VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Van:
A. van der Ploeg
Tel nr: 06-35113533
Nummer: 15A.00499
Datum: 11 mei 2015
Team: Onderwijs, Welzijn en Zorg
Tekenstukken: Nee
Bijlagen:
Afschrift aan:
1
N. de Ridder, K. van den Heuvel
N.a.v. (evt. briefnrs.): Onderwerp: risicodeling en solidariteit essentiële functies
jeugdhulp
Advies: 1. De afspraken over de onderlinge verevening en risicodeling voor 2015 m.b.t. de essentiële functies jeugdhulp, zoals gemaakt tussen de Utrechtse jeugdzorgregio’s (m.u.v. regio FoodValley), te (her)bevestigen; 2. Kennis te nemen van de uitwerkingslijnen zoals beschreven in het concept werkdocument ‘Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio’s’; 3. Akkoord te gaan met de feitelijke uitwerking van deze lijnen op het moment dat er meer duidelijkheid is over het feitelijke gebruik en de hoogte van de budgetten.
Begrotingsconsequenties B . e n W. d . d . :
Portefeuillehouder: wethouder Duindam
NEE
Inl ei din g: Op 26 maart 2014 heeft de gemeenteraad (RB 14.R00145) een besluit genomen over risicodeling (dure) cluster 1-jeugdhulp in 2015, en wel dat: voor het jaar 2015 de financiële risico's op alle in de regionale transitiearrangementen genoemde bovenregionale zorg (“cluster 1 jeugdhulp”) worden gedeeld door gemeenten uit de zes Utrechtse jeugdzorgregio’s (besluit 1.2) en het college de opdracht krijgt om bij onevenredig gebruik van zorg (verschil tussen gemeenten e/o regio's) in overleg te treden met de betreffende gemeenten e/o regio's om hun infrastructuur voor preventie en/of voorkomen instroom in zwaardere zorg zo snel mogelijk op orde te krijgen (besluit 1.4). De Utrechtse jeugdzorgregio’s maken aanvullende afspraken om overschrijding van budgetten te voorkomen (risicobeheersing. Ook is afgesproken dat een gezamenlijk toetsingskader wordt opgesteld aan de hand waarvan de voortgang met het realiseren van de benodigde infrastructuur en de ontwikkelingen in de zorginzet kan worden bijgehouden. In het najaar 2014 hebben de Utrechtse wethouders jeugd, vertegenwoordigd in het zogeheten Breed wethouders Overleg, met uitzondering van de drie gemeenten in de regio FoodValley, op bestuurlijk niveau afspraken gemaakt over zorgvormen die onderdeel uitmaken van de zogeheten essentiële functies, samengevat als cluster 1 jeugdzorg (zie ook BenW besluit 14A.00944 en RIB 14R.00544). Het gaat om de volgende vormen van zeer gespecialiseerde jeugdhulp: Jeugdzorg Plus, BOPZ (gesloten psychiatrie), Jongeren met een (licht) verstandelijk beperking (ZZP 4 en 5 MFC/OCB) Driemilieuvoorzieningen (= wonen, onderwijs, ondersteunende therapie en vrijetijdsbesteding in woonwijk) De afspraken luidden: Voor de zorgvormen die tot het eerste cluster behoren zullen de Utrechtse regio’s de kosten voor gebruik van de ingekochte capaciteit verevenen (d.w.z. met gesloten beurzen onderling de ingekochte capaciteit optimaal benutten); De betreffende zorgvormen in te kopen op basis van de vereiste beschikbaarheid; Met elkaar de risico’s te delen en gezamenlijk te zoeken naar passende oplossingen in financiële zin, mocht het Rijk niet bereid zijn om gemeenten/regio’s te compenseren als blijkt dat de feitelijke volumes en de toepassing van het woonplaatsbeginsel niet in overeenstemming zijn met de uitgangspunten in de macrobudgetten.
De b ev oeg dh eid v an het co ll eg e ko mt v o o rt uit d e v ol ge nd e w e t - e n/of re ge lg ev ing: He t c o l le g e is b e v oe g d om na d er e k wa l it a t ie v e e n k wa nt i ta t ie v e af s prak e n te m ak en o v er de ink o op v an j e u gd h u l p.
Beo ogd ef fe ct: Een kwalitatief goede en financieel beheersbare “cluster 1 jeugdzorg” in de provincie Utrecht. Ar g um ent en: 1.1 Het gaat om vormen van zeer gespecialiseerde en daarmee dure jeugdhulp, waarover regionale afspraken gemaakt zijn. De redenen dat de afspraken rondom solidariteit en verevening gemaakt werden, zijn: • Het betreft de zorg voor de meest kwetsbare groepen;
• • • • • •
De zorg kent vaak een gedwongen/onvermijdelijk karakter; Maatschappelijke risico’s zijn zeer hoog; Continuïteit van zorg mag niet in het geding mag komen; Sturing op volume (instroom) is zeer beperkt (in 2015) terwijl de kosten per cliënt hoog zijn en het budget voor deze zorgvormen is teruggebracht; Er waren landelijke afspraken in aantocht die ertoe zouden leiden dat de Utrechtse gemeenten meer zorg moesten inkopen dan zij aanvankelijk berekend hadden of dan zij beschikbaar hadden vanuit het macrobudget; Landelijk ingrijpen dreigde indien gemeenten niet voor 1 november 2014 tot inkoopafspraken kwamen met de zorgaanbieders in cluster 1.
