NATIONAAL ACTIEPROGRAMMA E-LEARNING
Project All2Finish van vertraging naar diploma voorheen Achterstandmanagement NAP 10.2225
met daarin opgenomen het WAK-deel: Werk als Kans
Surf doorstromingsproject Eindverslag periode: 1-9-2008 – 31-10-2010 Penvoerende instelling AERES Groep, Ede Partnerinstellingen: Stoas Hogeschool, locaties ‘s-Hertogenbosch en Dronten Hogeschool HAS Den Bosch Christelijke Agrarische Hogeschool, Dronten
1. Samenvatting van de werkzaamheden Bij de aanvang van het project stond er een reeks van activiteiten gepland. Tijdens de uitvoering bleek dat deze activiteiten konden worden gebundeld in vier activiteitengroepen. 1. Het signaleren van studieachterstanden 2. Het uitvoeren van activiteiten om studieachterstanden te verhelpen 3. Het opsporen van ouders jaars studenten die maar niet afstuderen 4. Het ontwikkelen van activiteiten om oudere jaars studenten op het vereiste niveau te laten afstuderen. Binnen deze vier activiteitengroepen zijn diverse werkzaamheden verricht. In deze samenvatting beschrijven we deze heel kort. Ad 1. Het signaleren van studieachterstanden - Bewustmakingsactiviteiten om alle betrokkenen ervan te overtuigen dat studieachterstand een serieus probleem is - Specificaties aangeleverd voor het verbeteren van het studievolgsysteem 1-2-use hetgeen geresulteerd heeft in daadwerkelijke verbeteringen Ad 2. Het uitvoeren van activiteiten om studieachterstand te verhelpen - Het ontwikkelen en testen van procedures om de studieloopbaan begeleiding van studenten organisatorisch uitvoerbaar en beheersbaar te maken - Uitbreiden van de toolkit voor de studieloopbaanbegeleiders - Het verzorgen van extra aanvullende content voor modules - Het verstrekken van extra lesmateriaal met uitleg van begrippen waar studenten moeite mee hebben - Het maken van opnames waarbij de docent moeilijke begrippen uitlegt - Het organiseren en uitvoeren van extra lessen voor achterblijvers - Het verder ontwikkelen van beroepsbeelden Ad 3. Het opsporen van oudere jaars studenten - Het aanstellen van een uitstroomcoördinator - Het ontwikkelen en testen van procedures en werkwijzen om oudere jaars studenten op te sporen Ad 4. Het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten om oudere jaars op het vereiste niveau te laten afstuderen - Het ontwikkelen en testen van procedures en activiteiten om afstudeerarrangementen te maken - Het uitvoeren van diverse soorten afstudeerarrangementen - Het evalueren van diverse arrangementen Naast deze vier hoofdactiviteiten zijn nog meer verricht: - Het presenteren van het project op diverse hogescholen - Het presenteren van het project tijdens de studiedagen Hoger Onderwijs te Nieuwegein
2
-
Het op alle drie deelnemende hogescholen verrichten van interne implementatieactiviteiten waardoor het management van de instellingen het beheersen van achterstanden tot beleid is gepromoveerd Het schrijven en verzenden van een boek waarin alle resultaten voor het Hoger Onderwijs toegankelijk zijn gemaakt.
Er zijn ook subdoelstellingen niet gehaald. Bij werkgevers bleek geen behoefte te bestaan aan scholing of aan contractafsluiting. Het begeleiden op afstand via een beeldverbinding is sporadisch toegepast; veel minder noodzakelijk dan gedacht. Er is overigens wel veel gebruik gemaakt van Blackboard als ELO, emailverkeer en via VAL. Dit is een digitaal communicatieplatform, dat oudere studenten interactief met elkaar op afstand liet werken. Als slotconclusie kan gesteld worden dat het project achterstand op de kaart heeft gezet, effectieve manieren heeft ontwikkeld om studenten met studieachterstanden op te sporen en er succesvol wat aan te doen. Het loont zeer de moeite om oudere jaars studenten die maar niet afstuderen, op te sporen en op een goede manier naar het diploma te leiden. All2finish! 2. Beknopte toelichting op het project Probleemanalyse en specifieke doelgroep Het percentage studenten dat zonder diploma het Hoger Onderwijs verlaat vinden overheid en instellingen te hoog. In het agrarisch onderwijs lopen teveel studenten tijdens hun studie ongemerkt een studieachterstand op die sluipenderwijs zo groot wordt dat inhalen steeds moeilijker wordt. Het is dus zaak om deze achterstanden zo snel mogelijk te signaleren en er samen met student en studieloopbaanbegeleider (slb-er) concreet wat aan te gaan doen. Daarnaast zijn er studenten die na het achtste semester bij hun stagebedrijf werk vinden. Zij hebben het curriculum grotendeels voltooid (zij functioneren nagenoeg op HBO-niveau). Het werk vraagt steeds meer energie van deze studenten. Het afstuderen wordt uitgesteld en na enkele jaren (soms wel na drie, vier jaar) uiteindelijk afgesteld. Dit is een erg ongunstige situatie. Studenten met