Monitor uitbreiding kinderopvang 2003
Vierde meting naar de status van de uitbreiding van de kinderopvang in Nederland, november 2003
Voorwoord
De oorspronkelijke doelstelling van de Rkb was: voor 31 december 2002 72.130 extra plaatsen realiseren, voor hele dagopvang (HDO), buitenschoolse opvang (BSO) en opvang bij gastouders (GOB) gezamenlijk. In 2001 is de einddatum van de Rkb verschoven naar 31 december 2003 en is de doelstelling met 10.000 plaatsen uitgebreid. De uiteindelijke doelstelling werd dus: 82.130 plaatsen. In 2003 zijn 12.634 plaatsen tot stand gekomen waardoor het totaal aantal gerealiseerde plaatsen op ruim 91.400 komt. Geconcludeerd kan dan ook worden dat de doelstelling van de Rkb ruim is gehaald. De periode van explosieve uitbreiding in de kinderopvang is met het aflopen van de Rkb ten einde gekomen. Als gevolg van de enorme uitbreiding is landelijk gezien de gemiddelde wachttijd (het aantal dagen tussen de gewenste en de werkelijke plaatsing) afgenomen. In de bedrijfsopvang wordt 85 % van de kinderen geplaatst op de gewenste plaatsingsdatum. Landelijk is voor bedrijfsopvang de gemiddelde wachttijd voor hele dagopvang 10 dagen en voor buitenschoolse opvang 12 dagen. Maar er zijn grote verschillen wat betreft de wachttijden: tussen regio’s, maar ook tussen wijken in een stad. Soms zijn de wachttijden langer dan gemiddeld, in andere gevallen is al sprake van evenwicht tussen vraag en aanbod en kan een kind op de gewenste datum geplaatst worden. Voor de gesubsidieerde opvang zijn geen landelijke gegevens beschikbaar, maar op basis van regionale informatie kan aangenomen worden dat de gemiddelde wachttijd hiervoor langer is dan voor de bedrijfsopvang.
Dit is een rapport van het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang op basis van het onderzoek naar de uitbreiding kinderopvang, uitgevoerd door VdMA en Deloitte & Touche/ICS adviseurs. Dit rapport is in maart 2004 verzonden aan alle organisaties voor kinderopvang en aan alle gemeenten.
Het Netwerkbureau heeft zijn activiteiten 31 december 2003 beëindigd, tegelijk met het einde van de Regeling uitbreiding Kinderopvang en Buitenschoolse opvang.
In een situatie waarin een zeker evenwicht is tussen vraag en aanbod, kan de door de overheid beoogde marktwerking ontstaan. Door het nieuwe, vraaggestuurde financieringssysteem van de Wet Basisvoorziening Kinderopvang (Wbk) kan de sector kinderopvang invulling gaan geven aan de gewenste marktwerking. Hiermee breekt een voor de sector nieuwe situatie aan waarin individuele kinderopvangorganisaties hun eigen strategie moeten bepalen. Wij bedanken iedereen voor de medewerking die u aan het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang en aan dit onderzoek in het bijzonder heeft gegeven. Ook wensen wij iedereen veel succes bij de verdere ontwikkeling van de sector kinderopvang. De medewerkers van het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang, Yvette Vervoort, Serv Vinders en Walter Maclennan
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
In november 2003 is voor de vierde maal een onderzoek gedaan naar de uitbreiding van de kinderopvang van nul- tot dertienjarigen in Nederland: de Monitor 2003. Dit onderzoek is de vierde en laatste meting naar de capaciteitsuitbreiding in het kader van de Regeling uitbreiding Kinderopvang en Buitenschoolse opvang (Rkb). De resultaten zijn gebaseerd op gegevens die de organisaties voor kinderopvang, zowel gesubsidieerd als niet gesubsidieerd, zelf hebben aangeleverd. Deze rapportage geeft de opzet, de resultaten en de conclusies van de vierde meting weer. Ook worden conclusies getrokken over het verloop van de uitbreiding en het uiteindelijke resultaat van de Rkb.
