Monitor uitbreiding kinderopvang 2002
Derde meting naar de status van de uitbreiding van de kinderopvang in Nederland, november 2002
Dit is een rapport van het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang op basis van het onderzoek naar de uitbreiding kinderopvang, uitgevoerd door VdMA en Deloitte & Touche/ICS adviseurs. Dit rapport is in maart 2003 verzonden aan alle organisaties voor kinderopvang (en hun vestigingen) en aan alle gemeenten.
Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang Lange Voorhout 14 2514 ED Den Haag tel: 070 302 82 14 e-mail:
[email protected]
Voorwoord
3
In november 2002 is voor de derde maal een onderzoek gedaan naar de uitbreiding van de kinderopvang voor nul- tot dertienjarigen in Nederland: de Monitor 2002. Dit onderzoek is de derde meting in een serie metingen, waarvan de eerste in november 2000 en de tweede in november 2001 plaatsvond. Deze serie onderzoeken geeft een beeld van de uitbreiding die gerealiseerd is in het kader van de Regeling Uitbreiding Kinderopvang en Buitenschoolse opvang (Rkb). De resultaten van de onderzoeken zijn gebaseerd op gegevens die de organisaties voor kinderopvang, zowel gesubsidieerd als niet gesubsidieerd, zelf aanleveren.
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
Deze rapportage geeft de opzet, de resultaten en de conclusies van het derde onderzoek weer. Ook worden, door de verschillende metingen met elkaar te vergelijken, conclusies getrokken over de voortgang van het uitbreidingsproces. De belangrijkste conclusie van de Monitor 2002 is dat in 2002 bijna 18.500 nieuwe plaatsen zijn gerealiseerd. Daarmee is de oorspronkelijke doelstelling van de Rkb gehaald: voor 31 december 2002 72.130 extra plaatsen realiseren voor hele dagopvang (HDO), buitenschoolse opvang (BSO) en opvang bij gastouders (GOB) gezamenlijk. De regio’s die in eerdere metingen leken achter te blijven bij het realiseren van de uitbreiding, hebben in 2002 een inhaalslag gemaakt. Opvallend is dat de werkelijke groei van de buitenschoolse opvang in 2002 ongeveer de helft lager is dan in 2001 is voorspeld. Het aanbod aan gastouderopvang is in 2002 ten opzichte van 2001 met ruim 8 % afgenomen. De kinderopvang kent op dit moment twee grote uitdagingen: het realiseren van de uitbreiding en de voorbereiding op de Wet Basisvoorziening Kinderopvang (Wbk). Wij wensen iedereen veel succes bij het invullen en uitvoeren hiervan. Ook willen wij iedereen bedanken voor het beschikbaar stellen van de gegevens, waardoor het onderzoek succesvol kon worden uitgevoerd. De medewerkers van het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang Walter Maclennan, Yvette Vervoort en Serv Vinders
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
4
Inleiding In oktober 2000 is het Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang geïnstalleerd op initiatief van de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het Netwerkbureau heeft als taak de uitbreiding van de kinderopvang te monitoren en te stimuleren. Het richt zich daarbij op de landelijk opererende organisaties die gemeenten en kinderopvangorganisaties bijstaan bij de uitbreiding van de kinderopvang. De activiteiten van het Netwerkbureau zijn erop gericht de inspanningen van de landelijke organisaties te ondersteunen en de onderlinge afstemming te verbeteren. Geïnitieerd door VWS, voert het Netwerkbureau zijn opdracht onder eigen verantwoordelijkheid uit. De doelstelling van de Regeling Uitbreiding Kinderopvang en Buitenschoolse opvang (Rkb) is het realiseren van een uitbreiding van 72.130 kindplaatsen voor 31 december 2002. Als nulmeting geldt voor de buitenschoolse opvang het aantal plaatsen op 31 december 1996 en voor de hele dagopvang het aantal plaatsen op 31 december 1998. De regeling is van toepassing op de formele kinderopvang, dat wil zeggen kinderopvang in kinderdagverblijven, centra voor buitenschoolse opvang en gastoudergezinnen. Uit onderzoek blijkt dat op dit moment ongeveer 30 % van de totale kinderopvang bij de formele opvang wordt afgenomen, ( Vyvoj, januari 2003: Trendonderzoek kinderopvang, nulmeting 2002). De rest wordt door ouders informeel geregeld door opvang bij familie, vrienden enzovoort. De einddatum van de Rkb: 31 december 2002, was gekoppeld aan de ingang van de Wet Basisvoorziening Kinderopvang (Wbk). De Rkb is uitgevoerd op basis van aanbodfinanciering. Dat wil zeggen dat het aantal plaatsen bepaald wordt door de financiële middelen die beschikbaar zijn. Door de invoering van de Wet Basisvoorziening Kinderopvang ontstaat vraagfinanciering. Het aantal beschikbare plaatsen wordt dan vooral bepaald door de vraag van de ouders. Die ouders krijgen van de rijksoverheid een vergoeding voor de kosten voor kinderopvang als zij daarvoor conform de Wbk in aanmerking komen. Meer informatie over de Wbk staat op de website van het implementatiebureau: www.wbk.nl. In december 2001 is besloten dat de invoering van de Wbk uitgesteld wordt tot 1 januari 2004. Door het aflopen van de Rkb op 31 december 2002 wordt 2003 dus een overgangsjaar. Om ook in dat jaar de uitbreiding te stimuleren, zijn de volgende maatregelen getroffen: - Verlenging van de Rkb tot en met 31 december 2003. Hierdoor hebben gemeenten en kinderopvangorganisaties een jaar langer de tijd om de in het kader van de Rkb geplande uitbreidingen die op 31 december 2002 nog niet gerealiseerd waren, alsnog te verwezenlijken. - Extra middelen voor een uitbreiding van 10.000 extra plaatsen in 2003. - Een instandhoudingssubsidie voor 2003 om de in het kader van de Rkb gerealiseerde plaatsen in stand te kunnen houden.
Deze rapportage bevat de inhoud en de resultaten van de derde meting. Meer gegevens over de uitbreiding, vooral die op gemeentelijk niveau kunt u vinden op de website van het Netwerkbureau: www.uitbreidingkinderopvang. nl/onderzoeksgegevens/monitoruitbreiding/resultaten/monitor2002 In bijlage 1 is per regio het aantal beschikbare plaatsen per 100 kinderen op 31 december 2002 weergegeven. Bij de start van de uitbreiding werden het vinden van voldoende huisvesting en personeel als mogelijke knelpunten gesignaleerd. Inmiddels is bekend dat ongeveer 45 % van de uitbreiding is ondergebracht in al bestaande accommodaties. Tussen december 2000 en december 2002 zijn 745 nieuwe vestigingen gerealiseerd. Het lijkt er dus op dat het knelpunt van de huisvesting grotendeels is opgelost. Door de sociale partners is berekend dat er 16.000 extra mensen nodig zouden zijn om de uitbreiding te kunnen realiseren. Onduidelijkheid over de feitelijke personeelsbehoefte was voor het Netwerkbureau aanleiding om daar vanaf september 2001 onderzoek naar te doen. In bijlage 2 vindt u de resultaten van dit onderzoek.
5 Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
Per 15 juli 2002 is kinderopvang overgegaan van het Ministerie van VWS naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Gemeenten hebben bij dat ministerie een aanvraag kunnen indienen voor het extra aantal plaatsen dat zij in 2003 willen realiseren. De gemeenten hebben half januari 2003 van het ministerie de definitieve toekenning van het aantal plaatsen ontvangen. De instandhoudingssubsidie is aan gemeenten uitgekeerd op basis van de taakstelling van de afzonderlijke gemeenten. Afrekening van deze subsidie zal plaatsvinden bij de afrekening van de Rkb op basis van het werkelijke aantal plaatsen in 2003.
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
6
1 Het onderzoek 1.1 Monitoring Het onderzoek naar de uitbreiding in het kader van de Rkb is voor het eerst uitgevoerd in november 2000: de Monitor 2000. Het onderzoek is in oktober 2001 herhaald: de Monitor 2001. Het derde onderzoek in oktober 2002, de Monitor 2002, levert gegevens op over het aantal gerealiseerde plaatsen in 2002 en geeft de prognose voor het aantal nieuwe plaatsen in 2003. 1.2 Gegevensverzameling De Monitor Uitbreiding Kinderopvang wordt gehouden onder alle kinderopvangorganisaties die bij het Netwerkbureau bekend zijn, zowel gesubsidieerde als niet gesubsidieerde. In 2002 is gewerkt met het adressenbestand van de Monitor 2001, tussentijdse mutaties zijn verwerkt. Het bestand is aangevuld met de gegevens uit de startersonderzoeken die het Netwerkbureau in 2002 heeft laten uitvoeren. Bovendien is, om een zo compleet mogelijk bestand te genereren, het adressenbestand vergeleken met dat van Kintent, een van de grote bemiddelingsorganisaties. Organisaties uit dit bestand die in het bestand van het Netwerkbureau ontbraken, zijn toegevoegd. Bij het onderzoek voor de Monitor 2002 zijn 1226 kinderopvangorganisaties benaderd. Hiervan heeft 81 % de gevraagde gegevens aangeleverd. Deze hoge respons maakt dat de uitkomsten van het onderzoek zeer betrouwbaar zijn. Inmiddels blijkt dat de organisaties voor kinderopvang de Monitor kennen, de manier van enquêteren waarderen en het belang inzien van de gegevens die de onderzoeken opleveren. 1.3 Vraagstelling De enquête van 2002 is gebaseerd op de eerdere onderzoeken. Gevraagd is naar het aantal plaatsen per vestiging, uitgesplitst naar hele dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. Nieuw is dat voor gastouderopvang gevraagd is naar de gemeente waarin de koppeling tot stand is gebracht en niet alleen naar de gemeente waarin het gastouderbureau is gevestigd. Voor gastouderbureaus is dit extra werk geweest. Het resultaat is dat gemeenten inzicht krijgen in de uitbreiding van gastouderopvang in hun gemeente. De vraagstelling over het aantal plaatsen is iets aangepast ten opzichte van die van 2001. Dat is gedaan omdat de Rkb in 2004 door het ministerie van SZW afgerekend moet worden op basis van gegevens van de gemeenten. De verwachting is dat de gemeenten de daarvoor benodigde gegevens zullen opvragen bij de organisaties voor kinderopvang. Om te voorkomen dat de kinderopvangorganisaties op verschillende manieren om ongeveer dezelfde gegevens wordt gevraagd, is de vraagstelling van de Monitor 2002 vergelijkbaar gemaakt met de wijze waarop destijds de gegevens voor de nulmeting zijn opgevraagd. De bij de nulmeting door het ministerie ge-
2 De resultaten 2.1 Inleiding In paragraaf 2.2 worden de resultaten op landelijk niveau gepresenteerd, in paragraaf 2.3 op regionaal niveau en in paragraaf 2.4 op gemeentelijk niveau. 2.2 Landelijk Op basis van de gegevens van de Monitor 2002 kan definitief geconcludeerd worden dat de doelstelling van de Rkb: het realiseren van 72.130 extra plaatsen voor eind 2002 is gehaald. Met een uitbreiding van bijna 18.500 plaatsen in 2002 komt het totaal aantal extra plaatsen op 78.790. Op 31 december 2002 is de totale capaciteit aan kinderopvang 172.653 plaatsen, de doelstelling was 166.000 plaatsen. In onderstaande tabel worden de uitkomsten van de monitor 2002 onder meer vergeleken met: - de nulmeting: - voor buitenschoolse opvang: het aantal plaatsen per 31 december 1996, - voor hele dagopvang: het aantal plaatsen per 31 december 1998; - de resultaten van de monitor 2001 en - de resultaten van de monitor 2002. In figuur 1 op pagina 8 zijn die resultaten en de verwachte capaciteit in 2003 grafisch weergegeven. De uitbreiding in 2002 is ten opzichte van 2001 wat vertraagd: in 2002 zijn bijna 18.500 plaatsen gerealiseerd en in 2001 waren dat er 28.000. Deze vertraging is deels te verklaren door het verlengen van de Rkb tot 31 december 2003. Organisaties voor kinderopvang en gemeenten zullen in plaats van voor 31 december 2002 te gaan zoeken naar ‘noodoplossingen’ voor hun uitbreidingsplannen, die nu wat later (dus na 31 december 2002) uitvoeren. Tabel 1: Uitbreiding kinderopvang vanaf de nulmeting tot eind 2003
soort opvang
nulmeting
1999
2000
2001
2002
2003* 119.296
hele dagopvang
66.380
71.238
79.298
93.345
107.211
buitenschoolse opvang
19.278
32.438
37.642
49.458
54.995
61.260
8.208
8.775
9.252
11.387
10.447
10.628
93.866
112.451
126.192
154.190
172.653
191.184
gastouderopvang totaal
* verwachte aantal plaatsen eind 2003
7 Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
bruikte omrekenfactoren voor verlengde opvang zijn overgenomen in het onderzoek voor de Monitor 2002. De verwachting is dat de afrekenmethode zal aansluiten bij de nulmeting.
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
8
De totale capaciteit aan opvang is eind 2002 ruim 172.000 plaatsen. Voor kinderen van 0 tot 4 jaar zijn ruim 107.000 plaatsen hele dagopvang (HDO) beschikbaar. Een plaats HDO wordt gemiddeld door 1,8 kinderen bezet. Dit betekent dat voor 1 op de 4 kinderen een plaats beschikbaar is. Voor kinderen van 4 tot 13 jaar zijn bijna 55.000 plaatsen buitenschoolse opvang (BSO) beschikbaar. Een plaats BSO wordt gemiddeld door 1,6 kinderen bezet. Er is dus voor 1 op de 20 kinderen een plaats beschikbaar (gebaseerd op Monitor 2002, CBS 1/1/2002 en SGBO 2000). x 1000
Totaal HDO
200 180
BSO GOB
160
140
120
100
80
60
40
20
0
Nul
1999
2000
2001
2002
2003
Figuur 1: Uitbreiding vanaf de nulmeting tot eind 2002
Flexibele, verlengde en bijzondere opvang Bij de opvang kan gekeken worden naar de wijze waarop de opvang wordt aangeboden. Bij flexibele opvang kunnen ouders wisselen wat betreft de dagen waarop wordt opgevangen en het aantal dagen opvang per periode (week of maand). Bij verlengde opvang wordt met ruimere openingstijden gewerkt. Bijzondere opvang wordt incidenteel, bijvoorbeeld bij ziekte (van ouder of kind) geboden. Ten opzichte van de gegevens van de Monitor 2001 is het aanbod aan flexibele, verlengde en bijzondere opvang nauwelijks veranderd. Volgens de gegevens van de Monitor 2002 wordt 5 % van het totale aanbod aan kinderopvang flexibel aangeboden. Het aanbod aan verlengde opvang in de hele dagopvang is 11 % van het totaal, 18 % van de buitenschoolse opvang wordt met ruimere openingstijden aangeboden. Slechts 0,3 % van het totale aanbod aan kinderopvang is 24-uursopvang, dat zijn ongeveer 500 plaatsen. Het aanbod aan bijzondere opvang is 1 % van het totaal.
9
Tabel 2: Overzicht resultaten startersonderzoek periode
aantal starters
aantal pl. HDO
aantal pl. BSO
aantal pl. GOB
mrt - mei 2001
68
612
211
20
mei - dec 2001
59
751
387
8
jan - mrt 2002
30
399
191
8
apr - sep 2002
42
991
236
21
169
2753
1025
57
totaal
* opvangvorm: voor definities zie bijlage 2
Uit bovenstaande gegevens blijkt dat de meeste starters kleinschalig beginnen, met 1 groep. De starters nemen gezamenlijk tot eind 2002 bijna 5 % van de totale uitbreiding voor hun rekening. 2.2.1 Afname groei buitenschoolse opvang en gastouderopvang De groei in de buitenschoolse opvang is in 2002 afgenomen. Vanaf de nulmeting tot december 2000 was de uitbreiding gemiddeld ruim 4500 plaatsen per jaar. In 2001 was de groei erg groot: een uitbreiding van ruim 11.000 plaatsen. In 2002 is deze groei gehalveerd tot 5500 plaatsen. De hele dagopvang is in 2002 ongeveer net zoveel toegenomen als in 2001: ongeveer 14.000 plaatsen. Op dit moment is er bij de buitenschoolse opvang onderbezetting op woensdag en vrijdag. Er is nog wel vraag naar buitenschoolse opvang op maandag, dinsdag en donderdag. Organisaties moeten zoeken naar uitbreidingsmogelijkheden wat betreft accommodaties en personeel op hun ‘piekdagen’. Dat blijkt in de praktijk lastig te zijn. Het landelijke project Sport en Kinderopvang onderzoekt de mogelijkheden van het gebruik van bestaande of nieuw te realiseren sportaccommodaties en de inzet van menskracht uit de sportwereld in de buitenschoolse opvang. Meer info hierover is te vinden op: www.sportenkinderopvang.nl. De gastouderopvang is in 2002 ten opzichte van 2001 met ruim 8 % gedaald. Voorlopige verklaring is dat de kinderdagverblijven concurrent zijn geworden van de gastouderopvang. Ouders gebruiken gastouderopvang als tijdelijke oplossing totdat zij een plaats in een kinderdagverblijf hebben gevonden. Doordat er meer aanbod van kinderopvang is, is zo’n tijdelijke opvang minder vaak nodig. Volgens de gastouderbureaus is het aanbod aan gastouders in 2002, in tegenstelling tot in 2001, weer toegenomen.
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
Starters Het Netwerkbureau heeft vanaf mei 2001 onderzoek laten doen naar het aantal nieuwe kinderopvangorganisaties: de starters, en hun aandeel in de uitbreiding. De resultaten daarvan staan in tabel 2.
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
10
De zelfstandige gastouderbureaus, in 2002 zijn dat er 27, bemiddelen voor gemiddeld 156 koppelingen en zijn daarmee groter dan gastouderbureaus die onderdeel zijn van een kinderopvangorganisatie. Deze bemiddelen voor gemiddeld 129 koppelingen. De omvang van de zelfstandige gastouderbureaus is in 2002 met 2,5 % afgenomen, zij voorspellen wel een groei van 1,5 % in 2003. In 2002 zijn de niet-zelfstandige gastouderbureaus 1,5 % in omvang toegenomen; zij voorspellen een kleine groei van 1 % in 2003. 2.2.2 Kinderopvangorganisaties Uit de Monitor 2002 blijkt dat er in Nederland ruim 1200 organisaties voor kinderopvang zijn. Deze organisaties hebben in totaal ongeveer 3800 vestigingen. Tabel 3 geeft de grootte van de organisaties en hun marktaandeel weer. Tabel 3: De omvang van de organisaties en hun marktaandeel per 31-12-2002 1
2 t.e.m. 5
6 t.e.m. 10
11 t.e.m. 20
21
vestiging
vestigingen
vestigingen
vestigingen
vestigingen of meer
aantal organisaties
59 %
28 %
6%
4%
3%
marktaandeel
16 %
24 %
14 %
18 %
28 %
In vergelijking met de situatie in december 2000 is het aantal ‘eenpitters’ ongeveer gelijk gebleven, maar hun marktaandeel is gedaald van 24 % naar 16 %. Het aantal grote organisaties met 11 of meer vestigingen is gelijk gebleven: 7 % van het totale aantal organisaties, evenals hun marktaandeel: 46 %. Het aantal organisaties met 6 tot 11 vestigingen is met 2 % toegenomen. Zij hebben hun marktaandeel vergroot van 9 % naar 14 %. Relatief gezien hebben zij het meest van de uitbreiding gerealiseerd. Vestigingen Het aantal vestigingen is tussen december 2000 en december 2002 met 745 toegenomen. Dat is minder dan de 842 nieuwe vestigingen die in 2000 verwacht werden. Opmerkelijk is dat 62 % van de in 2000 aangekondigde vestigingen niet tot stand is gekomen op de oorspronkelijk opgegeven locatie, maar op een andere. Per saldo blijkt dat 11 % van de nieuwbouwplannen is uitgevoerd. De gemiddelde omvang van een vestiging in 2002 is ten opzichte van 2000 nauwelijks veranderd. Een vestiging voor hele dagopvang heeft een omvang van gemiddeld 3 groepen met 36 kindplaatsen. Een vestiging voor buitenschoolse opvang heeft gemiddeld anderhalve groep met 30 kindplaatsen.
Tabel 4: Prognose van de groei in 2003 soort opvang
organisaties met
organisaties met
dezelfde of hogere prognose
lagere prognose
hele-dagopvang
69 %
31 %
buitenschoolse opvang
62 %
38 %
gastouderbemiddeling
47 %
53 %
totaal organisaties
65 %
35 %
Uit tabel 4 blijkt dat eind 2002 het optimisme van de Monitor 2000 inderdaad niet helemaal is waargemaakt. Het aantal kindplaatsen blijkt uiteindelijk 17.000 kindplaatsen minder dan in 2000 door de kinderopvangorganisaties is voorspeld. Kaart 1 op pagina 13 geeft per regio in procenten aan hoeveel kindplaatsen op 31 december 2002 zijn gerealiseerd ten opzichte van de taakstelling. Tabel 5: Voorspelde en werkelijke omvang per 31-12-2002 soort opvang
hele dagopvang
voorspelling
voorspelling
werkelijk
voorspelling 2003
monitor 2000
monitor 2001
monitor 2002
monitor 2002
115.616
113.119
107.211
119.296
buitenschoolse opvang
61.978
61.545
54.995
61.26 0
gastouderopvang
12.070
12.022
10.447
10.628
189.664
186.686
172.653
191.184
totaal
Voor deze afname van de uitbreidingsplannen zijn meerdere verklaringen mogelijk. Op het moment van het onderzoek Monitor 2001 was nog niet bekend dat de Rkb verlengd zou worden tot eind 2003. Tijdens de meting van Monitor 2002 was duidelijk dat de Rkb eind 2003 afloopt. Kennelijk baseren de organisaties hun uitbreidingsplannen op de financieringsmogelijkheden van de Rkb. De uitbreidingsplannen in de periode na de Rkb zijn waarschijnlijk op de autonome groei, dus zonder stimuleringsgelden, gebaseerd. Een aanvullende verklaring kan zijn dat ondernemers voorzichtiger worden in hun uitbreidingsplannen door het dichter bij elkaar komen van de vraag naar kinderopvang en het beschikbare aanbod. 2.3 Regionaal Ten opzichte van de voorspelling in 2001 is landelijk gezien de werkelijk gerealiseerde uitbreiding ongeveer 8 % lager. Opvallend is dat tegen de eerder genoemde trend van vertraging in, de regio’s Flevoland, Gooi- en Eemland, West-Brabant, Zeeland, Zwolle en Groningen meer plaatsen hebben gerealiseerd dan in 2001 werd voorspeld.
11 Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
2.2.3 Prognoses Door de prognoses voor de groei in 2003 die nu gegeven worden, te vergelijken met de prognoses uit voorgaande jaren, blijkt dat een aantal organisaties die prognoses naar beneden hebben bijgesteld.
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
12
De regio die ten opzichte van de verwachting in 2001 het meest afwijkt in negatieve zin is Zuid-Limburg. Hier zijn twee verklaringen voor. Allereerst is bekend dat in deze regio niet alle organisaties gegevens hebben aangeleverd. De werkelijke uitbreiding is dus hoger, niet bekend is hoeveel. De tweede verklaring is de ten opzichte van 2001 gewijzigde verdeling van de gastouderopvang. Hierdoor is de gastouderopvang van een groot gastouderbureau in deze regio verdeeld naar de gemeenten waar de gastouderopvang plaatsvindt en die liggen voor een deel buiten de regio. Dit heeft een afname van het aantal plaatsen in de regio ten opzichte van 2001 tot gevolg. Andersom geredeneerd kan men ook zeggen dat de uitbreiding die in 2001 is weergegeven eigenlijk te hoog was. De gewijzigde verdeling van de gastouderopvang heeft in nog een paar regio’s dit effect, bijvoorbeeld in de regio’s Rotterdam en Noord-Holland. 2.4 Gemeentelijk Voor de gemeenten zijn de gegevens van de nulmeting, de taakstelling, het aantal plaatsen in 1999, 2000, 2001 en 2002 en de prognose voor 2003 te vinden op de website van het Netwerkbureau: www.uitbreidingkinderopvang. nl/onderzoeksgegevens/monitoruitbreiding/resultaten/monitor 2002. Als we de prognose die in 2000 werd gegeven voor het aantal plaatsen in 2002 vergelijken met de werkelijke aantallen kindplaatsen in 2002 (zie tabel 6) valt op dat er in de kleinste gemeenten (minder dan 10.000 inwoners) en in de grote gemeenten (100.000 - 230.000 inwoners) meer is uitgebreid dan voorspeld. Met name de inhaalslag van de kleinste gemeenten, die vaak voor deze uitbreidingsregeling nog geen kinderopvang hadden, is aanzienlijk groter dan voorspeld werd. Tabel 6: Vergelijking voorspelde en werkelijke groei van de kinderopvang per gemeenteklasse Omvang gemeente
voorspelde groei
werkelijke groei
volgens Monitor 2000
volgens Monitor 2002
< 10.000
166 %
187 %
10.000-20.000
175 %
140 %
20.000-50.000
168 %
168 %
50.000-100.000
145 %
144 %
100.000-230.000
153 %
170 %
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht
140 %
132 %
totaal
155 %
150 %
Volgens de gegevens van deze laatste meting zijn er nog 23 gemeenten van de in totaal 496 waar geen kinderopvang is. Van twee gemeenten is bekend dat daar wel kinderopvang wordt aangeboden, maar daarvan zijn geen gegevens bekend. De overige behoren tot de kleine gemeenten. Ook in 2002 heeft gemeentelijke herindeling plaatsgevonden. Bij de presentatie van de gegevens wordt uitgegaan van de actuele situatie. In twee gevallen heeft de herindeling de grenzen van de regio’s overschreden, de gegevens op regioniveau zijn aangepast, de regiogrenzen niet.
Kaart 1:
13
Het aantal kindplaatsen op 31 december 2002 ten opzichte van de taakstelling
107,86
99,52
101,48 116,05 135,28
111,60
87,18
142,58 105,15 102,15 108,90 99,42 96,24
131,09 99,04
82,61
92,59
105,68
90,04
68,37
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
120,21
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
14
3 Conclusies - In 2002 zijn er 18.500 extra plaatsen bijgekomen, het totaal aantal plaatsen is nu 172.653. - De Regeling (Rkb) is dus tot dusver geslaagd. De Monitor 2002 bevestigt dat de voorgenomen uitbreiding met 72.130 plaatsen per 31 december 2002 ruim gehaald is; er zijn in totaal 78.790 nieuwe plaatsen gerealiseerd. - De werkelijk gerealiseerde uitbreiding in 2002 is vertraagd ten opzichte van de in 2001 voorspelde uitbreiding. De verwachting is dat die in 2003 alsnog tot stand zal komen, uitstel dus en geen afstel. - De organisaties voor kinderopvang geven aan dat zij in 2003 nog ruim 18.000 extra plaatsen zullen realiseren. - De regio’s die eerder achterbleven bij het realiseren van de voorgenomen uitbreiding vertonen in 2002 een inhaalslag. - Opvallend is dat de buitenschoolse opvang minder is uitgebreid dan in 2002 werd voorspeld, ook in verhouding met de hele dagopvang. - Gastouderopvang is in absolute zin afgenomen in 2002 ten opzichte van 2001. - De kleinste gemeenten hebben relatief gezien de grootste uitbreiding gerealiseerd. - Het marktaandeel (45 %) van de grootste kinderopvangorganisaties met meer dan 11 vestigingen, is gedurende de uitbreidingsregeling nauwelijks gewijzigd. - De middelgrote organisaties hebben hun marktaandeel vergroot van 30 % naar 38 % ten koste van de ‘eenpitters’. Het aantal ‘eenpitters’ blijft overigens ongeveer gelijk. Het aandeel van de starters in de uitbreiding is ongeveer 5 %. Na 2003 De organisaties voor kinderopvang zijn voorzichtig met hun uitbreidingsplannen na 2003. Daarvoor kunnen drie mogelijke oorzaken worden genoemd: - het wegvallen van subsidie voor uitbreiding; - onzekerheid over de situatie onder het regime van de Wbk en - onzekerheid over ontwikkelingen in de vraag naar kinderopvang.
Bijlage 1: Aantal plaatsen per 100 kinderen
15 Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
Kaart 2: Het aantal plaatsen hele-dagopvang op 31 december 2002 per 100 kinderen van 0-4 jaar NB: iedere plaats wordt gemiddeld door 1,8 kind bezet.
13,58 7,68
9,08 9,73
8,68 13,28 20,28 11,10 16,27 11,93 14,98
20,63
12,57 7,87
13,30
14,21
10,24
8,85
12,27
10,14
8,44 Aantal kinderen per 1/1/2002, bron CBS
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
16
Kaart 3: Het aantal plaatsen buitenschoolse opvang op 31 december 2002 per 100 kinderen van 4-13 jaar NB: iedere plaats wordt gemiddeld door 1,6 kind bezet.
3,60 2,71
3,19 2,89 2,60 4,81 5,16 1,96
3,62 4,31 3,79
6,34
2,78 1,79
3,97
3,52
2,30
2,81
2,69
2,35
2,35
Aantal kinderen per 1/1/2002, bron CBS
Bijlage 2: Personeel
17
Halverwege 2001 was er onduidelijkheid over de werkelijke personeelsbehoefte binnen de kinderopvang. Dit was voor het Netwerkbureau aanleiding om daar onderzoek naar te doen. Inmiddels zijn drie metingen gedaan. Het betreft een representatieve landelijke steekproef: bij grote en kleine organisaties, in grote en kleine steden, in stedelijke en niet stedelijke gebieden en in de hele dagopvang en de buitenschoolse opvang. Tabel 7: Behoefte aan personeel in de kinderopvang
aantal medewerkers vacatures voor nieuwe arbeidsplaatsen vacatures voor bestaande arbeidsplaatsen
sept. 2001
febr. 2002
okt. 2002
35.000
38.000
40.000
577
368
305
1.376
1.433
1.523
totaal aantal vacatures
1.953
1.801
1.828
in procenten
5,5 %
4,7 %
4,6 %
Uit de onderzoeken blijkt dat de vacatures in nieuwe vestigingen makkelijker zijn te vervullen dan in bestaande centra. Leidsters vinden het aantrekkelijk om in een nieuwe centrum te werken en hun eigen groep te hebben. Uit de Monitoren 2001 en 2002 blijkt dat met name in de kleine kernen veel nieuwe kinderopvang is gerealiseerd. Leidsters verkorten hun reistijd door in hun eigen woonomgeving te gaan werken. Vacatures voor hele dagopvang zijn makkelijker te vervullen dan die voor buitenschoolse opvang. De gemiddelde vacature voor hele dagopvang heeft een omvang van 25,5 uur en staat 7 weken open. Voor buitenschoolse opvang wordt gemiddeld een contract van 22 uur aangeboden en duurt het 11 weken voordat de vacature is vervuld. Van de in de onderzoeken ondervraagde vestigingsmanagers verwacht 25 % binnen een half jaar vacatures te hebben en 40 % verwacht daarbij problemen te krijgen. Regionale verschillen Uit de onderzoeken blijkt dat de personeelsbehoefte per regio erg verschilt. Voor een regionale vergelijking is Nederland hier ingedeeld in drie regio’s: Noord-oost: Groningen, Friesland, Drente, Overijssel, Flevoland West-midden: Noord- en Zuid-Holland, Utrecht Zuid: Gelderland, Noord-Brabant, Zeeland, Limburg.
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
Berekend is dat, om de totale uitbreiding van 72.130 plaatsen te kunnen realiseren, 16.000 nieuwe mensen nodig zijn die gemiddeld 24 uur per week werken. Dit aantal komt bij het aantal dat nodig is voor het opvullen van het verloop binnen de al bestaande arbeidsplaatsen.
Monitor uitbreiding kinderopvang - november 2002
18
Uit de meting in oktober 2002 blijkt dat de behoefte aan personeel, uitgedrukt in het gemiddeld aantal te vervullen vacatures per vestiging, in de zuidelijke regio het laagst is, zowel voor groepsleidsters hele dagopvang als buitenschoolse opvang. Een op de negen vestigingen heeft een of meer vacatures. Voor buitenschoolse opvang zijn bijna geen vacatures gemeld. In de noordoostelijke regio heeft een op de zes vestigingen een of meer vacatures. De vacatureduur is voor hele dagopvang 4 weken en voor buitenschoolse opvang 7 weken. In de regio west-midden heeft iets meer dan een op de vier vestigingen één of meer vacatures. De vacatureduur is voor hele dagopvang ruim 8 weken en voor buitenschoolse opvang 13 weken. Als de personeelsbehoefte in de vier grote steden gezamenlijk wordt vergeleken met die in de rest van Nederland, blijkt dat de vacatureduur in de grote steden anderhalf maal zo lang is als in de rest van het land. In de vier grote steden zijn duidelijk meer vacatures en met name vacatures voor bestaande arbeidsplaatsen. BBL-ers Voor de instroom van nieuw personeel in de kinderopvang kan, behalve onder gediplomeerde SPW-3 leidsters, ook gezocht worden onder herintreders en/of zij-instromers. Voor deze groep zijn en worden speciale, verkorte trajecten ontwikkeld. Dit zijn de (verkorte) BBL-routes, de beroepsbegeleidende leerweg. Uit het onderzoek blijkt dat inmiddels 43 % van de kinderopvangorganisaties met BBL-ers werkt. Ondertussen hebben kinderopvangorganisaties de groepsleidster in opleiding geaccepteerd als werknemer en als een van de oplossingen voor hun personeelsbehoefte. De hoeveelheid en de mate waarin BBL-ers worden ingezet, verschilt sterk per organisatie. In totaal waren 3200 BBL-ers in oktober 2002 aan het werk, 8 % van het totaal aantal leidsters.