voldoende capaciteiten studeren uiteindelijk toch niet af en de onderwijsvraagfactor van de instellingen wordt er negatief door beïnvloed. Doel van het project Doel van het project is onnodige tussentijdse uitval te beperken en het aantal trage afstudeerders drastisch terug te brengen, waardoor de onderwijsvraagfactor van de instellingen omhoog gaat. De belangrijkste verwachte resultaten In dit project wordt een bestaande set aan hulpmiddelen uitgebreid met instrumenten om achterstanden snel te signaleren, studenten te helpen oorzaken van die achterstanden te benoemen en daarop passende acties uit te voeren. Deze instrumenten worden ondergebracht in de huidige toolkit binnen de vigerende elektronische leeromgeving (Blackboard) van de deelnemende instellingen. Voor studenten die vanwege hun werk maar niet afstuderen worden instrumenten en methodieken ontwikkeld om deze studenten te begeleiden en toetsen op hun verworven competenties. Hun baan wordt niet meer gezien
3
als belemmering, maar als kans. Juist in de beroepspraktijk kunnen zij dan hun verworven competenties op het volgens het OER vereiste niveau, bewijzen. Participerende instellingen Het consortium wordt gevormd door HAS Den Bosch, de Christelijke Agrarische Hogeschool te Dronten en Stoas Hogeschool te Dronten en ‘sHertogenbosch. Deze instellingen werkten ook al succesvol intensief samen in het Surfproject Eduwave. Nationale impact In het gehele Hoger Onderwijs speelt de problematiek van teveel vroegtijdige uitstroom en de trage afstudeerders waardoor de onderwijsvraagfactor te laag blijft en vanuit de positie van de student gezien onvoldoende recht wordt gedaan aan zijn of haar capaciteiten. In dit project wordt gepoogd om betrekkelijk eenvoudige oplossingen uit te werken, die voor alle instellingen van het Hoger Onderwijs haalbaar en betaalbaar zijn. Er zal worden aangetoond dat het de moeite loont om studenten met studieachterstanden snel te traceren (de achterstanden zijn nog overzienbaar) en samen meteen actie te ondernemen. Studenten, die tijdens hun studie al een baan krijgen en het merendeel van het curriculum al voltooid hebben, krijgen de gelegenheid om in hun werk de ontbrekende competenties te bewijzen, zonder dat ze daarvoor weer terug naar school moeten. 3. Toelichting op activiteiten en resultaten In deze eindrapportage wordt vaak gesproken over studieachterstand. Na een onderzoek in dit project, bleek dat dit een onduidelijk begrip is, ook bij studenten en docenten. Na lang beraad is gekozen voor de volgende omschrijving: een student heeft een studieachterstand als na de eerste herkansing het onderdeel niet met een voldoende is afgesloten. Dit houdt in dat niet onmiddellijk tot actie wordt overgegaan als een student een onvoldoende haalt. Dit geeft ook de slb-er wat meer ruimte. Herkansingen zijn er ook niet voor niets. 3.1
Het ZOAP-deel van het project
3.1.1 Het ordeningsschema Aan de hand van onderstaand schema zullen resultaten en activiteiten nader worden toegelicht. In dit schema zal dezelfde ordening worden toegepast als in de samenvatting hiervoor.
4
Kwaliteitscyclus Zicht op Achterstand Signaleren
Studievolgsysteem (1-2-use)
Analyseren
Diagnose studieverloop
ZOAP: Procedures Gesprekken Remediëren I Persoonlijke ontwikkeling
Toolkit SLB Begeleiding op I en II
II Basisvaardigheden
Leerstijlentest
Voorbeeldlessen (fil )
Zelfbeeldontwikkelin
Extra modulestof
Leren reflecteren
Rekenen en Taal
Enzovoort
Enzovoort
Controleren ‘Bezemklas’ Extra maatregelen
Extra herkansing Enzovoort
Afsluiten
Reguliere summatieve toetsing
Start nieuwe cyclus
5
Een korte toelichting op het schema leert ons het volgende. Links staan van boven naar beneden vijf groepen van activiteiten die voor het zich krijgen op achterstand van belang zijn: signaleren, analyseren, remediëren, controleren en afsluiten, waarna de cyclus per tentamen ronde weer opnieuw begint. In het midden van de tabel staat de procesgang aangegeven. Signaleren begint met het opsporen en invoeren van alle cijfers in het studentenvolgsysteem. Aan de hand van de cijfers volgt er per student een diagnose van het studieverloop tot nu toe. Zijn er achterstanden of niet. Bij het constateren van achterstanden volgen er een of meer gesprekken met de studenten. Achterstanden kunnen een oorzaak vinden in persoonlijke omstandigheden van studenten of in gemis aan basisvaardigheden of inhouden. Al naar gelang de diagnose, volgt er een advies en een begeleidingstraject. In het schema worden verschillende voorbeelden aangegeven. Na de extra inspanning van betrokkenen volgt er een reguliere toetsing, waarna de procedure zich weer herhaalt. Het schema is ook geschikt om de activiteiten en resultaten van dit deelproject toe te lichten.
