Natuur & Milieu educatie
Groep 1-2 Vliegen, lopen & zwemmen 1 Kenmerken van vogels
Dit is een product van Stichting Vogelpark Avifauna
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Doelen, doelgroep, samenvatting 3. Lesschema 4. Inhoud en organisatie van de les 5. Achtergrondinformatie
Vliegen, lopen & zwemmen 1 Kenmerken van vogels Docenten handleiding | Groep 1 en 2
1. Inleiding
Bijlagen
Er is een enorme diversiteit aan vogels op de wereld. Er zijn vogels die goed kunnen zwemmen en duiken; vogels die gebouwd zijn om te jagen en prooien te verslinden of juist kleine vogels die vooral insecten of zaden eten. Al die vogels zijn aangepast aan hun omgeving, aan hoe ze leven en aan hoe ze aan hun eten komen.
• Werkblad Knappe vogels • Vogelnamen • Verhaal Hoe het Winterkoninkje aan z’n naam komt
Tijdens de excursie ‘Vliegen, Lopen & Zwemmen’ ontdekken de kinderen van groep 1 en 2 hoe vogels zijn aangepast aan hun leefwijze. Centraal in de ontdekkingstocht in Vogelpark Avifauna staan gereedschappen. Zo lijkt de snavel van een lepelaar op een lepel, gebruiken
Gegevens
2. Leerdoelen, doelgroep, samenvatting
Vorm: Excursie Locatie: Vogelpark Avifauna, Hoorn 65, Alphen aan den Rijn Periode: September Duur: 1,5 uur Doelgroep: Groep 1 t/m 2 Begeleider: Vrijwillige medewerker
Leerdoelen: • Leerlingen ontdekken dat vogels er allemaal anders uit zien. • Leerlingen kunnen uitleggen hoe vogels zich hebben aangepast aan hun voedsel en leefgebied waar ze voorkomen. • Leerlingen kunnen uitleggen hoe vogels hun snavel, poten en zintuigen gebruiken. • Leerlingen kunnen de vogelsoorten van de excursie in Vogelpark Avifauna benoemen. Doelgroep Deze excursie is bedoeld voor groep 1 en 2 van de basisschool. Samenvatting Samenvatting Het programma bestaat uit 3 onderdelen: een voorbereiding in de klas, de excursie in Vogelpark Avifauna en verwerkingsactiviteiten op school. De voorbereiding in de klas is een introductie op de excursie in Vogelpark Avifauna. Tijdens de excursie bij Vogelpark Avifauna leren de leerlingen meer over de vogels.
Centraal staat de vraag hoe een vogel uiterlijk en qua gedrag is aangepast aan zijn leefgebied en/of zijn voedsel. Terug op school praten de kinderen na over wat ze hebben ontdekt over vogels en kunnen ze aan de slag met verschillende leuke opdrachten.
Vliegen , lopen & zwemmen 1 3. Lesschema Lesactiviteit
Tijd
Materiaal
Werkvorm
• Kringgesprek – Wat weet je van vogels • Ontdekken: wat maakt een vogel een vogel? Waarom ziet elke vogel er anders uit? • Werkblad maken en/of verhaal Winterkoninkje voorlezen
30 min
• Digibord • Internet • Werkblad 1: Knappe vogels • Verhaal Winterkoninkje
• Klassikaal gesprek • Ontdekken • Werkblad maken of naar verhaal luisteren
Kernles • Excursie ‘Vliegen, Lopen & Zwemmen’ bij Vogelpark Avifauna
90 min
Avifauna zorgt voor materialen
Introgesprek excursie Begeleide groepjes Afsluitend gesprek
Verwerkingsles • Bespreek hoe de vogels zijn aangepast aan hun omgeving en wat ze eten. • Laat de kinderen in themaboeken werken. • Vertel het verhaal van de ‘fantastische vogel’ en laat de leerlingen deze tekenen.
45 min
Extra les • Vogels spotten buiten de school • Vogelvoer maken
30 – 45 min
• Tekenpapier • Stiften • Potloden
Klassikaal verwerkingsgesprek Zelfstandig werken en/of in groepjes Klassikaal bespreken van de resultaten
Aandachtspunten • Zorg dat u op tijd in Vogelpark Avifauna aanwezig bent met de groep. Excursies lopen toch vaak al wat uit, op tijd starten is dan ook belangrijk. • Hulpouders zijn belangrijk bij deze excursie. Er moeten namelijk maximaal 6 groepjes worden gevormd van minimaal 5 leerlingen. Elk groepje heeft een begeleider nodig, u kunt uzelf als begeleider meerekenen. • Bij aankomst kunt u zich melden bij de receptie en wordt u opgewacht door een vrijwillige medewerker. • Denk aan buitenkleding, dit betekent warme kleding als het koud is en andersom.
3
4. Organisatie en inhoud van de les Les 1 Introductie Voorbereiding: Lees de achtergrondinformatie over vogels om daar zelf iets meer over te weten dan de leerlingen. Zorg voor een digitaal schoolbord en de mogelijkheid om op internet vogelafbeeldingen te zoeken. Lukt dit niet gebruik dan de lijst met vogelnamen en afbeeldingen uit de bijlagen.
Inleiding Begin de les met een kringgesprek over vogels en ga samen op onderzoek uit waarom vogels bijzonder zijn en zo anders als mensen. Stel vragen zoals: • Welke vogels ken je? • Wat voor kleuren heeft deze vogel? • Wat doen vogels zoal? • Wie heeft er een vogel thuis? • Kan hij vliegen? • Wat eet hij? • Wat voor geluid maakt de vogel? • Zijn vogels anders dan ons? • Wat is anders? • Hebben ze tenen? • Hebben ze ogen? • Hebben ze een mond? • Hebben ze een neus?
Kern Zoek vervolgens samen met de kinderen op internet plaatjes, van vogels die ze kennen. Je kunt ook de bijlage – vogelnamen – gebruiken met de bijbehorende plaatjes. Stel de leerlingen de vraag: Zijn dit allemaal vogels? Probeer er met de leerlingen achter te komen welke kenmerken alle vogels hebben. Stel daarvoor de onderstaande vragen. • Kan elke vogel vliegen (nee, de pinguïn en de struisvogel bijv. niet) • Kunnen vogels zwemmen? (alleen sommige vogels zoals eenden en ganzen kunnen zwemmen) • Heeft elke vogel veren? (ja elke vogel heeft veren en soort vleugels) • Is een vogel groot of klein (dat hangt er van af welke vogel het is) • Wie kan de vogels die we net hebben opgezocht op volgorde zetten van groot naar klein? • Legt elke vogel eieren (ja, elke vogel legt eieren) • Heeft een vogel een mond? (nee, vogels hebben een snavel) • Hebben vogels benen en voeten? (nee, vogels hebben poten en tenen) Waarom zien vogels er allemaal anders uit? Zoek van de volgende totaal verschillende vogels een afbeelding op: • kaketoe • zeearend • kiwi • pelikaan Deze vogels staan ook afgebeeld op het werkblad kleurplaat in bijlage 1. Vertel iets over de vogels en stel hen de onderstaande vragen. Laat de leerlingen goed naar de vogels kijken.
