auf der Alm von dem zu Hause?

9 Schrijf nu met behulp van de antwoorden op vraag 8 een goedlopende samenvatting van de tekst in hele zinnen. Een goede samenvatting is te begrijpen voor iemand die de tekst niet gelezen heeft. Verdeel je samenvatting in alinea’s en zet bovenaan je samenvatting de titel (in het Nederlands).

126

247178.indb 126

hundertsechsundzwanzig



12/03/13 1:46 PM

Wiederholung Hier vind je extra opdrachten om te herhalen en te oefenen met de taal.

55 Übersetzen und ergänzen Kapitel 4 C Grammatik a Vertaal. 1 Wir reden über sein Haus.

2 Redet ihr über das Radio?

3 Chattet sie mit Marie über Mode?

4 Ich möchte nicht, dass du chattest!

b Vul de tabel aan. reden

stam:

chatten

stam:

ik praat

ik chat

jij praat

jij chat



wij praten

wij chatten

jullie praten

jullie chatten

zij praten

zij chatten

u praat

u chatten

ik heb gepraat

ik heb gechat

c Controleer de tabel met je grammaticaoverzicht 5 op blz. 212.

56 Ergänzen Kapitel 4 C Grammatik Vul de juiste vorm in. 1 antworten

Was … er?

2 chatten

Ich habe eine Stunde … .

3 reiten

Sie … immer am Sonntag.

4 reden

Ich habe gestern mit ihr … .


247178.indb 127

Kapitel 5 Dach überm Kopf > Wiederholung

hundertsiebenundzwanzig

127

12/03/13 1:46 PM

5 warten

Wie lange … wir jetzt schon?

6 finden

Wie … du mein neues Zimmer?

T

57 Übersetzen Kapitel 4 C Grammatik Vertaal. 1 Hij praat niet meer met mij.

2 Zij chat steeds over haar kamer?

3 Ik praat niet graag met vreemden.

4 Heb je met meneer Huber gepraat?

5 Heeft je moeder over de tuin gechat?

58 Ergänzen und sprechen Kapitel 4 I Grammatik a Maak tweetallen. Verdeel de rollen. Spreek de gesprekken. Rolle A

Rolle B

1 Ich hole noch schnell meine Schlüssel.

Ich warte! (Zonder jou) komme ich nie zu spät!

2 (Tegen jullie) haben wir keine Chance! Ihr habt das meiste Glück!

(Om ons) braucht ihr euch keine Sorgen zu machen.

3 Ich habe die Kleider (voor jou) mitgebracht!

(Voor wie)? Ich glaube, dass sind Ollies Kleider.

b Wissel van rol.

128

247178.indb 128

hundertachtundzwanzig



12/03/13 1:46 PM

T

59 Fragen und Antworten Kapitel 4 I Grammatik a Werk in tweetallen. A stelt vragen. B geeft antwoord. Voorbeeld: A ist – die Uhr – für- mich A Ist die Uhr für mich?

B Nein – für – sie B Nein, die Uhr ist für sie.

Rolle A

Rolle B

ist

die Uhr das Portmonee die Tasche die Hose die Jeans die Kappe das T-Shirt

sind

die Sachen

für

mich dich ihn sie uns euch sie

Nein

für

mich dich ihn sie uns euch sie

Sie

Sie

b Wissel van rol.

60 Auswählen und sprechen Kapitel 4 Lernliste Niederländisch – Deutsch a Maak het gesprek af. Kies uit de onderstaande woorden. Gebruik de Lernliste van Kapitel 4. rood – broek – het T-shirt – aantrekken – kledingwinkel – passen – gaan – mooi Rolle A

Rolle B

Dieter und ich

Weißt du schon, welche Kleider du

heute Abend etwas essen.

möchtest?

Ja, ich glaube, ich ziehe

an.

Danke, das habe ich in dem neuen

.

Und welche

gekauft. Meine neuen Jeans in

Das ist sehr

möchtest du

dazu anziehen? .

Die sind sehr schön! Darf ich die mal ?



247178.indb 129


hundertneunundzwanzig

129

12/03/13 1:46 PM

61 Ergänzen und sprechen Kapitel 4 Lernliste Niederländisch – Deutsch a Vul in. Gebruik de volgende woorden. de prijs – garantie – goedkoop – inkopen – is er geen – kopen – niets kost – terugbrengen – verkopen Rolle A

Rolle B

Was ist

?

50 Euro und dann haben Sie drei Jahre

für 25 Euro?

!

Nein, 50 Euro sind schon !

Wenn er meiner Mutter nicht gefällt, kann ich ihn

Natürlich, für das Geld können Sie dann etwas

dann

anderes

?

Ich nehme die Kaffeemaschine.

.

