MOBILITEITSPLAN Stichting Openbaar Primair Onderwijs Zuid-Kennemerland Inleiding Mobiliteit is één van de instrumenten voor integraal personeelsbeleid. Mobiliteit geeft medewerkers mogelijkheden om op de voor hen juiste plek te kunnen werken. Het biedt kansen te werken op die plek waar de talenten het beste ingezet kunnen worden. Kortom: het biedt mogelijkheden aan medewerkers voor een optimale persoonlijke – en professionele ontwikkeling. Vaak wordt bij mobiliteit uitgegaan van een negatieve keuze: wachten tot het einde van het schooljaar en alle ontstane verplichtingen elders inzetten. De vacatures die gedurende het schooljaar ontstaan, zijn dan al opgevuld met nieuwe medewerkers, omdat er onvoldoende intern geworven wordt. Vrijwillige mobiliteit komt dan onvoldoende aan bod voor zittende medewerkers, terwijl juist de zittende medewerkers van groot belang zijn voor de organisatie. Zij hebben immers hun waarde laten zien voor het werk dat ze verrichten. Ons personeel doet ertoe. In dit plan wordt er van uitgegaan dat we de talenten binnen onze eigen organisatie beter willen benutten en daardoor mensen binnen STOPOZ kansen kunnen bieden in hun persoonlijke ontwikkeling. De vrijwillige mobiliteit krijgt een hoge prioriteit. Dit wordt merkbaar bij de formatiebesprekingen, functioneringsgesprekken en bij het invullen van vacatures. Definities In dit mobiliteitsplan spreken we over interne mobiliteit en externe mobiliteit. Interne mobiliteit is de mobiliteit binnen de school. Personeelsleden worden hierbij gestimuleerd intern door te stromen naar een andere lesgevende taak in een kleuter (1-2) – onder (3-4) – midden (56) – of bovenbouw (7-8) of bij het vervullen van andere taken en/of functies binnen de school. Voor een goede schoolorganisatie is het belangrijk dat personeelsleden op verschillende plaatsen inzetbaar zijn. Externe mobiliteit is de overplaatsing van de ene naar een andere school binnen STOPOZ. Binnen de functioneringsgesprekken wordt de loopbaanontwikkeling besproken om externe mobiliteit te stimuleren in het licht van de eigen professionele ontwikkeling. We denken hierbij aan de gesprekscyclus en het Persoonlijk Ontwikkelings Plan. We maken derhalve onderscheid tussen: vrijwillige mobiliteit – mogelijkheden bieden om op basis van een jaarlijkse inventarisatie een werkplek te vinden in een andere organisatie binnen STOPOZ; verplichte mobiliteit – het aanbieden van een andere werkplek op een andere school door terugloop van de formatie op school; onvrijwillige mobiliteit – verplichte overplaatsing op basis van een conflict of een andere bijzondere situatie. Ten aanzien van onvrijwillige mobiliteit heeft het bestuur altijd de mogelijkheid een medewerker over te plaatsen naar een andere school buiten de afspraken die gemaakt zijn in het mobiliteitsplan. Bij onvrijwillige mobiliteit is sprake van een onwerkbare situatie die in het belang van medewerker en organisatie moet worden opgelost. 1
Uitgangspunten bij mobiliteit: Voor de werknemers die wensen hebben t.a.v. persoonlijke ontwikkeling: o talentontwikkeling; o het vergroten van de competenties; o het maken van een nieuwe start; o het zoeken van een nieuwe uitdaging; o toekomstverwachting.
Voor de school, die richting wil geven aan schoolontwikkeling: o visiegericht kunnen formeren; o de mogelijkheid hebben te kunnen werven onder kwalitatief goede medewerkers binnen de eigen organisatie.
Voor het bestuur: o beheersing van de personeelskosten binnen het bestuursformatieplan; o rekening kunnen houden met voorrangsbenoemingen (resp. vaste medewerkers, eigen wachtgelders, proeftijdelijken, tijdelijken anders dan vervanging); o voorkomen boventalligheid.