2.1 Het betreft een concept werkdocument, waarin de uitwerkingslijnen geschetst worden. Omdat bovenstaande afspraken in feite een gentlemen’s agreement op hoofdlijnen betroffen, heeft het Breed Wethouders Overleg aan de Ambtelijke Stuurgroep Jeugd verzocht om zorg te dragen voor een verdere uitwerking. De Ambtelijke Stuurgroep heeft hiervoor een werkgroep opgericht waarin alle regio’s, m.u.v. regio FoodValley, vertegenwoordigd zijn. In het bij dit voorstel gevoegde concept werkdocument ‘Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio’s’ beschrijft de Ambtelijke Stuurgroep Jeugd (bestaande uit een afvaardiging van iedere Jeugdzorgregio op managementniveau) de uitwerkingslijnen voor gezamenlijke optimalisatie- en risicobeheersmaatregelen voor de zorgvormen in cluster 1 (corsa 15.009576). In de notitie staan uitwerkingslijnen beschreven voor: Optimale benutting van de ingekochte zorg mbt de essentiële functies cluster 1 en capaciteitsverdeling met gesloten beurzen voor de Utrechtse regio’s; Een monitor die betrouwbare en eenduidige informatie levert op de benutting (in-en door- en uitstroom) van deze gespecialiseerde vormen van jeugdhulp; Scenario’s voor risico verevening van de kosten; Uitwerking van de vraag naar solidariteit op de totale kosten. 3.1 Een meer specifieke uitwerking volgt als er meer duidelijkheid is over macrobudget en inkoop. Een meer concrete uitwerking van de bestuurlijke afspraken in cluster 1 zal pas mogelijk zijn op het moment dat: er landelijk meer duidelijkheid ontstaat over het macrobudget 2015; er meer zicht is op het feitelijk gebruik in relatie tot de inkoopafspraken. In het Breed Wethoudersoverleg van 30 april jl. is overeengekomen dat in alle colleges van burgemeester en wethouders (m.u.v. de gemeenten in de regio FoodValley) een voorstel wordt voorgelegd ter (her)bevestiging van de gemaakte afspraken. In de notitie en met dit voorstel wordt ook duidelijkheid geschapen over het vervolgproces: de wijze waarop de afspraken op hoofdlijnen worden uitgewerkt. Het onderwerp over- of onderschrijding inkoop cluster 1 jeugdzorg komt in juli 2015 in het Breed Wethoudersoverleg terug.
Kan tte k eni ng: Nvt
Fin an ci ën: Nvt
Uitv o er ing : Nvt
Com mun ic at ie / Web s ite: Nvt
O nde rn em ing s r aad : N vt
S am enh ang m et e e rd er e b es lui tv or min g: 14 A.00111 en RB 14.R00145: bovenregionale risicodeling 6 Utrechtse jeugdhulpregio’s 14A.00944 en 14R.00544: bovenregionale risicodeling jeugdhulpvormen voor het jaar 2015 Utrecht West
Bij l ag e: 15 . 00 9 57 6: N o ti t ie u it werk i n g r is ic o d e l in g e n s o l id ar it e it v oor d e e s s en t ië l e f unc t ies j eu g dh u lp U tr ec h ts e r e g io ’s ( v ers ie 0. 2).
Uitwerking risicodeling en solidariteit
voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio’s Versie 0.2 Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
Inhoud Samenvatting ........................................................................................................................ 3 Inleiding ................................................................................................................................. 5 Leeswijzer .......................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 1 De contracten .................................................................................................... 7 1.1.
Analyse van de contracten ...................................................................................... 7
1.1.1.
Inkoop: afspraken vs. realisatie ........................................................................ 7
1.1.2.
Bekostigingswijze ............................................................................................. 7
1.1.3.
Onderbesteding ......................................................................................... 8
1.1.4.
Monitor en verantwoording ..................................................................... 8
Hoofdstuk 2. Risico verevening ............................................................................................. 9 2.1.
Risicodeling: te weinig ingekocht ............................................................................. 9
2.2.
Risicodeling: voldoende ingekocht .........................................................................10
2.3.