3
Inleiding In oktober 2000 is het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang geïnstalleerd op initiatief van de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: Margo Vliegenthart. De activiteiten van het Netwerkbureau waren gekoppeld aan de uitbreiding van de capaciteit aan kinderopvang tijdens de Regeling uitbreiding Kinderopvang en Buitenschoolse opvang (Rkb). Deze regeling is per 31 december 2003 beëindigd en daarmee kwam ook een einde aan de activiteiten van het Netwerkbureau. Het Netwerkbureau had als taak de uitbreiding van de kinderopvang te monitoren en te stimuleren. Het richtte zich daarbij op de landelijk opererende organisaties die gemeenten en kinderopvangcentra behulpzaam zijn bij de uitbreiding van de kinderopvang. De activiteiten van het Netwerkbureau waren erop gericht de inspanningen van de landelijke organisaties te ondersteunen en de onderlinge afstemming te verbeteren. Geïnitieerd door VWS en vanaf 2002 door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), voerde het Netwerkbureau zijn opdracht onder eigen verantwoordelijkheid uit. Een van de gewaardeerde activiteiten van het Netwerkbureau: het verzamelen van actueel nieuws betreffende kinderopvang, wordt in 2004 nog voortgezet. Dat nieuws is te vinden op de website van het Programmabureau Implementatie Wbk: www.wbk.nl, kijk onder Nieuws en dan onder Algemeen. De doelstelling van de Regeling uitbreiding Kinderopvang en Buitenschoolse opvang (Rkb) is het realiseren van een uitbreiding van 72.130 kindplaatsen voor 31 december 2002. Als nulmeting geldt voor de buitenschoolse opvang het aantal plaatsen op 31 december 1996 en voor de hele dagopvang het aantal plaatsen op 31 december 1998. In 2001 is besloten de Rkb te verlengen tot 31 december 2003 en uit te breiden met de doelstelling om in 2003 nog 10.000 extra plaatsen te realiseren. De totale capaciteitsuitbreiding die werd beoogd, is dus 82.130 kindplaatsen. Hierna wordt, als sprake is van de doelstelling van de Rkb, steeds dit aantal bedoeld. De Regeling is van toepassing op de formele kinderopvang, dat wil zeggen kinderopvang in kinderdagverblijven, centra voor buitenschoolse opvang en gastoudergezinnen. Daarnaast vindt informele opvang plaats, bijvoorbeeld bij familie, buren, vrienden enzovoort. Uit onderzoek blijkt (Trendonderzoek kinderopvang, meting 2003: Vyvoj november 2003) dat in 2003 ongeveer 50 % van de kinderen van 0 tot 4 jaar en 25 % van de kinderen van 4 tot 13 jaar in de formele en informele opvang samen worden opgevangen. Van de totale behoefte aan opvang wordt zowel in 2002 als in 2003 ongeveer 25 % binnen de hele dagopvang in de formele opvang afgenomen. In de buitenschoolse opvang is het gebruik gestegen van ruim 5 % in 2002 tot bijna 15 % in 2003. De rest wordt door ouders informeel geregeld.
Gemeenten moeten hun taakstelling van de Rkb in 2004 met het Ministerie van SZW afrekenen. Zij hebben daarvoor begin 2004 van het Ministerie verantwoordingsformulieren en een toelichting ontvangen. De einddatum van de 10.000 plaatsen die in 2003 gerealiseerd moesten worden, kan door gemeenten verschoven worden naar 31 december 2004, maar er zijn voor deze plaatsen in 2004 geen extra middelen beschikbaar. De plaatsen die in 2003 door gemeenten gesubsidieerd werden, kunnen ook in 2004 in exploitatie gehouden worden door middelen uit het gemeentefonds. Gemeenten kunnen extra middelen aanvragen bij het ministerie als het aantal subsidieplaatsen boven een bepaalde drempel komt. Dit aantal en de beschikbare middelen per gemeente zijn te vinden op: www.wbk.nl, onder Nieuws – Algemeen – achtergrondinformatie - kinderopvangregelingen. Deze rapportage bevat de inhoud en de resultaten van de vierde meting op landelijk en regionaal niveau. Gegevens op gemeentelijk niveau kunt u vinden op de website van het Ministerie van SZW: www.minszw.nl, onder Werk – Kinderopvang – algemene informatie – Uitbreiding van het aantal kinderopvangplaatsen. In bijlage 1 is per regio het aantal beschikbare plaatsen per 100 kinderen op 31 december 2003 weergegeven. Bijlage 2 bevat gegevens over de ontwikkeling van de vraag naar personeel in de kinderopvang.
