NATIONAAL ACTIEPROGRAMMA E-LEARNING
All2Finish Van vertraging naar diploma
Surf doorstromingsproject EINDRAPPORT
All2Finish, van vertraging naar diploma
1
2
NATIONAAL ACTIEPROGRAMMA E-LEARNING
All2Finish
3
Van vertraging naar diploma
(voorheen Achterstandmanagement) surf doorstromingsproject EINDRAPPORT
Penvoerende instelling Aeres Groep, Ede Partnerinstellingen Stoas Hogeschool, Den Bosch en Dronten Hogeschool HAS Den Bosch Christelijke Agrarische Hogeschool, Dronten
All2Finish
4
Dit project is tot stand gekomen met steun van SURFFoundation. De organisatie die ICT vernieuwingen in het hoger onderwijs en onderzoek initieert, regisseert en stimuleert door onder meer het financieren van projecten. Meer informatie over SURF is te vinden op de website www.surf.nl
In SURF werken universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen samen aan grensverleggende ICT-innovaties. Hierdoor kan het hoger onderwijs en onderzoek optimaal gebruik maken van de mogelijkheden van ICT om zo de kwaliteit van onderwijs en onderzoek te verbeteren. SURF bestaat uit drie organisaties: SURFFoundation, SURFnet en SURFdiensten Dit project is uitgevoerd in het kader van het Nationaal Actieprogramma E-Learning
De teksten en informatie uit dit boek zijn vrij te gebruiken. Gaarne een bronvermelding opnemen. Zolang de voorraad strekt zijn exemplaren van dit boekje kosteloos te bestellen bij Aeres Groep Postbus 245 6710 BE Ede
5
Inhoudsopgave 11
15
15
18
42
46
47
49
Voorwoord
Inleiding
ZOAP: Zicht Op Achterstand Project
Achtergrond en analyse
Activiteiten bij aanvang van het project
Beleid op de CAH inzake beheersen van studieachterstanden
Conclusies en voortschrijdend inzicht
Aanbevelingen
Het Werk Als Kans-deel van het project
All2Finish
9
6
59
63
66 Aantal langstudeerders per hogeschool
Signaleren van achterstand bij langstudeerders
Aanpak van de begeleiding van de langstudeerders
Voorbeelden om Werk Als Kans in te zetten
Werk als kans en het EVC-traject
50
Legitimering vanuit de arbeidsmarkt
Start van het deelproject
praktijk
57
Ervaringen met trage afstudeerders op CAH Dronten, een relaas uit de
Van vertraging naar diploma 55
7 51 49
68
69
75
76
81
84
86
88
90 Het opstellen van contracten
Leerervaringen in dit project
Functiekwaliteiten van de uitstroomcoördinator
Resultaten
Kosten en bekostiging
Samenvattend
Belangrijkste conclusies en bevindingen
Slotwoord
Bijlagen
8
Voorwoord Aan het einde van het project hoort een woord van dank aan ieder die de uitvoering van het project mogelijk heeft gemaakt. Op de eerste plaats SURFFoundation. Via een aanzienlijke financiële bijdrage is de realisatie van dit project mogelijk geworden. Ook de deelnemende instellingen zijnde - Stoas Hogeschool locaties ’s-Hertogenbosch en Dronten - Hogeschool HAS Den Bosch, ’s-Hertogenbosch - Christelijke Agrarische Hogeschool, Dronten hebben een aanzienlijke investering in het project gedaan. Het kernprojecttteam heeft met veel enthousiasme en daadkracht de uitvoering van het project ter hand genomen. Vanuit de Stoas Hogescholen ’s-Hertogenbosch en Dronten : - Toon van der Ven,
[email protected] - Fokke Bouma,
[email protected] Hogeschool HAS Den Bosch: - Ge-anneke Hof,
[email protected] - Henriëtte Smits,
[email protected] - Fenna Westerduin (gedurende het eerste projectjaar) Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten: - Jeannette Wolters,
[email protected] - Dirk de Groot,
[email protected] Door hun deskundige en praktijkgerichte inbreng heeft het project veel praktisch bruikbare oplossingen opgeleverd. De leden van de referentiegroep hebben vooral gezorgd voor de interne implementatie van de projectbevindingen. De stuurgroep heeft het project van harte ondersteund door de projectmedewerkers voor de uitvoering van hun projecttaken voldoende te faciliteren. Allen hartelijk dank , Frans Jansen, projectleider,
[email protected]
9
10
Inleiding
Er zijn verschillende dringende reden om als instelling tijdens en ook na de studie veel aandacht te besteden aan studenten die een studieachterstand hebben opgelopen. Drie belangen springen daarbij in het oog: - Studentbelang; studieachterstand inlopen kost in de regel tijd, geld en energie. Bij het ongediplomeerd de school verlaten, terwijl toch de noodzakelijke kwaliteiten aanwezig zijn, doet de student zichzelf in hoge mate tekort. Bij het alsmaar uitstellen van het afstuderen moet elk jaar opnieuw collegegeld worden betaald. Wie na tien jaar nog niet is afgestudeerd, moet het geleende bedrag ook nog eens terug betalen. Ook inhoudelijk kan de student niet laten zien dat hij/zij aan een reeks van formele kwaliteitseisen (zijnde het diploma) voldoet.
11
Inleiding
In de oorspronkelijke projectaanvraag naar SURFFoundation heeft het project de naam Achterstandmanagement gekregen. Tijdens het project bleek dat deze naam niet toereikend was. Er is in het project weliswaar veel aandacht voor studieachterstanden van studenten, maar het accent ligt toch op het voorkómen of inhalen daarvan. Het project heet nu “All2finish, van vertraging naar diploma”. Met deze naamsverandering ligt het accent meer op het wegwerken van achterstanden en het behalen van een diploma. Bij de aanvang van het project is er enige tijd stilgestaan bij de vraag wat nu achterstand is. Wij zijn te rade gegaan bij verschillende instellingen die allemaal een andere omschrijving hanteerden. Soms wordt uitgegaan van een achterstand van een half jaar, soms bij het einde van een module, beroepssituatie, vak, dan weer op basis van docentvergaderingen waarin bepaalde achterstanden worden geconstateerd. Kortom, het is erg onduidelijk, ook al omdat de tijdstippen waarop achterstanden worden geconstateerd nogal uiteen lopen. Na rijp beraad is in het project gekozen voor de volgende omschrijving: “als een student na de eerste herkansing het betreffende onderdeel niet met een voldoende heeft afgesloten, is er sprake van studieachterstand”. Volgens de projectdeelnemers is dit een werkbare omschrijving. Deze begripsomschrijving vereist van de instelling een adequaat inzicht in de vorderingen van de student.
12
- Werkgeversbelang; in tijden van een overspannen arbeidsmarkt is een goede stagiaire meer dan welkom. Bij goed functioneren wordt dan ook vaak een baan aangeboden, daarbij onderschattend welke energie het afstuderen toch blijkt te kosten. Er is geen ruimte meer om te voldoen aan de afstudeereisen, met als gevolg dat de werkgever met ongediplomeerd personeel zit. In het kader van certificering en accreditering is dit een duidelijk minpunt voor het bedrijf. - Schoolbelang; in het huidige financieringssysteem voor instellingen is het voor de bekostiging van belang dat zoveel mogelijk studenten afstuderen. Als een student uiteindelijk niet afstudeert, ontvangt de school geen “afstudeerpremie”. Bovendien is het voor de instelling geen aanbeveling als het percentage afstudeerders als deel van het aantal ingeschreven studenten, (veel) lager ligt dan het landelijk gemiddelde. Onder studenten, inspectie, OCW zijn rendementsvergelijkingen tussen instellingen populair. Instellingen zullen ook vanuit hun maatschappelijke taak hun opdracht moeten uitvoeren om zoveel mogelijk inspanningen te leveren om alle ingeschreven studenten op een volwaardige manier aan een diploma op het vereiste niveau, te helpen. Het is duidelijk dat vanuit diverse invalshoeken het zicht hebben op de door de studenten opgelopen studieachterstanden, tot een van de kernactiviteiten van de instellingen behoort. Uit een vooronderzoek in de drie deelnemende hogescholen zijn twee zaken die duidelijk in het oog springen: - Er was geen volledig zicht op welke studieachterstanden welke student nu precies had en wat daaraan te doen was - Het aantal studenten dat zonder een diploma al aan het werk was gegaan, was hoog, al verschilde dit per instelling. Aan de hand van deze analyse is een projectvoorstel geschreven dat beide vraagstukken wilde aanpakken. Het één ligt in het verlengde van het ander. Studenten die tijdens hun studie al een achterstand hebben opgelopen, vinden tijdens hun studie vaak niet de tijd om deze achterstand in te lopen. Naast het inlopen van studieachterstanden, moeten zij ook het volledige curriculum van het vigerende schooljaar volgen. Het blijkt dat studenten daardoor grote moeite hebben om hun achterstanden in te lopen. Als studenten na hun stage ook nog eens blijven “hangen” aan hun stageadres, dan wordt afstuderen extra moeilijk. De aanpak in het project is er zo op
gericht dat extra aandacht wordt besteed aan het voorkómen van achterstand en het inhalen ervan. In het project zijn ook mogelijkheden onderzocht om studenten die nog niet afgestudeerd zijn, maar wel werk hebben, op een volwaardige manier te laten afstuderen op basis van de professionele werkzaamheden die ze in het bedrijf verrichten. Hierbij moeten de kwaliteitscriteria van de betrokken instellingen voorop blijven staan, zie figuur 1. Het civiel effect van de diploma’s is immers ook van groot belang.
13
Voorwoord
Figuur 1. Zo wil geen hbo-instelling de media halen. Aldus bestaat het project uit twee delen: Deel 1: Zicht op Achterstand Project (het ZOAP-deel) Deel 2: Werk als Kans (het WAK-deel) Achtereenvolgens zetten we kort uiteen wat we in de deelprojecten gedaan hebben om oplossingen voor de gevonden problemen te vinden. In de volgende hoofdstukken gaan we uitgebreider op de deelprojecten in.
14
ZOAP: Zicht Op Achterstand Project Achtergrond en analyse
Bron: HBO-raad Uitval en Rendementsgegevens Rendement na 5 jaar (gediplomeerd na 5 jaar) 1e studiejaar 1997 1998 1999 2000 2001 CAH 69,9% 68,0% 67,1% 72,0% 56,7% HAS DB 69,2% 70,9% 68,7% 67,5% 61,1% Stoas H 54,9% 62,6% 52,1% 55,8% 44,6% HAO-sector 55,9% 54,2% 55,4% 55,7% 54,0% Landelijk HBO 51,3% 51,5% 50,0% 48,3% 48,8%
1e studiejaar
CAH HAS DB Stoas H HAO-sector Landelijk HBO
1e studiejaar
CAH HAS DB Stoas H Landelijk HBO
Uitval in 1e jaar 2000 2001 13,1% 17,4% 22,6% 29,3% 21,6% 31,5% 29,1% 30,8% 31,2%
2002 14,9% 20,0% 33,0% 22,3% 28,5%
2003 12,5% 25,9% 21,2% 24,5% 28,0%
2004 18,0% 20,8% 28,7% 23,3% 29,9%
Uitval na 3 jaar 1999 2000 23,2% 17,6% 27,2% 28,1% 37,3% 32,6% 40,4% 42,3%
2001 32,4% 35,1% 42,3% 41,6%
2002 22,1% 26,1% 42,5% 39,3%
2003 17,5% 30,3% 35,4% 40,0%
2005 18,4% 28,1% 27,9% 24,7% 31,4%
Tabel 1: Uitval- en rendementsgegevens, zoals gehanteerd in de projectaanvraag
15
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
De eerste groep op wie het project zich richtte, bestaat uit studenten die (al vrij snel) tijdens de studie een aanzienlijke achterstand oplopen. Uit tabel 1 blijkt dat deze problematiek niet alleen een onbestemd gevoel is bij betrokkenen, maar daadwerkelijk aangetoond kan worden. Over het gehele hbo bezien, en gespecificeerd naar de deelnemende instellingen, kunnen we spreken van verontrustende cijfers. Het projectonderdeel ZOAP richt zich op verhogen van het studiesucces ‘tijdens de rit’.
16
Belangrijke oorzaken bij de tussentijdse vertraging zijn: - verkeerde of onvolledige verwachtingen van de student over het beroep; - onvoldoende motivatie bij de student om door te zetten; - onvoldoende voorlichting aan studenten over de professionele beroepspraktijk - weinig “harde” signalering binnen zeer korte termijn van ontstane achterstanden in de studie; - weinig ter beschikking staande instrumenten voor studenten en begeleiders op het gebied van ondersteuning van het leren; - weinig ervaring met projectenonderwijs waarin complexe vraagstukken moeten worden aangepakt; - binnen de studentgroepen zijn grote kennisverschillen rondom een bepaald onderwerp, waardoor er bij studenten motivatieproblemen ontstaan; - bij keuzemodules waarin herhaling in voorkomt, zegt de helft van de studenten de stof al gehad te hebben en de helft zegt van niet, maar na doorvragen blijkt dat de herhaling voor velen juist wel nodig is. Herhalen kost teveel tijd, waardoor de eigenlijke doelstellingen van de nieuwe modules niet goed gehaald worden. Doordat studenten min of meer op gezette tijden bepaalde (sub-)onderdelen niet halen, ontstaan er blokkades in de studie. Bijvoorbeeld: wanneer studenten bepaalde onderdelen niet hebben gehaald of onvoldoende studiepunten hebben gescoord, mogen zij niet op stage of niet verder gaan met vervolgonderdelen. Zonder bewezen voldoende basiskennis, is het namelijk weinig zinvol om te beginnen aan de vervolgof keuzemodules. Een sluimerende cumulatie van achterstanden is het gevolg. Op deze wijze ontstaan diverse tussengroepen, die moeten wachten op nieuwe mogelijkheden om tentamen te doen of een module of beroepssituatie af te ronden. In het voorgaande is nogmaals bevestigd dat er serieuze aantallen studenten zijn met een studieachterstand. In dit deelproject staan drie vragen centraal: 1. Hoe krijgen we snel zicht op alle studieachterstanden die studenten gedurende het studiejaar oplopen? 2. Hoe kunnen we deze studieachterstanden effectief vermijden of laten inlopen? 3. Hoe kunnen we de langstudeerders op een goede manier laten afstuderen?
Wanneer studenten bijvoorbeeld geen mogelijkheden krijgen om via zelftesten hun niveau te vergelijken met het vereiste aanvangsniveau, dan constateren zij te laat hun beperkingen. Als studenten via de gemaakte zelftesten in Blackboard in staat worden gesteld om hun achterstanden zelf in te lopen, worden de problemen minder. De docent kan er hierdoor van uitgaan dat alle studenten bij het begin van de module dezelfde achtergrond hebben. Na een korte herhaling kunnen de studenten meer diepgang bereiken en praktische toepassingen in de beroepspraktijk demonstreren en actief ontdekken.
Onder handhaving van de huidige hoge studienormen kan de gehanteerde strategie als ‘achterstandmanagement’ getypeerd worden. Onderdelen daarvan worden gevormd door onder meer: - toepassen van motivatiestrategieën voor studenten; - een nieuwe manier van voorlichting tijdens de studie om de verwachtingen van de studenten inzake beroep en bedrijf realistischer te krijgen; - vroegtijdige signalering van opgelopen achterstanden via een verbetering van het bestaande systeem; - verbeterde ondersteuning van studenten door studieloopbaanbegeleiders (slb’er) door gebruikmaking van de Toolkit SLB; - plaatsen van het onderdeel loopbaanontwikkeling in het curriculum via authentieke maatschappelijke contexten; - ontwikkelen en aanbieden van zelftesten waarbij studenten hun beginniveau voor een module kunnen bepalen in vergelijking met het vereiste aanvangsniveau. Het centrale uitgangspunt is dat wie eenmaal met succes vanuit de propedeuse tot het vervolg van de studie is toegelaten, in staat moet zijn om, onder impuls van gezamenlijke inspanningen van student en opleiding, de studie succesvol af te ronden. Achtergrond van het achterstandmanagement als motivatie voor de gekozen strategie is dat snel informatie beschikbaar moet zijn over de voortgang van student en dat
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
Aan het einde van een studiejaar is voor een aantal studenten de achterstand niet goed overzienbaar en zij haken dan alsnog af, terwijl zij in principe wel over voldoende capaciteiten beschikken.
17
18
op deze informatie gepaste maatregelen volgen. Verwachtingen van de studenten en motivatie voor hun studie hangen met elkaar samen en vormen naast de benodigde capaciteiten, de basis voor een succesvolle studie. Als deze noodzakelijke basis voortdurend wordt versterkt en uitgebreid in combinatie met goede signalering en een adequate aanpak, dan kan minder uitval verwacht worden. Hieronder een verslag van onze activiteiten en bevindingen.
Activiteiten bij aanvang van het project Er zijn casestudies naar uitval en rendement gedaan in het hoger onderwijs. (Bron: Ministerie van OCW). In deze casestudies worden succesfactoren beschreven die bijdragen aan een hoog rendement. De succesfactoren zijn onderverdeeld in: - voor aanvang van de studie, - in het eerste jaar, - die een rol spelen later in de opleiding, - op instellingsniveau. Wij presenteren kort de belangrijkste bevindingen uit dit rapport, omdat deze bij de keuze van onze activiteiten rondom het beheersen van studieachterstanden, een belangrijke rol hebben gespeeld. Opleidingsgebonden succesfactoren die bijdragen aan hoog rendement: - Een intakegesprek (voordat student met studie start, past student bij deze opleiding) - Kleinschalig ingerichte groepen - Actieve persoonsgerichte studiebegeleiding en verwijzing in propedeuse met BSA. Andere factoren die bijdragen aan hoog rendement: - Goede aansluiting op de vooropleiding (samenwerking met ROC’s en vo-scholen uit regio). - Gemeenschappelijke propedeuse van aanverwante opleidingen waardoor studiekeuze uitgesteld kan worden. - Vroegtijdige signalering van achterstand en aanbod deficiëntieprogramma’s in Nederlands, rekenen/wiskunde en studievaardigheden.
- Deeltoetsen - De mate van studiebegeleiding aangeboden door de opleiding - Het hebben van een realistisch beroepsbeeld
Studentkenmerken die van invloed zijn op onderwijsrendement: - Motivatie en inzet student - Planningsvaardigheden - Instroomniveau - Sekse, vrouwen studeren sneller af dan mannen - Achtergrond student (Nederlandse achtergrond heeft hoger studiesucces) Volgens checklist Rendement Hoger Onderwijs zijn de volgende kenmerken van curriculum van invloed op onderwijsrendement: - Verhouding zelfstudie en contacttijd - Roostering van de onderwijsonderdelen - Kwaliteit van instructie - Studiebegeleiding - Kwaliteit van de toetsen - Examenregeling - Sociale en academische integratie Opleidingen met weinig uitval noemen kleinschaligheid als een van de belangrijkste verklaringen. Ook een faculteitsvereniging bevordert gemeenschapsgevoel. Zorgt voor grote sociale binding. Studieadviseurs bij kleine opleidingen zijn goed toegankelijk. Bij kleine opleidingen is organisatiestructuur plat en feedback over kwaliteitszorg loopt via korte lijnen.
19
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
Instellingsgebonden succesfactoren: - Sturing op rendement door CVB - Organisatiecultuur met hoge waardering voor onderwijs en professionalisering van docenten - Sterk onderwijsconcept met hoge mate van instellingsbrede studeerbaarheid - Transparantie van studievoorlichting
Belangrijk is in het eerste jaar een actieve persoonsgerichte studiebegeleiding en verwijzing in de propedeuse met een BSA als sluitstuk.
20
Als opleiding actief is op cruciale momenten (adviseur belt als student niet verschijnt bij colleges of te weinig studiepunten heeft) en de student belt om een afspraak te maken werkt dat veel beter dan een brief te sturen. Studenten waarbij studie niet goed verloopt, onttrekken zich aan communicatie. Belangrijk: aantal persoonlijke gesprekken met de student, verschillende brieven over vorderingen en prognoses voor BSA. Aan eind 1e jaar: minimaal 40 CP en na 2 jaar P binnen. BSA is stok achter deur om student te motiveren en snel op juiste plek te hebben. Zaken die positief werken tijdens eerste jaar: - Aantal contacturen omhoog - Kleinschalige groepen - Goede programmatische aansluiting op vooropleiding - Aanwezigheidsplicht bij werkcolleges - Intensieve studiebegeleiding (ook door ouderejaars studenten) - Taal-, reken en studievaardighedenondersteuning in het eerste jaar - Brede propedeuse zodat student pas aan eind van 1e jaar uiteindelijke opleiding kiest. - 1e jaar moet representatief zijn voor de opleiding - Vroeg in de opleiding stage (voor kennismaking beroepenveld) - Deeltoetsen tijdens de periode, dit stimuleert studeren vanaf het begin van de periode - Aantal toetsherkansingen beperken - Herkansingsmogelijkheden op ongunstige momenten (anders een week vrij) Zaken die positief werken verder in de studie: - Continuering intensieve persoonsgerichte studiebegeleiding - Begeleiding bij het maken van keuzes (voorlichtingsmomenten op strategische momenten in het jaar over keuzes die gemaakt moeten worden zoals minoren, voorbereiding op masters etc)
- Extra inloopspreekuren bij studieadviseurs tijdens inschrijfperiode over vakkeuzes of studieplanning - Planningsformulieren en informatiebrochures ter ondersteuning van keuzes - Begeleiding bij bachelorthesis onder andere van planning - Goede stagebegeleiding - Motivatieverhogende programma’s en keuzeruimte eventueel extra vakken als student bewezen heeft dat hij dat aankan.
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
Hierna worden de activiteiten beschreven die de drie deelnemende hogescholen gebruiken om de studie-uitval te verlagen en het rendement te verhogen aan de hand van activiteiten van de drie deelnemende hogescholen. Wij gebruiken dezelfde indeling als die gehanteerd is bij het OCW onderzoek en we proberen zoveel mogelijk aanbevelingen in onze activiteiten mee te nemen. .
21
Hogeschool HAS Den Bosch
22
I Factoren voor aanvang van de studie - Het werven van studenten door het organiseren van open dagen en meeloopdagen, oriëntatiedagen voor aspirant-studenten. Studenten voorlichtingen laten verzorgen op middelbare scholen. - Het volgen van deficiëntiecursussen voor wiskunde en/of scheikunde. Aspirantstudenten van voedingsmiddelentechnologie en bedrijfskunde met onvoldoende voorkennis van wiskunde en/of scheikunde kunnen via de via HAS KennisTransfer voor aanvang van het schooljaar een zomercursus volgen om deze deficiëntie weg te werken. - Het volgen van vrijdagprogramma voor MBO-studenten. Zij volgen vanaf januari tot juni op de vrijdagen lessen scheikunde, wiskunde, Nederlands, Engels en Autocad. - Het voeren van adviesgesprekken. De opleiding Food Design & Innovation - voert met elke aspirant-student een adviesgesprek om te kijken of de studie past bij de student. - Het voeren van intakegesprekken met aspirant-studenten met stoornis in het autistisch spectrum, met A(D)HD en overigen (o.a. faalangst en fysieke beperkingen). II Factoren in het eerste jaar De sector Food & Business heeft een Personal Skills & Competence – traject ontwikkeld en geïmplementeerd. In periode 1 van het studiejaar wordt aan alle eerstejaars studenten een voorlichting gegeven over het PSC-traject door de coördinatoren van de sector Food en Business. Het PSC-traject bestaat in het eerste jaar uit drie onderdelen; studieactiviteiten, bedrijfscommunicatie en het coachingstraject. Wij zullen deze drie activiteiten kort beschrijven. Studieactiviteiten Voor het onderdeel studieactiviteiten moet de student aanwezig zijn tijdens de introductiedagen, outdoor en daarnaast veertien uur participeren in de organisatie.
Bedrijfscommunicatie De Sector Food & Business is in het studiejaar 2009-2010 gestart met bedrijfscommunicatie. Bedrijfscommunicatie bevat schriftelijke rapporteren, presenteren en projectmatig werken. Doormiddel van instructies en/of trainingen, het toepassen in de modulen, vindt er aan het einde van het jaar een toetsmoment plaats. Vak- en communicatiedocenten beoordelen of de student propedeusebekwaam is.
