Woordjes leren Vergelijk het leren van een taal eens met het bouwen van een huis De woordenschat is de stapel bakstenen die je nodig hebt en die je aan elkaar kunt metselen met de grammatica. Zonder bakstenen geen muur. Ook al ben je nog zo goed in de grammatica, je hebt de woordjes nog steeds nodig. Een behoorlijke woordenschat heb je nodig voor het beheersen van een taal Hoe meer woorden je kent, hoe beter je een taal spreekt. Gelukkig hoef je niet alle woorden te leren, je kunt je met een groot deel al heel goed redden. Als je verder kijkt dan je neus lang is... Dan begrijp je ook wel dat je woordjes niet alleen leert voor dat S.O. of die ene toets. Je leert om beter te worden in Frans. Natuurlijk zijn er leukere dingen te bedenken dan woordjes leren, maar als je het niet bijhoudt dan kom je later in de problemen! Leren doe je dus nooit voor niets. Gelukkig zijn er veel trucjes om woordjes leren makkelijker en effectief te maken De tips en trucs in dit boekje gelden niet alleen voor Frans, maar voor elke taal. Je komt er vanzelf achter welke manier van leren en welke trucs voor jou het beste werken en het meeste resultaat opleveren. Als je er niet uitkomt kun je natuurlijk altijd bij je docent of mentor om hulp vragen. Onregelmatige werkwoorden In klas 1, 2 en 3 moet je ook de onregelmatige werkwoorden leren. Doe je dat in één keer goed, dan heb je er jarenlang plezier van. Leer je alleen maar voor een SO of proefwerk, dan zul je er altijd moeite mee blijven houden. Onregelmatige werkwoorden komen namelijk erg vaak voor en zijn onmisbaar voor een behoorlijke beheersing van het Frans. Ook als je in de bovenbouw zit, is het soms goed om een en ander nog eens te herhalen. De grote hersenspier Je hersenen lijken wat leren betreft op een grote spier. Als je ze door een plotselinge krachtsinspanning overbelast, dan krijg je spierpijn of blessures en dat schiet niet op. Vergelijk het met sporten: je kunt niet in 1x alles geven, want dan verrek je iets en kun je helemaal niets meer. Doe het bij woordjes leren dus net zo, rustig aan: op tijd beginnen en wat vaker trainen, oftewel kleine beetjes tegelijk en vaak en veel herhalen. Op die manier begin je getraind aan de toets in plaats van geblesseerd, en dan blijk je een goede conditie te hebben opgebouwd waar je ook na het S.O. of de toets wat aan hebt. Logisch? Inderdaad. Je zult echt zien dat het werkt. Algemene tips 1. Begin niet de dag van tevoren met leren, maar begin meerdere dagen van tevoren; 2. Neem de tijd voor het leren, wat je snel leert ben je ook snel weer kwijt; 3. Zorg ervoor dat je alle vocabulaire/woordjes oefeningen uit je boek goed en zorgvuldig nakijkt; 4. Als het veel woordjes zijn, leer het dan in delen; 5. Ga in een ruimte zitten waar je rustig en geconcentreerd kunt leren; 6. Als toetsmiddel kunnen jouw ouders, vrienden/vriendinnen of klasgenoten je overhoren, mondeling of schriftelijk; 7. Een woord dat je moeilijk vond om op te schrijven, kun je nog een aantal keer
8. 9. 10. 11. 12. 13.
herhalen of in lettergrepen/deeltjes leren, bijv: difficile (dif-fi-cile). Schrijf de (moeilijke) woordjes altijd op! Het is niet verstandig om alleen maar de woordjes te lezen. Tijdens de overhoring moet je ze tenslotte ook kunnen opschrijven; Wissel het leer- en maakwerk af; Voor dyslectische leerlingen: zorg dat je duidelijke afspraken met je docent maakt over de juiste manier van toetsen.
METHODE 1: de woordklapper Héél veel leerlingen vergeten dat je er met alleen het lezen van de woordjes er niet bent. Het is dus heel belangrijk dat je de woordjes ook opschrijft. Je kunt hiervoor een woordklapper maken. Stap 1: Stap 2: Stap 3: Stap 4: Stap 5: Stap 6: Voordeel: Nadeel: TIP:
Pak een leeg A4-tje; Vouw dit A4-tje in de lengte doormidden, vouw het blaadje zo dat je maar 1 kant ziet; Schrijf Nederlandse woordjes op de buitenkant en de Engelse vertaling aan de binnenkant; Overhoor jezelf, streep de woorden die je weet door; Oefen opnieuw met de woordjes die je niet weet. Herhaal stap 1 t/m 5, maar zet nu de Franse woordjes op de buitenkant en de Nederlandse vertaling aan de binnenkant. Je leert de woordjes spellen en vertalen. Je kunt de woordjes die je al weet wegstrepen, jouw lijst wordt dus steeds korter. Je denkt vaak na één keer: ‘ik ken het al’. Maar je zult zien dat je het snel weer vergeet. Herhaal het veel! Niet allemaal achter elkaar, maar verdeeld het over meerdere dagen. Herhaling is de beste leermeester!
