Bijlage notitie 6. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Review mestverwerkingsinitiatieven M. Timmerman, F. de Buisonjé en N. Verdoes (LR Wageningen UR) November 2013
Algemeen In overleg met de sector (LTO, Cumela, LTO-Noord, ZLTO, LLTB) is de lijst met door de sector geïnventariseerde mestverwerkingsinitiatieven verbeterd en geactualiseerd. Onderliggende notitie heeft betrekking op deze lijst zoals die door de sector op 30 augustus 2013 is aangeleverd. Bij de lijst zijn de volgende opmerkingen te plaatsen: Bij vrijwel alle initiatieven is gerekend met berekende afgeronde forfaitaire gehalten voor fosfaat en stikstof die gebaseerd zijn op Samenstelling Organische Meststoffen van het Bemestingsadvies (Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen). Er is geen onderscheid gemaakt tussen zeugen- en vleesvarkensmest. Bij covergisting en gehygiëniseerd digestaat hebben de opgegeven mineralen betrekking op het mestaandeel en zijn de mineralen uit de coproducten niet opgenomen in de lijst en derhalve hebben de hoeveelheden in de tabellen dan ook alleen betrekking op het mestaandeel. De lijst geeft geen compleet beeld van alle mestverwerkingsinitiatieven in Nederland, aangezien niet alle initiatieven gegevens willen verstrekken of niet bekend zijn. In het overzicht staan ook initiatieven waarbij de (toekomstige) verwerkte hoeveelheden onbekend zijn. Hierdoor geven de overzichten een onderschatting van de potentiële verwerkingscapaciteit in Nederland.
Operationele mestverwerkingsinitiatieven In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de toegepaste mestverwerkingstechnieken van de geïnventariseerde initiatieven die operationeel zijn. Tabel 1 Overzicht van mestverwerkingstechnieken van operationele verwerkingsinitiatieven per 2013 (excl. pluimveemest) Verwerkingstechniek
Aantal
Scheiden Covergisten + hygiënisatie Hygiënisatie Scheiden + RO Composteren Biologische zuivering Overig Totaal
initiatieven 10 31 7 18 9 3 4 82
Mestaanvoer (ton/jaar) 690.000 703.975 310.000 594.500 854.000 786.000 30.500 3.971.975
Fosfaat (kg P2O5/jaar) aanvoer export 2.448.000 0 2.532.414 1.983.152 2.013.000 1.887.200 2.378.000 0 6.025.000 5.821.600 1.021.800 0 115.750 0 16.538.464 9.691.952
Stikstof (kg N/jaar) export 0 3.238.641 1.938.640 113.750 7.730.064 1.210.000 0 14.231.095
In totaal zijn er 82 initiatieven bekend waarvan 58 zich in de regio Zuid bevinden, 7 in de regio Oost en 17 in de regio Overig. Bij Tabel 1 zijn de volgende opmerkingen te plaatsen: Er is een verzamelpost onder de post ‘Composteren’ waarbij dikke fractie varkensmest naar Belgische verwerkers wordt geëxporteerd. Als bron heeft de sector hiervoor het overzicht ‘Export dierlijk mest per jaar” van Dienst Regelingen gebruikt. In het overzicht staan niet alleen scheiders die dikke fractie exporteren naar Belgische verwerkers (zie vorig punt), maar ook andere scheiders. Het aantal scheiders is een onderschatting van de werkelijke aantallen, aangezien in de praktijk veel meer scheiders operationeel zijn (zowel vaste als mobiele scheiders). Een paar bedrijven heeft meerdere initiatieven lopen en komen dus vaker voor in de lijst. De sector heeft de bestaande mestkorrelaars in Nederland niet meegenomen in het overzicht van operationele mestverwerkers. Tabel 1 kan min of meer worden beschouwd als een ‘technisch’ overzicht, aangezien er ook initiatieven tussen zitten die geen fosfaat buiten de Nederlandse landbouw afzetten. Om inzicht te 1
verkrijgen in welke mestsoorten worden verwerkt en welk deel wordt geëxporteerd buiten de Nederlandse landbouw is een overzicht gemaakt van de verwerkte mestsoorten met de export hoeveelheden (Tabel 2). Tabel 2 Overzicht van de mestsoorten die verwerkt worden per 2013 met het aandeel wat geëxporteerd wordt Mestsoort Varkensmest Rundveemest Mengsel Rundvee/varkensmest Kalvergier Nertsenmest Paardenmest Mengsel varia mestsoorten Totaal
