SAMENVATTING
De bedoeling van het onderzoek was, om door een analyse van de klinische en rontgenologische gegevens van 1000 patienten met coxarthrose zoveel mogelijk preexistente aandoeningen van het heup gewricht op te sporen, waardoor de betreffende patient kon worden ingedeeld bij een van de groepen met de secundaire vorm van coxarthrose. Van de patienten uit bovengenoemde groepen werden het geslacht en de gemiddelde leeftijd bij het ontstaan van de klachten l1agegaan. De verkregen uitkomsten kunnen van belang zijn uit een oogpunt van preventie en therapie van coxarthrose en ook VOOI de prognose van de betreffende preexistente aandoening. De gegevens zijn afkomstig van patienten, waarbij in de periode 1954-1966 in de orthopaedische polikliniek van het Academisch Zie kenhuis te Groningen, de diagnose coxarthrose was gesteld. In hoofdstuk I wordt de anatomie en de behsting van het heup gewricht behandeld. Besproken wordt, hoe de belasting van het caput femoris per opperv lakte-eenheid sterk kan toenemen bij een onregel matig gewrichtsoppervlak, bij een n1lSvormd caput, bij een afwijken de stand van het proximale deel van het femur of bij een defor matie van het acetabulum. In het kort wordt ingegaan op de histologie van het kraakbeen en op de theorieen over de kraakbeenvoeding. In hoofdstuk II wordt de pathologische anatomie van coxarthrose behandeld. Het blijkt, dat er primair een kraakbeendegeneratie ont staat en dat de botafwijkingen, osteofyten, sclerose en cysten. hieruit zijn te leiden. In hoofdstuk III wordt een overzicht gegeven van de experi men ten, welke verricht werden met het doel een nader inzicht te krijgen in de pathogenese van de kraakbeendegeneratie. Uit de be schouwingen komt naar voren, dat luaakbeendegeneratie direct kan 122
ontstaan onder i'1Vloed v, kel, of indirect doordat ( door verkeerde belasting, door een gestoorde eireu hormonale stoornissen. In hoofdstuk IV wore zoek naar de frequentie , Het blijkt, dat de aando jaar voorkomt, en wei in In hoofdstuk V wordt de leeftijden van onze pa op welke manier de kEn bewerkt om de patient . met de secundaire vorm In de anamncse is van een heupaandoening heef de familie voorkomen en van coxarthrose. Op de bekkenfoto is ( van belang, het voorkor vorm van caput en aceta verricht om een dysplasi te tonen. Hoofdstuk VI geeft e den besproken en vergell zoekers. Van 1000 patienten l bilaterale congenitale heu coxarthrose niet terecht patienten konden 537 (6( pen met de secundaire , voorIopig ingedeeld bij ( Dysplasia coxae en suI: bij 62 % van aile secur de volgende preexisten (11 %), traumata (9 Ufo) In hoofdstuk VII w( existente aandoeningen graaf worden de criteri
ontstaan onder inv loed van een trauma of een stake chemische prik kel, of indirect doordat de voeding verminden. Dit laatste ontstaat door verkeerde bclasting, zoals optreedt bij een incongruent gewricht, door een gestoorde circulatie en waarschijnlijk onder invloed van hormonale stoornissen. In hoofdstuk IV worden de uitkomsten vermeld van een onder zoek naar freqllentie van coxarthrose in Groningen en omgeving. Het blijkt, dat de aandoening bij 6.4 ufo van mensen ouder dan 20 jaar voorkomt, en wei in 4.4 % bij mal1nen en in 8.4 % bij vrouwen. In hoofdstuk V wordt ten overzicht gegeven van het geslacht en de lecftijden van onze patienten met coxarthrose. Uiteengezet wordt, op welke manier de klinische en rontgenologische gegevens worden bewerkt 0111 de patient te kUJ1J1en indclen bij een van de groepen met de secundaire vorm v::in coxarthrose. In de anamn(;se is van belang: of patient in jeugd eventueel een heupaandoening heeft doorgemaakt, of er hellpaandoeningen in de familie voorkomen en het tijdstip van ontstaan van de klachten van coxarthrose. Op de bekkenforo is de plaats van de gewrichtsspleetversmalling van belang, het voorkomen en de plaats van de osteofyten en de vorm van caput en acetabulum. Tevens werden nog enkele metingen verricht om een dysplasie of subluxatie van het heupgewricht aan te ronen. Hoofdstuk VI gecft een overzicht van de