Natuur- en milieueducatie op het Rotterdams voortgezet onderwijs Behoefteonderzoek
Beleid en Ontwikkeling / Team Onderzoek, juni 2009 Arnoud van Amersfoort (projectleider) Michiel van Loo Marloes van Putten
Copyright 2009 Onderzoek
Samenvatting Sport en Recreatie verzorgt op zowel het basis- als voortgezet onderwijs natuur- en milieueducatie. Rotterdam telt ongeveer 69 scholen (locaties) in het voortgezet onderwijs. Op het voortgezet onderwijs wordt jaarlijks een programma aangeboden met (lesstofvervangende) projecten. Sport en Recreatie bereikt ongeveer 30 scholen in het voortgezet onderwijs met dit programma. Het doel van dit onderzoek is inzicht te bieden in hoe groot de vraag is naar natuur- en milieueducatie op het voortgezet onderwijs in Rotterdam en wat die vraag naar natuur- en milieueducatie precies is. De meeste scholen besteden aandacht aan natuur- en milieuonderwerpen en zijn geïnteresseerd in natuur- en milieueducatie door Sport en Recreatie, wel afgestemd op de wensen en behoeften. Op veel scholen is hier ook tijd, geld en ruimte voor in het lesprogramma. Het aanbod van NME moet vooral gericht zijn op de onderbouw. Een grove schatting wijst uit dat natuur- en milieueducatie voor 9400 leerlingen in de onderbouw van toepassing kan zijn. In de bovenbouw is minder animo, een aantal scholen heeft ook hier wel interesse getoond. Het aanbod van Sport en Recreatie heeft zeker potentie om verder te groeien. Scholen die gebruik maken van projecten van Sport en Recreatie zijn over het algemeen tevreden. Sport en Recreatie moet een proactieve rol vervullen bij het benaderen van scholen. Om de potentie van het aanbod beter te benutten, moet Sport en Recreatie het aanbod nog meer afstemmen op de wensen en behoeften van de scholen. Het aanbod moet meer bekendheid krijgen in het voortgezet onderwijs. Persoonlijk contact is daarbij van evident belang, zoals gebleken uit de gehouden interviews tijdens dit onderzoek. Er kunnen nog meer scholen bediend worden, zeker gezien de vraag. Sport en Recreatie moet meer uren in de communicatie van het aanbod steken. Indien het aanbod voldoende bekendheid gekregen heeft, is het van belang de contacten met de verschillende scholen intensief te onderhouden. Bekeken moet worden of dit met de huidige bezetting realiseerbaar is. Scholen stellen dat het aanbod in thema’s een praktische insteek moet hebben. Leerlingen moeten de natuur in en in de praktijk ervaring opdoen. Scholen vinden het bezoek aan bedrijven interessant voor de leerlingen. Scholen noemen vooral de Rotterdamse haven en hergebruik als interessant onderwerpen voor projecten. Scholen zijn ook geïnteresseerd in leskisten. Scholen willen weten wat Sport en Recreatie kan bieden op het gebied van ondersteuning in materialen. Interactieve multimedia spelen een belangrijke rol in het leven van jongeren. Scholen passen dit nog niet veel toe op natuuren milieueducatie. Sport en Recreatie moet zich nog meer profileren als de (mogelijke) mediator tussen de scholen en het bedrijfsleven. Het is voor scholen interessant als Sport en Recreatie een netwerk kan bieden van relevante bedrijven die voorlichting willen/kunnen geven aan het voortgezet onderwijs. De huidige leskisten voor het voortgezet onderwijs moeten worden behouden en gekeken moet worden of er extra leskisten ontwikkeld moeten worden. Sport en Recreatie moet duidelijk kenbaar maken wat het huidige aanbod is. Een mogelijke kans ligt er voor Sport en Recreatie bij het ontwikkelen van interactief materiaal voor multimedia (bijvoorbeeld pc software). Excursies zijn een gewenste vorm van ondersteuning. Leerlingen in de onderbouw gaan algemeen verkennend te werk en de leerlingen in de bovenbouw gaan verdiepend en gericht op het eindexamen te werk. Scholen zien graag een onderscheid in aanbod voor praktijkonderwijs, vmbo en havo/vwo. De meeste scholen zien het aanbod graag terug als aansluiting op het reguliere lesprogramma en niet in het aanbod van de brede school. Scholen werken waar mogelijk graag vakoverstijgend. Scholen geven de voorkeur aan activiteiten buiten en praktijkgericht. Sport en Recreatie moet inspringen op de behoefte aan excursies bij uitbreiding van het aanbod. Het aanbod van Sport en Recreatie moet onderscheidend zijn voor de onderbouw (verkenning) en bovenbouw (verdieping) en het aanbod moet afgestemd zijn op het onderwijsniveau. Het aanbod moet vooral passen binnen het reguliere lesprogramma. Sport en Recreatie moet het aanbod thematisch aanbieden. De thema’s moeten voor verschillende vakken van toepassing kunnen zijn en daarmee vakoverstijgend. Het is tevens van belang praktisch aanbod aan te reiken dat buiten plaatsvindt.
3 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Inhoudsopgave 1
ONDERZOEKSOPZET .................................................................................................................... 7 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
2
HUIDIGE SITUATIESCHETS .......................................................................................................... 9 2.1 2.2 2.3
3
Onderwerpen en thema’s .................................................................................................... 13 Materialen............................................................................................................................ 14
GEWENSTE VORM VAN ONDERSTEUNING ............................................................................. 17 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
5
Natuur en milieu in het bestaande schoolprogramma .......................................................... 9 Relevante vakken, profielen en leerwegen ......................................................................... 10 De hoeveelheid klassen en leerlingen waarop NME van toepassing is ............................. 11
GEWENSTE INHOUDELIJKE ONDERSTEUNING ...................................................................... 13 3.1 3.2
4
Inleiding ................................................................................................................................. 7 Opzet van het rapport............................................................................................................ 7 Doelstelling en onderzoeksvragen ........................................................................................ 7 Doelgroep .............................................................................................................................. 7 Methode van onderzoek........................................................................................................ 8 Vragenlijst.............................................................................................................................. 8 Respons ................................................................................................................................ 8
Aantal gewenste uren te besteden aan NME...................................................................... 17 Verschil in aanbod tussen bovenbouw en onderbouw........................................................ 18 Verschil tussen NME in regulier lesprogramma en brede school programma.................... 20 Vakoverstijgend werken ...................................................................................................... 20 NME binnen en/of buiten..................................................................................................... 21 NME theorie- en/of praktijkgericht ....................................................................................... 22 Communicatie...................................................................................................................... 22 Ideeën en overige opmerkingen ten aanzien van NME ...................................................... 23
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ......................................................................................... 25 5.1 5.2 5.3 5.4 5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.4.4 5.4.5 5.4.6 5.4.7
Belangrijkste conclusies en aanbevelingen ........................................................................ 25 Huidige situatie .................................................................................................................... 25 Gewenste inhoudelijke ondersteuning ................................................................................ 26 Gewenste vorm van ondersteuning..................................................................................... 27 Gewenst aantal uren te besteden aan NME.................................................................... 27 Verschil in aanbod tussen bovenbouw en onderbouw .................................................... 28 Verschil tussen NME in regulier lesprogramma en brede school programma ................ 29 Vakoverstijgend werken................................................................................................... 29 NME binnen en/of buiten, theorie en/of praktijkgericht.................................................... 29 Communicatie .................................................................................................................. 30 Ideeën en overige opmerkingen ten aanzien van het NME aanbod ............................... 30
BIJLAGEN............................................................................................................................................. 31
5 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
1 Onderzoeksopzet 1.1 Inleiding Sport en Recreatie verzorgt op zowel het basis- als voortgezet onderwijs natuur- en milieueducatie (hierna afgekort met NME). In het basisonderwijs worden (bijna) alle basisscholen bediend. Rotterdam telt ongeveer 90 voortgezet onderwijs scholen (locaties). Op het voortgezet onderwijs wordt jaarlijks een programma aangeboden met (lesstofvervangende) projecten. Hiermee bereikt Sport en Recreatie ongeveer 30 voortgezet onderwijs scholen en locaties. Hier liggen kansen voor Sport en Recreatie om meer scholen te bereiken met het aanbod. 1.2 Opzet van het rapport In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk wordt de opzet van het onderzoek uiteengezet. De doelstelling en onderzoeksvragen, de doelgroep, de methode van onderzoek en de vragenlijst worden behandeld. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de respons van het onderzoek. De beschrijving van de resultaten zijn verdeeld over drie hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt beschreven op welke manier scholen in het voortgezet onderwijs in Rotterdam op dit moment bezig zijn met natuur- en milieuonderwerpen. Ook komt ter sprake voor hoeveel leerlingen en voor welke vakken er behoefte bestaat aan NME. Hoofdstuk 3 gaat in op de behoefte aan onderwerpen. Het vierde hoofdstuk gaat in op de gewenste vorm van ondersteuning. Het rapport wordt afgesloten met concrete adviezen voor verbetering van het aanbod voor het voortgezet onderwijs. 1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen Sport en Recreatie wil meer leerlingen uit het voortgezet onderwijs bereiken met natuur- en milieueducatie. Om deze doelstellingen te halen, is antwoord nodig op twee hoofdvragen: 1. Hoe groot is de vraag naar natuur- en milieueducatie op het voortgezet onderwijs in Rotterdam? 2. Wat is de vraag naar natuur- en milieueducatie op het voortgezet onderwijs in Rotterdam? Team Onderzoek wil met dit onderzoek handvatten bieden om het aanbod voor het voortgezet onderwijs te verbeteren. Hiervoor zijn de volgende deelvragen geformuleerd: Onderzoeksvragen 1) Hoeveel vo-scholen hebben behoefte aan projecten- en lesaanbod vanuit Natuur en Milieu? -
Voor hoeveel klassen, leerlingen is er vraag? Voor welke vakken is deze behoefte?
2) Waar hebben deze scholen inhoudelijk en organisatorisch behoefte aan? -
Welke vorm is wenselijk voor het aanbod? (bijvoorbeeld: lessen, leskisten, project over meerdere lessen, excursies) Aan welke onderwerpen is behoefte? (bijvoorbeeld: duurzame ontwikkeling, kennis over natuur en/of milieu)
3) Hoe kan het aanbod het best aangereikt worden?
1.4 Doelgroep De doelgroep bestaat uit docenten van voortgezet onderwijs scholen die in hun vak raakvlakken hebben met natuur- en milieuonderwerpen. Verschillende vakken hebben natuur- en milieuonderwerpen in zich; biologie, aardrijkskunde, maatschappijleer, natuurkunde, scheikunde, algemene natuurwetenschappen, economie en wiskunde. In dit onderzoek is de focus gelegd bij docenten van de vakken biologie, aardrijkskunde en maatschappijleer.