Mestaanvoer (ton/jaar) 1.469.167 149.275 885.200 786.000 1.000 678.000 190.000 4.158.642
Fosfaat (kg P2O5/jaar) aanvoer export 8.501.202 5.683.002 439.113 269.050 3.880.350 1.303.300 1.021.800 0 27.000 27.000 2.034.000 1.830.600 635.000 579.000 16.538.464 9.691.952
Stikstof (kg N/jaar) export 7.828.315 344.480 1.122.800 1.210.000 18.000 3.051.000 656.500 14.231.095
Uit tabel 2 komt naar voren dat varkensmest het grootste deel van het exportvolume uitmaakt, gevolgd door paarden- en rundveemest. Om inzicht te krijgen in de initiatieven die daadwerkelijk fosfaat afzetten buiten de Nederlandse landbouw, zijn uit het overzicht de initiatieven gedestilleerd waarvan bekend is dat zij een exportproduct maken voor afzet buiten de Nederlandse landbouw (Tabel 3). Tabel 3 Overzicht van verwerkingsinitiatieven die daadwerkelijk fosfaat buiten de Nederlandse landbouw afzetten per 2013 (excl. pluimveemest) Exportproduct
Aantal initiatieven
Mestaanvoer
Fosfaat (kg P2O5/jaar)
(ton/jaar) aanvoer export Gehygiëniseerd digestaat 20 541.000 2.179.202 1.983.152 Gehygiëniseerde (dikke) mest 7 310.000 2.013.000 1.887.200 11) 186.667 2.800.000 2.800.000 Dikke fractie1) Compost en champost 8 854.000 3.225.000 3.021.600 Totaal 36 1.891.667 10.217.202 9.691.952 1) Betreft verzamelpost van afzet van (bewerkte) varkensmest bij Belgische verwerkers
Uit Tabel 3 komt naar voren dat van de 82 bekende bestaande initiatieven in totaal 36 daadwerkelijk fosfaat exporteren. De belangrijkste exportproducten zijn gehygiëniseerde mestproducten, rechtstreekse afzet naar Belgische erkende verwerkers en de export van compost en champost. De belangrijkste bedrijven die de exportproducten maken, zijn: covergisters, mestdistributeurs met hygiënisatie-apparatuur, composteerders en champost-producenten. Volgens het CBS is in 2011 met digestaat in totaal 3 miljoen kg fosfaat geëxporteerd. Van deze hoeveelheid was volgens het CBS 62,5% dierlijke mest wat dan neerkomt op een export van 1,9 miljoen kg fosfaat uit dierlijke mest met het gehygiëniseerde digestaat. De drie grootste exporteurs zetten gezamenlijk ruim 2,8 miljoen fosfaat af waarmee zij circa 29% van de export voor hun rekening nemen. Ter vergelijking is het overzicht van de geëxporteerde mest in 2012 van Dienst Regelingen in tabel 4 weergegeven. Tabel 4 Overzicht van de geëxporteerde mest in 2012 (Bron: Dienst Regelingen, 2013) Mestsoort Varkensmest Rundveemest Pluimveemest Paardenmest/OOM Mengmest/divers Totaal
Mest (ton/jaar) 528.694 149.275 487.568 663.707 568.679 2.353.728
Fosfaat (kg P2O5/jaar) 4.980.703 105.080 11.757.954 2.713.249 7.633.151 27.701.947
Stikstof (kg N/jaar) 6.806.583 1.102.661 15.134.209 4.562.542 8.019.434 35.625.429
Volgens de gegevens van DR is in totaal is in 2012 bijna 28 miljoen kg fosfaat geëxporteerd waarvan 11,8 miljoen pluimveemest is en 2,7 miljoen paardenmest inclusief overige organische meststoffen (OOM). Als in 2012 dezelfde hoeveelheid digestaat is geëxporteerd als in 2011 dan is circa 1,1 miljoen kg fosfaat uit coproducten geëxporteerd (zie vorige paragraaf). Er resteert derhalve 12,1 miljoen kg fosfaat export uit de overige mestsoorten (excl. paardenmest). Uit de 2
inventarisatie van de sector (tabel 3) komt een fosfaatexport van 9,7 miljoen kg (incl. paardenmest) naar voren, maar aangezien niet alle initiatieven zijn geïnventariseerd betreft dit een onderschatting. Het is dan reëel gezien de cijfers van Dienst Regelingen om te veronderstellen dat de bestaande mestverwerkingscapaciteit (excl. pluimveemest, paardenmest en coproducten) grofweg 12 miljoen kg fosfaat export bedraagt.