METHODE 2: WRTS
Dit computerprogramma kun je gebruiken bij het leren van de woordjes. Jij moet zelf de woordjes invoeren. De computer overhoort je. Doe dit niet één keer, maar meerdere keren! Doe dit ook niet achter elkaar. STAP 1: Voer de woordjes in en oefen het één keer. Ga daarna iets heel anders doen, een pauze houden. STAP 2: Ga weer een paar keer oefenen. Je zult zien dat in de meeste gevallen het cijfer steeds hoger wordt. Ga weer iets heel anders doen. STAP 3: Ga het een paar twee keer oefenen. Besluit na deze twee keer of je nog meer keren nodig hebt. Voordeel: Nadeel: TIP:
Als je geïnteresseerd bent in het werken met de computer, maakt dit het een stuk leuker om je woordjes te leren. Met elke tikfout is ook direct het hele woord fout. Begin meerdere dagen van tevoren! Als je op de laatste dag leert, zul je merken dat je de woordjes weer snel vergeet.
Alle woordjes zijn ingevoerd op: www.themes.wrts.nl
METHODE 3: woordenlijst Héél veel leerlingen vergeten dat je met lezen alleen er niet komt. Het is dus heel belangrijk dat je de woordjes opschrijft. Je kunt hiervoor een woordenlijst maken. Je vouwt je blaadje in de lengte doormidden. Op de ene helft schrijf je de Nederlandse woordjes en op de andere helft schrijf je de vertaling. Je vouwt het blaadje zo, dat je maar één kant ziet. Je gaat dan controleren hoeveel woordjes je al weet. Tot slot kun je je ook weer laten overhoren door je ouders of medeleerlingen. Voordeel: Nadeel: TIP:
Je leert de woordjes spellen en vertalen. Je kunt de woordjes die je al weet wegstrepen. Je denkt vaak na één keer: ik ken het al. Maar je zult zien dat je het snel weer vergeet. Herhaal het veel! Niet allemaal achter elkaar, maar verspreid het over meerdere dagen.
METHODE 4: handcomputer Wat is nou een handcomputer? Bij de docent kun je een stapel kaartjes vragen. Op elk kaartje schrijf je een woordje dat je leren moet. Op de achterkant schrijf je daarna de vertaling. Dit doe je met alle woorden! Je moet er wel voor zorgen dat je bij de kaartjes de juist vertaling bij het juiste woord zet. Zorg er verder ook goed voor dat je de woordjes goed overschrijft. Door het goed over te nemen ben je al héél veel bezig geweest met het schrijven van de woordjes. STAP 1: Je legt de kaartjes op een stapel. STAP 2: Bij elk woord kijk je of je vertaling weet. Weet je het? Dan leg je het kaartje op de stapel GOED. Weet je het niet? Dan leg je het kaartje op de stapel FOUT. Dit doe je met alle kaartjes. STAP 3: Op deze manier probeer je de stapel met FOUTE kaartjes zo klein mogelijk te maken. Je moet dit stapeltje dus veel herhalen. STAP 4: Stop daarna weer alle kaartjes bij elkaar en begin opnieuw. (Schud de kaartjes van tevoren, zodat je elke keer een andere volgorde hebt.) Voordeel: Nadeel: TIP:
Geschikt voor tijdens de reclame. Even snel de handcomputer doen! Kost veel tijd om alles over te schrijven en op orde te leggen. Neem de tijd voor het overschrijven. Thuis (of tijdens het daltonuur) kunnen je ouders (of een klasgenoot) je een paar kaartjes voorleggen ter controle.
METHODE 5: vierstappenplan Je kunt het leren van woordjes ook aanpakken via een stappenplan. Hieronder staat hoe het stappenplan werkt. Stap 1: Eerst hardop mondeling = geheugen trainen! 1. Oefen eerst mondeling: begin op volgorde. Dek de Franse woorden af en kijk naar de Nederlandse vertaling. Probeer de Franse vertaling hardop uit te spreken. Kijk meteen of je het goed had. Op deze manier zul je zien dat je de woorden goed onthoudt. 2. Als je ze op volgorde goed kent ga je ze door elkaar overhoren.
