Motorisch leren in het schaatsen: Toepassing van inzichten Peter Beek Faculteit der Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit, Amsterdam
KNSB, 17 juni 2011, Zeist
Overzicht presentatie • Doelstellingen workshop – Inzichten delen en vergelijken – Praktische toepassingen verkennen
• • • • •
Motorisch leren en expertise: algemeen Externe versus interne focus van aandacht Impliciet versus expliciet leren Differentieel versus traditioneel leren Conclusies
Motorisch leren • Leren: een proces dat leidt tot relatief duurzame veranderingen in het gedragspotentieel als gevolg van specifieke ervaringen met de omgeving • Prestatie tijdens instructie of training is geen betrouwbare index van leren • “Retrieval strength” versus “storage strength” • Zonder retentietest is het onmogelijk vast te stellen of de oefening effectief was
Opdracht 1: Geef aan hoe je de effecten van trainen (opgevat als geïnstrueerd leren) bepaalt en hoe dit kan worden verbeterd?
Expertise • Expertise (Ericsson): maximale aanpassing aan taakeisen t.g.v. “deliberate practice” (±10.000 uur/±4 uur per dag voor een periode van ±10 jaar) • Kenmerken van deliberate practice: Specifieke, grensverleggende doelen stellen Onmiddellijke feedback Sterke focus (gedoseerd oefenen) Concentratie op techniek en uitkomst
De oefensituatie
context
Oefeningen
Trainer/coach
context
Sporter/atleet
Effectiviteit is niet alleen een kenmerk van de oefenmethode!
Wetenschap ↔ praktijk • ‘Beste’ methode voor iedere leersituatie bestaat niet • Groepsvergelijkingen tonen wat gemiddeld waar is onder gecontroleerde omstandigheden • Kunst voor trainer/coach is die methode te vinden die voor specifiek individu optimaal is/goed werkt • Wetenschappelijke inzichten kunnen helpen bij het ontwerpen van trainingsprogramma’s en -omgevingen
Analyse ↔ toepassing • Analyse techniek coach ≠ feedback aan sporter • Kunst om die vormen van instructie/feedback te vinden die aansluiten bij de psychologische realiteit van de sporter
Aspecten van motorisch leren Aandacht: zowel selectieve aandacht als zodanig als de focus van aandacht Kennis: verhouding impliciet-expliciet Herhaling/variatie: mate van variatie, afwisseling
Handeling en beweging • Motorische opdrachtsignalen volgen ‘vanzelf’ vanuit simpele, waarneembare doelen – brein maakt invers model • Motorische leerprocessen voltrekken zich door het verwerven van adequate doelrepresentaties a.
b.
c.
d.
Interne vs. externe aandacht • Interne focus van aandacht: aandacht is gericht op de beweging zelf en de mechanische/fysische achtergronden daarvan • Externe focus van aandacht: aandacht is gericht op het effect van de beweging in de omgeving: • beweging implement of hulpstuk • landingslocaties • uitkomsten van de beweging
Inzichten m.b.t. aandacht • Interne focus interfereert met natuurlijke sturingsprocessen, terwijl externe focus deze faciliteert superieure (leer)prestatie • Instructies die de aandacht op de uitvoering vestigen leiden vaak tot slechtere prestaties en leerresultaten dan helemaal geen instructies • Effect van instructies en feedback is afhankelijk van het effect hiervan op de focus van aandacht; continue simultane feedback is nadelig
Vrije worp in basketbal • Vrije worp in basketbal: schotnauwkeurigheid en EMGactiviteit (m. flexor carpi radialis, m. biceps brachii, m. triceps brachii en m. deltoid) • Twee groepen (EF en IF): Externe Focus (basket) en Interne Focus (polsbeweging) • Schotnauwkeurigheid was groter in EF- dan IF-groep • EMG-activiteit in biceps en triceps was lager in EF- dan IF-groep • Conclusie: externe focus van aandacht bevordert de economie van het bewegen en reduceert “ruis”
Zachry, Wulf, Mercer, & Bezodis, 2005
Constrained Action Hypothesis • Ook in heel veel andere taken (skiën op ski-simulator, verticale sprong, balanshandhaving, isometrische krachtproductie) is hetzelfde aangetoond • Deze studies laten allemaal grotere nettomomenten, grotere gewrichtssnelheden, minder spieractiviteit en een betere taakprestatie zien • Dit duidt op efficiëntere inzet van spieractiviteit, oftewel “constrained action” • Resultaten lijken onafhankelijk van de taak die wordt geleerd en van het vaardigheidsniveau van de sporter Zachry, Wulf, Mercer, & Bezodis, 2005
Knowledge of Performance • Technisch gezien steeds meer mogelijk: welke informatie is zinvol om terug te koppelen • “Brain knows nothing of muscles, but may learn about the mechanics of movement” • Informatie die een interne focus van aandacht met zich meebrengt zoveel mogelijk vermijden • Niet de mechanica van de beweging, maar wel bijv. piekkracht of een einddoel)
Opdracht 2: Ga na van welk type instructies en feedback je vooral gebruikt maakt en hoe dit kan worden verbeterd (meer extern gerichte focus van aandacht)?