Nieuwe en uitbreiding van bestaande mestverwerkingsinstallaties Uit navraag is gebleken dat van een aantal initiatieven de status niet klopt met de opgegeven status in de lijst (zie paragraaf Check vergunning status). Deze initiatieven zijn aangepast in de lijst. In tabel 5 wordt een overzicht gegeven van initiatieven voor nieuwe verwerkingsinstallaties inclusief uitbreiding van bestaande installaties. Tabel 5 Overzicht van initiatieven voor nieuwe en uitbreiding van mestverwerkingsinstallaties vanaf 2013 Status Operationeel/bouwfase Financiering Vergunning verleend Vergunning in aanvraag Voorbereiding Plan fase Idee fase Onduidelijk Totaal
Initiatieven totaal export 8 4 5 4 11 6 34 19 19 5 8 3 14 2 30 2 129 45
Mestaanvoer (ton/jaar) 485.000 103.500 407.000 4.043.600 1.475.000 866.000 280.000 783.000 8.443.100
Fosfaat (kg P2O5/jaar) aanvoer exportwaardig 1.940.000 524.000 1.043.250 825.100 1.874.500 880.300 23.469.020 16.413.300 7.255.000 3.175.000 1.149.800 554.800 1.405.000 382.500 3.192.000 560.000 41.328.570 23.315.000
In totaal zijn er 129 initiatieven bekend waarvan 81 zich in de regio Zuid bevinden, 22 in de regio Oost en 26 in de regio Overig. Van niet alle 128 initiatieven is bekend welke hoeveelheden ze willen gaan verwerken. Met name bij de status: plan fase, idee fase en onduidelijk zijn maar van weinig initiatieven gegevens bekend. De hoeveelheden in de tabel hebben dus betrekking op de initiatieven waarvan dit bekend is. Van de 128 initiatieven zijn er 45 waarvan gegevens bekend zijn dat ze verwerkte mest willen gaan exporteren. De exportproducten betreffen vooral gehygiëniseerde dikke fractie, organische mestkorrels, gehygiëniseerde digestaat en compost. Om verder inzicht te verkrijgen in deze 45 exporteurs is een overzicht gemaakt van de drie grootste initiatieven in de status categorieën die minimaal in voorbereiding zijn en dus in feite concreet aan de slag zijn (Tabel 6). Tabel 6 Overzicht van de potentiele drie grootste export initiatieven per status categorie (in kg P2O5/jaar) vanaf 2013 (in totaal dus 15 verschillende initiatieven) Status
Operationeel/bouwfase Financiering Vergunning verleend Vergunning in aanvraag Voorbereiding Totaal
Initiatieven 1e 2e 400.000 60.000 337.500 227.600 500.000 140.000 7.500.000 1.500.000 1.500.000 675.000
Totaal
3e 40.000 180.000 73.500 1.450.000 400.000
500.000 745.100 713.500 10.450.000 2.575.000 14.983.600
Uit tabel 6 blijkt dat de drie grootste initiatieven per status veelal grote verwerkingsinitiatieven betreffen met elk meer als 100.000 kg fosfaat export. Bij elkaar blijkt dat deze 15 verwerkingsinitiatieven 64% van de nieuwe export voor rekening zouden gaan nemen. De grootste exporteur is voornemens om 7,5 miljoen kg fosfaat te gaan exporteren bovenop de circa 1,5 miljoen kg fosfaat die nu al wordt geëxporteerd door dit bedrijf. Vanwege dit beperkte aantal grote initiatieven, de beperkte achtergrondinfo van deze initiatieven en de afhankelijkheid van onzekere factoren van financiering en vergunningverlening is het zeer lastig om een inschatting te maken van welk deel gerealiseerd kan worden en in welk jaar dit operationeel kan zijn. In tabel 7 wordt een overzicht gegeven van initiatieven waarvan de sector verwacht dat deze in 2014-2015 operationeel zullen zijn.