7 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
1.5 Methode van onderzoek Om de behoefte van voortgezet onderwijs scholen in kaart te brengen, is gekozen voor kwalitatieve groepsgesprekken met de docenten. De doelgroep is benaderd met de vraag of een groepsgesprek gevoerd kon worden met de docenten tijdens een relevant vak- of sectieoverleg. Bij een vak- of sectieoverleg zitten immers diverse docenten van een groep vakken samen. Het veldwerk vond plaats in 2009 van week 5 tot en met week 17. In deze periode is de doelgroep benaderd en zijn de interviews gehouden. De ervaring van Team Onderzoek is dat het benaderen van docenten in het voortgezet onderwijs veel tijd in beslag kan nemen. Ook in dit onderzoek heeft Team Onderzoek veel tijd moeten steken in het contact leggen met de (relevante) docenten van scholen. Sommige scholen bleken geen vak- of sectieoverleg te hebben. In deze gevallen zijn interviews gehouden met één of meer relevante docenten. 1.6 Vragenlijst Voor de gesprekken is in samenspraak met de opdrachtgever een checklist opgesteld. Deze checklist bestond uit onderwerpen die in het gesprek behandeld moesten worden. De gesprekken hadden naast deze onderwerpen een open karakter, zodat er ruimte was voor discussie. De gespreksduur was gemiddeld 20 à 25 minuten. 1.7 Respons De doelstelling was een respons van tenminste 50%. In de volgende tabel is de behaalde respons van het onderzoek te zien. In totaal hebben 45 scholen meegewerkt aan het onderzoek. Dit is een respons van 65%. Het voorafgestelde doel is hiermee behaald. Tabel 1.1 Respons
Deelgemeente
Scholen Respons
%
Charlois Delfshaven Feijenoord Hillegersberg-Schiebroek Hoogvliet IJsselmonde Kralingen-Crooswijk Noord Prins Alexander Stadscentrum
8 9 8 7 4 6 5 8 7 7
6 8 4 6 4 4 4 2 4 3
75% 89% 50% 86% 100% 67% 80% 25% 57% 43%
TOTAAL
69
45
65%
De populatie van het onderzoek is gebaseerd op de Rotterdam schoolkeuzegids 2009/2010. Volgens deze schoolkeuzegids heeft Rotterdam 90 scholen in het voortgezet onderwijs. Na bestudering van deze keuzegids bleek de werkelijke populatie lager te zijn. Een aantal scholen bleek bijvoorbeeld niet binnen de gemeente Rotterdam te vallen of meerdere locaties te hebben, een school was nog niet gestart als school en een school hield op te bestaan. Door deze factoren komt de werkelijke populatie uit op 69 voortgezet onderwijs scholen.
8 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
2 Huidige situatieschets Voordat de behoefte van scholen uiteen wordt gezet, wordt de huidige manier waarop voortgezet onderwijs scholen zich bezig houden met natuur- en milieueducatie beschreven. In de volgende paragrafen wordt aandacht besteed aan het bestaande schoolprogramma, relevante vakken en de hoeveelheid klassen/leerlingen waarvoor natuur- en milieueducatie van toepassing is. 2.1 Natuur en milieu in het bestaande schoolprogramma Allereerst is in kaart gebracht op welke manier op scholen natuur- en milieuonderwerpen aan bod komen. Onderstaande tabel toont onder andere dat op de meeste scholen via het reguliere lesprogramma aandacht besteedt wordt aan natuur- en milieuonderwerpen. De scholen hadden de mogelijkheid om meerdere antwoorden te geven. Tabel 2.1 Natuur- en milieuonderwerpen Onderwerpen
Aantal
Binnen reguliere lesprogramma Afvalverwerking/-scheiding RJME Brienenoord Dierentuin Blijdorp Kijk op de Wijk Kinderboerderij Milieupark Oostvoorne Proeflab Recycling Zuiderpark
38 10 9 5 2 2 2 2 2 2 2 2
Overig (excursies, speciale natuur- en milieuprojecten, voorlichting, eigen schoolprojecten)
20
Bij de meeste scholen is NME geïntegreerd in het reguliere schoolprogramma. Zij bedoelen hiermee dat zij aandacht geven aan natuur- en milieuonderwerpen via de lesstof zoals die in de boeken van vakken zoals biologie staat. Ruim 80% van de onderzochte scholen stelt dat natuur- en milieuonderwerpen binnen het reguliere lesprogramma aan bod komen. Meer dan een vijfde van scholen besteed aandacht aan het onderwerp afvalverwerking en/of –scheiding. 1 Dit doen zij via eigen schoolprojecten, via projecten van de ROTEB (Troep’R) of via een excursie naar AVR Afvalverwerking Rotterdam. Naast het reguliere lesprogramma besteden veel scholen aandacht aan natuur en milieu via het project Rotterdamse Jongeren Milieu Excursie (RJME). Een vijfde van de scholen, die deelgenomen hebben aan het onderzoek, neemt dit project af. Twee scholen gaan naar de Tenellaplas bij Oostvoorne. Dit natuurgebied heeft een bezoekerscentrum 2 waar scholen onder andere educatieve ‘doe-routes’ kunnen volgen. , Een paar scholen noemde een proeflab van Universiteit Wageningen. Volgens deze scholen heeft deze universiteit een mobiel proeflab waarmee zij naar voortgezet onderwijs scholen gaan om voorlichting en lessen te geven. Kijk op de Wijk is een project waar leerlingen aan de slag gaan in de wijk rondom de school. Bijvoorbeeld door zwerfafval 3 op te ruimen .
1
Slechts een school benoemt het project Troep’R. De overige scholen noemen alleen ‘een project van de ROTEB’. Het is mogelijk dat zij het project Troep’R bedoelen en niet weten dat dit in samenwerking met SenR is. Bron: www.zuidhollandslandschap.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=15&Itemid=32 3 In dit project gaan leerlingen aan de slag in de wijk rondom de school. Bijvoorbeeld zwerfafval opruimen. 2
9 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Andere manieren waarop scholen aandacht besteden aan natuur en milieuonderwerpen zijn; excursies, speciale natuur- en milieuprojecten, voorlichting en eigen schoolprojecten. Scholen organiseren excursies naar de Landtong van Rozenburg, het Naturalismuseum in Leiden, de Biesbos, de Deltawerken (Neeltje Jans), de duinen, kerncentrale Borssele (veldwerkopdracht) en de Heemtuin (Kralingen-Crooswijk). Scholen doen mee aan de natuur/milieuprojecten van natuurmonumenten (natuureiland Tiengemeten), milieuproject Leven Met Water4, Rotterdam Climate Initiative en het Coastwatchproject. Voorlichting is gegeven door Jongeren Milieu Actief (milieudefensie), voorlichting van Rijkswaterstaat en Campina. Projecten die scholen zelf hebben ontwikkeld zijn ‘Bouw Je Eigen Stad’, brede schoolvak Sport en Natuur, Hope Of The Earth project, vakoverstijgend waterproject en een schone school project. 5 2.2 Relevante vakken, profielen en leerwegen Aan de scholen is gevraagd bij welke vakken natuur- en milieuonderwerpen behandeld kunnen worden. De scholen hadden de mogelijkheid om meerdere antwoorden te geven. De volgende tabel laat zien dat de vakken biologie en aardrijkskunde het meest genoemd zijn. Tabel 2.2 Relevante vakken
Vak
Aantal
Biologie Aardrijkskunde Mens en Natuur Natuurkunde Scheikunde Verzorging Maatschappijleer Praktijk Cultuur en Maatschappij Dierhouderij Economie Geschiedenis Mens en Maatschappij Techniek Wiskunde
30 20 8 7 7 7 4 3 2 2 2 2 2 2 2
Overig
15
Uit de resultaten komt een traditioneel beeld naar voren. De vakken biologie (66%) en aardrijkskunde (45%) zijn namelijk door de scholen het meest genoemd als geschikte vakken voor NME. Hierna is het leergebied Mens en Natuur het meest genoemd (17%). Dit leergebied is voor de onderbouw en omvat de vakken natuurkunde, scheikunde, techniek, biologie en verzorging. Binnen het profiel Cultuur en Maatschappij zijn de vakken algemene natuurwetenschappen en de profielkeuzevakken relevant. De keuzevakken zijn relevant, omdat over het algemeen gekozen kan worden uit economie, aardrijkskunde en maatschappijwetenschappen.6 Bij het leergebied Mens en Maatschappij zijn de traditionele vakken maatschappijleer, economie, geschiedenis en aardrijkskunde geïntegreerd. Veel gehanteerde thema’s bij dit leergebied zijn: de eigen omgeving, cultuur, arm en rijk, conflicten, Europa, ik en de politiek, communicatie, milieu, wonen en tenslotte vakantie. Sport en Natuur is één van de overige vakken. Het Melanchthon Prinses Irene wil vanaf volgend schooljaar een verplicht deel brede school keuzevakken voor de bovenbouw (leerlingen van 15 jaar). De school wil hiervoor het vak 'Sport en Natuur' gaan invoeren. Dat houdt vooral in dat leerlingen naar buiten 4 Leven met Water is een kennisimpulsprogramma met als kernboodschappen: een nieuwe plek voor water, stimuleren van innovatief waterbeheer, ontwikkeling en versterking van de kennisinfrastructuur. Bron: www.levenmetwater.nl 5 Dit is een eigen schoolproject opgezet door dhr. Besseling van De Passie. In dit vakoverstijgende project zijn groepen leerlingen gevormd die samen een stad maken/beheren. Een groep leerlingen representeerde bijvoorbeeld het college van B&W, een andere groep acteerden als uitvoerders van bouwprojecten (leerlingen techniek) en weer een andere groep was bijvoorbeeld het Waterleidingbedrijf. Vergelijkbaar met het rollenspel Zwerfvuil Rotterdam (Troep’R). 6 Voortgezet onderwijs scholen hebben een bepaalde mate van vrijheid in wat ze aanbieden als keuzevakken. Het is mogelijk dat een school bijvoorbeeld minder keuze biedt.
