Natuur & Milieu educatie
Groep 4 Ik wil een hond!
Dit is een product van Stichting Vogelpark Avifauna
Inhoudsopgave
1. Inleiding
1. Inleiding 2. Leerdoelen, doelgroep, samenvatting 3. Lesschema 4. Inhoud en organisatie van de les 5. Achtergrondinformatie
“Mag ik een hond?” Veel kinderen stellen vroeg of laat deze vraag eens aan hun ouders. Zo’n puppy ziet er natuurlijk ook onweerstaanbaar schattig uit, maar kleine honden worden groot en blijven ze dan leuk? Er komt nogal wat bij kijken als je een huisdier neemt. Meerdere keren per dag de hond uitlaten, voeren en zeker één keer per jaar naar de dierenarts voor controle en een prik. Bij de excursie ‘Ik wil een hond’ komt dit alles aan bod en leren de kinderen waar ze voor kiezen.
Bijlagen
2. Leerdoelen, doelgroep, samenvatting
• Werkblad1: De Hond • Werkblad 2: Een hond bekijken • Werkblad 3: Mijn vragen • Werkblad 4: Een hondenleven
Leerdoelen • De leerlingen hebben inzicht in en begrijpen de manier waarop honden zich natuurlijkerwijs gedragen. • De leerlingen begrijpen dat je een hond moet opvoeden in ‘hondentaal’. Dat betekent consequent en duidelijk zijn naar een hond. • De leerlingen kunnen uitleggen wat domesticatie is. • De leerlingen leren over de leefwijze van wolven en weten dat honden hiervan afstammen. • De leerlingen weten dat alle hondenrassen door mensen zijn gefokt. • De leerlingen begrijpen dat huisdierhonden afhankelijk zijn van de zorg van mensen. • De leerlingen kunnen een aantal manieren opnoemen waarbij honden mensen kunnen helpen, bv. een politiehond, een blindengeleidehond, een jachthond, een waakhond etc. • De leerlingen weten wat er wordt verwacht van een baasje als je een huisdier (zoals een hond) neemt en leren zo een goede afweging te maken om wel of geen huisdier te nemen.
Gegevens Vorm: Demonstratie Locatie: In de klas Periode: 4 oktober (Dierendag) Duur: 1 uur Doelgroep: Groep 4 Begeleider: Vrijwillige medewerker met hond
Doelgroep De les ‘Ik wil een hond’ is bedoeld voor groep 4 van de basisschool. Samenvatting Tijdens deze les maken de leerlingen kennis met een hond en zijn of haar baasje. De leerlingen leren over het gedrag van de hond, hoe je hem moet opvoeden en moet verzorgen. De leerlingen leren ook dat honden verschillende functies kunnen hebben. Denk aan blindengeleidehonden of politiehonden.
2
Ik wil een hond! 3. Lesschema Lesactiviteit
Tijd
Materiaal
Werkvorm
Voorbereidende les 1 • Bespreek: Wie heeft een huisdier(hond)? • De kinderen maken werkbladen over hondenspeelgoed en soorten honden. • Leg de thuisopdracht uit
45 min.
• Hondenspeelgoed/ hondenvoer/voerbakjes/ verzorgingsdingen etc. • Werkblad 1 • Werkblad 2
• (Kring)gesprek (klassikaal) • Werkblad maken (zelfstandig) • Werkblad bespreken (klassikaal)
Voorbereidende les 2 • Bespreek de thuisopdracht na. • Bekijk en bespreek een filmpje op het digibord. • Bereid vragen voor aan de baas van de hond.
45 min.
• Digibord/filmpje • Werkblad 3
• (Kring)gesprek (klassikaal) • Kijken/bespreken filmpje • Werkblad maken (zelfstandig) • Werkblad bespreken (klassikaal)
Kernles(sen) • Bezoek van hond en baasje. (Kennismaken, vertellen en vragen stellen)
45 min.
Verwerkingsles • Bespreek het bezoek en de lessen na in een afsluitend gesprek. • De kinderen schrijven een verslag van het bezoek.
45 min.