3
Tabel 7 Overzicht van initiatieven (nieuw + uitbreiding) waarvan de sector verwacht dat deze in 2014 -2015 operationeel zouden kunnen zijn Status Operationeel/bouwfase Financiering Vergunning verleend Vergunning in aanvraag Voorbereiding Plan fase Idee fase Onduidelijk Totaal
Aantal initiatieven 3 3 2 12 3 2 2 0 27
Mestaanvoer (ton/jaar) 130.000 66.000 149.000 2.880.600 145.000 730.000 60.000 0 4.160.600
Fosfaat (kg P2O5/jaar) aanvoer exportwaardig 520.000 424.000 909.000 745.100 596.000 500.000 19.007.520 15.371.200 2.175.000 2.175.000 938.800 343.800 525.000 382.500 0 0 24.671.320 19.941.600
Het overgrote deel van door de sector verwachte extra fosfaatexport in 2014-2015 zijn initiatieven die minimaal in de procedure van het verkrijgen van vergunningen zitten. Naast deze initiatieven is aangegeven dat er nog een capaciteit bij de composteerders zit van circa 1 à 1,5 miljoen kg fosfaat die extra benut kan worden. De verwachting is dat niet alle initiatieven gerealiseerd gaan worden. In tabel 8 is daarom getracht via een ‘expert judgement’ een (arbitraire) inschatting te maken van de capaciteit die gerealiseerd zou kunnen worden met daarbij een (arbitraire) inschatting van de jaren waarin deze initiatieven operationeel zouden kunnen zijn. Tabel 8 Inschatting van de extra verwerkingscapaciteit die gerealiseerd kan worden vanaf 2013 Status Operationeel/bouwfase Financiering Vergunning verleend Vergunning in aanvraag Voorbereiding Plan fase Idee fase Onduidelijk Totaal 1)
Fosfaat (kg P2O5/jaar) aanvoer exportwaardig 1.940.000 524.000 1.043.250 825.100 880.300 1.874.500 16.413.300 23.469.020 3.175.000 7.255.000 1.149.800 554.800 382.500 1.405.000 560.000 3.192.000 41.328.570 23.315.000
Indicatieve realisatie (%) (ton/jaar) 100% 524.000 75% 618.825 50% 440.150 33% 5.416.389 10% 317.500 5% 27.740 1% 3.825 0% 0 7.348.429
Jaar1)
2014 2014-2015 2014-2015 2015 2016-2017 2017-2018 2017-2018
Jaar van realisatie wordt mede bepaald door type installatie, bijv. hygiënisatie bij een covergistinginstallatie is snel te realiseren.