5 Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
4
1 Het onderzoek
2 De resultaten
1.1 Monitoring De Rkb had een looptijd van 1997 tot en met 2003. Alleen voor de 10.000 plaatsen die in 2003 gerealiseerd moesten worden, is verlenging, zonder extra middelen, tot 31 december 2004 mogelijk. Doel van de monitoring is het volgen van de capaciteitsuitbreiding en het geven van een indicatie over de realisatie van de taakstelling van de Rkb. Het onderzoek naar de uitbreiding in het kader van de Rkb is voor het eerst uitgevoerd in november 2000: de Monitor 2000. Het onderzoek is in 2001 en 2002 herhaald: de Monitor 2001 en Monitor 2002. Het vierde onderzoek in oktober 2003, de Monitor 2003, levert gegevens op over het aantal gerealiseerde plaatsen in 2003 en geeft de prognose voor het aantal nieuwe plaatsen in 2004. Met het einde van de Rkb is het monitoren van de capaciteitsuitbreiding in het kader van deze regeling voltooid. Waarschijnlijk is dit het laatste onderzoek naar de capaciteitsuitbreiding in deze vorm.
2.1 Inleiding In paragraaf 2.2 worden de resultaten op landelijk niveau gepresenteerd, in paragraaf 2.3 op regionaal niveau.
1.2 Gegevensverzameling De Monitor Uitbreiding Kinderopvang is gehouden onder alle kinderopvangorganisaties die bij het Netwerkbureau bekend zijn, zowel gesubsidieerde als niet-gesubsidieerde. In 2003 is gewerkt met het adressenbestand van de Monitor 2002, tussentijdse mutaties zijn verwerkt. Het bestand is aangevuld met de gegevens uit het startersonderzoek dat het Netwerkbureau in 2003 heeft laten uitvoeren. Bij het onderzoek voor de Monitor 2003 zijn 1194 kinderopvangorganisaties benaderd. Hiervan heeft 89,7 % de gevraagde gegevens aangeleverd. Deze hoge respons maakt dat de uitkomsten van het onderzoek zeer betrouwbaar zijn. Het onderzoek is bekend bij de organisaties voor kinderopvang, zij waarderen de manier van enquêteren en zien het belang in van de gegevens die de onderzoeken opleveren.
In onderstaande tabel worden de uitkomsten van de monitor 2003 onder meer vergeleken met: - de nulmeting: - voor buitenschoolse opvang: het aantal plaatsen per 31 december 1996, - voor hele dagopvang: het aantal plaatsen per 31 december 1998; - de resultaten van de monitor 2000; - de resultaten van de monitor 2001 en - de resultaten van de monitor 2002.
1.3 Vraagstelling De enquête van 2003 is gebaseerd op de eerdere onderzoeken. Gevraagd is naar het aantal plaatsen per vestiging, uitgesplitst naar hele dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang.
7
2.2 Landelijk Op basis van de gegevens van de Monitor 2003 kan definitief geconcludeerd worden dat de doelstelling van de Rkb: het realiseren van 82.130 extra plaatsen voor eind 2003, is gehaald. Met een uitbreiding van ruim 12.600 plaatsen in 2003, komt het totaal aantal extra plaatsen op ruim 91.400. Op 31 december 2003 is de totale capaciteit aan kinderopvang 185.287 plaatsen, de doelstelling was 176.000 plaatsen. Tijdens de Rkb is de toename in capaciteit bij de hele dagopvang 72 % en bij de buitenschoolse opvang 220 %. De gastouderopvang is met slechts 15 % toegenomen.