resultaten. Deze wor den besproken en vergeleken met de uitkomsten van andere onder zoekers. Van 1000 patienten bleken 97 te Ejden aan een unilarerale of bilaterale congenitale heupluxatie. Bij 11 patienten bleek de diagnose coxarthrosc niet terecht te zijn gesteld. Van de 892 overblijvende parienten konden 537 (60 worden ingedeeld bij een van de groe pen met s(;cllndaire vorm van coxarthrose. De anderen werden voorlopig ingedeeld bi) de groep met de primaire vorm. Dysplasia coxae en slIbluxatie komen in een hoog percentage voor, bij 62°/n van alle secundaire vormen. Verder zijn qua frequentie de volgende preexistente aandoeningen belangrijk: epifyseolyse (11 ilie), traumata (9 en ontstekingen (10 0 / 0). In hoofdstuk VII worden in afzonderlijke paragrafen de pre existente aandoeningen besproken. Op het einde van iedere para graaf worden de criteria, waaraall de gegevens \"an de patienten
123
moesten voldoen voor indeling in een van de groepen met de secun daire vorm, vermeld. Daarna wordt door middel van tabellen een overzicht gegeven van de verdeling over de geslachten en van de gemiddelde leeftijd van de patienten bij het ontstaan van de klachten. Het eerste deel van hoofdstuk VIII geeft een overzicht betref fen de de theorieen over het ontstaan van de primaire vorm van coxarthrose. Deze theorieen zijn in vier groepen onder te brengen: a. De arthrose ontstaat door circulatiestoornissen. b. De arthrose ontstaat door microtraumata, veroorzaakt door adipositas, zware arbeid en afwijkende statische verhoudingen. c. De arthrose ontstaat onder invloed van hormonale en/of meta bole stoornissen. d. De arthrose ontstaat door een preexistente heupaandoening, welke sllbklinisch is verlopen. Uitgaande van de laatste theorie werd een vergelijkend onderzoek verricht bij een dee! van de patienten met de primaire vorm van coxarthrose. Die patienten, waarbij op anamnestische of serologische gronden alsnog een preexistente aandoening kon worden aangetoond, wer den uitgesloten van het onderzoek. Van 355 opgeroepen patienten konden 226 worden onderzocht. Van hen hadden 4 een trauma van de heup ondergaan, 22 leden mogclijk aan een coxarthrose op basis van een rheumatoide arthritis. Van 130 patienten is op de bekkenfoto de gewrichtsspleet lateraal versmald. Hierdoor lijkt het rontgenbeeld op dat, wat voorkomt bij een coxarthrose ontstaan op basis van een dysplasie of epifyseolyse. Aan deze foto's werden een vierra 1 metingen verricht, waarvan de uitkomsten werden vergeleken met die welke worden verkregen door het verrichten van dezelfde metingen aan de bekkenfoto's van men sen met normale heupen. Uit de statistische analyse van de meetresllltaten blijkt, dat bij patienten met de primaire vorm van coxarthrose, bij vrouwen meer uitgesproken dan bij mannen, afwijkingen voorkomen zoals die be staan bij een dysplasie van het heupgewricht. Deze afwijkingen ko men eveneens voor bij de gezond beschouwde heupen van de groep patienten met enkelzijdige coxarrhrose. In de conclusie komt naar voren, dar door een aantal aangeboren en verworven heupaandoeningen op betrekkelijk jonge leeftijd
124
coxarthrose kan ontstaar waarin de arthrose op 0 door nauwkeurig opneml bekkenfoto een preexiste Gesteld wordt, dat hel tente aandoening van be de patient. Omgekeerd k doening bij een reeds bes oogpunt van therapie en Tot slot worden enkel onderzoek naar de aetiol!
coxarthrose kan ontstaan. Tevens blijkt, dar in een aantal gevallen waarin de arthrose op oudere lecftijd ontstaat, het mogclijk is om door nauwkeurig opnemen van de anamnese en een analyse van de bekkenfoto een preexistente aandoening aan re ton en. Gestcld wordt, dat het kennen van de prognose van een preexis tente aandoening van bclang kan zijn voor het juist adviseren van de patient. Omgekeerd kan het herkennen van een preexistente aan doening bij een reeds bestaande coxarthrose van be lang zijn uit een oogpunt van therapie en preventie. Tot slot worden enkcle suggesties gedaan over de opzet van een onderzoek naar de aetiologie van de primaire varm van coxarthrose.