Risicodeling: teveel ingekocht ................................................................................10
Hoofdstuk 3. Solidariteit........................................................................................................12 3.1. Uitgangspunten tekort en overschot ...........................................................................12 3.2. Monitoring ..............................................................................................................12 3.3. Woonplaatsbeginsel ..............................................................................................12 3.4. Compensatie Rijk ..................................................................................................13 Bijlage 1. Opdracht aan Werkgroep ................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
Samenvatting Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s Waarom doen wij dit? Het gaat om afspraken tussen de regio’s op zeer specialistische zorg met een verblijfscomponent die beschikbaar moet zijn indien nodig. Door de geringe omvang en de hoge kosten is het niet mogelijk dat ieder regio deze beschikbaarheid van zorg zelf kan garanderen. Tevens is de invloed om inzet van deze zorg te voorkomen vooralsnog gering. Tijdens de besprekingen van de Utrechtse regio’s naar bindende afspraken op deze essentiële functies kwam vanuit het Rijk een soortgelijke opdracht hiertoe. Deze opdracht sloot bijna naadloos aan op het traject van de Utrechtse regio’s. Voorstel plan van aanpak (indicatief) April/ mei 1. A. Analyse van de regionale contracten en bekostigingssystematiek Inzicht in de wijze waarop de aantallen en tarieven essentiële functies in de regionale contracten zijn opgenomen Inzicht in flexibiliteit binnen contracten/ beschikkingen (zoals de mogelijkheid van substitutie van zorg en eventuele terugvorderen van middelen bij achterblijven vraag naar zorg) Inzicht in mogelijkheid van onderaannemerschap voor zorgaanbieders waar wij geen afspraken mee hebben gemaakt voor 2015. Inzicht in financiering en bekostigingssystematiek (zoals bekostiging obv bevoorschotting of facturatie) Inzicht rapportage en verantwoordingswijze Waarom deze analyse? omdat de verschillen in bekostigingssystematiek gevolgen kunnen hebben voor de wijze waarop verantwoording en afrekening plaatsvindt omdat er afspraken gemaakt moeten worden over optimaal gebruik van de beschikbare plekken voor de essentiële functies inclusief grensverkeer tussen de regio’s Resultaat: Voorstel voor optimale benutting van de ingekochte zorg essentiële functies en capaciteitsverdeling met gesloten beurzen voor de Utrechtse regio’s. B. Herijking van de ADD monitor Aanscherping definiëring van de essentiële functies met de zorgaanbieders Deze aanscherping opnemen in zowel de ADD monitor als de regionale kwartaalrapportages. Waarom deze herijking? Omdat de essentiële functies verschillend zijn gedefinieerd door zowel de zorgaanbieders als de regio’s als mogelijk landelijk bij het vaststellen van de macrobudgetten (bv. GGZ Centraal met BOPZ dat incl. crisisplekken en langdurig intensieve klinisch is.) Omdat de monitor een essentiële schakel is in de uitwerking van de afspraken op gebruik en uitwerking risicoverevening en solidariteit op totale kosten. Beoogd resultaat: Een monitor die betrouwbare en eenduidige informatie levert op de benutting (in- door- en uitstroom) van de essentiële functies door de regio’s.
Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
Juni Obv de uitkomsten van de ADD monitor en de regionale kwartaalrapportages met de zorgaanbieders in overleg om mogelijk verwachtte onderbenutting of juist hogere instroom te bespreken incl. mogelijke vervolgstappen. Specifieke aandachtspunten zijn: - het vermoeden dat de opgave van beschikbaarheid benodigde aantallen aan de hoge kant is - vraag naar grote verschillen in tarieven voor eenzelfde functie tussen de zorgaanbieders - bij zichtbare onderbenutting gesprek over substitutie cq mogelijk terugvorderen van middelen Het vraagstuk van risicoverevening en solidariteit op de totale kosten hangen nauw met elkaar samen. Je kunt niet met gesloten beurzen elkaars capaciteit benutten, als er geen overeenstemming is over het compenseren van elkaars tekorten. Dit maakt de uitwerking van beide vraagstukken complex. Bestuurlijk is aangegeven om hier voor de zomer een nadere uitwerking aan te geven zodat er afspraken kunnen worden gemaakt zonder de druk van mogelijke concrete praktijksituaties en specifieke belangen. In deze notitie zijn op beide vraagstukken een eerste verkenning naar oplossingsrichtingen en te ondernemen acties opgenomen. Bij beide vraagstukken is het nodig om een aantal vragen nader te onderzoeken, zoals wat het bedrag is waarmee het Rijk heeft gerekend voor de kosten essentiële functies per regio? Hoe zich dat tot de kosten per regio verhoudt? En wanneer er sprake is van een tekort in een regio? 2. Scenario’s voor risico verevening van de kosten (zie hoofdstuk 3 van de notitie) 3. Uitwerking van de vraag naar solidariteit op de totale kosten (zie hoofdstuk 4 van de notitie)
Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
Inleiding De inleiding is zowel de aanleiding, maar vooral het uitgangspunt van dit rapport. In de zomer van 2014 besloten de regio’s in de provincie Utrecht, uitgezonderd de gemeenten die horen bij Food Valley, om met elkaar risico’s te verevenen. Aanleiding was om voor zware zorgvormen niet allemaal een eigen capaciteit beschikbaar te hebben, maar dit gezamenlijk te doen. Dat verlaagt de kosten en verkleint de kwetsbaarheid. Afgesproken is dit toe te passen op zware, kostbare zorg, waarvan je op de inzet van deze zorg als gemeente weinig of geen invloed hebt; de essentiële functies cluster 1 zorg. Kort daarna is landelijk met Staatssecretaris Van Rijn afgesproken dat gemeenten zoveel mogelijk op deze functies bovenregionale afspraken maken voor de inkoop 2015. De afspraken die gemaakt zijn in het Breed Wethoudersoverleg (BWO) staan in onderstaand kader.