Tabel 1: Uitbreiding kinderopvang vanaf de nulmeting tot eind 2004
soort opvang
nulmeting
1999
2000
2001
2002
2003
2004*
hele dagopvang
66.380
71.238
79.298
93.345
107.211
114.150
121.276
buitenschoolse opvang
19.278
32.438
37.642
49.458
54.995
61.586
66.258
gastouderopvang totaal
8.208
8.775
9.252
11.387
10.447
9.552
9.552
93.866
112.451
126.192
154.190
172.653
185.287
197.355
* verwachte aantal plaatsen 2004
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
6
2.2.2 Starters Het Netwerkbureau heeft vanaf mei 2001 onderzoek laten doen naar het aantal nieuwe kinderopvangorganisaties: de starters, en hun aandeel in de uitbreiding. In de resultaten worden alleen de starters opgenomen die - op het moment van onderzoek daadwerkelijk kinderopvang bieden en - die niet behoren tot of op enige andere wijze verbonden zijn aan een reeds bestaande kinderopvangorganisatie. Tabel 2: Overzicht resultaten startersonderzoek periode
De totale capaciteit aan opvang is eind 2003 ruim 185.000 plaatsen. Voor kinderen van 0 tot 4 jaar zijn ruim 114.000 plaatsen hele dagopvang (HDO) beschikbaar. Een plaats hele dagopvang wordt gemiddeld door 1,8 kinderen bezet. Dit betekent dat voor bijna 1 op de 4 kinderen een plaats beschikbaar is. Voor kinderen van 4 tot 12 jaar zijn ruim 61.500 plaatsen buitenschoolse opvang (BSO) beschikbaar. Een plaats buitenschoolse opvang wordt gemiddeld door 1,8 kinderen bezet. Er is voor 1 op de 15 kinderen een plaats beschikbaar (gebaseerd op Monitor 2003, CBS 1/1/2003 en SGBO 2001). 2.2.1 Flexibele, verlengde en bijzondere opvang Bij de opvang kan gekeken worden naar de wijze waarop de opvang wordt aangeboden. Bij flexibele opvang kunnen ouders wisselen wat betreft de dagen waarop wordt opgevangen en het aantal dagen opvang per periode (week of maand). Bij verlengde opvang wordt met ruimere openingstijden gewerkt dan de gemiddelde 10 uur per dag. Bijzondere opvang wordt incidenteel, bijvoorbeeld bij ziekte (van ouder of kind) geboden. Volgens de gegevens van de Monitor 2003 wordt ongeveer 3 % van het totale aanbod aan kinderopvang flexibel aangeboden. In 2002 was dat 5 %. Flexibele opvang wordt door 335 organisaties aangeboden, meestal in aanvulling op regulier aanbod. Ondanks de belangstelling van ouders voor verlengde opvang neemt het aanbod niet toe, want de werkelijke behoefte eraan blijkt gering te zijn. Het aanbod aan verlengde opvang in de hele dagopvang is net als in 2002
aantal pl. HDO
aantal pl. BSO
aantal pl. GOB
mrt - mei 2001
68
612
211
20
jun - dec 2001
59
751
387
8
jan - mrt 2002
30
399
191
8
apr - sep 2002
42
991
236
21
okt 2002-apr 2003 Figuur 1: Uitbreiding vanaf de nulmeting tot eind 2004
aantal starters
totaal
39
499
170
54
238
3252
1195
111
Uit bovenstaande gegevens blijkt dat de meeste starters kleinschalig beginnen, met 1 groep. De starters nemen gezamenlijk tot eind 2003 ruim 5 % van de totale uitbreiding voor hun rekening. 2.2.3 Groei per jaar Vanaf 2001 neemt de groei per jaar steeds af. In 2003 zijn ruim 12.600 plaatsen gerealiseerd, in 2002 waren dat er 18.500 en in 2001 zijn 28.000 nieuwe plaatsen gecreëerd.
18.463
Figuur 2: De totale groei per jaar.
9 Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
ongeveer 11 % van het totaal. Van de buitenschoolse opvang wordt 11,7 % met ruimere openingstijden aangeboden, in 2002 was dat 18 %. Slechts 0,2 % van het totale aanbod aan kinderopvang is 24-uursopvang, dat zijn ruim 480 plaatsen. In 2002 waren dat 903 plaatsen. Het aanbod aan bijzondere opvang is, net als in 2002, ongeveer 1 % van het totaal.
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
8
2.2.4 Vergelijking groei hele dagopvang en buitenschoolse opvang In de periode vanaf de nulmeting tot en met 1999 was de groei in de buitenschoolse opvang veel groter dan in de hele dagopvang. Dat komt doordat de uitbreidingsregeling al vanaf 1996 voor de buitenschoolse opvang gold en pas na twee jaar werd uitgebreid met hele dagopvang. In 2001 was de uitbreiding het grootst in zowel de hele dagopvang (14.047 plaatsen) als de buitenschoolse opvang (11.816 plaatsen). In 2002 bleef de uitbreiding voor wat betreft de hele dagopvang met bijna 14.000 plaatsen op hetzelfde niveau als in 2001, terwijl de uitbreiding in de buitenschoolse opvang bijna halveerde. In 2003 is de uitbreiding in aantallen plaatsen hele dagopvang en buitenschoolse opvang bijna gelijk. Procentueel is de buitenschoolse opvang in 2003 veel sterker gestegen dan de hele dagopvang. Verklaring hiervoor kan zijn dat veel kinderen die de afgelopen jaren zijn ingestroomd in de hele dagopvang, inmiddels vier jaar zijn geworden en dat hun ouders gebruik willen maken van buitenschoolse opvang.