10 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
gaan. Het ontwikkelen van een 'outdoor cursus' is voor de school van belang. Vissen in de natuur is hier een goed voorbeeld van. Hierin kunnen verschillende componenten terugkomen zoals dierenmishandeling, respect voor dieren bijbrengen, eetgedrag van dieren en/of bewustwording van afval in het water. Vooral het bewustwordingsaspect van de natuur en de omgeving vindt de school belangrijk voor hun leerlingen. Dit vak moet dus nog ontwikkeld worden. Hier liggen kansen voor Sport en Recreatie. Onder overig vallen ook praktijkonderwijs vakken: agrarische technieken, dierverzorging, schoonmaak, bloemsierkunst, groenvoorziening, plantenteelt, BBL (Beroeps Begeleidende Leerweg) en Kaderberoepsgerichte leerweg. Andere vakken die raakvlakken hebben met NME zijn: Economie en Maatschappij, Mens en Techniek, Mens en Verzorging, Natuur en Techniek, Natuur/Leven/Technologie, Nederlands, Science en Zorg en Welzijn. 2.3 De hoeveelheid klassen en leerlingen waarop NME van toepassing is Een groot aantal respondenten kon geen exact antwoord geven op de vraag voor hoeveel leerlingen en klassen NME van toepassing is. Scholen hadden de mogelijkheid om aan te geven dat NME voor de onderbouw het meest relevant is. De onderbouw is het meest geschikt, vanwege de uniformiteit van vakken. In de bovenbouw hebben leerlingen immers een grote mate van vrijheid om hun vakkenpakket samen te stellen. Hierdoor is het mogelijk dat leerlingen via de gekozen vakken minimaal in aanraking komen met natuur- en milieuonderwerpen. Op basis van de verkregen data kunnen grove schattingen gemaakt worden. De resultaten in deze paragraaf geven daarom een indicatie van de hoeveelheid leerlingen en klassen. Naar schatting is NME van toepassing voor 9400 leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Dit aantal is verdeeld over ongeveer 550 klassen. Wanneer het geschatte aantal leerlingen ingedeeld wordt in categorieën van 50, ontstaat de volgende figuur. Figuur 2.1 Schatting aantal leerlingen onderbouw 11 10
7
Aantal Scholen 5
3
0-50 leerlingen
51-100 leerlingen
101-150 leerlingen
151-200 leerlingen
>200 leerlingen
Uit de figuur is op te maken dat de meeste scholen een kleine of een omvangrijke onderbouw hebben. Tien scholen hebben namelijk 0-50 leerlingen in de onderbouw en elf scholen hebben meer dan 200 leerlingen in de onderbouw. De leerlingen in de onderbouw zijn verdeeld over ongeveer 550 eerste- en tweedeklassen. In figuur 2.2 is dit aantal gecategoriseerd in klassen van vijf.
11 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Figuur 2.2 Schatting aantal klassen in de onderbouw 15
9 Aantal Scholen
5 4
0-5 klassen
6-10 klassen
11-15 klassen
>15 klassen
In de figuur is duidelijk te zien dat de meeste scholen tussen de zes en tien klassen in de onderbouw hebben.
12 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
3 Gewenste inhoudelijke ondersteuning Wat willen scholen op het gebied van NME? In dit hoofdstuk wordt in kaart gebracht welke onderwerpen scholen interessant vinden. Vervolgens wordt beschreven wat de behoefte is aan inhoudelijke ondersteuning in materialen. 3.1 Onderwerpen en thema’s Binnen het reguliere lesprogramma worden al diverse natuur- en milieuonderwerpen behandeld. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat een meerderheid van de scholen praktische aanvulling wil op de huidige lesmethoden. Onderstaande tabel laat de onderwerpen zien die interessant zijn voor de scholen. Ook bij deze vraag kregen de scholen de mogelijkheid om meerdere antwoorden te geven. Tabel 3.1 Interessante onderwerpen en thema's Onderwerpen en thema's
Aantal
Praktijkervaring, actieve opdrachten Hergebruik Duurzame energie Broeikaseffect, klimaatverandering Flora en fauna (Haven) Rotterdam Aansluiten op reguliere lesprogramma Gezondheid Schoolomgeving, de wijk Bedrijven Belevingswereld Voedselketen, kringloop Maatschappij Voeding
25 19 7 7 6 5 5 4 3 3 3 3 2 2
Overig
12
De meeste scholen vinden het belangrijk dat thema’s en onderwerpen een praktische insteek moeten hebben. Leerlingen moeten actieve opdrachten krijgen waarvoor ze de natuur in moeten gaan. Actieve opdrachten in de natuur zijn een goede aanvulling op de reguliere lesstof. Vooral voor stadsjongeren. Zo stelt een aantal scholen dat hun leerlingen meestal (allochtone) stadskinderen zijn en weinig in aanraking komen met de natuur. Zij hebben vaak weinig kennis van de flora en fauna in hun directe omgeving. Leerlingen weten bijvoorbeeld niet hoe een reiger of een pimpelmees eruit ziet. In paragraaf 2.1 werd al duidelijk dat de meeste scholen via afval met natuur- en milieuonderwerpen bezig zijn. In deze paragraaf komt afval terug als onderwerp. Het meest genoemde onderwerp is namelijk hergebruik. Onder hergebruik wordt verstaan: afvalverwerking, afvalscheiding, afvalrecycling, zwerfvuil en waterzuivering. Bij de categorie duurzame energie wordt gedoeld op onderwerpen zoals het zuinig omgaan met water en energie en het terugdringen van de (auto)gasuitstoot. Een school oppert dat de leskist ‘energie meten’ hier goed bij zou kunnen aansluiten. Dit staat in relatie met het broeikaseffect en klimaatveranderingen in de wereld. De categorie ‘flora en fauna’ is een verzamelnaam van onderwerpen die scholen hebben genoemd zoals bomen, dieren, waterdieren en in de praktijk bomen en planten herkennen. Scholen in Rotterdam zitten in de unieke positie dat zij een wereldhaven tot hun beschikking hebben als voorbeeld. Een aantal scholen ziet dan ook potentie in het havengebied van Rotterdam voor NME. Sport en Recreatie kan bijvoorbeeld een goede combinatie maken en projecten opzetten met de haven en verschillende milieuaspecten. Hierbij wordt door scholen wel verwacht dat het aanbod daadwerkelijk praktijkgericht is. Dat wil zeggen praktische excursies waarbij boten, bedrijven, pijpleidingen, enz. bezocht
13 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
en betreden worden. Een actueel voorbeeld is de problematiek rondom havenslib. Leerlingen kunnen over oplossingen meedenken/discussiëren in een project. Een klein aantal scholen heeft geen bepaalde voorkeur voor onderwerpen. Zij vinden het zeer belangrijk dat het aanbod van Sport en Recreatie aansluit op het reguliere lesprogramma. Onder gezondheid valt de relatie tussen een gezonde werk- en leefomgeving en de gezondheid van de mens. Bedrijven zijn voor scholen interessant om te bezoeken en voor voorlichting. Een voorwaarde is dat bedrijven gerelateerd zijn aan bepaalde milieuaspecten. Drie scholen merken op dat het belangrijk is om onderwerpen te kiezen die dicht bij de belevingswereld van jongeren liggen. Door dicht bij de belevingswereld van leerlingen te blijven, verwachten scholen de interesse van leerlingen te kunnen (blijven) wekken. Onder de categorie maatschappij worden sociaal-maatschappelijke onderwerpen verstaan, bijvoorbeeld de tegenstellingen tussen rijke en arme landen. Deze tegenstellingen hebben immers een enorm groot effect op het milieu. Andere onderwerpen zijn burgerschap, astrologie/plaatsbepaling (compas, magnetisme, Tomtom), dierenverzorging, ecologie, gewasbescherming, landbouw, microscoop, natuur en milieu in combinatie met sport, natuur/milieu/economie, schaalberekening, Technische Milieudienst en actuele thema's/gebeurtenissen in de wereld die met natuur en milieu te maken hebben. 3.2 Materialen Naast behoefte aan bepaalde onderwerpen, hebben scholen ook behoefte aan ondersteuning in materialen. De volgende tabel laat duidelijk zien dat de meeste scholen denken aan leskisten. De scholen hadden de mogelijkheid om meerdere antwoorden te geven. Tabel 3.2 Ondersteuning in materialen Materialen
Aantal
Leskisten Opdrachten/projecten Wat is het aanbod? Gereedschappen/apparatuur PC software Voorbeeldmateriaal Proefjes
15 5 5 4 3 2 2
Overig
9
Leskisten zijn het meest genoemd als ondersteuning in materiaal. Bijna een derde van de onderzochte scholen is geïnteresseerd in leskisten. Scholen verbinden hieraan voorwaarden. De leskisten moeten voorzien zijn van een handleiding voor de docenten. Een school heeft behoefte aan een leskist met verschillende wereldkaarten. Zoals kaarten die de landschappen, watervoorziening, (historische) natuurrampen, demografie e.d. tonen. Een paar scholen vinden het belangrijk dat de leskisten aansluiten op het reguliere lesprogramma. Een school vindt de leskisten goed, maar te traditioneel. De school merkt op dat de huidige generatie jongeren op een andere manier geprikkeld moet worden. Een school had in het verleden wel eens een 'waterkist' (meten van waterkwaliteit). Het nadeel was dat deze kist seizoensgebonden is. Een school stelt dat leskisten ook voor het vak aardrijkskunde geschikt kunnen zijn. Voor aardrijkskunde moeten de leskisten alleen ingezet worden als praktische aanvulling op het lesprogramma. Een aantal scholen (9%) is geïnteresseerd in leskisten en weet van het bestaan af, maar ze zijn niet op de hoogte van de inhoud van de leskisten. Het aanbod van Sport en Recreatie is niet bekend genoeg.
14 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Scholen zijn ook geïnteresseerd in kant-en-klare (veldwerk) opdrachten en projecten. Een school denkt hierbij aan zogenaamde Grote Praktische Opdrachten (GPO). Bij deze opdrachten leren leerlingen om te gaan met het proces (het plannen en maken) en het product (werkstuk). De school oppert het idee om meerdere generaties bij opdrachten te betrekken. Ouders (opvoeding) spelen immers een belangrijke rol in hoe jongeren met de natuur en het milieu omgaan. Sport en Recreatie kan bijvoorbeeld opdrachten ontwikkelen waarin niet alleen de leerlingen zelf betrokken zijn, maar ook volwassen (ouders/opa's/oma’s etc.) betrokken moeten worden. Een school heeft behoefte aan eenvoudige projecten die in een lesuur van 45 minuten passen. Dit zou aan kunnen sluiten op de behoefte van een school aan ondersteuning bij ‘mini-onderzoeken’, omdat de docenten daar zelf te weinig tijd voor hebben. De school noemt als voorbeeld een mini-onderzoek naar zwerfafval. Een aantal scholen weet niet wat Sport en Recreatie kan aanbieden. Ze hebben op dit moment ook geen specifieke en concrete wensen en ze willen graag weten wat de mogelijkheden zijn. Vier scholen zijn geïnteresseerd in gereedschappen of apparatuur. Voorbeelden zijn tuingereedschap, microscopen of (vis)netten. Het is opvallend dat in onze huidige samenleving waarin technologie een grote rol speelt, weinig scholen 7 internet, computers of software noemen als goede manier van materiële ondersteuning. Computers en internet spelen een grote rol in het leven van jongeren. Slechts drie scholen hebben behoefte aan multimedia ondersteuning. Zij hebben behoefte aan computersoftware op het gebied van natuur en milieu. Een voorwaarde voor software is dat het voorzien is van animatie. Een school noemt een 8 educatief spel gericht op natuur en milieu als mogelijkheid. Een school stelt dat een combinatie van multimedia en buiten in de natuur ideaal zou zijn, maar naar verwachting lastig realiseerbaar, omdat het waarschijnlijk te duur is voor scholen. Bij voorbeeldmateriaal worden praktische materialen zoals schelpen en planten genoemd. Deze moeten dan uitleenbaar zijn. Onder de categorie overig vallen ervaringen met andere scholen, actuele zaken in het kader van natuur en milieu, samenwerking tussen praktijkscholen, lespakket, videomateriaal, eenvoudige projecten, materiaal met niveau van groep 5 voor praktijkonderwijs, draaiboek voor docenten en lesboeken. Een school geeft aan dat vanaf het volgende schooljaar 2009-2010 kansen liggen voor Sport en Recreatie op het gebied van schoolboeken. In het schooljaar 2009-2010 moeten voortgezet onderwijs 9 scholen schoolboeken gratis aan de leerlingen aanbieden. Het bepalen en het betalen van de schoolboeken wordt in handen van de scholen gelegd. De school verwacht dat scholen (docenten) hierdoor meer keuzevrijheid hebben. Een school kan bijvoorbeeld ervoor kiezen om een bepaald boek niet te gebruiken, zodat er ruimte komt voor een (extra) excursie in de natuur.