Coachingstraject In het coachingstraject staat de persoonlijke professionele ontwikkeling van de student centraal. Iedere student krijgt bij aanvang de studie tot de laatste schooldag een coach. Er vinden regelmatig individuele gesprekken plaats. Tijdens de voorlichtingsactiviteiten aan docenten is het document invulling van het coachingstraject VM 4-jarig/VM 3-jarig/FDI en het beoordelingsformulier voor het PSC-traject propedeuse uitgereikt. In bijlagen 1a en 1b: Invulling van het coachingstraject Voedingsmiddelentechnologie 4-jarig en 3-jarig, zijn procedures, taken en rollen beschreven. De voorlichtingsactiviteiten voor de coaches, de ontwikkelde procedures en formulieren en de begeleiding van de coaches, vormen een goede basis voor een succesvolle coaching van de studenten. In juni is het PSC-traject (het coachingstraject) geëvalueerd door studenten en coaches van eerstejaars studenten van de opleiding voedingsmiddelentechnologie. Alle studenten van de opleidingscommissie van Voedingsmiddelentechnologie hebben in juni 2010 het coachingstraject geëvalueerd. Studenten vinden het zeer prettig en gewenst om een vast aanspreekpunt binnen de opleiding te hebben. Studenten zijn
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
Voor de leerlijn schriftelijk rapporteren wordt in de eerste periode van het studiejaar een diagnostische toets afgenomen. Wanneer deze onvoldoende is krijgt de student de gelegenheid om in periode 2 door zelfstudie zijn/haar schriftelijke vaardigheden te verbeteren. Hiervoor is oefenmateriaal beschikbaar. Slaagt de student niet voor de herkansing, dan wordt de student verplicht om in periode 3 vier workshops te volgen. Voor studenten met dyslexie wordt in periode 2 van dit studiejaar een pilot gestart studeren met dyslexie.
23
tevreden/zeer tevreden over de coach. Een aandachtspunt is dat niet iedere coach in het tweede jaar op dezelfde wijze coacht.
24
De eerstejaars studenten van de opleiding voedingsmiddelentechnologie hebben bedrijfscommunicatie geëvalueerd. Zij vinden het waardevol/nuttig om extra training te krijgen in deze vaardigheden en met name wanneer vaardigheden direct na een instructie/training toegepast worden in de module. Zij zien het nut dat iedereen moet kunnen rapporteren, presenteren en moet kunnen samenwerken (in projecten). Een aandachtspunt is de communicatie en organisatie van de onderdelen van bedrijfscommunicatie. Dit moet beter op elkaar afgestemd worden. Er is tweemaal in het studiejaar 2009-2010 overlegd met de coaches van de eerstejaars studenten van Voedingsmiddelentechnologie om samen afspraken te maken over de werkwijze van coachen. Dit werd als prettig ervaren. Coaches zijn allemaal vakdocenten en hebben plezier in hun taak als coach. Een aandachtspunt is dat coaches willen coachen en zij willen niet controleren en beoordelen op de onderdelen van bedrijfscommunicatie. Bovengenoemde aandachtspunten worden (h)erkend door de opleiding. Er zijn veel zaken gerealiseerd voor het nieuwe studiejaar 2010-2011. 1. Er zijn voor de drie onderdelen, presenteren, rapporteren en projectmatig werken definitieve leerlijnen ontwikkeld voor het eerste jaar voor alle drie de opleidingen van de sector Food & Business. 2. Er zijn voor alle onderdelen beoordelingsformulieren ontwikkeld. 3. Er is een training ‘werken in projecten’ voor eerstejaars studenten ontwikkeld. 4. Er is een practicumbundel voor het schrijven van een practicumverslag ontwikkeld voor de opleidingen VoedingsMiddelen en FoodDesign&Innovation. 5. Er is bundel voor het schrijven van een literatuuronderzoek ontwikkeld. 6. Er zijn werkgroepen geformeerd om de drie leerlijnen verder te ontwikkelen voor het tweede, derde en vierdejaar. 7. Er zijn afspraken gemaakt over het coördineren van de drie onderdelen van bedrijfscommunicatie. Er is een functionaris benoemd, die controleert en beoordeelt.
Al deze activiteiten zijn gedurende het project ontwikkeld en gerealiseerd. Deze dragen bij aan betere begeleiding van studenten. Door als coach op gezette tijden met de student in contact te komen, ontstaat snel een goed beeld van de student en zijn of haar vorderingen. Eventuele studieachterstanden en persoonlijke problemen of problemen met de studie komen hierdoor snel in beeld en kan er wat aan gedaan worden.
Aandacht voor inhoudelijke vorderingen Naast veel aandacht voor persoonlijke begeleiding en de activiteiten van de coaches, is er ook veel aandacht voor de inhoudelijke vorderingen van de student. Uit evaluaties en studieresultaten blijkt dat studenten Voedingsmiddelen moeite hebben met statistiek en chemie, dit zijn echte struikelvakken. De vakdocenten zijn gevraagd om hulpmiddelen te ontwikkelen. Chemie 1. Voor studenten heeft een docent twee scheikundige onderwerpen uitgelegd op het bord en dit is gefilmd zodat de studenten later de film nogmaals kunnen bekijken. De filmpjes zijn op zich geslaagd, maar bleken toch minder bruikbaar te zijn (zie bijlage 2: ervaringen met gebruik van filmpjes bij wegwerken van studieachterstand). 2. In periode 1.2. zijn extra lessen rekenvaardigheden voor chemie gemaakt en uitgevoerd. Onderwerpen zijn onder meer: het begrip mol en het werken daarmee en de wet van Avogadro. 3. Voor eerstejaars studenten die in periode 1.2. gezakt zijn voor het tentamen, is in periode 1.3. een extra les georganiseerd voor het nabespreken van het tentamen en er zijn twee oefententamens met uitwerkingen uitgedeeld.
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
De sector Food & Business werkt met een BSA met minimaal 40 studiepunten aan het eind van het eerste jaar en een BSA aan het eind van het tweede jaar waarbij de Propedeuse behaald moet zijn. Hierin spelen de studieadviseurs van de opleidingen en de coaches een belangrijke rol. In de loop van het eerste jaar krijgen de studenten door middel van coachgesprekken en brieven over de vorderingen en prognoses van de studieresultaten een duidelijk signaal of de student de Propedeuse gaat halen of niet.
25
26
Uit de evaluatie (van de docent) bleek dat tien van de twintig studenten zijn gekomen, die maar één van de twee uur konden. De docent heeft daardoor slechts de helft van het tentamen kunnen behandelen. Hij stelt dat er meer uren aangeboden moeten worden, ingeroosterd in periode 1.3. Uit de tentamencijfers van herkansing chemie van negentien studenten blijkt: - acht van de negentien studenten hebben een voldoende gehaald; - tien van de negentien studenten hebben een hoger cijfer dan het bodemcijfer (4,0) gehaald; - een student heeft de herkansing niet gemaakt. Een schriftelijke enquête onder deze studenten, die maar vier studenten hebben ingevuld, bleek dat ze de extra lessen allemaal zinvol vonden. Ook het bespreken van de twee oefententamens werd zinvol gevonden. Slechts één student had daarna een veel beter tentamen gemaakt (van 3,5 naar 7,9). De andere drie studenten hadden iets beter of lager gescoord. Blijkbaar is deze aanpak niet voor alle studenten even geschikt. Daar staat tegenover dat het overgrote deel van de studenten er baat bij hebben gehad. Statistiek Uit studentevaluaties en studieresultaten blijkt dat statistiek voor veel studenten een struikelvak is. De volgende verbeteracties zijn afgesproken met de docent statistiek. 1. Er is een leerlijn statistiek ontwikkeld. De leerlijn is door de docent tijdens een studiedag aan het team gepresenteerd. Zie bijlage 3: Leerlijn statistiek. 2. In periode 1.2. zijn extra lessen rekenvaardigheden voor chemie en proceskunde gegeven. Onderwerpen die aan de orde komen zijn onder meer: lineaire vergelijkingen, gebroken vergelijkingen, lineaire vergelijkingen met twee en drie variabelen. 3. In periode 1.3 wordt gewerkt met een dictaat ‘statistiek bij productontwikkeling’. Studenten hebben in het algemeen moeite om de ‘rode draad’ te herkennen; de tentamenresultaten waren dramatisch laag. Er is afgesproken om (mede ter voorbereiding op de herkansing) een stappenplan te maken voor het aanpakken van opgaven. Dat stappenplan is opgesteld aan de hand van opgaven van het tentamen en aan de studenten ter beschikking gesteld met de vraag ‘kunnen jullie hiermee uit de voeten’. Het stappenplan is toegelicht tijdens een drietal extra lessen, georganiseerd ter voorbereiding op het hertentamen. De daar-
Het curriculum van de opleiding Food Design & Innovation voor 2010-2011 wordt aangepast. Er is afgesproken met de beleidswerker om het oude curriculum naast het nieuwe curriculum te leggen om te kijken naar de verschillen. Uit evaluaties en studieresultaten bleek dat studenten FoodDesign&Innovation moeite hebben met de fasen van conceptontwikkeling en met chemie. Voor conceptontwikkeling is gekeken welke middelen ingezet kunnen worden voor de studenten. De studenten hebben moeite met het onderscheiden en uitvoeren van de verschillende fasen van conceptontwikkeling. Het doel is om met behulp van bijvoorbeeld korte instructiefilmpjes de studenten een handvat te geven om zelfstandig de diverse fasen beter te leren kennen en toe te kunnen passen. De diverse fasen worden nu opgesteld. In het schooljaar 2010-2011 wordt bekeken of het maken van een filmpje
27
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
bij aanwezige studenten waren positief; er zijn verder geen reacties ontvangen. Bij het tentamen zaten in eerste instantie zestien studenten onder het bodemcijfer; na de herkansing waren er dat nog vier. Van deze vier studenten hebben er drie begeleiding op meerdere fronten nodig. Voor hen is het meer dan een statistiekprobleem. 4. In blok 1.4 zijn extra lessen rekenvaardigheden voor proceskunde aangeboden. De studenten bleken daaraan geen behoefte te hebben. 5. In periode 2.4 worden extra lessen statistiek voor alle studenten gegeven. Uit de leerlijn blijkt dat studenten Food&Health de stof uit blok 2.2 niet gehad hebben. De MAS-studenten hebben de stof uit de blokken 1.3 en 2.2 niet gehad. Deze stof is in blok 2.4 aan alle studenten gegeven, voor de FoodTechnology studenten bleek het een welkome herhaling te zijn. Resultaat : - iedereen zit boven het bodemcijfer; - de vier studenten van de MAS hebben het slechtst gescoord; - de studenten FoodTechnology hebben gemiddeld betere resultaten dan de Food&Health studenten. 6. Algemene actie: een nieuwe collega die kennis heeft van statistiek gaat samen met de docent statistiek de dictaten uit de diverse blokken bekijken op leesbaarheid, duidelijkheid en correctheid. Aanpassingen en verbeteringen van de leerlijn statistiek maken dit onderdeel beter studeerbaar.
of ander instructiemateriaal mogelijk is. Ook voor dit onderdeel van het curriculum wordt verder gewerkt aan de studeerbaarheid.
28
Veel studenten die de opleiding Food Design & Innovation volgen hebben een profiel zonder scheikunde gehad. Deze studenten krijgen in blok 2 van het eerste jaar een basismodule chemie. Aansluitend krijgt de hele groep in blok 3 de module levensmiddelenchemie. Deze module dient als basiskennis voor module 2.2 waarin ingrediëntenkennis wordt behandeld. Naar aanleiding van een analyse van deze opeenvolgende reeks van chemische theorievakken zijn de volgende vragen ontstaan: 1. In hoeverre is de basismodule chemie te volgen voor Havo-instromers zonder scheikunde? 2. Sluit de module levensmiddelenchemie goed aan op de basismodule chemie? 3. In hoeverre is de module levensmiddelenchemie te volgen voor de instromers met scheikunde in de vooropleiding? 4. Sluit de module ingrediëntenkennis goed aan op de module levensmiddelenchemie? Als antwoorden op deze vragen zijn onder meer de volgende activiteiten verricht (zie verder bijlage 4: Extra activiteiten rondom scheikunde): - Extra uitleg gemaakt voor studenten en in Blackboard geplaatst, heldere samenvattingen van de leerstof gemaakt en de leerstof is voor een deel gevisualiseerd; - Na toetsanalyses zijn de zwakke plekken blootgelegd en daarna versterkt; - Er zijn inhoudelijke leerstofanalyses gepleegd om een goede aansluiting met de vorige leerstof te realiseren; - De zogenaamde pH-reeks is op een andere manier uiteengezet (bijlage 5) en de structuurformules (bijlage 6) zijn gevisualiseerd. Het beheersen van studieachterstanden start niet pas in het tweede jaar. Al in de propedeusefase moeten studieachterstanden worden voorkomen of in ieder geval inzichtelijk gemaakt zijn. Bij wijze van samenvatting geven we de belangrijkste activiteiten weer, zoals deze in dit project door Hogeschool HAS den Bosch, zijn uitgevoerd.
De begeleiding van studenten in het eerste jaar wordt sterker naarmate er gewerkt wordt met een duidelijke vaste systematiek en procedures. De procedure voor het volgen van eerstejaars studenten is in onderstaand schema (figuur 2) weergegeven. Het biedt de student en de organisatie houvast.
29
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
1. Ontwikkel voor de eerstejaars een Personal Skills & Competence traject (of een soortgelijk project) met daarin onderdelen zoals studieactiviteiten, bedrijfscommunicatie en een coachingstraject; 2. Systematiseer de coaching van de studenten, benoem rollen en taken en wijs functionarissen aan; 3. Besteed ook voortdurend aandacht aan inhoudelijke veranderingen en aanvullingen door toetsanalyses en studentevaluaties; ga op zoek naar eventuele ‘struikelvakken’. 4. Ontwikkel hulpmiddelen voor de ‘struikelvakken’ zoals: - Filminstructiemateriaal voor moeilijke onderdelen; - Extra lesmateriaal, voorbeeldoefeningen, schema’s, visualisaties en modellen; - Extra lessen in de moeilijke leerstof; - Proeftentamens; - Enzovoorts. 5. Analyseer nauwkeurig de inhoudelijke (doorlopende) leerlijnen. Neem witte leerstof vlekken weg, zorg voor interne logische consistentie van de leerstof en bouw noodzakelijke herhalingen in. 6. Zorg voor extra aandacht ten behoeve van de geconstateerde kennislacunes bij studenten op grond van hun vooropleiding. Herken deze lacunes en neem maatregelen.
Help! Ik heb studieachterstand 1 Acties studieadviseur Inventarisatie
P behaald
1.4 Week 11
30
signaleren
Wel reactie Geen gesprek
Eigen planning
40 > cp < 60
Uitnodiging 1.4 Week 11
Geen reactie *
Aangepaste planning
Gesprek 2.1 Week 1 t/m 8 confronteren
accelereren
Coach
Registratie 2.1 Week 10
Coachgesprek
Studentzaken (12‐use) ‐ Coach ‐ Persoonlijk dossier
Controle **
* 2 uitnodiging studenten 2.1. Week 4 ** Elk blok 2 jaar week 10 e
e
Figuur 2: Help! Ik heb studieachterstand 1e jaar Kern van de aanpak is een goede inventarisatie van de studievoortgang van de student en de eventuele studieachterstanden. Elke student wordt bekeken op studieachterstand. Zijn er geen vragen of problemen, dan gebeurt er verder niets. Zijn die er wel, dan wordt per student de procedure gevolgd.
Zicht op studieachterstand 1e jaar Studieadviseur Coach
Voorlichting
student
Inventariseren
Inventariseren
1.1 week 10
Extra reminder bij tekort cp
Studieresultaten (Browserlijsten) 1.2 Week 2
vanuit 12-use
signaleren
31
<14 cp Inschrijven Herkansing*
Hulp middelen Coachgesprek
diagnosticeren Voortgangscontrole
LEREN !
1.3 Week 1
Coachgesprek diagnosticeren
Voorlopig Studieadvies confronteren Eindcontrole 1.4 Week 11
Bericht naar postadres
accelereren
* Reminder vanuit studentzaken 1 elk e periode week 10
Definitief Studieadvies 1.4 Week 11
Negatief
(< 40 cp) Exitgesprek
Positief
(>40 cp)
Figuur 3: Zicht op studieachterstand 1e jaar De projectervaringen met de eerstejaars studenten hebben hun weerslag gevonden in bovenstaand schema. De studieadviseur houdt de studentvorderingen in de gaten en volgt de procedures. De coach ondersteunt de student. Coach en studieadviseur overleggen regelmatig. De student spreekt zowel met de studieadviseur als met de coach. Het komt er op aan de procedure goed met de studenten te communiceren en de procedures systematisch te volgen. III Factoren die een rol spelen later in de opleiding Het Personal Skill &Competence-traject (PS&C-traject) loopt door na het eerste jaar. Het PSC-traject bestaat uit vijf onderdelen; studieactiviteiten, bedrijfscommunicatie, vreemde talentraject, skills en het coachingstraject. De student maakt zelf een keuze voor een vreemde taal en het volgen van zes trainingen in overleg met zijn/ haar coach. De stagecoördinatoren bereiden de studenten tijdig voor op de stages, de oriëntatiestage in periode 2.1 en de ‘grote’ stage in de periode 3.2, 3.3 en 3,4. Naast de voorlich-
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
Coachgesprek
32
tingen wordt de student ook gestimuleerd om na te denken over het beeld van het beroepenveld. Er worden workshops georganiseerd door de stagecoördinator en de coördinator coaching & studentzorg om de studenten te stimuleren om na te denken over hun toekomst. Ook hier weer speelt de coach van de student een belangrijke rol in de ontwikkeling van de persoonlijke en professionele ontwikkeling.
Help! Ik heb studieachterstand 2 Acties studieadviseur Inventarisatie 2.4 Week 11
Wel reactie Geen gesprek
Eigen planning
Coach ‐ Persoonlijk dossier ‐ Stagecoördinator ‐
Coachgesprek
Uitnodiging
Geen reactie *
2.4 Week 11
Aangepaste planning
Gesprek 3.1 Week 1 t/m 4
Coach Stagecoördinator Studentzaken (12‐use)
Registratie 3.1 Week 6
Controle 3.1. week 10
*2
e
uitnodiging studenten 3.1. Week 2
Figuur 4: Help! Ik heb studieachterstand 2e jaar De studieadviseurs van de opleidingen helpen studenten met achterstand bij het maken van een realistische planning
Zicht op studieachterstand 2e jaar Studieadviseur
Coach
student
Voortgangscontrole
Oriëntatiestage
Browserlijst naar coaches 2.2 week 1
Voldaan/ niet voldaan
Coachgesprek
Coachgesprek
Inventariseren
Browserlijst naar coaches 2.3 Week 1
vanuit 12-use
Coachgesprek
Coachgesprek
Voortgangscontrole
Inventariseren
Browserlijst naar coaches 2.4 Week 1
vanuit 12-use
Coachgesprek
Coachgesprek
Eindcontrole Negatief Exitgesprek
Browserlijst 2.4 Week 11
Studieachterstand 2e jaar
Help! Studieachterstand
Figuur 5 : Zicht op studieachterstand 2e jaar Dit schema is meer toegespitst op het 2e jaar, maar taken en rollen blijven hetzelfde. Er is steeds sprake van een coach en een studieadviseur. De vorderingen en eventuele studieachterstanden houdt de studieadviseur nauwlettend in het oog. Als er gezien de studieachterstanden aanleiding toe is, dan vinden er gesprekken met de coach plaats. Al naar gelang de aard van het probleem gaan student en coach de toolkit gebruiken om bepaalde deficiënties op te sporen en te verhelpen. De projectervaringen met procedures en schema’s zijn erg goed. Het is zeker een manier om zicht op achterstand te houden en er wat aan te doen. Voor het 3e en 4e jaar zijn soortgelijke schema’s ontwikkeld. Voor de overzichtelijkheid geven we hier alleen de twee schema’s die bij het tweede jaar horen. De schema’s die passen in het 3e en 4e jaar zijn te vinden in de bijlagen 7 tot en met 10.
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
Voortgangscontrole
P niet behaald
33
IV Factoren op instellingsniveau Er is een coördinator coaching en studentzorg benoemd in de sector Food & Business sinds 2004-2005, om door middel van extra coaching studievertraging en –uitval te verminderen of te voorkomen.
34
Er is een toolkit voor alle studenten en coaches voor de sector Food & Business ontwikkeld en geïmplementeerd. De toolkit is een gereedschapskist in de elektronische leeromgeving Blackboard en bevat gereedschap – opdrachten, oefeningen, testen om bijvoorbeeld: - een beter beeld te krijgen van jezelf; - te oefenen met vaardigheden, bijvoorbeeld presenteren, samenwerken en organiseren & plannen; - meer inzicht te krijgen in je beroep, beroepsbeeldontwikkeling. Tijdens de voorlichting van het PSC-traject wordt de toolkit uitgelegd. Alle eerstejaars maken twee opdrachten uit de slb-toolkit. Dit is bedoeld om de student kennis te laten maken met de mogelijkheden, zodat de student de toolkit leert kennen en in overleg met de coach gemakkelijker samen met de student eventueel kan gebruiken. Er is een kort evaluatie onderzoek verricht naar de studentervaringen met de toolkit. Bij een groep van 12 eerstejaars studenten is geanalyseerd welke onderdelen van de Toolkit gebruikt zijn, dat zijn: - 11 keer: er een opdracht uit de categorie drijfveren uitgewerkt - 4 keer: een opdracht uit de categorie kwaliteiten - 3 keer: plannen en organiseren - 3 keer: gespreksvaardigheden - 1 keer: loopbaan - 2 keer: leren leren De studenten staan in het begin wat onwennig tegenover de toolkit, maar ze zien snel in dat het toch mogelijkheden biedt om problemen en vragen op een goede manier aan te pakken. Deze ervaringen vormen een goede basis voor student en coach om in een later stadium van de studie, de toolkit in te zetten.
Nadat hiervoor de schema’s voor het eerste en tweede studie jaar zijn gepresenteerd, volgen hieronder concrete praktijkuitwerkingen van de twee overige deelnemende instellingen voor het ZOAP-deel, met het oogmerk om zicht op studieachterstand te krijgen en er wat aan te doen.
35
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
Voorbeeld van experimentele oplossingen: Stoas Hogeschool
36
Bij Stoas Hogeschool zijn twee modules (beroepssituatie: BS) die veel vertraging c.q. achterstand opleveren geanalyseerd. Zo’n analyse van “struikelvakken” is vaak de eerste stap om tot “zicht op studieachterstand” te komen en er wat aan te gaan doen. Analyse en activiteiten hebben de volgende informatie opgeleverd. Context Beide beroepssituaties (BS) zijn onderdeel van het kerndeel van de opleiding dat alle studenten moeten volgen. De studenten volgen deze beroepssituaties meestal in hun derde studiejaar, soms in het vierde of tweede studiejaar. BS4 heeft als titel ‘Leersituaties met bijzondere kenmerken’ en gaat over vorm en inhoud geven aan nieuwe vormen van leren en over de ontwikkeling van begeleidingsvaardigheden van (leer)groepen. BS9 heeft als titel ‘Ontwikkelsituaties in onderwijs en bedrijf’ . Deze beroepssituatie gaat over het ontwikkelen van een leertraject waarbij rekening gehouden wordt met de onderwijskundige uitgangspunten van de organisatie en met de verwerking van actuele ontwikkelingen in het vak door de (te ontwerpen) didactiek daarop aan te passen. In deze BS loopt de pilot Virtual Action Learning als onderdeel van het project Lerend lesgeven met ICT. Eén van de redenen om BS9 in dit project te betrekken , was de verwachting dat studieachterstand daarmee terug gedrongen kon worden. Door deel te nemen aan Virtual Action Learning, zou een betere studievaardigheid ontstaan. In de VAL-methodiek maken studenten een leerproduct met leerarrangementen die de opleider heeft ontworpen. In een betekenisvolle dialoog op het internet en tijdens bijeenkomsten geven zij feedback op elkaars producten, daarvoor is een speciale feedback- en reflectiecyclus, die wordt ondersteund door de Virtual Learning Community. Werkende weg verbeteren de studenten hun producten. De studenten nomineren elkaars beste producten die de expert bespreekt en valideert. Deze producten of studieresultaten komen op Blackboard te staan, zodat ook andere studenten hiervan kennis kunnen nemen.