• Kringgesprek/demonstratie (klassikaal)
• Werkblad 4 • Scharen/lijm
• (Kring)gesprek (klassikaal) • Opstel schrijven met werkblad (zelfstandig/groepjes)
Aandachtspunten • Denk aan allergische kinderen die eventueel niet tegen honden kunnen en/of die een hondenfobie hebben. De hond die de klas bezoekt is gewend aan kinderen en erg vriendelijk van aard. In verband met allergische kinderen kan dit bezoek op problemen stuiten. Gezien de korte tijd waarin de hond in de klas aanwezig zal zijn, gaan we daar echter niet vanuit. Zo nodig kunt u kiezen voor een alternatief: - Allergische kinderen dragen tijdens de gastles of excursie over honden een mondkapje. Deze zijn te verkrijgen bij de apotheek.
3
- De gastles wordt in een andere ruimte van de school gehouden. Het allergische kind kijkt en luistert op een afstand of van achter een raam toch mee. - De gastles wordt elders, bijvoorbeeld op het plein gehouden. • Vooraf spullen van honden verzamelen • Werkbladen kopiëren • Digibord filmpje opzoeken
4.
Lessuggesties 4.1. De lessenreeks
Rond het thema ‘dierenwelzijn’ komt een hond met zijn of haar baasje op bezoek in de klas. Deze lessuggesties zijn bedoeld om dit bezoek voor te bereiden en te verwerken. Les 1 Introductie Voorbereiding: Verzamel plaatjes van honden, neem hondenspeelgoed, borstels, hondenvoer, eetbakje etc. mee. U kunt de kinderen ook vragen materialen van hun eigen huisdieren mee te nemen. Leg alle materialen op een lage tafel in de kring. In de bijlagen is eventueel ook een fotocollage over honden te vinden. Kopieer de werkboekjes voor alle kinderen. Voor het maken van de opdrachten hebben de kinderen verder een pen en kleurpotloden nodig.
Introductie Vraag de kinderen wie er allemaal een huisdier heeft. Laat een paar kinderen noemen wat ze hebben. Eventueel kunt u ook nog vragen welke huisdieren ze allemaal kennen. Laat de kinderen daarna kijken naar de voorwerpen. Vraag voor welk huisdier de spullen zijn. Eén voor één mogen de kinderen iets over de spullen vertellen. Leg dan de hondenspullen bij elkaar. Geef de kinderen hondenplaatjes. Wat zien ze er aan? Wat voor hond is het? Weten jullie wat een ras is? Weten de kinderen enkele voorbeelden te noemen van hondenrassen?(Een herder, teckel en poedel zijn waarschijnlijk wel bekend). Wie heeft er een hond thuis?
4
Stel vragen als: • Wat voor hond is het? • Hoe ben je er aan gekomen? • Hoe verzorg je een hond? • Wie laat de hond uit? • Wie geeft de hond te eten? • Kan iedereen de hond zomaar aaien en/of knuffelen? • Gaat hij wel eens naar de dierenarts? • Hebben jullie zelf ook zorgtaken voor je hond? • Hoe moet dat met de hond als je op vakantie wilt/gaat? • Is het altijd leuk om een hond te hebben? Of is het ook wel eens lastig? • Helpt jouw hond jullie wel eens? Ken je voorbeelden van honden die mensen helpen? Zie werkblad 1 Deel werkblad 1 uit. Laat de kinderen de vragen beantwoorden. Bespreek daarna de vragen even met elkaar. Zie werkblad 2 Deel werkblad 2 uit. Dit is een opdracht die de kinderen thuis doen. Het is de bedoeling dat ze thuis, bij familie of bekenden een hond gaan bekijken en vragen aan het baasje gaan stellen. Het is ook leuk als ze een foto van het dier maken en mee naar school nemen. Bespreek met de kinderen wat de bedoeling is van werkblad 2.
Ik wil een hond! Les 2 Wolven Voorbereiding: Kopieer een plaat van een wolf of wolvenroedel. Of zoek een foto hiervan of filmpje hierover op die u kunt vertonen op bijvoorbeeld het digibord of de kinderen zelf kunnen bekijken op de computer. http://www.schooltv.nl/beeldbank/ clip/20060706_wolf01 (filmpje over wolven) Leg de werkboekjes van de kinderen weer klaar met een pen en Maak een ruimte in de klas vrij voor werkstukken en foto’s van honden.