125
SUMMARY
This investigation was undertctken to find out the criterict bv which one could classify patients with ostemrthritis of the hip. To begin with, ctS much as possible was found out about pre-existing disease from an analysis of the clinical and roentgenological data. The patients race and the average age of onset of his symptoms, were also taken into account. It was thought, that the results would be of help in the prevention and treatment of osteoarthrotis of the hip and aid in giving a prognosis to the primary diseases. The data were taken fro111 a thousand patients, seen in the or thopaedic clinic, University of Groningen, between 1954 and 1966 and who had been labelled as having osteoarthritis of the hip Chapter one describes the anatomy and loading of the hip joint and how the latter increases per square inch on the caput with an irregular joint surface, with a deformed caput, with divergance of the proximal part of the femur and with deformation of the aceta bulum. A brief description is given of the histology of cartilage and the theories about its nutrition. Chapter two describes the pathological anatomy of osteoarthritis of the hip-joint and how it seems that te primary lesion is dege neration of the cartilage and that bony abnormalities, sllch as oste phytes, sclerosis and bone cysts are secondary to it. Chapter three outlines the experiments done in order to clarify the pathogenesis of cartilage degeneration. The results indicate that degeneration follows trauma or ~trong chemical irritation and in directly when the nutrition is decreased. The latter occurs with overload, as in inequal weight bearing, with circulatory changes and probably under hormonal influence. Chapter four gives the results of an investigation into the occurance of osteo-arthritis of the hip-joint in Groningen and its surround,. 126
It seems, that the diseasl the age of twenty, 4.4 °/( Chapter five gives a s wi th osteoarthritis of the The method whereby divided into groups, ac examination and X-ray I When taking the histor was hip disease in youd and when the patient fin Special note should be I w here the joint space is osteophytes and the shap Measurements should , absence of dysplasia or s The results of this inve are compared with those Of the thousand pat luxation of one or both I arthritis seemed to be w (60 °/0) could be put into and th'~ others where p primary form. Dysplasia coxae or sub with the secondary forr lesions were, epiphysioly mations (10 %). In chapter seven the under separate headings a which the patient must c the secondary form. The occurance of the d including the average agl The first part of chal etiology of primary ost divided into the followi a. Arthrosis caused by , b. Arthrosis caused by and abnormal weigh1
It seems, that the disease occurs in 6.4 % of the population over the age of twenty, 4.4 % in men and 8.4% in women. Chapter five gives a survey of the age and race of our patients with osteoarthritis of the hip. The method whereby patients with secondary osteoarthritis are divided into groups, according to data obtained from clinical examination and X-ray photographs, is then explained. When taking the history it is important to find out, whether there was hip disease in youth, whether there are any familial diseases and when the patient first had symptoms. Special note should be taken, when examining X-ray photographs, where the joint space is narrowed, the appearance and position of osteophytes and the shape of the caput and acetabulum. Measurements should also be taken to confirm the presence or absence of dysplasia or subluxation. The results of this investigation are given in chapter six and they are compared with those of other innstigators. Of the thousand patients seen, 97 suffered from congenital luxation of one or both hips. In 11 patients the diagnosis of osteo arthritis seemed to be wrong. Of the remaining 892 patients, 537 (60 %) could be put into one of the groups with secondary arthritis and th1,;~ others where provisionally put into the group with the primary form. Dysplasia coxae or subluxation was found in 62 % of the people with the secondary form. Of the others, the important primary lesions were, epiphysiolysis (11 0/0), traumata (9 Din), and inflam mations (10 0 / 0 ). In chapter seven the primary lesions of the joint are discussed under separate headings and at the end of each, the criteria are given which the patient must obey to be put into one of the groups with the secondary form. The occurance of the disease in different races in then outlined including the average age of onset of the patients complaints. The first part of chapter eight describes the theories about the etiology of primary osteoarthritis of the hip and how these are divided into the following groups: a. Arthrosis caused by disturbance of the circulation. b. Arthrosis caused by microtraumata from obesity, heavy labour and abnormal weightbearing.
127
c. Arthrosis caused by hormonal and or metabolic disturbances. d. Arthrosis caused by a preexisting hip-disease, with has passed beyond the clinical stage. Following this last theory, an investigation was carried out on patients with the primary form of osteoarthritis of the hip. Excluded where those who, from their history or from serological reasons, were thought to have had pre-existing diseases. Of the 355 patients sent for, 226 attented and were examined. Four of them had had a trauma to the hip and 22 possibly suffered from rheumatoid arthritis. In 130, the X-rays showed narrowing of the joint space, similar to that which would occur with osteo arthritis following on from dysplasia or epiphysiolysis. Four measurements were taken from the photographs and then compared with the same measurements taken from normal hip joints. From the statistical analysis of the measurements it seems, that patients with the primary form of osteoarthritis, show abnormalities similar to those seen with dysplasia of the hip. These abnormalities are more common in women than men and are also seen in the apparently normal hips of patients with onesided osteoarthritis. From the conclusion it follows that osteoarthritis can appear at a relatively young age and is due both to congenital and acquired disease. Osteoarthritis in the older age groups may be preceded by other disease and this can be confirmed by careful history taking and a critical analysis of X-ray photographs of the hip. Knowledge about the prognosis is essential when giving advice to the patient. Identification of the primary disease in a patient with secondary osteoarthritis may be of help in deciding on therapy. Finally some suggestions are given as to how to investigate the primary form of osteoarthritis.
128
Overzicht van de kenmerk< verschillende seclIndaire von DyspJasie ell suhJuxatie: (zie Versmalling van de gewric