7 Nederland heeft het hoogste percentage huishoudens met internettoegang in de Europese Unie. Slechts een van de acht Nederlanders heeft thuis geen internet (1,2 miljoen) of maakt er geen gebruik van (0,5 miljoen). Twee derde van de personen zonder thuistoegang is relatief laag opgeleid. Circa de helft is 65-plusser en/of alleenstaand. Jongeren tot 25 jaar hebben thuis juist vrijwel altijd toegang tot internet: slechts 2% heeft thuis geen internet. Bron: CBS Webmagazine, 17 december 2008. 8 Uit het Nationaal Gaming Onderzoek 2008 komt naar voren dat driekwart van de Nederlandse bevolking van acht jaar en ouder computergames speelt. Gemiddeld besteedt de gamende Nederlander vier uur per week aan het spelen van spelletjes op de computer. De veronderstelling dat computerspelletjes alleen door jongeren worden gespeeld blijkt niet te kloppen. Het is inderdaad zo dat vrijwel alle Nederlandse jongeren van acht tot en met negentien jaar games spelen (meer dan 95 procent), maar ook meer dan de helft van de Nederlandse 50-plussers doet dit regelmatig. Bron: www.nationaalgamingonderzoek.nl. 9 In mei 2008 is de Wet Gratis Schoolboeken aanvaard in de Kamer. Door deze wet worden scholen in het voortgezet onderwijs verplicht om voor elk leerjaar de schoolboeken gratis aan leerlingen beschikbaar te stellen. Alle leerlingen die bekostigd regulier voortgezet onderwijs volgen (bijvoorbeeld vmbo, mavo, havo en vwo), krijgen vanaf 2009/2010 gratis schoolboeken. Daaronder vallen ook scholieren in het praktijkonderwijs en het zogeheten groene voortgezet onderwijs. Bron: Ministerie van OCW 2008. www.gratisschoolboeken.nl/scholen/gratis-schoolboeken
15 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
4 Gewenste vorm van ondersteuning In dit hoofdstuk wordt besproken welke vorm van ondersteuning gewenst is op de scholen in het voortgezet onderwijs in Rotterdam. Hieronder wordt bekeken hoe het aanbod van natuur en milieu aan de wens van de scholen kan aansluiten. 4.1 Aantal gewenste uren te besteden aan NME In deze paragraaf wordt het aantal gewenste uren te besteden aan NME besproken. Aangezien praktijkonderwijs ten aanzien van de dag- en cursusindeling verschilt van Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo scholen, wordt in dit gedeelte een onderscheid gemaakt tussen de Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo scholen en de praktijkonderwijs scholen. Ten eerste wordt het aantal gewenste uren te besteden aan NME op de Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo scholen besproken. In het onderstaande overzicht worden de gegeven antwoorden getoond met daarachter het aantal scholen dat dit antwoord gegeven heeft. Tabel 4.1 Gewenste uren te besteden aan NME
Gewenste uren
Aantal
Ruimte en budget beschikbaar voor NME NME een x aantal uur over een x aantal weken Binnen regulier lesprogramma in de vorm van een excursie 2 X per week per leerjaar gedurende een x aantal weken X aantal uren per klas speciaal vrij geroosterd voor (NME) projecten NME voor x aantal uur op projectbasis met aansluiting op regulier programma NME in projectdagen 1 X per week per leerjaar gedurende een x aantal weken NME in dagdelen NME in gehele projectweek 1 X per twee weken per leerjaar gedurende een x aantal weken Geen tijd door het reguliere lesprogramma NME een paar dagen per jaar Geen antwoord, te moeilijk in te schatten
8 7 5 4 4 2 2 2 1 1 1 1 1 4
Enkele categorieën in het bovenstaande overzicht behoeven extra uitleg. In dit gedeelte worden deze categorieën dan ook nader verklaard. Acht scholen die genoeg ruimte en budget voor NME hebben, geven aan niet een duidelijke inschatting te kunnen maken van het gewenste aantal uren. Wanneer er een leuk NME programma wordt aangeboden, geven de scholen aan de mogelijkheid qua ruimte en budget te hebben om NME in te roosteren. Bij zeven scholen bestaat de wens om NME een x aantal uur gedurende een x aantal weken uit te voeren. De lesuren van deze scholen variëren van 45 minuten tot 60 minuten tot blokuren van 90 minuten. Het aantal gewenste uren varieert van één tot acht uren verdeeld over een x aantal weken. Bij vier scholen is het gewenst NME twee keer per week per leerjaar gedurende een aantal weken af te nemen als aansluiting op het reguliere programma. Gewenst is NME toe te passen tijdens de weken wanneer NME thema’s in het reguliere programma aan bod komen. Er zijn vier scholen die uren vrijroosteren voor projecten. Op één school gaat het hierbij om specifieke natuur- en milieuprojecten waar NME op aan kan sluiten. Een tweede school voert projecten uit in ‘groene weken’. Deze ‘groene weken’ mogen projecten uitgevoerd worden los van het reguliere lesprogramma. Voor deze school is vooral Troep'R (in breder uitgezette vorm) gewenst in een groene week in een introductieweek voor de eerste klas. De derde school heeft uren vrij geroosterd voor ‘talentontwikkeling’. Vooral voor klas twee is natuur en milieu relevant tijdens deze uren. Tijdens deze uren besteden de leerlingen aandacht aan thema's die te maken hebben met het profiel dat zij voor het jaar daarop kunnen kiezen. NME kan aansluiten bij het profiel mens en natuur. Ten slotte heeft de vierde school speciale ‘Bres weken’. Tijdens deze weken wordt niet aan het reguliere rooster vastgehouden maar vinden er
17 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
activiteiten en excursies plaats. Wel moeten deze excursies en activiteiten vanuit de vakken gevoed zijn. NME kan ingezet worden tijdens deze weken. Bij twee scholen is het gewenst om NME één keer per week per leerjaar gedurende een x aantal weken af te nemen als aansluiting op het reguliere programma. Gewenst is NME toe te passen tijdens de weken wanneer NME thema’s in het reguliere programma aan bod komen. Eén school wenst één keer in de twee weken per leerjaar gedurende een aantal weken NME af te nemen als aansluiting op regulier programma. Ook is gewenst NME toe te passen tijdens de weken wanneer NME thema’s in het reguliere programma aan bod komen. Ten slotte behoeft de categorie ‘geen tijd door het reguliere lesprogramma’ van het overzicht nadere uitleg. Eén school heeft aangegeven geen tijd te hebben voor NME projecten door het reguliere lesprogramma. Daarnaast komt natuur en milieu volgens deze school al voldoende aan bod tijdens het reguliere programma. In deze alinea wordt het gewenste aantal uren te besteden aan NME op de scholen in het praktijkonderwijs besproken. Het praktijkonderwijs leidt leerlingen op voor wonen, werken en vrije tijd. Tijdens het vijf jaar durende praktijkonderwijs wordt de leerling via stages, theorie- en praktijkvakken toegeleid naar arbeid of naar arbeid en aanvullende scholing. Praktijkonderwijs is er, naast het toeleiden naar arbeid, zeker ook op gericht de leerlingen competenties te laten ontwikkelen die zij na de school nodig hebben op het gebied van onder andere wonen en vrije tijdsbesteding. Voor het praktijkonderwijs geldt geen cursusduur, maar wel een leeftijdsgrens van achttien jaar. Doordat er geen cursusduur geldt, bestaat er vrijwel geen beperking in het aantal uren te besteden aan natuur- en milieueducatie. Thema’s en uren zijn flexibel in te delen en worden aangepast aan de leerlingen. Afhankelijk van de docent die wel of geen koppeling kan maken tussen natuur en milieu en thema’s op het gebied van aardrijkskunde, maatschappijleer en geschiedenis, kan natuur- en milieueducatie worden ingezet. De gewenste uren te besteden aan natuur- en milieueducatie voor de drie praktijkonderwijs scholen zijn vooral bestemd voor de onderbouw. De bovenbouw houdt zich bezig met externe stages en hebben een andere weekindeling. De lesuren van de bovenbouw zijn gekoppeld aan wat er op de stage gebeurt. Voor de bovenbouw is dus minder ruimte beschikbaar voor natuur- en milieueducatie dan voor de onderbouw. 4.2 Verschil in aanbod tussen bovenbouw en onderbouw In deze paragraaf wordt het verschil in aanbod voor bovenbouw en onderbouw besproken. Aangezien praktijkonderwijs ten aanzien van de dag- en cursusindeling verschilt van Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo scholen, wordt in dit gedeelte net als in paragraaf 4.1 een onderscheid gemaakt tussen de Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo scholen en de praktijkonderwijs scholen. Ten eerste wordt het verschil in aanbod op de Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo scholen besproken. In tabel 4.2 worden de verschillen getoond met daarachter het aantal scholen dat dit antwoord gegeven heeft. De scholen hadden de mogelijkheid om meerdere antwoorden te geven.