Uitvoering Bespreek de thuisopdracht met de kinderen na. Hang de foto’s en werkbladen op in een speciaal daarvoor gereserveerde plek in de klas. Laat de wolvenfoto’s en/of het filmpje over wolven zien. Bespreek: • Dat honden van wolven afstammen. • Dat er nu veel verschillende soorten honden (rassen) zijn, doordat de mens ze zo gefokt heeft. • Dat een hond het gezin beschouwt als zijn roedel. • Dat er net als in de roedel, maar eentje de baas kan zijn (Wie is er bij de kinderen met honden thuis de baas over de hond?). Bespreek ook: • Commando’s geven zoals: poot!, af!, zit!, om!, blijf! • Hoe je met honden omgaat. Aai nooit zomaar een vreemde hond. Laat hem aan je snuffelen. Vraag aan de baas of je hem mag aaien.
5
Vertel dat er binnenkort een hond met zijn of haar baasje in de klas komt. Bedenk met de kinderen vragen die ze aan de hondenbezitter kunnen stellen. Wat wil je graag over de hond weten? Wat kun je zelf onderzoeken aan een hond? • Wat voor kleur heeft de hond? • Hoe voelt z’n vacht? • Kan hij goed apporteren? • Hoe plast de hond? Plast een mannetjeshond anders dan een vrouwtjeshond? • Hoe vaak laat u de hond uit? • Wat krijgt uw hond te eten? • Is uw hond al eens naar de dierenarts geweest? • Waar gaat uw hond naar toe als u op vakantie gaat? • Is het altijd leuk om een hond te hebben? Of is het ook wel eens lastig? Op werkblad 3 vullen de kinderen hun vragen in.
Les 3 Een hond in de klas Voorbereiding: Zet de stoelen in een kring, met genoeg ruimte voor de hond en zijn of haar baasje.
Uitvoering Bezoek van de hond en hondenbezitter. Zorg dat ieder kind op z’n plek zit. De hond moet rustig wennen aan de nieuwe omgeving. De kinderen mogen de hond nog niet aaien. Als de baas het zegt mogen de kinderen de hond één voor één aaien. Sommige kinderen mogen de hond een hondensnoepje geven. Met open hand aanbieden. De kennismaking kan ook op het schoolplein plaatsvinden. De hondenbezitter vertelt daarna zijn of haar eigen verhaal over de hond. De kinderen stellen vervolgens hun vragen aan de hondenbezitter. Ze kunnen ook hun onderzoekjes doen met de hond. Reageert de hond op commando’s zoals ‘poot!’. Of haalt de hond stokken die je weggooit?
6
Ik wil een hond! Les 4 Verwerking Voorbereiding: Kopieer werkblad 4, zorg voor scharen en lijm.
bijvoorbeeld: • Ik wil spelen. • Vind je mij lief? • Mag ik op schoot? • Pas op, er is een vreemde. • Jij bent mijn baas! • Blijf van mijn bot af. • Ik probeer jou de baas te worden. • Ik heb honger. • Ik ben bang voor je. • Ik wil uit. • Ik ben kwaad! De baas probeert te raden wat de hond wil. Klopt het? Doet het kind die de ‘hond’ speelt het goed?