Bovenregionale afspraken en risicodeling Jeugdzorg in Utrecht Op basis van het advies van de ambtelijke stuurgroep zijn in het Bestuurlijk Platform Jeugd en het BWO de volgende afspraken gemaakt over de risicodeling: 1. De kosten voor gebruik van de ingekochte capaciteit te verevenen (dat wil zeggen dat de regio’s met gesloten beurzen onderling zo optimaal mogelijk de ingekochte capaciteit benutten); 2. In mei 2015 te bepalen of aanvullende inkoop nodig is: Indien het gezamenlijk gebruik de totale capaciteit uit alle RTA’s samen overschrijdt, volgt een gezamenlijk bestuurlijk besluit tot aanvullende capaciteit van maximaal 10% van de gecorrigeerde uitvraag 2012 (voor iedere regio hetzelfde percentage). Ook hiervoor geldt optimale benutting met gesloten beurzen; 3. Indien zich gedurende 2015 onevenwichtige situaties voordoen, vindt hierover bestuurlijk overleg plaats en zo nodig besluitvorming. Specifiek: Indien een regio meer gebruikt dan 90% van de gecorrigeerde uitvraag 2012 (voor die regio), dan is dit aanleiding tot bestuurlijk overleg over de vraag of verevening ook voor dat meerdere van kracht blijft; 4. Een eventuele verevening vindt plaats op basis van het inwonertal; 5. Als de regio’s tezamen in totaal onder het basisvolume blijven dan vindt er aan het einde van het jaar geen verrekening plaats met de aanbieder of met elkaar (gesloten beurzen); Onderlinge solidariteit omdat: Als gevolg van de landelijke afspraken over de essentiële functies hebben de Utrechtse regio’s afgesproken om in te kopen op basis van de vereiste basisbeschikbaarheid in plaats van de oorspronkelijke 80% zoals vastgesteld in de RTA’s, ongeacht of de beschikbaar gestelde budgetten 2015 toereikend zijn. Daarnaast is besloten dat: De ontwikkelingen in de zorgvraag en transformatie gezamenlijk gemonitord wordt door de regio’s (de ontwikkeling van de monitor op de cluster 1 zorg is inmiddels opgestart : Uitvoer door ADD groep); Afspraken worden gemaakt over samenwerking om zo snel mogelijk jeugdigen te kunnen plaatsen; Gezamenlijk te borgen dat aanbieders snel kunnen opschalen indien nodig. Dat betekent dat bovengenoemde afspraken het vertrekpunt zijn. Het beantwoorden van de vraag hoe regio’s onderling risico’s delen laat zich vergelijken met het opstellen van spelregels: voordat het spel begint is een gezamenlijk beeld van de regels belangrijk om verwarring te voorkomen. Die vergelijking gaat op met de bovenregionale afspraken. Vanaf mei 2015 start de gezamenlijke monitoring. Om te voorkomen dat casuïstiek de discussie leidt, moet de uitvoering van tevoren goed zijn uitgewerkt. U treft de opdracht als bijlage bij dit rapport. De kern van de opdracht bestaat uit twee delen: risicodeling en solidariteit. Dit zijn ingewikkelde vraagstukken die direct met elkaar zijn verweven. Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
Je kunt niet met gesloten beurzen elkaars capaciteit benutten, als er geen overeenstemming is over het compenseren van elkaars tekorten. Dit maakt de uitwerking van beide complex. Het is daarom in dit stadium nog te vroeg om met een uitgewerkt voorstel te komen. Op beide vraagstukken is voor nu een eerste verkenning naar een oplossingsrichting opgenomen. Een aantal vragen dienen nader te worden onderzocht, zoals wat het bedrag is waarmee het Rijk heeft gerekend voor de kosten essentiële functies per regio? Hoe zich dat tot de kosten per regio verhoudt? En wanneer er sprake is van een tekort in een regio? Hieraan voorafgaand is het nodig om de feitelijke situatie scherp te stellen, namelijk wat hebben de regio´s concreet op cluster één gecontracteerd en op welke wijze. Tevens een aanscherping van de ADD monitor op deze essentiële functies omdat dit een essentiële schakel is in de uitwerking van de afspraken op gebruik en uitwerking risicoverevening en solidariteit op totale kosten.
Leeswijzer De basis voor de risicodeling en de solidariteit zijn de afspraken die zijn gemaakt en de manier waarop daar uitvoering aan is gegeven. Daarom beginnen wij in hoofdstuk 1 met een analyse van de contracten. We kijken naar wat is afgesproken en wat er daadwerkelijk is ingekocht. Daarin komen elementen zoals bekostigingswijzen, verantwoording en onderbesteding uit de overeenkomsten vergeleken tussen regio’s aan de orde. Tevens wordt beschreven waarom aanscherping en herijking van de ADD monitor op de essentiële functies van belang is. In het tweede en derde hoofdstuk komen de uitwerking van de risicodeling en het vraagstuk van solidariteit op de totale kosten aan de orde. Beden zijn niet los van elkaar te zien. In hoofdstuk 2 wordt een uitwerking gegeven van de scenario’s: te weinig, voldoende, of teveel ingekocht. Daarbij kijken wij naar hoe invulling kan worden gegeven aan de afspraken over risicodeling. In het derde hoofdstuk komen wij tot een advies voor de nadere uitwerking van de onderlinge solidariteit in het geval dat regio’s financiële tekorten krijgen. Hier spelen veel factoren een rol. Het is belangrijk om gezamenlijk te bepalen wat een tekort is. Ook het woonplaatsbeginsel, de discussie met het Rijk over compensatie van tekorten en de monitoring zijn belangrijke elementen die uiteindelijk leiden tot een tijdspad en een plan van aanpak.
Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
Hoofdstuk 1 De contracten 1.1.
Analyse van de contracten
Voorafgaand aan het uitwerken van risicodeling en solidariteit is het nuttig om de overeenkomsten die de regio’s sloten naast elkaar te leggen. De afspraken in het BWO van het najaar 2014 gaan uit van capaciteitsdeling met gesloten beurzen. De vraag die wij onszelf stellen is: Hoe dan? Om die vraag te kunnen beantwoorden hebben we informatie nodig die wij halen uit de contracten: -
Hoe zijn de afspraken over aantallen en tarief opgenomen in de regionale contracten met de zorgaanbieders? Hoe wordt de zorg bekostigd? Wat is er afgesproken over onderbesteding? Hoe wordt er verantwoord? Is het mogelijk om de cluster 1 afspraken apart in beeld te brengen?
In dit hoofdstuk treft u op hoofdlijnen de bevindingen.
1.1.1. Inkoop: afspraken vs. realisatie Elke regio heeft een vertaling gemaakt van de afspraken over aantallen en tarief op de essentiële functies in de contracten met de desbetreffende zorgaanbieders. Hierbij werd duidelijk dat er geen eenduidigheid is op de definiëring van de essentiële functies. Dit moet nader worden uitgezocht op wat dit betekent voor de monitor om uiteindelijk zicht te krijgen op werkelijk gebruik en dito kosten. Voor alle regio’s zijn de afgesproken aantallen en kosten zoals vastgelegd in het excell overzicht leidend voor 2015. Binnen dit vierkant moet de zorg op de essentiële functies worden geleverd. De excellsheet is op basis van de opgave van de zorgaanbieders opgesteld en vastgesteld door de ambtelijke stuurgroep. Dit excellsheet is de basis en leidend voor de nadere uitwerking van de afspraken.
1.1.2. Bekostigingswijze In de regio’s is de zorg verschillend ingekocht en worden de kosten verschillen gefinancierd. Twee regio’s bevoorschotten alle bovenregionale zorgvormen. Drie andere regio’s bevoorschotten op onderdelen, maar bekostigen ook bovenregionale zorg op factuurbasis achteraf. Bevoorschotting van zorgaanbieders kan zowel plaatsvinden bij inkoop als bij subsidiering. Dit kan tot complicaties in de uitvoering leiden, Het uitgangspunt dat er voldoende bedden zijn is gewaarborgd in de overeenkomsten, maar de uitvoering wordt ingewikkeld als regio’s facturen ontvangen van zorgaanbieders met wie geen overeenkomst is gesloten. Een andere complicatie is dat het voor zorgaanbieders (te) ingewikkeld is om facturen voor de ene regio naar een andere regio te sturen (en naar welke regio dan?). Als voorbeeld: als regio A geen contract heeft, maar B, C en D wel, naar wie gaat de rekening dan als er toch een cliënt wordt geplaatst? Zoals hierboven al aangegeven geldt dat de zorg op de essentiële functies moet worden geleverd binnen het totaal budget op basis van het vastgestelde excell overzicht. We hebben onderzocht hoe deze complexiteit van de capaciteitsdeling met gesloten beurzen met diverse bekostigingswijzen te ondervangen is. Voorkeur heeft de optie Verrekening achteraf omdat dit het meest aansluit bij de keus om geen bovenregionaal orgaan in het leven te roepen en zo min mogelijk bureaucratische handelingen met elkaar te hoeven verrichten. Andere opties waren Synchronisatie financieringsmethodiek, dat tot ongewenste administratieve aanpassingen van financierings- en verantwoordingsmethodiek bij zowel de zorgaanbieders als de regio’s zal leiden. Een andere mogelijke optie is Bovenregionale coördinatie op facturen. Dit staat op gespannen voet
Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
met het uitgangspunt dat de regio’s aan zet zijn en dat op dat niveau de afspraken worden gemaakt met de zorgaanbieders. Optie: Verrekening achteraf Toelichting De regio’s blijven gebruik maken van elkaars bedden als dat nodig is, maar betalen in 2015 hun eigen kosten. Ook de regio’s die bevoorschotten betalen hun facturen indien nodig. Dit kan bijvoorbeeld als jongeren worden verzorgd bij een aanbieder waarmee alleen de regio’s die werken op factuurbasis een overeenkomst hebben. Na de administratieve verwerking van 2015 door de zorgaanbieders (in 2016) maken de regio’s met elkaar de balans op en volgt door een werkgroep de daadwerkelijke toerekening van de kosten. De uitkomst is dat de regio’s elkaar in 2016 facturen sturen om 2015 te verrekenen. Indien gewenst kan deze exercitie ook medio 2015 worden uitgevoerd om zodoende de herverdeeleffecten meer geleidelijk door te voeren. Voordelen Beperkte en eenmalige extra administratieve lasten. Eenvoudig in de uitvoering. Nadelen Dit vereist dat zorgaanbieders die alleen worden bevoorschot facturen sturen als zij cliënten ontvangen van regio’s die werken op factuurbasis. Gemeenten zullen na 2015 nog geld ontvangen van andere gemeenten, of zullen dit moeten betalen. De verrekening achteraf kan waarschijnlijk pas na het eerste kwartaal in 2016 plaatsvinden, waardoor het resultaat over 2015 vertekend en gemeenten minder overzicht hebben van hun budgetuitputting. 