Prima. Kann ich Ihnen auch noch einen Toaster dazu

Nur wenn er

! (let op:

er-vorm)

?

Tut mir leid. Wir können den Toaster auch nicht gratis

.


62 Übersetzen und ergänzen Kapitel 5 C Grammatik a Vertaal het werkwoord in het Duits. Gebruik de Lernliste op blz. 134. Rolle A mogen

Rolle B Er

den

kunnen

Freund von meiner Schwester

Wirklich? Du ihn nicht leiden!

sehr. mogen

ich

kunnen

wissen, warum? kunnen

Das

ich so

nicht sagen. Das ist ein Gefühl.

Vielleicht ihr mal mit ihm reden?

mogen

ich deine

kunnen

blauen Jeans mal anziehen?

Das

ich leider

nicht machen. Die passen dir nicht mehr. Aber die alten blauen Jeans schon.

130

247178.indb 130

hundertdreißig



12/03/13 1:46 PM

Rolle A

Rolle B

kunnen

Cool,

sie

mogen

ich mal

morgen mitbringen?

wissen, warum du selbst keine Jacke hast?

kunnen

Das

wir dir

sagen: Wir haben kein Geld mehr. b Vul de juiste vorm in. c Maak tweetallen. Speel de gesprekken. T

63 Fragen und Antworten Kapitel 5 C Grammatik Werk in tweetallen. A stelt vragen en B geeft antwoord. Voorbeeld: Rolle A mögen – dein Freund – Fisch?

Rolle B Nein, er mag keinen Fisch.

Rolle A können

dürfen

Rolle B deine Freundin dein Bruder dein Vater deine Mutter deine Schwester dein Freund

das Radio anmachen? die Uhr im Internet bestellen? die Tür aufmachen? den Fernseher mal leise stellen? da sitzen? etwas sagen? den Fernseher anmachen? die neue Wohnung? einen großen Garten? den alten Spiegel?

mögen

Ja, … Nein, …

64 Ergänzen Kapitel 5 I Grammatik Vul in. 1 Hallo! Könnt ihr (ik)

sehen?

2 Liebe Suzanne, (ik)

liebe dich so!

3 (Wie)

möchtest du nicht reinlassen?

4 Im Supermarkt habe ich (hij) 5 (Wie)

lange gesucht. interessiert sich für meine neue Wohnung?

6 Ich habe ein neues Fahrrad. Hast du (het)


247178.indb 131

schon gesehen?


hunderteinunddreißig

131

12/03/13 1:46 PM

65 Ergänzen Kapitel 5 I Grammatik Vul in. 1 (Wie)

hast (jij)

auf der Party gesehen?

2 Ist das Wasser warm oder kalt? Ich glaube (het)

ist kochend heiß.

3 Weißt du eigentlich, (wie)

das neue Wohnmagazin präsentiert?

4 (Het)

wird heute schneien. (Wij)

machen das

Dach zu. 5 Helft (jullie)

mit? (Wij)

brauchen (jullie)

beim Spiel. 6 Was machen wir mit Jorg? Lädst (jij)

(hij)

zu deiner

Feier ein?

T

66 Ergänzen Kapitel 5 I Grammatik Door welk woord kun je het vetgedrukte woord vervangen? Vul in. 1

sie

Ist die Katze im Garten? Ja, ich sehe … dort.

2 Lebt er mit Katie zusammen? Ja, er mag … sehr. 3 Der Preis gefällt mir nicht so. Ich finde … zu hoch. 4 Das T-Shirt ist zu klein. Ich muss … zurückbringen. 5 Wie findest du den Garten jetzt? Ich finde … schön. 6 Hast du einen Schlüssel? Ja, ich habe … in der Jacke. 7 Das Radio steht hier rechts. Du kannst … mal ausprobieren. 8 Wie findest du das Schlafzimmer? Ich finde … viel zu klein. 9 Ich habe die Tasche verloren. Hoffentlich finde ich … wieder. 10 Kannst du bitte die Tür zumachen? Kein Problem, ich mache … für dich zu.

67 Ergänzen und sprechen Kapitel 5 Lernliste Niederländisch – Deutsch a Vul in. Rolle A

Rolle B

Wo

(woon) du

jetzt? 132

247178.indb 132

Seit

(gisteren)

in Köln. hundertzweiunddreißig



12/03/13 1:46 PM

Rolle A

Rolle B

Habt ihr ein neues

Ja, und einen (huis)?

(tuin)!

Wohnt er mit Joanne

Ja, sie teilen Badezimmer und (samen)?

(keuken).

Hast du kein

Doch, aber das Wasser bleibt

(water)?

(koud).

Wann bist du wieder

Um neun Uhr bin ich wieder da! (thuis)?