Ouders gebruiken gastouderopvang als tijdelijke oplossing totdat zij een plaats in een kinderdagverblijf hebben gevonden. Doordat er meer aanbod van kinderopvang is, is zo’n tijdelijke opvang minder vaak nodig. Volgens de gastouderbureaus is het aanbod aan gastouders in 2003 net als in 2002 toegenomen. In 2003 bemiddelden de zelfstandige gastouderbureaus gemiddeld voor 109 koppelingen en de gastouderbureaus die onderdeel zijn van een kinderopvangorganisatie voor 129. De omvang van de zelfstandige gastouderbureaus is in 2003 met 0,8 % afgenomen, zij voorspellen wel een groei van 1,2 % in 2004. In 2003 zijn de niet-zelfstandige gastouderbureaus 1,4 % in omvang afgenomen, zij voorspellen een kleine groei van 1 % in 2004. 2.2.6 Kinderopvangorganisaties Uit de Monitor 2003 blijkt dat er in Nederland bijna 1200 organisaties voor kinderopvang zijn. Deze organisaties hebben in totaal ongeveer 4000 vestigingen. Tabel 3 geeft de grootte van de organisaties en hun marktaandeel weer.
Tabel 3: De omvang van de organisaties en hun marktaandeel op 31-12-2003 1
2 t.e.m. 5
6 t.e.m. 10
11 t.e.m. 20
21 of meer
vestiging
vestigingen
vestigingen
vestigingen
vestigingen
aantal organisaties
55 %
30 %
7,5 %
5%
2,5 %
marktaandeel
14 %
23 %
14 %
20 %
30 %
In vergelijking met de situatie in december 2000 is er weinig veranderd in het totaal aantal organisaties. Dat komt omdat er naast nieuwe starters ook organisaties verdwijnen als gevolg van fusies en overnames. Ook de gemiddelde omvang en de verdeling van het marktaandeel tussen grote en kleine organisaties is weinig veranderd. Het aantal organisaties met 1 vestiging is afgenomen van 745 (60 %) in 2000 tot 655 (55 %) in 2003. Hun marktaandeel is gedaald van 24 % in 2000 naar 14 % in 2004. Figuur 3: De groei per jaar uitgesplitst in hele dagopvang en buitenschoolse opvang
2.2.5 Afname groei gastouderopvang De gastouderopvang is in 2003 net als in 2002 gedaald; ten opzichte van 2002 met 8,6 %. De verklaring die hiervoor door gastouderbureaus wordt gegeven, is dat de kinderdagverblijven concurrent zijn geworden van de gastouderopvang.
De groei in capaciteit is het grootst bij de organisaties met 6 tot en met 20 vestigingen. Zij hebben hun marktaandeel vergroot met 5 % ten opzichte van 2000. Het aantal grote organisaties met 11 of meer vestigingen is ongeveer gelijk gebleven: 7,5 %. Hun marktaandeel is gestegen van 46 % in 2000 tot 50 % in 2003. Vestigingen Het aantal vestigingen is tussen december 2000 en december 2003 met 900 toegenomen. Dat is meer dan de 842 nieuwe vestigingen die in 2000 verwacht werden.
11 Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
10
De gemiddelde omvang van een vestiging in 2003 is ten opzichte van 2000 heel licht toegenomen. Nog steeds is de gemiddelde omvang van een vestiging voor hele dagopvang gemiddeld 3 groepen met 36 kindplaatsen. Een vestiging voor buitenschoolse opvang heeft gemiddeld anderhalve groep met 30 kindplaatsen. Het aantal vestigingen dat alleen hele dagopvang aanbiedt, is gedaald. Steeds meer wordt ook buitenschoolse opvang aangeboden in hetzelfde centrum.