18 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Tabel 4.2 Verschil in aanbod tussen bovenbouw en onderbouw
Verschil aanbod bovenbouw en onderbouw
Aanbod
Gebrek aan ruimte / examengericht / tijdsdruk in de bovenbouw De bovenbouw moet verdiepend te werk gaan (examengericht) Meer flexibele ruimte aanwezig voor NME in de onderbouw Onderbouw moet algemeen verkennend, ontdekkend te werk gaan Mogelijkheden voor zowel onder- als bovenbouw, geen verschil Ook rekening houden met niveau van de school T/m klas drie volgt iedereen hetzelfde programma, geen verschil De onderbouw is goed te motiveren, vooral NME hier inzetten De bovenbouw is moeilijk te motiveren, geen NME hier inzetten Verschillende vakkenpakketten in de bovenbouw, lastig NME in te zetten In de onderbouw geen scheikunde, geen NME in de onderbouw Gebrek aan verwante lessen in de bovenbouw, alleen NME in onderbouw Projecten vooral interessant voor anderstaligen Wellicht interessant voor profielwerkstukken in bovenbouw N.v.t. (Alleen onderbouw op de school aanwezig)
13 13 11 11 6 5 3 2 2 1 1 1 1 1 1
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er een aantal duidelijke verschillen zijn tussen onder- en bovenbouw. In de onderbouw zijn meer mogelijkheden voor NME. In de bovenbouw is er meer tijdsdruk vanwege de examens. NME in de onderbouw moet vooral verkennend zijn, terwijl in de bovenbouw verdieping juist gewenst is. Vijf scholen merken op dat het NME aanbod niet alleen rekening moet houden met verschil in onderbouw en bovenbouw, maar dat het aanbod ook rekening moet houden met het niveau van de school. Het aanbod bij een praktijkonderwijs school moet afgestemd zijn op het lage niveau van de leerlingen waarbij het concentratieniveau beperkt is. Ook op een vmbo school is de wens om te werken met documenten met weinig tekst, grote letters en zonder uitdrukkingen. Daartegenover moet het NME aanbod voor drie havo/vwo scholen uitdagender opgesteld worden ten opzichte van het vmbo aanbod. Projecten moeten een duidelijk niveau hebben met meer diepgang zodat de leerlingen zich niet snel gaan vervelen. Drie scholen geven aan dat er geen verschil hoeft te bestaan tussen het aanbod voor onderbouw en bovenbouw. Iedere leerling volgt tot en met klas drie hetzelfde programma waardoor het NME aanbod voor deze klassen gelijk kan zijn. Er wordt echter ook door een school aangegeven dat niet alle leerlingen in de bovenbouw hetzelfde vakkenpakket hebben. Hierdoor kan NME op deze scholen lastiger in de bovenbouw worden ingezet. Eén school merkt op dat NME gekoppeld moet worden aan de les scheikunde. Scheikunde wordt op deze school niet in de onderbouw aangeboden waardoor het op deze school alleen mogelijk is om NME in de bovenbouw aan te bieden. Daartegenover wordt door een andere school opgemerkt dat er in de bovenbouw een gebrek bestaat aan verwante lessen in het reguliere lesprogramma waar NME aan gekoppeld kan worden. Op deze school is NME alleen van toepassing op de onderbouw. Na het verschil in aanbod tussen bovenbouw en onderbouw op de Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo scholen te hebben besproken, wordt in dit gedeelte kort het verschil in aanbod tussen bovenbouw en onderbouw op de praktijkonderwijs scholen besproken. Zoals eerder in paragraaf 4.1 beschreven, is het aanbod van natuur- en milieueducatie vooral van toepassing op de onderbouw van de praktijkonderwijs scholen. De bovenbouw houdt zich voornamelijk bezig met externe stages waardoor de uren niet flexibel in te delen zijn. Het NME aanbod moet zich dus alleen richten op de onderbouw van de praktijkonderwijs scholen. Daarnaast moet het NME aanbod aangepast worden aan het niveau van de leerlingen. Het huidige NME aanbod is te moeilijk voor de onderbouw van de praktijkonderwijs leerlingen. Projecten op basisonderwijsniveau sluiten bij deze leerlingen vaak beter aan. Ook moeten, volgens één praktijkonderwijs school, projecten niet incidenteel maar structureel in het curriculum worden opgenomen. Momenteel heeft de school zich vanuit het VSO (speciaal onderwijs) nog niet volledig bekeerd tot praktijkonderwijs en werkt de school nog te veel op incidentele basis.
19 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
4.3 Verschil tussen NME in regulier lesprogramma en brede school programma In deze paragraaf wordt ingegaan op de wensen om NME toe te passen in het reguliere lesprogramma en/of NME toe te passen in het brede school programma. In het onderstaande overzicht zijn een aantal categorieën geformuleerd aan de hand van de gegeven antwoorden. Achter de categorieën staat het aantal scholen vermeld dat dit antwoord gegeven heeft. De scholen hadden de mogelijkheid om meerdere antwoorden te geven. Tabel 4.3 Verschil tussen NME in regulier lesprogramma en brede school programma
Verschil regulier programma en brede school programma Ruimte voor NME in regulier programma Ruimte voor NME zowel in regulier als in brede school programma De school heeft geen brede school aanbod Brede school is niet de doelgroep voor NME Weinig tijd en ruimte voor NME in brede school door overload aan activiteiten Geen inzicht in brede school mogelijkheden Ruimte voor NME in brede school NME zowel voor brede school als voor regulier programma oninteressant Ruimte voor NME alleen tijdens projectdagen
Aantal 9 9 9 6 6 4 3 2 1
De wens om NME tijdens het reguliere programma toe te passen heeft te maken met de koppeling van NME aan de lesstof of aan projecten die gedurende een periode lopen. Ook heeft de wens om NME tijdens het reguliere programma in te passen, te maken met het gebrek aan voldoende naschoolse activiteiten (omdat de leerlingen ver van school wonen) en het gebrek aan voldoende begeleiding tijdens de brede school. Negen scholen geven aan dat er zowel in het reguliere als in het brede school programma ruimte is voor NME. Eén havo/vwo school stelt dat tijdens de brede school een natuurclub zou kunnen worden gevormd. Deze club kan onderzoek doen in de omgeving van de school en in de wijk. Daarnaast wordt door een school opgemerkt dat met het NME aanbod in het programma van de brede school rekening gehouden moet worden met het aantal naschoolse beschikbare uren. Activiteiten moeten niet langer dan één à twee uur duren. Op zes scholen wordt aangegeven dat NME niet past binnen het aanbod van de brede school. Brede school activiteiten zijn op vrijwillige basis. De kans is groot dat het de leerlingen ontbreekt aan motivatie en interesse in NME. NME zou daarom beter klasgebonden werken. Zes scholen vermelden dat er een gebrek aan tijd en ruimte voor NME tijdens de brede school uren is door een overload aan brede school activiteiten. Indien NME tijdens de brede school wordt aangeboden, moet het aanbod kwalitatief goed in elkaar steken. Er bestaat veel concurrentie op het gebied van brede school aanbod waardoor de uitdaging bij NME ligt om zich van de concurrenten te onderscheiden. Tot slot wordt de ruimte voor NME tijdens de brede school uren besproken. Aangegeven wordt dat NME een leuke afwisseling kan zijn van het huidige bestaande brede school aanbod. Daarnaast is het lastig om NME binnen het reguliere programma te organiseren door de bijkomende kosten en reistijd. 4.4 Vakoverstijgend werken In deze paragraaf wordt de wens ten aanzien van het vakoverstijgend werken beschreven. In tabel 4.4 worden de categorieën getoond vanuit de antwoorden van de Gymnasium, Atheneum, Havo en Vmbo scholen. Achter de categorieën staat het aantal scholen vermeld dat dit antwoord gegeven heeft.
20 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Tabel 4.4 Vakoverstijgend werken
Vakoverstijgend werken
Aantal
Graag vakoverstijgend Vakoverstijgend werken vanuit thema’s tijdens projectweken/dagen Vakoverstijgend alleen voor de onderbouw Graag vakoverstijgend maar in de praktijk moeilijk realiseerbaar Thema’s en projecten in Mens en Natuur (al vakoverstijgend) Graag vakoverstijgend mits de school/docenten erachter staan Zowel vakoverstijgend als niet vakoverstijgend is interessant Weet niet, afhankelijk van de mogelijkheden
21 8 4 3 2 2 1 3
Enkele bovenstaande categorieën vragen om nadere uitleg. Ten eerste wordt uitgelegd wat bedoeld wordt met ‘vakoverstijgend werken vanuit thema’s tijdens projectweken/dagen’. Acht scholen geven aan dat het NME aanbod goed binnen projectweken/dagen past. Tijdens deze weken/dagen wordt geprobeerd om thema’s op elkaar af te stemmen en tegelijkertijd te laten terugkomen. De verschillende vakken die met een thema samenwerken kunnen per periode wisselen. Drie scholen geven aan dat vakoverstijgend werken in de praktijk moeilijk realiseerbaar is. Hierbij geven de scholen aan dat vakoverstijgend werken een ideaal beeld is maar dat vakoverstijgend werken organisatorisch complex in elkaar zit waardoor het moeilijk haalbaar is. Twee scholen in het praktijkonderwijs geven aan dat het vakoverstijgend werken bij voorkeur gerelateerd moet zijn aan werk. 4.5 NME binnen en/of buiten In deze paragraaf wordt de voorkeur voor NME aanbod binnen of buiten besproken. In het onderstaande overzicht zijn de categorieën getoond die geformuleerd zijn vanuit de antwoorden van de scholen. Achter de categorieën staat het aantal scholen vermeld dat dit antwoord gegeven heeft. Tabel 4.5 NME binnen en/of buiten
NME binnen en/of buiten
Aantal
Voorkeur voor NME buiten Zowel binnen als buiten Allebei interessant maar de voorkeur gaat uit naar buiten Buiten in combinatie met moderne middelen Buiten is moeilijk gezien de tijd en de kosten die hieraan verbonden zijn
29 7 3 2 2
Vanuit bovenstaand overzicht wordt duidelijk dat bij 29 scholen specifiek de voorkeur uitgaat naar NME buiten. Vaak worden excursies interessant bevonden en andere activiteiten en projecten die op de lesstof aansluiten. De vraag is echter in hoeverre het toepasbaar is om NME in de buitenlucht uit te voeren. Scholen geven aan dat er snel ordeproblemen kunnen ontstaan, dat NME vaak saai bevonden wordt door leerlingen en dat er meer werkbladen aangeboden kunnen worden waar buiten mee aan de slag kan 10 worden gegaan , wil NME in de buitenlucht slagen. Zeven scholen willen NME zowel binnen als buiten. Aangegeven wordt dat NME binnen qua organisatie makkelijker is maar dat NME buiten wel leuker is. Daarna wordt door twee scholen de voorkeur gegeven aan NME in de buitenlucht in combinatie met moderne middelen. Hierbij wensen de scholen lesmateriaal voor op de computer. Op deze manier kunnen de leerlingen NME ervaren in de buitenlucht en op de computer NME analyseren.
10
Digitale werkbladen zijn vooral voor basisschoolleerlingen bestemd. Het zelf ontwikkelen kost docenten te veel tijd dus graag zouden zij hier ondersteuning in willen krijgen. Dit geldt voornamelijk voor het Comenius College.