Dit mobiliteitsplan brengt bovengenoemde belangen in balans. Protocol: Iedere medewerker wordt in staat gesteld gebruik te maken van de vrijwillige mobiliteit. Bij terugloop in de formatie is verplichte overplaatsing nodig. Hiervoor zijn geen bestuurscriteria maar mag e.e.a. op schoolniveau bepaald worden. Voor de school (organisatie) geldt: o elke vacature wordt digitaal aangemeld bij de algemeen directeur (AD); o in de periode van 1 oktober tot uiterlijk 1 januari worden de verplichtingen benoemd en aangewezen op scholen met terugloop; o in januari worden medewerkers in de gelegenheid gesteld zich op te geven voor vrijwillige mobiliteit; o verplicht over te plaatsen medewerkers en vrijwillig over te plaatsen medewerkers vullen een mobiliteitsformulier in (zie bijlage 1.); o de AD inventariseert de verplichte en de vrijwillig opgegeven kandidaten en inventariseert belangstelling en mogelijkheden; o de AD verwijst eerst de verplichte kandidaten voor overplaatsing; o belangstellenden voor vrijwillige mobiliteit worden door de AD doorgestuurd naar de scholen; o er vinden binnen twee weken gesprekken plaats met de kandidaten; o de te benoemen kandidaat wordt gemeld aan de AD; o de afgewezen kandidaten krijgen binnen een week bericht van de directeur van de school; o de AD wordt door de directeur geïnformeerd; o de datum van overgang wordt vastgesteld in overleg met de betrokken directies van de scholen. 2
Voor de medewerkers geldt: o medewerkers (verplicht en vrijwillig) kunnen zelf actief zoeken; o het aanbod zal actief worden bekend gemaakt aan alle personeelsleden en op de STOPOZwebsite als een schriftelijke mailing via de scholen; o in principe komen alle functies in aanmerking voor mobiliteit; o in overleg met de directie van de eigen school en de nieuwe school wordt de datum van overgang bepaald. Personele verplichtingen op bestuursniveau kunnen tijdelijk de vrijwillige mobiliteit opschorten. Voordelen Voor de medewerkers geldt, dat het mogelijk wordt gedurende het schooljaar over te stappen naar een nieuwe school en vanuit de gedachte van eigen persoonlijke ontwikkeling keuzes te maken voor een nieuw of passender schoolprofiel. De schooldirecteur is in principe op de hoogte van de wens tot overplaatsing. Het gaat in onderling overleg met alle betrokken partijen, zodat ook de school van herkomst tijd heeft een oplossing te zoeken voor vervanging (al of niet tijdelijk) van de vertrekkende medewerkers. Tussentijds overstappen bij uitvoering van dit beleid is mogelijk. Voor de school zelf geldt dat er medewerkers kunnen instromen op het profiel van de school. Ook kan de school anticiperen op groei of terugloop op basis van de prognose en afhankelijk daarvan tijdelijke of vaste medewerkers benoemen. Voor het bestuur geldt dat ze bij terugloopscholen tijdelijk medewerkers kan inzetten en zorgen dat er geen nieuwe verplichtingen ontstaan. Zij houdt zicht en grip op de verplichtingen op bestuursniveau en kan de vrijwillige mobiliteit indien noodzakelijk opschorten. Het bestuursformatieplan is hierbij leidend. Toewijzen overeenkomstig voorrangsbenoemingen (vaste medewerkers, eigen wachtgelders, proeftijdelijken, tijdelijken anders dan vervanging Werkgroep mobiliteit 21 november 2008
Bijlagen: 1. 2.