Kaart 1:
13
Het aantal kindplaatsen op 31 december 2003 ten opzichte van de taakstelling Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
12
2.2.7 Prognoses Het werkelijke aantal kindplaatsen eind 2003 is ruim 6000 lager dan het aantal van de prognose van eind 2002. Het verschil tussen voorspelling en werkelijkheid is het grootst bij de hele dagopvang. Er zijn ruim 119.000 plaatsen voorspeld en er zijn er ruim 114.000. Voor de buitenschoolse opvang is de voorspelling gelijk aan de werkelijke situatie: ruim 61.000 plaatsen. De gastouderopvang is achtergebleven bij de voorspelling: er zijn ruim 9.000 plaatsen in plaats van de voorspelde ruim 10.000.
113,09 109,59
95,15
Aan de organisaties is zowel in 2002 als in 2003 gevraagd of zij de toename van hun capaciteit wilden voorspellen tot en met 2004. Uit tabel 4 blijkt dat 65 % van de organisaties in 2003 dezelfde of meer groei voorspellen als in 2002. 35 % van de organisaties heeft de prognose voor 2004 naar beneden bijgesteld.
108,07 122,12 149,16 112,11
Tabel 4: Prognose van de groei tot en met 2004 soort opvang
organisaties met dezelfde of hogere prognose
organisaties met lagere prognose
hele dagopvang
69 %
31 %
buitenschoolse opvang
69 %
31 %
gastouderopvang
51 %
49 %
totaal
65 %
35 %
2.3 Regionaal Opvallend is dat in de regio’s Zuid-Limburg, Rivierenland en Veluwe-Twente de uitbreiding is achtergebleven bij de taakstelling. Dat komt mogelijk doordat een aantal (grote) aanbieders geen gegevens heeft aangeleverd. De werkelijke situatie kan dus gunstiger zijn dan de cijfers aangeven. Ook kan in deze regio’s de sociaal-economische en culturele situatie een rol spelen in de ontwikkeling van de vraag naar en het aanbod van kinderopvang. In de regio Flevoland is de meeste uitbreiding gerealiseerd. In deze regio ligt Almere, een van de weinige groeigemeenten in Nederland, waar het aantal inwoners sterkt toeneemt. De uitbreiding van de (capaciteit aan) kinderopvang is aan deze groei aangepast.
82,67
143,09 118,41 99,27 111,44 108,61 93,74
120,60 102,66
73,53
93,20 107,74
99,65
77,42
3 Conclusies
2.4 Gemeentelijk Voor de gemeenten zijn de gegevens van de nulmeting, de taakstelling, het aantal plaatsen in 1999, 2000, 2001, 2002 en 2003 en de prognose voor 2004 te vinden op de website van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: www.minszw.nl, onder Werk – Kinderopvang – algemene informatie – Uitbreiding van het aantal kinderopvangplaatsen. Als we de prognose uit 2001 voor het aantal plaatsen in 2003 vergelijken met de werkelijke aantallen kindplaatsen in 2003 (zie tabel 5) valt op dat er in de kleinste gemeenten (minder dan 10.000 inwoners) en in de gemeenten met 20.000 - 100.000 inwoners meer is uitgebreid dan voorspeld werd. De al in 2001 voorziene inhaalslag van de kleinste gemeenten, die vaak voor deze uitbreidingsregeling nog geen kinderopvang hadden, is nog groter dan voorspeld werd. In de vier grote steden is juist minder gerealiseerd dan voorspeld: 9 % groei in hele dagopvang tegen 21 % voorspelde groei en 7 % toename in buitenschoolse opvang in plaats van de verwachte 32 %.
Tabel 5: Vergelijking voorspelde groei in 2001 en werkelijke groei in 2003 (HDO en BSO) omvang gemeente
voorspelde groei
werkelijke groei
volgens Monitor 2001
volgens Monitor 2003
< 10.000
138 %
165 %
10.000-20.000
127 %
115 %
20.000-50.000
128 %
131 %
50.000-100.000
122 %
124 %
100.000-230.000
131 %
130 %
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht
125 %
108 %
totaal
127 %
123 %
Volgens de gegevens van deze laatste meting zijn er nog 19 gemeenten van de in totaal 489 waar geen kinderopvang is. Aanbieders van kinderopvang geven aan dat zij in drie van deze gemeenten kinderopvang gaan aanbieden in nieuw te bouwen centra. Ook in 2003 heeft gemeentelijke herindeling plaatsgevonden. Bij de presentatie van de gegevens wordt uitgegaan van de actuele situatie.