4
Vliegen , lopen & zwemmen 1
Een pelikaan eet vis en die vangt hij in het water. Daarom moet hij heel goed kunnen zwemmen natuurlijk. Hoe kun je aan de pelikaan zien dat hij heel goed kan zwemmen en hoe ze vissen vangen? • De snavel is een heel handig gereedschap. Hij is lang en eronder zit een flap die kan uitrekken. Zo is het net een schepnet en daar kun je natuurlijk heel goed mee vissen! • De voeten lijken op zwemvliezen. Tussen de tenen zit een stukje huid. Met die speciale voet kan hij heel goed zwemmen. De zeearend eet vlees en grote vissen. Deze dieren moet hij al van ver kunnen zien, goed kunnen grijpen en gemakkelijk kunnen eten. Alleen heeft een zeearend geen verrekijker, een net en een scherp mes of schaar bij de hand. Wat heeft de zeearend dan waardoor hij toch zo’n gevaarlijke en goede jager is? • Hij heeft sterke en scherpe klauwen aan zijn poten • Hij heeft een gevaarlijke haaksnavel • Hij heeft hele goede ogen waarmee hij prooien kan opsporen Kiwi’s eten insecten die zij tussen de bladeren en in de grond vinden. Daar hebben ze een hele handige snavel voor. Ze kunnen niet vliegen en dat is ook niet nodig omdat ze op de grond leven. Ze hebben wel sterke pootjes waarmee ze goed kunnen rennen, maar ze kunnen zich vooral heel goed verstoppen. Hoe doen ze dat? • Een kiwi heeft een lange dunne snavel die ze diep in de bladeren en in de grond kunnen steken. Hun neusgaten waarmee ze ruiken zitten op het puntje van de snavel en zo ruiken en voelen zij meteen waar iets lekkers zit. • Ze hebben een heel onopvallend verenkleed. Daarmee kunnen ze zich heel goed verstoppen en vallen ze helemaal niet meer op, op de bodem van het bos.
5
Kaketoes eten heel graag noten en zaden. De harde schil van een noot moet je wel kunnen kraken om bij het lekkere hapje te kunnen dat er in zit. Waarmee zouden ze dat doen? • De papegaai heeft een hele sterke snavel die hij kan gebruiken als notenkraker.
Vertel daarna aan de kinderen dat ze op excursie naar Vogelpark Avifauna gaan. Daar leren ze nog veel meer over vogels. Ze zullen ontdekken dat hoe vogels er uit zien en zich gedragen komt door wat ze eten en waar ze leven.
Afsluiting Laat de leerlingen het werkblad Knappe Vogels – Groep 1 / 2 maken. Op het werkblad staan afbeeldingen van de vogels en een uitvergroting van een bijzonder kenmerk van de vogel. Groep 1 kleurt de vogels alleen in. Groep 2 mag bij de stippellijntjes de woorden ‘poot’, ‘vleugel’, ‘snavel’ invullen. In de bijlage vind je ook het verhaal over het winterkoninkje. Je kunt als extra ook dit verhaal voorlezen of vertellen aan de kinderen.
Les 2 Kern Voorbereiding • Regel het vervoer naar Vogelpark Avifauna (lopen/ fiets/ auto) • Zorg voor enkele hulpouders tijdens de excursie • Maak groepjes van minimaal 5 kinderen, maximaal 6 groepjes • Denk aan buitenkleding • Melden bij de kassa bij aankomst
Inleiding De leerlingen worden door de vrijwillige medewerkers opgehaald bij de ingang van Vogelpark Avifauna. Deze vrijwillige medewerkers zullen de leerlingen inhoudelijk begeleiden en nemen de groep mee. Let op: de leerkracht blijft natuurlijk verantwoordelijk voor de groep! De inleiding van de excursie begint in het kolibrie huisje. In het kolibriehuisje nemen de leerlingen plaats op de bankjes. Hier zal een introductiegesprek worden gehouden. Zo wordt bijvoorbeeld gevraagd naar hun lievelingsvogel en zal de vrijwillige medewerker aan de hand van diverse opgezette vogels, modellen en andere tastbare materialen het een en ander vertellen over vogels. Daarna krijgen de leerlingen en de ouders die de groepjes begeleiden een korte uitleg over de opdrachten die ze gaan doen en hoe dat in z’n werk gaat. Kern De opdrachten worden als stervorm uitgegeven, door alle leerlingen vanuit de verzamelplaats (het kolibriehuisje) te laten vertrekken. Elk groepje vertrekt vanuit het kolibriehuisje naar de opdrachtplek, daar maken ze een opdracht en keren vervolgens terug naar het kolibriehuisje. Daar krijgen ze een nieuwe opdracht. De opdrachten gaan over hoe vogels zich hebben aangepast en wat de functie daarvan is. Elk groepje krijgt een tas met benodigde materialen. Bij elke vogel krijgen de leerlingen gerichte kijkopdrachten. De leerlingen doen een opdracht waarbij ze de vogel ‘nadoen’. De leerlingen bedenken wat voor gereedschap past bij de verschillende vogels.
6
Een afvalgrijper hoort bijvoorbeeld bij de poten van een gier. De vogels die de kinderen tijdens de excursie gaan bekijken zijn: de struisvogel, de flamingo/lepelaars, de pinguïn, de uilen, de papegaai/ara, de gier, de kolibrie, de, de stellers zeearend. In de tas zitten • Alle gereedschappen die je kunt kiezen (bij een struisvogel horen stelten en bij een steller zeearend een afvalgrijper. Deze zijn echter te groot voor een tas en zitten in de kist) • Een sleutel die past op de opbergkisten die bij de verschillende posten staat. • Een kaart met de route. • In de tas zit voor alle leerlingen ook een pen, schrijfplankje een werkboekje. De vrijwillige medewerker spreekt met de leerkracht en de begeleiders de tijd af waarop iedereen zich verzamelt bij de Lori Landing. Afsluiting Bij de Lori Landing bespreekt de vrijwillige medewerker alle vogels die de leerlingen bekeken hebben nog even kort na. Bij elke vogel krijgt één groep de opdracht om aan de hand van het bijbehorende gereedschap uit te leggen hoe die vogel is aangepast aan de manier waarop deze leeft. Bijvoorbeeld de struisvogel kan grote stappen zetten, net zoals een kind die op stelten loopt enzovoorts. De vrijwilliger vertelt eventueel nog wat aanvullende bijzonderheden over de vogel. Ook zal er nog iets verteld worden over de lori en zijn bijzondere tong. Deze is namelijk helemaal aangepast op het eten van nectar. Daarna mogen de leerlingen die dat durven de lori’s gaan voeren en zal vervolgens de groep weer naar de uitgang worden gebracht.
Vliegen , lopen & zwemmen 1 Les 3 Verwerking Voorbereiding Lees hieronder de informatie over de vogels goed door. Deel de klas in themahoeken. De boekenhoek, de knutselhoek, de spelhoek. Verzamel geschikte boeken over vogels. Dit kunnen prentenboeken zijn, maar ook ‘volwassen’ boeken met vogelplaatjes. Zorg voor voldoende knutselmaterialen en een geschikte knutselopdracht.
Inleiding Bespreek met de kinderen de excursie na. Wat zijn hun ervaringen? Welke vogels hebben ze gezien? Wat deden die vogels? Welke was het mooiste? Welke vogel was het slimste en beste aangepast? Welke opdracht vond je het leukste om te doen? Kern Bespreek de les klassikaal na. - Welke opdrachten heb je gedaan? - Wat heb je geleerd? Laat de vogels zien op het digitale schoolbord. Stel vragen en laat de leerlingen kijken.