Uitvoering Bespreek eerst klassikaal het bezoek en de voorbereidende lessen met elkaar na. Belangrijk is om terug te komen op de afweging wel of geen (hond als) huisdier. Wat wordt er van je verwacht met een (hond als) huisdier. Belangrijke vragen zijn: • Wat hebben de kinderen geleerd? • Zou je zelf een hond willen? Waarom wel/niet? • Zou je wel een ander huisdier willen? Waarom wel/niet? • Hoe moet je zorgen voor een kat/konijn/parkiet/rat/ Blindengeleidespel schildpad/etc.? Bij dit spel ervaren kinderen hoe moeilijk het is om: • Je als blinde door een ander te laten leiden. Met behulp van plaatjes op het knipblad laat u de • Als hond een ander te leiden, zonder dat de ander kinderen vervolgens een verslag schrijven over het struikelt of zichzelf pijn doet. bezoek van de hond in de klas en wat ze over honden Blinde personen, die zich door een hond laten leiden, hebben geleerd. Laat de kinderen beginnen met de moeten zelf de route kennen. De honden zoeken niet zin: ‘Ik wil wel/geen hond als huisdier omdat…. ‘. De als een soort robot de weg. Zij reageren op commanplaatjes van het knipblad dienen als illustratie bij het do’s en geven onderweg obstakels, stoepranden en verhaal. dergelijke aan. Op Werkblad 4 staan plaatjes die ze uit kunnen Op dezelfde manier laat u dit geleidespel spelen: knippen. Als terrein neemt u het schoolgebouw of het schoolplein. U kunt er ook voor kiezen het spel in de gymzaal Extra activiteiten te spelen. U geeft de kinderen eerst de gelegenheid Themahoek Richt een tafel in met allerlei spulletjes en plaatjes van om ziende de route te verkennen. honden. Hang ook posters op. Daarna maakt u tweetallen. Een kind krijgt een blinddoek om, het andere kind is de blindengeleidehond. De Hondentaal verstaan blinde houdt de ‘hond’ aan een stuk touw vast. Bij dit raadspel komen steeds twee kinderen voor de klas staan. Één is de baas, de ander is de hond. De hond De blinde heeft een route in gedachte. Bijvoorbeeld van het lokaal naar het fietsenhok. Dit vertelt hij de probeert het baasje één of meer dingen duidelijk te hond niet. Door middel van korte commando’s laat de maken en doet dat op een hondse manier, dus met geblinde zich door de hond naar het eindpunt geleiden. luid, lichaamstaal en gelaatsuitdrukkingen. Het zegt Houd als leerkracht goed in de gaten dat alles veilig gaat. Laat eventueel maar één koppel tegelijk werken.
7
Spelletjes met de zintuigen U doet een spelletje over de reuk en het gehoor van de hond. Horen Alle kinderen sluiten hun ogen. U maakt verschillende geluiden. U rammelt met uw sleutelbos, verfrommelt papier, schenkt water in een kopje, schrijft met krijt op het bord. De kinderen proberen de geluiden te herkennen. Ze mogen telkens hun ogen open doen om het op te schrijven. Ruiken Eén kind gaat de klas uit en wordt geblinddoekt. U legt ergens in het lokaal een scherp geurend voorwerp neer, bijvoorbeeld een stukje ui of een open pot pindakaas. Iemand leidt het geblinddoekte kind door de klas. Kan hij de geur opsporen?
8
Horen Alle kinderen zitten in de kring. Een kind staat met een blinddoek om in het midden. Wijs iemand aan uit de kring. Hij of zij maakt een zacht geluid. Hij schuifelt met z’n stoel, kucht, krabt op z’n hoofd, stampt met zijn voeten, ritselt met een blaadje of iets dergelijks. De ‘blinde’ moet nu raden – wat voor geluid het was – en –waar het geluid vandaan kwam-. Creatieve opdrachten Maak een collage van honden. Maak een hondenmasker. Bewegingsonderwijs Honden trainen van alles op de hondenschool. Maak in het gymlokaal een parcours voor kinderen/ honden om te oefenen. Denk aan balanceren, vangen van een bal, springen enzovoorts.