Covergistinstallaties kunnen meer mest exportwaardig maken dan wat ze nu doen. Dit kan op de volgende manieren gebeuren: Niet al het gehygiëniseerde digestaat wordt in het buitenland afgezet. Een deel wordt op eigen grond en/of elders in Nederland afgezet. Volgens de sector-lijst bedraagt deze onbenutte capaciteit voor het mestaandeel in het digestaat circa 0,6 miljoen kg fosfaat. Grofweg 50% van de input van een covergisters bestaat uit coproducten. Vanwege de hoge kosten van de coproducten is het te verwachten dat een deel van de coproducten vervangen gaat worden door dikke mestfractie en/of ‘dikke’ drijfmest (hoog ds-gehalte voor meer biogas en tevens ook hoger fosfaatgehalte). De covergisters zullen op deze manier de mestverwerkingsplicht van de andere bedrijven invullen waarvoor ze betaald krijgen door de bedrijven die hun mestverwerkingsplicht overdragen. Een grove schatting is als de coproducten worden vervangen door de dikke mestfractie (fosfaatgehalte van 15 g/kg) dan zou de verwerkingscapaciteit bij vergisters kunnen toenemen met grofweg 8 miljoen kg fosfaat. Niet alle covergistingsinstallaties in Nederland beschikken over een pasteurisatie-unit. Deze installaties kunnen alsnog besluiten om te gaan investeren in een pasteurisatie-unit om zo hun digestaat te hygiëniseren en exportwaardig te maken om zo te voldoen aan de mestverwerkingsplicht (en tevens kunnen ze dan ook dierlijke coproducten die op de Positieve Lijst staan gaan vergisten). Bij niet alle covergistingsinstallaties wordt de warmte van de WKK-installatie volledig benut. Deze installatie zouden kunnen deze restwarmte kunnen benutten voor het hygiëniseren van onvergiste drijfmest door het plaatsen van een nieuwe (mobiele) pasteurisatie-installatie. De markt (prijzen coproducten, vergoeding overdracht mestverwerkingsplicht, afzetkosten, e.d.) tezamen met het overheidsbeleid (mestverwerkingspercentages, verlenging MEP-subsidie, SDE
4
warmtebonus, e.d.) zal gaan bepalen in welke mate covergistingsinstallatie meer mest zullen gaan verwerken en exporteren.
Status vergunning en financiering van initiatieven in de fase ‘operationeel’ en ‘vergund’ Getracht is om van de grotere initiatieven, waarvan door LTO en CUMELA wordt aangenomen dat die in 2014 operationeel zullen zijn, na te gaan of de opgegeven capaciteit overeenkomt met de vergunde capaciteit. Hiertoe is contact opgenomen met gemeentelijke en/of regionale milieudiensten en een enkele keer de provincie. Het betrof initiatieven in Zuid en Oost Nederland. In een aantal gevallen is wel een mestopslag (opslagcapaciteit) vergund, maar is niet na te gaan hoeveel mest er jaarlijks aan- en afgevoerd mag worden. Ook zijn sommige intermediairs bezig met het ontwikkelen van nieuwe, soms meerdere locaties. Deze inventarisatie is dus behalve onvolledig ook een momentopname. Het betreft een selecte steekproef waarvan het resultaat aangeeft dat een aantal grote mestverwerkings-initiatieven eind 2013 nog niet vergund is, terwijl door de sector wordt aangenomen dat ze in 2014 operationeel zijn. Van zeven grote initiatieven met een geprognotiseerde totale mestaanvoer van 2.2 miljoen ton (tussen 75.000 en 715.000 ton mest per initiatief per jaar) bleek in september 2013 slechts 650.000 ton mestaanvoer gedekt door vergunningen. Dit is ongeveer 30 %. Slechts in twee gevallen was de opgegeven capaciteit gelijk aan de vergunde. Het is een bekend gegeven dat vooral grote initiatieven voor mestbe- en verwerking in Nederland te maken hebben met een moeizame vergunningverlening. Het is de vraag hoe dit spanningsveld zich, onder de toenemende druk vanuit de verplichte mestverwerking, de komende jaren gaat ontwikkelen. Bij Rabobank Nederland (Van de Boom, pers. mededeling, 2013) is gesproken over de algemene trends m.b.t. de financiering van initiatieven. Naar verwachting maken de initiatieven waar de installatie op het erf van een loonwerker wordt gevestigd het meeste kans op vergunningverlening en is daar door ervaring met techniek en de mestmarkt de grootste kans op succes. De bestaande vergisters die kunnen hygiëniseren en/of drogen met nog een relatief lange restant looptijd van de MEP of SDE en voldoende groot zijn, zullen de mestverwerking gaan oppakken. Dit zal over een 30 tal vergisters gaan. Nieuwe vergisters met mestverwerking worden de komende jaren niet of nauwelijks verwacht omdat de subsidie tarieven voor biogas te laag zijn en de SDE regeling voorrang geeft aan de goedkoopste duurzame energie vormen en daar hoort biogas niet bij. Ook gaat het dan meestal om groen gas productie zodat er geen restwarmte aanwezig is. Juist de restwarmte maakt het voor bestaande vergisters interessant om in mestverwerking te investeren. Mest exportwaardig maken op bedrijfsniveau is alleen weggelegd voor de hele grote veehouderijbedrijven. Tot welk niveau er mest wordt verwerkt en met welke techniek is erg locatie afhankelijk. De voorkeur zal zijn voor bewezen technieken en de aanvoerzekerheid en goede afzet van de eindproducten is dan bepalend voor de financierbaarheid van de mestverwerkingsprojecten. Voor de initiatieven is dan ook van belang om de deelnemers financieel sterk te verbinden met kapitaalinbreng eventueel aangevuld met risicodragend kapitaal van derden zoals het mestinvesteringsfonds.