37
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
Uitgevoerde activiteiten BS4 1. De verantwoordelijke voor de beroepssituatie heeft een nauwkeurige analyse uitgevoerd om het soort achterstand wat de studenten hebben te leren kennen. Vragen die daarbij aan de orde kwamen zijn: - welke studenten hebben achterstand? - waaruit bestaat die achterstand? - Is er een trend in de achterstand waar te nemen, zijn er overeenkomsten - Wat zijn mogelijke oplossingen? Aan de hand van de verkregen gegevens is samen met de uitvoerenden van deze beroepssituaties een plan opgesteld en in uitvoering genomen. 2. Aanpassing toets, vanwege laag slagingspercentage: vooral tekstueel toegankelijker gemaakt. Er is geen sprake geweest van niveauverlaging door een andere toets. Uitgangspunten toets zijn beschreven en gekoppeld aan de beoordelingscriteria. Hierover is met studenten gecommuniceerd. 3. Aanpassing werkwijze in het onderwijs dat met deze toets wordt afgerond. Denkkader is ontwikkeld en dit vanaf begin structureel met studenten gecommuniceerd. Werkwijze in het onderwijs en wijze van toetsen zijn nauwkeurig op elkaar afgesteld. 4. Intensieve één-op-één-begeleiding van studenten die de beroepsituatie niet afgerond hebben in het voorgaande studiejaar (W-groep), door: - Inventariseren bij student wat stand van zaken is, nauwkeurig in kaart brengen van de feitelijke achterstand, gedocumenteerd en al, welk plan hij/zij heeft en welke tijdsplanning hij/zij daarbij heeft; - Elke student koppelen aan één begeleider, die met de student steeds in gesprek gaat, adviseert en stimuleert; - Gedurende het studiejaar regelmatig begeleiders verzocht ondernomen activiteiten in kaart te brengen, zodat er geen onnodige herhalingen gaan plaatsvinden. - Tijdens de begeleiding in voorkomende gevallen gebruik te maken van de toolkit om studenten te helpen bij bijvoorbeeld voorbereiding op tentamen, het maken van werkstukken, ontwikkeling van een duidelijker beroepsbeeld, enzovoorts.
BS9 5. Voorbereiden, ontwikkelen en uitvoeren van de methodiek ‘Virtual Action Learning’ (VAL) in het onderwijs van BS9, zodat studenten meer van elkaars denkprocessen en oplossingen zouden leren.
38
Resultaten BS4 1. Toetsresultaten zijn verbeterd, bij alle groepen die BS4 doen. In het eerste studiejaar nadat de toets ontwikkeld was, was dit niet te merken. De toets sloot nog niet genoeg aan bij het onderwijs (zowel inhoudelijk als methodisch). In het tweede studiejaar, nadat ook het onderwijs aangepast was, is dit duidelijk te merken 2. De studenten zijn positief over de toets, ondanks dat ze die het in het algemeen ‘pittig’ vinden. Uit evaluaties onder de studenten blijkt dat het grootste deel de toets wat betreft inhoud en vorm overeenkomt met de verwachtingen. De meeste studenten geven ook aan goed voorbereid te zijn op de toets 3. De zogenoemde W-groep is in de afgelopen jaren niet kleiner geworden. Er stromen blijkbaar net zoveel studenten in, als er uitgaan. Dit is een zorgpunt en aandachtspunt voor vervolg. De complete Beroepssituatie 4 zal aan een nader onderzoek moeten worden onderworpen. Hierbij moet gedacht worden aan inhoud, onderwijs, begeleiding, opdrachten en toetsing. BS9 4. Studenten studeren efficiënter in BS9 via VAL dan in de voorgaande opzet, zoals als blijkt uit een analyse van het ingeleverde werk. 5. Studenten zijn verdeeld in hun mening over VAL. Ze geven aan gemotiveerd te raken door samen te kunnen werken. Ze geven ook aan dat gewenning veel tijd kost 6. Docenten zijn tevreden over het werken met VAL lettend op het leren van studenten, de activiteiten die ze ondernemen en het resultaat. Docenten geven onder andere de volgende argumenten: - Studenten moeten verantwoordelijkheid nemen voor eigen leren, de methodiek van VAL dwingt daartoe. De student wordt daardoor echt ‘eigenaar’ van de competenties, onder andere door het maken van een zelfbeoordeling (ze bewijzen daarmee dat ze klaar zijn voor het assessment); - Studenten maken kennis met andere didactiek, waardoor ook hun eigen didactisch repertoire wordt uitgebreid (ervaringsdeskundig);
- Studenten leren veel van het beoordelen van elkaar en het geven van feedback, onder andere in het bewust kiezen voor leermaterialen en methode in eigen onderwijs; - Alle docenttijd komt ten gunste van alle studenten.
Adviezen BS4 1. Zoek naar een andere vorm voor het begeleiden van de W-groep. Denk aan: groepsdruk en –binding, regelmaat van bijeenkomsten, structuur en planning; 2. Maak de noodzaak van werkplekleren en activiteiten op de werkplek duidelijk bij zowel de student als de slb’er. De kans van slagen in een beroepssituatie, ook als
39
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
Ontdekkingen BS4 1. Het kost veel tijd om de registratie van student en begeleiders in de W-groep bij te houden, maar het is een noodzakelijke voorwaarde om gericht te kunnen ondersteunen; 2. De geïnvesteerde tijd van de begeleiders in de W-groep staat niet in verhouding tot de behaalde resultaten, die in aantallen mager zijn. Het probleem ligt nog onvoldoende bij de student zelf; 3. Het gezamenlijk ontwikkelen van een nieuwe toets- en het denkkader voor het bijhorende onderwijs levert veel inzichten en nieuwe ideeën op bij de uitvoerende docenten. Dit zou als een professionaliseringsactiviteit gezien kunnen worden. BS9 4. Het is heel waardevol in termen van ‘leren met en van elkaar’ om met elkaar zo’n nieuwe methodiek eigen te maken. Wel blijkt het in de aanloopfase veel tijd en communicatie te kosten om elkaar goed te begrijpen; 5. De blended manier van leren, waarbij in de f2f-bijeenkomst gewerkt wordt met de vragen en onderwerpen die op dat moment in de community spelen, sluit goed aan bij studenten en zet ze actief en zichtbaar in een leerproces; 6. Door met een elektronische omgeving te werken die overzichtelijk in beeld brengt wat de bijdragen van elke student zijn op ieder gewenst moment, heb je als begeleider een goed instrument in handen om de student te ondersteunen in zijn aanpak van het leerproces.
40
de student deze al eens eerder gedaan heeft, is klein op het moment dat de werkplekactiviteiten niet passend zijn bij de te behalen competenties; 3. Stel het belang van afronden van beroepssituaties boven het reserveren van zoveel mogelijk beroepssituaties. Studenten hebben de neiging om te snel aan een nieuwe beroepssituatie te beginnen, voordat de vorige is afgerond. Dit punt kan door de SLB’er aan de student duidelijk gemaakt geworden. Daarnaast moet Studentzaken hierop sturen door deze reservering aan te passen, dit wil zeggen niet of later toe te staan. BS9 4. Ga door met VAL, vanwege het verder optimaliseren van deze ontwikkeling en de resultaten die tot nu toe behaald zijn 5. Onderzoek of VAL ook in BS4 toegepast kan worden. Neem daarbij de W-groep als apart aandachtspunt Samengevat Om studieachterstanden van studenten te vermijden zijn de volgende stappen in het competentiegericht onderwijs dat met beroepssituaties werkt, effectief gebleken: a. Volg als slb-er de studentvorderingen op de voet en informeer de student hierover; b. Maak een duidelijke koppeling tussen onderwijs en toetsen en bespreek met de studenten duidelijk wat de samenhang hiertussen is; c. Met werkplekleren in een virtuele leeromgeving zijn goede ervaringen opgedaan. Studenten nemen het initiatief van de leraar over en gaan actief leren.
41
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
Beleid op de CAH inzake beheersen van studieachterstanden 42
Bij de start van het project was de constatering dat zicht op studieachterstand bij de studenten wel verbeterd kon worden. Er is een groot aantal stappen gezet om hier wat aan te doen. Vanaf september 2010 zijn al onze ervaringen als concreet beleid in uitvoering genomen. Er is een systematische aanpak van het opsporen van studieachterstand in gang gezet. Hieronder volgt een beschrijving van de voornaamste activiteiten, conclusies en bevindingen. Definitie: een student heeft achterstand als een module na de reguliere herkansing niet is afgerond. Achterstand dreigt als de student een herkansing nodig heeft om de module af te kunnen ronden Onze bevindingen laten zich in enkele motto’s en trefwoorden kort beschrijven. Motto 1: voorkomen is beter dan genezen. Motto 2: de vinger zo snel mogelijk op de zere plek leggen bevordert de genezing en werkt preventief. Motto 3: recht blijven doen aan de zelfstandigheid en de eigen verantwoordelijkheid van de student: we lopen wel met ze mee, maar we dragen ze niet. Trefwoorden: - Controleren of de behaalde resultaten correct en compleet zijn vertaald in behaalde studiepunten. - Signaleren of de behaalde studiepunten minder zijn dan wat verwacht kon worden. - Confronteren van de student met de ontstane achterstand. Leg de vinger op de zere plek. - Diagnosticeren wat het probleem is en nagaan of de toolkit ingezet kan worden. - Accelereren door inlopen van achterstanden via extra coaching en extra maatregelen als bijspijkerlessen en examentrainingen. 1. Het eerste schooljaar legt de basis voor een snelle studievoortgang. Als hier achterstand ontstaat doordat het Bindend Studieadvies (BSA) maar net wordt gepasseerd, begint de student aan het 2e leerjaar met een extra studielast van maxi-
43
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
maal 30%. Het gevaar van stapelen van achterstand, aanlopen tegen alsnog BSA eind 2e jaar of studievertraging eind 3e jaar zijn de risico’s. We moeten af van de gedachte dat wie meer dan 70% haalt in het eerste jaar het ‘goed’ heeft gedaan. Het doel is 100% en daar moet de coaching op gericht zijn. De toolkit is hierbij voor student en mentor een belangrijk hulpmiddel. 2. De ervaring leert dat achterstand in het eerste semester gemakkelijk ontstaat en door herkansingen meteen extra druk legt op het tweede semester waardoor het daar ook niet altijd goed gaat. Studiestaking en een BSA zijn meestal te herleiden tot onvoldoende inzet en motivatie in het eerste semester van het eerste leerjaar. De mentoren van het eerste leerjaar kunnen tijdens het eerste semester van groot belang zijn om inzet en motivatie van de student op peil te houden. Hierbij leert de ervaring ook dat de MBO instroom een andere aanpak behoeft dan de HAVO of de VWO instroom. De juiste mentor met affiniteit voor de juiste groep is dus belangrijk. 3. Extra coaching in het eerste leerjaar is niet bedoeld om het selecterend karakter van de propedeuse te ondermijnen maar om te voorkomen dat studenten die het wel in zich hebben, door pech en onderschatting van de studie, de HBO boot missen. Dat is slecht voor die student, slecht voor de maatschappij en uiteindelijk ook slecht voor de CAH. 4. De mentor (M) van het 1e schooljaar en de modulecoördinatoren (MC) van het eerste jaar hebben de taak om (dreigende) achterstanden snel te signaleren (MC) en de student te confronteren (M) met (dreigende) achterstand en de oorzaken (gebrek aan aanleg, voorkennis, inzet, studievaardigheid of motivatie) te diagnosticeren. Dit moet niet wachten tot na de vergadering van januari (wel of niet een Waarschuwing) maar na elke toetsperiode moet elke student een signaal krijgen: wat had behaald kunnen worden versus wat is behaald. NB: Een moduleresultaat is pas een moduleresultaat als het in 1-2-use staat en niet als de student het cijfer heeft gekregen via een cijferlijstje op Blackboard of via e-mail. Bovendien is het noodzakelijk om alle resultaten compleet en correct in 1-2-use te hebben om in te kunnen tekenen voor een herkansing. Intekenen gebeurt met ingang van 2010/2011 per periode in plaats van per semester. Deze regel is van grote invloed op het gesprek van de mentor met de student. De gegevens waarop het gesprek gebaseerd is, moeten volledig en betrouwbaar zijn, anders is
44
het gesprek op drijfzand gebaseerd en ontstaan er twistgesprekken of iets al dan niet met een voldoende is afgesloten. 5. Resultaten die in studiepunten uitgedrukt kunnen worden moeten na elke toetsperiode in 1-2-use worden ingevoerd. Het is de taak van Bureau Onderwijs om te controleren of de ingevoerde leerplannen juist zijn en te controleren of de cijfers die ingevoerd hadden moeten worden ook ingevoerd zijn. De uitkomsten van deze controleoverzichten gaan per periode naar de MC en per halfjaar naar de majorcoördinator. Het lijkt verstandig deze overzichten twee maal per jaar te agenderen voor het majorcoördinatorenoverleg. Doorstroom is zodoende ook een belang en verantwoordelijkheid van de majorcoördinatoren. Het verdient aanbeveling dit soort controles systematisch te laten uitvoeren door iemand die de rol en verantwoordelijkheid van doorstroomcoördinator heeft. 6. Het behoort tot de taak van elke MC om achterstanden te repareren om te voorkomen dat er een stuwmeer van studenten met niet afgeronde module(onderdelen) ontstaat. Gerichte actie in de vorm van bijspijker lessen voor (reguliere) herkansers is gewenst, zeker als het om flinke aantallen gaat. Dit voorkomt het ontstaan van achterstanden. De doorstroomcoördinator levert na elk semester per module een overzicht van studenten met niet afgeronde moduleonderdelen. De MC bespreekt met het moduleteam welke maatregelen noodzakelijk zijn. De MC overlegt met de teamleider om de benodigde extra maatregelen gefaciliteerd te krijgen. 7. Achterstanden zijn niet alleen een probleem van de studenten. Het is soms ook een moduleprobleem. Er zijn grote verschillen in stuwmeren bij de verschillende modules. Dit moet beter dan tot nu toe bespreekbaar worden. Controleren, signaleren, confronteren, diagnosticeren en repareren is ook hier aan de orde. Ook dit is tijdig de vinger op de zere plek leggen, want hier is winst te behalen voor de student, de maatschappij en de CAH. Dit stelt wellicht andere eisen aan de taakopvatting en de rol van een MC dan we nu gewend zijn. Een goede diagnose van de oorzaken van verschillende in achterstanden bij modules is hier van belang. Informatie op basis van 360° feedback is een belangrijk instrument. 8. Wat geldt voor de mentoren en MC’s uit het eerste leerjaar geldt natuurlijk ook voor de mentoren in de overige leerjaren. Voorkomen en bestrijden van achterstanden heeft prioriteit vanaf 2010/2011. Dit is beter voor de student, beter voor de maatschappij en beter voor de CAH.
Dit alles is niet bedoeld om het studentenradenwerk en het studentenleven te marginaliseren maar wel om de vlucht in SOA’s (studentenjargon voor Studie Ontwijkende Activiteiten) te voorkomen.
45
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
9. Speciale aandacht verdient achterstand na het 4e jaar. In juli en augustus 2010 kan de balans opgemaakt worden hoeveel studenten uit het 1e cohort van het CGO leerplan nog niet gediplomeerd zijn. Het is belangrijk deze groep van meet af strakker te coachen dan nu het geval is. Dat kan het beste gebeuren door de eigen mentor. Ook het aanbieden van extra reparatiemogelijkheden is belangrijk. De ervaring leert dat studenten die nog een achterstand in te halen hebben daar door hun baan en de lossere binding met de CAH onvoldoende toe komen. De REST groep mag nooit meer zo groot worden als onder het oude leerplan het geval was. 10. In augustus, dus aan het begin van elk schooljaar, wordt van de MC’s en de majorcoördinatoren een plan van aanpak verwacht hoe studenten met openstaande modules uit de voorgaande jaren begeleid zullen worden naar het beoogde resultaat. 11. Studenten die langer dan een jaar in de REST groep zitten verdienen extra aandacht. Het lijkt verstandig hiervoor een speciale mentor in te schakelen (de UitstroomCoördinator). De UC onderzoekt samen met de student de mogelijkheden van werk als kans ( WAK). Dit houdt in dat ook de werkgever zich verplicht aan het repareren van achterstand, zo mogelijk door EVC-achtige methoden. Doel is deze studenten na maximaal twee jaar REST-groep gediplomeerd te krijgen. Het instrument van het instellingscollegegeld kan daarbij een aanvullende prikkel zijn. 12. Omdat voorkomen beter is dan genezen en de vinger snel op de zere plek gelegd moet kunnen worden is tijdige, volledige en juiste informatie belangrijk. Met name is belangrijk de informatie over voortgang en de niet behaalde resultaten. Het lijkt erop dat de nieuwe versie van B&E (bovah/exbah) die in de loop van 2011 uitgerold zal worden daarin voorziet, mede op aanwijzingen van de bevindingen van het project All2Finish. Dit project heeft nuttige specificaties voor de nieuwe versie van B&E geleverd. Dit is een belangrijke succesfactor. Zowel de studenten als de collega’s die verantwoordelijk zijn voor instroom, doorstroom en uitstroom zullen hier profijt van hebben.
46
Basisvaardigheden Op veel wo- en hbo-instellingen wordt, wellicht onder invloed van de situatie op veel Pabo’s, recentelijk extra werk gemaakt van basisvaardighedenbeleid: breng de studenten zo snel mogelijk op een goed reken- en taalniveau. Dit is noodzakelijk voor de student om de opleiding te kunnen volgen en voltooien. Op Stoas Hogeschool is een onderzoek gedaan naar de inschatting van de docenten van het niveau basisvaardigheden als succesfactor en is daadwerkelijk een reken- en taalmeting afgenomen onder eerstejaarsstudenten. De docenten schatten in dat te lage rekenvaardigheid voor ruim acht procent van de studieproblemen verantwoordelijk is en te lage taalvaardigheid voor bijna zeventien procent. De eerste metingsresultaten bevestigen deze verhouding. Op basis van deze gegevens ontwikkelt Stoas Hogeschool momenteel Stoas-breed basisvaardighedenbeleid met daarin extra aandacht en extra, facultatieve, lestijd voor rekenen en Nederlands. Tevens worden er momenteel afspraken gemaakt over gezamenlijk signaleren en handelen bij gebleken problemen, waarmee de transfer van basisvaardigheden naar het curriculum gewaarborgd wordt.
Conclusies en voortschrijdend inzicht Aan het einde van het project is onze visie - zicht op achterstand - veranderd. In het begin van het project zijn we uitgegaan van de tweedejaars studenten die nog niet hun propedeusediploma hadden gehaald. Uit ervaring bleek dat bij de Hogeschool CAH Dronten en de Hogeschool HAS Den Bosch geen centraal aanspreekpunt beschikbaar was die op de hoogte is van de studieachterstanden en hiaten in de cijferregistratie van studenten. De aanpak van de studieadviseur van bedrijfskunde HAS Den Bosch is de basis geweest voor de ontwikkeling van het protocol ‘Help! Ik heb studieachterstand’. Tijdens de ontwikkeling van dit protocol werd duidelijk dat er al sprake van achterstand kan zijn in het eerste jaar, wanneer de student een module na de reguliere herkansing niet heeft afgerond. Achterstand dreigt als de student een herkansing nodig heeft om de module te kunnen af ronden. Hier ligt een belangrijk verbeterpunt door vanaf het begin van de opleiding een systematische aanpak van studieachterstand te hanteren.
Aanbevelingen
47
ZOAP: ZIcht Op Achterstand Project
- Voer intakegesprekken om te bepalen of de student de juiste studiekeuze maakt; - Spreek de studenten zodra de eerste studieresultaten zichtbaar zijn, zodat de student zich tijdig kan bezinnen of hij/zij op de juiste plaats zit. Op basis van dit gesprek kan een student tijdig wisselen van opleiding, intern dan wel extern; - Zorg dus voor een actueel en transparant voortgangsregistratiesysteem dat door alle betrokkenen, studenten en organisatie, te raadplegen is; - Maak registratie van tussentijdse resultaten, niet alleen summatieve assessments, mogelijk door opdeling in kleinere, toetsbare gehelen; - Bevorder als succesfactor bij deze transparante en actuele studievoortgang een cultuur van procedurenaleving. De schema’s maken de procedures inzichtelijk. Informeer alle betrokkenen in de hogeschool op een systematische wijze; - Benoem daarom één verantwoordelijke functionaris voor de registratie van studievoortgang; - Ontwikkel en implementeer een eigen basisvaardighedenbeleid met onderscheiden rollen voor expert, slb’er, docent en management; - Zorg door voortdurende aandacht op de ‘agenda’ voor draagvlak bij alle betrokkenen. - Op instellingsniveau hebben onze ervaringen geleid tot een beleidsaanpassing die samengevat is in de besproken schema’s . Deze schema’s vormen in de drie deelnemende instellingen de basis voor een systematische en controlerende aanpak om voldoende zicht op studieachterstanden te krijgen in zowel de propedeusefase als ook in de andere leerjaren In de instellingen kunnen andere benamingen gehanteerd worden zoals studieloopbaanbegeleider (slb-er) of mentor, maar de schema’s wordt in alle instellingen op hoofdlijnen gevolgd.
48
Het Werk Als Kans-deel van het project Legitimering vanuit de arbeidsmarkt
Wat de student tijdens de opleiding moet ontwikkelen met betrekking tot zijn/haar competenties is het vermogen om succesvol en bekwaam te worden in de uitoefening van de beroepsactiviteiten en -taken. Bedrijfsstages en praktijkopdrachten voldoen dan beter dan schoolopdrachten. Het is een misverstand om te denken dat het bij competenties meer om de verpakking gaat dan om de inhoud. Alsof studenten niets meer hoeven te weten of te leren. Elke competentie wordt mede verworven in onderwijs van kennis en informatie, training van vaardigheden, bewustwording van persoonlijke waarden en normen en zicht krijgen op de eigen persoonskenmerken. Maar die kennis, vaardigheden, houding en persoonlijkheid volgen uit de competentie (wat moet een toekomstig beroepsbeoefenaar weten, kunnen, willen en zijn om bekwaam te zijn in zijn/haar beroep) en niet andersom (als de student dat en dat geleerd heeft is hij/zij vast wel bekwaam).
49
Het Werk Als Kans-deel van het project
Hoe moeten hbo’ers opgeleid worden? Bestudeer daartoe het beroepenveld en ga na welke situaties een beginnend beroepsbeoefenaar echt op de proef stellen. Baseer daarop de toetsing en het onderwijs. Studenten moeten ‘beroepshandelingen’ (leren) uitvoeren en ‘beroepsproducten’ (leren) maken die ontleend zijn aan veel voorkomende ‘kritische beroepssituaties’ en moeten voldoen aan de kwaliteitseisen die het beroepenveld hanteert. Alleen zo worden studenten goed voorbereid op de arbeidsmarkt. Studenten moeten in de (leer)situatie gebracht worden, zodat ze zich zelfverantwoordelijk en zelfsturend moeten gedragen. Daarbij is feedback ontvangen en geven en het vermogen tot zelfreflectie noodzakelijk. Een schoolse context kan nooit de concrete beroepspraktijk vervangen. Evenzo de toetsing: een schoolexamen kan slechts dienen als voorbereiding op de proeven van bekwaamheid in de weerbarstige en veelkleurige beroepspraktijk van elke dag. Als voorbereiding heeft de schooltoets overigens een volwaardige en noodzakelijke plaats. Hoe weet een student anders of hij ‘klaar’ is voor de Proeve van Bekwaamheid?