7
De gier eet vlees van dode dieren. Zelf jagen doen ze bijna nooit. Deze karkassen moet hij al van ver kunnen zien, goed kunnen grijpen en gemakkelijk kunnen eten. Alleen heeft een zeearend geen verrekijker en een scherp mes of schaar bij de hand Hoe kan de gier gemakkelijk de karkassen eten? • De gier heeft een handige kale kop, zo kunnen zijn veren niet vies worden als hij in de dode dieren aan het wroeten is. • De gier heeft een krachtige snavel waarmee hij vlees kan scheuren. • De gier heeft hele goede ogen waarmee hij prooien kan opsporen De zeearend eet vooral heel vel vissen uit het water. Een schepnet op de vissen te vangen heeft hij echter niet. Wat heeft de zeearend waardoor hij toch heel goed vissen uit het water kan vangen? • De zeearend heeft sterke en scherpe klauwen aan zijn poten waarmee hij vis kan vangen • De zeearend heeft hele goede ogen waarmee hij prooien kan opsporen
Een kolibrie eet nectar uit bloemen net als een bij, maar ook al zijn het hele kleine vogeltjes ze kunnen niet in een bloem kruipen. Hoe kan de kolibrie dan toch bij de nectar uit een bloem? • Een kolibrie is een echte kampioen in het vliegen. Ze kunnen alle kanten op; naar boven, naar beneden, naar voren, naar achteren, naar links en naar rechts. Wat helemaal knap is, is dat de kolibrie ook bijna stil kan hangen in de lucht en zo kan hij precies voor een bloem blijven hangen. • Een kolibrie heeft ook een dun en lang snaveltje waarmee hij ‘als een rietje’ nectar uit de bloem kan zuigen.
Pinguïns eten vis en om die te vangen moet je heel goed en snel kunnen zwemmen en duiken. Hoe kun je aan een pinguïn zien dat hij een echte zwemkampioen is? • De pinguïn kan niet vliegen in de lucht, maar hij gebruikt zijn vleugels om te zwemmen. Zo kan hij vliegen in het water. • De poten lijken op zwemvliezen. Tussen de tenen zit een stukje huid. Met die speciale poten kan hij heel goed zwemmen. • Een pinguïn heeft hele gladden veren en hij heeft een trucje waarmee hij de lucht uit zijn verenkleed duwt zodat hij sneller de diepte in kan duiken. Anders zou hij net als een eend of pelikaan blijven drijven op het water.
Struisvogels kunnen niet vliegen en dat is lastig als er leeuwen zijn die je willen opeten. Gelukkig kunnen ze wel al van ver een leeuw zien aankomen en ook kunnen ze heel hard wegrennen. Hoe kun je dat zien? • Een struisvogel heeft echte ren poten. Ze zijn heel groot lang en sterk. • Een struisvogel heeft een hele lange nek en hele goede ogen zodat hij heel ver kan kijken.
Ara’s eten heel graag noten en zaden. De harde schil van een noot moet je wel kunnen kraken om bij het lekkere hapje te kunnen dat er in zit. Waarmee zouden ze dat doen? Ook moeten ze elkaar weten te vinden in het
8
Vliegen , lopen & zwemmen 1
dichte oerwoud en ook daar hebben ze een slimme aanpassing voor. Wat zou dat zijn? • De Ara heeft een hele sterke snavel die hij kan gebruiken als notenkraker. • De Ara heeft hele opvallende kleuren in zijn verenkleed om op te vallen.
Oehoes zijn uilen. Die horen bij de roofvogels. Ze vangen hun prooi zoals kraaien en duiven als die zitten te rusten. Geluidloos komen ze aanvliegen. Ze grijpen met hun klauwen de vogel vast en vliegen ermee naar hun plukplaats. Dan eten ze de prooi op. Hoe kunnen Oehoes zo geluidloos hun prooi vangen? • Oehoes kunnen heel krachtig grijpen met hun klauwen. Geen prooi kan daaruit ontsnappen. • Oehoes kunnen geluidloos vliegen dankzij de hele zachte veren in z’n vleugel. • Oehoes kunnen met hun haaksnavel makkelijk vlees scheuren. Afsluiting Elke vogel is aangepast aan zijn omgeving, wat die goed kan en wat de vogel eet. De FANTASTISCHE vogel kan heel veel dingen tegelijk. En hij kan ze allemaal FANTASTISCH!
Flamingo’s en lepelaars eten kreeftjes en garnalen. Maar hoe krijg je die beestjes binnen zonder zeewater te hoeven drinken? • De snavel van een flamingo werkt als een soort zeef. De flamingo perst het water door z’n snavel. Het water gaat er doorheen. En het voedsel blijft achter om op te eten. • De snavel van een lepelaar gebruikt hij ook echt als een lepel. Hij ‘lepelt’ ermee door het water. In z’n snavel zitten tastzintuigen. Daarmee voelt hij de diertjes die hij kan doorslikken. • De flamingo is roze omdat er in zijn voedsel (garnaaltjes en kreeftachtigen) de kleurstof ‘caroteen’ zit. Hoe meer roze de flamingo is, hoe meer van die beestjes hij heeft gegeten.
9
Laat de leerlingen dit ontdekken door het verhaal ‘de fantastische vogel’ te vertellen. Geef elke leerling papier en stiften of kleurpotloden. Je vertelt het verhaal heel langzaam, zodat de leerlingen kunnen mee tekenen met het verhaal. Elk onderdeel van het verhaal geeft een aanwijzing hoe ‘de fantastische vogel’ zich heeft aangepast aan hoe en waar hij leeft.
DE FANTASTISCHE VOGEL Sommige vogels kunnen goed vliegen, anderen goed duiken of hardlopen. De fantastische vogel kan van alles goed. Hij is echt fantastisch. We beginnen bij z’n kop. Onze vogel wil er natuurlijk leuk uit zien. Wat voor kleuren heeft de kop van jouw vogel? Misschien heeft hij wel een kuif of hele lange veren op z’n kop. En zijn snavel. Met zijn snavel werkt hij z’n eten naar binnen. Een lepelsnavel is handig in het water. Een scherpe kromme snavel om vlees te eten. Met een lang dun snaveltje kun je honing zuigen als met een rietje. Misschien heeft jouw vogel wel meerdere snavels. Het is tenslotte een fantastische vogel! Onze held kan heel goed vliegen. Als hij op de grond staat laat hij nog even trots z’n vleugels zien. Hij kan er wel een kilometer mee omhoog. Ooit zag de vogel een pauw. Zo’n staart wou hij ook wel. Omdat hij een fantastische vogel is, krijgt hij wat hij hebben wil. Stiekem vindt onze held zijn staart nog net iets mooier dan van de pauw. Dan komen we bij z’n poten. Wat zou hij kiezen… zwempoten om lekker op het water te dobberen of juist scherpe klauwen om vissen te grijpen. Of wat dacht je ervan om heel hard te kunnen rennen als een struisvogel, die heeft poten als stelten! Zulke grote stappen kan die daarmee zetten.