- In 2003 zijn er 12.634 nieuwe plaatsen bijgekomen, het totaal aantal plaatsen is nu 185.287. - De Regeling (Rkb) is geslaagd. De Monitor 2003 bevestigt dat de voorgenomen uitbreiding met 82.130 plaatsen per 31 december 2003 ruim gehaald is; in totaal zijn 91.421 nieuwe plaatsen gerealiseerd. - De regio’s die achterbleven bij het realiseren van de voorgenomen uitbreiding (minder dan 90 % van de taakstelling) zijn Zuid-Limburg, Rivierenland en Veluwe-Twente. De regio’s die de grootste relatieve uitbreiding hebben gerealiseerd zijn Flevoland en Gooi- en Eemland (meer dan 140 %). - De kleinste gemeenten hebben relatief gezien de grootste uitbreiding gerealiseerd. - De vier grootste gemeenten hebben minder groei gerealiseerd dan zij voorspelden. Een gedeeltelijke verklaring hiervan kan liggen in de beperkte mogelijkheden om in de steden geschikte nieuwe accommodaties voor kinderopvang te vinden. - De hele dagopvang is in de totale Rkb-periode met 72 % toegenomen, de buitenschoolse opvang met 220 % en de gastouderopvang met 15 %. - Gastouderopvang is in 2003 net als in 2002 afgenomen. - Het aandeel van de starters in de totale uitbreiding is ongeveer 5 %. - Het aantal organisaties met 1 vestiging is afgenomen van 745 in 2000 naar 655 in 2003. - Het marktaandeel van de organisaties met 1 vestiging is ten opzichte van het begin van de uitbreidingsperiode afgenomen van 24 % tot 14 %. Van de grootste kinderopvangorganisaties met meer dan 11 vestigingen is het marktaandeel gestegen van 46 % naar 50 %. De middelgrote organisaties hebben hun marktaandeel vergroot van 30 % naar 38 %, voornamelijk ten koste van de organisaties met 1 vestiging. Na 2003 De organisaties voor kinderopvang geven aan dat zij in 2004 nog 12.000 extra plaatsen zullen realiseren. Uit de reeks Monitoronderzoeken blijkt dat de prognoses telkens hoger zijn dan de werkelijke groei. Op basis hiervan voorspellen we een groei van 7.500 plaatsen in 2004. Daarmee wordt de dalende groei per jaar, die inzette in 2001, voortgezet.
15 Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
14
Bijlage 1: Aantal plaatsen per 100 kinderen per regio
17
Kaart 2:
Kaart 3:
Het aantal plaatsen hele dagopvang op 31 december 2003 per 100 kinderen van 0-4 jaar.Landelijk zijn er gemiddeld 14 plaatsen hele dagopvang beschikbaar per 100 kinderen. Iedere plaats wordt gemiddeld door 1,8 kinderen bezet (bron SGBO, 2001). Het aantal kinderen per regio is gemeten op 1 januari 2003 (bron CBS).
Het aantal plaatsen buitenschoolse dagopvang op 31 december 2003 per 100 kinderen van 4-13 jaar. Landelijk zijn gemiddeld 4 plaatsen per 100 kinderen beschikbaar. Iedere plaats wordt gemiddeld door 1,8 kinderen bezet (bron SGBO, 2001). Het aantal kinderen per regio is gemeten op 1 januari 2003 (bron CBS).
12,25
3,88
8,16
3,09
3,52
8,54 3,37
11,86 9,94
2,98
15,63 21,63 11,52
1,96
4,18
14,70 20,38
5,36
5,01 17,92
4,65 15,78
4,18
7,42
3,37
14,59 12,66
13,67 9,86
7,71
11,87
4,41
3,84
13,23
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
16
3,20
1,61
2,96
3,38
11,42
2,82
10,94
3,50
Bijlage 2: Personeel
Regionale verschillen Uit de onderzoeken blijkt dat de personeelsbehoefte per regio erg verschilt. Voor een regionale vergelijking is Nederland hier ingedeeld in drie regio’s: Noord-oost: Groningen, Friesland, Drente, Overijssel, Flevoland West-midden: Noord- en Zuid-Holland, Utrecht Zuid: Gelderland, Noord-Brabant, Zeeland, Limburg.