50
Het gaat bij competentieleren om de kennis, vaardigheden en houding en persoonlijkheid die ze nodig hebben om beroepsproducten te kunnen maken en beroepshandelingen te kunnen uitvoeren die aan de te stellen kwaliteitseisen voldoen en daarin bewijzen adequaat en succesvol beroepsbeoefenaar in een concrete beroepscontext te zijn. Dat alles vormt ook de basis van het WAK-traject. Dit alles geldt nog sterker voor het toetsen van een competentie (assessment). Om te laten blijken dat ze de competentie(s) in huis hebben moeten studenten ook moeilijke beroepssituaties (kritische beroepssituaties) tot een goed einde kunnen brengen. Hun proeve van bekwaamheid (assessment) is dat studenten in een authentieke kritische beroepssituatie demonstreren wat ze waard zijn. De juiste volgorde voor de curriculumontwikkeling is dus dat de competenties en de beroepscontext bepalend zijn voor het assessment (Proeve van Bekwaamheid) en dat vervolgens het bijbehorende onderwijs (cursussen, trainingen, etc.) georganiseerd dient te worden. En de uitdaging waar we voor staan is dat zowel bij de competentieverwerving als bij de onderwijsorganisatie het (digitaal) portfolio ondersteunend gaat werken. Doel is en blijft om studenten af te leveren met een dusdanig competentieprofiel dat het bedrijfsleven ze graag in dienst neemt. Dat is het ultieme ijkpunt.
Start van het deelproject Voor dit project is onderzocht wat de deelnemende hbo-instellingen doen aan het laten afstuderen van studenten die al aan het werk zijn (al of niet in een hbo-baan) zonder afgestudeerd te zijn, de zogenaamde langstudeerders. Allereerst geven we een kijkje in de keuken van de problematiek die we aantroffen bij het bestuderen van vraagstukken die zich voordoen bij het zicht krijgen op achterstand van de langstudeerders. Deze ervaringen zullen wellicht ook elders herkend worden.
Ervaringen met trage afstudeerders op CAH Dronten, een relaas uit de praktijk. Beginsituatie: We werden vanaf 2003 geconfronteerd met de situatie dat er aan de voorkant meer studenten het afstudeerjaar binnen gingen dan er aan de achterkant met een diploma de school verlieten.
Als een verslag om formele (en vanuit de docent begrijpelijke) redenen een halfjaar op de plank moet blijven liggen, werkt dat niet motiverend (waarom zou ik het inleveren als het toch op de plank blijft liggen). Dit geldt ook voor op zich legitieme reden als: pas als je hebt ingetekend voor de herkansing, kan ik het cijfer verwerken. Door dit soort formele organisatorische zaken ontstaat er een grijs gebied van wel afgerond, niet in de resultaten verwerkt. Trage afstudeerders hebben hier veel meer last van dan studenten die in hun cohort bijblijven. Er moet iemand in de organisatie zijn waar trage afstudeerders met dit soort problemen terecht kunnen en die er wat aan kan doen. Je moet als uitstroomcoördinator wel de weg weten en soms een oliemannetje zijn om het zand uit de stokkende cijfermachine te krijgen. Bij trage afstudeerders die (soms al enige jaren) een baan hebben kan het werk een goede manier zijn om aan te tonen dat ze doen wat ze op school hadden moeten leren. Het spreekt vanzelf dat daarvoor EVC-achtige arangementen moeten worden afgesproken. Omdat de CAH erkend EVC aanbieder is werken we daarbij uiteraard volgens de daarvoor afgesproken methodieken en procedures. Het komt er in grote lijnen op neer dat de student relevante bewijsstukken aanlevert die door twee beoordelaars bestudeerd worden. Met genoegen kunnen de volgende bevindingen en ervaringen worden doorgegeven.
Het Werk Als Kans-deel van het project
Twee verschijnselen gaven daarbij te denken. Ten eerste viel op dat sommige studenten zich uitschreven zonder diploma en ten tweede viel op dat studenten zich wel inschreven, terwijl de behaalde studiepunten weinig tot niet toenamen. Dit soms meerdere jaren achtereen.
51
52
a. Wanneer is er sprake van achterstand? In elke situatie waarin een student minder dan het nominale aantal studiepunten heeft behaald. Op het moment dat een student een herkansing nodig heeft dreigt er achterstand. Wie na de eerste herkansing of controlemoment geen voldoende heeft gehaald, heeft achterstand. Het is vaak zo dat studenten en ook de onderwijsorganisatie, deze situatie niet als achterstand bestempelen. In dit project hebben wij voor deze strenge definitie gekozen, omdat alle betrokkenen zwaar onderschatten welke inspanningen er geleverd moeten worden om deze achterstand in enig studiejaar, weer in te lopen. b. Waarom is achterstand een probleem? Het is een risicofactor voor een lange studieduur en mogelijk voor het verlaten van de opleiding zonder diploma. Risico 1: Elke student die het BSA passeert neemt op de CAH een achterstand van maximaal 30% mee naar het volgende studiejaar. Het risico van stapelen van achterstand is groot, zeker als de student de teugels laat vieren omdat hij het BSA gehaald heeft, terwijl er juist harder gewerkt moet worden om de achterstand in te halen. Risico 2: Een student die met achterstand uit de hoofdfase het afstudeerjaar in gaat heeft de bijna onmogelijke opgave om alles te repareren en in 1 jaar het afstudeerjaar te volbrengen. Als dan na het doorlopen van het afstudeerjaar de baan zich aandient (je doet het zo goed, wil je niet blijven werken) is de verleiding groot om het probleem van de werkgever op te lossen en met het eigen probleem te blijven zitten. De student beseft niet dat het repareren van achterstand tijdens de eerste baan een bijna onmogelijke opgave is. Men onderschat dat de vrije tijd vaak niet in verhouding staat tot de studielast van het aantal openstaande studiepunten. De inschrijfduur loopt dan zo maar op. De student schrijft zich weer in en heeft het vaste voornemen de zaak te gaan klaren. Maar komt er vaak na een jaar achter dat alle goede voornemens ten spijt het niet voor elkaar is gekomen. “Nog maar een jaar inschrijven is dan de conclusie, want ik wil het toch echt halen”. Dit soort ervaringen is slecht voor het zelfbeeld van de student, ze denken (vaak ten onrechte) dat ze de schlemiel van de opleiding zijn omdat ze het zover hebben laten komen, terwijl ze niet beseffen dat er meer studenten zijn die in het zelfde schuitje zitten. Het is gewoon niet leuk om op verjaardagen steeds weer te moeten uitleggen dat je al jaren aan het werk bent maar nog steeds niet bent afgestudeerd. De schoolorganisatie onderschat gemak-
kelijk de weerstand en de drempelvrees die er bij de student ontstaat (ze zien me al aankomen)
d. Is achterstand een probleem van de schoolorganisatie? Zonder twijfel. Blijkbaar heeft de school het zover laten komen, ook al kan men de student ongetwijfeld ook het nodige verwijten. De oplossing van het probleem van de student begint met de erkenning dat de school dikwijls mede verantwoordelijk is door bijvoorbeeld de cijferadministratie onvoldoende actueel te hebben, door studenten niet te (durven) confronteren met de feiten, door te snel te zwichten voor omstandigheden die wel een verklaring maar nooit een excuus kunnen zijn voor onvoldoende studieprestaties. De coaching en het mentoraat kunnen ten onrechte de indruk wekken bij de student dat het allemaal wel goed komt. Dingen komen zelden ‘vanzelf’ goed. Voor de school zit het vast op duidelijkheid, redelijkheid en rechtvaardigheid. Op deze zaken moet een school scherp blijven. Studenten met achterstanden klagen nogal eens over onduidelijkheid, onredelijkheid en onrechtvaardigheid die hen ten deel is gevallen. Niet altijd ten onrechte….. e. Wat zijn veel voorkomende belemmeringen bij het wegwerken van achterstanden? Belemmeringen bij de schoolorganisatie en/of bij de student. De school kan moeite hebben met de cijferadministratie (ontijdig, onjuist, onvolledig) of vanwege leerplan-
53
Het Werk Als Kans-deel van het project
c. Is achterstand het probleem van de student? Ja, want die heeft het laten gebeuren. En de schoolorganisatie heeft het ook laten gebeuren. Voor de student zit het vast op aanleg, inzet en motivatie. Op deze zaken heeft de student meer grip dan de omgeving. Zelfmanagement valt niet mee. Uiteindelijk moet de student het doen en sommigen krijgen dat niet voor elkaar. De school kan voorwaarden scheppen en belemmeringen wegnemen, maar succes is niet verzekerd. Ten zeerste is het de vraag of de student zichzelf kan motiveren en z’n eventuele zwakte kan organiseren. De ‘zwakkere’ studenten lopen meer kans op studievertraging en hebben meer moeite eventuele achterstand weg te werken. Wie veel structuur nodig heeft, krijgt het extra zwaar als de structuur wegvalt. Het bieden van positief gerichte aandacht en de student op de juiste momenten achter de broek zitten helpt daarbij. Je moet als mentor welhaast een topcoach zijn om dat goed te doen.
54
wijzigingen. De student kan moeite hebben met motivatie en inzet voor de studie, enerzijds door persoonlijke problemen, anderzijds door negatieve ervaringen met studenten en docenten op school. Soms door beide. De analyse van de achterstand moet daarom zowel een inhoudelijke als een persoonlijke kant hebben. Omdat men hier vaak stuit op gevoeligheden binnen de organisatie en gevoeligheden bij mensen, en met tegenstrijdige belangen en belevingen te maken krijgt, is het analyseren van de achtergrond en het aandragen van oplossingen niet eenvoudig. Je moet als uitstroomcoördinator welhaast een mediator zijn om een werkbare en haalbare oplossing te vinden voor complexe situaties. Uit de hiervoor beschreven situatie blijkt dat het probleem van studenten ,die maar niet afstuderen, vele kanten kent. Al snel bleek dat er grote verschillen zijn tussen het aantal nog niet-afgestudeerde studenten tussen de deelnemende hbo-instellingen. CAH Dronten en Stoas Hogeschool hebben in vergelijking met HAS Den Bosch veel 6e en oudere jaars studenten. De meesten zijn aan het werk en moeten nog een aantal onderdelen van het curriculum afronden. Deze studenten betalen wel elk jaar collegegeld maar nemen geen of weinig initiatief om hun opleiding af te ronden. De goede wil is er wel maar na een jaar blijkt er soms bitter weinig gepresteerd te zijn: “het komt er niet van”. De wens tot afstuderen is er wel, dus schrijft de student zich het volgende jaar ‘gewoon’ weer in. Lessen volgen deze studenten niet meer; ze verschijnen bij de benodigde herkansingen en leveren soms achterstallige verslagen in. Maar het normale contact met de hogeschool is er niet meer. Hun baan is hun gewone leven en dat leven speelt zich af buiten de hogeschool. Bij mentoren en vakdocenten raken ze uit beeld, er zijn op de hogeschool genoeg nieuwe studenten die de nodige aandacht vragen. Docenten waar ze les van hebben gehad, zijn vertrokken. Kortom, de school verdwijnt vrijwel uit hun beeld. Bij de deelnemende Hogescholen was bij aanvang van het project niet geheel duidelijk hoeveel langstudeerders zij hadden. Het bleek lastig te zijn om boven water te krijgen om welke studenten het ging. Het eerste projectresultaat was dan ook dat er binnen de deelnemende organisaties meer aandacht kwam voor het probleem van de langstudeerders. In dit hoofdstuk wordt beschreven op wat voor manier de langstudeerders opgespoord zijn, wat de verschillende opleidingen gedaan hebben
om de langstudeerders te benaderen, de manier waarop de langstudeerders begeleid zijn en de resultaten van al onze projectactiviteiten.
Aantal langstudeerders per hogeschool
CAH HAS Stoas
Aantal 143 22 46
% 11,9 1,7 6,7
Tabel 2: Aantal langstudeerders en percentage van de totale studentpopulatie in 2007 Deze getallen zijn afkomstig van de instellingen zelf en zijn gebruikt bij de projectaanvraag. Uit een analyse van het studentverloop van de drie instellingen blijkt dat hogeschool HAS Den Bosch in vergelijking met de twee overige instellingen vooral in het eerste jaar, studenten ziet ophouden. In de propedeuse wordt veel aandacht besteed aan oriënteren, selecteren en determineren. Bij de CAH en Stoas vallen aanmerkelijk minder studenten het eerste jaar uit. Blijkbaar krijgen deze studenten langer de kans
Het Werk Als Kans-deel van het project
Het aantal langstudeerders verschilt zeer per hbo-instelling. Bij CAH Dronten en bij Stoas Hogeschool zijn er veel meer langstudeerders dan bij HAS Den Bosch (zie onderstaande tabel). Bij de hogescholen CAH en HAS zijn langstudeerders studenten die langer dan vijf jaar staan ingeschreven. De vijfde jaars volgen nog het gewone programma, komen nog steeds op school en vormen voor het diplomeren nog geen probleem. Zij hebben weliswaar achterstand, maar de vooruitzichten zijn nog van dien aard dat succes in het vijfde jaar te verwachten is. Pas na het vijfde jaar wordt afstuderen problematischer en niet meer zo vanzelfsprekend. De meeste langstudeerders hebben na het vijfde jaar een baan. De school raakt steeds verder op de achtergrond. Bij Stoas Hogeschool zijn langstudeerders studenten die langer dan vier jaar ingeschreven zijn inclusief de herkansing aan het einde van het vierde schooljaar. Alle studenten worden geacht het curriculum binnen vier jaar te voltooien.
55
56
om zich te bewijzen. Wellicht ligt hier een van de oorzaken voor de grotere aantallen langstudeerders bij de CAH en Stoas in vergelijking met de hogeschool HAS den Bosch. Bij de start van dit project was bij de CAH bekend dat zij veel langstudeerders hadden. De CAH had inmiddels een uitstroomcoördinator aangesteld die zich bezighield met deze problematiek. Bij de Stoas was bij de start van dit project niet bekend hoe groot het probleem met de langstudeerders was. Er waren ook geen procedures opgesteld om het probleem van deze langstudeerders op te lossen. Wel is Stoas Hogeschool bekend met het fenomeen Afstudeercoördinator die verantwoordelijk is voor de begeleiding van deze studenten. In de loop van enkele jaren zijn wel op basis van ervaring impliciete richtlijnen/ ‘good practices’ aanwezig bij de begeleiding. Met het samenstellen van leerarrangementen, inschakelen van de werksituatie als medeverantwoordelijke, opgestelde studieplannen en regelmatig contact tussen student, werksituatie en hogeschool, was enige ervaring opgedaan. Van de Hogeschool HAS Den Bosch is uit 2008 een specificatie van het aantal langstudeerders beschikbaar. Jaar
6
7
8
9
10
Totaal
Totaal studenten
% Wakkers
Opleiding A
7
1
1
1
10
269
3,72%
0
91
0%
2
1
3
147
2,04%
2
2
2
100%
Opleiding B Opleiding C Opleiding D Opleiding E
0
75
0%
2
1
11
460
2,39%
1
224
0,45%
4
119
3,36
0
66
0%
31
1453
2,13%
Opleiding F
8
Opleiding G
1
Opleiding H
3
1
21
7
Opleiding I Totaal
2
0
1
Tabel 3: Langstudeerders bij HAS Den Bosch per 1-10-2008
Twee opleidingen (E en I) waren nog jonger dan vier jaar. Opleiding C heeft in deze tabel alleen nog maar langstudeerders (100%), omdat de opleiding inmiddels in een andere opleiding was ondergebracht. In totaal zijn er 31 langstudeerders op een studentpopulatie van 1453 studenten, dit is met 2,13%, een laag aantal. Bij aanvang van het project was er bij geen van de opleidingen van de sector Food and Business binnen de HAS een procedure voor langstudeerders.
57
Bij de CAH werd geconstateerd dat de studiepunten die vermeld staan in 1-2-use niet altijd overeenkomen met de werkelijk behaalde studiepunten. Blijkbaar worden de cijfers niet goed ingevoerd of wordt er vergeten deze in te voeren en is de controle op de invoer onvoldoende. In de CAH vindt er drie keer per jaar een examencommissievergadering plaats. Ter voorbereiding op deze vergadering krijgen de mentoren een examencommissielijst. Op deze lijst staan per student alle moduleresultaten en het aantal behaalde studiepunten vermeld. De mentoren controleren deze lijst en vatten deze samen in een voorgenomen besluitenlijst. De voorgenomen besluiten zijn: geslaagd, niet geslaagd of herkansing. De examencommissielijsten zijn vaak aanleiding tot nader onderzoek naar de behaalde studiepunten. Het komt (te) vaak voor dat het aantal behaalde studiepunten meer blijkt te zijn dan vermeld staan in 1-2-use. Voorafgaand aan de examencommissievergadering gaat alle aandacht uit naar de studenten die waarschijnlijk gaan afstuderen. De mentoren weten van hun studenten dat die ervan uitgaan dat ‘alles’ klaar is, maar de mentor ziet bijvoorbeeld op de examencommissielijst dat niet alle studiepunten ingevoerd zijn. Dit is dan aanleiding tot een zoektocht naar niet-ingevoerde resultaten en ‘zwevende’ studiepunten. Drie keer per jaar is er een geactualiseerde voorgenomen besluitenlijst: afgestudeerde studenten worden er afgehaald en potentiële afstudeerders worden toegevoegd. In september worden de studenten die zich uitgeschreven hebben van de besluitenlijst gehaald.
Wakker: ”Hierbij toch nog mijn eindverslag van mijn scriptie, ik vind het jammer dat ik uiteindelijk niet uw hulp heb aangenomen en vind het ook spijtig dat u ondanks dat er toch nog moeite voor deed.”
Het Werk Als Kans-deel van het project
Signaleren van achterstand bij langstudeerders
58 Wakker:” Ik vind het erg fijn dat we nu een gesprek hebben over het afronden van mijn studie en dat ik het gevoel heb dat ik er niet alleen voor sta. Ik vind het erg fijn dat jij (uitstroom coördinator) aangeeft dat je mij daarbij wilt helpen en daar ook tijd voor vrij wilt maken. Nu heb ik het idee dat ik het niet alleen hoef te doen, dat geeft mij een steuntje in de rug.”
Omdat de CAH vanaf 2003 merkte dat het aantal langstudeerders toenam, is er een uitstroomcoördinator aangesteld. Deze houdt zich bezig met het opsporen van langstudeerders, neemt er contact mee op en maakt afspraken over het afronden van de studie. De examencommissie geeft aan welke langstudeerders naar de uitstroomcoördinator worden verwezen; dit staat in de bijlage bij de brief met de officiële uitslag van de vergadering. Langstudeerders kunnen ook zelf initiatief nemen en contact leggen met de uitstroomcoördinator. Voor de aanvang van het project ging de aandacht pas uit naar studenten die langer dan twee jaar in de zogenaamde REST-groep zaten. Inmiddels krijgen ze meteen extra aandacht vanaf het eerst jaar dat ze in de REST-groep zitten. Ook dit is een concreet projectresultaat. Bij de Stoas is het probleem dat studenten vier Beroepssituaties (BS’en) per jaar moeten volgen. Zij mogen zelf bepalen met welke BS’en zij bezig gaan (er is dus geen regulier curriculum dat alle studenten volgen). Elke student kan zodoende een eigen curriculum hebben. Bij de Stoas wordt ook gewerkt met formatieve toetsing (tussentoetsen) en summatieve toetsing (eindtoetsen). De summatieve toetsen kunnen pas gedaan worden als alle formatieve toetsen afgerond zijn. Wanneer een student een BS nog niet heeft afgerond kan dat komen doordat hij maar één klein onderdeel nog niet heeft afgerond maar het kan ook zijn dat hij de meeste onderdelen nog niet heeft afgerond. Hierdoor is het erg lastig om de studieachterstand goed in te kunnen schatten, zelfs voor de SLB’er van die student. Bij Stoas Hogeschool is er in 2006-2007 een begin gemaakt om in beeld te brengen wie als langstudeerder kon worden aangemerkt. Deze lijst met studenten is aangeleverd vanuit bureau studentenzaken. Op basis van de uitspraken in de vergaderingen van de examencommissie (juni/juli van elk studiejaar) wordt nu jaarlijks de lijst geactualiseerd. Er worden dan afspraken gemaakt welke acties worden uitgezet (toewijzen slb-er, opzetten studieplan en studieadvies). Bij de Stoas wordt gewerkt met BS’en van elk 14 studiepunten. Een student krijgt pas zijn studiepunten voor zijn BS als alle onderdelen afgerond zijn. Dan volgt ook het aanvullende vijftiende punt voor SLB. Aangezien de te verdienen studiepunten binnen een aantal subonderdelen van de beroepssituaties zijn te verdienen, luistert de registratie en communicatie van de te behalen studiepunten, erg nauw.
Bij HAS Den Bosch wordt er aan het begin van elk schooljaar door de studieadviseur een lijst uitgedraaid met studenten die vijfdejaars of verder zijn. Deze lijst wordt naar alle coaches gestuurd en naar het SMT. Bij de reguliere studenten (eerste- tot en met vijfdejaars) wordt elke periode een overzicht gemaakt van de studiepunten. Van de langstudeerders wordt er geen overzicht gemaakt per periode, alleen aan het begin van het schooljaar wordt een overzicht van deze studenten gemaakt en wordt vermeld welke onderdelen nog afgerond moeten worden.
Om langstudeerders te laten afstuderen hebben de drie instellingen dezelfde aanpak gekozen. De kwaliteit van afstuderen staat voorop, dus geen concessies aan het niveau. In deze benadering wordt het werk als kans gezien, niet als een belemmering. De langstudeerders worden in onderstaande procedure Wakkers genoemd.
Het Werk Als Kans-deel van het project
Aanpak van de begeleiding van de langstudeerders
59
De drie hogescholen hebben alle onderstaande procedure gevolgd voor de Wakkers
60
Figuur 6: Procedure Wakkers Nadat er geconstateerd is welke studenten als Wakkers aangemerkt kunnen worden, komt de uitstroomcoördinator in actie. De uitstroomcoördinator legt contact met de Wakker. In dit contact moeten de volgende onderwerpen aan bod komen: 1. Opstellen van de lijst met Wakkers uit 1-2-use. Uitstroomcoördinator bestudeert deze lijst. 2. Uitstroomcoördinator overlegt met modulecoördinator (of verantwoordelijke voor de betreffende beroepsituatie, of het studieonderdeel) over mogelijkheden om het module af te ronden.
61
Het Werk Als Kans-deel van het project
3. De uitstroomcoördinator neemt contact op met de Wakker en vraagt redenen waarom de studie nog niet afgerond is. Het is erg belangrijk om hier goed op door te vragen omdat hier persoonlijke drama’s achter kunnen zitten en allerlei negatieve ervaringen, die ervoor gezorgd hebben dat het heeft kunnen gebeuren zoals het gelopen is. In bijna alle gevallen schaamt de student zich dat hij het zover heeft laten komen. Faalangst, gebrek aan zelfvertrouwen, onvoldoende inzet en motivatie liggen vaker dan men zou denken onder de problematiek van de Wakkers. Een bres slaan in die ‘muur van zelfverachting’ is het eerste wat moet gebeuren: je bent geen loser of slachtoffer, maar maakt nu een bewuste keuze om het anders te gaan doen. Soms moet bij de student het besef wakker gemaakt worden dat hij wel het probleem van z’n baas oplost (het werk komt af) maar met z’n eigen probleem blijft zitten (nog steeds geen diploma). 4. Inventariseren van de faciliteiten vanuit de school die de Wakker nodig heeft om toch zijn studie af te ronden (denk ook aan 2). 5. Doorspreken van de nog te behalen modulen. 6. De activiteiten die nog uitgevoerd moeten worden voor de nog niet behaalde modulen en of die te koppelen zijn aan het dagelijkse werk. 7. Uitleg over de functie van de Wakker en zijn dagelijkse werkzaamheden (indien van toepassing). 8. Uitleg over het functioneren van de Wakker binnen het bedrijf (indien van toepassing). 9. Eventueel afspraken maken hoe de student kan aantonen dat hij/zij in de praktijk al doet wat op school geleerd had moeten worden. 10. Eventueel afspraken maken met de werkgever over faciliteiten en begeleiding bij het afronden van de studie. 11. Afspraken maken met de opleiding over de begeleiding vanuit school. 12. Afspraken maken met de Wakker ten aanzien van de uitvoering van de activiteiten. 13. Afronden van het gesprek, zorg zelf voor schriftelijke bevestiging van de gemaakte afspraken om dossier te vormen. 14. Afspreken hoe je in contact blijft met de Wakker: af en toe een mailtje sturen is niet voldoende. Bellen en persoonlijk contact werken het beste.