10
Onze vogel is niet zoals andere vogels. Onze vogel kan alles tegelijk hebben. Dus misschien heeft je vogel hele lange poten met klauwen daaraan en daartussen nog zwemvliezen. Bij een fantasievogel mag alles! Na afloop van dit verhaal mag je nog van alles verzinnen aan jouw vogel. Zorg dat jouw vogel er echt FANTASTISCH uit ziet. Laat je buurkind maar eens zien wat voor vogel jij getekend hebt. Je buurkind vertelt aan jou wat hij denkt dat jouw vogel goed zou kunnen. En andersom vertel jij dat aan jouw buur. Kleur hem mooi in.
Vliegen , lopen & zwemmen 1
Extra verwerkingsles • Vogels spotten buiten de school – doe bijvoorbeeld met de klas mee aan de tuinvogeltelling: www.tuinvogeltelling.nl. Op deze website vindt u ook educatief materiaal. Er is een landelijke tuinvogeltelling in de winter, maar u kunt het natuurlijk op een ander moment doen.
11
• U kunt vogels naar het schoolplein, plantsoen of park lokken door met de leerlingen vogelvoer te maken en op te hangen. Vogelvoer maken – Vogels kun je naar het plantsoen van uw school lokken door vetbollen en pindasnoeren op te hangen. Vogels kunnen altijd wel wat extra voedsel gebruiken. Op de website van de Vogelbescherming staan veel tips hoe u goed en gezond vogelvoer kunt maken met de leerlingen. Ook op www.pinterest.com kunt u voorbeelden zoeken, op de zoekterm ‘vogelvoer’ vindt u talloze voorbeelden.
5. Achtergrondinformatie 5.1 Kenmerken van vogels Vogels zijn veelzijdige dieren en komen overal ter wereld voor in allerlei leefgebieden. Van de koude ijsvlakten van Antarctica tot de warme woestijnen van Afrika. Wat kenmerkend is voor vogels is dat ze allemaal veren hebben en allemaal eieren leggen (Alleen de vrouwelijke dieren). Ze bewegen zich op verschillende manieren voort namelijk vliegen, lopen en zwemmen. Aan het uiterlijk van een vogel kun je veel zien. Je kunt vaak zien in wat voor leefgebied ze leven, wat voor soort vogel het is, of hij kan vliegen, wat hij eet en nog veel meer. Het verenkleed Vogels zijn de enige dieren met veren. Veren hebben verschillende functies en spelen een rol in de communicatie, het vliegen, het vasthouden van warmte en het afstoten van water. Alle veren bij elkaar heet het verenkleed. Het verenkleed van een vogel bestaat uit verschillende soorten veren, namelijk uit donsveren, dekveren en vliegveren. • Donsveren Dit zijn kleine pluizige veren. De functie van deze veren is water afstoten en warmte vasthouden. Ze vormen ook het eerste verenkleed van een pasgeboren vogel. • Dekveren De functie van deze veren is het stroomlijnen van de vogel en warmte vasthouden. Ze bedekken het grootste deel van het lichaam van de vogel. • Vliegveren Een vogel heeft twee soorten veren nodig om te kunnen vliegen en tijdens de vlucht te kunnen sturen en remmen. Deze veren heten de vliegveren, ze bestaan uit de slagpennen van de vleugel en de staartpennen van de staart. o De slagpennen: geven een vogel lift en stuwkracht, waardoor deze op kan stijgen. o De staartpennen: geven stabiliteit aan de vlucht, een vogel kan er ook mee remmen en sturen. Bij sommige vogels ontbreken de vliegveren of zijn deze zodanig gekrompen dat deze vogelsoorten niet of niet goed kunnen vliegen. Deze vogels kunnen vaak wel weer heel goed lopen of zwemmen, bij-
12
voorbeeld de struisvogel en de pinguïn. Of een vogel kan vliegen of niet hangt natuurlijk niet alleen van het verenkleed af, maar bijvoorbeeld ook van het gewicht van de vogel. KLEUREN Vogels krijgen kleuren op verschillende manieren, ze hebben al kleuren vanaf het moment dat ze uit het ei komen. Ze krijgen vaak andere kleuren tijdens het ruien. Tijdens het ruien verliest de vogel zijn veren en krijgt hiervoor nieuwe terug. Sommige vogels kunnen ook kleuren krijgen via hun voedsel. Een voorbeeld hiervan is de flamingo die oorspronkelijk wit is maar een rood/roze kleur heeft door zijn voedsel. Kleuren hebben bij vogels verschillende functies. VERBERGEN OF OPVALLEN De één wil opvallen, terwijl de ander zich goed wil kunnen verbergen. Vogels hebben hier verschillende redenen voor. Ze willen zich bijvoorbeeld verbergen voor roofdieren of opvallen voor soortgenoten van het andere geslacht. Dit opvallen en verbergen doet een vogel op allerlei verschillende manieren door onder andere gebruik te maken van kleuren en camouflage. • Camouflage Met camouflage willen vogels zich dus zo goed mogelijk proberen te verbergen in hun natuurlijke leefomgeving. Dit doen ze om verschillende redenen en op verschillende manieren. De best gecamoufleerde vogels zijn de nacht actieve dieren (o.a. bepaalde uilensoorten), broedende vrouwtjes, roofvogels, jongen en grondvoeders. Ze camoufleren zich allemaal om niet op te vallen voor roofdieren, om niet op te vallen voor hun prooien tijdens de jacht of een combinatie hiervan. o Schutkleuren De bekendste vorm is de schutkleur: kleur aannemen van de achtergrond (Engels: background coloration of cryptic coloration). Sommige dieren kunnen zich dankzij een camouflerende schutkleur verschuilen voor belagers, andere gebruiken hem om te jagen op prooien. Ook moeten dieren het gepaste gedrag vertonen bij hun camouflage. Zo zitten nachtvlinders overdag doodstil op planten om niet op te vallen.
Vliegen , lopen & zwemmen 1
o Vormvervaging Een tweede vorm van camouflage is vormvervaging. Dit wordt ook wel disruptieve kleuring (Engels: disruptive coloration) genoemd. Hierbij heeft het strepenpatroon van bepaalde dieren tot gevolg dat de vorm en contouren van het lichaam vager worden. Het dier is zelf wel opvallend van kleur of patroon, maar de contouren van het dier worden door zijn belagers moeilijker herkend. o Schaduwwerking Bij een andere effectieve vorm van camouflage die men bij sommige dieren tegenkomt, wordt de ruimtelijke waarneming (bijvoorbeeld: wat is boven en wat is onderkant?) verstoord. Dit wordt bereikt door omgekeerde schaduwwerking (Engels:countershading). Bij pinguïns is bijvoorbeeld het verenkleed op de buik wit en op de rug juist donker gekleurd o Nabootsing of Mimicry Camouflage kan ook de vorm aannemen van nabootsing of mimicry, waarbij de soort lijkt op een ander object of dier. • Opvallen Door middel van kleuren, geuren en vormen willen sommige vogels opvallen voor het andere geslacht en laten zien hoe mooi en gezond ze zijn. Meestal zijn het de mannelijke dieren die willen opvallen met hun felle kleuren voor de vrouwen. • Waarschuwen Vogels kunnen ook kleuren hebben om anderen af te schrikken. Dit zijn felle kleuren waarmee ze als het ware zeggen: “blijf uit mijn buurt”. Een voorbeeld hiervan is de zonneral. Door zijn vleugels te spreiden, komen gekleurde vlekken op zijn vleugels zichtbaar. Deze vlekken lijken een beetje op grote ogen, hiermee kan de zonneral zijn aanvallers waarschuwen om uit zijn buurt te blijven. Hij doet zich als het ware anders voor dan hij is.