Hast du einen


(sleutel)?

b Werk in tweetallen. De een stelt de vragen, de ander geeft antwoord. Wissel ook van rol.

68 Übersetzen und sprechen Kapitel 5 Lernliste Niederländisch – Deutsch a Vul in. Rolle A

Rolle B

1 Ich habe einen neuen (kast)

Ja, ich finde ihn super! . Magst du ihn? Hundert Euro? Das ist mir viel zu (duur)

2 Was kostet diese Uhr?

. 3 Ich höre nicht, was du sagst. Stell das Radio bitte mal etwas (zachter)

Kein Problem! .

4 Stefanie, lass mich mal sitzen. Komm (van de stoel)

Aber natürlich! .

5 Wo ist in dieser Wohnung das Badezimmer?

Ah, das ist (in de gang) , zweite Tür links.

b Oefen de zinnen. Werk in tweetallen. Wissel ook van rol.


247178.indb 133


hundertdreiunddreißig

133

12/03/13 1:46 PM

Lernübersicht Lernliste Niederländisch-Deutsch T

T

Leer de woorden Nederlands-Duits. Vraag aan je leraar of je D en J ook moet leren.

D

❑ de sleutel ❑ de tuin

der Schlüssel der Garten

❑ ❑ ❑ ❑

de deur de douche de keuken de woning, de flat

die Tür die Dusche die Küche die Wohnung

❑ ❑ ❑ ❑

de badkamer het huis de kamer het water

das Badezimmer das Haus das Zimmer das Wasser

❑ dichtdoen ❑ opendoen ❑ wonen

zumachen aufmachen wohnen

❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

nett klein kalt mit neu zu Hause warm

aardig klein koud met, inclusief nieuw thuis warm T

D

❑ de koelkast

der Kühlschrank

❑ koken ❑ verwarmen, stoken

kochen heizen

❑ gezellig ❑ licht

gemütlich hell

de computer de kast de spiegel de stoel de tafel

der Fernseher

❑ de klok, het horloge ❑ de lamp ❑ het toilet

die Uhr die Lampe die Toilette

❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

het bed het licht het raam, venster de radio de slaapkamer de telefoon

das Bett das Licht das Fenster das Radio das Schlafzimmer das Telefon

❑ ❑ ❑ ❑ ❑

aanzetten kopen kosten liggen verkopen

anmachen kaufen kosten liegen verkaufen

❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

duur groot luid, lawaaiig modern mooi oud uit zacht, zachtjes zonder, exclusief

teuer groß laut modern schön alt aus leise ohne

J

J ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

❑ het tv-toestel

der Computer der Schrank der Spiegel der Stuhl der Tisch

T

❑ de bodem

der Boden

❑ drukken, duwen ❑ uitzetten

drücken ausmachen

❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑

an zu geschlossen auf offen sauber

aan dicht gesloten open open schoon

Eigen notities

134

247178.indb 134

hundertvierunddreißig

Kapitel 5 Dach überm Kopf > Lernübersicht


12/03/13 1:46 PM

Lernliste Deutsch-Niederländisch Leer de woorden Duits-Nederlands. A Sehen leben der Ort das Meer der Schulhof zurück froh traurig

Sophie lebt in der Türkei. Sie lebt in einem kleinen Ort. Der Ort liegt am Meer. Vor der Schule ist der Schulhof. Die Familie kehrt zurück nach Deutschland. Sophie ist froh, dass sie ein schönes Zimmer hat. Sie ist traurig, weil sie ihre Freundin Ipek nicht mehr sieht.

leven, wonen de plaats de zee het schoolplein terug blij verdrietig

verschillende donker het behang meteen

der Flur

Ein Poster mit verschiedenen Blumen. Die Möbel sind aus dunklem Holz. Die Tapete ist weiß. Leute sagen mir immer sofort, wie wohl sie sich bei mir fühlen. Die Toilette ist im Flur, zweite Tür rechts.

G Hören krank richtig eigentlich gemeinsam zusammen der Kindergarten

Ihre Mutter ist schwer krank geworden. Sie kann nicht richtig für die Kinder sorgen. Eigentlich ist es bei uns wie in jeder Familie. Ich gehe gemeinsam mit Carolin in die sechste Klasse. Mittags essen wir zusammen. Sie gehen in den Kindergarten im SOS-Dorf.

ziek goed eigenlijk samen samen de kleuterschool (groep 1 en 2)

H Lesen in der Nähe ruhig entfernt weiter es gibt gefallen

Supermärkte sind immer in der Nähe. Auf dem Land ist es viel ruhiger. Kraftsbuch ist fünf Kilometer von Greding entfernt. Weiter unten in meiner Straße gibt es einen Spielplatz. Es gibt es in meiner Straße viele Nationalitäten. Mir gefällt es in Kreuzberg.