62
Bij deze procedure ervaren dilemma’s De uitstroomcoördinator van HAS Den Bosch hield een vinger aan de pols over de vorderingen van de Wakkers. Indien de Wakkers hun afspraken niet nakwamen, nam de uitstroomcoördinator weer contact op om te overleggen wat het probleem was. In de praktijk blijkt dat de vinger aan de pols houden echt nodig is, maar ook veel tijd kost en frustraties oplevert. De uitstroomcoördinator steekt er veel tijd in maar het resultaat is er lang niet altijd naar. De uitstroomcoördinator van de Stoas merkte tijdens dit project dat de coördinator erg creatief moet zijn om oplossingen te bedenken. Om recht te doen aan competentiegericht onderwijs worden de verschillende (onderdelen van) beroepssituaties, die nog niet zijn voltooid, tot één project gesmeed. Zo’n project wordt dan tijdens het werk uitgevoerd en beoordeeld. Tussentijdse wijzigingen in werk, taak of functie van de Wakker (de Wakkers werken vaak al in het onderwijs), zorgden ervoor dat er een tussentijdse bijstelling moest plaatsvinden van de gemaakte afspraken. Een lastig punt in de begeleiding betreft de intensiteit van de begeleiding. Overleg met de organisatie waar de student werkt, goedkeuring verkrijgen van bijvoorbeeld de teamleider van de student en regelmatig contact met de student over de voortgang, vergen veel tijd. Daarnaast is ook regelmatig overleg noodzakelijk tussen uitstroomcoördinator en docenten van de opleiding om goedkeuring te krijgen voor het leerarrangement. Wel constateert de coördinator een toenemende bereidheid om mee te denken in een traject met alternatieve bewijsvoering. Het is dus wel een begaanbaar traject. Bij de Stoas Hogeschool is in het examineringsplan zwart op wit ruimte voor een zogenaamd alternatief bewijs: in overleg met de studiecoördinator (bij intake) of SLB’er (later in de studie) kan een alternatief assessmentplan opgesteld worden om de competenties anders dan in het reguliere traject aan te tonen. Verderop is hierover nog een paragraaf opgenomen. De uitstroomcoördinator van de CAH merkte dat het ook lastig is om collega’s ervan te overtuigen dat het bewijzen van bepaalde competenties niet altijd hoeft te betekenen dat een bepaalde toets uit het curriculum toch echt nog gedaan moet worden of een verslag alsnog moet worden gemaakt. Competenties kunnen ook bewezen worden met HBO-werkzaamheden in de praktijk en de resultaten daar van. Compe-
Voorbeelden om Werk Als Kans in te zetten In dit project heeft al bij het indienen van het project de vereiste HBO-kwaliteiten van het ingeleverde werk centraal gestaan. Alle afstudeerprestaties moeten voldoen aan de vigerende eisen zoals in het curriculum en in het OER zijn opgenomen. We wilden per se vermijden dat de kwaliteit onder druk kwam te staan. Toestanden omtrent het afstuderen zoals bij diverse hogescholen recentelijk aan de orde waren, mochten niet gebeuren. Bij HAS Den Bosch is bij elke Wakker gekeken of werk een kans bood om modulen af te ronden. Bij twee Wakkers bleek dit het geval te zijn. Één Wakker moest, als onderdeel van het curriculum, een kwaliteitssysteem bij een bedrijf analyseren. Dit heeft hij voor zijn huidige werkgever gedaan. Een andere Wakker moest een exportplan voor een product als scriptieonderwerp uitwerken. Dit kon hij doen voor zijn werkgever. Voor deze twee Wakkers was het dus goed mogelijk om met behulp van zijn werk, competenties te bewijzen of opdrachten uit het curriculum uit te voeren. Helaas is deze kans niet gegrepen. Een Wakker had het te druk met zijn werk om deze opdracht ernaast te doen.
63
Wakker: “Ik vond het erg raar om weer op de hogeschool te zijn, ik wilde wel mijn opleiding afronden, maar om de stap te zetten was toch wel erg lastig. Ik ben dan ook erg blij dat jij (uitstroom coördinator) mij gebeld hebt om een afspraak te maken. “
Het Werk Als Kans-deel van het project
tentiegericht opleiden betekent immers ook dat er ruimte is voor bewijzen van elders (dan op school) verworven competentie. Dat daar binnen het curriculum een deugdelijke procedure voor moet zijn, staat buiten kijf. Het gaat er niet om dat er allerlei vrijstellingen worden verleend, maar dat er bewijs komt dat de student elders heeft verworven wat op school geleerd had moeten worden. Als de hogeschool erkenning heeft voor EVC-trajecten (erkend EVC-aanbieder) heeft ze in principe de instrumenten daarvoor in huis. Een EVC-analyse kan dan onderdeel uitmaken van het traject. De ervaringen binnen de drie hogescholen leren ons dat het uitvoeren van een zogenoemd Waktraject: - haalbaar en uitvoerbaar is; - garanties biedt voor op voldoende niveau afstuderen; - docenten soms moeilijk afstappen van een traditionele toetsing; - veel creativiteit en volharding bij de uitstroomcoördinator gewenst is; - dat sommige studenten ondanks alle extra inspanningen toch niet afstuderen.
Bij de andere Wakkers is het reguliere curriculum gevolgd. De beoordeling van de Wakker wordt altijd gedaan door de modulecoördinator en niet door de uitstroomcoördinator. Hiermee wordt een scheiding aangebracht tussen begeleiding en beoordeling.
64
” Ik had niet meer verwacht dat hij zijn verslag dit schooljaar zou inleveren, ben daar erg door verrast. Hij had er nooit zo lang over mogen doen, want het was geen slechte student.”
Bij Stoas Hogeschool wordt bij elke Wakker gekeken op wat voor manier de BS’en in het werk ingepast kunnen worden. Er wordt geprobeerd om de BS’en te bundelen en daar één groot project van te maken. Er wordt voor gezorgd dat de BS’en herkenbaar zijn in de nieuwe afstudeerprojecten. De organisatie waar de Wakker werkt, levert de opdracht aan en de Wakker krijgt de rol van projectleider of onderzoeker. De Wakker moet door middel van een studie- en onderzoeksplan aantonen dat dit project voldoet aan alle criteria van de te behalen BS’en. Dit studie- en onderzoeksplan bevat alle afspraken tussen student, organisatie waar het afstuderen plaatsvindt en de opleiding. Het komt tot stand in overleg met alle betrokkenen en behoeft goedkeuring voordat met de uitvoering wordt begonnen. Het studie- en onderzoeksplan is in feite het contract tussen de drie partijen: student, opleiding en werkgever. Bij CAH Dronten is er per Wakker bekeken of het beter was om een module af te ronden via de reguliere weg of via een EVC-traject. Als er van het EVC-traject gebruik wordt gemaakt, gaat de Wakker met zijn werkzaamheden bewijzen dat hij voldoet aan de leerdoelen van de module en dat hij de behandelde onderwerpen (aan de hand van de inhoudsopgave van de studieboeken en de leerdoelen van de module) toepast in zijn werk. Dit verslag wordt dan beoordeeld door twee assessoren. Wakkers hebben hun curriculum afgerond met behulp van het EVC-traject of door middel van het reguliere traject. In een aantal gevallen was het een praktische oplossing om de student een vergelijkbare module uit de deeltijdopleiding als alternatieve route aan te bieden. Het voordeel daarvan is dat ze uit het gewone dagonderwijs gehaald worden en in een groep komen die in dezelfde situatie zit: studeren naast een drukke baan. Voor bepaalde type student is dit een passende oplossing. Tenslotte is het goed om op te merken dat het echt een goede keus kan zijn om gewoon de ‘oude’ modules te herkansen. Een EVC traject is meestal niet de gemakkelijkste oplossing omdat het een beroep doet op vaardigheden (inzet, doorzettingsvermogen, creativiteit) die wellicht in het verleden ook al een bottleneck waren. Een EVC-traject, zo leert de ervaring, is dus niet voor alle studenten even geschikt.
Bij competentiegericht onderwijs kan werken in een betaalde hbo-baan zeker een goede optie zijn om opleidingscompetenties te bewijzen. Bij Wakkers kan dat gedaan worden met een EVC-traject aangezien een gebruikelijke definitie van een competentie is: Competentie = Succesvol gedrag (doen én laten) in de beroepspraktijk. Iemand is dus pas echt competent als hij/zij succesvol handelt in een moeilijke beroepssituatie.
65
Het Werk Als Kans-deel van het project
66
In de omschrijving van een competentie draait het dus om de gebruikte werkwoorden die aangeven wat een beroepsbeoefenaar doet, of nalaat, om adequaat en succesvol te zijn in een concrete en lastige situatie in de beroepspraktijk. Als studenten hun competentie voor de toekomstige beroepspraktijk ontwikkelen, moeten ze daarom geconfronteerd worden met de belangrijkste opgaven, taken en dilemma’s van hun toekomstige beroep en rol (ook wel genoemd: de kernactiviteiten van een bepaald beroep) als hbo’er. Voor langstudeerders hebben we in dit project ervaringen met de volgende mogelijkheden: a. EVC als basis en daarna specifieke taken en opdrachten formuleren; b. Volgen van nog bestaande module(s) uit het reguliere curriculum; c. Deelname aan soortgelijke module(s) uit de deeltijdopleiding; d. Herkansing van bestaande modules uit het vigerende curriculum; e. Nog openstaande beroepssituaties componeren tot één project f. Afstudeerscripties maken op basis van huidige werkzaamheden op HBO-niveau De keuze uit de alternatieven maakt de student zelf in samenspraak met de uitstroomcoördinator. Er zijn geen algemene regels te geven. Alles is afhankelijk van de persoonlijke situatie van de student, de persoonlijkheid van de student, de feitelijke achterstand, de mogelijkheden op het werk, de al dan niet verstoorde relatie tussen docenten en student, het kunnen instappen in een vergelijkbaar module in de deeltijdopleiding, enzovoorts. Het eerste contact leggen met de student, is de eerste essentiële stap. Op basis van diverse gesprekken wordt dan het afstudeertraject bepaald.
Werk als kans en het EVC-traject In paragraaf 4.1 is aangegeven hoe de arbeidsmarkt ijkpunt is bij het competentiegericht opleiden en het beoordelen (assessment) van hbo’ers. Als beoordeling in het WAK-traject op een verantwoorde manier gebeurt, is dit een variant op het ervaringscertificaat (EVC), waarbij het gaat om erkennen van (elders dan op school) verworven competenties.
- Het verzamelen van bewijsstukken bij de diverse competenties wordt steeds gekoppeld aan het invullen van een STARR (situatie, taak, actie, resultaat, reflectie)vragenlijst. Deze vragenlijsten hebben betrekking op de actuele kennis, vaardigheden, beroepsbekwaamheden en werksituatie van de kandidaat. - Assessmentgesprek over het portfolio (veelal het criteriumgericht interview) door twee gediplomeerde assessoren (die zijn geen begeleiders geweest van het EVCtraject). Deze assessoren moeten de bevoegdheid hebben van de opleidingsexamencommissie om dit te beoordelen. De assessoren bepalen in hoeverre de Wakker zijn competenties behaald heeft. Een EVC-procedure kan alleen uitgevoerd worden op een werkplek indien op deze werkplek aan de volgende eisen voldaan wordt: - De student voert beroepshandelingen uit op hbo-niveau en werkt aan beroepsproducten die HBO-waardig zijn. Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid en samenwerking zijn daarbij kernwaarden. - De student heeft een volwaardige eigen werkplek met alle faciliteiten die daarbij horen.
67
“Dat het je gelukt is om deze student naar de HAS te krijgen, ik heb hem verschillende keren gebeld maar hij kwam zijn afspraken nooit na.”
Het Werk Als Kans-deel van het project
Het EVC-traject zou er als volgt uit kunnen zien: - Introductiegesprek waarin verteld wordt wat een EVC-procedure inhoudt, wat de Wakker moet doen en wat de opleiding doet. In dit gesprek worden de competenties van de opleiding uitgelegd en toegelicht. Na dit gesprek krijgt de Wakker een begeleider vanuit de opleiding toegewezen, die hem begeleid bij het opstellen van zijn portfolio. - De Wakker gaat een portfolio opbouwen waarin hij zijn competenties gaat bewijzen. Dit portfolio kan als volgt gestructureerd zijn: - De te behalen competentieset - Curriculum Vitae - Diploma’s, certificaten, getuigschriften - Huidige functiebeschrijving, eventueel verslaglegging van beoordelings- en functioneringsgesprekken, POP - Bewijsstukken: projecten, rapporten, documenten, verslagen enz. - Persoonlijke interesses en hobby’s en overige relevante zaken
68 Wakker: “Ik wilde echt mijn opleiding wel afronden, maar ik ben erg snel afgeleid en moet iemand hebben om mij aan de gang te houden. Ik werk meer dan veertig uur per week, dus het is ook erg moeilijk voor mij om mij in mijn vrije tijd tot schrijven toe te zetten. Ik vind het namelijk erg lastig om een goede structuur aan een verslag te geven en om mijn gedachten goed te verwoorden.”
- De student doet mee in het in de organisatie gebruikelijke systeem van functioneren en beoordelen en belonen. De werkzaamheden van de student zijn op hboniveau ingeschaald. De uitkomsten daarvan kunnen als bewijsstuk gelden tijdens het assessment. - De leidinggevende is in staat om de student te begeleiden met de studieactiviteiten. - De werkgever denkt mee met het uitvoeren van studieactiviteiten op de werkplek. - De leidinggevende van de student heeft minimaal hbo-niveau en is in staat de vereiste hbo-kwaliteit te beoordelen en de student daarop te coachen. De leidinggevende moet zelf een functie hebben op het niveau van projectleider, afdelingshoofd of directeur/eigenaar. - De organisatie biedt de mogelijkheid om de taken van de student dusdanig te wijzigen dat de ontbrekende competenties ontwikkeld en beoordeeld kunnen worden. Dit betekent dat de organisatie voldoende flexibel moet zijn en een behoorlijke omvang moet hebben, dan wel voldoende diversiteit in taken en verantwoordelijkheden.
Het opstellen van contracten In de projectaanvraag werd er nog van uitgegaan dat contracten tussen studentschool-werkgever noodzakelijk zouden zijn. De praktijk heeft echter anders uitgewezen. HAS Den Bosch heeft geen contracten opgesteld met Wakkers of met werkgevers. Er is steeds een koppeling gemaakt tussen nog openstaande modules en de inhoudelijke kant van het werk. CAH Dronten heeft ook geen contracten opgesteld met werkgevers, wel staat in de afspraken van de Wakker met de CAH, welke zaken met de werkgever afgestemd moeten worden. Het gaat daarbij altijd om zaken als bedrijfsgevoelige informatie, concurrentie-informatie, bedrijfsfinanciële informatie (bijvoorbeeld investeringsplannen), enzovoorts. Het is ons uitgangspunt dat het onwerkbaar wordt en tijdverspilling is om hier een heel contractensysteem voor op te zetten. De CAH heeft de ervaring dat werkgevers in principe altijd bereid zijn mee te werken, maar dat graag willen doen
op aangeven van hun medewerker. De student / medewerker is heel goed in staat aan te geven wat nodig is. Vaak blijken studietijd onder werktijd en betrokkenheid van de werkgever al voldoende stok achter de deur te zijn om de studie nu echt af te gaan ronden. Sommige werkgevers zeggen dat ze een vast arbeidscontract af laten hangen van het diploma
Leerervaringen in dit project Binnen de deelnemende instellingen is er een omslag in denken gekomen mede als gevolg van dit project. Doorstroom en uitstroom zijn niet langer zaken die ons en de student overkomen, maar daar gaan we bewust op sturen. Niet de student die net de norm heeft gehaald doet het goed, maar de student die alles heeft gehaald binnen de beschikbare tijd, verdient de pluim. De studenten die de propedeuse in één jaar halen krijgen nu een felicitatiebrief en een cadeautje. De propedeuse uitreiking is nieuw leven in geblazen, compleet met uitnodiging van de ouders. Studenten kunnen vanaf 2009 cum laude afstuderen, voorheen deden we dat nooit. Dit alles om goede prestaties als norm te stellen en niet de zesjes cultuur te stimuleren. Het OER is aangescherpt. Naast een BSA in het eerste jaar is er ook een BSA mogelijk na het 2e jaar als de student het eerste jaar niet heeft afgerond. De drempel van de toegang tot het afstudeerjaar is verhoogd. Alleen met een achterstand van minder dan 10 studiepunten mag men het afstudeerjaar in. Wie in juni voorafgaand aan het afstudeerjaar meer dan 30 studiepunten achterstand heeft, wordt geparkeerd en moet eerst de
Het Werk Als Kans-deel van het project
Bij Stoas Hogeschool wordt op basis van een aantal ervaringen steeds meer gewerkt met een intakegesprek op locatie waar opdrachtgever, student en uitstroomcoördinator verkennen waar de mogelijkheden liggen. Op basis van deze verkenning stelt de student een studie- en onderzoeksplan op dat nader besproken wordt en waar op basis van kwaliteit, matching met te behalen competenties en studeerbaarheid een fiat voor wordt gegeven. De coördinator zorgt tijdig voor intern overleg met assessoren over het te volgen traject. De goedkeuring wordt schriftelijk per mail/brief vastgelegd. In dit studie- en onderzoeksplan zijn procedures en werkwijzen, begeleiding en resultaten vastgelegd. Het fungeert als een contract. Partijen zijn er aan gehouden.
69
70
achterstand wegwerken. Wie minder dan 30 studiepunten achterstand heeft krijgt in augustus de kans via herkansingen de achterstand terug te brengen tot minder dan 10 studiepunten, anders volgt alsnog vertraging.
Al deze maatregelen zijn bedoeld om voor zover het van de organisatie en registratie afhangt, het stuwmeer van REST studenten nooit meer zo groot te laten worden als onder het oude leerplan het geval was. Deze maatregelen vloeien rechtstreeks voort uit dit project. Behandelingen: Het begint met analyse van de achterstand. Zijn de studiepunten correct berekend en zijn alle cijfers aanwezig? Wat waren de belemmeringen uit het verleden en hoe kan dat het beste opgelost worden? Het werkt motiverend als snelle successen snel gerealiseerd kunnen worden. Ik hoor nog al eens dat iets bijna af is (ik moet er een paar avondjes voor gaan zitten, meneer). Nou doe dat dan eens komende week is dan mijn advies, dan zorg ik dat het snel beoordeeld wordt en de studiepunten snel verwerkt wordt. Want als een en ander niet goed geregeld wordt, raakt het weer in het slop.
71
Het Werk Als Kans-deel van het project
Met ingang van 2010 wordt aan het begin van het schooljaar een overzicht gemaakt van de studenten met achterstanden. Voor de modules waarin veel studenten met achterstanden zijn, worden inhaallessen en examentrainingen georganiseerd. Dit moet ten goede komen aan de cohorten van het nieuwe leerplan waarvan de eerste studenten zijn afgestudeerd in juli 2010. De controle op de juistheid en volledigheid van leerplannen en cijferverwerking is gesystematiseerd en geïntensiveerd. Voorheen was er te veel sprake van een piepsysteem: we kwamen pas in actie als een student of een docent aan de bel trok. Mentoren, modulecoördinatoren en majorcoördinatoren gaan sturen op voorkomen en verminderen van achterstand. Er is afgelopen jaren veel energie gestoken in de ontwikkeling van het competentiegerichte onderwijs, nu gaat de energie naar de monitoring van de onderwijsprestaties.
72
Op de CAH hebben we goede ervaringen met EVC-trajecten, maar het is niet altijd de beste oplossing. Voor veel studenten is het een moeilijke en tijdrovende klus. Soms is het doen van enkele examens en/of het afmaken van oude verslagen de beste oplossing. In het laatste geval dient gewaakt te worden voor het uit de sloot halen van oude koeien. Hoeveel zin heeft het een verslag van een stage van drie of meer jaar geleden alsnog te maken? Dat gaat nergens meer over en het is niet leuk en niet motiverend. Kies er dan voor om volgens het vereiste format een verslag te maken over de huidige activiteiten bij zijn werkgever. Het is soms mogelijk om meerder deelopdrachten te clusteren tot een grote nieuwe opdracht. Als het toekomstgericht en actueel is, kost het de student minder moeite om het te volbrengen. Bovendien zal hij/zij eerder bereid zijn voor de 8 te gaan, bij oude zaken gaat het eerder om de minimum variant (als ik maar een 6 binnen heb ben ik er af). Helaas is onze ervaring dat dit soort dingen wel helpen maar geen garantie zijn op succes. Er blijven altijd studenten die geen kans zien voor open doel te scoren. Misschien komt dat wel omdat er ‘gewoon’ de bestaande eisen worden gehanteerd. De student krijgt niets cadeau en loopt er in feite tegenaan dat hij/zij niet in staat is het gewenste nivo te behalen. Helaas denken ze wel eens dat ze ‘met een A4-tje’ een hoop achterstand kunnen wegwerken. Als uitstroomcoördinator moet je daar vooraf heel helder over zijn: ik begeleid je wel en creëer zo nodig en zo mogelijk speciale arrangementen, maar je krijgt het niet cadeau, het is geen sluiproute en je wordt gewoon met de normale standaard en door de geëigende assessoren beoordeeld. Een heel nuttige variant op deze werkwijze is het aanwijzen van vervangende modules uit de deeltijdopleiding. Dit biedt de kandidaat structuur en duidelijkheid en een setting met mede studenten die het ook allemaal naast hun baan moeten doen. Vooraf moet met de examencommissie worden afgekaart welke ontbrekende modules en module onderdelen kunnen worden ingevuld via een vervangende module uit de deeltijdopleiding. Daarbij moet een goed evenwicht worden gevonden tussen de omvang van de ontbrekende studiebelasting en de ontbrekende leerdoelen / competenties / vakinhouden in relatie tot de vervangende module. Als uitstroomcoördinator moet je een goed inzicht hebben in de curricula om deze exercities te uit te voeren en je moet verstand hebben van EVC trajecten. Een gedelegeerd mandaat van de examencommissie is uiteraard ook noodzakelijk.
Met de Wakkers worden steeds afspraken gemaakt over het afronden van hun studie. In het kader staat een verhaal uit de praktijk. Het is gegaan zoals het beschreven is.
73
Het Werk Als Kans-deel van het project
Het werk van uitstroomcoördinator is complex. Collega’s, met wie overlegd moet worden om te kijken op wat voor manier de Wakker die module kan afronden, waren vaak sceptisch. Zij hebben in het verleden verschillende keren geprobeerd om contact op te nemen met de Wakker en deze kwam zijn afspraken niet na. Er is meestal een negatief verleden bekend van de Wakker bij de collega’s. De collega’s waren over het algemeen wel bereid om mee te denken over het afronden van de module. De collega’s vonden het erg prettig dat zij alleen het eindproduct hoefden te beoordelen en dat de procesmatige begeleiding bij de uitstroomcoördinator lag. De Wakkers vonden het contact met de hogeschool ook lastig, al waren ze wel blij dat de hogeschool weer contact opnam. Hierdoor was de eerste drempel overwonnen. Ook bij de Wakkers zit er een studieverleden, waarbij zij soms problemen hebben met bepaalde docenten.
74
Een Wakker (tiendejaars) wilde zijn studie afronden. Deze Wakker moest nog drie onderdelen van zijn studie afronden. Een scriptie schrijven, een module afronden en zelfmanagement. De uitstroomcoördinator heeft de Wakker gebeld om te vragen of het zin had om op de werkplek langs te komen. Dit had geen zin volgens de Wakker. De Wakker wilde zelf contact opnemen met de betreffende modulecoördinatoren om zijn studie af te ronden. De uitstroomcoördinator zou na drie weken met de Wakker bellen als hij geen actie ondernomen had. Na drie weken moest de uitstroomcoördinator inderdaad weer bellen. De Wakker zou een probleemstelling formuleren voor zijn scriptie en die naar zijn begeleider mailen. Dat heeft hij gedaan. De uitstroomcoördinator heeft de modulebeschrijvingen van de betreffende modules en een handleiding voor het schrijven van een verslag naar de Wakker gestuurd. Daarna kwam de Wakker op dreef, hij mailde regelmatig over zijn vorderingen en werkte alle studieonderdelen achter elkaar af. Na afloop gaf de Wakker aan dat hij de volgende redenen had om zijn studie af te ronden: - het terugbetalen van de Studiefinanciering als hij binnen tien jaar zijn opleiding niet had afgerond; - het vinden van een hbo-waardige baan. De werkgever had aangegeven dat hij alleen een baan op hbo-niveau zou krijgen als hij ook een hbo-diploma had; - het contact dat gelegd werd door de uitstroomcoördinator en het feit dat deze iedere keer contact opnam als de vorderingen niet volgens afspraak verliepen. Collega’s gaven na afloop aan dat de Wakker zeer gegroeid was in zijn doen en laten. Hij heeft de module met een 8 afgerond en zijn scriptie met een 7. Hij heeft voor zijn zelfmanagement een evaluatie geschreven waarom hij zijn studie niet eerder had afgemaakt en hij heeft een zeer goede presentatie gegeven voor studenten over zijn werkgever. Alle collega’s vonden dat deze Wakker met recht zijn diploma kreeg.