Ik wil een hond! 5. Achtergrondinformatie 5.1 Van wolf tot huisdier Om een hond goed te begrijpen, moet je ook iets over wolven weten. Van deze, in het wild levende, wolven stamt de hond namelijk af. De herkomst van de huishond is niet helemaal duidelijk. Wel weet men dat honden vanaf het begin al gedomesticeerd waren. De hond is familie van de wolf en van huis uit een sociaal dier, dat graag in groepen leeft. In de natuur is voedsel voor roofdieren schaars. Daarom is de hond, die in essentie nog steeds een roofdier is, niet kieskeurig. De hond eet schrokkerig en snel. Planteneters zijn vaak kieskeuriger. Koeien weigeren bijvoorbeeld bepaalde planten te eten. De wilde voorouders van de hond jaagden in de winter in groepen. Als ze met hun neus een prooi roken, speurden ze het op en doodden ze het met hun scherpe tanden. Het was zaak om het eten zo snel mogelijk op te eten voordat een wolf of ander roofdier dat deed. Alle huisdieren stammen af van wilde diersoorten. De mens heeft huisdieren, bewust of onbewust, tam gemaakt. Vervolgens ging men ermee fokken. Honden werden daarbij geselecteerd op bijvoorbeeld volgzaamheid, goede prestaties als jacht-, speur-, waak- of trekhond en op uiterlijke kenmerken. Domesticatie is het proces waarbij een wilde diersoort in een tamme diersoort verandert. Het past zich aan de mens aan. Dit is een proces van honderden jaren. De afstamming van de wolf heeft de hond nog niet helemaal verloren. De hond verdedigt nog steeds zijn mand (hol), zijn erf (territorium/huis) tegen indringers. Vandaar dat hij ook zo goed als waakhond te gebruiken is. Reuen (mannetjeshonden) markeren hun territorium door urine op bepaalde plaatsen (lantaarnpalen of bomen) achter te laten. Zo laten ze een geurspoor
9
achter. In eigen huis doen ze dat nooit, want een roofdier mag zijn eigen hol niet verraden. Daarom is een hond gemakkelijk zindelijk te krijgen. Redenen waarom wolven tot huisdier gemaakt werden zijn: hun inzetbaarheid bij de jacht, om te waken en om sledes te trekken. In onze tijd speelt ook het plezier mee dat een hond geeft. De zogenaamde ‘liefde voor huisdieren’. Het gedrag van huisdieren wijkt na een aantal eeuwen fokken toch af van het dier waarvan ze afstammen. Honden zullen bijvoorbeeld niet meer voor mensen vluchten. Ook hoeven ze niet meer zoveel te bewegen. Huisdieren hebben zich aan de mens aangepast. Mensen fokken ook bepaalde kenmerken om zo bepaalde rassen te maken. Zo zien verschillende hondenrassen er heel anders uit. Als je een chihuahua naast een Deense dog zet, zou je niet zeggen dat ze bij dezelfde diersoort horen. Dat geldt ook voor het karakter. Sommige honden zijn heel waaks (Duitse herder) terwijl anderen helemaal niet blaffen als iemand in de buurt komt (denk maar aan een golden retriever).
Hondentaal Wolven leefden in een roedel. Voor een goede samenwerking in de roedel moeten ze goed kunnen communiceren. Daarbij speelt geur een belangrijke rol. Elke wolf heeft zijn eigen geurtje. De belangrijkste geurklieren liggen rond de anus. Door het oplichten van de staart kan de leider zijn troep al doen gehoorzamen. Dit heffen van de staart wordt alleen door de leiders van de roedel gedaan. Een zelfverzekerde wolf heft de staart op om te zeggen: ‘Ruik mij!’ Dit ben ik!’ Bovendien lijkt hij met opgeheven staart veel groter. Een bange wolf houdt zijn geur liever verborgen, en maakt zich met zijn staart tussen de poten juist klein. Het reukzintuig van de wolf is goed ontwikkeld. Dat is natuurlijk handig voor de jacht. Geur is samen met gelaatsuitdrukkingen een middel van communicatie. Door het al dan niet samenknijpen van de ogen, de stand van de oren en het tonen van de tanden kan de wolf een verdraagzame of juist agressieve houding laten zien. Rechtopstaande nekharen, een opgeheven staart en ontblote kaken duiden op agressie en een hoge rang. Als een wolf zich overgeeft, rolt hij zich op zijn rug. Al dit gedrag kun je bij een hond nog goed herkennen. 5.2 Rassen Er bestaan meer dan driehonderd hondenrassen. Wilt u daar meer over weten, dan verwijzen we u naar boeken hierover (van de bibliotheek) of het internet. Je kunt de rassen verdelen in vier hoofdgroepen:
10
Poolhonden Als sledehonden waren ze honderden jaren lang en nu nog steeds, onmisbare helpers van de mens in het poolgebied. Ze lijken nog sterk op de wolf, ook in hun zelfstandige karakter. Bekende poolhonden zijn de Siberische husky en de chow chow. De chow chow komt uit China waar men het dier vroeger ook opat. Poolhonden worden ook gebruikt in de sport. Herdershonden Deze honden spelen in de geschiedenis van de mens een grote rol bijvoorbeeld om het dorp te bewaken of de kudde te beschermen. De Duitse herder is pas gefokt aan het eind van de 19e eeuw. Deze hond wordt over de hele wereld gebruikt als waak-, beschermings- politie- en blindengeleidehond. Ook is het een trouw en aanhankelijk gezelschapsdier. Een andere herdershond is bijvoorbeeld de Border Collie. Jachthonden Deze honden lijken op elkaar in hun jachtdrift en scherp ontwikkeld reukvermogen. De meeste rassen ontstonden al honderden jaren geleden toen de jacht een grotere rol speelde dan nu. De bloedhond bijvoorbeeld, is opvallend goed in het volgen van een bloedspoor van aangeschoten wild. Soms is een hond overdreven doorgefokt. De bloedhond heeft te veel huidplooien waardoor soms gezondheidsproblemen ontstaan. Een andere jachthond is de teckel. Het dier werd ook wel ‘dashond’ genoemd. Dit omdat hij goed in een dassenhol kan kruipen en zo dassen kan verjagen. De dwergteckel
Ik wil een hond!