13
SNAVEL Snavels zijn een vervanging van de bek van zoogdieren. Een snavel is namelijk veel lichter dan een bek met tanden. Snavels hebben nog meer functies. Deze functies zijn voedsel zoeken en eten, veren poetsen en soortgenoten van het andere geslacht aantrekken. Aan de snavel van een vogel kun je vaak zien wat een vogel eet. Zo wijst een korte, dunne snavel erop dat de vogel een insecteneter is en wijst een sterke haakvormige snavel op een vleeseter. Ook zie je vogels vaak urenlang hun verenkleed staan poetsen. Dit is nodig om het verenkleed schoon te maken van vuil en parasieten, de baardharen van de veren goed aaneengesloten te houden, verkeerd zittende veren terug te plaatsen en de veren in te wrijven met een vettige stof dat uit een klier komt om hun verenkleed waterdicht te maken.
POTEN De poten van vogels, net als de snavel, laten veel zien over de leefwijze van de vogel. Zo kun je aan de poten zien in welke omgeving het dier leeft (bijv. bomen, meer, etc.), hoe het dier zich voortbeweegt (vliegen, lopen, zwemmen) en het eetgedrag. Hierbij kijk je voornamelijk naar de tenen, de dikte en sterkte van de poten. De flamingo heeft lange steltachtige poten met zwemvliezen tussen zijn tenen. Aan de zwemvliezen kun je afleiden dat de flamingo kan zwemmen of in ieder geval in de buurt van water leeft.
EI Een ei is een door een vrouwelijk dier gemaakt product, dat na bevruchting door een zaadcel kan uitgroeien tot een nakomeling. Het ei bestaat uit een dooier (de eicel) dat de embryo en veel vetachtige voedingsstoffen bevat, met daaromheen een beschermend omhulsel dat aan het eind van de ontwikkeling ook wordt opgesoupeerd: het wit van het ei (dat veel water bevat). Eieren van vogels worden beschermd door een harde, kalkachtige schaal. De eieren van vogels worden meestal in een nest gelegd, waarna ze door één of beide ouders bebroed worden. Het kan ook op de grond in een kuil of hol zijn of juist in een holte van een boom. Sommige vogels leggen hun eieren in een rottende hoop bladeren. Door het rotten van de bladeren komt warmte vrij en zo hoeven de ouders niet op de eieren te broeden. De eieren van verschillende soorten vogels zijn allen verschillend. LEEFOMGEVING De leefomgeving van een dier is de omgeving waarin hij leeft en groeit. Dieren zijn door hun bouw, gedrag en functie gerelateerd aan een bepaalde leefomgeving. Zo heeft de sneeuwuil een dik pak veren en is wit gekleurd. Zo is de sneeuwuil goed beschermd tegen kou en vijanden. De pinguïn heeft een zwart-wit verenkleed. Deze veren beschermen hem goed tegen water en wind, daardoor heeft hij het lekker warm en wordt hij niet nat door het vet dat op de veren zit. De witte buik zorgt ervoor dat vijanden in het water hem niet goed kunnen zien. VOORTBEWEGING Alle dieren kunnen zich voortbewegen op verschillende manieren. Er zijn echter maar een aantal dieren die hebben besloten het luchtruim te verkennen, de vogel is er daar één van. Niet alle vogels kunnen vliegen. • Vliegen Naast insecten en vleermuizen zijn vogels de enige dieren die kunnen vliegen. Ze zijn in staat om te vliegen door hun lichte gestroomlijnde lichaam, vleugels en hun verenkleed. Niet alle vogels kunnen vliegen, bijvoorbeeld de struisvogel.
14
• Lopen Elke vogel heeft poten. Aan deze poten is goed te zien of de vogel goed kan lopen. Vogels die alleen lopen of heel veel lopen hebben vaak sterke en dikke poten. Een aantal vogels die niet meer vliegen en alleen lopen zijn bijvoorbeeld de struisvogel en de helmkasuaris. • Zwemmen Sommige vogels kunnen zwemmen. Deze vogels leven vaak in de buurt van water en hebben zwemvliezen tussen hun tenen. Ze hebben ook een verenkleed dat extra goed water afstoot, zodat ze het niet snel koud krijgen in het water. Een vogel die bijvoorbeeld goed kan zwemmen is een pinguïn.
5.2 De vogels van de excursie Struisvogel Struhio camelus De struisvogel is de grootste vogel van de wereld. De vrouwtjes hebben een gewicht van 100 kilo en worden bijna 2 meter. Mannetjes zijn groter en kunnen wel 150 kilo wegen en een lengte van 2,75 meter hebben. Struisvogels wonen in Afrika, hier leven ze in woestijnen en op savannes. Het voedsel van de struisvogel bestaat uit gras, bladeren, insecten en kleine gewervelde dieren.
Vliegen , lopen & zwemmen 1
Struisvogels hebben een hele lange nek en een hele kleine kop met grote ogen. Deze lange nek wordt gebruikt om over de begroeiing op de savanne te kunnen kijken of er vijanden in de buurt zijn. De struisvogel kan niet vliegen. Vogels die alleen lopen worden loopvogels genoemd. Struisvogels zijn ontzettend goed in rennen. Hierbij worden de vleugels gebruikt om in evenwicht te blijven. Als een struisvogel rent maakt hij stappen van 3,5 meter en kan wel een half uur lang 50 kilometer per uur rennen. Als deze vogel gaat sprinten kan dit zelfs wel oplopen tot 70 kilometer per uur! De poten van de struisvogel zijn aangepast aan dit harde rennen. Ze hebben maar twee tenen waarvan de ene teen vijf keer groter is dan de andere teen. De kleine teen wordt tijdens het rennen niet gebruikt. Dus eigenlijk rent de struisvogel maar op één teen. Humboldt pinguïn Spheniscus humboldti De Humboldt pinguïn is een watervogel die niet kan vliegen. Hij leeft en nestelt aan de kusten van Chili en Peru. Ze hebben een zwart-wit verenkleed, dat bestaat uit dons- en dekveren. De dons- en dekveren beschermen goed tegen wind en water, daardoor heeft hij het lekker warm. Omdat deze pinguïn in een warmer klimaat leeft, heeft hij kale plekjes rond zijn ogen en snavel en kale poten die ervoor zorgen dat hij warmte kwijt kan raken. Zijn zwart-witte verenkleed zorgt er ook voor dat hij in zee goed verborgen is voor roofdieren. Zijn witte buik zorgt er voor dat hij niet opvalt in het licht voor roofdieren die van onderaf kijken. Zijn zwarte rug zorgt er voor dat roofdieren de pinguïn van bovenaf niet kunnen zien in de donkere zee. Deze vorm van camouflage heet schaduwwerking.