Berekend is dat, om de uitbreiding van 72.130 plaatsen te kunnen realiseren, 16.000 nieuwe mensen nodig zijn. Hierbij is ervan uitgegaan dat die gemiddeld 60 % parttime zullen werken. Dit aantal is nodig naast degenen die nodig zijn voor het opvullen van het verloop binnen de al bestaande arbeidsplaatsen.
Uit de meting in mei 2003 blijkt dat de behoefte aan personeel, uitgedrukt in het gemiddeld aantal te vervullen vacatures per vestiging, in de noordelijke regio het laagst is, zowel voor groepsleidsters hele dagopvang als buitenschoolse opvang. Een op de 22 vestigingen heeft een of meer vacatures. In de regio West-midden heeft een op de zeven vestigingen een of meer vacatures; in de regio Zuid een op de negen. Als de personeelsbehoefte in de vijf grote steden gezamenlijk wordt vergeleken met die in de rest van Nederland, blijkt dat de vacatureduur in de grote steden driemaal zo lang is als in de rest van het land. In de vijf grote steden zijn duidelijk meer vacatures en bijna allemaal voor bestaande arbeidsplaatsen.
Halverwege 2001 was er onduidelijkheid over de werkelijke personeelsbehoefte binnen de kinderopvang. Dit was voor het Netwerkbureau aanleiding om daar onderzoek naar te doen. Inmiddels zijn vier metingen gedaan. Het betreft een representatieve, landelijke steekproef: bij grote en kleine organisaties, in grote en kleine steden, in stedelijke en niet-stedelijke gebieden en in de hele dagopvang en de buitenschoolse opvang.
Tabel 6: Behoefte aan personeel in de kinderopvang
aantal medewerkers
sep/2001
feb/2002
okt/2002
mei/2003
35.000
38.000
40.000
45.000
percentage gediplomeerden
94 %
94 %
89 %
96 %
aantal vestigingen met 1 of meer vacatures
42 %
31 %
29 %
16 % 6%
percentage BBL-ers
niet bekend
6%
8%
aantal vacatures
1.953
1.801
1.828
906
in procenten
5,5 %
4,7 %
4,6 %
1,7 %
10
10
8
6
duur vervulling in weken
Uit de onderzoeken blijkt dat de vacatures in nieuwe vestigingen makkelijker zijn te vervullen dan in bestaande centra. Leidsters vinden het aantrekkelijk om in een nieuw centrum te werken en hun eigen groep te hebben. Uit de Monitoronderzoeken blijkt dat met name in de kleine kernen veel nieuwe kinderopvang is gerealiseerd. Leidsters verkorten hun reistijd door in hun eigen woonomgeving te gaan werken. In 2003 is eenderde van de vacatures voor nieuwe arbeidsplaatsen, de rest voor bestaande. Vacatures voor hele dagopvang zijn makkelijker te vervullen dan die voor buitenschoolse opvang. De gemiddelde vacature voor hele dagopvang heeft een omvang van 25,1 uur en staat ruim vier weken open. Voor buitenschoolse opvang wordt gemiddeld een contract van 19,7 uur aangeboden en duurt het ruim drie weken voordat de vacature is vervuld. Van de in de onderzoeken ondervraagde vestigingsmanagers verwacht 21 % (in 2002: 25 %) binnen een half jaar vacatures te hebben en 12 % (in 2002: 43 %) verwacht daarbij problemen te krijgen.
BBL-ers Voor de instroom van nieuw personeel in de kinderopvang kan, behalve onder gediplomeerde SPW-3 leidsters, ook gezocht worden onder herintreders en/of zij-instromers. Voor deze groep zijn en worden speciale, verkorte trajecten ontwikkeld. Dit zijn de (verkorte) BBL-routes, de beroepsbegeleidende leerweg. Uit het onderzoek blijkt dat inmiddels 43 % van de kinderopvangorganisaties met BBL-ers werkt. Ondertussen hebben kinderopvangorganisaties de groepsleidster in opleiding geaccepteerd als werknemer en als een van de oplossingen voor hun personeelsbehoefte. De hoeveelheid en de mate waarin BBL-ers worden ingezet, verschillen sterk per organisatie. In mei 2003 was 6 % van de leidsters BBL-er, in oktober 2002 8 %. Werkgevers zijn bij een afnemende vraag naar personeel minder bereid om te investeren in personeel dat nog opgeleid moet worden.
19 Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2003
18