wordt tegenwoordig veel als huisdier gehouden. Binnen de jachthonden heb je de ‘lopende’ en de ‘staande’ jachthonden. De ‘staande’ honden kunnen het wild aanwijzen. Op hun reuk speuren ze wild op om vervolgens doodstil te blijven staan. De jager kan dan het wild schieten. Staande honden zijn goed af te richten en worden vaak als gezelschapsdier gehouden. Een labrador en een golden retriever zijn goede voorbeelden. Windhonden Alle rassen die hiertoe behoren zijn smal, hoogbenig en hebben een spitse snuit. Al 3000 jaar geleden fokten de Egyptenaren windhonden vanwege hun snelheid. Ze werden gebruikt bij de jacht. Windhonden jagen niet met hun neus maar met hun ogen. Het resultaat van jarenlang doorfokken op deze eigenschap. De Afghaanse windhond komt uit Afghanistan waar de koninklijke familie het dier gebruikte voor de jacht op antilopen. In het begin van de eeuw kwam de hond naar Engeland. Daar maakte men de vacht nog langer en zachter. De hond is veel te zien op tentoonstellingen, maar heeft zijn jachtinstinct niet verloren. Verder kennen we nog soorten als dogachtige, pinchers en keeshonden. 5.3. De hond als huisdier en helper De hond is een van de bekendste huisdieren. Over het algemeen is het een vrolijk, lief en gezellig huisdier. Veel kinderen vinden een hond leuk om te aaien en mee te spelen. Omdat elk ras een eigen karakter heeft is het goed om je hier in te verdiepen voordat je er een aanschaft. Ook moet je weten hoe je een hond opvoedt. Een pup (jonge hond) moet maar één baas hebben. In een roedel wolven is namelijk ook maar één wolf de baas. Geboden en verboden moeten consequent gehanteerd worden. De hond moet wel met zoveel mogelijk andere mensen kennis maken. Datzelfde geldt voor andere honden. Dat is belangrijk voor de socialisatie van de hond. Zo leert de hond wat ‘zijn plaats’ is in de ‘roedel’ (in dit geval het gezin waar hij in woont). De hond moet een vaste slaapplaats hebben, bijvoorbeeld een mand. Ook heeft de hond behoefte om op een vaste plek en op
11
geregelde tijden eten en vers water te krijgen. Een hond wordt onzeker en zenuwachtig als hij steeds in situaties komt waarin hij niet weet waar hij aan toe is. Huisvesting en verzorging Moet de hond binnen of buiten in een hok wonen? Dat hangt af van de woonsituatie en de reden waarom een hond gehouden wordt. Een waakhond wordt eerder buiten gehouden. Een gezelschapshond blijft meestal binnen. Als een hondenhok buiten staat, moet het wel op een beschutte plek staan beschermd tegen zon, regen en wind. De bodem van het hok moet iets verhoogd zijn zodat deze droog blijft. Het is dus niet zielig voor een hond om buiten te slapen. Het is maar net wat ze gewend zijn. Een hond moet veel naar buiten. Niet alleen om zijn behoefte te doen. Maar een hond heeft voor zijn conditie elke dag lichaamsbeweging nodig. Bij de verzorging van de vacht kun je het beste een borstel gebruiken. Honden verharen regelmatig. In die tijd kun je het losse haar ‘plukken’. Poedels worden meestal geschoren. Je moet je hond zo weinig mogelijk wassen. Honden kunnen zichzelf heel goed schoonhouden. Shampoos onttrekken vet aan de huid en dat is niet goed voor honden. Alleen als de hond heel vies is geworden is wassen soms wel gewenst.