15
De Lori’s Loriidae Lori’s behoren tot de bontst gekleurde papegaaien. Het zijn hele levendige, nieuwsgierige en intelligente vogels. Het voedsel voor de Lori bestaat voornamelijk nectar en pollen die ze uit bloemen halen. De tong van de Lori is borstelig en lijkt veel op een penseeltje waarmee ze de nectar uit de bloemen likken. Verder eten Lori’s zacht en rijp fruit. Er zijn veel verschillende soorten Lori’s. In Vogelpark Avifauna worden alleen regenboog Lori’s gehuisvest. Deze lori’s komen uit bosrijke gebieden van Australië, waar ze ook nog veel voorkomen in het wild. Andere Lori soorten worden helaas bedreigd door ontbossing. Sommige soorten worden zelfs met uitsterven bedreigd. De naam van de regenboog Lori is te danken aan de vele kleuren. Blauwe kop, roodoranje borst, groene vleugels en staart, rode snavel en een gele borst. Als het regent hangt de regenboog Lori op zijn kop om zo van een heerlijke douche te genieten. Ook nemen ze vaak een bad van de natuurlijke poeltjes die ontstaan doordat de bovenste bladeren van het bos het water opvangen.
Rode flamingo Phoenicopterus ruber De rode flamingo is een grote roodroze gekleurde waadvogel. Hij leeft aan de kusten en bij de grote meren in het Caribisch gebied en de Galapagos eilanden. In deze gebieden staan de flamingo’s vaak in grote groepen van soms wel duizenden flamingo’s in het water. Je ziet de flamingo’s dan vaak op één been staan, dit doen ze om verschillende redenen. Ze doen dit bijvoorbeeld om niet te veel af te koelen, niet met de poten in de modder weg te zakken, te rusten of om één van hun poten te laten drogen. De lange poten van de rode flamingo hebben een knik. Deze knik is niet zijn knie maar de hak. Ze lopen dus altijd op hun tenen. De rode flamingo voedt zich met zaadjes, algen, schaaldieren en weekdieren. Ze vinden hun voedsel door met hun snavel in de modder op de bodem van de kust of van een meer te wroeten. Zo komt alles wat op de bodem ligt wat omhoog, zodat de flamingo zijn voedsel makkelijk uit het water kan zeven. Het voedsel van de flamingo zorgt ervoor dat ze in plaats van hun oorspronkelijke witte verenkleed, een roodroze verenkleed hebben.
16
Amerikaanse Zeearend Haliaeetus leucocephalus hoofd en staart zijn wit, zijn snavel is geel en zijn poten hebben een gele kleur. Zeearenden worden bruin geboren. Zijn witte veren krijgt hij pas na vijf jaar, als hij volwassen is. Arenden zijn grote vogels, ze hebben een spanwijdte van meer dan 2 meter. De Amerikaanse zeearend eet voornamelijk vis maar vangt ook wel eens andere dieren zoals kleine zeedieren en reptielen. De Amerikaanse zeearend eet ook dode dieren, dit doet hij vooral ’s winters als het lastig is voedsel te zoeken. Om vis te vangen gebruikt de zeearend zijn ogen waarmee hij 4 tot 6 keer beter kan zien dan de mens. Hij kan hiermee vis in het water zien zwemmen. Om ervoor te zorgen dat de zon niet in zijn ogen schijnt zit erboven zijn ogen extra bot, een soort wenkbrauwen dat werkt als een scherm. Door dit bot lijkt het net of de Amerikaanse zeearend heel boos kijkt. Vis is heel glibberig en glad en maar moeilijk vast te houden. De poten van de zeearend hebben daarom extra bobbels aan de onderkant.
Vliegen , lopen & zwemmen 1
Oehoe Bubo bubo De Oehoe is een van de grootste uilen. Hij is 60 tot 75 cm lang en heeft een spanwijdte van 160- 188 cm. Uilen kunnen heel oud worden. Deze uil wordt in het wild met een goed leven tot wel 20 jaar. In de dierentuin kan hij zelfs wel tot 65 jaar worden. Kenmerkend aan het gezicht van de oehoe zijn de grote ogen en de vaak lange oorpluimen. De oogkleur varieert van felgeel tot vuur- oranje. De oorpluimen zijn overwegend zwart van kleur en worden gevormd door een groepje veren die door een aparte spier op het hoofd worden bewogen. De snavel is zwart en ligt verzonken in een witgevederde huidplooi; de keelplooi. De oren bevinden zich niet bij de zogenaamde oorpluimen maar aan de zijkant van de kop, en zijn asymmetrisch, niet op dezelfde hoogte. Oehoes zijn, in tegenstelling wat mensen vaak denken, net als veel andere uilen niet dagblind en zien dus ook goed overdag. De ogen zijn heel lichtgevoelig en kunnen ‘s nachts uitstekend zien. De oehoe kan urenlang muisstil op een uitkijkplaats blijven zitten ‘roesten’ tot er een grote prooi langs komt kruipen. In een duikvlucht vat de uil de prooi dan meestal in het nekvel om het op de plukplaats te ontdoen van veren en huid. Ze eten kleine knaagdieren, houtduiven, en kraaiachtigen.
17
Gieren Het voedsel van gieren bestaat voornamelijk uit het vlees van dode dieren. Een witkopgier jaagt wel op zijn eigen prooi. Dit zijn kleine dieren en vaak gewonde dieren. Daarnaast eten witkopgieren ook termieten en sprinkhanen. Gieren houden elkaar goed in de gaten. Zodra iemand en kadaver heeft gevonden, zit er gelijk een hele groep omheen. De delen op de wereld waar gieren voorkomen zijn overal behalve op de Arctische gebieden. Gieren komen onder andere voor in open woestijnachtige gebieden, zoals steppes en droge graslanden. Door deze open gebieden zien de gieren de kadavers al vanuit de verte en deze gieren hebben dan ook hele goede ogen. Echter zijn er ook gieren die voorkomen in dichte tropische bossen, zoals de kalkoengier. Voor deze gieren is het veel lastiger om kadavers te zien liggen tussen de vele bomen. Deze gieren zoeken hun eten niet met hun ogen, maar met hun neus. Zij kunnen ontzettend goed ruiken. Bijna alle gieren hebben een kale kop. Dit omdat anders de veren vies worden als ze in de dode dieren aan het wroeten zijn. Daarnaast raken ze via hun kale kop de warmte kwijt
De Ara Er zijn vijf soorten ara’s in Avifauna te vinden: 1. Geelvleugel ara: Ara macao Komt voor in Zuid-Amerika in dicht beboste gebieden 2. Blauw-gele ara: Ara ararauna Komt voor in het noorden van Zuid-Amerika in tropische regenwouden of in begroeide moerasgebieden. 3. Soldaten ara: Ara Militaris Komt voor in Zuid-Amerika in dicht beboste gebieden. 4. Groenvleugel ara: Ara chloropterus Komt voor in het noorden van ZuidAmerika. Het landschap varieert van vochtig regenwoud tot berggebieden tot 1.500 meter hoogte. 5. Blauwkop ara: Primolius couloni Komt voor in het noorden van Zuid-Amerika in de vochtige regenwouden van de Amazone en in het Andes gebergte.