1.1.3. Onderbesteding In de “Bovenregionale afspraken en risicodeling Jeugdzorg in Utrecht” kwamen de regio’s overeen dat bij onderbesteding geen verrekening plaatsvindt met elkaar en/of de aanbieder. Na vergelijking van de overeenkomsten blijkt echter dat alle regio’s een disclaimer in hun contracten hebben opgenomen en de mogelijkheid hebben opengehouden hierover in gesprek te gaan met de aanbieders. In de eerste maanden van 2015 blijkt reeds dat er cliënten worden geplaatst bij instellingen waar regio’s geen contract mee hebben. Dit verhoogt de kans dat de contracten die wel zijn gesloten niet volledig worden uitgeput. Dit vraagt om nadere afspraken hoe hierin te handelen. Een mogelijkheid is om te dit te verrekenen met de zorgaanbieders die wel zijn gecontracteerd. 1.1.4. Monitor en verantwoording Om afspraken over risicodeling verder uit te kunnen werken is het van het grootste belang dat er betrouwbare voortgangsinformatie voorhanden is op basis waarvan bestuurders kunnen besluiten. De voortgang op de gemaakte afspraken moet op de voet gevolgd kunnen worden. Dit betekent dat zorggebruik en –kosten voor cluster 1 moet worden uitgesplitst. JeugdzorgPlus, BOPZ (gesloten psychiatrisch), Lvb zzp 4 en 5 MFC/OBC en de Diemilieuvoorzieningen moeten apart in de voortgangsrapportages worden gemonitord. Dit blijkt veelal niet het geval. Er moet een aanscherping komen op de definiëring van de essentiële functies. Dit moet worden verankerd in zowel de ADD-monitor als in de regionale verantwoording.
Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
Hoofdstuk 2. Risico verevening Risicoverevening en solidariteit op de totale kosten zijn zoals eerder vermeld in deze notitie ingewikkelde vraagstukken die direct met elkaar zijn verweven. In de nu volgende twee hoofdstukken vindt een eerste uitwerking plaats van beide vraagstukken. De ontwikkeling van het zorggebruik kan richting drie scenario’s worden verkend, namelijk de regio’s hebben 1) te weinig, 2) voldoende, of 3) teveel ingekocht. In dit hoofdstuk worden deze scenario’s beschreven. Daarbij hanteren wij de gemaakte “bovenregionale afspraken en risicodeling Jeugdzorg in Utrecht” consequent als uitgangspunt voor de nadere uitwerking.
2.1.
Risicodeling: te weinig ingekocht
De regio’s kwamen een basiscapaciteit van 90% overeen van de gecorrigeerde uitvraag 2012 (het historische zorggebruik). Voor het geval dat de regio’s in 2015 in cluster 1 meer zorg gebruiken dan 90% van het historische zorggebruik (2012), zijn de volgende afspraken over risicodeling gemaakt: 1. de kosten voor gebruik van de ingekochte capaciteit worden verevend (dat wil zeggen dat de regio’s met gesloten beurzen onderling zo optimaal mogelijk de ingekochte capaciteit benutten); 2. in mei 2015 te bepalen of aanvullende inkoop nodig is: Indien het gezamenlijk gebruik de totale capaciteit uit alle RTA’s samen overschrijdt, volgt een gezamenlijk bestuurlijk besluit tot aanvullende capaciteit van maximaal 10% van de gecorrigeerde uitvraag 2012 (voor iedere regio hetzelfde percentage). Ook hiervoor geldt optimale benutting met gesloten beurzen; 3. indien zich gedurende 2015 onevenwichtige situaties voordoen, vindt hierover bestuurlijk overleg plaats en zo nodig besluitvorming. Specifiek: Indien een regio meer gebruikt dan 90% van de gecorrigeerde uitvraag 2012 (voor die regio), dan is dit aanleiding tot bestuurlijk overleg over de vraag of verevening ook voor dat meerdere van kracht blijft; 4. een eventuele verevening vindt plaats op basis van het inwonertal. De afspraak over risicodeling onder 1. in het bovenstaande kader is reeds uitgewerkt in hoofdstuk 1. Wij stellen namelijk voor om capaciteit te delen met gesloten beurzen door verrekening achteraf. In het vervolg van deze paragraaf worden de andere punten (2 t/m 4) uit het bovenstaande kader beschreven. 2.1.1. Aanvullende inkoop: max 10% Het uitgangspunt in de bovenregionale afspraken is:
in mei 2015 te bepalen of aanvullende inkoop nodig is: indien het gezamenlijk gebruik de totale capaciteit uit alle RTA’s samen overschrijdt, volgt een gezamenlijk bestuurlijk besluit tot aanvullende capaciteit van maximaal 10% van de gecorrigeerde uitvraag 2012 (voor iedere regio hetzelfde percentage). ook hiervoor geldt optimale benutting met gesloten beurzen;
In mei moet worden bepaald of aanvullende inkoop nodig is. De vraag is wie bepaald en op basis waarvan? De bevoegdheid om te besluiten over aanvullende zorginkoop ligt bij de colleges van B&W. Het is niet realistisch om te veronderstellen dat de colleges hierover in mei een besluit nemen. Daarom stellen wij onderstaand indicatief tijdpad voor. Planning
Wie?