-
-
Signaleren De belangrijkste resultaten op dit gebied zijn: Bij het management van de drie instelling is het besef gegroeid dat zicht op studieachterstand van de studenten noodzakelijk is. Dit is een belangrijk winstpunt. Er zijn ook maatregelen genomen om met behulp van 1-2-use hieraan iets te doen, namelijk specificaties geleverd voor de nieuwe versie, waardoor er meer zicht is op welke studenten achterstanden hebben (lijsten met niet behaalde modules zijn mogelijk, achterstanden zijn concreet in beeld te brengen, enz.). Procedures zijn aangepast en taken belegd bij slb-ers om met deze studenten aan de slag te gaan. Analyseren Aan de hand van de resultatenoverzichten uit 1-2-use maakt de slb-er een analyse van de studieresultaten van zijn studenten. Op deze wijze worden ook de zogenaamde struikelvakken, in beeld gebracht. In alle gevallen volgt er een gesprek met studenten met een studieachterstand. In dit gesprek wordt achterhaald waar de problematiek kan zitten. Het kan zijn dat er persoonlijke problemen ten grondslag liggen aan de studieachterstand, het kan ook zo zijn dat er onvoldoende kennis, studievaardigheden of studievaardigheden ten grondslag liggen. Samen met de student wordt er een diagnose gesteld en volgen er acties.
-
Remediëren Deze acties kunnen veelsoortig zijn en zijn afhankelijk van de diagnose. Belangrijk is dat de operationele toolkit belangrijke steunpunten biedt. Projectresultaten op dit vlak zijn: De toolkit is in alle drie de instellingen geïmplementeerd en wordt gezien als een belangrijk hulpmiddel in de studentbegeleiding. Er zijn voorbeeldlessen gemaakt waarin een docent een begrip of een formule nog eens goed uitlegt Er is extra modulestof als oefenstof beschikbaar gesteld
6
-
Er zijn voorbeeld toetsen gemaakt, waarmee de studenten kunnen oefenen Er is een nieuwe video gemaakt waarin het beroep van procesoperator in de levensmiddelenindustrie, uitvoerig is weergegeven. Er zijn nieuwe logisch op elkaar aansluitende leerlijnen voor statistiek ontwikkeld Er zijn stappenplannen ontwikkeld om bepaalde opgaven uit de procestechniek goed aan te pakken Er zijn extra lessen rekenvaardigheden ontwikkeld Er zijn extra lessen georganiseerd om tentamens na te bespreken en uit te leggen waar de fouten gemaakt zijn Enzovoorts Controleren Als na een hertentamen (de controlerende functie) blijkt dat studenten, nog niet over het vereiste niveau beschikken, zijn er in dit project ook nog andere maatregelen genomen. Er is ook een set van extra maatregelen toegepast voor die gevallen waarin remediërende acties alleen niet voldoende bleken. Bij de CAH zijn aparte groepen, de zogenaamde bezemklassen, geformeerd die extra lestijd krijgen in bepaalde onderdelen. Waar dat rechtvaardig was en gewenst was, zijn er extra herkansingen gemaakt, vooral voor de zogenaamde struikelvakken. In de cgo-structuur van de Stoas Hogeschool, werd in enkele gevallen een beroep gedaan op het officiële fenomeen van de alternatieve bewijslast. Afsluiten Nadat de betreffende studenten het remediërende traject hebben doorlopen, volgt weer de reguliere summatieve toetsing en beoordeling. De beoordelingsresultaten worden weer in 1-2use ingevoerd, waardoor weer inzicht verkregen wordt in de door de student behaalde tentamens. Bij geconstateerde studieachterstanden, gaat de procedure weer van voren af aan lopen. 3.1.2 De algemene procedure Voor de toegankelijkheid van de projectresultaten hebben we een stroomdiagram gemaakt, die de processen en activiteiten in het ZOAP-deel weergeven. Dit stroomdiagram zal veel instellingen kunnen helpen om veel meer zicht op studieachterstanden van studenten te krijgen. Voorwaarde is wel dat een instelling Zicht op Achterstand echt belangrijk vindt.
7
In de drie deelnemende instellingen is op basis van het hiervoor getoonde stroomschema het opsporen en begeleiden van studenten met een studieachterstand, met ingang van het schooljaar 2010-2011, in gang gezet. Voor elk leerjaar 1 t/m 4 zijn stroomschema’s gemaakt ter ondersteuning van de procedures.
-
3.1.3 Evaluatie van effecten Er zijn verschillende evaluaties uitgevoerd om meer zicht te krijgen op de effecten in de organisaties. Deze effecten laten zich niet vangen in een quasi-experimenteel design. Daarvoor zijn er teveel variabelen die een mogelijk effect kunnen verklaren. Duidelijker is het om af te gaan op meetresultaten en bevindingen van de deelnemers. Wij rekenen tot de effecten van dit deelproject: het project heeft voor het management een sterke impuls gegeven om serieus werk te maken van het krijgen van het noodzakelijke zicht op studieachterstand de toolkit en het aanvullend studiemateriaal voorziet in en duidelijke behoefte bij studenten om zich vollediger te kunnen voorbereiden op tentamens, proeve van bekwaamheden, afsluitingen, presentaties, etc. extra activiteiten ter voorbereiding van een tentamen zijn lonend voor studenten die komen opdagen. Het probleem is dat weinig studenten zich laten zien bij een tentamen chemie hebben van de 19 herkansers er tien een voldoende gehaald en acht een beter cijfer (één student is niet gekomen). Voor het onderdeel “statistiek voor productontwikkeling” is een stappenplan opgesteld voor het aanpakken van statistische problemen. Dit stappenplan is in drie extra lessen toegelicht en getest. Het resultaat was dat twaalf van de zestien studenten het tentamen hebben gehaald. De vier