Inzichten m.b.t. kennis • Expliciet leren is aanvankelijk soms sneller dan impliciet leren en geeft coach en atleet houvast • Echter: expliciet geleerde taken blijken kwetsbaar voor stress (“chocking under pressure”), i.t.t. impliciet geleerde resultaten • Impliciet geleerde taken blijven i.h.a. beter in het geheugen bewaard dan expliciet geleerde taken
“Choking under pressure” • Leren putten van een golfbal – Expliciet-Leren-groep: ontving expliciete instructie over de techniek van het putten – Impliciet-Leren-groep: voerde tijdens het oefenen een tweede, cognitieve taak uit
• Prestatie onder druk verslechterde in de EL-groep maar bleef hetzelfde in de IL-groep: ‘history matters!’ • EL-groep verworf meer stap-voor-stap-regels dan ILgroep (verbale protocollen) • Herinvestering-van-kennis-hypothese: kennis waarover men niet beschikt, kan men ook niet opnieuw investeren
Masters, 1992
Methoden van impliciet leren • • • •
dubbeltaak (niet erg praktisch) analogie-leren foutloos leren accentueren en isoleren van perceptuele informatie
Analogieleren is impliciet leren 100
Analogie
50
0 1
2
3
4
5
6
Stress
Leerblok Liao & Masters (2001)
7
8
Th. Sup.
Expliciete regels
Score
Expliciet
8
4
0
AL
IL Groep
EL
Foutloos leren • Fouten hypothese-toetsende strategieën meer expliciete regels • Bijvoorbeeld leren putten van een golfbal – foutloos-leren-groep: steeds grotere putafstand (25-100 cm) – fouten-maak-groep: steeds kleinere putafstand (200-100 cm)
• Manier om zelflerend vermogen aan te spreken zonder expliciete instructies en kennisopbouw • Voordeel om expliciet leren vooraf te laten gaan aan foutloos leren Maxwell, Masters, & Kerr, 2001; Poolton, Masters, & Maxwell, 2005
Savelsbergh, van Gastel & Van Kampen, 2010
Opdracht 3: Ga na van welk type instructies en feedback je vooral gebruikt maakt en hoe dit kan worden verbeterd (meer impliciete vormen van leren)?
Inzichten m.b.t. herhalen • Drillen – monotone herhaling van bewegingen – is minder goede methode van leren dan afwisseling • Variatie in de gehele sequentie en coördinatie van bewegingen - differentieel leren - zet het brein aan zelf optimale oplossingen te vinden • Slaap consolideert niet alleen procedurele kennis in het geheugen maar bevordert ook het leren, vooral wanneer het brein zelf is uitgedaagd – “practice makes imperfect”
Differentieel leren vooruitgang (prestatie/tijd)
differentieel leren
contextual interference
variabel oefenen oefenreeksen
herhalingen
vrije bewegingen
Schöllhorn, diverse lezingen
Leerverloop oefenperiode
retentieperiode
Prestatie Leertoename
differentieel leren
traditioneel leren
Tijd
Experimentele studies • Relatieve prestatieverbetering t.o.v. traditioneel leren in verschillende domeinen – Atletiek – Balsporten (basketbal, volleybal, voetbal en cricket) – Krachttraining – Schaatsen – Kogelstoten • Onafhankelijk van prestatieniveau • Vaak inclusief significant betere prestatie op retentietest
Opdracht 4: Ga na hoe uitdagend de training is en hoe dit kan worden verbeterd?