in de buurt rustig vandaan verder er zijn bevallen, fijn vinden

B Lesen verschieden dunkel die Tapete sofort

de gang

Eigen notities


247178.indb 135


hundertfünfunddreißig

135

12/03/13 1:46 PM

C Grammatik De werkwoorden können, dürfen, mögen

ich du er/sie/es/man

kunnen können kann kannst kann

mogen (toestemming) dürfen darf darfst darf

houden van, lusten mögen mag magst mag

wir ihr sie Sie

können könnt können können

dürfen dürft dürfen dürfen

mögen mögt mögen mögen

können dürfen mogen

Duits Hier kannst du schöne Mode kaufen. Du darfst hier nicht essen. Ich mag Eis.

Nederlands Hier kun je mooie mode kopen. Jij mag hier niet eten. Ik hou van ijs.

Eigen notities

136

247178.indb 136

hundertsechsunddreißig



12/03/13 1:46 PM

I Grammatik Ich mag dich ik jij hij zij het

1 ich du er sie es

4 mich dich ihn sie es

Sie mag mich. Kennt sie dich? Sie kennt ihn. Ich höre sie. Ich liebe es.

wij jullie zij u wie

wir ihr sie Sie wer

uns euch sie Sie wen

Sie kennen uns noch nicht. Sie haben euch gesehen. Ich habe sie gehört. Gestern hat er Sie gesehen. Wen hast du gestern getroffen?

Het lijdend voorwerp in het Duits staat in de vierde naamval.

Onderwerp 1 Lijdend voorwerp 4

Nederlands Hij is er niet. Ik haal hem.

Duits Er ist nicht da. Ich hole ihn.

Zoals je ziet veranderen persoonlijke voornaamwoorden in het Nederlands en het Duits van vorm. Eigen notities


247178.indb 137


hundertsiebenunddreißig

137

12/03/13 1:46 PM

D Sprechen Redemittel 1

Wo wohnst du jetzt?

Seit gestern in Gummersbach.

2

Habt ihr ein neues Haus?

Ja. Ich mag es sehr.

3 Wann kann dein Bruder in seine neue Wohnung?

Er wohnt schon da.

4 Lebt er alleine?

Nein, er lebt mit Lola zusammen.

5 Kennst du sie?

Ja, sie ist sehr nett.

6 Wo lebt deine Schwester jetzt?

In Münster, bei Moritz. Sie mag ihn sehr.

7 Haben sie eine kleine Wohnung?

Ja. Sie teilen Badezimmer und Küche.

8 Hast du einen Schlüssel?


9 Kannst du die Tür bitte aufmachen?

Kein Problem.

10 Wann bist du wieder zu Hause?

Um 23 Uhr bin ich wieder da.

11 Du darfst nicht länger wegbleiben!

Omar kann auch nur bis 23 Uhr.

12 Die Dusche geht nicht!

Hast du kein Wasser?

13 Doch, aber das Wasser bleibt kalt.

Einfach warten. Es kann noch warm werden.

Gebruik deze tabel eventueel voor je aantekeningen bij de Redemittel. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

138

247178.indb 138

hundertachtunddreißig



12/03/13 1:46 PM

J Sprechen Redemittel 1

Wie sieht dein Schlafzimmer aus?

Ich habe ein Bett und einen Spiegel.

2 Hat dein Zimmer auch ein Fenster?

Ja, ich habe ein großes Fenster.

3 Wo ist die Toilette?

Im Flur, zweite Tür rechts.

4 Und wo finde ich das Licht?

Gleich links.

5 Was kann ich für dich tun?

Willst du diese Sachen aufhängen?

6 Warte, mein Telefon klingelt.

Stell das Ding mal leise!

7 Warum willst du deinen Computer verkaufen?

Ich benutze ihn nie.

8 Und was kostet er?

Ist nicht teuer, für dich nur hundert Euro!

9 Rex, geh doch mal vom Stuhl!

Er ist doch lieb!

10 Ich mag ihn nicht.

Er ist schon weg.

11 Was darfst du kaufen?

Ich darf eine Uhr und eine schöne Lampe kaufen.

12 Und hast du schon einen Schrank und einen Tisch?

Ja, klar. Sie sind aber alt.

13 Kannst du das Radio anmachen?

Ja, mache ich.

14 Aber bitte nicht so laut.

OK, kein Problem.

Gebruik deze tabel eventueel voor je aantekeningen bij de Redemittel. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14


247178.indb 139


hundertneununddreißig

139

12/03/13 1:46 PM

Neue Kontakte. 2 vmbo-kgt Leerwerkboek. Zesde editie. Neue Kontakte Chris Bisschops Charlotte Custers (eindredactie) Monique Streutjes Roxanne Wieden

Recommend Documents