formulier mobiliteit CAO PO artikel c16 Overplaatsing
BIJLAGE 2 3
C16 Overplaatsing 1 Overplaatsing van een werknemer naar een andere instelling van de werkgever geschiedt met instemming van de werknemer, met uitzondering van de gevallen genoemd in het tweede lid. 2 De werkgever kan de werknemer zonder zijn instemming overplaatsen: a. indien er bij een instelling sprake is van formatiekort; b. ingeval er sprake is van een conflictsituatie, waarbij overplaatsing noodzakelijk is om tot werkbare verhoudingen te komen; c. ingeval er sprake is van disfunctioneren; d. op advies van de arbodienst; e. in andere door de werkgever met name genoemde zwaarwichtige omstandigheden. 3 In de gevallen genoemd in lid 2 onder b., c. d. en e. is overplaatsing zonder instemming van de werknemer eveneens mogelijk om een personele wisseling mogelijk te maken. 4 De werkgever die het voornemen heeft om een werknemer over te plaatsen, treedt in overleg met de werknemer. Eventuele afspraken worden schriftelijk vastgelegd. 5 Indien de werknemer na het overleg genoemd in lid 4 niet instemt met de overplaatsing en/of de voorwaarden waaronder de overplaatsing zal geschieden, en de werkgever desalniettemin besluit tot overplaatsing, geeft de werkgever in zijn besluit aan op welke wijze hij de belangen van de werkgever en die van de werknemer tegen elkaar heeft afgewogen. 6 Een werknemer die, al dan niet vrijwillig, een onvrijwillige overplaatsing van een andere werknemer geheel of gedeeltelijk mogelijk maakt, krijgt de als gevolg hiervan noodzakelijk te maken extra reiskosten woon-werkverkeer vergoed op basis van de kosten van openbaar vervoer. De voor de werknemer uit de overplaatsing voortvloeiende extra reistijd geldt als werktijd. 7 De werknemer die als gevolg van overplaatsing op een zelfde dag werkzaam is op meerdere locaties heeft recht op een vergoeding van de hieruit voortvloeiende noodzakelijk te maken extra reiskosten, waarbij het reizen tussen de locaties als dienstreis wordt aangemerkt. De voor de werknemer uit de overplaatsing voortvloeiende extra reistijd tussen de locaties geldt als werktijd. 23 CAO-PO
4
Procedure verplichte – en vrijwillige mobiliteit Voor de school (organisatie) geldt het volgende: o In de periode van 1 februari tot 1 maart worden de verplichtingen benoemd en aangewezen op de school met terugloop. De directeur van deze school doet mededeling van deze medewerker(s) aan de algemeen directeur (AD); de vacatures voor het nieuwe schooljaar, en ook de tussentijdse vacature uitbreidingen, worden aan de AD gemeld. Een profielschets voor de vacature wordt opgesteld en doorgezonden naar de AD. (in de profielschets benoemt de schoolleider wensen, profiel groep, verwachtingen WTF e.d.); o de medewerker die in aanmerking komt voor de verplichte mobiliteit vult het formulier mobiliteit in vóór 1 maart. (zie bijlage 1). Deze medewerkers die gebruik moeten maken van de verplichte mobiliteit worden het eerst geplaatst; o medewerkers die gebruik willen maken van de vrijwillige mobiliteit, vullen het formulier mobiliteit eveneens in vóór 1 maart (zie bijlage 1); o in de tweede week van maart worden de personeelsleden en vacatures door de AD in kaart gebracht. De AD inventariseert belangstelling en de beschikbare vacatures, waarna de matching kan plaatsvinden; o de AD verwijst de personeelsleden naar de school waar een vacature is. Eerst worden de medewerkers in de verplichte mobiliteit geplaatst. De school en de medewerker worden door de AD op de hoogte gesteld; o gemotiveerde afwijzing van een vrijwillige kandidaat geschiedt schriftelijk door de directeur naar de AD. Als de kandidaat van de vrijwillige mobiliteit afziet van de functie schrijft deze een gemotiveerde afwijzing naar de AD; o er vinden op korte termijn gesprekken plaats (binnen 2 weken na melding door de AD) met de kandidaat; o de te benoemen kandidaat wordt gemeld aan de AD. De directeur schrijft binnen een week een voordracht aan de AD; o na afronding van de verplichte mobiliteitsprocedure worden in april de medewerkers die zich hebben opgegeven voor de vrijwillige mobiliteit in staat gesteld op vacatures te reageren. Hierbij wordt dezelfde procedure gevolgd als bij de procedure van de verplichte mobiliteit. De genoemde termijnen zijn indicatief. Als iedereen zich aan de termijn en afspraken houdt kan in mei bekend zijn hoe de vacatures voor het nieuwe schooljaar zijn ingevuld. Voordat de matching en plaatsing plaatsvindt, ontvangt u een overzicht van de medewerkers in de verplichte en de vrijwillige mobiliteit en de vacatures die op de scholen zijn. ( in de tweede week van maart)
Voor vragen over de procedure mobiliteit kunt u contact opnemen met R.J. Petersen (023 - 54 30 180) of Emile Kneefel (023 - 54 30 123). 5