Een zesdejaars Wakker moest alleen nog een scriptie schrijven en zijn zelfmanagement afronden. Deze Wakker was al aan het werk en werkte meer dan veertig uur per week. De uitstroomcoördinator heeft contact met hem opgenomen en een afspraak gemaakt. In dat gesprek zijn afspraken gemaakt op welke wijze hij zijn zelfmanagement kon afronden en hoe hij verder zou gaan met zijn scriptie. De Wakker was inmiddels gestopt met zijn baan en had nu dus tijd om aan zijn studie te besteden. Voor zelfmanage-
ment heeft de Wakker dezelfde onderdelen gedaan als de reguliere studenten. Voor het schrijven van zijn scriptie heeft hij een begeleiding gehad van een docent (net als bij andere scripties). De uitstroomcoördinator hield wel iedere keer een vinger aan de pols en als het een tijd lang stil was rondom zijn scriptie dan belde de uitstroomcoördinator de Wakker weer op om afspraken te maken. De Wakker heeft dit schooljaar zijn scriptie en zijn zelfmanagement afgerond en dus zijn studie ook afgerond.
Functiekwaliteiten van de uitstroomcoördinator Zoals al eerder gesteld zijn de activiteiten van de uitstroomcoördinator van grote betekenis. Tijdens dit project hebben we van hem/haar een scherper beeld gekregen van functiekwaliteiten en eigenschappen. In het concept van de mogelijkheden om werk als een kans te zien en niet als bedreiging voor het afstuderen, blijkt in dit project dat de uitstroomcoördinator een vitale functie vervult. Hij is in feite de spil waar alles omdraait. Uit het project in naar voren gekomen dat de coördinator een flink aantal vaardigheden moet hebben. De coördinator heeft de volgende kwaliteiten: - Heeft inzicht in het curriculum - Heeft inzicht in het werkveld - Kan een werkplek beoordelen - Mensgericht - Servicegericht - Volhardend - Initiatiefnemend - Flexibel - Resultaatgericht
Het Werk Als Kans-deel van het project
Bovenstaande voorbeelden laten zien dat de langstudeerder serieuze aandacht van de opleiding op prijs stelt en hem motiveert om zijn studie op een volwaardige manier af te ronden. In bijlage 10 is nog een case studie opgenomen van een langstudeerder. Het is een waar gebeurd verhaal. Alleen de naam van Arie de Haan is verzonnen. Ook in bijlage 11 is nog een case uitvoerig beschreven. De cases geven een getrouwe weergave van wat de uitstroomcoördinator allemaal tegenkomt.
75
76
Ook is gerapporteerd dat de coördinator soms de rol van mediator moet vervullen. De relatie tussen studenten en docenten zijn niet altijd even goed gebleven. Met name docenten hebben vervelende ervaringen met studenten als ze weer hun afspraken niet nakomen, niet op een herkansing verschijnen of helemaal niets van zich later horen. Als deze student zich als Wakker meldt, dan moet de uitstroomcoördinator nog wel enkele plooien uit verleden glad strijken.
Resultaten In de projectaanvraag is voorgenomen om op het einde van het project een substantieel percentage (-5%) minder langstudeerders te hebben dan bij aanvang. Dit wil zeggen dat het percentagelang langstudeerders ten opzichte van het aantal ingeschreven studenten met 5% is verlaagd. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de bereikte resultaten. instelling
Ingeschreven per Aantal langstudeer- % van aantal in- % Stand bij project1-10-2010 ders schrijvingen aanvraag in 2007
CAH
1425
88
6,18
11,9
HAS
1869
35
1,87
1,7
Stoas
750
54
7,2
6,7
Tabel 4: Overzicht percentage langstudeerders t.o.v. het totaal aantal inschrijvingen per 1-10-2010. Uit de tabel blijkt dat het percentage langstudeerders bij de CAH aanzienlijk is gedaald. Er is daar dan ook in de projectperiode veel in geïnvesteerd. Het percentage bij de HAS is iets opgelopen, maar het blijft een erg laag percentage. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet alle opleidingen van Hogeschool HAS Den Bosch aan het project hebben deelgenomen. De opleiding (A) die wel heeft deelgenomen, brengt het aantal langstudeerders naar beneden. Het percentage van de Stoas Hogeschool is wat hoger geworden. Het voldoet niet aan het criterium van -5%.
Nadere toelichting op de resultaten bij de CAH Bij de CAH was van begin af aan een sterke noodzaak aanwezig om het stuwmeer van langstudeerders leeg te maken. Daarin is van begin af aan veel geïnvesteerd. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de resultaten van de eerste activiteiten op dit gebied.
77
De afgelopen drie jaren zijn er op de CAH 44 studenten gediplomeerd via diverse WAK-trajecten.
Aantal afgestudeerde wakkers
06/07
07/08
08/09
Totaal
Bedrijfskunde en Agribusiness
6
9
13
28
Dier en veehouderij
2
4
2
8
Tuinbouw en Akkerbouw
3
1
3
7
Plattelandsvernieuwing Totaal
1 11
15
1 18
44
Tabel 5: Overzicht afgestudeerde Wakkers in de studiejaren 2006-2009 Na de start van het project neemt het aantal gediplomeerden via de verschillende Waktrajecten toe. Het begeleiden van Wakkers begint langzaam op gang te komen. In het schooljaar 2009-2010 is het project tot volle wasdom gekomen en is de organisatie gewend geraakt aan het omgaan met Wakkers. Ook de uitstroomcoördinator is dan in vol bedrijf.
Het Werk Als Kans-deel van het project
CAH Dronten
Inschrijvingen jaar 5 Aantal bij start Gediplomeerd in Niet gehaald of tus- Nieuwe poging in en meer 09/10 09/10 sentijds gestopt 10/11
78
Major 1
42
21
21
19
Major 2
29
18
11
11
Major 3
31
15
16
15
Major 4
11
5
6
4
Major 5
48
17
31
28
Major 6
15
10
5
5
Major 7
19
13
6
5
Major 8
4
3
1
1
Major 9
3
3
0
0
Totaal
202
105
97
88
Tabel 6: Overzicht langstudeerders en gediplomeerden CAH Dronten studiejaar 2009-2010 In één jaar tijd is het aantal langstudeerders van 202 teruggebracht naar 88. Dit is meer dan een halvering. Onder deze 88 studenten valt nog meer dan de helft onder de Wakkers. Dit zijn studenten waarmee contact is verkregen en die aan het afstuderen zijn. Het is niet zo dat in alle gevallen een WAK-traject snel verloopt. Sommige Wakkers hebben nu eenmaal meer tijd nodig om opdrachten af te ronden. Continue aandacht, stimulering en begeleiding leiden veelal tot succes. Een 100% garantie op succes is niet te geven. In totaal zijn vorig jaar maar negen studenten gestopt (97-88). Wij verwachten in het volgend studie jaar minstens 50% succesvol naar de finish te begeleiden. Nadere toelichting op de resultaten van de Hogeschool HAS Den Bosch Om een wat de gedetailleerdere vergelijking te kunnen maken tussen de aantallen langstudeerders bij de feitelijke aanvang van het project en het einde, is nogmaals de tabel van de situatie per 1-10-2008 weergegeven.
Jaar
6
7
8
9
10
Totaal
Totaal studenten
% Langstudeerders
Opleiding A
7
1
1
1
10
269
3,72%
0
91
0%
Opleiding B Opleiding C
2
2
147
1,36%
2
2
2
100%
Opleiding E
0
75
0%
2
1
11
460
2,39%
1
224
0,45%
4
119
3,36
0
66
0%
31
1453
2,13%
Opleiding F
8
Opleiding G
1
Opleiding H
3
1
Opleiding I Totaal
21
7
2
0
1
Tabel 7: Langstudeerders bij HAS Den Bosch per 1-10-2008 De opleidingen B, E en I zijn nog maar net gestart op 1-10-2008 en kunnen derhalve nog geen studenten hebben die als langstudeerders kunnen aangemerkt worden. Opleiding D wordt niet meer aangeboden. Er zijn nog twee studenten over. Het percentage langstudeerders is met 2,13 laag. Er zijn wel wat verschillen tussen de opleidingen, maar groot worden ze nergens. Jaar
6
7
8
9
Opleiding A
2
4
1
10
Opleiding B Opleiding C
4
Opleiding D Opleiding E
Totaal
Totaal aantal stu- % Wakkers denten
7
273
2,56%
0
212
0%
4
179
2,23%
0
0
0%
0
97
0%
15
447
3,36%
Opleiding F
9
2
3
Opleiding G
2
2
4
262
1,53%
Opleiding H
3
2
5
139
3,60%
0
260
0%
35
1869
1,87%
1
Opleiding I Totaal
20
10
4
1
0
Tabel 8: Langstudeerders bij HAS Den Bosch per 1-10-2010
79
Het Werk Als Kans-deel van het project
1
Opleiding D
80
Vergelijken we nu dezelfde gegevens uit de tabellen met het 1-10-2010 dan vallen er een paar zaken op. Het percentage langstudeerders als onderdeel van het totaal aantal studenten is gedaald van 2,06% naar 1,87%. Het toch al lage percentage langstudeerders is nog verder gedaald. De twee langstudeerders uit opleiding D zijn inmiddels afgestudeerd. De activiteiten van de uitstroomcoördinator van de Hogeschool HAS heeft zich vooral gericht op opleiding A. Juist bij deze opleiding is het percentage langstudeerders wat gedaald. Dit in tegenstelling tot de meeste andere opleidingen die juist wat oplopen. De daling van het percentage langstudeerders bij opleiding A wordt gezien als ondersteuning van het effect, dat met een uitstroomcoördinator bereikt worden, ook al zijn de verschillen op zich klein. In opleiding A heeft de uitstroomcoördinator negen langstudeerdes begeleid. Vijf van hen hebben hun diploma gehaald, één is in 2010 uitgeschreven en twee zijn nog hard bezig en hebben de eerste resultaten behaald. Één langstudeerder doet niets, ondanks pogingen onzerzijds om deze aan de gang te krijgen. Alle langstudeerders zijn benaderd. Als een student ondanks aansporingen en begeleiding van de uitstroomcoördinator, niet wil afstuderen, en zich bewust uitschrijft, dan schept dit duidelijkheid. Het is wel een resultaat. Wanneer de pogingen om een langstudeerder aan het afstuderen te krijgen, mislukken, dan is het jammer. Als een student ondanks herhaaldelijk bellen en mailen niet (meer) reageert, dan houdt het op. Het is aan de individuele uitstroomcoördinator om te bepalen hoe lang hij met contact zoeken en begeleiding doorgaat. Nadere toelichting op de resultaten van Stoas Hogeschool Stoas Hogeschool definieert een langstudeerder als deze na het vierde jaar zijn of haar opleiding niet heeft voltooid. Dit in tegenstelling tot de twee andere opleidingen. Uit tabel 4 blijkt dat het percentage langstudeerders is opgelopen van 6,7% naar 7,2%. Dit is een geringe, doch niet verwachte stijging. Op de locatie Dronten van Stoas Hogeschool is tijdens de projectfase begeleiding geweest voor de Wakkers. Van de populatie Wakkers in 2008 zijn in het studie jaar 2008/09 twaalf studenten afgestudeerd, in 2009/10 bedroeg dat een aantal van zestien studenten en in september 2010 zijn nog eens zes studenten met studieachterstand afgestudeerd. In totaal zijn er 34 Wakkers afgestudeerd. Dat er desondanks
Kosten en bekostiging Opsporen en begeleiding van langstudeerders kost geld. Het gaat hierbij om structurele kosten, die een instelling moet maken om langstudeerders op een goede manier te laten afstuderen. Er zijn aan de kant van de instelling vooral personele kosten gemaakt voor de langstudeerders. De standaard begeleiding van studenten met een achterstand in het reguliere curriculum is niet met veel extra kosten gepaard gegaan. De begeleidingsopzet zoals weergegeven in hoofdstuk 2 voor het ZOAP-deel kunnen uit de reguliere bekostiging betaald worden. Dit was ook een van de uitgangspunten van het begeleidingsmodel. Voor het WAK-deel liggen de extra kosten vooral in de benodigde tijd van de uitstroomcoördinator en voor de docenten die extra tijd moeten investeren. Deze extra tijd kan teruggebracht worden als de langstudeerders in het reguliere curriculum
81
Het Werk Als Kans-deel van het project
verhoudingsgewijs nog veel langstudeerders zijn (54) heeft te maken met het feit dat een beroepssituatie is onderverdeeld in subonderdelen. Voor elk subonderdeel moet een voldoende gehaald behaald zijn. Als een student in verschillende beroepssituaties nog enkele subonderdelen moet voltooien – en dit niet binnen de vier jaar doet – dan wordt hij al snel een langstudeerder. Het is dus zaak om een volledig zicht op studieachterstanden te hebben en daar dan wat mee te doen, zie hiervoor het ZOAP-deel van het project. Met name in het eerste jaar van het project betrof het studenten die studeerden in een mix van een modulair en een nieuw BS-systeem. Momenteel zijn er op basis van eerder gemaakte afspraken nog een viertal studenten die afstuderen in genoemde combinatie, waarschijnlijk nog in 2010. Voor andere studenten is een overgang gemaakt naar een volledig BS-systeem. De nog in te lopen studieachterstanden worden steeds in termen van (onderdelen) van beroepssituaties beschreven. Wij hebben overigens de ervaring dat een BS-systeem meer en gemakkelijker aanknopingspunten biedt om de principes van Werk Als Kans toe te passen. Er is namelijk gemakkelijker een koppeling te maken tussen openstaande beroepssituaties in de opleiding en beroepssituaties uit de werkpraktijk van studenten. Dit is een belangrijk voordeel van Competentie Gericht Opleiden.
(voltijd of deeltijd) modules volgen en aan de gewone tentamens meedoen. Wanneer een student een EVC-traject ingaat, dan komen er extra kosten bij. In het project hebben wij ervaren dat de extra kosten voor de langstudeerders erg zijn meegevallen.
82
Meer in het bijzonder gaat het om kosten als; - opsporen langstudeerders en contacten leggen - gesprek voeren en afspraken vastleggen - eventueel bezoeken werk en werkgever - contact leggen met (module)docenten, afspraken vastleggen - volgen van de langstudeerder door de uitstroomcoördinator - uitvoeren EVC-traject - diverse andere werkzaamheden In onderstaande tabel is een schatting van de kosten gemaakt op basis van opgedane ervaringen. Schatting kostenbij opsporen en begeleiden langstudeerders Kosten
aantal uren
uurprijs
kosten
• opsporen langstudeerder
4
75
300
• gesprek voeren en afspraken vastleggen
8
75
600
• contact leggen met (module)docenten, afspraken vastleggen
kostensoorten
8
75
600
• volgen van de langstudeerder door de uitstroomcoördinator, 4 tussentijdse gesprekken en contacten
75
300
• diverse andere werkzaamheden
4
75
300
subtotaal aantal uren
28
75
2100
uitvoeren EVC-traject
12
75
900
Totaal aantal uren inclusief EVC-traject
40
75
3000
Tabel 9: Schatting kosten bij opsporen en begeleiden langstudeerders Aan de andere kant staan er ook baten tegenover. Naarmate de onderwijsvraagfactor van de instellingen hoger wordt, zal ook de bekostiging toenemen. In onderstaande tekst is een indicatieve schatting gegeven van “minder vergoedingen” voor de instellingen als studenten alsnog niet-gediplomeerd worden in het oude vergoedingensysteem.
83
Het Werk Als Kans-deel van het project
84
De vergoeding van overheidswege is exclusief collegegeld circa a 5.500,-. Een student wordt maximaal 4,5 jaar bekostigd. Dus voor de uitvallers na 6 jaar moet de instelling 4,5-1,35 (propedeuse)= 3,15 * a 5.500,- terug betalen (wordt ingehouden). Dit is dus een bedrag van a 17.325,- per student die niet afstudeert. De instellingen krijgt dan ook nog een diplomavergoeding en de onderwijsvraagfactor gaat omhoog. Een rekensom met de onderwijsvraagfactorformule leert dat de verbetering van de OVF met 0,01 bij een werkelijk aantal studenten van 1000, een toename van het aantal bekostigde studenten betekent van 10, dan praat men toch over een slordige 55.000 euro per jaar. Alles bijeen genomen is het zeer lonend voor de instellingen om vooral oudere jaars alsnog, uiteraard op het vereiste HBO-niveau, te laten afstuderen. In het nieuwe bekostigingssysteem krijgt het agrarisch onderwijs per student, gedurende vier jaar, een bedrag van a 5.715,-. (per 1-10-2010) Daar komt nog het collegegeld per jaar van a 1672,- bij. Slaagt de student dan krijgt de instelling het “diplomageld” van a 5.715,- daar bovenop. De bekostiging duurt maximaal vier jaar. Voor alle studenten die langer dan vier jaar ingeschreven staan, ontvangt de instelling alleen nog het collegegeld, terwijl de onderwijskosten per student gewoon doorlopen. Door de nieuwe bekostiging wordt het nog belangrijker studenten goed te volgen en meteen actie te ondernemen bij het ontstaan van studieachterstanden. Als een langstudeerder na zes, zeven, acht jaar of nog langer, uiteindelijk niet afstudeert en toch nog (gedeeltelijk) onderwijs volgt, dan staan er behoorlijk wat kosten tegenover en het diplomageld wordt gemist. Alleen al de opbrengsten van het diplomageld (a 5.715) rechtvaardigen extra inspanningen van de uitstroomcoördinator (a 2.100 kosten zonder EVC-traject en a 3.000,- met EVC). Dit laat onverlet dat de maatschappelijke opbrengsten (zie hoofdstuk 1) voor student (gediplomeerd) en voor de werkgever (gediplomeerd personeel) zeker zo belangrijk zijn.
Samenvattend Samenvattend hebben de projectdeelnemers de volgende strategie ontwikkeld bij het voorkomen en inhalen van studieachterstanden. Deze strategie kan weergeven worden in vier motto’s en vijf trefwoorden.
Motto 1: voorkomen is beter dan genezen, achterstand voorkomen is beter dan achterstand moeten inhalen. Motto 2: de vinger zo snel mogelijk op de zere plek. Als je niet snel ingrijpt kan het probleem de student en de school gemakkelijk boven het hoofd groeien. Motto 3: recht blijven doen aan de zelfstandigheid en de eigen verantwoordelijkheid van de student: we lopen wel met ze mee, maar we dragen ze niet. Motto 4: als een student eenmaal een langstudeerder is, dan loont het zeer de moeite om deze student op te sporen en een passende begeleiding te geven.
Het wegwerken van studieachterstand bij langstudeerders kost tijd en energie bij zowel de langstudeerders als bij de hogescholen. De hogescholen moeten ervoor zorgen dat er zicht is op studieachterstand en dat er geen langstudeerders meer ontstaan. Hiermee is tevens aangegeven dat de projecten ZOAP en WAK niet los van elkaar staan: elk begint aan een eigen kant de draad op te winden. Op den duur moet de werkwijze volgens ZOAP ervoor zorgen dat er steeds minder langstudeerders komen.
Het Werk Als Kans-deel van het project
Trefwoorden: - Controleren of de behaalde resultaten correct en compleet zijn vertaald in behaalde studiepunten. - Signaleren of de behaalde studiepunten minder zijn dan wat verwacht kon worden. - Confronteren van de student met de ontstane achterstand. Leg de vinger op de zere plek. - Diagnosticeren wat het probleem is en nagaan of de toolkit ingezet kan worden. - Accelereren oftewel inlopen van achterstanden via extra coaching en via tal van extra maatregelen als bijvoorbeeld bijspijkerlessen, herziening van het curriculum, examentrainingen, visualiseren van de leerstof, instructiefilmpjes, oeftentoesten, enzovoorts, enzovoorts.
85
Belangrijkste conclusies en bevindingen 86
1. Kies als instelling voor één bepaalde visie op studentbegeleiding en richt de feitelijke begeleiding daar naar in. In dit project hebben wij gekozen voor een strakke benadering van de studenten. We laten studieachterstanden niet op hun beloop. 2. Investeer in een studentbegeleidingssysteem dat niet alleen registreert wat de studenten al behaald hebben, maar ook wat ze in een bepaalde periode nog niet behaald hebben. Er bestaat een groot grijs gebied tussen officieel behaalde en de vermeende prestaties zoals docenten en studenten die veronderstellen. 3. De in het studentbegeleidingssysteem opgenomen informatie moet betrouwbaar en volledig zijn. Deze informatie moet de basis zijn voor het gesprek met de slb-er. Aan het begin van het project hebben wij geconstateerd dat de beschikbare informatie verre van betrouwbaar was. Dit kwam onder meer door gebrekkige invoering en controle, zelf bedachte deeltentamens, onduidelijke feedback, informatie over de voortgang, enzovoorts. 4. Zet een voor student en docent een helder studentbegeleidingssysteem op met duidelijke rollen en taken en communiceer dit in de instelling. 5. Zorg voor een gereedschapskist waaruit studenten en hun begeleiders kunnen putten om voorkomende problemen bespreekbaar te maken en te helpen oplossen. In een dergelijke gereedschapskist zijn onderdelen opgenomen als beroepsbeeldontwikkeling, motivatie, leren leren, persoonlijkheidsontwikkeling, zelfbeeldontwikkeling en reflectie. 6. In dit project is veel winst behaald door een grondige analyse van het curriculum in termen van studeerbaarheid. Er moet veel aandacht zijn voor interne consistentie van de leerstof en witte vlekken. Een duidelijke koppeling tussen onderwijs en toetsen maakt het voor de student overzichtelijker. 7. Extra hulpmiddelen voor studenten in de vorm van hulplessen, proeftoetsen, extra uitleg al dan niet op video, powerpointpresentaties van (externe) deskundigen, herhalingsstof van voorgaande jaren, schema, stroomdiagrammen, visualisaties van theoretische leerstof, enzovoorts, gekoppeld aan de betreffende module, helpen de studenten bij het goed voorbereiden van een tentamen. De kans van slagen wordt daarmee groter en dus de kans op studieachterstand kleiner. 8. Met student- en docentevaluaties van de modules of beroepssituaties is veel informatie verkregen over bijvoorbeeld struikelvakken, moeilijke leerstofonderde-
87
Belangrijkste conclusies en bevindingen
len, incongruenties tussen stof en toetsing, gebrek aan feedback, enzovoorts. Door hier maatregelen voor te nemen, werd het curriculum beter. 9. Het aanstellen van een uitstroomcoördinator, die actief de langstudeerders benadert en in samenspraak met student en docent een realistische afstudeerroute opstelt, is een effectieve manier om langstudeerders op een goede manier aan een volwaardig diploma te helpen. 10. Bij de problematiek van de studieachterstanden staat “Zicht op Achterstand” en er gericht wat aan doen, centraal. Voor de langstudeerders vormt “Werk als Kans” zoals gearrangeerd door de uitstroomcoördinator, een goed vangnet.