21 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Tot slot geven de drie praktijkonderwijs scholen aan dat NME zich alleen moet richten op NME buiten. De leerlingen moeten vooral de wereld ingaan, naar bedrijven toegaan en leren door te doen. 4.6 NME theorie- en/of praktijkgericht In deze paragraaf wordt de voorkeur voor theoretische methoden en/of praktische methoden t.a.v. NME besproken. In het onderstaande overzicht zijn de categorieën getoond die geformuleerd zijn vanuit de antwoorden van de scholen. Achter de categorieën staat het aantal scholen vermeld dat dit antwoord gegeven heeft. Tabel 4.6 NME theorie en/of praktijkgericht
NME theorie en/of praktijkgericht
Aantal
Praktijkgericht Combinatie van theorie en praktijk Gebrek aan tijd om NME praktisch in te vullen Weinig ruimte voor praktische activiteiten door de kosten
33 7 1 1
De meeste scholen spreken de voorkeur uit om NME praktisch in te vullen. Van deze 33 scholen spreken vijf scholen specifiek de voorkeur uit om aan excursies deel te nemen. Vijf andere scholen geven aan dat de praktische activiteiten een aansluiting moeten zijn op de leerstof. De leerstof wordt door de docenten zelf verzorgd waarna de leerlingen de praktijk ingaan om te ervaren. Daarnaast zouden de praktische activiteiten bij voorkeur in de buurt van de scholen worden uitgevoerd en moeten passen bij de belevingswereld van de leerlingen. Het bezig zijn en ervaren maakt bij de leerlingen de meeste indruk. Twee scholen geven specifiek aan dat een gastdocent gewenst zou zijn. Bij de drie praktijkonderwijs scholen gaat de voorkeur uitsluitend uit naar praktijkgerichte activiteiten. Zoals in paragraaf 4.5 al eerder is benoemd, moeten de leerlingen van de praktijkonderwijs scholen de wereld ingaan en ervaren. De theorie moet voor deze leerlingen zoveel mogelijk beperkt worden. 4.7 Communicatie In deze paragraaf wordt de communicatie van NME besproken. Communicatie is in te delen in ‘bekendheid met het NME aanbod’, ‘bemiddelingsrol voor SenR’ en de ‘vorm van informatievoorziening’. In onderstaande tabel staan de uitkomsten getoond. De scholen hadden de mogelijkheid om meerdere antwoorden te geven. Tabel 4.7 Communicatie
Communicatie Op de hoogte via digitale nieuwsbrieven Op de hoogte via folders Op de hoogte via nieuwsbrieven per post Op de hoogte via website Op de hoogte via contactpersoon Bekendheid van het NME aanbod Op de hoogte via informatie/programmaboekje Bemiddelingsrol voor SenR
Aantal 41 15 9 4 4 3 2 2
De meeste scholen willen digitale nieuwsbrieven ontvangen. Ook folders/nieuwsbrieven per post worden graag ontvangen. Bij de informatievoorziening via folders en nieuwsbrieven per post moet worden gezorgd voor opvallende professionele gekleurde brochures. De brochures moeten uitnodigend zijn om ook daadwerkelijk te lezen. Drie scholen waren tot op heden volledig onbekend met het NME aanbod. Bij scholen is het ook niet of onvoldoende bekend dat NME onder SenR valt. Tot slot wordt de bemiddelingsrol van SenR besproken. Het Sint-Laurenscollege zou graag willen dat de leerlingen bij bedrijven binnen kunnen kijken. Gewenst is dat SenR de bemiddelaar is tussen scholen en bedrijven. De gereformeerde scholengemeenschap Randstad ziet ook een bemiddelingsrol voor SenR.
22 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Voor scholen is het lastig om een netwerk te ontwikkelen. Het zou mooi zijn als SenR een netwerk van 'groene' bedrijven heeft, die scholen kunnen bezoeken. Zo ontstaat een win-winsituatie voor alle partijen: het is educatief en bedrijven kunnen hun bedrijf laten zien. 4.8 Ideeën en overige opmerkingen ten aanzien van NME Tot slot wordt in deze paragraaf gekeken naar nieuwe ideeën en overige opmerkingen ten aanzien van het NME aanbod. In het onderstaande overzicht zijn een aantal categorieën geformuleerd vanuit de overige opmerkingen van de scholen. Achter de categorieën staat het aantal scholen vermeld dat dit antwoord gegeven heeft. Tabel 4.8 Ideeën en overige opmerkingen ten aanzien van NME Ideeën en overige opmerkingen Personele ondersteuning Concrete wensen Bestaande voorbeeld projecten Maatschappelijke stages Ondersteuning in logistieke hulp Bewustwording van de scholen zelf t.a.v. duurzaamheid
Aantal 11 7 5 5 2 1
Door elf scholen wordt de wens uitgesproken om docenten meer te ontlasten door personele ondersteuning. Het ontlasten van de docenten is onder te verdelen in drie categorieën. Ten eerste wordt door zeven scholen de wens uitgesproken om docenten te ontlasten door de begeleiding van leerlingen (in kleine groepen) over te dragen aan NME. Dit kan gedaan worden door middel van gastlessen van deskundigen op een bepaald gebied of door een gids die het een en ander in de natuur kan uitleggen. Het is hierbij gewenst dat de lessen aansluiten op de aanwezige theorie. Ten tweede wordt door twee scholen de wens uitgesproken om projecten zo compleet mogelijk aan te leveren zodat docenten worden ontlast. De ervaring leert namelijk dat er bij de docenten weerstand ontstaat op het moment dat extra werk wordt aangeleverd. De docenten kunnen wel de projecten begeleiden want zij staan ingeroosterd, maar ze moeten qua voorbereiding geen extra werk krijgen. Tot slot wordt door twee scholen de wens uitgesproken om docenten qua organisatie te ontlasten. Deelname aan projecten van NME moeten organisatorisch niet te veel werk opleveren. Vervolgens zijn uit de interviews zeven concrete wensen naar voren gekomen. Hieronder wordt per school beschreven wat de wens inhoudt: Nieuw Zuid Hugo de Groot is geïnteresseerd in RJME voor klas twee, de leskisten voor klas één en Expeditie Brienenoord voor klas drie. Het Citycollege gaat een gymnasium starten. Hier liggen grote kansen voor NME. Als de projecten op het gymnasium goed verlopen, kunnen activiteiten uitgebreid worden naar andere onderwijsniveaus. Hiervoor kan contact opgenomen worden met mevrouw H. van Driel. Het project Troep’R is erg gewenst op Calvijn Vreewijk maar wel met enige aanpassingen. Er moet voornamelijk meer diepgang in het project geïntegreerd worden, er moet een koppeling met de wijk gemaakt worden en er moet een activiteit in zitten waarbij de leerlingen geconfronteerd worden met de daadwerkelijke soorten vuil in de omgeving en welke gevolgen dit heeft. Vervolgens kunnen de leerlingen hier een analyse van maken en een vorm van presentatie aan koppelen. Melanchthon Prinses Irene zou graag fietsen vanaf de school en overnachten op eiland Brienenoord. Dit past perfect binnen sport en natuur. Palmentuin is vooral geïnteresseerd in expeditie Brienenoord en Troep'R. Daarnaast zijn de leskisten, die een duidelijke toevoeging hebben bij lessen, ook welkom. Calvijn Maarten Luther is op korte termijn op zoek naar een CO2 uitstoot project. Hildegardis MAVO start een waterproject. De school heeft gezocht naar activiteiten maar heeft nog niets kunnen vinden. NME zou hier interessant voor zijn. Vijf scholen hebben reeds bestaande projecten benoemd die als voorbeeld kunnen dienen voor NME of waar wellicht een aansluiting bij gevonden kan worden. De voorbeeldprojecten worden hieronder benoemd en nader uitgelegd:
23 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Twee scholen (Calvijn Vreewijk en Melanchthon Prinses Irene) benoemden het project Tiengemeten: Leerlingen krijgen thuis op het gebied van natuur en milieu niet veel meer mee, natuur en milieu heeft geen prioriteit meer bij de ouders. Als gevolg daarvan leeft het ook niet meer onder de leerlingen (vooral bij bepaalde groeperingen). Ouders zouden ook betrokken moeten worden bij de projecten. Een project zoals Tiengemeten van Natuurmonumenten spreekt leerlingen beter aan omdat er een economisch aspect aan verbonden zit. Leerlingen kiezen tegenwoordig ook meer profielen in de richting van economie dan in de richting van natuur en gezondheid. De Wolfert Dalton Hillegersberg school heeft in het verleden meegedaan aan een project genaamd ‘The Bet’. Scholen zijn onderling de competitie met elkaar aangegaan om de eigen school zo duurzaam mogelijk te maken. Dit project heeft ervoor gezorgd dat leerlingen zich bewust werden van duurzame energie en zich ook buiten de school bewuster werden van energie. Doordat de leerlingen hun bewustwording en kennis ook thuis overbrachten, zorgden de leerlingen automatisch dat hun omgeving ook geconfronteerd werden met bewustwording t.a.v. duurzame energie. Het Einstein Lyceum Montessorischool heeft de Universiteit Wageningen een project laten uitvoeren. De Universiteit is langsgekomen met een mobiel laboratorium. Leerlingen konden allerlei bijzondere proven doen wat een groot succes was. Het laatste voorbeeld is specifiek gericht op een havo/vwo school. Het Cosmicus College werkt mee aan de wetenschapsbeurs. In januari gaan de leerlingen van de school in groepjes een onderwerp theoretisch behandelen en een model bouwen. Aan het einde houden ze een presentatie voor bezoekers (d.m.v. een kraampje). Natuurrampen zijn een gewild onderwerp. De leerlingen zijn twintig weken (september tot januari) met de voorbereiding bezig.
Op vijf scholen wordt een kans gezien in een combinatie tussen NME en maatschappelijke stages (G.K. van Hogendorp, De Passie, Calvijn Vreewijk, Calvijn Lombardijen en Carré College Rotterdam). Er zouden bijvoorbeeld structurele afspraken gemaakt kunnen worden tussen de kinderboerderijen en de scholen. Twee scholen hebben opgemerkt dat er behoefte bestaat aan logistieke hulp bij excursies zoals het verzorgen van vervoer naar activiteiten buiten school. Ten slotte heeft één school opgemerkt dat de scholen zelf nog niet genoeg bewust zijn van natuur en milieu en de omgang met duurzaamheid. Wellicht kan er een project gestart worden waarbij de gehele school (inclusief de docenten) zich bewust wordt van duurzame energie.
24 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
5 Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken uit de resultaten. Hierbij worden gegevens uit de verschillende hoofdstukken gecombineerd. Allereerst worden in paragraaf 5.1 de belangrijkste conclusies van het onderzoek getrokken. In paragraaf 5.2 staan de belangrijkste conclusies en aanbevelingen ten aanzien van de huidige situatie. Paragraaf 5.3 behandelt de gewenste ondersteuning van scholen. Tenslotte gaat dit hoofdstuk in op de gewenste vorm van inhoudelijke ondersteuning. 5.1 Belangrijkste conclusies en aanbevelingen Conclusies De meeste scholen besteden aandacht aan natuur- en milieuonderwerpen en zijn geïnteresseerd in NME door Sport en Recreatie, wel afgestemd op de wensen en behoeften. Op veel scholen is hier ook tijd, geld en ruimte voor in het lesprogramma. Van de projecten RJME en Expeditie Brienenoord maakt een deel van de scholen al gebruik. Van de overige NME-projecten wordt minder gebruik gemaakt. Het aanbod van Sport en Recreatie heeft dus nog meer potentie. Scholen die gebruik maken van projecten van Sport en Recreatie zijn over het algemeen tevreden. Aanbevelingen Om de potentie van het aanbod beter te benutten, moet Sport en Recreatie ten eerste het aanbod nog meer afstemmen op de wensen en behoeften van de scholen. Daarnaast moet het aanbod meer bekendheid krijgen in het voortgezet onderwijs. Er kunnen meer scholen bediend worden, zeker gezien de vraag. Sport en Recreatie moet meer uren in de communicatie van het aanbod steken. Wanneer het aanbod voldoende bekendheid gekregen heeft is het van belang de contacten met de verschillende scholen intensief te onderhouden. Bekeken moet worden of dit met de huidige bezetting realiseerbaar is. 5.2 Huidige situatie In deze paragraaf wordt de huidige situatie behandeld op scholen in het voortgezet onderwijs. Er wordt ingegaan op de hoeveelheid klassen en leerlingen waar NME op van toepassing is en de vakken die interesse hebben in NME. Conclusie De meeste scholen hebben aangegeven interesse te hebben in NME. Een grove schatting wijst uit dat NME voor 9400 leerlingen in de onderbouw van toepassing kan zijn. In de bovenbouw is er minder animo voor, maar zijn er een aantal scholen die wel interesse getoond hebben. Aanbeveling Het aanbod van NME moet vooral gericht zijn op de onderbouw, waarbij Sport en Recreatie een proactieve rol moet vervullen bij het benaderen van scholen.