5
Ontwikkeling energie- en mineralenprijzen De prijzen voor aardolie, gas en elektriciteit zijn de afgelopen 15 jaar gestegen. Aardolie en aardgas zijn ruim twee keer duurder geworden en elektriciteit bijna twee keer duurder. Na een prijspiek in 2008 zijn in Nederland in 2009 de prijzen voor elektriciteit en gas weer wat gedaald en daarna relatief stabiel gebleven op een hoger niveau dan vóór 2008. De prijs van aardgas is sinds 2010 weer licht gestegen. De elektriciteitsprijs is de afgelopen drie jaar licht gedaald (CBS, 2013). Op de elektriciteitsmarkt is sprake van overproductie, zodat de verwachting is dat de kale elektriciteitsprijs de komende jaren nauwelijks zal stijgen. De prijs van aardolie heeft de laatste paar jaar, na een prijspiek in 2008, stevig geschommeld op een relatief hoog niveau en de verwachting is dat de prijs de komende jaren verder zal gaan stijgen als gevolg van een groeiende vraag en een nauwelijks toenemend aanbod. De verwachting is dat de olieprijs tot 2018 met maximaal 50 % kan stijgen, maar er is sprake van een grote onzekerheidsmarge (EIA, 2011). Een gunstig scenario gaat uit van een olieprijs in 2018 die ongeveer 25 % lager is dan de huidige prijs. De prijs van aardgas is in Nederland gekoppeld aan die van aardolie. De prijzen van kunstmest en voedsel volgen de ontwikkeling van de aardolieprijs. De prijs van de in Nederland meest gebruikte kunstmeststof KAS (Kalk Ammon Salpeter) is de afgelopen 15 jaar dan ook verdubbeld. Op de wereldmarkt zijn andere belangrijke meststoffen zoals ureum en diammoniumfosfaat ook in prijs verdubbeld. Stikstofkunstmest stijgt wat sneller in prijs dan kali- en fosfaatmeststoffen vanwege het hoge aardgasgebruik van het productieproces van stikstofkunstmest ten opzichte van het productieproces van de andere meststoffen. Omdat de kunstmestprijzen de olieprijs volgen, is de verwachting dat die mogelijk ook met maximaal 50 % kunnen stijgen tot 2018, met dezelfde grote onzekerheidsmarge. Dus het kan ook zijn dat de kunstmestprijzen de komende jaren dalen. Hoewel er de laatste paar jaar een enigszins krappe voorziening was met fosfaaterts, is de prijs van fosfaatkunstmest in 2012 weer gedaald tot het normale, relatief hoge niveau van na de prijspiek van 2008 (zie Figuur 1).
Figuur 1 Maandelijkse fosfaatprijzen sinds 2008 voor fosfaaterts (Marokko), 70% BPL, contract, f.a.s. Casablanca (Bron: World Bank)
Figuur 2 Gemiddelde jaarlijkse Brent spot ruwe olie prijzen in drie cases in de periode 19802040 (EIA, 2011)
Resumerend kunnen we stellen dat de ontwikkeling van de aardolieprijs bepalend is voor de prijsontwikkeling van kunstmest en dat de onzekerheidsmarge groot is (zie Figuur 2).