Slotwoord 88
De achterstandsproblematiek is met dit project van een moedeloos makende onoverzichtelijke slordige stapel, een min of meer netjes gesorteerde werkkast geworden. Het overzicht is terug, nog niet alle ordners en mappen zijn helemaal op orde. Het loont de moeite: dit is misschien wel de belangrijkste conclusie. Het is onze inzet meer dan waard want veel langstudeerders zijn inmiddels daadwerkelijk afgestudeerd en anderen zijn van kansloos, kansrijk geworden. Binnen het ZOAP- en het WAK-deel van ons project worden veel benamingen zoals uitstroomcoördinator, studie-adviseur, mentor, coach, modulecoördinator gebruikt. Elk van de drie deelnemende hogeschool heeft andere benamingen of heeft zorg en begeleiding iets anders georganiseerd, maar de kern blijft: aandacht voor de student, voor de vorderingen en de studieachterstanden. Aandacht alleen is niet voldoende. In dit project hebben we ook wegen ontwikkeld om zicht op studieachterstand te krijgen en daar wat aan te doen. Ook het Werk als Kans deel van het project heeft interessante mogelijkheden opgeleverd. Verreweg meeste studenten willen toch nog graag afstuderen. De aangeboden hulp is meer dan welkom. Door naast het WAK-traject in te zetten op de aanbevelingen in het ZOAP-hoofdstuk, zullen langstudeerders in de toekomst veel minder voorkomen. Er zullen altijd wel enkele langstudeerders blijven. Werk Als Kans biedt daadwerkelijk kansen om op basis van werkervaringen en kennis van het werk, op een volwaardige manier af te studeren. Het structurele probleem moet nu met structurele beleidsmaatregelen voorkomen worden. Daarvoor biedt ZOAP concrete aanknopingspunten. Voor verdere verdieping en achtergrondverhalen uit de praktijk van dit project in ons onderwijs verwijzen wij graag naar de bijlagen. Daaruit wordt wellicht nog extra duidelijk dat succesvol onderwijs vooral mensenwerk is, uiteraard, en dat procedures en formulieren hieraan ondersteunend moeten zijn. Het gebruik van ict is in ons project niet eens zo noodzakelijk gebleken. Er is wel op grote schaal gebruik gemaakt van de elektronische leeromgeving Blackboard en van applicaties om met studenten in een gezamenlijke community met elkaar te laten sa-
menwerken (Virtual Action Learning). Studenten die in hetzelfde schuitje zitten, stimuleren elkaar om de finish te halen. Ook is in voorkomende gevallen gebruik gemaakt van een Skype-verbinding.
Met goed achterstandmanagement naar All2Finish!
Slotwoord
Al met al hebben wij er vertrouwen in dat deze ervaringen en voorstellen de studieloopbaan van onze eigen studenten zullen optimaliseren. Wij zijn er steeds vanuit gegaan dat de instelling verantwoordelijkheid neemt voor hun studenten. Eén van de projectdocenten zei het treffend: “We lopen wel met je mee, maar we dragen je niet”. Hopelijk nemen veel hbo-instellingen de resultaten op hun eigen manier, met hun eigen mogelijkheden en cultuur, over. Dat is een goede zaak voor die instellingen, voor hun studenten en daarmee voor onze maatschappij.
89
Bijlagen 90
Bijlage 1a: Invulling van het Coachingstraject Voedingsmiddelentechnologie 4-jarig Jaar
Blok 1
1
Introductieprogram- 1e Coachgesprek ma *Studieresultaten *Bedrijfscommunicatie Outdoor *Autobiografie *SWOT-analyse Voorlichting PSC-tra- *……………………………… ject Ke n n i s m a k i n g s g e sprek *Voorbereidinsvragen van het kennis-makingsgesprek * Outdoor Oriëntatiestage 4e Coachgesprek *Evaluatie stage *PPO à toolkit Stageterugkomdag *Welke trainingen? *BedrijfscommunicaGezamenlijke lunch tie met coaches *………………………………
2
Blok 2
Blok 3
Blok 4
2e Coachgesprek *Studieresultaten *Bedrijfscommunicatie * PPO1 à toolkit2 *………………………………
3e Coachgesprek *Studieresultaten *Bedrijfscommunicatie *Studiekeuze FT of FH *Stage (bedrijf en leerdoelen) *PPO à toolkit * SWOT-analyse 1 *………………………………
Stagevoorbereiding Kwaliteitenspel à Hulpmiddel leerdoelen stage P S C - v e r s l a g propedeuse 5e Coachgesprek 6e Coachgesprek *PPO à toolkit *Stage (bedrijf en *Bedrijfscommunica- beeld van het beroep tie *PPO à toolkit *……………………………… *SWOT-analyse 2 *Bedrijfscommunicatie Voorlichting stage en *……………………………… vreemde talen traject Voorlichting afstudeerprofielen en sectororiëntatie
91 3
STAGE Stageterugkomdag
Bijlagen
Voorlichting TO en competentieverslag Hulpmiddel à persoonlijke visie en persoonlijke waarden (week 2)
Voorbereiding TO en competentieverslag Hulpmiddel à Attitudespel
Verslag ‘persoonlijke Persoonlijke Actie Plan ‘attitudespel’ visie inclusief waarden’ (week 6) à Gezamenlijke lunch met coaches
4
7e Coachgesprek *Stage (bedrijven en leerdoelen) *Verslag persoonlijke visie inclusief waarden *PPO à toolkit *Bedrijfscommunicatie *……………………………… 8e Coachgesprek 9e Coachgesprek *Evaluatie stages *Competentieverslag *Competentieverslag *Bedrijfscommunicatie *Stand van zaken PSC- *……………………………… traject (vreemde talen, studieactiviteiten en trainingen) *PPO à toolkit *Bedrijfscommunicatie *………………………………
1
Exitgesprek PSC-verslag
PPO: Persoonlijke Professionele Ontwikkeling Toolkit: course op blackboard, SLBtoolkit met documenten t.b.v. persoonlijke professionele ontwikkeling
2
Bijlage 1b:Invulling van het Coachingstraject Voedingsmiddelentechnologie 3-jarig 92
Jaar 1
2
Blok 1 Introductie
Blok 2 1e Coachgesprek *Studieresultaten *Bedrijfs Outdoor communicatie *Autobiografie Voorlichting PSC*SWOT-analyse traject *Studiekeuze FT of FH Kennismakingsgesprek *……………………………… *Voorbereidinsvragen van het kennis-makingsgesprek * Outdoor
Blok 3 2e Coachgesprek *Studieresultaten *Bedrijfs communicatie * PPO1 à toolkit2 *………………………………
Voorlichting TO en competentieverslag Hulpmiddel à persoonlijke visie en persoonlijke waarden (week 2)
STAGE
Verslag ‘persoonlijke visie inclusief waarden’ (week 6) à 4e Coachgesprek *Verslag persoonlijke visie inclusief waarden *PPO à toolkit * Welke trainingen? *Bedrijfs communicatie *………………………………
5e Coachgesprek *Stage (bedrijven en leerdoelen) *PPO à toolkit *Bedrijfscommunicatie *………………………………
Voorlichting stage en vreemde talen traject
Blok 4 3e Coachgesprek *Studieresultaten *Bedrijfs communicatie *PPO à toolkit * SWOT-analyse 1 *……………………………… PSC-verslag propedeuse
Voorlichting afstudeerprofielen en sectororiëntatie
Stageterugkomdag Voorbereiding TO en competentieverslag Hulpmiddel à Attitudespel Verslag ‘attitudespel’ Gezamenlijke lunch met coaches
3
2
7e Coachgesprek *Competentieverslag *PPO à toolkit *Bedrijfscommunicatie *………………………………
Exitgesprek PSC-verslag
PPO: Persoonlijke Professionele Ontwikkeling Toolkit: course op blackboard met documenten t.b.v. persoonlijke professionele ontwikkeling
93
Bijlagen
1
6e Coachgesprek *Evaluatie stage *Competentieverslag *Stand van zaken PSCtraject (vreemde talen, studieactiviteiten en trainingen) *PPO à toolkit *Bedrijfs communicatie *………………………………
Bijlage 2: Ervaringen met het gebruik van filmpjes bij wegwerken van studieachterstanden 94
Bij dit project is ervaring opgedaan met het opnemen van lessituaties op film. Tijdens het project bleek dat docenten niet erg happig zijn op het opnemen van lessituaties. Er waren maar enkele collega’s bereid om een lessituatie op te nemen. Het grote probleem is vooral dat docenten niet willen dat de filmpjes overal op terug te vinden zijn (zoals op you-tube). Als een docent bereid is om een lessituatie te filmen wil deze dat deze filmpjes alleen beschikbaar komen voor de studenten van de eigen opleiding, eventueel eigen school. Er zijn twee lessituaties (scheikundelessen) op film opgenomen. Voor deze filmopname is gebruik gemaakt van een flip. De docent heeft, zonder publiek, twee scheikundige onderwerpen uitgelegd op het bord en dit is gefilmd. Het maken van een duidelijke film was geen probleem met de flip. Na afloop zijn de filmopnames op de computer gezet, dit kan rechtstreeks vanaf de flip worden gedaan en de opnames worden als MP4-bestand opgeslagen. Daarna kwam pas het probleem. Wat bleek namelijk, het was de bedoeling om de filmopnames beschikbaar te stellen voor studenten op een Blackboardcursus. Helaas bleken de bestanden veel te groot te zijn en konden ze niet op Blackboard gezet worden. Een ander nadeel was dat de bestanden zo groot waren dat het een hele tijd zou duren voordat deze ge-upload waren. Een student die de filmpjes wil bekijken heeft geen zin om daarvoor 30 minuten (of langer) te wachten. Een ander probleem was dat de filmpjes goed op de pc te zien zijn als het volledige beeld van het scherm wordt gebruikt, dit is niet mogelijk binnen Blackboard of Youtube. Hierdoor wordt het filmpje erg slecht leesbaar. Er wordt nu binnen de HAS bekeken op welke manier filmpjes wel beschikbaar gesteld kunnen worden aan studenten.
Bijlage 3: Leerlijnen statistiek Reguliere instroom Leerjaar 1
VM 1.2 food processing
Leerjaar 3
3.1
Leerjaar 4
TO Methoden en technieken
FT 2.2 kwaliteit Stage
VM 1.3 productontwikkeling
VM 1.4 FT/FH productonderzoek
BO
De leerlijnen statistiek zijn nu als volgt: Voor de afdeling FoodTechnology (FT): VM1.1 VM1.2 VM 1.3 Ft2.2 FT/FH2.4 Voor de afdeling Food&Health (FH): VM1.1 VM1.2 VM1.3 FT/FH2.4 Voor de MAS-studenten: VM1.1 VM1.2 FT/FH2.4 FT2.2 Inhoudelijk zijn de leerlijnen: In VM1.1: excel, normale verdeling. In VM1.2: gedrag populatie, gedrag steekproef, acceptatiegebied en fout tweede soort, schatten op basis van (kleine) steekproef, hoeveelheidsaanduidingenbesluit (toegestane afwijkingen). In VM1.3: Sensoriek (o.a. schaalniveau, binomiale verdeling), combinarotiek (o.a. volgorde van trekking, met of zonder teruglegging), interval ratio, binomiale verdeling, verschil toetsen.
95
Bijlagen
Leerjaar 2
VM 1.1 Excel stage
In FT2.2: Steekproefkeuring, variabelen maten en gewichten (o.a. verschiltoetsen, f-toets, ttoets, data-analyse), attributen: getelde aantallen, keuringskarakteristieken, hypergeometrische verdeling.
96
In FT/FH2.4 Productonderzoek en consumentengedrag, meervoudige regressie, variantie-analyse, SPSS.
Bijlage 4: Extra activiteiten rondom scheikunde Food Design & Innovation Levensmiddelenchemie (blok 1.2 en 1.3) en ingrediëntenkennis (blok 2.2)
Door een aantal gesprekken met collega’s en door het analyseren van de tentamenresultaten zijn de volgende antwoorden en aanbevelingen geformuleerd: 1. De basismodule chemie is goed afgestemd op de doelgroep (scheikunde Havo-3 niveau). Er is voldoende tijd om alle onderwerpen uitvoerig te behandelen, het tempo is laag. Toch blijkt uit de toetsresultaten dat er op een aantal vragen zeer slecht gescoord wordt. De oorzaak hiervan is tweeledig. Enerzijds hebben een aantal studenten de stof niet goed of niet in zijn geheel bestudeerd en/of ze hebben de toets onderschat. Anderzijds hebben een aantal studenten een aantal onderwerpen niet goed begrepen. Voor deze laatste groep wordt er een extra uitleg beschreven/getekend en op blackboard geplaatst. Het doel van deze extra uitleg is het visualiseren van de stof. Actie: - extra uitleg tbv BB bespreken met FDI-studenten (DiC) -P resentatie of schriftelijke samenvatting van de lessen op BB (DiC overlegt met KoA/MeA)
97
Bijlagen
Veel studenten die de opleiding Food Design & Innovation volgen hebben een profiel zonder scheikunde gehad. Deze studenten krijgen in blok 2 van het eerste jaar een basismodule chemie. Aansluitend krijgt de hele groep in blok 3 de module levensmiddelenchemie. Deze module dient als basiskennis voor module 2.2 waarin ingrediëntenkennis wordt behandeld. Uit deze opeenvolgende reeks van chemische theorievakken zijn de volgende vragen ontstaan: - In hoeverre is de basismodule chemie te volgen voor Havo-instromers zonder scheikunde? - Sluit de module levensmiddelenchemie goed aan op de basismodule chemie? - In hoeverre is de module levensmiddelenchemie te volgen voor de instromers met scheikunde in de vooropleiding? - Sluit de module ingrediëntenkennis goed aan op de module levensmiddelenchemie?
2. De module levensmiddelenchemie sluit naadloos aan op de basismodule. Beide modulen worden gedoceerd door dezelfde docent (KoA). In de basismodule wordt reeds gestart met de belangrijke bio-moleculen koolhydraten, vetten en eiwitten. Hier wordt in blok 3 verder op ingegaan.
98
3. Actie: doet de betreffende docent (DiC) 4. De module ingrediëntenkennis sluit goed aan op de twee chemiemodules. Dit blijkt uit een gesprek met de docent, die de lessen verzorgt en uit de toets-resultaten die ruim voldoende zijn.
Bijlage 5: PH-reeks Bij het oplopen van de pH betekent elke stijging van 1 punt een verdunning van 10. ÿ 1 Liter van een oplossing met een pH = 3 krijgt een pH = 4 als deze 10 x wordt verdund, dus in totaal 10 liter. pH:
Hoeveelheid: (ml)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - etc.
x10
x10
x10
x10
x10
x10
1 - 10 - 100 - 1000 – 10000-100000-1000000
Bijlagen
Verdunning:
99
Bijlage 6: Structuurformules
100
Je ziet hier vijf verschillende afbeeldingen van structuurformules van glucose. Een glucosemolecuul bestaat uit 6 C-atomen (koolstof), 12 H-atomen (waterstof) en 6 O-atomen (zuurstof): C6H12O6 1.
Alle C, O en H atomen zijn weergegeven. 6 x C, 12 x H, 6 x O => C6H12O6
2.
Zwart = C-atoom Rood = O-atoom Grijs = H-atoom 6 x C, 12 x H, 6 x O => C6H12O6
3. Op elk kruispunt zit een C-atoom. Elk C-atoom heeft 4 verbindingen met andere atomen. Zijn er geen 4 verbindingen aan een Catoom getekend, dan betekent elke missende verbinding een extra H-atoom. Alle overige atoomsoorten worden volledig weergegeven.
101 a.
c.
- In voorbeeld 3.b zijn 5 kruispunten (=5 C-atomen), deze 5 C-atomen hebben allen 4 verbindingen, dus geen missende verbinding. Optellen bij alle weergegeven atomen: 5C + 1C = 6C; 12H; 6O => C6H12O6 - In voorbeeld 3.c zijn 6 kruispunten (=6 C-atomen), van deze 6 C-atomen hebben er 5 slechts 3 verbindingen en 1 slechts 2 verbindingen. Dus in totaal 5 x 1 en 1 x 2 is 7 missende verbindingen (=H-atoom), dus 7 extra H-atomen. Optellen bij alle weergegeven atomen: 6C; 7H + 5H = 12H; 6O => C6H12O6
Bijlagen
b.
- In voorbeeld 3.a zijn 5 kruispunten (=5 C-atomen), deze 5 C-atomen hebben allen slechts 3 verbindingen, dus allemaal 1 missende verbinding (=Hatoom), dus 5 extra H-atomen. Optellen bij alle weergegeven atomen: 5C + 1C = 6C; 5H + 7H = 12H; 6O => C6H12O6
Bijlage 7: Help ik heb studieachterstand 3
102
Help! Ik heb studieachterstand 3 Acties studieadviseur
Uitnodiging 3.2 Week 1
Gesprek 3.2 Week 1 t/m 4
Aangepaste planning Coach Stagecoördinator Studentzaken (12‐use)
Niet Stagebekwaam
Controle Elk blok 3e jaar week 10
Stagebekwaam
Stage
Bijlage 8: Zicht op achterstand 3e jaar
Zicht op studieachterstand 3e jaar
103
Studieadviseur
Browserlijst
Controle Voorvereisten Grote Stage 3.1 week 10
Niet Stagebekwaam
Stagecoördinator Inventarisatie ingangseisen
Studieachterstand 3e jaar
Stagebekwaam
Stage
Voortgangscontrole Stand van zaken Browserlijst 3.4 week 11
Help ! Studieachterstand
Bijlagen
Coach
Bijlage 9: Help, ik heb studieachterstand 4
104
Help! Ik heb studieachterstand 4 Acties studieadviseur
Uitnodiging 4.2 Week 1
Gesprek 4.2 Week 1 t/m 4
Aangepaste planning Coach BO‐coördinator Studentzaken (12‐use)
Niet Beroepsbekwaam
Controle Elk blok 4e jaar week 10
Beroepsbekwaam
Bedrijfsopdracht
Bijlage 10: Zicht op achterstand 4e jaar.
Zicht op studieachterstand 4e jaar
105
Studieadviseur
4.1 week 1
confronteren
Let Op ! studenten
Coach Browserlijst
Controle Ingangseisen Bedrijfsopdracht (BO) 4.1 week 10
Niet Beroepsbekwaam
BO-Coördinator Inventarisatie ingangseisen
Beroepsbekwaam
Voortgangscontrole Stand van zaken
Studieachterstand 4e jaar
Browserlijst 4.2 week 11
Bedrijfsopdracht
Help ! Studieachterstand Voortgangscontrole
DIPLOMA
Browserlijst 4.4 week 9
Alles afgerond
Bijlagen
Inventarisatie studieresultaten
Bijlage 11: Arie de Haan
106
Werk als kans om af te studeren Dirk de Groot, CAH Dronten Wie aan een HBO studie begint weet dat er een periode van 4 (soms 3) jaar voor hem/ haar ligt van studeren en stagelopen, van examens maken en afstuderen. Als die periode voorbij is, alle lessen zijn gevolgd maar het diploma nog niet behaald is, is de baan die men alvast begint meestal een belemmering voor het snel afstuderen. Het valt nu eenmaal niet mee om naast de baan (niet zelden het vervolg op de afstudeerstage) herexamens te doen en achterstallige verslagen te schrijven. Motivatie en inzet zijn steeds lastiger aan te boren. De school en de opleiding verdwijnen naar het tweede plan. De baan biedt zoveel meer uitdaging en bevrediging dan de opleidingdie-nog-steeds-niet-af-is. Werk belemmert zo het afstuderen. En de student is er in het beste geval op uit om de benodigde 6-jes zo snel mogelijk te scoren. “Waarom maak ik me druk om de schoolse zaken, wat kunnen die mij (nu nog) schelen, het gaat nu toch om het echte werk?” Dat is het gevoel van veel ongediplomeerden met een leuke HBO-baan. Het kan ook anders: werk als kans om af te studeren. Hieronder een praktijkvoorbeeld dat duidelijk maakt hoe het werkt. En duidelijk maken wat er voor nodig is om het te laten werken. In de meeste gevallen moet het dan ook anders aangepakt worden om het te laten werken. Anders dan het steeds maar blijven hameren op die oude verslagen en oude examens die-je-echt-moet-halen-om-je-diploma-te-kunnen-krijgen. In een flink aantal gevallen gaan die oude verslagen en die oude examens nergens meer over. Het lijkt dan meer op het uit de sloot halen van oude koeien en trekken aan een dood paard dan aan competentie gericht opleiden van jonge mensen. Het is overigens niet zo dat allerlei zaken en studiepunten maar cadeau gedaan moeten worden omwille van het afstuderen. Het is geen kwestie van een generaal pardon of van iets door de vingers zien. Er moet nog steeds een prestatie geleverd worden die overeenkomt met de eisen van het curriculum en het examenreglement. Maar
Casus 1 Arie de Haan1 Ingestroomd 1 september 2002. Opleiding Dier en veehouderij. MBO vooropleiding zonder het doorstroomvak Engels. Het reguliere HBO-programma eindigde op 31 augustus 2005. Arie is nu (begin 2009) nog steeds niet afgestudeerd. Het doel is om af te studeren in juni (evt september) 2009. Hij zal dan 7 jaar zijn ingeschreven als student. 3 jaar als ‘gewone’ student en 4 jaar als ‘restgroep’ student. Als het lukt heeft hij 4 jaar extra collegegeld moeten betalen om het HBO diploma te halen. Dan is het uiteindelijk geen weggegooid geld geweest maar toch… Arie zit niet stil hoor. Hij is al sinds zomer 1 Arie de Haan is niet zijn echte naam, de overige gegevens zijn wel de werkelijkheid. Het is dus een praktijkgeval en geen samengestelde casus op basis van meerdere personen.
107
Bijlagen
die prestatie mag toch wel een andere vorm krijgen dan de oorspronkelijke schoolse vorm? Waarom niet aansluiten bij wat de student inmiddels doet en (bij)geleerd heeft? Als de student kan aantonen dat hij inmiddels in de praktijk doet en geleerd heeft wat hij/zij op school geleerd had moeten hebben, dan is dat toch prima? De praktijk is de beste leermeester heet het in de volksmond, en het is de kunst om aan te tonen en te (laten) beoordelen of dit voldoet aan de te stellen eisen. De bewijslast ligt bij de student, en dat kan dus een flinke opdracht zijn. Maar dan hopelijk wel een opdracht waarin hij/zij gaat voor de acht in plaats van de zes. Als het echte werk niet ten nutte gemaakt kan worden om de diplomering dichterbij te halen is er pas echt een probleem. Werk als kans, de praktijk bewijst het! De essentie is dat de opleiders de werkende studenten op een EVC achtige manier moeten gaan beoordelen. De manier waarmee je erkent (vaststelt) dat competenties (elders dan in de schoolbanken) verworven zijn. Opleiden en beoordelen zijn de kerncompetenties van HBO docenten. Het is aan de docenten om te beoordelen of de leerdoelen en de competenties behaald zijn. En dat is bij de EVC-achtige manier van beoordelen niet hetzelfde als verlangen dat alle examens zijn gehaald en alle verslagen naar behoren zijn ingeleverd. Bij de EVC-achtige manier van beoordelen telt slechts of de student kan aantonen of de gestelde leerdoelen en competenties inmiddels in de (beroeps)praktijk zijn behaald. Werk als kans, de praktijk bewijst het.