Conclusie De meeste scholen geven aan dat de ‘traditionele’ vakken vooral interesse hebben in NME. Natuur- en milieuonderwerpen komen namelijk vooral aan bod bij de vakken aardrijkskunde en biologie. Scholen zien in de onderbouw de meeste kansen voor Sport en Recreatie. In de onderbouw is het leergebied Mens en Natuur het meest van toepassing voor NME. Aanbeveling Het aanbod van Sport en Recreatie moet aansluiten op het reguliere lesprogramma van het voortgezet onderwijs. Hierbij moet het zwaartepunt bij de onderbouw liggen.
Conclusie Scholen maken nog onvoldoende gebruik van het gehele huidige aanbod van Sport en Recreatie. De projecten RJME en Expeditie Brienenoord worden momenteel het meest afgenomen door scholen.
25 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Aanbeveling Het aanbod van Sport en Recreatie moet meer onder de aandacht van scholen gebracht worden. Een manier om dit te doen is regelmatig persoonlijk langs de scholen gaan. Sport en Recreatie doet dit al, maar niet genoeg. Deze manier van netwerken moet uitgebreid worden. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat mankracht en tijd beschikbaar gesteld wordt. 5.3 Gewenste inhoudelijke ondersteuning In deze paragraaf wordt de gewenste ondersteuning door scholen besproken waarbij in kaart wordt gebracht aan welke onderwerpen behoefte is. Conclusie De meeste scholen zijn geïnteresseerd in NME. Zij willen NME als aanvulling op het reguliere lesprogramma. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat thema’s en onderwerpen een praktische insteek hebben. Leerlingen moeten de natuur in. Vooral voor stadsjongeren is namelijk het belangrijk dat ze in aanraking komen met natuur. Aanbeveling Rotterdam heeft veel mogelijkheden voor NME in de buitenlucht. In de regio zijn diverse natuurgebieden te vinden. Sport en Recreatie moet in het aanbod meer de natuurmogelijkheden benutten, bijvoorbeeld door betaalbare excursies waarbij Sport en Recreatie zorgt voor materialen, docenten, zodat scholen alleen hoeven te zorgen voor de begeleiding van de leerlingen. Aanbeveling Scholen noemen de Rotterdamse haven als een interessant onderwerp. Het strekt tot de aanbeveling om het project ‘Scholen voor duurzaamheid: Duurzame Havenstad’ voort te zetten. Daarnaast moet de bekendheid van het project vergroot worden. Scholen zien potentie in een dergelijk project, omdat ook allerlei andere onderwerpen namelijk gerelateerd kunnen worden aan de haven, bijvoorbeeld het broeikaseffect, hergebruik van materialen, afvalverwerking, economie en milieueffecten of duurzame energie.
Conclusie Bedrijven zijn voor scholen interessant om te bezoeken en voor voorlichting. Een voorwaarde is dat bedrijven gerelateerd zijn aan bepaalde milieuaspecten. De manier waarop Sport en Recreatie dit nu doet heeft potentie. Aanbeveling Sport en Recreatie moet zich nog meer profileren als de (mogelijke) mediator tussen de scholen en het bedrijfsleven. Het is voor scholen interessant als Sport en Recreatie een netwerk kan bieden van relevante bedrijven die voorlichting willen/kunnen geven aan het voortgezet onderwijs. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld groene bedrijven bezoeken waar zij uitleg krijgen over de groene manier waarop hun bedrijf runnen. Dit kan een win-win situatie zijn voor leerlingen en bedrijven. Leerlingen leren via de praktijk en bedrijven bereiken potentiële werknemers. Conclusie De meeste scholen stellen dat hergebruik een interessant onderwerp is. Zoals in hoofdstuk 2 is te zien, besteden de meeste scholen al aandacht aan hergebruik. Aanbeveling Sport en Recreatie moet zich bezighouden met het onderwerp hergebruik. Veel scholen zijn al met dit onderwerp op school bezig. Het is raadzaam om hier inzicht in te krijgen en met op de scholen toegespitst aanbod te komen. Conclusie De meeste scholen zijn geïnteresseerd in leskisten. Hier liggen dus goede kansen voor Sport en Recreatie.
26 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Aanbeveling Behoud de huidige leskisten voor het voortgezet onderwijs. Het is raadzaam om te kijken naar de verdere ontwikkeling/uitbreiding van leskisten. Sport en Recreatie moet onderzoeken in hoeverre de huidige leskisten kunnen voldoen aan de genoemde voorwaarden van de scholen (zie bladzijde 12).
Conclusie Een groot aantal scholen wil weten wat Sport en Recreatie kan aanbieden op het gebied van ondersteuning in materialen. Het aanbod van Sport en Recreatie is dus niet bekend genoeg. Aanbeveling Sport en Recreatie moet eerst kenbaar maken wat de huidige mogelijkheden zijn. Aan de hand van de reacties van scholen kan het aanbod verder ontwikkeld worden. Conclusie Interactieve multimedia zoals de computer en internet spelen een belangrijke rol in het leven van jongeren. Scholen blijken dit gegeven nog niet veel toe te passen op NME. Ook op dit vlak liggen er dus kansen. Aanbeveling Sport en Recreatie moet interactief materiaal voor multimedia ontwikkelen (bijvoorbeeld pc software). Dit kan ook buiten het voortgezet onderwijs afgezet worden (bijvoorbeeld voor volwassenen, ouderen, basisonderwijs). Voorwaarde is dat Sport en Recreatie de tijd, het geld en mankracht krijgt om dit te ontwikkelen. 5.4 Gewenste vorm van ondersteuning In deze paragraaf worden de conclusies behandeld over de gewenste vorm van ondersteuning van NME. Hier worden de onderzoeksvragen beantwoord waar scholen organisatorisch behoefte aan hebben en hoe het aanbod het beste aangereikt kan worden. 5.4.1 Gewenst aantal uren te besteden aan NME Het gewenste aantal uren te besteden aan NME verschilt tussen de Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo scholen en de praktijkonderwijs scholen. De meeste Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo scholen geven aan NME op projectbasis af te willen nemen. Daarna geven scholen aan NME een x aantal keer per week per leerjaar gedurende een aantal weken af te willen nemen. Vervolgens geven scholen aan voldoende ruimte en budget beschikbaar te hebben voor NME. Wanneer een leuk programma wordt aangeboden zijn uren voor NME op deze scholen flexibel in te roosteren. Daarnaast zijn vooral excursies een gewenste vorm van NME. Conclusie: Scholen nemen NME graag af op projectbasis. Aanbeveling: NME blijven aanbieden op projectbasis. Vooral excursies zijn een gewenste vorm van ondersteuning. Conclusie: Scholen hebben voldoende ruimte en budget om NME af te nemen. Aanbeveling: Speel in op de vraag. Zorg voor een spectaculair NME programma zodat scholen geïnteresseerd raken meer NME producten af te nemen. Conclusie: Excursies zijn een gewenste vorm van ondersteuning.
27 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Aanbeveling: Zorg dat het NME excursie aanbod bekend is bij de scholen en zorg bij uitbreiding van het NME programma voor activiteiten in de vorm van excursies. Activiteiten in de vorm van excursies buiten de school zijn gewenste vormen van ondersteuning. Het gewenste aantal uren te besteden aan NME voor het praktijkonderwijs is vooral van toepassing op de onderbouw. De lesuren van de bovenbouw zijn gekoppeld aan stages. Door de afwezigheid van een cursusduur op het praktijkonderwijs zijn thema’s en uren flexibel in te delen. Conclusie: NME in praktijkonderwijs van toepassing op de onderbouw. Aanbeveling: Thema’s en uren zijn in het praktijkonderwijs flexibel in te delen. Hier ligt een kans voor NME. Blijf het NME aanbod hier voornamelijk op de onderbouw richten. 5.4.2 Verschil in aanbod tussen bovenbouw en onderbouw Op de Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo scholen moet het aanbod zich voornamelijk op de onderbouw richten. Hier is meer flexibele ruimte aanwezig dan in de bovenbouw die toewerken naar het examen. Het aanbod in de onderbouw moet vooral gericht zijn op algemene, verkennende kennis en de leerlingen moeten ontdekkend te werk gaan. In de bovenbouw kan meer verdiepend te werk worden gegaan gericht op het eindexamen. Ook zijn de leerlingen in de onderbouw beter te motiveren voor NME projecten dan leerlingen in de bovenbouw. Daarnaast is het opvallend dat de scholen graag een onderscheid zien in aanbod gericht op vmbo leerlingen en havo/vwo leerlingen. Conclusie: De onderbouw heeft meer flexibele ruimte beschikbaar dan de bovenbouw. Aanbeveling: Blijf het NME aanbod voornamelijk op de onderbouw richten. Conclusie: Onderbouwleerlingen gaan algemeen verkennend te werk. Bovenbouwleerlingen gaan verdiepend en gericht op het eindexamen te werk. Aanbeveling: Maak onderscheid in het NME aanbod. Zorg dat voor de onderbouwleerlingen aanbod bestaat gericht op algemeen, verkennende kennis. Zorg dat voor de bovenbouwleerlingen aanbod bestaat gericht op verdiepende kennis. Conclusie: Scholen zien graag een onderscheid in aanbod voor vmbo leerlingen en havo/vwo leerlingen Aanbeveling: Maak in het NME aanbod onderscheid in niveaus. Richt specifiek aanbod op voor vmbo en specifiek aanbod voor havo/vwo leerlingen. Op de praktijkonderwijs scholen moet het aanbod zich vooral richten op de onderbouw. Hierbij wordt aangegeven dat het huidige NME aanbod te moeilijk opgezet is voor deze leerlingen. Basisschool onderwijs projecten sluiten vaak beter aan op het niveau van de leerlingen. Conclusie: De onderbouw van praktijkonderwijs scholen komen in aanmerking voor NME. De bovenbouw is gericht op werkstages en hebben vrijwel geen ruimte en tijd voor NME.