Ara’s hebben een naar beneden gekromde bovensnavel, die behoorlijk sterk is. Zo sterk zelfs dat ze met hun hele gewicht wel meer dan een minuut aan hun snavel kunnen hangen. Bij het klimmen en klauteren in de bomen wordt de snavel dan ook regelmatig gebruikt. Ara’s maken hun nest in een holte van een boom. Als ze een geschikte nestplaats hebben gevonden, legt het vrouwtje daarin haar eieren. Ze broedt de eieren samen met het mannetje uit. Beide verlaten het nest wel eens om op zoek te gaan naar voedsel. Zo gaat dat ook met het grootbrengen van de jongen. Als hun jongen uitgevlogen zijn, blijven ze toch nog een flinke tijd bij hun ouders. Van hen leren ze waar ze de lekkerste vruchten en zaden kunnen vinden, waar veilige slaapbomen staan en hoe ze vijanden kunnen ontlopen. Ara’s kunnen heel hard krijsen en houden zo contact met elkaar. Het voedsel van de geelvleugel ara bestaat voornamelijk zaden, bloemen, nectar, bladeren, fruit en schors. Blauw-gele ara’s, blauwkop ara’s, soldaten ara’s en groenvleugel ara’s eten voornamelijk zaden, noten en vruchten die zij vinden in het tropische woud. Wilde ara’s eten vaak een portie klei. Zij eten klei om gifstoffen in hun dieet te neutraliseren. Sommige vruchten die de ara’s eten bevatten namelijk giftige stoffen. De klei neemt dit gif met zich mee. Als de ara poept, verdwijnt het gif zo met de klei uit het lichaam. Kolibrie Trochilidae De kolibrie woont in bergen, bossen en aan de kust van Noord- tot Zuid-Amerika. Het zijn de kleinste vogeltjes van de wereld en zijn tussen de 5 en 20 cm groot. Er bestaan 328 verschillende soorten kolibries, hiervan zijn 25 soorten bedreigd en zelfs al één soort uitgestorven. De bijkolibrie is de kleinste soort, deze soort is 5,5 cm lang en weegt 1,6 gram. De grootste kolibrie is de reuzenkolibrie, deze weegt 21 gram en wordt 20 cm lang waarvan meer dan de helft bestaat uit staart. De veren van de kolibrie hebben vrolijke kleuren. De keel en kruin van deze vogeltjes hebben een hele aparte olieachtige glans. Kolibries eten elke 10 minuten. Per dag eten ze wel 2 keer hun eigen lichaamsgewicht. Ze eten voornamelijk nectar en insecten (voor de eiwitten). Voor een nest gebruikt de kolibrie spinnenwebben. Als een kolibrie geboren is dan eet het voornamelijk fruitvliegjes en af en toe een beetje nectar wat
18
Vliegen , lopen & zwemmen 1
ze van de ouders krijgen. Wanneer de jongen volwassen worden gaan ze alleen de nectar uit de bloemen drinken. Een kolibrie slaat tijdens het vliegen gemiddeld 80 keer per seconde met zijn vleugels, tijdens het versieren van een vrouwtje kan dit wel 200 keer per seconde zijn. Ze kunnen ook achteruit, recht naar boven, recht naar beneden, naar rechts, naar links en zelfs ondersteboven vliegen.
mocht dat nodig zijn. De kuikens van de helmkasuaris worden namelijk opgevoed door het mannetje. Het vrouwtje legt alleen de eieren en gaat vervolgens haar eigen weg. Het vrouwtje kan op deze manier met meerdere mannetjes paren en zo meerdere keren eieren leggen tijdens het broedseizoen. Stellers zeearend Haliaeetus pelagicus pelagicus In de noordelijke gebieden van Azië leeft de Stellers zeearend. Ze leven daar in de buurt van oevers, meren, rivieren en in de kustgebieden. Deze vogel is goed beschermd tegen de koude winters, dankzij zijn dikke verenkleed. Deze grote zeearend is donker bruin met wit van kleur. De donkere ogen geven de vogel een strenge uitstraling. Deze grote roofvogel kan niet zonder zijn gereedschappen; een stevige scherpe haaksnavel en krachtige poten. Beiden zijn geel van kleur. Met de poten vangt hij zijn voedsel en met de snavel knipt en scheurt hij het vlees in stukken. Ze eten vooral vis en vlees en wegen tussen de 5 en 9 kilo. Net als de zeearend hebben ze heel goed zicht op het wateroppervlak om hun voedsel te vinden.
Helmkasuaris Casuarius casuarius De helmkasuaris is een grote niet-vliegende loopvogel die woont in Australië en New Guinea. Daar leeft hij in regenwouden en savanne bosgebied van laagland tot max. 3000 m hoog. Hij is, na de struisvogel, de grootste levende vogel ter wereld. Naast het feit dat de helmkasuaris de op één na grootste levende vogel ter wereld is, staat hij ook bekend als één van de gevaarlijkste vogels. Met zijn felle blauwe, rode en/of oranje kleuren van zijn kale nek geeft hij aan dat hij een gevaarlijk dier is. Als hij zich bedreigd voelt kan hij uithalen met zijn lange scherpe klauw aan de binnenste teen van zijn poten. De vrouwtjes zijn vaak agressiever dan de mannetjes. Al zullen de mannetjes hun kuikens goed verdedigen,
19
Vliegen , Lo pen & Z wemmen 1 Bijlagen Braakballen
B I J L AG E N
Werkblad 1 ‘De uil’
Werkblad 2 ‘Mijn braakbal’ • Werkblad Knappe vogels Werkblad 3 ‘Wat zit in mijn braakbal’ • Vogelnamen & afbeeldingen Werkblad 4 ‘Voedselketens’ • Verhaal: Hoe het winterkoninkje aan Werkblad 5 ‘Voedselpiramide’ z’n naam komt
Werkblad
K na p pe vogels
Schrijf: Schrijf op de stippellijntjes de woorden ‘poot’, ‘vleugel’ en ‘snavel’ na.
poot vleugel
Doe: Kleur de vogels in.