3.
Weet je de woordjes van het Nederlands naar het Frans mondeling, leer ze dan andersom (van het Frans naar het Nederlands).
Stap 2: Opschrijven 1. Meestal worden woordjes schriftelijk overhoord. Daarom moet je de woorden ook kunnen schrijven. 2. Daarom is het belangrijk dat je de woorden opschrijft tijdens het leren. Opschrijven - met de hand - zorgt ervoor dat je de woordjes minder snel vergeet. 3. Dek de Nederlandse vertaling af en schrijf het Franse woord op. Spreek het daarna nog eens rustig en goed uit. 4. Kijk of je het goed had opgeschreven. Kijk extra goed naar de spelling. De kans is groot dat je over een spelfout heen leest. 5. Gaat dit ook goed, draai het dan weer om. Stap 3: Herhalen & pauzes 1. Woordjes leren is vaak stampwerk. Probeer niet te lang achter elkaar te leren. 2. Op een gegeven moment laten je hersenen je dan in de steek en nemen geen nieuwe informatie meer op. 3. Doe geen spannende of verrassende dingen direct na het leren: de kans is groot dat je de pas geleerde woordjes weer snel vergeet. Stap 4: Lijstje maken met de woordjes die je steeds vergeet 1. Maak voor jezelf woordenlijstjes waarin je de woordjes indeelt in voor jou logische groepen, je zult zien dat dit het leren gemakkelijker maakt. 2. Maak een persoonlijke vergeet-top-10: woorden die je telkens maar niet kunt 3. onthouden. Schrijf ze op een blaadje en kijk daar telkens weer naar. 4. Je kunt ook de woorden die je steeds vergeet op post-its schrijven en deze overal ophangen (boven je bed, op de wc, aan je fiets, op je cavia, etc.). Extra tips voor het aanleren van woordjes • Woorden goed bekijken: wat vind ik moeilijk aan dit woord, wat zou ik fout kunnen schrijven, waar moet ik vooral op letten? • Probeer eens te leren via onderstaand systeem: Woordjes eerst Frans-Nederlands hardop leren: ….. 3 woordjes leren. ….. 3 woordjes erbij. ….. 6 herhalen. ….. 3 woordjes erbij. ….. 6 herhalen. • De woorden die moeilijk blijven steeds om de 3 woorden extra herhalen; • Daarna de woorden Nederlands – Frans hardop leren. Je hebt de woorden dan al een aantal malen gezien, voordat ze opgeschreven worden: ….. 3 woordjes leren en opschrijven, controleren. ….. een woordje dat fout is opnieuw leren en opschrijven, controleren. ….. 3 nieuwe woordjes leren en opschrijven, controleren. ….. 6 woorden herhalen, opschrijven en controleren. ….. 3 nieuwe woorden leren en eventueel nog een woord herhalen. ….. 6 herhalen. Belangrijk bij dit systeem is dat je de woordjes die moeilijk blijven, om de 3 tot 6 woordjes blijft herhalen.
Leerkaart “Spelling” Bij deze leerkaart leer je hoe je op een snelle manier woordjes goed kunt leren schrijven. Vaak is de spelling van Franse woorden best lastig en dan moet je lang oefenen voordat je het helemaal goed schrijft. Bij deze leerkaart leren we hoe je dat moet doen. 1.
Leer je een nieuw woord? Schrijf het eerst een paar keer groot in de lucht.
2.
Probeer de letters in je hoofd op te slaan. Zie je elke letter al in je hoofd staan?
3.
Maak de letters in grote kleurige neonletters. Bijvoorbeeld:
4.
Doe dit net zolang tot je dat woord in één keer altijd goed ziet, zodra je het hoort. Schrijf het woord dan op zoals jij denkt dat je het schrijven moet. Niet overschrijven, maar kijk naar je eigen beeld.
5.
Controleer zelf of je het woord goed geschreven hebt. Is het goed? Kijk dan nog 1 keer naar het woord in je hoofd en zeg het woord hardop.
Leerkaart “betekenis” Sommige woordjes kun je maar niet onthouden. De betekenis vergeet je telkens weer. Om de betekenis te leren onthouden, kun je deze leerkaart goed gebruiken. 1.
Pak de woordenlijst erbij. Kijk per woord wat je er lastig aan vindt.
2.