Toelichting
Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
Mei Juni Juni Juli Juli Augustus
Werkgroep monitoring Werkgroep cluster 1 Stuurgroep Bestuurlijk platform Breed Wethoudersoverleg Colleges (indien nodig)
Eerste resultaten ADD-monitor Analyse resultaten en voorstel aan stuurgroep Bespreken voorstel voor BP Bespreken voorstel voor BWO Bespreken voorstel voor colleges Besluitvorming over aanvullende inkoop
Het tweede uitgangspunt is dat het gezamenlijke gebruik de totale ingekochte capaciteit overschrijdt. Het is de vraag wat wordt verstaan onder gezamenlijk gebruik? Wordt daarmee bedoeld dat er aanvullend wordt ingekocht als alle regio’s overschrijden, of als één of enkele regio’s overschrijden en andere regio’s hun ingekochte capaciteit niet volledig gebruiken? Door de afspraak in het BWO over bestuurlijk overleg na overschrijding van het inkoopkader door een regio (zie 1.2.3.) interpreteren wij dit uitgangspunt als dat er aanvullend wordt ingekocht als er over de gehele linie (dus alle regio’s) een overschrijding wordt voorzien. In het geval van een overschrijding door alle regio’s wordt er door de regio’s 10% aanvullend ingekocht. Voor deze 10% geldt dat de capaciteit wordt verevend met gesloten beurzen op dezelfde wijze als voor de eerste 90%. 2.1.2. Bestuurlijk overleg na overschrijding inkoopkader Het uitgangspunt in de bovenregionale afspraken is:
indien zich gedurende 2015 onevenwichtige situaties voordoen, vindt hierover bestuurlijk overleg plaats en zo nodig besluitvorming. specifiek: Indien een regio meer gebruikt dan 90% van de gecorrigeerde uitvraag 2012 (voor die regio), dan is dit aanleiding tot bestuurlijk overleg over de vraag of verevening ook voor dat meerdere van kracht blijft.
Als niet alle regio’s, maar slechts één of enkele regio’s overschrijden dan volgt bestuurlijk overleg of capaciteitsdeling met gesloten beurzen op de overschrijding van toepassing blijft. Ons voorstel is om deze afweging te koppelen aan het tijdspad zoals geschetst onder 2.1.1. 2.1.3. Verevening op basis van inwoneraantal Het BWO stemde in met verevening op basis van het inwoneraantal. Om het concreet te maken stellen wij voor om te verevenen op basis van het CBS inwoneraantal 2014.
2.2.
Risicodeling: voldoende ingekocht
De kans dat iedere regio precies voldoende heeft ingekocht is nihil. De mogelijkheid dat de regio’s gezamenlijk voldoende hebben ingekocht is waarschijnlijker. Concreet betekent dit dat het zorggebruik in de ene regio lager uitvalt dan het inkoopkader, terwijl deze in een andere regio wordt overschreden. Hiervoor gelden dezelfde uitgangspunten, afspraken en voorstellen als voor het eerste scenario (te weinig ingekocht, paragraaf 2.1).
2.3.
Risicodeling: teveel ingekocht
Het uitgangspunt voor dit scenario is in de “bovenregionale afspraken en risicodeling Jeugdzorg in Utrecht” als volgt verwoord:
Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
als de regio’s tezamen in totaal onder het basisvolume blijven dan vindt er aan het einde van het jaar geen verrekening plaats met de aanbieder of met elkaar (gesloten beurzen). Zoals in hoofdstuk 1 (analyse contracten) is beschreven heeft iedere regio weldegelijk de mogelijkheid om onderbesteding te verrekenen opgenomen met de instellingen die worden bevoorschot. De kans op onderbesteding wordt groter, naarmate er meer cliënten worden geplaatst bij instellingen waar een regio geen overeenkomst mee heeft. Het verdient daarom aanbeveling om deze mogelijkheid – in tegenstelling tot de afspraken - toch uit te werken. Op zichzelf behoeft de verrekening met de zorgaanbieder geen nadere toelichting: de bevoorschotting wordt afgezet tegen de realisatie en het verschil wordt teruggestort naar de regio/gemeenten. Voor verrekening van onderbesteding tussen regio’s kunnen meerdere varianten worden bedacht en uitgewerkt. Daarbij denken wij aan verrekening tussen regio’s/gemeenten op basis van het aantal jeugdigen, gerealiseerd of historisch zorggebruik. De enige variant die naar onze mening echter de aanbeveling verdient is de letterlijk omgekeerde variant van de risicodeling. De risicodeling vindt plaats op basis van het inwoneraantal. Het ligt daarom voordehand om het omgekeerde van risicodeling (verrekening van onderbesteding) volgens hetzelfde principe vorm te geven.
Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
Hoofdstuk 3. Solidariteit 3.1. Uitgangspunten tekort en overschot Bij de inkoop van cluster1 voorzieningen is uitgegaan van een beschikbaarheids-eis. Aanbieders is gevraagd wat gezien het historisch gebruik noodzakelijk was aan deze voorzieningen in 2015. Daarop hebben we in overleg met hen 10% gekort, in de gezamenlijke overtuiging dat met een versterking van het voorliggend veld een lagere instroom mogelijk is. Wat zorgde voor een complicerende factor was dat sommige regio’s, met name Lekstroom en Zuidoost, onvoldoende dekking hebben voor de opgave van de aanbieders. Daarop is in het BWO besloten dat wanneer het feitelijk gebruik van de voorzieningen in 2015 werkelijk tot een tekort leiden, dit gezamenlijk bij het rijk geagendeerd wordt. En dat regio’s zich solidair verklaren wanneer het Rijk deze tekorten niet of onvoldoende compenseert. De hamvraag in deze is hoe een mogelijk tekort wordt vastgesteld. Daarvoor moeten een paar stappen gezet worden 1. Het gebruik in beeld brengen: dat kan o.b.v. de eerder genoemde monitoringsgegevens (aangevuld met verstuurde rekeningen) 2. Check op woonplaatsbeginsel: zijn de monitoringsgegevens terecht toegeschreven aan bepaalde regio’s. 3. Vaststellen van de dekking per regio (door een check bij het Rijk van het Macrobudget) 4. Gebruik en dekking met elkaar vergelijken 3.2. Monitoring Aangezien het feitelijk zorggebruik een belangrijk uitgangspunt is voor de vaststelling van het tekort, nog even de mogelijkheden op een rij: ADD-monitor: monitort behalve J&O ook alle cluster1 voorzieningen (eerste gegevens in mei) Check met eigen monitors: Regio’s vragen aanbieders maandelijks tot driemaandelijks om gegevens (eerste complete beeld is eind april Eenmalige gegevensoverdracht: geeft slechts startbeeld, maar geeft wel eerste indicatie of er goed is ingekocht. De uitkomsten vormen input om in mei/juni al met aanbieders om tafel te gaan. Inzet kan dan zijn om onderbenutting of juist hogere instroom te bespreken en vervolgstappen te bespreken (mogelijke beïnvloeding instroom of bijstelling van productieaantallen. De resultaten van de monitoringsgegevens, de bespreking daarvan en conclusies kunnen besproken worden in het BP en indien daar aanleiding toe is in het BWO
3.3. Woonplaatsbeginsel Het Rijk heeft aangegeven dat verschillen tussen het gebruik en het macrobudget met hen besproken kunnen worden. En dat zij regio’s compenseren die kunnen aantonen dat zij tekort komen. Daartoe heeft het rijk (per kasschuif van 2016) een bedrag toegekend van 20 miljoen. Regio’s die hiervoor in aanmerking willen komen, dienen zich voor 17 april kenbaar te maken en moeten voldoen aan een aantal criteria::
Gemeenten heeft meer dan 2,5 residentiële jongeren op de 100 jeugdigen. Gemeente heeft concrete aanwijzingen dat er te weinig (voogdij) kinderen zijn meegerekend (bijv. door opening nieuwe instelling) en het budgettaire tekort is daardoor groter dan 11% tov 2012. Gemeente is verantwoordelijk voor kinderen waarvoor geldt dat gezagdrager niet te achterhalen is.
Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2
3.4. Compensatie Rijk Om tot een goede onderbouwing van het verschil te komen is niet alleen inzicht in het gebruik noodzakelijk. We dienen ook meer inzicht in de opbouw van het macrobudget per regio te krijgen. De sleutel hiervoor is in handen van het Rijk. Zij lijken weinig welwillend in deze. Een belangrijk argument daarbij is dat het om privacy gevoelige gegevens gaat. Wij vragen van het Rijk echter om bedragen per regio, waarbij verbijzondering per cluster1 voorziening prettig, maar niet noodzakelijk is. Privacy speelt dan geen rol meer. Ambtelijke contacten met VNG en rechtstreeks met ministeries (BZK, VWS, VNG) geven de indruk dat hier mogelijkheden liggen. Als dat niet zo is, zal het tekort op een andere manier onderbouwd moeten worden. Alternatieve scenario’s zijn: Benchmark met andere regio’s gemeenten (wat betalen zij aan cluster1 voorzieningen AEF cijfers tbv landelijke discussie “zorglandschap”
Notitie Uitwerking risicodeling en solidariteit voor de essentiële functies jeugdhulp Utrechtse regio´s versie 0.2