snavel
Vliegen , lo pen & z wemmen 1
Werkblad
Vogelnamen
Kolibrie
Parkiet
Pinguïn
Gier
Ara
Uil
Zeearend
Fazant
Ooievaar
Flamingo
Lori
Pelikaan
Vliegen , lo pen & z wemmen 1
Werkblad
Vogelnamen
Struisvogel
Roodborstje
Pauw
Emoe
Duif
Kaketoe
Mus
Lepelaar
Eend
Merel
Toekan
Vliegen , lo pen & z wemmen 1
Specht
Verhaal
Hoe het Wint erk oninkje aan z’n naam k omt
Hoe het winterkoninkje aan z’n naam komt In oude tijden had iedere klank nog een eigen betekenis. Als de smidshamer klonk, dan riep hij: “Klink me maar! Klink me maar!” En als de schaaf van de schrijnwerker kraste, dan riep hij: “Wéér een krul! Wéér een krul!” En als het raderwerk van de molen ging klapperen, dan zei hij: “Helpe God! Helpe God!” en als de molenaar een bedrieger was, en zette hij de molen te snel aan, dan sprak de molen deftige taal en vroeg eerst langzaam: “Wie daar? Wie daar?” en dan antwoordde hij vlug: “De molenaar! De molenaar!” en eindelijk heel rad: “Steel maar rap, steel maar rap, ‘n kwart van elke haverzak!” In die tijd hadden ook de vogels hun eigen taal, en iedereen kon die verstaan. Nu klinkt het als kwetteren, piepen en fluiten, en bij heel enkele als muziek zonder woorden. Maar nu bedachten de vogels zich, dat ze niet langer zonder opperhoofd wilden zijn, ze wilden één van allen tot koning kiezen. De enige die ertegen was, was de kievit. Vrij had hij geleefd en vrij wou hij sterven, en angstig heen en weer vliegend riep hij: “Dit niet! dit niet!” en hij trok zich terug in eenzame, onbewoonde moerassen en vertoonde zich niet meer bij de anderen. Nu wilden de vogels daar met elkaar een ernstige bespreking over houden, en op een mooie morgen in mei kwamen ze van alle bossen en van alle velden bij elkaar, arenden en vinken, uilen en kraaien, leeuweriken en mussen: Waarom zou ik ze allemaal opnoemen? Zelfs de koekoek kwam, en de hop, z’n koster zeggen ze, omdat hij zich altijd een paar dagen
Vliegen , lo pen & z wemmen 1
eerder laat horen, en ook nog ‘n heel klein vogeltje, dat nog geen naam had, was in de menigte. De kip, die nog nergens van had gehoord, was heel verwonderd over die grote vergadering. “Wat, wat, wat is daar te doen?” kakelde hij, maar de haan kalmeerde z’n lieve hennetje en zei: “Allemaal nette lui! Allemaal nette lui.” en hij vertelde haar ook wat ze van plan waren. Nu besloten ze dat de vogel die het hoogste vliegen kon, koning zou worden. Een kikker die in de struiken zat, riep, toen hij ‘t hoorde, waarschuwend: “Nat, nat, nat! Nat, nat, nat!” omdat hij meende, dat er heel wat tranen over zouden worden vergoten. Maar de kraai zei: “Spaar je!” ze moesten er zich niet druk over maken. Nu besloten ze om meteen op deze mooie morgen omhoog te stijgen, zodat niemand achteraf zou kunnen zeggen: “ik zou nog wel
Verhaal
Hoe het Wint erk oninkje aan z’n naam k omt
veel hoger hebben gekund, maar het werd avond, en toen kon ik niet meer.” Op een gegeven teken verhief de hele schare zich in de lucht. Het stof steeg op, er was een gesuis en gebruis van klapwiekende vlerken, en het leek wel of er een zwarte wolk overtrok. De kleine vogeltjes bleven al gauw achter, ze konden niet verder en vielen weer op de grond. De groteren hielden het langer uit, maar geen kon de arend evenaren, die steeg zó hoog, dat hij de ogen van de zon had kunnen uithakken. En toen hij zag dat de anderen toch niet zo hoog konden komen als hij, dacht hij: “Waarom zou je nog hoger vliegen, je bent toch hun koning,” en toen ging hij weer dalen.
Vliegen , lo pen & z wemmen 1
De vogels die beneden hem waren, riepen tegelijk: “Jij bent de koning, want geen is er hoger gevlogen dan jij.” - “Behalve ikke!” riep het kleine kereltje zonder naam, die in de borstveren van de arend gekropen was. En omdat hij nog niet moe was, begon hij ook omhoog te stijgen, en hij vloog zo hoog, dat hij God op zijn stoel kon zien zitten. Toen hij zo ver was gekomen, legde hij de vlerken uit, zweefde omlaag en riep met z’n fijn, doordringend stemmetje: “Koning ben ik! Koning ben ik!” “Jij de koning?” riepen de vogels boos, “door listen en lagen alleen heb je het zover gebracht,” en nu verzonnen ze wat anders: die zou hun koning zijn, die het diepst in de aarde kruipen kon. Hoe klepperde de gans, met z’n brede borst, weer op het land!
Verhaal
Hoe het Wint erk oninkje aan z’n naam k omt
Wat krabbelde de haan gauw een gat! De eend was er het ergst aan toe: die sprong de sloot in, maar verrekte zijn poot en roeide moeizaam voort tot de dichtstbijzijnde vijver met de uitroep: “Kale drukte! Kale drukte!” Maar ‘t kleine naamloze diertje zocht een muizengaatje op, kroop daarin en riep met z’n fijn stemmetje naar boven: “Koning ben ik! Koning ben ik!” - “Jij de koning?” riepen de vogels nog veel bozer, “dacht je dat jouw listen golden?” Ze besloten, hem in z’n muizengaatje gevangen te houden en hem uit te hongeren. De uil werd er als wachter voorgezet: die mocht de schelm niet laten ontsnappen, als ‘t leven hem lief was. Maar toen het avond geworden was, en de vogels door de inspanning van het vliegen bijzonder moe waren geworden, gingen ze allemaal met vrouw en kroost naar bed. Alleen de uil bleef, staande voor het muizengat keek hij er met zijn grote ogen voortdurend in. Maar intussen, de uil werd óók moe; en hij dacht: “Je kunt altijd één oog dicht doen, met het andere blijf je toch wakker, en dan kan die kleine deugniet toch het muizengat niet uit.” Dus deed de uil één oog dicht en staarde met het andere oog stokstijf in het muizengat. Het kleine kereltje stak even met zijn koppetje naar buiten en wou ontsnappen, maar de uil stapte meteen ervoor, en ‘t kleintje trok z’n koppetje weer in. Nu deed de uil het andere oog open en het ene dicht, en zo wou hij het de hele nacht om beurten doen. Maar toen hij z’n ene oog weer dichtdeed, vergat hij, het andere open te doen, en pas waren alle twee de ogen dicht, of hij sliep in. Het kleintje merkte dat al gauw en ontsnapte.
Vliegen , lo pen & z wemmen 1
Van die tijd af mag de uil zich bij dag niet meer vertonen, anders zijn de andere vogels meteen achter hem aan en plukken hem aan z’n veren. Ze vliegt alleen ‘s nachts uit, maar de muizen vervolgt hij met z’n haat, omdat ze zulke lelijke gaatjes maken. En ook het kleine vogeltje laat zich niet zo graag zien want hij is bang dat ‘t hem z’n mooie veren kraag kan kosten, als hij betrapt wordt, ‘s Winters sluipt en wipt hij onder langs de heggen en als hij heel zeker van zijn zaak is, roept hij soms: “Koning ben ik!” en daarom noemen de anderen hem uit spot het Winterkoninkje. Maar niemand was blijer dan de leeuwerik, dat ze het winterkoninkje niet onderdanig hoefde te zijn. Als de zon komt, stijgt hij omhoog en roept: “O hoe mooi! Mooi is dat! Mooi! Mooi! O, hoe mooi!”
Bron Vries-de vogel, M.M. de (1984). De sprookjes van Grimm, volledige uitgave. Weesp: Unieboek BV – Van Holkema en Warendorf
Werkblad
K na p pe vogels
CO LO FO N Handleiding excursie: Vliegen, lopen & zwemmen 1 Uitgave Stichting Vogelpark Avifauna, Alphen aan den Rijn 2015 Bezoekadres Hoorn 65, 2404 HG Alphen aan den Rijn Postadres Postbus 31, 2400 AA Alphen aan den Rijn Tel: 0172 487588 Email:
[email protected] Email afd:
[email protected] Vormgeving & productie: H2R+ Creatieve Communicatie www.h2rplus.nl Illustraties: Atelier De Roggelelie www.roggelelie.nl Teksten: Bewerkt door Bart de Koning www.natuureducatie.nl Eindredactie: Carla van Hunen Stichting Vogelpark Avifauna Copyright: Stichting Vogelpark Avifauna