Schrijf bij elk woord nu een zin. Pak kleurpotloden of stiften erbij en geef het woord in de zin een andere kleur.
3.
Nu ga je nog een keer alle zinnen op schrijven. Maar je schrijft nu het Franse woord er niet meer in. Je houdt dus een lege plek over in de zin. Achteraan schrijf je wel de Nederlandse vertaling van het Franse woord dat in de zin had moeten staan.
4.
Zo ga je verder totdat je alle woorden hebt gehad. Ben je klaar? Dan ga je nu leren. Probeer bij elke Nederlandse vertaling het Franse woord te zeggen. Als hulpmiddel kun je nu de zin doorlezen. Aan de hand van de context kun je dan de betekenis afleiden.
Leerkaart “beeldend leren” Bij deze leerkaart leer je hoe je op een goede manier woordjes kunt leren. Soms het is het heel lastig om alle woordjes te onthouden. Dat is ook niet zo gek, want je hersenen zijn daar helemaal niet zo goed in. Je hersenen kunnen echter wel goed beelden en plaatjes onthouden. Nu is aan jou de taak om de woorden om te zetten in beelden, zodat je hersenen de woordjes beter kunnen onthouden.
Leerkaart “bijzonderheden” Sommige woordjes kun je maar niet onthouden. Die zijn zo lastig! Dit zijn vaak woorden met een hele moeilijke uitspraak, of juist een hele moeilijke spelling. Met deze leerkaart leer je om deze bijzondere woorden ook goed te onthouden. 1.
Pak de woordenlijst erbij. Kijk per woord wat je er lastig aan vindt.
2.
Pak kleurpotloden of stiften erbij en geef de moeilijke stukken in een woord een opvallende kleur. Let op! Zorg ervoor dat je bij alle woorden dezelfde kleur gebruikt voor dezelfde moeilijkheid. Bijvoorbeeld: bij alle vrouwelijke woorden maak je het lidwoord (la) rood. Bij alle mannelijke woorden maak je het lidwoord (le) blauw.
3.
Zo ga je verder totdat je alle woorden hebt gehad. Ben je klaar? Dan ga je nu leren. Probeer terug te denken aan de kleur die je gebruikt hebt. Dit helpt je de woorden en de bijzonderheden te onthouden.
Leerkaart “flashcards” Bij deze leerkaart leer je hoe je op een snelle manier woordjes goed kunt leren. Herhalen is erg belangrijk om de woordjes goed te onthouden. Dit is alleen soms best saai. Met deze leerkaart leren we je een leuke manier om woordjes te leren. 1.
Maak kleine rechthoekige kaartjes. Schrijf aan de ene kant het Franse woord. Schrijf aan de andere kant de Nederlandse vertaling.
2.
Nu ga je jezelf overhoren. Maak een stapel van de kaartjes met daarbij alle Franse woorden aan de bovenkant. Pak een kaartje en kijk of jij de Nederlandse betekenis weet. Draai het kaartje om om je antwoord te controleren. Wist je het goede antwoord, dan moet het kaartje op de GOEDE stapel. Wist je het goede antwoord niet, dan moet het kaartje op de FOUTE stapel.
3.
Ben je klaar? Je hebt nu twee stapels. Pak de FOUTE stapel. Je gaat nu op elke kaartje, waarvan je het antwoord niet wist, een tekening maken. Je maakt een tekening van het woord op de kant, waar het Franse woord op staat.
4.
Nu ga je jezelf weer overhoren. Je gaat net zolang door totdat alle kaartjes op de GOEDE stapel liggen.
5.
Ben je klaar? Je kent nu alle woordjes. Vlak voor de toets nog een keer herhalen en klaar is kees!
Leerkaart “mindmap” Bij deze leerkaart leer je hoe je een mindmap moet maken. Een mindmap is heel handig bij het leren van woordjes. Je kijkt dan namelijk goed naar welke woordjes bij elkaar horen en welke niet. Oftewel, je zoekt allerlei verbanden en relaties tussen de woordjes. Als je die goed kent, helpt dit je om de woorden te onthouden. 1.
Neem een wit tekenvel en leg deze horizontaal voor je neer. Wat is het hoofdonderwerp van de woordjes die je moet leren? Dit kan een bepaald thema zijn, maar ook bijvoorbeeld het hoofdstuk van het boek.
2.
Schrijf in het midden van je papier het hoofdonderwerp en zet hier een vierkant of cirkel omheen.
3.