108
2005 fulltime aan het werk als bedrijfsadviseur melkveehouderij bij Hendrix UTD. Bij dat bedrijf heeft hij in 04/05 ook zijn 4e jaars project gedaan. Ze zagen daar wel wat in hem en hij werd gevraagd te solliciteren. Daar had Arie wel oren naar en hij is aangenomen. Het bevalt hem goed, en inmiddels is hij een van de sectorspecialisten geworden voor een dag per week, maar ja die studie schiet maar niet op. Door de baan aan te nemen loste hij het probleem van zijn werkgever op maar bleef zelf met het studieprobleem (de opgelopen achterstand) zitten. In augustus 2008 wordt met de uitstroomcoördinator de balans op gemaakt. Dat valt eigenlijk helemaal niet mee. Arie heeft van 05/06 tot 07/08 regelmatig examens gedaan en verslagen ingeleverd, maar de resultaten vallen tegen. Op 1 september 2008 staat er nog heel wat open: 2e jaar 9 van de 74 studiepunten niet behaald (twee onafgeronde modules) 3e jaar 2 van de 30 studiepunten niet behaald (één onafgeronde module) 4e jaar 19 van de 90 studiepunten niet behaald (3 onafgeronde modules, waaronder de afstudeerscriptie) De conclusie is dat Arie in studiepunten na 6 jaar nog steeds een achterstand heeft van pakweg 30 studiepunten, dit is op papier een half jaar studiebelasting. De conclusie dat hij destijds dus veel te vroeg is gaan werken klopt wel, maar ja het is nu eenmaal zo gelopen … Het is ook geen prettige constatering dat er nog steeds twee modules uit het eerste HBO jaar open staan. Blijkbaar kon hij gewoon door naar het afstudeerjaar en was er geen drempel. Met alle eerbied gesproken, maar met drie jaar werkervaring gaan die twee modules van 6 jaar geleden natuurlijk nergens meer over. In het 2e jaar staan er twee modules over. De ene module betrof een (buitenland) stage die nog nooit gedaan was (hij kampte in die tijd met een gebroken been). Bij de andere module (examen plus opdracht) ontbreekt elk cijfer, er staat zelfs geen 1. In het 3e jaar staat een 1 voor een examen waarvoor wel ooit is ingetekend maar wat Arie om allerlei redenen toen niet heeft gedaan. Vandaar de 1 in plaats van de oorspronkelijke onvoldoende. In het 4e jaar staat voor een training een 1 vermeld, maar volgens Arie is dat onderdeel toch echt afgerond. Voor een andere module staat voor de twee examens na zes
De volgende vragen rijzen: 1. Hoe heeft de student het zover kunnen laten komen. Antwoord: hij dacht dat hij werk en school wel zou kunnen combineren. 2. Hoe heeft de school het zover kunnen laten komen. Antwoord: deze student is nooit eerder op een attentielijstje gekomen. 3. Waarom heeft het zo lang moeten duren voordat de uitstroomcoördinator werd ingeschakeld. Antwoord: pas na meer dan twee jaar in de zogenaamde REST groep stelt de lerarenvergadering vast dat deze student op het lijstje van de uitstroomcoördinator komt te staan. Goede raad is duur en een creatieve oplossing geboden. Gelukkig constateert de lerarenvergadering van juni 2008 dat Arie al bijna drie jaar in de restgroep zit, zonder dat het afstuderen snel te verwachten valt. Hij krijgt dus een persoonlijke brief van de uitstroomcoördinator met het aanbod voor een maatwerktraject en het vriendelijke verzoek op contact op te nemen. Arie besluit na lang nadenken en toch nog weer wachten, dat hij deze mogelijkheid met beide handen wil/moet aangrijpen en in augustus neemt hij contact op. Binnen een week zitten ze samen om de tafel en maken ze de balans op. De uitstroomcoördinator legt uit wat er wel en niet mogelijk is en hoe dat aangepakt zou moeten worden. Er wordt in twee uur tijd een plan van aanpak opgesteld wat de klus in vier stukken knipt. De afspraken zien er als volgt uit:
109
Bijlagen
maal herkansen nog steeds twee onvoldoendes. Voor Arie vormt dit echt een struikelmodule. Het onderwerp van de Individuele verdieping is een paar jaar geleden gekozen en er is een goedgekeurd onderzoeksplan maar er is al maanden (jaren?) geen contact geweest met de afstudeerbegeleider. Arie begint diep in zijn hart te wanhopen aan het resultaat. Hoe moet hij het ooit gaan redden? Dit gevoel heeft hij eigenlijk al een paar jaar, en het verlamt hem, maar hij kan er te weinig handen en voeten aan geven….. Hij schaamt zich eigenlijk dat hij het zover heeft laten komen. Het is niet leuk om op verjaardagen vragen te krijgen over het afstuderen. De drempel om naar school te gaan of om contact op te nemen wordt steeds hoger. De drie maal per jaar herhaalde uitslag van de examencommissie (wij hebben in onze vergdering dd/mm/ jjjj geconstateerd dat u niet bent geslaagd, etc.) begint ook wat vervelend en plichtmatig te worden. Motiverend is het in ieder geval niet……
110
1. Arie schrijft zich voor 1 september in als student. Dat had hij nog niet gedaan in afwachting van het gesprek maar dat moet wel! Geen student, geen afstuderen. 2. Arie denkt na of hij echt met deze afstudeeropdracht (IV) door wil gaan of toch liever een nieuw onderwerp wil. De eerste indruk is dat het onderwerp nog steeds actueel is en dat het ook een stukje deskundigheid geeft die in zijn werk als sectorspecialist van pas kan komen. Arie gaat zelf eerst weer eens bijpraten met zijn afstudeerdocent. Hij gaat het onderwerp ook aankaarten bij zijn leidinggevende, allicht kunnen er HUTD bronnen en gegevens gebruikt worden, die normaal gesproken niet beschikbaar zijn voor studenten. 3. De 2e en 3e jaars modules (inclusief de praktijkstage) worden afgerond via een EVCachtig traject. Arie zoekt de leerdoelen op (staan gelukkig nog gewoon op intranet van de CAH) neemt die over en schrijft op hoe hij in zijn werk met deze zaken te maken heeft dat hoe hij inmiddels doet wat hij op school had moeten leren. Arie belooft daar per module een document van te maken wat hij bij de uitstroomcoördinator inlevert. Deze kijkt of een en ander beoordelingsgereed is en zo ja, dan zorgt hij er voor dat een vakdocent dit beoordeelt en becijfert, het resultaat daarvan komt in de plaats van de oorspronkelijke moduleonderdelen. 4. Twee kleine 4e jaars modules zijn of klaar, of bijna klaar. Het heeft geen zin hier een alternatieve opdracht voor te bedenken. Nagegaan wordt of de docenten van toen nog aanwezig zijn, dat blijkt het geval. Arie gaat de betreffende vakdocenten vragen wat hij nog moet doen (het zijn relatief kleine opdrachten) om de betreffende module af te ronden. 5. Blijft over het vak waarvoor hij al zo vaak herkanst heeft. Optie zou zijn het volgen van een vervangende soortgelijke module in de deeltijdopleiding. Helaas staat een dergelijke module niet op de rol voor het komende halfjaar. Ook hier wordt dus besloten tot een EVC achtige methode. In dit geval is dat nog een behoorlijke klus maar het lijkt Arie beter te doen dan nog een keer proberen het examen te halen. 6. De uitstroomcoördinator zet de afspraken op de mail en Arie gaat met de werkwijze en afspraken akkoord. Hij belooft regelmatig (om de twee maanden) van zich te laten horen inzake vorderingen etc. Afstuderen in februari (in verband met restitutie halfjaar collegegeld) lijkt haalbaar, maar dan moet er nog wel heel wat gebeuren. Deze doelstelling blijkt in januari 2009
Wat leert tot nu toe de ervaring? 1. De uitstroomcoördinator moet zicht hebben op het curriculum en het mandaat hebben om namens de examencommissie maatwerktrajecten te ontwerpen. Bij alle maatwerktrajecten staat de functie en de werkervaring van de student centraal en de hamvraag is steeds hoe het huidige of eventueel toekomstige werk van de student gebruikt kan worden in het aantonen van competenties, vakkennis en werkervaring. Alle beroepshandelingen en beroepsproducten die de student als werknemer binnen zijn functie gebruikt en maakt kunnen daartoe dienen. 2. Voor er een plan van aanpak gemaakt kan worden moet je eerst de problemen benoemen en helder krijgen wat en waarom het fout is gegaan. Soms zijn er onwerkbare relaties en situaties ontstaan met vakdocenten. Daar komt de student op eigen kracht niet meer uit. Daar moet je als uitstroomcoördinator achteraan gaan. 3. Ga na of de studiepunten juist zijn geregistreerd en indien de student meent dat er onjuistheden zijn (dit blijkt helaas nogal eens het geval), ga daar dan als uitstroomcoördinator achteraan en zorg ervoor de die studiepunten alsnog ingevoerd worden. Neem dat over van de student, die ziet door de bomen het bos niet meer, loopt vast in de (herkansings)procedures, weet niet altijd de juiste vraag te stellen en zou last but not least zijn / haar energie in andere studiezaken moeten steken.
111
Bijlagen
te ambitieus. De vrije periode tussen kerst en oud en nieuw heeft onvoldoende studietijd opgeleverd en ook daarvoor viel het niet mee om studietijd vrij te roosteren. In januari heeft hij onderdeel 3 en 5 ingeleverd. Na beoordeling zijn er een tweetal aanvullende opdrachten die Arie begin 2009 afrond. Het EVC-document voor onderdeel 5 was nog de grootste klus, maar door het aanleveren van analyseproducten (spreadsheets) welke binnen Hendrix UTD worden gebruikt, is er een keur van bewijzen gekomen, waarover hij door de vakdocent (die op zich inhoudelijk onder de indruk was van de rapportage) ook nog mondeling stevig aan de tand is gevoeld. Vanaf half april 2009 hoopt hij zich helemaal op de IV te kunnen gaan richten. Afstuderen in juni is nog steeds zijn doel, maar de tijd begint alweer te dringen. Nu ja, desnoods wordt het afstuderen over de zomer heen getild maar als ter vergadering in juni vastgesteld kan worden dat alles gehaald behalve de IV, is er al veel bereikt en het afstuderen in september een haalbaar doel geworden.
112
4. Het benoemen van de problemen en ook de stress die de situatie met zich mee brengt is uiteindelijk erg motiverend voor de student. Het is niet leuk maar het is wel nodig de zaken tot de kern te herleiden. Empatisch vermogen naast het vermogen te confronteren en de vinger op de zere plek te leggen zijn noodzakelijk. De meeste studenten komen met enige hoop maar veel lood in de schoenen op de eerste afspraak. Ze moeten met hoop en nieuwe moed het pand weer verlaten. Mooi om dat te zien gebeuren binnen één gesprek. Het teruggeven van zelfvertrouwen en zelfrespect is het eerste doel, de rest komt daarna wel. Het is soms haast therapeutisch wat er gebeurt (moet gebeuren): de school die het zelfvertrouwen als het ware heeft ontnomen moet de motivatie als het ware ook weer teruggeven. 5. De eerste klap is een daalder waard. Kijk wat op korte termijn gerealiseerd kan worden. Een succeservaring stimuleert! Maak keuzes en probeer niet alle ballen tegelijk in de lucht te houden. 6. De tweede gouden tip voor de student is deze. Maak het belangrijk voor jezelf en communiceer daarover. Als het voor jou niet belangrijk is, is het ook voor een ander niet belangrijk genoeg om er rekening mee te houden. De student moet (weer) leren de studie voorrang te geven en ook zijn omgeving (thuisfront, werkgever) moet weten dat het serieus is en dat er steun geboden mag worden. Kortom organiseer je zwakte. Zet het in de agenda en claim ruimte en tijd. De strategie: als ik tijd heb doe ik het wel is ‘dodelijk’ (zo is het de afgelopen jaren immers voortdurend (fout) gegaan…..). Ten eerste weet niemand dat je dit wilt en ten tweede zul je nooit echt tijd hebben. Er is altijd wel iets of iemand wat om aandacht vraagt. 7. Het herwinnen van motivatie, het maken van een plan van aanpak en het beloven van beterschap zijn gemakkelijk genoeg. Toch blijkt het niet mee te vallen om het daadwerkelijk uit te voeren. Het helpt de meerderheid van de studenten over de drempel heen, de meesten doen er toch nog weer langer over dan gepland. Sommigen laten het er alsnog bij zitten en krijgen het toch niet geboren. Zij houden daarna ‘de eer aan zichzelf’ en schrijven zich uit. Jammer maar helaas. 8. Het is een subtiel spel van oliemannetje zijn (uitstroomcoördinator) en zelf doorpakken (student). Neem als uitstroomcoördinator niet de verantwoordelijkheid van de student over maar bewaak als coach (niet als beoordelaar!) de grenzen en faciliteer waar nodig en mogelijk de randvoorwaarden.
9. Het is belangrijk de student het maatwerktraject aan te laten kaarten bij zijn leidinggevende. Soms levert dat extra faciliteiten op in tijd en steun. Soms kan het nuttig zijn als school rechtstreeks af spraken te maken met de werkgever, maar over het algemeen is de student (je bent HBO-er of niet) heel goed in staat dat zelf te doen.
113
Bijlagen
Bijlage 12: Werk als kans (2)
114
Deze casus is letterlijk zo langsgekomen in mei 2009. Student heeft een module al tig keer herkanst, heeft inmiddels een baan en weet niet goed hoe hij ooit deze examens moet gaan halen. Een typisch voorbeeld van een situatie wat een student (bijna) niet meer op eigen kracht kan oplossen. Hoe te handelen om werk als kans te benutten? De aanleiding: Geachte mevrouw (dit is de docente van de module), Bij deze stuur ik u een email met betrekking tot de module BMN. Van mw. X heb ik begrepen dat u het aanspreekpunt met betrekking tot deze module bent. De module BMN is voor mij de enige module welke ik nog af dien te ronden aan de CAH. In 12use zag ik vanavond dat de resultaten van de afgelopen toetsweek verwerkt waren. Na de 7e poging om tot een goed resultaat voor deze module te komen, vallen de twee reeds ingevoerde cijfers mij enorm tegen. Zeker het cijfer van BMN 3 verbaast mij zeer, dit omdat ik het gevoel had dat de toets redelijk verliep en ik hier ook vrij veel tijd aan besteed had. De totale resultaten van BMN1 verbazen mij ook. Ik vind het persoonlijk nogal vreemd dat twee pogingen achter elkaar nog geen 20% van de leerlingen een voldoende kan halen op dit onderdeel. Ligt dit dan aan ons of is hier misschien ook een andere oorzaak voor? Bovengenoemde punten zijn echter niet mijn grootste problemen. Graag zou ik namelijk weten welke mogelijkheden er zijn om nog dit studiejaar de module BMN en daarmee mijn volledige studie af te ronden. Omdat enkel de module BMN voor mij nog open staat ben ik begin dit jaar gestart met mijn actieve carrière in het bedrijfsleven. Om de module tot een goed einde te brengen heb ik de week voorafgaande aan de toetsweek en de toetsweek zelf vrij genomen en gebruikt om de stof te leren. Voor mijn werkgever vertrek ik in de 1e week van mei voor zes tot acht weken naar Spanje. Na zeven pogingen betwijfel ik of deze module voor mij haalbaar is door het blijven maken van herkansingen. Van mw X heb ik begrepen dat er de mogelijkheid is BMN1 in week 24 te maken, gezien mijn verblijf in Spanje zal dit voor mij echter
moeilijk worden. Graag zou ik van u horen welke mogelijkheden er zijn de Module BMN alsnog af te ronden, misschien door middel van een vervangende opdracht oid? Zijn er mogelijkheden de module alsnog af te ronden? Ik hoop op begrip voor de situatie en ben in afwachting van uw reactie,
115
André K
Hallo André, Via via kwam je vraag over BMN op mijn bordje terecht. Niet zo gek omdat ik me als ‘uitstroom coördinator’ vaker bezig houd met (bijna) afstudeerders die een drukke baan hebben en zich afvragen hoe ze bepaalde studieproblemen moeten oplossen. Ik heb me dus verdiept in jouw cijferlijstje. Als ik het goed begrijp is BMN jouw hoofdpijndossier. Als ik goed ben geïnformeerd heb je momenteel voor BMN1 een 3 voor BMN2 een 4 en voor BMN3 heb je ooit een 5 gehaald als hoogste cijfer maar er staat nu een 1. Maar ook als die 5 er nog zou staan heb je 3 onvoldoendes staan. Als je je laatste lbo gesprek met de docent hebt afgerond (nog wel doen hoor!) zal dus tijdens de examenvergadering (begin juli) blijken dat je alles hebt gehaald behalve BMN. Dan zal vanzelf de vraag opkomen hoe je dat moet gaan oplossen. Officieel zijn er voor BMN geen finale herkansingen (het is geen 4e jaars vak) maar in jouw geval zal er toch een oplossing bedacht moeten worden zodat je alsnog in september kunt afstuderen. Een stuk van de oplossing die al geopperd is, is dat je op 24 juni aan een BMN1 achtig examen kan mee doen met het nieuwe leerplan. Begrijp ik het goed dat dit voor jou niet mogelijk is ivm verplichtingen in het buitenland? Echter het zou mooi zijn als je
Bijlagen
1e reactie CAH:
dat toch kan doen (en halen) want weg is weg. Maar prijs schieten heeft geen zin en moet je ook niet willen. Dus doe het serieus of doe het niet.
116
Een alternatieve manier is dat jij aantoont dat je in je werk allang doet (toepast) wat je bij BMN had moeten leren. Kun je aangeven of dat het geval is en of daar mogelijkheden toe ziet? Daarom nodig ik je uit om een keer langs te komen zodat we wat concreter kunnen worden over hoe nu verder. Ben je binnenkort in de buurt? Hoe eerder hoe beter! Ik hoor graag van je, Dirk de Groot Uitstroom coördinator 1e reactie student: André belde vanuit Spanje. Alles werd doorgesproken. Hoe het zou kunnen en wat er van André zou worden verwacht. Dat zag hij wel zitten. Toegezegd werd e.e.a. per mail te doen toekomen, dat kon nog dezelfde dag plaatsvinden.
2e reactie CAH: Hallo André, Als vervolg op ons telefoongesprek van hedenmorgen hierbij de afspraken zoals ik die met je zou willen maken. Uitgangspunt is dat je vanwege je baan geen tijd meer hebt om lessen te volgen (zelfs examen doen lukt niet altijd) en omdat je de vakken al vele malen herkanst hebt de kans niet groot is dat weer een keer examen doen nu opeens wel gaat lukken. Goede raad is duur. Tijd om het werk als kans om af te studeren te gaan zien ipv een belemmering tot afstuderen.
Als uitstroom coördinator heb ik de taak en de mogelijkheid gekregen om alternatieven te bedenken en ik heb gezocht naar een creatieve oplossing die motiverend voor jou is (gekoppeld aan je baan en je toekomst bij je werkgever) maar wel de nodige inzet van je vraagt (je krijgt het niet cadeau). Eigenlijk hoop ik dat je met deze opdracht voor de 8 wil gaan ipv zo snel mogelijk de benodigde 6jes binnen te halen. Nogmaals je moet wel aan de bak maar ik hoop dat je dit beter ziet zitten dan weer leren en weer examen doen.
Werk dus duidelijk uit hoe de zaken die in de leerdoelen staan en de onderwerpen van de hoofdstukken uit de leerboeken, terug komen bij het werk wat je doet en bij het bedrijf waar je werkt als geheel. Misschien kun je een aantal dingen uit je eigen werkzaamheden beschrijven (en met berekeningen onderbouwen), misschien moet je voor bepaalde zaken collega’s raadplegen om de gegevens te krijgen en de berekeningen te kunnen maken. Als iets bij jullie niet van toepassing is, laat dan zien waarom en welke andere keuze is gemaakt. Het zou zelfs kunnen zijn dat je via nevenactiviteiten met dit soort dingen in aanraking gekomen bent (stel je bent penningmeester van de USRA of de SOOS geweest). Ook dat geldt als bewijs. Kortom je moet aantonen door dit werkstuk (portfolio) dat je de stof beheerst ipv door een examen. Het boek erbij pakken en de stof bestuderen hoort er dus nog steeds bij, maar nu gericht op de praktische verwerking aan de hand van voorbeelden, methoden, beslissingen, dilemma’s in jullie bedrijf of elders. Misschien is er wel een bepaald vraagstuk op het gebied van management accounting (bmn1) financial accounting (bmn2) of computerboekhouden (bmn3) waar je via deze opdracht het nodige voorwerk voor kan doen. Ook dat geldt als bewijs.
Bijlagen
Concreet: Zoek op intranet de module BMN op en neem de modulebeschrijving en de leerdoelen over in een bestand. Pak ook de boeken erbij en neem de inhoudsopgave van de leerboeken over. Dit is de start, dit had je blijkbaar moeten leren en moet je kunnen toepassen in de praktijk. Dit laatste bij elkaar zoeken en uitwerken wordt jouw vervangende opdracht. Kortom laat zien / toon aan dat je in de praktijk doet wat je op school had moeten leren.
117
118
Maak van dit alles een goed leesbaar en inhoudelijk sterk verhaal. Probeer zoveel mogelijk praktische ‘bewijzen’ en toepassingen te vinden en voeg die toe als bijlage. Uiteraard krijg je alles terug en is geheimhouding verzekerd. Overleg daarom eerst met je leidinggevende dat je dit op deze manier gaat aanpakken zodat men op de hoogte is en instemt met het feit dat je allerlei informatie gaat verzamelen, ook informatie waar je normaal gesproken uit hoofde van je functie nooit om zou vragen. Indien nodig wil ik wel contact opnemen met je leidinggevende om eea toe te lichten. Ik wil graag van je horen of je dit ziet zitten en zo ja dan stel ik voor dat je voor mijn vakantie (week 29) een concept inlevert zodat ik kan zien hoe je bezig bent en of het voldoet aan de eisen. Uiterlijk 17 augustus 2009 lever jij bij mij het definitieve werkstuk in en ik zorg dat het door twee vakdocenten beoordeeld wordt. Houd rekening met de mogelijkheid dat ze je op zullen roepen om e.e.a. toe te lichten en je door te zagen over bepaalde onderwerpen. Hieruit rolt een beoordeling. Het cijfer komt in de plaats van het examencijfer en indien voldoende studeer je in september af. Duidelijk zo? Ik hoor graag van je dat je hiermee aan de slag gaat. Ik hoop van wel en hoop ook dat je er lol in krijgt en dat dit jou een dusdanig inzicht geeft dat je daar nog jaren plezier van hebt. Met vriendelijke groet, Dirk de Groot Uitstroomcoördinator
Antwoord student: Geachte heer de Groot, Ik heb uw email ontvangen, tevens heb ik telefonisch overleg gehad met mijn werkgever, deze zag geen problemen. Daarnaast is het ouderlijk bedrijf afgelopen januari overgegaan naar mijn broers, hierbij ben ik nauw betrokken, en ook dit mag ik van hun gebruiken voor de opdracht. Ik zal zodra ik terug ben in Ne-
derland direct een begin maken. Ik ben ook zeker gemotiveerd om de module op deze wijze af te sluiten. Met vriendelijke groeten, André K ps: excuses voor het vreemd opstellen van deze email, maar de reden hiervoor is dat ik het moet verzenden per mobiel.
119 Evaluatie:
Het is mogelijk en belangrijk de bal bij de student te leggen en hem zelf te laten zorg dragen voor de invulling van de randvoorwaarden bij de werkgever etc. Welke dingen dat zijn, daar moet je als opleiding wel duidelijk over zijn. Goed meedenken met de student en maatwerk leveren, betekent dat ze zelf ook gaan meedenken en enthousiast worden. Het is het beste dat de student de eerste stap zet (hulp vraagt) en vervolgens op de juiste manier verder geholpen wordt. Het blijft een open vraag of de student het geboren krijgt en zijn toezeggingen en goede bedoelingen waarmaakt. De stok achter de deur is: toch het diploma zonder een (half)jaar extra collegegeld te hoeven betalen. Dirk de Groot, CAH Dronten, mei 2009
Bijlagen
Dit hele (voor)traject is per telefoon en per mail tot stand gekomen. Heeft al met al netto voor de CAH niet meer dan een dagdeel tijd gekost. Snel reageren is een belangrijke succesfactor.
120
Penvoerende instelling Aeres Groep, Ede Partnerinstellingen Stoas Hogeschool, Den Bosch en Dronten Hogeschool HAS Den Bosch Christelijke Agrarische Hogeschool, Dronten Redactie Dr. F.J. Jansen, Wijchen Drs. T. van der Ven, ‘s-Hertogenbosch Illustraties QNX, Arnhem Ontwerp/opmaak Han Jansen, Doesburg Druk Grafisch Bedrijf Outhuis en Kemperman, Velp
All2Finish, van vertraging naar diploma Het percentage studenten dat zonder diploma het Hoger Onderwijs verlaat vinden overheid en instellingen te hoog. Studenten lopen tijdens hun studie -ongemerkteen studieachterstand op, die sluipenderwijs zo groot wordt dat inhalen steeds moeilijker wordt. Ook zijn er veel studenten die na hun stage bijeen bedrijf blijven werken en maar niet afstuderen, terwijl het toch goede studenten zijn. In dit project zijn verschillende wegen onderzocht (het ZOAP-deel) om studieachterstanden snel op te sporen en er wat aan te doen. Ook zijn er effectieve aanpakken ontwikkeld om langstudeerders op een goede manier aan een diploma op het vereiste niveau te helpen waarbij het werk van de student als kans wordt gezien en niet als belemmering (het WAK-deel). Resultaten laten zien dat het systematisch snel opsporen van studenten met een studieachterstand voorkomt dat studenten nog meer studieachterstand gaan oplopen en daardoor de kans op uitval nadrukkelijk vermindert. Bij het afstuderen van studenten die reeds een baan hebben, bieden de werkzaamheden die de studenten daar verrichten, een goede basis om op niveau af te studeren. Van studieachterstand naar All2Finish!