6
Discussie
Er is een grote mate van onzekerheid in welke verwerkingscapaciteit de komende jaren beschikbaar zal zijn. Dit wordt veroorzaakt door: Het ontbreken van een definitieve invulling van welke verwerkingspercentages gaan gelden voor 2015 en verder. Dat geeft een onzekere markt wat enerzijds betekent dat de initiatiefnemers een afwachtende houding kunnen aannemen anderzijds dat banken/investeerders huiverig kunnen zijn om te financieren vanwege de onzekere (toekomst)markt. De verwachting van de sector is dat niet meer gaat gebouwd gaat worden dan wat noodzakelijk is. Het traject van vergunningen kent een onzekere duur. Financieel gezien hebben grote installaties een lagere kostprijs, maar vergen anderzijds wel mestaanvoer van derden wat het verkrijgen van een vergunning bemoeilijkt (o.a. door eisen in bestemmingsplan, transportbewegingen, protest van buren). Financiering van installaties blijkt in de praktijk niet altijd een eenvoudige zaak te zijn. Dit wordt o.a. veroorzaakt door de grootte van de investering, matige rendementen, kostprijs van verwerking en een onzekere markt (zie ook eerste punt). Covergistingsinstallaties hebben het financieel moeilijk door slechte rendementen. Tevens lopen de komende jaren MEP-subsidies af en het is niet zeker of deze installaties nog (voldoende) subsidie kunnen krijgen. Mogelijk dat deze installaties (bijna) volledig overschakelen naar mestvergisting i.c.m. hygiënisatie als ze geen subsidie meer ontvangen. Verder verandert de invulling van het SDE-beleid jaarlijks. Dit alles maakt dat de toekomst van covergistingsinstallaties een grote mate van onzekerheid kent. Een aantal initiatieven zijn bezig om installaties met grote verwerkingscapaciteit neer te zetten. Het wel/niet doorgaan van een dergelijk initiatief maakt grofweg een verschil van circa 1 miljoen kg fosfaat uit. Als er te weinig mestverwerkingscapaciteit is, dan zal de prijs voor verwerkingscertificaten oplopen en dus wordt het aantrekkelijker voor covergisters om mest/dikke fractie te gaan vergisten ten koste van coproducten waardoor het aandeel dierlijke mest in de geëxporteerde hoeveelheid toeneemt. Maar als er veel verwerkingscapaciteit is dan zal de prijs voor verwerkingscertificaten dalen en dus wordt het minder aantrekkelijk om mest/dikke fractie te vergisten.
Conclusies De verstrekte gegevens zijn een momentopname en geven derhalve een indruk wat de huidige stand van zaken is qua mestverwerkingscapaciteit (excl. pluimveemest). Op basis van deze informatie kan alleen op hoofdlijnen het volgende worden geconcludeerd:
De bestaande mestverwerkingscapaciteit zorgt op basis van cijfers van Dienst Regelingen grofweg voor een export van 12 miljoen kg fosfaat. De mestverwerkingscapaciteit kan eind 2015 grofweg uitgebreid zijn naar ruim 20 miljoen kg fosfaatexport. Dit kan worden gerealiseerd via ruim 7 miljoen kg bij uitbreiding en nieuwe verwerkers en 1 miljoen kg via covergistingsinstallaties met hygiënisatie die een groter aandeel dikke mestfracties gaan vergisten en onbenutte capaciteit van verwerkers. Er is haast geboden (reeds in 2014) om in 2015 voldoende capaciteit operationeel te krijgen. Noodzakelijke acties zijn: op korte termijn duidelijkheid over de definitieve invulling van het mestbeleid, tijdige verstrekking van vergunningen en regelen van de financiering. Hygiënisatie is de belangrijkste techniek om fosfaat (excl. pluimveemest) buiten de Nederlandse landbouw af te (gaan) zetten. Export van dit “bulkproduct” (met een beperkte meerwaarde t.o.v. drijfmest) zal vooral naar buurlanden plaats vinden. Behalve een inspanning om mestverwerking tijdig gerealiseerd te krijgen, is er ook inspanning nodig om met andere technieken een mestproduct te maken dat over langere afstanden getransporteerd kan worden. Er is een positief verband tussen verbetering van de afzetkansen (qua samenstelling, qua vochtgehalte) en de kosten van de verwerking. Een kleine groep exporteurs lijkt een groot aandeel in de exporthoeveelheid voor hun rekening te gaan nemen. Maar ook de covergistingsinstallaties kunnen een aanzienlijk aandeel voor hun rekening gaan nemen.
7