8
-
-
-
-
-
studenten die het niet gehaald hebben, hebben begeleiding op meerdere fronten nodig (ook op het vlak van persoonlijke ontwikkeling) Voor een andere groep studenten is weer een ander extra statistiekprogramma ontwikkeld, nadat uit een analyse van de leerlijn bleek dat er hiaten en onlogische volgordes waren opgespoord. Van de zeventien studenten had iedereen een cijfer boven het bodemcijfer (kan gecompenseerd worden), er is extra aandacht nodig voor de MASstudenten (behalen de slechte cijfers) en voor de FT-studenten bleek herhaling van de lesstof een welkome aanvulling, want deze scoorden beter, dan studenten zonder het herhalingselement. Er zijn ook mondelinge evaluaties verricht onder studenten en slb-ers die studenten met een studieachterstand op de meer persoonlijke ontwikkeling hebben begeleid. Hiervan is nog moeilijker kwantitatieve effecten te bepalen. Er zijn wel bevindingen te melden. Er moet van begin af aan gewerkt worden aan een helder beroepsbeeld bij studenten. Dit kan onder meer via gesprekken met oudere jaars die stageervaring hebben, door videobeelden en filmpjes te raadplegen, door studenten hierop door te vragen en door een realistische voorlichting (niet alleen in het eerste jaar) Het scala aan ontwikkelingsinstrumenten in de toolkit volstaat. Extra aanvullingen zijn niet nodig, tenzij er nieuwe en veel betere instrumenten beschikbaar komen; Studievaardigheden en algemene basisvaardigheden(taal, rekenen, spelling, aanpak (onderzoeks)verslag, projecten opzetten en uitvoeren) kunnen niet bij alle studenten als aanwezig verondersteld worden. In de toolkit dienen dergelijke instrumenten en mogelijkheden ook aanwezig te zijn. Alle studenten hebben meerdere malen per jaar een gesprek met hun studiebegeleider, die hun resultaten doorneemt. Persoonlijke contacten en een volledig zicht op eventuele achterstanden en de oorzaken daarvan, zijn belangrijke waarden. De persoon van de slb-er moet geschikt zijn om deze taak in de functie van (hogeschool) docent uit te kunnen voeren. Afhankelijk van de student is er een mix nodig van empathie, strengheid, controleren, gesprekstechnieken, analyseren van problemen, afspraken met studenten kunnen maken en deze hieraan laten conformeren. 3.1.4 Algemene evaluatie van het ZOAP-deel In vergelijking met de projectaanvraag is er een klein aantal verschillen lettend op wat feitelijk gedaan is. Het belangrijkste verschil is dat er op het terrein van de persoonlijke ontwikkeling niet veel instrumenten zijn toegevoegd. De toolkit was al behoorlijk voorzien en er was geen behoefte om uitbreidingen te doen voor bijvoorbeeld instrumenten voor zelfbeeld-, motivatie-, of loopbaanontwikkeling. In het project is wel veel extra werk gemaakt van inhoudelijke ondersteuning van de studenten. Er zijn extra lessen ontwikkeld, er zijn extra voorbeeldtoetsen gemaakt, er zijn video’s gemaakt van docenten die een begrip uitleggen, er is extra studiemateriaal toegevoegd in de vorm van powerpointpresentaties van externe deskundigen, er is extra lesmateriaal uit de sector techniek en dierenwelzijn toegevoegd om de
9
voorkennis (soms uit eerdere opleidingen) te activeren. In voorkomende gevallen zijn schema’s en flowdiagrammen toegevoegd om studenten meer inzicht in de leerstof te geven. Tijdens dit project is overigens geconstateerd dat deze extra informatie het beste bij de modules in Blackboard geplaatst kan worden in plaats van in aparte zogenaamde AMmodules, die op een andere plaats in de elo staan.
-
-
Een belangrijk projectresultaat is dat de toolkit nu structureel gebruikt wordt in de drie deelnemende instellingen. Niet alleen slb-ers gebruiken de toolkit, maar ook studenten zelf. In het introductieprogramma van bijvoorbeeld Hogeschool HAS zijn opdrachten opgenomen om met de toolkit te werken. Dit werkt naar grote tevredenheid. Beschouwen we dit projectonderdeel in zijn totaliteit dan kunnen we constateren dat: op managementniveau het belang van zicht op achterstand wordt onderschreven precieze en actuele inzicht in studieachterstanden van student de basis is voor een effectieve studentbegeleiding de ontwikkelde procedures en stappen effectief zijn. Er zijn geen studenten meer met achterstanden die niet bekend zijn de toolkit en de extra leerstof geplaatst bij de modules zonder meer bruikbare aanvullingen zijn, maar dat de student in hoge mate zelf moet meewerken analyses van de tentamenresultaten is een zinvolle bezigheid. Niet alleen worden de zogenaamde struikelvakken zichtbaar, maar ook de fouten die studenten maken. Aan de hand van deze analyses is onder mee geconstateerd dat een leerlijn (statistiek) een grondige aanpassing verdient, zodat leerstof in een logische volgorde wordt aangeboden en beter aansluit op de voorkennis van de student. een zwakke plek in de procedure de docent is die zich niet houdt aan afspraken om volledige informatie op tijd aan te leveren. 