Motorisch leren met een gedigitaliseerd beweegaanbod Joop Duivenvoorden en Lammert Klok In dit hoofdstuk staan we stil bij het verantwoord gebruik van digitale hulpmiddelen voor de uitvoering van de les. In het bijzonder zal aandacht worden besteed aan het gebruik van digitale videobeelden en de gevolgen voor het motorisch leerproces. Met een gedegen theoretische basis zullen didactische keuzes worden onderbouwd. Technologische vooruitgang werkt inspirerend. Vrijwel alle bewegingsonderwijzers hebben intussen een smartphone en/of tablet en zij barsten van de ideeën om deze ook in hun lessen te kunnen benutten. Apps schieten als paddenstoelen uit de grond en kinderen vinden het over het algemeen leuk en interessant om ook bij gym een beeldscherm en geïntegreerde camera te kunnen gebruiken. Niets lijkt een grote vlucht van het gebruik van digitale hulpmiddelen in het bewegingsonderwijs in de weg te staan. Toch is het goed om niet iedere innovatie zonder meer als vooruitgang te zien. Dat geldt onder meer wat betreft het gebruik van digitale videobeelden. Om hierin nader inzicht te krijgen, zal hierna de eerste centrale vraag beantwoord worden of de inzet van digitale videobeelden een positieve invloed heeft op het motorisch leerproces. Een nadere specificatie van de componenten van deze vraag, leidt tot twee onderliggende vragen: - Heeft toegenomen autonomie bij leerlingen door het gebruik van digitale instructievideo’s een positief effect op het motorisch leerproces? - Heeft het vergroten van de variatie in oefenstof, al dan niet met behulp van digitale instructievideo’s, positieve gevolgen voor het motorisch leerproces? De tweede centrale vraag is of de inzet van deze lesmethode leidt tot een andere deelname aan en waardering van de gymles. Om bovenstaande vragen te beantwoorden, bespreken we zowel bestaande literatuur als de resultaten en ervaringen uit een verkennend onderzoek dat door de auteurs is uitgevoerd op de Van der Capellen Scholengemeenschap in Zwolle (Wassenaar en Wessels, 2013). Met dit hoofdstuk willen we bewegingsonderwijzers handvatten bieden voor een verantwoord gebruik van smartphones en tablets in hun lessen. Hierna zal eerst een beschrijving van het genoemde handstandonderzoek volgen. In de twee daaropvolgende
Motorisch leren met een gedigitaliseerd beweegaanbod
77
paragrafen wordt achtereenvolgens ingegaan op de gevolgen van zelfsturing voor het motorisch leerproces en de waarde van variatie hierin. Beide principes kunnen met behulp van videobeelden als instructiemateriaal toegepast worden in het bewegingsonderwijs. In de vierde paragraaf wordt het gebruik hiervan verder belicht. Het aanleren van een handstand met behulp van digitale videobeelden Vier groepen (n=80) uit het tweede jaar van de havo- en vwo-richting van de Van der Capellen Scholengemeenschap in Zwolle, hebben tijdens hun lessen bewegingsonderwijs een handstand geleerd. Aan elk van deze vier groepen is op een andere wijze lesgegeven: 1. Traditionele wijze: de bewegingsonderwijzer geeft les en illustreert zelf de oefeningen. Er werd nadruk gelegd op de ideaaltypische uitvoering van een handstand. 2. Differentiële wijze: de bewegingsonderwijzer geeft les en illustreert zelf de oefeningen. In iedere les werden vier oefeningen ieder twee keer geoefend. Er werd nadruk gelegd op het oefenen en proberen in plaats van het ideaaltypische beeld van de handstand. 3. Videogestuurde differentiële wijze: dezelfde oefeningen en nadruk als de tweede groep, maar leerlingen in deze groep werden met behulp van videobeelden geïnstrueerd. De bewegingsonderwijzer was aanwezig voor tips en ondersteuning. 4. Zelfgestuurde differentiële wijze: leerlingen mogen zelf oefeningen zoeken uit een op niveau geordende databank. Deze oefeningen mochten zij enkele keren proberen alvorens een nieuwe oefening uit te zoeken (zie afbeelding volgende pagina). Iedere groep deed vier verschillende oefeningen tijdens een oefensessie van maximaal vijftien minuten. Na de drie oefenweken, werd aan de hand van videobeelden bepaald wat de vooruitgang was van de leerlingen in het balanceren op de handen of het tot steun komen. Hiervoor werd een kwalitatieve schaal gebruikt waarmee niveaus in het balanceren werden onderscheiden. Ook kregen de leerlingen enkele korte vragenlijsten, waarin gevraagd werd naar de beleving van de methode en de hoeveelheid extra oefening die de leerlingen buiten de les om hadden. Twee weken na de laatste oefensessie, werd een transfertest en een retentiemeting gedaan. Bij de transfertest probeerden alle groepen een nog niet eerder geoefende uitvoering voor het eerst. Retentie is de mate waarin het leerresultaat behouden wordt wanneer er enige tijd niet geoefend is.
78
Van tikken naar taggen
Instructie via de laptop in het bewegingsonderwijs.
Zelfsturing en motorisch leren Het leren van een motorische vaardigheid kan op zeer veel verschillende manieren begeleid worden. Een van de keuzes die een bewegingsonderwijzer moet maken, betreft de hoeveelheid regie die de leerling zelf krijgt. Met behulp van een tablet is het erg makkelijk om een leerling zelf beelden van de te leren vaardigheid te laten zoeken. Ook kunnen leerlingen zelf voor feedback zorgen door elkaar te filmen en deze beelden terug te kijken. Als leraar kun je de leerlingen hierin volledige vrijheid geven, maar daarmee geef je ook de controle uit handen. Een relevante vraag is dan ook hoeveel vrijheid wenselijk is. Er is gebleken dat een zekere mate van autonomie positieve gevolgen heeft voor het motorisch leerproces. Zo is gebleken dat controle over de timing van feedback (Chiviacowsky et al., 2008) en het gebruik van hulpmiddelen (Wulf et al., 2001), positieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van het motorisch leerproces. Leerlingen leerden niet alleen sneller als zij zelf zeggenschap kregen, ook de retentie van de geleerde vaardigheid was groter. Wrisberg & Pein (2002) en Wulf, Shea & Lewthwaite (2010), benadrukken dat ook een zekere mate van autonomie over de volgorde en duur van de gekozen oefeningen, gunstig kan zijn voor het leereffect. Andrieux, Danna & Thon (2012) benadrukken ook het belang van keuzevrijheid met betrekking tot het niveau van de oefeningen.
Een zekere mate van autonomie heeft positieve gevolgen voor het motorisch leerproces. Toch is gebleken dat meer autonomie niet per definitie een groter leereffect oplevert. Wielenga-Meijer et al. (2011) vonden dat volledige vrijheid in het zoeken naar oplossingen van een puzzel in een computerspelletje,
Motorisch leren met een gedigitaliseerd beweegaanbod
79
Sport en Kennis
Deze preview is een gedeelte uit het boek: Van tikken naar taggen Digitalisering van bewegingsonderwijs en sport Meer informatie
Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl