Monitor kinderopvang 2006
1
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Colofon
uitgave Afdeling Bestuursinformatie Sector Bestuurszaken Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030 286 1350
[email protected] in opdracht van Afdeling Welzijnszaken Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Gemeente Utrecht internet www.onderzoek.utrecht.nl rapportage Ingrid van Lieshout René de Meij Barbara Olszewski Informatie Ingrid van Lieshout (030) 286 1340 drukwerk PrintPartners Ipskamp, Utrecht bronvermelding Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding: Bestuursinformatie, gemeente Utrecht Juli 2006
2
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Samenvatting
•
• • •
• •
Kinderen worden in Utrecht nog steeds vaker opgevangen in een kindercentrum. In 2005 wordt 46% van de 0-3 jarigen in Utrecht opgevangen op een kinderdagverblijf ten opzichte van 37% in 2004. Werd er in 2004 nog 14% van de Utrechtse kinderen van vier tot en met elf jaar opgevangen op een buitenschoolse opvanglocatie; in 2005 is dat 18%. De wachtlijstsituatie voor kinderdagverblijven is in 2005 vrij stabiel gebleven ten opzichte van het jaar daarvoor. Voor buitenschoolse opvang neemt de vraag nog steeds verder toe. Kindercentra hebben in 2005 relatief weinig plannen om de capaciteit verder uit te breiden. Vier procent van alle Utrechtse huishoudens met inkomsten krachtens de WWB (de bijstand) en waarin kinderen wonen onder de twaalf jaar, maakt gebruik van de doelgroepregeling voor de kinderopvang. Naar schatting maakt 2% van de huishoudens van nieuwkomers met kinderen onder de twaalf jaar, gebruik van de doelgroepregeling kinderopvang. In 2005 is in een opstartfase 41% van de locaties door de GG&GD geïnspecteerd; van alle locatiehouders is in ieder geval één locatie bezocht. Relatief veel aantekeningen zijn gegeven waar het de nieuwe techniek van het uitvoeren van risico-inventarisaties betreft. Einde van de groei is mogelijk in zicht In 2005 is de opvangcapaciteit sterk uitgebreid ten opzichte van het jaar daarvoor. Toch lijkt er op dit moment relatief geringe interesse bij de kindercentra om hun capaciteit nog verder te gaan uitbreiden. Veel locatiehouders (40% van de kinderdagopvang en 63% van de buitenschoolse opvang) zijn van mening dat de komst van de Wet Kinderopvang geleid heeft tot een vermindering van het kinderopvanggebruik. Baby en kleuter 2,5 dag per week in de opvang Uit de gegevens over 2005 blijkt dat kinderen die op de kinderdagverblijven worden opgevangen, gemiddeld een halve week daar verblijven. Voor de buitenschoolse opvang geldt dat kinderen er gemiddeld twee middagen per week worden opgevangen. Bereik onder doelgroepen marginaal De gemeente Utrecht onderscheidt zeven soorten doelgroepen binnen het kinderopvangdoelgroepenbeleid, dat wordt uitgevoerd door de afdeling SoZaWe. Van de bijstandsgerechtigden (de huishoudens met een WWB-uitkering) met kinderen onder de twaalf jaar maakt slechts vier procent gebruik van de doelgroepregeling. Van de groep nieuwkomers met kinderen onder de twaalf jaar is dat twee procent. In 2005 deden 87 HBO- en universiteitsstudenten een beroep op de doelgroepregeling kinderopvang en 71 huishoudens met een sociaal-medische indicatie. Incasso vooral probleem bij ouders van doelgroepkinderen Ongeveer eenderde van alle kindercentra heeft moeite met het incasseren van rekeningen aan ouders van doelgroepkinderen. Rekeningen aan ouders van niet-doelgroepkinderen geven in 10% van de gevallen incassoproblemen, rekeningen aan intermediërende instanties (zoals gemeente, Skobi e.d.) in circa 25% van de gevallen.
3
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Toezicht op kindercentra ingrijpend gewijzigd Met de komst van de Wet Kinderopvang is per 1 januari 2005 ook het toezicht op de kindercentra ingrijpend gewijzigd. De onderwerpen (domeinen) en onderdelen (inspectie-items) waarop de kwaliteit moet worden getoetst zijn vastgelegd in toetsingskaders en zowel de wijze van toetsen als de wijze van beoordelen is in detail voorgeschreven. In 2005 is in de opstartfase 41% van de locaties door de GG&GD geïnspecteerd; van alle houders is in ieder geval één locatie bezocht. Relatief veel aantekeningen zijn gegeven op het gebied van risico-inventarisatie binnen de kindercentra; dit betekent echter niet dat de betreffende centra onveilig of ongezond zouden zijn, maar dat zij de nieuwe techniek van het uitvoeren van een risico-inventarisatie nog niet geheel onder de knie hebben. Op het domein ‘accommodatie en inrichting’ wordt op 90% van de items voldoende gescoord en op het domein ‘groepsgrootte en leidster-kindratio’ op 96% van de items. Het domein ‘pedagogisch beleid & praktijk’ is in 2005, vanwege het overgangsjaar nauwelijks onderzocht.
4
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Inhoudsopgave
5
Samenvatting
3
Inleiding
7
1
Kinderdagverblijven
9
2
Buitenschoolse opvang
13
3
Doelgroepen in de kinderopvang
17
4
Inspectie van de kindercentra
21
Bijlage 1: Werkwijze in het kort en rekenuitleg
25
Bijlage 2: Prognoses aantallen kinderen tot 2025
27
Bijlage 3: Overzicht kinderopvanglocaties
29
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Inleiding
De Monitor Kinderopvang 2006 is inmiddels de derde in de rij van overzichten op het Utrechtse veld van kindercentra. Gingen we tot op heden vooral in op vragen als hoeveel kinderen er worden opgevangen en hoe lang de geschatte inschrijvingstermijn is, in deze monitor maken we een kleine uitstap naar het beleid rondom kinderopvang. We kijken naar de manier waarop het doelgroepenbeleid in de kinderopvang in Utrecht vorm heeft gekregen en welke resultaten de inspectie van de kindercentra in 2005 heeft geboekt. Daarnaast zetten we natuurlijk alle vertrouwde gegevens van de vorige jaren af tegen de resultaten van dit peiljaar; 2005. Een uitzondering vormen de gastouderbureaus; hierover kunnen we in 2005 géén betrouwbare gegevens verstrekken. De respons onder de bureaus was daarvoor te laag. Wel is duidelijk dat er een markt aan het groeien is voor de ‘eigen oppas’- begeleiding. Ouders en gastouders hebben elkaar dan al zelf gevonden en worden via het eigen oppas-bureau verder begeleid. Deze ontwikkeling zullen we de komende jaren blijven volgen. Uit de toegenomen algemene respons op onze enquêtes (66% dit jaar ten opzichte van 50% vorig jaar) maken we op dat de kinderopvangmonitor een product is dat geworteld raakt in het veld. We hopen iedereen in dit roerige overgangsklimaat rondom de Wet Kinderopvang met de monitor dan ook een dienst te bewijzen.
7
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
8
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
1 Kinderdagverblijven
• • • • •
1.1
Het aantal kinderdagverblijven in Utrecht neemt in 2006 nog licht toe. Wél hebben zij totaal gemiddeld iets minder kindplaatsen dan in 2005. Het aantal opgevangen kinderen in Utrecht blijft stijgen; in 2005 wordt 46% van de 0-3 jarigen in Utrecht opgevangen op een kinderdagverblijf. In 2004 was dit nog 37%. De opgevangen kinderen verblijven gemiddeld 2,5 dag per week op de opvanglocatie. De wachtlijsten zijn in 2005 stabiel gebleven ten opzichte van het jaar daarvoor. Twee op de vijf locatiehouders (40%) schat in dat de Wet Kinderopvang geleid heeft tot een vermindering van het kinderopvanggebruik.
Aantal locaties, kindplaatsen en opgevangen kinderen vrij stabiel Het aantal locaties voor kinderdagverblijven neemt in Utrecht nog licht toe. Op dit moment (in 2006) zijn het er 95, die samen een capaciteit hebben van 3.424 kindplaatsen. Vorig jaar waren er nog 89 locaties. Het kindplaatsen-aantal is momenteel vrij stabiel (zelfs iets teruggelopen ten opzichte van 2005). Dit betekent dat er méér nieuwe vestigingen komen in Utrecht, met een relatief iets minder grote kindplaatscapaciteit (zie tabellen 1.1 en 1.2). Een overzicht van alle kinderdagverblijven in de wijken in Utrecht is te vinden in bijlage 2. Tabel 1.1 Aantal locaties en maximale capaciteit kinderdagverblijven 2001-2006 (in kindplaatsen)
Totaal aantal locaties Maximale capaciteit in kindplaatsen
2001
2002
2003
2004
2005
2006
69
81
86
89
89
95
2.223
2.498
2.819
3.068
3.545
3.424
Bron: GG&GD Utrecht, Oberon, BI
9
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Tabel 1.2 Maximale capaciteit kinderdagverblijven in Utrechtse wijken (in kindplaatsen) 2001
2002
2003
2004
2005
2006
West
218
273
156
148
242
253
Noordwest
144
184
199
144
271
257
Overvecht
119
117
129
169
132
132
Noordoost
349
314
408
294
446
405
Oost
567
662
660
796
753
804
Binnenstad
264
229
289
290
268
317
Zuid
261
174
276
310
347
270
Zuidwest
129
144
194
263
295
315
80
184
235
228
***
269
92 2.223
217 2.498
273 2.819
426 3.068
323 3.545
402 3.424
Leidsche Rijn Vleuten-De Meern Totaal
Bron: GG&GD Utrecht, Oberon, Bestuursinformatie *** Het precieze cijfer voor 2005 is onbekend. Vorig jaar is een fout in de berekening geslopen.
In 2005 wordt 46% van de 0-3 jarigen in Utrecht opgevangen op een kinderdagverblijf. In 2004 was dat nog 37% (zie tabel 1.3). Wijken waarin deze groei vooral te zien is zijn West, Noordwest, Noordoost, Zuid en Leidsche Rijn. Tabel 1.3 Percentage kinderen dat per wijk wordt opgevangen in kinderdagverblijven (2005)
Aantal kinderen in opvang*
Aantal kinderen in de wijk
% kinderen in de opvang
% kinderen in opvang
0 t/m3 jaar
2005
2004
West
484
1.418
34%
19%
Noordwest
542
1.916
28%
14% 19%
Overvecht
264
1.608
16%
Noordoost
892
1.831
49%
30%
1.506**
1.129
134%**
131%**
Oost
536**
455
118%**
116%**
Zuid
694
1.468
47%
38%
Zuidwest
590
2.066
29%
23%
Leidsche Rijn
936
1.327
71%
39%
646 7.090
2.054 15.272
32% 46%
39% 37%
Binnenstad
Vleuten-De Meern Totaal stedelijk Bron: Bestuursinformatie 2006
* Dit zijn schattingscijfers: zie voor toelichting bijlage 1 ** Voor de wijken Oost en Binnenstad geldt dat naar schatting 20% van de kinderen die hier worden opgevangen niet afkomstig zijn uit de eigen wijk, maar wel uit Utrecht en 11% van buiten de stad afkomstig is. (BI 2005)
1.2
Gemiddelde opvangtijd per kind is 2,5 dag De capaciteit in kindplaatsen die een kinderdagverblijf heeft, staat los van het aantal kinderen dat daadwerkelijk wordt opgevangen. Eén kindplaats is de theoretische opvang van het maximale aantal uren gedurende vijf dagen in de week. In de praktijk worden kinderen altijd een deel van die tijd
10
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
opgevangen. Voor 2005 geldt dat er gemiddeld precies twee kinderen worden opgevangen op één kindplaats. Gemiddeld worden de Utrechtse kinderen dus 2,5 dag per week opgevangen in een kinderdagverblijf. Tabel 1.4 Verhouding aantal kindplaatsen ten opzichte van het aantal geplaatste kinderen in de kinderdagverblijven verhouding kindplaats: aantal geplaatste kinderen 1998
1:1,8
1999
--
2000
--
2001 2002 2003 2004 2005
1:2,0 1:2,3 1:1,6 1:1,8 1:2,0
Bron: Oberon / BI
1.3
Bezettingsgraad blijft stabiel Uit de enquêtegegevens blijkt dat in 2005 de bezettingsgraad voor de kinderdagverblijven gemiddeld 89% is. Dit cijfer schommelt al sinds 2001 tussen deze 85 en 92% en is vrij stabiel te noemen. Het duidt er op dat er vooralsnog sprake is van een ruim bezettingspotentieel (voldoende kinderen die geplaatst willen worden) in combinatie met efficiënte bedrijfsvoering. Tabel 1.5 Gemiddelde bezettingsgraad van kinderdagverblijven in Utrecht
2001 2002 2003 2004 2005
89% 85% 88% 92% 89%
Bron: Oberon / BI
1.4
Beperkte plannen voor capaciteitsuitbreiding Op de vraag of men plannen heeft voor uitbreiding van de kinderopvanglocatie, geeft 9% van de respondenten een bevestigend antwoord. Dit is een kleine terugloop ten opzichte van vorig jaar, toen 12% van de kindercentra liet weten plannen te hebben om hun capaciteit uit te breiden.
1.5
Wachtlijsten: de vraagmarkt blijft even groot De gemiddelde wachttijd voor nieuw ingeschreven kinderen op een kinderdagverblijf (en dan gaat het niet om broertjes of zusjes van kinderen die al opgevangen worden) is vrij stabiel gebleven ten opzichte van vorig jaar: 27 weken in 2005, ten opzichte van 29 weken in 2004. Ook het totale aantal ingeschreven kinderen is gemiddeld per locatie ongeveer hetzelfde gebleven (80 in 2005 ten opzichte van 70 in 2004). Hiermee lijkt de vraagmarkt in omvang ongeveer gelijk gebleven (zie tabel 1.6).
11
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Tabel 1.6 Wachtlijstgegevens kinderdagverblijven 2003
2004
2005
130
70
80
Gemiddeld aantal kinderen dat naar verwachting niet op de gewenste ingangsdatum geplaatst kan worden
89
43
46
Gemiddeld geschatte wachttijd in weken
51
29
27
Gemiddeld aantal kinderen dat staat ingeschreven voor een nieuwe plaats
Bron: BI, 2006
1.6
Wet Kinderopvang vermindert mogelijk de animo bij ouders Met de komst van de Wet Kinderopvang op 1 januari 2005 zijn velen zich gaan bezighouden met de vraag of deze wet de ouders terughoudender maakt om hun kind te plaatsen op een professioneel kindercentrum. Kijken we naar de wachtlijstgegevens dan zien we dat deze sinds 2004 wel gestabiliseerd zijn, maar ten opzichte van het jaar daarvoor (2003) een duidelijke ‘val’ hebben gemaakt. Gemiddeld werden er minder kinderen ingeschreven op een wachtlijst en de wachttijd in weken liep terug van gemiddeld 51 weken naar 29 weken. Dit alles kán wijzen op een afnemende bereidheid van ouders om hun kind op een kinderdagverblijf te plaatsen. Dit jaar hebben we aan de verantwoordelijken van de kinderopvanglocaties gevraagd wat hun mening was over de Wet Kinderopvang en de mogelijke vermindering van het gebruik door ouders. 40% van de locatiehouders liet weten te denken dat de Wet wel degelijk geleid heeft tot een vermindering van het kinderopvanggebruik. Zij schatten dat gemiddeld vijf kindplaatsen per locatie onbezet zijn gebleven onder invloed van de Wet. Daarnaast vindt 49% dat de Wet Kinderopvang niet heeft geleid tot een vermindering van het gebruik. Zij vormen een kleine meerderheid.
12
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
2 Buitenschoolse opvang
• • • • • •
2.1
18% van de Utrechtse kinderen van vier tot en met elf jaar wordt in 2005 opgevangen op een buitenschoolse opvanglocatie. In 2004 was dit nog maar 14%. Het aantal buitenschoolse opvanglocaties loopt in 2006 met 12 op tot 54. De opgevangen kinderen komen gemiddeld twee middagen per week en zij zijn grotendeels vier tot zes jaar oud. Het aantal nieuwe inschrijvingen voor de buitenschoolse opvang neemt in 2005 verder toe. Relatief veel (63%) locatiehouders schatten in dat de Wet Kinderopvang geleid heeft tot vermindering van het kinderopvanggebruik. Er bestaan nauwelijks plannen bij de organisaties om de capaciteit uit te breiden.
Aantal locaties, kindplaatsen en opgevangen kinderen groeien verder Er zit tot en met 2006 nog stevige groei in het aantal buitenschoolse opvanglocaties. Die is van 43 in de jaren 2003 tot en met 2005 naar 54 in 2006 gegaan. Was de maximale opvangcapaciteit in 2003 nog 1.200, die is in 2006 1.745 (zie tabel 2.1). De opvangcapaciteit is in het afgelopen jaar vooral vergroot in de wijken Noordoost, Oost, Leidsche Rijn en Vleuten De Meern. In overige wijken bleef de capaciteit vrij stabiel (West en Zuidwest) of verminderde (Noordwest, Overvecht, Binnenstad en Zuid) (Zie tabel 2.2) Tabel 2.1 Aantal locaties en maximale capaciteit buitenschoolse opvang 2001-2006 (in kindplaatsen)
Totaal aantal locaties Maximale capaciteit in kindplaatsen
2001
2002
2003
2004
2005
2006
30
46
44
43
43
54
948
979
1.201
1.379
1.421
1.745
Bron: GG&GD Utrecht, Oberon, BI
13
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Tabel 2.2 Maximale capaciteit buitenschoolse opvanglocaties in Utrechtse wijken (in kindplaatsen) 2001
2002
2003
2004
2005
2006
West
95
106
153
200
202
220
Noordwest
40
60
80
60
70
49
Overvecht
73
62
55
50
40
20
Noordoost
315
207
143
186
230
414
Oost
121
165
180
205
175
273
64
40
60
170
116
70 218
Binnenstad Zuid
108
110
180
210
254
Zuidwest
22
45
50
70
65
55
Leidsche Rijn
30
120
172
60
169
220
80 948
64 979
128 1.201
168 1.379
100 1.421
206 1.745
Vleuten-De Meern Totaal
Bron: GG&GD Utrecht, Oberon, Bestuursinformatie
In 2005 wordt 18% van de kinderen in de leeftijd van vier tot en met elf jaar opgevangen. In 2004 was dit nog 14% (zie tabel 2.3). Tabel 2.3 Percentage kinderen dat per wijk wordt opgevangen op buitenschoolse opvanglocaties (2005)
Aantal kinderen in opvang*
Aantal kinderen in de wijk
% kinderen in de opvang
% kinderen in de opvang
4 t/m11 jaar
2005
2004
West
545
2.004
27%
21%
Noordwest
189
2.723
7%
5%
Overvecht
108
2.543
4%
5%
Noordoost
621
2.779
22%
14%
Oost
473
1.483
32%
30%
Binnenstad
313
457
69%
79%
Zuid
686
2.166
32%
21%
Zuidwest
176
2.858
6%
6%
Leidsche Rijn
456
1.353
34%
12%
270 3.837
3.308 21.674
8% 18%
12% 14%
Vleuten-De Meern Totaal stedelijk Bron: Bestuursinformatie 2006
* Dit zijn schattingscijfers: zie voor toelichting bijlage 1 ** Voor de wijken Oost en Binnenstad geldt dat naar schatting 20% van de kinderen die hier worden opgevangen niet afkomstig zijn uit de eigen wijk, maar wel uit Utrecht en 11% van buiten de stad afkomstig is (BI 2005).
2.2
Gemiddelde opvangtijd per kind is ongeveer twee middagen In 2005 wordt één kindplaats gemiddeld gedeeld door 2,7 kinderen. Dit betekent dat kinderen gemiddeld ongeveer voor twee middagen worden opgevangen.
14
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Tabel 2.4 Verhouding aantal kindplaatsen ten opzichte van het aantal geplaatste kinderen in de buitenschoolse opvang verhouding kindplaats: aantal geplaatste kinderen 2001 2002 2003 2004 2005
1:2 1:2,3 1:1,7 1:2,1 1:2,7
Bron: Oberon / Netwerkbureau Uitbreiding Kinderopvang / BI
2.3
Opvang vooral voor de jongere kinderen De leeftijdsopbouw van de opgevangen kinderen in de buitenschoolse opvang wordt in 2005 opnieuw gedomineerd door de groep vier- tot en met zesjarigen. De groep tien- tot en met twaalfjarigen vormt met 21% een minderheid. Tabel 2.5 Leeftijdsopbouw kinderen in de buitenschoolse opvang
4 t/m 6 jarigen 7 t/m 9 jarigen 10 t/m 12 jarigen Totaal
2003
2004
2005
45% 33%
40% 45%
22%
15%
44% 36% 21%
100%
100%
100%
Bron: BI, 2006
2.4
Bezettingsgraad bij bso gemiddeld lager dan bij kdv Uit de enquêtegegevens blijkt dat de gemiddelde bezettingsgraad voor de buitenschoolse opvanglocaties in 2005 87% is. Deze bezettingsgraad lijkt door de jaren heen altijd iets lager te liggen dan voor de kinderdagverblijven. Dit hangt mogelijkerwijs samen met de grotere variatie in populariteit van de opvangdagen binnen de buitenschoolse opvang: maandag, dinsdag en donderdag zijn de meest gewenste opvangdagen, de woensdag en vrijdag veel minder. Op deze dagen is er over het algemeen sprake van een gemiddeld lagere bezetting. Tabel 2.6 Gemiddelde bezettingsgraad van de buitenschoolse opvanglocaties in Utrecht 2002 2003 2004 2005
72% 85% 79% 87%
Bron: Oberon / BI
2.5
Nauwelijks plannen voor capaciteitsuitbreiding De opvangorganisaties geven in 2005 aan nauwelijks plannen te hebben voor capaciteitsuitbreiding. In 2004 had nog 12% plannen hiertoe.
15
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
2.6
Nieuwe inschrijvingen nemen toe Het aantal kinderen dat wordt ingeschreven voor een plaats op de buitenschoolse opvang, neemt steeds verder toe. In 2003 stonden er nog gemiddeld 53 kinderen ingeschreven bij een buitenschoolseopvanglocatie, in 2005 zijn dat er 99. De gemiddeld geschatte wachttijd is in 2005 45 weken (zie tabel 2.7). Tabel 2.7 Wachtlijstgegevens buitenschoolse opvang 2003
2004
2005
Gemiddeld aantal kinderen dat staat ingeschreven voor een nieuwe plaats
53
81
99
Gemiddeld aantal kinderen dat naar verwachting niet op de gewenste ingangsdatum geplaatst kan worden
26
47
59
Gemiddeld geschatte wachttijd in weken
32
55
45
Bron: BI
2.7
Wet Kinderopvang leidt naar schatting tot verminderde bezetting Bij 63% van de ondervraagde buitenschoolse opvanglocaties is men van mening dat de Wet Kinderopvang heeft geleid tot een vermindering van het gebruik van de opvang. Men schat dat gemiddeld vier kindplaatsen per locatie onbezet zijn gebleven onder invloed van de Wet. Dit gegeven staat haaks op het grote aantal kinderen dat op een wachtlijst staat bij de buitenschoolse opvang, maar komt weer overeen met de verminderde interesse om de capaciteit te gaan uitbreiden.
16
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
3 Doelgroepen in de kinderopvang
• • • • •
3.1
De gemeente Utrecht onderscheidt zeven soorten doelgroepen binnen het kinderopvangdoelgroepenbeleid dat wordt uitgevoerd door de afdeling SoZaWe. Vier procent van alle Utrechtse huishoudens met inkomsten krachtens de WWB (de ‘bijstand’) en waarin kinderen wonen onder de twaalf jaar, maakt gebruik van de doelgroepregeling. 17% van alle uitkeringsgerechtigde huishoudens volgens de wet Werk en Inkomen Kunstenaars met kinderen onder de twaalf jaar maakt gebruik van de doelgroepregeling. Naar schatting maakt 2% van de huishoudens van nieuwkomers met kinderen onder de twaalf jaar gebruik van de doelgroepregeling kinderopvang. Ongeveer eenderde van alle kindercentra heeft moeite met het incasseren van rekeningen aan ouders van doelgroepkinderen. Rekeningen aan ouders van niet-doelgroepkinderen geven in 10% van de gevallen incassoproblemen, rekeningen aan intermediërende instanties in circa 25% van de gevallen.
Nieuw doelgroepenbeleid door Wet Kinderopvang De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) van de gemeente Utrecht is de hoofdverantwoordelijke voor de uitvoering van de Wet kinderopvang. Voor haar doelgroepenbeleid heeft de DMO de afdeling SoZaWe van de gemeente ‘ingehuurd’ om hier – in overeenstemming met de DMO zelf – uitvoering aan te geven. Dit heeft geresulteerd in een doelgroepenbeleid kinderopvang van de afdeling SoZaWe; mensen kunnen daar om uiteenlopende redenen een beroep doen op tegemoetkoming van een deel van de kosten van de kinderopvang. Meestal gaat het hierbij om het zogenaamde werkgeversdeel dat voor ieder kind in de kinderopvang betaald moet worden en normaliter door de werkgevers van beide ouders wordt betaald. Dit werkgeversdeel omvat (per ouder) 1/6e deel van de totale opvangkosten. In het onderstaande zullen we kort schetsen welke doelgroepen de afdeling SoZaWe onderscheidt:
•
17
WWB’ers: dit zijn uitkeringsgerechtigden volgens de Wet werk en bijstand. Zij kunnen soms naast hun uitkering voor een deel nog inkomsten uit arbeid hebben. Wanneer een ouder die WWB ontvangt en één of meer kinderen heeft onder de twaalf jaar, aangeeft de zorgtaken ten opzichte van deze kinderen te willen vervullen, onderzoekt SoZaWe in hoeverre dit te combineren is met de arbeidsverplichting. Eventuele aanwezige belemmeringen om deelname aan arbeid te realiseren moeten worden weggenomen door het aanbieden van voorzieningen (zoals kinderopvang, scholing e.d.). Voor alleenstaande ouders met kinderen jonger dan vijf jaar gaat dit alleen op wanneer dit voor een ouder redelijkerwijs te combineren is met de zorgwens. Als de arbeidsverplichting op geen enkele wijze te combineren is met de zorg voor kinderen kan de alleenstaande ouder tijdelijk ontheffing krijgen. Utrecht kende in 2005 3.277 WWB-huishoudens met kinderen jonger dan twaalf jaar. 4% van hen heeft in dat jaar een beroep gedaan op het kinderopvang-doelgroepenbeleid van de afdeling SoZaWe.
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
•
•
•
•
•
•
•
WIK’ers: dit zijn uitkeringsgerechtigden volgens de Wet werk en inkomen kunstenaars. In Utrecht waren er in 2005 24 huishoudens met kinderen onder de twaalf jaar die voor een uitkering volgens deze wet in aanmerking kwamen. Vier van deze huishoudens hebben een beroep gedaan op de afdeling SoZaWe voor een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang (17%). Nuggers: dit is een groep niet-uitkeringsgerechtigden, die wél in een reïntegratietraject zitten. Het kunnen bijvoorbeeld herintredende vrouwen zijn. Hoe groot de potentiële doelgroep is in Utrecht (met kinderen onder de twaalf jaar) valt niet te achterhalen. In 2005 deden vier Nughuishoudens een beroep op het doelgroepenbeleid kinderopvang van SoZaWe. Studenten: ook studenten kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de e kosten voor de kinderopvang (het gaat om 1/6 van het ontbrekende werkgeversdeel) als zij kinderen onder de twaalf jaar hebben. Utrecht kende in 2005 ongeveer 62.000 HBO- en universiteitsstudenten. 87 van hen deed een beroep op de afdeling SoZaWe in het kader van het doelgroepenbeleid kinderopvang (0,1%). Nieuwkomers: zijn mensen die van buiten de EER, na oktober 1998, naar Nederland zijn geïmmigreerd. In 2005 telde Utrecht naar schatting 750 Nieuwkomers met kinderen onder de twaalf jaar. 17 van hen deden een beroep op de afdeling SoZaWe voor een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang (2%). SMI’ers: dit is een vakterm om de ouders aan te duiden die op basis van een sociaal-medische indicatie recht hebben op tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang. Deze groep valt niet onder de Wet kinderopvang, omdat hierbij eigenlijk altijd sprake moet zijn van een koppeling tussen werk en zorg. Veel SMI-ouders zijn zelf vaak thuis, maar kunnen om uiteenlopende redenen niet in voldoende mate op hun kinderen passen. Anders dan bij de overige formele doelgroepregelingen geldt hier dat de kosten voor de kinderopvang bijna integraal vergoed worden door de gemeente. In 2005 deden 71 SMI-huishoudens een beroep op deze vergoeding. Ex-koa’s: dit is een kleine groep ouders die geen uitkering meer krijgen (maar wel gehad hebben), die nog tot maximaal 2007 in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang. In 2005 maakten 20 huishoudens hier gebruik van. Overig: dit is een nog niet nader gespecificeerde groep die nog verder administratief moet worden ingedeeld. In onderstaande tabel 3.1 volgt een overzicht van de kinderopvanggegevens per doelgroep. In totaal worden in 2005 429 doelgroepkinderen, uit 347 doelgroephuishoudens, opgevangen. De gemiddelde opvangtijd per week is 2,5 dag.
18
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Tabel 3.1 Doelgroepcliënten kinderopvang bij SoZaWe (2005)
Doelgroep
Aantal doelgroepkinderen in traject
Aantal doelgroephuishoudens in traject
Potentieel aantal doelgroephuishoudens in heel Utrecht
Gemiddeld aantal opvanguren per week
164 5 5 115 19 83 28 10 429
137 4 4 87 17 71 20 7 347
3.277 24 --750* -----
23 17 22 25 29 23 17 23 24
WWB WIK Nugger Student Nieuwkomers SMI Ex-Koa Overig Totaal Bron: SoZaWe, 2006 * Dit is een schattingscijfer (BI, 2006)
3.2
Doelgroepkinderen bij de opvangcentra niet altijd bekend We vroegen de kinderopvangcentra in onze enquête hoeveel doelgroepkinderen zij opvingen. Uit de antwoorden werd ons duidelijk dat veel centra dat niet precies weten. Niet ieder ‘doelgroepkind’ wordt via een speciale instantie aangemeld bij de opvanglocatie. We kunnen op deze manier niet achterhalen of er centra zijn waar relatief méér doelgroepkinderen komen dan elders. Uit de gegevens van de centra die wel wisten hoeveel doelgroepkinderen zij hadden komt naar voren dat er gemiddeld 2,9 doelgroepkinderen op een kinderdagverblijf zitten en 2,7 op een buitenschoolse opvanglocatie.
3.3
Incasseren van rekeningen verloopt niet vlekkeloos Met het wegvallen van het oude gemeentelijke subsidiëringsysteem, bij de invoering van de Wet Kinderopvang in 2005, is een aantal nieuwe procedures voor de kindercentra, de ouders en de intermediërende instanties in werking getreden. Eén van de bijkomstigheden daarbij is dat rekeningen van de kinderopvangcentra voor doelgroepkinderen niet meer automatisch door intermediërende instanties en/of gemeente worden betaald, maar meestal door ouders zelf. Het is de vraag in hoeverre de financiering (in zijn algemeenheid) een soepel verlopend proces is. Uit tabel 3.2 blijkt dat (ruim) 60% van alle kindercentra (kinderdagverblijven en buitenschoolse opvanglocaties gezamenlijk) in 2005 moeite heeft gehad met het incasseren van rekeningen voor de opvang. Kijken we naar de verschillende groepen ontvangers van de rekeningen dan zien we dat het incasseren bij ouders van doelgroepkinderen relatief het moeilijkst verloopt (tussen de 30 en 37% van de centra heeft hier moeite mee), gevolgd door de incasso bij intermediërende instanties (zoals gemeente, Skobi etc.); hier heeft tussen de 23 en 28% van de kindercentra moeite mee. Bij een relatief laag percentage ouders van niet-doelgroepkinderen (tussen de 7 en 12%) spelen problemen met het incasseren. Bij deze gegevens moet rekening worden gehouden met het feit dat voor niet alle rekeningen bekend is dat het een doelgroepkind betreft of niet. Potentieel kan het berekende percentage voor doelgroepkinderen (van 37%) nog hoger liggen.
19
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Tabel 3.2 Opvangorganisaties die moeite hebben met incasseren van rekeningen (2005) Kinderdagverblijven
Buitenschoolse opvanglocaties
Heeft in 2005 moeite gehad met incasseren van rekeningen in het algemeen
63%
60%
Heeft moeite met incasseren van rekeningen aan ouders van nietdoelgroepkinderen
12%
7%
Heeft moeite met incasseren van rekeningen aan ouders van doelgroepkinderen
37%
30%
Heeft moeite met incasseren van opvangregelingen aan intermediërende instanties
28%
23%
Bron: BI, 2006
20
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
4 Inspectie van de kindercentra
• • • • •
4.1
Met de komst van de Wet Kinderopvang is per 1 januari 2005 ook het toezicht op de kindercentra door de GG&GD ingrijpend gewijzigd. 2005 vormt een overgangsjaar. In de opstartfase van 2005 is 41% van de locaties door de GG&GD geïnspecteerd; van alle houders is in ieder geval één locatie bezocht. Relatief veel aantekeningen zijn gegeven waar het de nieuwe techniek van het uitvoeren van een risico-inventarisatie betreft. Op het domein ‘accommodatie en inrichting’ wordt op 90% van de items voldoende gescoord en op het domein ‘groepsgrootte en leidster-kindratio’ op 96% van de items. Het domein ‘pedagogisch beleid & praktijk’ is in 2005, vanwege het overgangsjaar nog nauwelijks onderzocht.
Toezicht van GG&GD op de kindercentra ingrijpend gewijzigd Met de komst van de Wet Kinderopvang is per 1 januari 2005 ook het toezicht door de GG&GD aan nieuwe regels onderworpen. De Wet Kinderopvang regelt de kwaliteit van de kinderopvang op hoofdlijnen, die op hun beurt weer nader worden uitgewerkt in de Beleidsregel Kwaliteit Kinderopvang. Daarnaast is de Beleidsregel Werkwijze Toezichthouder Kinderopvang opgesteld, met als doel het toezicht uniform te laten plaatsvinden. De onderwerpen (domeinen) en onderdelen (inspectieitems) waarop de kwaliteit moet worden getoetst zijn vastgelegd in toetsingskaders en zowel de wijze van toetsen als de wijze van beoordelen zijn in detail voorgeschreven. Het jaar 2005 is door de minister als een overgangsjaar aangemerkt. In Utrecht zijn in dat jaar 46 kinderopvangorganisaties actief (houders). Alle houders zijn in 2005 door de GG&GD bezocht en hebben kennis gemaakt met het toezicht ‘nieuwe stijl’. Ook zijn er diverse voorlichtingsbijeenkomsten en workshops gehouden om de nieuwe werkwijze nader toe te lichten.
4.2
Inspectie in opstartfase in 2005 Van de circa 136 locaties die Utrecht telt (dit cijfer fluctueert enigszins omdat er in de loop van het jaar nieuwe locaties opengaan en ook locaties gesloten worden) zijn er in 2005 in de opstartfase 56 onderzocht (41%). De overige locaties worden in de eerste helft van 2006 geïnspecteerd. De inspecties uit 2005 betreffen 50 reguliere onderzoeken en 6 onderzoeken naar aanleiding van nieuwe vestigingen. Twee kindercentra zijn in 2005 incidenteel onderzocht naar aanleiding van klachten van ouders.
4.3
Nieuwe werkwijze rond risico-inventarisaties vaak een struikelblok Het kost de instellingen veel tijd om zich de nieuwe werkwijze rond de risico-inventarisatie eigen te maken, waardoor er in 2005 op dit item minder is gepresteerd. Uit tabellen 4.1 en 4.2 blijkt dit aan de hand van de relatief grote hoeveelheid ‘onvoldoendes’ die gescoord zijn op het onderwerp ‘veiligheid en gezondheid’ (25% onvoldoende en 7% slecht). De GG&GD geeft aan dat deze negatieve score in de meeste gevallen betrekking heeft op de werkwijze waarop de risico-inventarisaties
21
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
zijn opgesteld. In veel gevallen bleken de organisaties de nieuwe techniek van het uitvoeren van een risico-inventarisatie nog niet onder de knie te hebben. Bij het domein ‘klachten’ is in 9% van de gevallen een onvoldoende - en in 5% een slechte beoordeling gegeven door de GG&GD. Het probleem was hier dat in veel gevallen de samenstelling van de klachtencommissie niet aan de nieuwe wettelijke eisen voldeed. De meeste houders hebben al aan de GG&GD toegezegd de samenstelling op de nieuwe wetgeving te zullen afstemmen. Tabel 4.1 Overzicht van inspectieresultaten 2005 (absoluut)
Inspectiedomeinen
Aantal te beoordelen inspectieX aantal items per onderzochte houder houders (=56)
Ouders Personeel Veiligheid en gezondheid Accommodatie en inrichting Groepsgrootte/ leidster-kindratio Pedagogisch beleid en praktijk Klachten Totaal
5 4 6 3 3 6 1 28
280 224 336 168 168 336 56 1.568
Voldoende
Onvoldoende
Slecht
Geen oordeel
211 167 211 150 162 18 47 966
8 20 84 3 6 0 5 126
6 0 23 6 0 0 3 38
55 37 18 9 0 318 1 438
Bron: GG&GD 2006
Tabel 4.2 Overzicht van inspectieresultaten 2005 (percentages)
Inspectiedomeinen Ouders Personeel Veiligheid en gezondheid Accommodatie en inrichting Groepsgrootte/ leidster-kindratio Pedagogisch beleid en praktijk Klachten
Totaal aantal onderzochte items
Voldoende
Onvoldoende
Slecht
Geen oordeel
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
75% 75% 63% 90% 96% 5% 84%
3% 9% 25% 2% 4% 0% 9%
2% 0% 7% 4% 0% 0% 5%
20% 17% 5% 5% 0% 95% 2%
Bron: GG&GD 2006
Bij het domein ‘personeel’ scoort 9% onvoldoende; dit probleem wordt gedeeltelijk verklaard door stagnaties bij de verlening van Verklaringen Omtrent Gedrag (VOG’s). Problemen hieromtrent zijn eind 2005 verholpen. Op het domein ‘accommodatie en inrichting’ wordt op 90% van de items voldoende gescoord en op het domein ‘groepsgrootte en leidster-kindratio’ op 96% van de items. Het domein ‘pedagogisch beleid en praktijk’ is in 2005 grotendeels nog buiten beschouwing gelaten.
22
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Toelichting van GG&GD op inspectieresultaten Domein
Toelichting
Ouders
Op 55 items werd geen oordeel gegeven omdat een deel van de organisaties met de ouderraad in overleg was over het wijzigen van de bestaande reglementen, in verband met de nieuwe wetgeving.
Personeel
Veiligheid & Gezondheid
Accommodatie & Inrichting
Op 37 items werd geen oordeel gegeven, omdat de wachttijd voor het verlenen van een Verklaring omtrent gedrag (VOG) zodanig was opgelopen, dat deze niet meer binnen de gestelde termijn overlegd kon worden. Ook werd in de eerste maanden van 2005 aan houders van kindercentra ten onrechte een VOG geweigerd. Dit probleem is eind 2005 verholpen.
Bij de 56 bezochte kindercentra is op de 6 geïnspecteerde items per kindercentrum in totaal 84 x onvoldoende en 23 x slecht gegeven. Deze negatieve score heeft in de meeste gevallen betrekking op de werkwijze waarop de risico-inventarisaties zijn opgesteld. In veel gevallen bleken de organisaties de nieuwe techniek van het uitvoeren van een risico-inventarisatie nog niet onder de knie te hebben.
In 2005 heeft een inventarisatie plaatsgevonden naar kindercentra met een ontoereikende buitenruimte. Eind december was het onderzoek nog niet afgerond, waardoor geen conclusies getrokken kunnen worden. In afwachting van het gemeentelijk beleid ten aanzien van deze problematiek, die typerend is voor een grote stad met schaarse ruimte, is de beoordeling beperkt tot “geen oordeel”.
Groepsgrootte & leidster-kindratio
In een aantal gevallen werd de maximaal toegestane groepsgrootte overtreden, dit houdt mede verband met de pedagogische visie van sommige kinderopvangorganisaties. In dergelijke situaties staan ook meer leidsters op de groep.
Pedagogisch beleid & praktijk
In verband met het overgangsjaar 2005 is het domein pedagogisch beleid en praktijk buiten beschouwing gelaten. Enkele organisaties voldeden reeds (deels) aan de nieuwe normen en hebben zelf om een beoordeling verzocht.
Klachten
Bij 8 van de 56 organisaties is een onvoldoende/slecht gegeven. In veel gevallen voldeed de samenstelling van de klachtencommissie niet aan de nieuwe wettelijke eisen. De meeste houders hebben toegezegd de samenstelling op de nieuwe wetgeving te zullen afstemmen.
Bron: GG&GD, 2006
23
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
24
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Bijlage 1: Werkwijze in het kort en rekenuitleg
•
• • •
Onderzoeksmethodiek in het kort In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van vier soorten bronnen: a) Een enquête onder alle kindercentra in Utrecht, b) Registergegevens van de GG&GD, c) Doelgroepcijfers van de afdeling SoZaWe en d) Inspectieresultaten van de GG&GD. Er zijn in januari 2006 vragenlijsten (met begeleidende brief) uitgegaan naar alle kindercentra in Utrecht (zie ook bijlage 2). De vragenlijsten zijn via de mail verstuurd. De respons was dit jaar 66%. De ingevulde vragenlijsten zijn verwerkt in een SPSS-bestand, op basis waarvan de analyses zijn gemaakt. Rekenuitleg aantallen kinderen in de opvang Er zijn geen absolute cijfers bekend van hoeveel kinderen er worden opgevangen in de kindercentra van Utrecht; dit zouden we slechts met zekerheid kunnen vaststellen als we een respons van 100% hebben op onze vragenlijsten. Dit is echter niet het geval. Wat we wél weten is het aantal kindplaatsen, op basis waarvan de GG&GD in Utrecht de vergunningen verstrekt én we weten hoe de verhouding 'kindplaatsen: opgevangen kinderen' in het algemeen is. Voor de kinderdagverblijven is deze in 2005 1:2,0 en voor de buitenschoolse opvanglocaties 1:2,7. We kunnen nu een schatting maken van het aantal opgevangen kinderen door het aantal kindplaatsen op de diverse locaties te vermenigvuldigen met respectievelijk 2,0 en 2,7.
25
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
26
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Bijlage 2: Prognoses aantallen kinderen tot 2025
Prognose aantal 0 t/m 3-jarigen in de wijken tot 2025
West Noordwest Overvecht Noordoost Oost Binnenstad Zuid Zuidwest Leidsche Rijn Vleuten De Meern Totaal
2006*
2010
2015
2020
2025
1.428 1.900 1.651 1.842 1.117 472 1.463 2.162 1.495 2.206 15.736
1.589 2.099 1.763 1.825 1.335 477 1.548 2.496 2.411 3.097 18.640
1.591 2.082 1.893 1.796 1.353 456 1.560 2.749 3.246 3.201 19.927
1.568 2.047 1.879 1.743 1.300 450 1.542 2.704 3.361 2.834 19.428
1.400 1.825 1.678 1.554 1.148 418 1.377 2.348 2.768 2.417 16.933
Bron: BI 2006 * Dit is geen prognosecijfer maar werkelijk aantal
Prognose aantal 4 t/m 11-jarigen in de wijken tot 2025
West Noordwest Overvecht Noordoost Oost Binnenstad Zuid Zuidwest Leidsche Rijn Vleuten De Meern Totaal
2006*
2010
2015
2020
2025
2.001 2.716 2.571 2.765 1.529 446 2.133 2.899 1.646 3.584 22.290
2.290 2.960 2.880 2.827 1.720 556 2.303 3.219 2.971 4.727 26.453
2.488 3.169 3.221 2.919 1.948 584 2.472 3.735 4.566 5.452 30.554
2.491 3.158 3.337 2.879 1.960 539 2.481 3.984 5.280 5.342 31.451
2.445 3.091 3.325 2.798 1.887 515 2.436 3.945 5.062 4.953 30.457
Bron: BI 2006 * Dit is geen prognosecijfer maar werkelijk aantal
27
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
28
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Bijlage 3: Overzicht kinderopvanglocaties
Wijk
namen kinderdagverblijven
namen bso-locaties
De Pinguin Irene aan het kanaal De Blauwe Koala Aspelin Orka
Luna De stoere stapjes De zevensprong Aspelin – BSO Villa Aspeluit
't Lieveheersbeestje Schat van Caesar Zebra
Victor Hugo Orka Kits
8 253
7 220
namen kinderdagverblijven
namen bso-locaties
Het belhameltje Kinderparadijs Jansen & Jansen -1 Kinderparadijs Jansen & Jansen – 2 Jonas Duimelot De vlieger Godiva Wammes
Petteflet Odin Apenkooi
8 257
3 49
namen kinderdagverblijven
namen bso-locaties
Het Hummeltje Kinderzee Dikkie Dik 2
Fiesta / De huiskamer
3 132
1 20
WEST Totaal aantal locaties Maximaal aantal kindplaatsen (totaal)
Wijk
NOORDWEST Totaal aantal locaties Maximaal aantal kindplaatsen (totaal)
Wijk
OVERVECHT Totaal aantal locaties Maximaal aantal kindplaatsen (totaal)
29
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Wijk
NOORDOOST Totaal aantal locaties Maximaal aantal kindplaatsen (totaal)
Wijk
OOST Totaal aantal locaties Maximaal aantal kindplaatsen (totaal)
30
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
namen kinderdagverblijven
namen bso-locaties
Sesam Nijntje Jodocus Villa Kakelbont De Krakeling De Bombardon Mikado De kleine wereld Dikkie Dik 1 Tuinkabouter Olefantje Hokus Pokus
Villa Kakelbont (BSO) Warmoes De Koekoek Kaktus Het tuinhuis Mik Mak groot/klein Mik Mak buiten Mik Mak Super De Boshut Spoenk
12 405
10 414
namen kinderdagverblijven
namen bso-locaties
Het klavertje Labyrint Panda Koala De schildpad De kikker De Kikker klein De Villa UMC Klein Armelisweerd Ukkie Prins Heerlijk S.O.P. Duimelot De blauwe dodo De blauwe eend De blauwe egel De blauwe walvis Kleine vlindertjes Kobut kdv Kruidje roer me niet Weertgroep 22 804
Dino De blauwe eend Panda kits Kameleon kits De schildpad kits De blauwe walvis Maliebaan Labyrint S.O.P.
9 273
Wijk
BINNENSTAD Totaal aantal locaties Maximaal aantal kindplaatsen (totaal)
Wijk
namen kinderdagverblijven
namen bso-locaties
Het elfenbankje Anansi De poppenzolder De berenboot Willemijne Astrid Lindgren ’t Kevertje De Flierefluiter De blauwe zwaan Merel Olefantje 2 11
Salto Anansi BSO Octopus
317
3 70
namen kinderdagverblijven
namen bso-locaties
Musky Jolie – Goeree Astrid Lindgren Jolie – Zevenwouden Harlekijn 1 Harlekijn 2
Paradise Sally Lunatik 1 Lunatik 2 EigenWijs Kakola Harlekino
6 270
7 218
namen kinderdagverblijven
namen bso-locaties
De bonte bever Madelief Boog Bijnkershoek Toermalijn Het waterding Spikkels Het Palet
Villa Parkzicht Tawazoun
8 315
2 55
ZUID Totaal aantal locaties Maximaal aantal kindplaatsen (totaal)
Wijk
ZUIDWEST Totaal aantal locaties Maximaal aantal kindplaatsen (totaal)
31
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht
Wijk
namen kinderdagverblijven
namen bso-locaties
De lepelaar Irene aan de Rijn De boerderij Papendorp Voorn Locatie in 't weiland
De lepelaar BSO Voorn BSO Waterwin-BSO
6 269
3 220
namen kinderdagverblijven
namen bso-locaties
De kameleon Olleke Bolleke Stampertje Hotol de Botol De veldmuis Kindergarden Okido Het Zandkasteel Haarlekijn Pietje Bell Pietje Puk
De Stamperbende Toverberg Tolbende Mik Mak Mini Maxi Mik Mak Kameleon 1 bso Kameleon 2 bso Octopus Veldmuis
11 402
9 206
LEIDSCHE RIJN Totaal aantal locaties Maximaal aantal kindplaatsen (totaal)
Wijk
VLEUTEN DE MEERN Totaal aantal locaties Maximaal aantal kindplaatsen (totaal)
32
Monitor kinderopvang 2006, Gemeente Utrecht