28 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Aanbeveling: Blijf het NME aanbod op de onderbouw van de praktijkonderwijs scholen richten. Zorg hierbij dat het aanbod aansluit op het niveau van de leerlingen. 5.4.3 Verschil tussen NME in regulier lesprogramma en brede school programma De meeste scholen zien NME liever terugkomen tijdens het reguliere lesprogramma. Op deze manier kan de koppeling gevonden worden met reguliere lesstof en/of met projecten. Ook het gebrek aan ruimte en tijd, en het gebrek aan voldoende begeleiding tijdens de brede school zijn redenen om NME in het reguliere lesprogramma op te nemen. Daarnaast wordt aangegeven dat de brede school niet geschikt is voor NME doordat de brede school activiteiten op vrijwillige basis worden aangeboden. Het ontbreekt de leerlingen aan motivatie en interesse om aan NME vrijwillig mee te doen. Conclusie: De meeste scholen zien het NME aanbod graag terug als aansluiting op het reguliere lesprogramma. Ook bestaat er gebrek aan ruimte, tijd en voldoende begeleiding tijdens de brede school uren. Aanbeveling: NME aanbod voornamelijk richten en laten aansluiten op het reguliere lesprogramma. Conclusie: De brede school is door het vrijwillige karakter niet het juiste moment voor NME activiteiten. Aanbeveling: Wanneer de wens is NME tijdens de brede school uren aan te bieden, zorg dan voor een spectaculair aanbod zodat de leerlingen geïnteresseerd en gemotiveerd raken. 5.4.4 Vakoverstijgend werken De meeste Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo scholen werken graag vakoverstijgend. Ook vakoverstijgend werken vanuit thema’s en projecten is gewenst. Bij de praktijkonderwijs scholen is vakoverstijgend werken bij voorkeur gerelateerd aan werk. Conclusie: Scholen werken waar mogelijk graag vakoverstijgend Aanbeveling: Richt het NME aanbod in met thema’s die voor verschillende vakken van toepassing kunnen zijn. Richt het aanbod bij de praktijkonderwijs scholen op thema’s gerelateerd aan bedrijven en organisaties. 5.4.5 NME binnen en/of buiten, theorie en/of praktijkgericht De meeste scholen hebben een voorkeur voor buiten en praktijkgericht. Voornamelijk excursies, andere activiteiten en projecten die aansluiten op de reguliere lesstof zijn gewenst. Scholen geven hierbij wel aan dat NME in de buitenlucht moeilijk toepasbaar is. Opvallend is dat een tweetal scholen graag een combinatie ziet van het ervaren van NME in de buitenlucht en het analyseren van NME op computers. Conclusie: Scholen geven de voorkeur aan activiteiten buiten en praktijkgericht. Aanbeveling: Reik praktisch aanbod aan dat buiten kan worden uitgevoerd. Voornamelijk excursies, activiteiten en projecten gekoppeld aan de reguliere lesstof zijn gewenst. Als aanvulling op de praktische opdrachten zijn opdrachten voor op de computer gewenst.
Voor de praktijkonderwijs scholen geldt dat NME buiten en alleen praktijkgericht moet worden aangeboden. Deze leerlingen moeten leren door te doen. Conclusie: Gewenst is praktijkonderwijs leerlingen uitsluitend praktisch bezig te laten zijn in de buitenlucht.
29 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Aanbeveling: Richt specifiek aanbod op voor praktijkonderwijs leerlingen gericht op de praktijk. 5.4.6 Communicatie De meeste scholen willen op de hoogte worden gehouden van het NME aanbod door middel van digitale nieuwsbrieven. Daarna hebben scholen de wens om op de hoogte gehouden te worden via folders en nieuwsbrieven per post. Ook is een belangrijk resultaat de bekendheid van het aanbod van NME. Hoewel slechts drie scholen volledig onbekend waren met het aanbod zijn de overige meeste scholen niet goed op de hoogte van het aanbod. Conclusie: Scholen willen graag op de hoogte worden gebracht van het NME aanbod door middel van digitale nieuwsbrieven. Folders en nieuwsbrieven per post zijn een gewenst aanvulling. Aanbeveling: Houd intensief contact met de scholen middels de gewenste vorm van (digitale) nieuwsbrieven en folders. Ook het praktijkonderwijs wil op de hoogte gehouden worden van het aanbod. Een voorwaarde is echter wel dat het aanbod bruikbaar is voor de doelgroep. Conclusie: Scholen zijn niet volledig bekend met het aanbod van NME. Aanbeveling: Zorg voor meer bekendheid van het aanbod van NME via de gewenste communicatiemiddelen. Zorg daarnaast voor bekendheid van nieuwe ontwikkelingen. Ook is persoonlijk contact een belangrijke en effectieve manier om het aanbod te profileren. Zorg dan ook voor intensieve persoonlijke contacten met vaste contactpersonen op de scholen. NME moet eerst het aanbod kenbaar maken en daarna langs de scholen gaan om de behoefte te peilen. Voor mei moet worden gezorgd dat het aanbod van NME bekend is zodat de scholen het aanbod voor het komende schooljaar in de jaarplanning op kunnen nemen. Aanbeveling: Profileer NME via een website. Daarnaast moet de website dienen als online databank waarin scholen alles kunnen vinden over natuur- en milieuonderwerpen plus het aanbod van Sport en Recreatie. 5.4.7 Ideeën en overige opmerkingen ten aanzien van het NME aanbod Tot slot is gevraagd naar overige opmerkingen van de scholen. Opvallend is dat een groot aantal scholen aangeeft behoefte te hebben aan personele ondersteuning. Personele ondersteuning wordt gewenst op drie gebieden: begeleiding van leerlingen, compleet aanleveren van projecten en het ontlasten van docenten op het gebied van extra bijkomende organisatorische taken. Ook concrete wensen en voorbeeld projecten zijn benoemd. Tot slot wordt de wens uitgesproken om NME te koppelen aan maatschappelijke stages. Conclusie: Scholen hebben behoefte aan personele ondersteuning. Aanbeveling: Ontlast de docenten waar mogelijk door begeleiding van de leerlingen door een NME expert. Ontlast de docenten door projecten zo volledig mogelijk aan te leveren waardoor de docenten geen extra voorbereidend werk hoeven te verrichten. Ontlast de docenten waar mogelijk door de organisatorische taken over te nemen.
Conclusie: NME kan ingezet worden voor maatschappelijke stages. Aanbeveling: Richt specifiek aanbod op voor maatschappelijke stages.
30 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
Bijlagen BIJLAGE I: Deelname scholen School
Onderwijsniveau
Charlois Scheepsvaart en Transportcollege SG Wartburg College locatie De Swaef Slinge LMC Praktijkonderwijs Jacob Juch Nieuw Zuid Hugo de Groot ZPC De Waal
Vmbo, Kbl, Bbl, Lwoo Vmbo, Kbl, Bbl, Lwoo Vmbo, Kbl, Bbl, Lwoo Praktijk Atheneum, Havo, Vmbo, Tl, Gl, Kbl Vmbo, Bbl, Kbl, Gl
Delfshaven G.K. van Hogendorp Melanchton Laanslootseweg Scheepsvaart en Transportcollege Accent Praktijonderwijs Delfshaven Citycollege St. Franciscus De Theaterhavo/vwo Juniorcollege Middellande MAVO Delfshaven
Vmbo, Gl, Kbl, Bbl, Lwoo Vmbo, Kbl, Bbl, Lwoo Vmbo, Kbl, Bbl, Lwoo Praktijk Gymnasium, Atheneum, Havo Atheneum, Havo Vmbo, Kbl, Bbl, Lwoo Vmbo, Tl
Feijenoord Calvijn Vreewijk Ibn Ghaldoun Sint-Montfort EBVO De Passie
Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo, Tl Vmbo, Tl Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo, Tl Atheneum, Havo, Vmbo, Tl, Lwoo
Hillegersberg-Schiebroek Melanchton Prinses Irene Melanchton MAVO locatie Melanchton Schiebroek Noordrandcollege (onderbouw) Sint-Laurenscollege Wolfert Dalton Hillegersberg
Vmbo, Kbl, Bbl Vmbo, Tl Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo, Tl Vmbo, Kbl, Bbl, Lwoo Gymnasium, Atheneum, Havo Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo, Tl
Hoogvliet Accent Praktijkonderwijs Hoogvliet Einstein Lyceum Penta College Albrandswaard Penta College Endenhout (bovenbouw)
Praktijk Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo, Tl, Vmbo, Tl, Kbl, Bbl, Lwoo Vmbo, Tl, Kbl, Bbl, Lwoo
IJsselmonde Calvijn Lombardijen Calvijn Maarten Luther Palmentuin Wartburg college Guido de Bres
Atheneum, Havo, Vmbo, Tl Atheneum, Havo, Vmbo, Tl Vmbo, Tl, Gl, Kbl, Lwoo Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo, Tl, Gl
Kralingen-Crooswijk Cosmicus College Libanon Lyceum Rudolf Steiner College Rotterdam Wellantcollege Rotterdam
Atheneum, Havo Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo, Tl Atheneum, Havo, Vmbo, Tl Vmbo, Gl, Kbl, Bbl, Lwoo
Noord Hildegardis MAVO Lucia Petrus MAVO
Vmbo, Tl, Gl, Lwoo Vmbo, Tl
Prins Alexander Calvijn Meerpaal Thorbecke V.O. HAVO VWO Comenius College Geref. R.G. Randstad
Vmbo, Tl, Kbl, Bbl, Lwoo Atheneum, Havo Atheneum, Havo, VMBO, Tl, GL Gymnasium, Atheneum, Havo, Vmbo, Tl, Kbl, Bbl
Stadscentrum Erasmiaans Gymnasium Carré College Rotterdam Marnix Gymnasium
Gymnasium Vmbo, Kbl, Bbl, Lwoo Gymnasium
31 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs
BIJLAGE II: Vragenlijst
Vragenlijst NenM educatie op VO Naam school Deelgemeente Vak-/sectie-overleg van BEHOEFTE In hoeverre zijn natuur en milieu al opgenomen in het bestaande schoolprogramma?
Wat voor ondersteuning wil de school op het gebied van natuur en milieu? checklist * welke onderwerpen/thema's? * voor welke vakken/profielen/leerwegen? * voor hoeveel klassen + schatting aantal leerlingen? * hoeveel uren les wilt u besteden aan natuur en milieu? * verschil voor onderbouw/bovenbouw? * verschil gangbaar lesprogramma en Brede school? Welke vorm moet de ondersteuning hebben? checklist * vakoverstijgende thema's en/of projecten? * ondersteuning in materiaal * educatie binnen/buiten * theorie/praktijk gericht
O O O O O O O
COMMUNICATIE Hoe wil de school op de hoogte gehouden worden van het aanbod van NenM? digitale nieuwsbrieven website nieuwsbrieven per post folders jaarprogramma overzicht via een contactpersoon Anders, namelijk:
32 Behoefteonderzoek NME voortgezet onderwijs