3.2 Het WAK-deel van het project Dit gedeelte van het project is ontstaan uit de behoefte om wat te doen aan de aantallen, op zich goede studenten, die maar niet afstuderen. Het gaat daarbij om studenten die veelal een baan hebben (wij zijn aan hun stage blijven hangen). Door allerlei oorzaken (werk, nieuwe gezinssituaties, geen zin meer hebben in een schoolse opleiding) komt het er maar niet van. Deze studenten hebben wel de capaciteiten om hun studie te voltooien. Er zijn belangrijke redenen om wel af te studeren: 1. Studentbelang: bij het ongediplomeerd de school verlaten, terwijl toch de noodzakelijke kennis aanwezig is, doet de student zichzelf in hoge mate tekort. 2. Werkgeversbelang: in tijden van een overspannen arbeidsmarkt is een goede stagiaire meer dan welkom, maar bij het niet-afstuderen, blijft de werkgever met ongediplomeerd personeel zitten. In het kader van certificering en accreditering is dit een duidelijk minpunt voor het bedrijf. 3. Instellingsbelang: in het huidige financieringsysteem voor instellingen is het voor de bekostiging van belang dat zoveel mogelijk studenten afstuderen. Als een student uiteindelijk niet afstudeert, ontvangt de
10
school geen “afstudeerpremie”. Bovendien is het voor de instelling geen aanbeveling als het studierendement laag is. Recentelijk is het afstuderen van oudere jaars in een kwalijk daglicht komen te staan. De zogenaamde “Theo-route” van een instelling is landelijk bekend geworden. De inspectie heeft naar aanleiding van berichten hieromtrent en het rapport Leers, zelf ook onderzoek gedaan. Naar aanleiding van de eerste bevindingen van de inspectie gaat zij een derde van de 150 instellingen aan een nader onderzoek onderwerpen. De drie deelnemende instellingen zijn hier niet bij. Van begin af aan is in dit project gesteld dat binnen het WAK-project de studenten op het vereiste niveau moeten kunnen afstuderen. Geen verkorte routes, geen niveauverlaging, geen water bij de wijn doen, geen gesjoemel met de eisen. Wel de student een eerlijke kans geven om via zijn werk te laten zien dat hij/zij de vereiste competenties op het juiste niveau beheerst. Overigens, wie voor een WAK-traject in aanmerking moet komen, moet het overgrote deel van zijn studie reeds voltooid hebben. Over het algemeen gaat het om onderdelen als: de scriptie nog niet af, deelonderwerpen van een Beroepssituaties nog niet afgehandeld, stageverslagen van eerdere stages nog niet ingeleverd, een deel van het onderzoeksverslag nog niet ingeleverd, een tentamen Engels nog niet afgerond, enzovoorts. In dit project hebben we willen vermijden dat studenten het overgrote deel van het curriculum via het principe Werk als Kans realiseren. Deeltijdopleidingen zijn daar veel geschikter voor. 3.2.1 Het ontwikkelde schema Tijdens het project is onderstaand schema ontwikkeld, getest en aangepast. Het vormt de basis van de aanpak van de lang studeerders. Per 1 september 2010 zijn de drie deelnemende instellingen dit kader gaan gebruiken. Er wat varianten in benamingen van de functionarissen of tussenprocedures, maar de hoofdlijnen blijven intact.
11
Belangrijke kenmerken van deze benadering zijn: de uitstroomcoördinator neemt namens de instelling het initiatief, legt contacten, maakt afspraken met diverse partijen en volgt het afstudeerproces op afstand. Er is een scheiding gemaakt tussen begeleiding en beoordeling. De uitstroomcoördinator begeleidt de student. De docenten beoordelen volgens de gangbare procedures. 3.2.2 De volledige procedure De procedure begint met het aanstellen van een uitstroomcoördinator. In een van de volgende hoofdstukken zal aan de hand van berekeningen aangetoond worden dat de kosten snel terugverdiend zijn. Belangrijke eigenschappen van een uitstroomcoördinator zijn: goed kunnen luisteren, geel geduldig zijn, incasseringsvermogen hebben, probleemoplossend gericht zijn, het curriculum uitermate goed kennen, inclusief de docenten die het uitvoeren, soms de rol van mediator kunnen vervullen, goed op de hoogte zijn van de vigerende exameneisen en het OER. Nadat de uitstroomcoördinator is aangesteld is de eerste taak een lijst met Wakkers te produceren met daarbij een lijst van niet afgeronde modules. Hierbij komen de principes van Zicht op Achterstand goed van pas. Van belang is betrouwbare en complete informatie. Per student overlegt de uitstroomcoördinator met de module verantwoordelijke over mogelijkheden voor het afronden van een module.