nodig is. Alles wat een hond nodig heeft, zit in de hondenbrokken. Als je wel vers voer wilt geven, bestaat dat uit rauwe penslappen (vlees), bruin brood van enkele dagen oud en wat gekookte groenten. Kies je voor één bepaald voedingspatroon (merk, samenstelling), dan is het voor de hond goed om hier zo weinig mogelijk van af te wijken. Koop dus altijd hetzelfde merk, of stel dezelfde soort maaltijd samen. In de groeitijd heeft de hond extra kalkstoffen nodig. Ook vitaminen A en D zijn belangrijk. Dit is bij de dierenhandel verkrijgbaar. Je kunt je hond beter geen koekjes of chocolade geven, omdat de darmen van de hond hier niet op ingesteld zijn. Chocolade kan zelfs dodelijk zijn voor een hond. `Voor honden is speciaal ‘hondensnoep’ in de handel.
Naar de dierenarts Zes weken na de geboorte krijgen puppy’s de noodzakelijke injecties. Ze krijgen een wormenkuur en de zogenaamde ‘puppyinjectie’ tegen hondenziektes. Twaalf weken na de geboorte krijgt de hond een cocktailinjectie. Hierin zitten stoffen tegen veel verschillende ziektes. Deze injectie moet je jaarlijks herhalen, zodat de hond steeds beschermd blijft tegen hondenziektes. De dierenarts geeft je hierover informatie. Als de hond veel bij en in het water zit, heeft hij elk jaar een injectie tegen de ziekte van Weil nodig. De injectie tegen hondsdolheid geef je als de hond mee gaat naar het buitenland, maar ook als je in een bosrijke omgeving woont. De hond is hier kwetsbaarder, omdat het bijvoorbeeld besmette vossen kan tegenkomen. De dierenarts controleert de hond één keer per jaar op het voorkomen van tandsteen. Hij noteert alles in een hondenpaspoort. Voeding Je moet een hond niet te veel te eten geven. Twee maal per dag een goede maaltijd is voldoende. Goed hondenvoer is zo samengesteld dat ‘vers’ eten niet meer
12
Voortplanting Een vrouwtjeshond is twee maal per jaar loops, onafhankelijk van het jaargetijde. Na een draagtijd van negen weken worden zes à zeven jongen blind geboren. De oogjes gaan na ongeveer tien dagen open. De mannetjeshond heet een reu. Het vrouwtje heet een teef. Jonge hondjes heten puppy’s.
Ik wil een hond!
Werkhonden Honden worden soms gebruikt om voor de mens te werken. Een blindengeleidehond kan blinde mensen begeleiden. Daarvoor worden ze speciaal gefokt en getraind. Alleen met lieve en betrouwbare honden wordt gefokt. Het eerste jaar woont een blindengeleidehond bij gewone mensen thuis. Daar wordt het dier gesocialiseerd. Daarna wordt er elke dag geoefend in de stad totdat de geleidehond zelfstandig zijn werk kan doen. Het succes van blindengeleidehonden is zo groot dat tegenwoordig
13
ook honden worden opgeleid tot helpers van mensen met een andere handicap. De politie gebruikt politiehonden. Hier worden vaak herdershonden voor gebruikt. Bij de training leert zo’n hond te bewaken, volgen, liggen en springen. Ze worden ook voor speurwerk gebruikt. Er zijn bijvoorbeeld honden die drugs kunnen ruiken. Verder worden honden gebruikt om kuddes schapen te hoeden en te bewaken. In de Alpen zijn er reddingshonden zoals bijvoorbeeld de Sint-bernardshond.