In de woordjes die je moet leren ga je categorieën zoeken. Er zijn bijvoorbeeld een aantal woordjes die horen bij het onderwerp “huis” of bij het onderwerp “stad.”
4.
Maak vanuit het hoofdonderwerp verschillende takken voor de categorieën die je gevonden hebt. Maak aan elke tak een cirkel en schrijf hierin de categorie.
5.
Vanuit de categorie trek je vervolgens weer allerlei takken. Daar schrijf je dan alle woordjes bij, die horen bij die categorie. Let op: schrijf zowel het Franse woord als de Nederlandse betekenis op! Dit helpt je bij het leren.
6.
Je kunt beter leren als je werkt met plaatjes. Als je wilt, kun je dus bij elk woord een klein plaatje tekenen, zodat je niet alleen het woord ziet staan, maar ook gelijk een beeld erbij hebt. Zo leer je de woordjes sneller.
7.
Heb je nog niet helemaal door hoe het moet? Kijk dan even naar het voorbeeld van een mindmap over ADHD.
8.
En nu leren maar ….
Leerkaart “verbanden” Het leren van woordjes is niet zo moeilijk als je verbanden tussen de woorden ziet. Dit helpt je om straks de betekenis van het woord te achterhalen. Je weet bijvoorbeeld één woordje niet, maar je weet wel het woord wat erbij hoort. En als je die weet, dan kom je vanzelf wel op het andere woord. Je moet wel eerst de verbanden tussen de woorden op een rijtje zetten. 1.
Pak de woordenlijst erbij.
2.
Kies uit welke van de verbanden je gaat gebruiken. • Met een woord waarmee het vaak samen voorkomt. (bijv. Frans: la neige [de sneeuw] met blanc [wit]: la neige blanche ) • Met een woord waarin (een deel van) het woord voorkomt. (bijv. Frans: participer [deelnemen] koppel je aan une part [een deel]) • Met een woord dat hetzelfde betekent. (bijv. Duits: die Kneipe [de kroeg] met das Lokal [de kroeg]) • Met een woord dat het tegenovergestelde betekent. (bijv. Engels: black [zwart] en white [wit]) • Met woorden die iets met elkaar te maken hebben. (bijv. Engels: woorden die een persoon aanduiden: grandad, people, visitor, traffic warden.) • Met sleutelwoorden die een beetje klinken als het vreemde woord. Daar bedenk je dan een afbeelding bij. (bijv. Engels: bij het woord traffic [verkeer] denk je aan trefbal. Je ziet kinderen op straat trefbal spelen. Ze moeten opletten want er komt van alle kanten verkeer op ze af.) • Met een verhaaltje en dat mag best een gek verhaaltje zijn, want dan onthoud je het beter. (bijv. Engels: disappear [verdwijnen] - collar [halsband] – herb [kruiden] – vicious [vals]: I started eating some of the herb and turned into a vicious dog. My mother came to me to put a collar round my neck and I wanted to bite her, but she disappeared before I could get her.)
3.
Je gaat nu alle woorden, die bij elkaar horen, in een lijstje opschrijven. Je kunt ze bijvoorbeeld allemaal één kleur geven. De andere groep woorden, die bij elkaar horen, geef je dan weer een andere kleur.
4.
Als het goed is, heb je nu alle woorden onderverdeeld in groepen. Nu kun je per groep de woorden gaan leren.
Leerkaart “luisteren” Iedereen leert op een andere manier. De één leert door de woordjes stil in zijn hoofd te stampen. De ander leert door de woordjes op te schrijven. Weer een ander leert door de woordjes te horen. Ben jij zo iemand? Dan is deze leerkaart geschikt voor jou. 1.
Pak een recorder. Neem alle woordjes op op de recorder. Eerst zeg je het Franse woord, daarna het Nederlandse woord. Ben je klaar? Goed luisteren maar.
2.
Nu ben jij aan de beurt. Pak weer de recorder. Neem alle woordjes weer op, maar nu zeg je alleen het Franse woord. Je zegt dus niet meer de Nederlandse vertaling. Laat een stukje pauze over tussen de Franse woordjes. Ben je klaar? Luister goed naar het Franse woord en probeer in de pauze zelf de Nederlandse vertaling te zeggen.
3.
Nu andersom. Pak weer de recorder. Neem alle woordjes weer op, maar nu zeg je alleen het Nederlandse woord. Je zegt dus niet meer de Franse vertaling. Laat een stukje pauze over tussen de Nederlandse woordjes. Ben je klaar? Luister goed naar het Nederlandse woord en probeer in de pauze zelf de Franse vertaling te zeggen.