12
Dit is voor een belangrijk deel afhankelijk van wat er nog gedaan moet worden. Vervolgens neemt de uitstroomcoördinator contact op met de student. Dit is een belangrijke stap, die vaak niet probleemloos verloopt. Het überhaupt te pakken krijgen is soms niet eenvoudig, het terugbellen gebeurt niet altijd en afspraken voor verder contact en overleg worden vaak niet nagekomen. Als er een bestendig contact is dan beslissen student en uitstroomcoördinator samen of de student naar de school komt of de coördinator naar het werk komt. Bij dit werk- of schoolbezoek wordt gekeken of welke wijze welke inhoudelijke opgaven gerealiseerd kunnen worden. Tijdens dit gesprek wordt precies nagegaan welke mogelijkheden er zijn om informatie, kennis, producten, competenties, enzovoorts op basis van actuele werkzaamheden, aan te wenden voor werkstukken, tentaminering, verslagen enzovoorts. De uitstroomcoördinator ontwikkelt een voorstel en legt dit voor aan de Wakker, aan de betrokken docent(en) en aan de modulecoördinator. De docent en de modulecoördinator beslissen samen aan de hand van de ingebrachte stukken of aan de eisen voldaan kan worden. In dit voorstel wordt ook beschreven waar de student zijn werkzaamheden verricht. Komen de betrokkenen tot de conclusie dat het beter is om deel te nemen aan herkansingen, binnen het bestaande curriculum, dan wordt deze mogelijkheid benut. In enkele gevallen heeft de student deelgenomen aan colleges in de deeltijdopleiding. Zijn ervaring van het werk kan hier altijd ingebracht worden. Er vindt ook altijd overleg plaats met de werkgever. De werkgever moet geen bezwaar hebben tegen het afstudeerplan. In sommige gevallen moeten goede afspraken gemaakt worden over het gebruiken van bedrijfsgevoelige informatie of data. De ervaring leert dat er weinig problemen zijn. De werkgever ziet ook graag dat zijn medewerker op een goede manier afstudeert. Als een student delen van het reguliere curriculum (opnieuw) gaat volgen, dan worden hiervoor ook afspraken gemaakt (tijd van colleges, ondersteuning vanuit de school, tentamenmogelijkheden, scriptiewerkzaamheden, planning en uitvoering, enzovoorts). Als al deze formaliteiten zijn doorlopen, dan houdt de uitstroomcoördinator zich op de achtergrond. Hij blijft wel contacten onderhouden met zijn collega-docenten, houdt de vinger aan pols bij de student en verliest de afstuderende student eigenlijk niet uit het oog. Wanneer zaken dreigen mis te gaan, dan treedt de coördinator weer op naar de student. 3.2.3 Evaluatie van effecten In de projectaanvraag is voorgenomen om op het einde van het project een substantieel percentage (-5%) minder lang studeerders te hebben dan bij aanvang. Dit wil zeggen dat het percentagelang studeerders ten opzichte van het aantal ingeschreven studenten met 5% is verlaagd. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de bereikte resultaten.
13
instelling CAH HAS Stoas
Ingeschreven per 1-102010 1452 1869 955
Aantal lang studeerders
% van aantal inschrijvingen
% Stand bij projectaanvraag
88 35 60
6,34 1,88 6,28
11,9 1,7 6,7
Uit de tabel blijkt dat het percentage lang studeerders bij de CAH aanzienlijk is gedaald. Er is daar dan ook de in de projectperiode veel geïnvesteerd. Het percentage bij de HAS is iets opgelopen, maar het blijft een erg laag percentage. Er zijn blijkbaar altijd studenten die door de “mazen van de begeleiding” heen glippen. Het percentage van de Stoas Hogeschool is wat lager geworden. Het voldoet nog net aan het criterium van -5%. Bij de CAH was van begin af aan een sterke noodzaak aanwezig om het stuwmeer van lang studeerders leeg te maken. Daar is van begin af aan veel in geïnvesteerd. Bij de HAS was de urgentie minder groot, gezien het geringe percentage. In deze Hogeschool is vooral ingezet op het ZOAPdeel van het project. Bij de Stoas is de daling vrij gering. Dit wordt veroorzaakt doordat tijdens het project er steeds meer lang studeerders te voorschijn kwamen. Zonder nu een percentage te noemen van het aantal Wakkers in verhouding tot het aantal ingeschreven studenten, laat onderstaande tabel zien dat het aantal lang studeerders bij de CAH belangrijk is afgenomen. Resultaten langstudeerders CAH Dronten 09/10 Gediplomeerd Niet gehaald Nieuwe Inschrijvingen Aantal bij start 09/10 in 09/10 of poging in jaar 5 en tussentijds 10/11 meer gestopt Major 1 42 21 21 19 Major 2 29 18 11 11 Major 3 31 15 16 15 Major 4 11 5 6 4 Major 5 48 17 31 28 Major 6 15 10 5 5 Major 7 19 13 6 5 Major 8 4 3 1 1 Major 9 3 3 0 0 Totaal 202 105 97 88 Tabel: Overzicht langstudeerders CAH Dronten studiejaar 2009-2010 In één jaar tijd is het aantal langstudeerders van 202 teruggebracht naar 88. Dit is meer dan een halvering. Onder deze 88 studenten valt nog meer dan de helft onder de Wakkers. Dit zijn studenten waarmee contact is verkregen en die aan het afstuderen zijn. Het is niet zo dat in alle gevallen een WAK-traject snel verloopt. Sommige Wakkers hebben nu eenmaal
14