Ik wil een hond… Bijlagen Braakballen
B ijlagen
• Werkblad 1: De hond • Werkblad 2: Een hond Werkblad 1 ‘De uil’bekijken • Werkblad 3: Vragen Werkblad 2 ‘Mijn braakbal’
• Werkblad 4: Plaatjes Werkblad 3 ‘Wat zit in mijn braakbal’ • Fotocollage Werkblad 4 ‘Voedselketens’
Werkblad 5 ‘Voedselpiramide’
Werkboekje met antwoorden
Naam:
Groep 4 Ik wil een hond!
Dit is een product van Stichting Vogelpark Avifauna
Werkblad 1
De Hond Naam:
1. Trek lijntjes van de woorden naar de hond. Staart Kop Oor Neus Poot Vacht Bek 2. Hoe verzorg je je hond? Schrijf het goede woord onder de plaatjes:
Kies uit: mand – bot – uitlaten – riem – borstel 3. Wat mag een hond eten? Kleur de plaatjes die goed zijn. Zet een kruis door wat fout is.
Ik w il een hond!
Werkblad 2
Een hond b ekijk en
Hieronder kun je de hond tekenen. Je kunt ook een foto van de hond opplakken.
1. Mijn naam is: 2. De hond heet: 3. Het ras van de hond is: 4. De hond is
jaar oud. Dat is in mensenleeftijd x 7!
5. Het is een mannetje/vrouwtje. 6. Het baasje heet: Tellen 7. De hond heeft
nagels aan z’n voorpoot.
nagels aan z’n achterpoot.
De hond heeft
Kijken 8. Welke kleur hebben de ogen van de hond:
Zet een streepje onder de juiste kleur ogen.
Blauw – Grijs – Groen – Bruin – Anders, namelijk
9. Zet een streepje onder de juiste kleur vacht (haren).
Wit – Donkerbruin – Lichtbruin – Grijs – Zwart
10. Hoe voelt z’n vacht?
Heeft hij een
Gladde vacht of
Krullen
11. Hoe groot is de hond. Zet een streepje onder het goede antwoord.
Tot mijn knie – Tot mijn buik – Tot mijn hoofd
Ik w il een hond!
Werkblad 2
Een hond b ekijk en
Luisteren 12. Wat voor geluiden maakt de hond?
Vragen 13. Hoe oud was de hond toen u hem kreeg? 14. Waar heeft u de hond gekocht/ gehaald?
Zet een streepje onder het juiste antwoord.
Asiel – Fokker – Dierenwinkel – Anders, namelijk
15. Heeft uw hond les gehad om te leren luisteren? 16. Luistert uw hond altijd goed naar u? 17. Wat krijgt de hond te eten en hoe vaak krijgt hij eten? 18. Wie laat de hond uit en hoe vaak? 19. Gaat uw hond wel eens naar de dierenarts? 20. Wie zorgt er voor de hond als u er niet bent of op vakantie gaat? 21. Bedenk nu zelf een vraag: Zet hier je vraag: Zet hier het antwoord:
Tekenen Teken hier het: Oor:
Ik w il een hond!
Oog:
Staart:
Werkblad 3
Mijn v ragen Naam:
Er komt een hond met zijn of haar baasje op bezoek in de klas. Schrijf hieronder de vragen die je wilt stellen.
Ik w il een hond!
Werkblad 4
Knip de plaatjes uit. Plak ze bij je verhaal.
Ik w il een hond!
Een Hondenleven
Fotocollage
Ik w il een hond!
Co lo fo n Handleiding materiaalpakket: De Boer op met koeien enzo Op excursie naar de melkveehouderij Uitgave Stichting Vogelpark Avifauna, Alphen aan den Rijn 2012 Bezoekadres Hoorn 65, 2404 HG Alphen aan den Rijn Postadres Postbus 31, 2400 AA Alphen aan den Rijn Tel: 0172 487588 Email:
[email protected] Email afd:
[email protected] Vormgeving & productie: H2R+ Creatieve Communicatie www.h2rplus.nl Illustraties: Atelier De Roggelelie www.roggelelie.nl Teksten: Bewerkt door Bart de Koning www.natuureducatie.com Eindredactie: Marieke Weishaupt Stichting Vogelpark Avifauna Copyright: Stichting Vogelpark Avifauna