meer tijd nodig om opdrachten af te ronden. Continue aandacht, stimulering en begeleiding leiden veelal tot succes. Een 100% garantie op succes is niet te geven. In totaal zijn vorig jaar maar elf studenten gestopt (97-88). Wij verwachten in het volgend studie jaar minstens 50% van de 88 langstudeerders succesvol naar de finish te begeleiden. Het stuwmeer is dan aanmerkelijk leger. Eerder hebben we al geconstateerd dat gaandeweg het project het ZOAPdeel steeds belangrijker is geworden. Door een goede begeleiding te geven, gebaseerd op een duidelijke procedure, zullen lang studeerders steeds minder voorkomen. Zij zijn immers duidelijk in beeld, voortdurend begeleid en afronden gericht. De nieuw bekostiging voor studenten dwingt de studenten ook om sneller af te studeren. 3.2.4 Algemene evaluatie van het WAK-deel Werk als Kans is een goede manier om studenten op een volwaardige manier op het vereiste niveau af te laten studeren. Het gaat echter niet vanzelf. De uitstroomcoördinator en betrokken docenten en slb-ers moeten bedacht zijn op behoorlijke tijdsinvesteringen en het resultaat kan tegenvallen, omdat van de kant van de student te weinig inzet wordt geleverd. Aan de andere kant tonen de wakkers zich blij verrast als er contact wordt opgenomen. Zij maken dan dankbaar gebruik van de aangeboden kansen. De uitstroomcoördinator van Stoas Hogeschool merkt op dat hij creatief moet zijn om oplossingen te bedenken. Om recht te doen aan competentiegericht onderwijs worden de verschillende onderdelen van beroepssituaties tot één project gesmeed. Zo’n project wordt dan tijdens het werk uitgevoerd en beoordeeld. Een lastig punt in de begeleiding betreft de intensiteit. Overleg met het werk, goedkeuring verkrijgen van bijvoorbeeld de teamleider van de student en regelmatig contact met de student over voortgang, vergen veel tijd. De uitstroomcoördinator van de CAH merkte op dat het ook lastig is om docenten ervan te overtuigen dat het bewijzen van bepaalde competenties niet altijd hoeft te betekenen dat een bepaalde toets uit het curriculum toch echt nog gedaan moet worden of een verslag alsnog moet worden ingeleverd. Competenties kunnen ook bewezen worden met HBOwerkzaamheden in de werkpraktijk. Competentiegericht opleiden betekent immers ook dat er ruimte is voor bewijzen elders (dan op school) verworven competenties. Het is beslist niet de bedoeling dat er allerlei vrijstellingen worden verleend, maar dat er bewijs komt dat de student elders heeft verworven wat op school geleerd had moeten worden. De CAH heeft erkenning voor het inzetten van EVC-trajecten (erkend EVCaanbieder) en heeft dan de instrumenten daarvoor in huis. Een EVCanalyse zal in voorkomende gevallen onderdelen uitmaken van het WAKtraject. Omdat een EVC-traject binnen het competentiegericht opleiden vaak goed op elkaar aansluiten is in dit project diverse malen ervaring mee
15
opgedaan. Als er van het EVC-traject gebruik kan worden gemaakt, gaat de Wakker via zijn werkzaamheden op HBO-niveau bewijzen dat hij voldoet aan de leerdoelen van de module en dat hij de behandelde onderwerpen (getoetst aan de hand van de inhoudsopgave van de studieboeken en de leerdoelen van de module) toepast in zijn werk. Van zijn competenties levert hij de bewijzen in een verslag eventueel aangevuld met extra bewijzen. Dit verslag wordt dan beoordeeld door erkende twee assessoren. -
-
In dit project zijn diverse soorten trajeten met Wakkers getest: EVC-afname als basis en daarna specifieke taken en opdrachten formuleren; Volgen van nog bestaande module(s) uit het reguliere curriculum en deelname aan de officiële toetsen; Deelname aan soortgelijke module(s) uit de deeltijdopleiding. Deze oplossing waarderen de Wakkers, omdat ze zijn niet met initiële studenten in één groep zitten, maar veel meer collega’s ontmoeten die ook al werken; Deelname aan herkansingen van bestaande modules ui het vigerende curriculum; Het aan een smeden van losse nog niet behaalde onderdelen uit diverse beroepssituaties tot één project waarin de student kan bewijzen dat hij de vereiste competenties beheerst (eventueel via het alternatieve bewijs).
De keuze uit de alternatieven maakt de student zelf in samenspraak met de uitstroomcoördinator. Er zijn algemene gegevens te geven. Alles is afhankelijk van de persoonlijke situatie van de student, zijn persoonlijkheid, de feitelijke achterstand, de mogelijkheden op het werk, de al dan niet verstoorde relatie tussen docenten en student, het kunnen instappen in een vergelijkbare module in de deeltijdopleiding, enzovoorts. Het eerste contact leggen met de student, is de eerste essentiële stap. Bij de algemene evaluatie van het Wak-traject horen ook de bevindingen van de Wakkers thuis. Belangrijke redenen om toch nog af te studeren zijn volgens de Wakkers zelf: - Het terugbetalen van de studiefinanciering als binnen tien jaar de opleiding niet wordt afgerond; - Het vinden van een hbo-waardige baan. De werkgever had aangegeven dat hij alleen een hbo-baan zou houden, als hij ook een hbo-diploma bezat; - De belangrijke procesondersteuning van de uitstroomcoördinator. Elke keer werd contact opgenomen als de vorderingen niet volgens afspraak verliepen. In dit project zijn bruikbare en effectieve strategieën ontwikkeld om studenten die studieachterstanden hebben in beeld te krijgen en daar maatregelen voor te treffen. Ook is er een stroomschema ontwikkeld en getest om lang studeerders te helpen op een goede manier af te studeren. Met het oog op de veranderende bekostiging zijn instituten wel verplicht om voldoende toegerust te zijn om elke goede student binnen de studieduur te laten afstuderen.
16
Tot slot nog een citaat van een van de deelnemende docenten, die Wakker heeft beoordeeld: “Collega’s gaven na afloop aan dat de Wakker zeer gegroeid was in zijn doen en laten. Hij heeft de module met een 8 afgerond en zijn scriptie met een 7. Hij heeft voor zelfmanagement een evaluatie geschreven, waarom hij zijn studie niet eerder had afgemaakt en hij heeft een zeer goede presentatie gegeven voor studenten over zijn werkgever. Alle collega’s vonden dat deze Wakker met recht zijn diploma kreeg”. 4. Extra kosten voor de Wakkers De volgende kostensoorten zijn bekeken. Het gaat hierbij om structurele kosten, die een instelling moet maken om wakkers op en goede manier te laten afstuderen. Er zijn aan de kant van de instelling vooral personele kosten gemaakt voor de wakkers. Begeleiding van studenten met een achterstand in het reguliere curriculum is niet met veel extra kosten gepaard gegaan. De begeleidingsopzet zoals weergegeven in hoofdstuk 3.2.1 voor het ZOAP-deel kunnen uit de reguliere bekostiging betaald worden. Dit was ook een van de uitgangspunten van het begeleidingsmodel. Voor het WAK-deel liggen de extra kosten vooral in de benodigde tijd van de uitstroomcoördinator en voor de docenten die extra tijd moeten investeren. Deze extra tijd kan teruggebracht worden als de wakkers in het reguliere curriculum (voltijd of deeltijd) modules volgen en aan de gewone tentamens meedoen. Wanneer een student een EVC-traject ingaat, dan komen er extra kosten bij. In het project hebben wij ervaren dat de extra kosten voor de Wakkers erg zijn meegevallen. Meer in het bijzonder gaat het om kosten als; - opsporen wakkers - gesprek voeren en afspraken vastleggen - contact leggen met (module)docenten, afspraken vastleggen - volgen van de Wakker door de uitstroomcoördinator - uitvoeren EVC-traject - diverse andere werkzaamheden In onderstaande tabel is een schatting van de kosten gemaakt op basis van opgedane ervaringen. schatting kostenbij opsporen en begeleiden Wakkers Kosten aantal 1 uurprijs kosten kostensoorten uren, - opsporen wakker 8 75 600 - gesprek voeren en afspraken vastleggen 8 75 600 - contact leggen met (module)docenten, afspraken vastleggen 16 75 1200 - volgen van de Wakker door de uitstroomcoördinator, specifieke 4 75 300
17
onderdelen -
uitvoeren EVC-traject
-
diverse andere werkzaamheden
Totaal aantal uren
16
75
1200
4 56
75 75
300 4200
Aan de andere kant staan er ook baten tegenover. Naarmate de onderwijsvraagfactor van de instellingen hoger wordt, zal ook de bekostiging toenemen. In onderstaande tekst is een indicatieve schatting gegeven van “minder vergoedingen” voor de instellingen als studenten alsnog niet gediplomeerd worden in het oude systeem. . De vergoeding van overheidswege is exclusief collegegeld circa € 5.500,-. Een student wordt maximaal 4,5 jaar bekostigd. Dus voor de uitvallers na 6 jaar moet de instelling 4,5-1,35 (propedeuse)= 3,15 * € 5.500,- terug betalen (wordt ingehouden). Dit is dus een bedrag van € 17.325,- per student die niet afstudeert. De instellingen krijgen dan ook nog een diplomavergoeding en de onderwijsvraagfactor gaat omhoog. Een rekensom met de onderwijsvraagfactorformule leert dat de verbetering van de OVF met 0,01 bij een werkelijk aantal studenten van 1000, een toename van het aantal bekostigde studenten betekent van 10, dan praat men toch over een slordige 55.000 euro per jaar. Alles bijeen genomen is het zeer lonend voor de instellingen om vooral oudere jaars alsnog, uiteraard op het vereiste HBOniveau, te laten afstuderen. De bekostiging in het nieuwe systeem is gewijzigd. Studenten worden maar vier jaar bekostigd. Daarna draaien de instellingen zelf op voor de kosten. Zij mogen wel collegegeld vragen. 5. Disseminatie-activiteiten In het project zijn de volgende interne en externe disseminatie-activiteiten uitgevoerd: - In alle instellingen zijn diverse studie- en voorlichtingsdagen gehouden om docenten te wijzen op nut en noodzaak van het zicht hebben op studieachterstanden; - In alle drie deelnemende instellingen is “achterstand”op de beleidsagenda gekomen, dat wil zeggen er is beleid op gemaakt en er zijn invoeringsmaatregelen genomen; - Er is een boek in voorbereiding (verschijningsdatum 9 december 2010) waarin alle bevindingen uit het project zijn opgenomen vanuit een nieuwe gebruikersperspectief; Er is een mailinglist in voorbereiding - Tijdens een studiedag voor het Hoger Onderwijs in Nieuwegein (februari 2010) zijn een drietal workshops gehouden voor vertegenwoordigers van 35 verschillende hogescholen; - Uit deze contacten zijn nieuwe specifiekere contacten voortgekomen gericht op advisering van een aanpak van studieachterstanden - Via Surf zullen de bekende platforms (o.a. Surf Academy) ingezet worden om de projectresultaten te verspreiden.
18
Het is helaas niet gelukt om een plaats te bemachtigen tijdens Dé Onderwijsdagen zoals door Surf is georganiseerd. Ons project was wel genomineerd, maar kreeg via een internetpoll te weinig stemmen. 6. Kostenoverzicht tot en met 31oktober 2010 Op het moment van schrijven is het project nog niet beëindigt . Er kan derhalve nog geen kostenoverzicht gepresenteerd worden. In dit kalenderjaar zal het kosten- en uitgavenoverzicht gereed komen.
19