Mó MENToPNAME 13
~
w
-z
:I: (.)
w
1-
z
w
MoMENTopname nr. 13, mei 1989 Een uitgave van het MEKT-project (MEisjes, Natuurkunde en
Techn~ek)
Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Technische Natuurkunde Vakgroep Didactiek Natuurkunde
Redactie: Marja Brand Adres:
TU Eindhoven MENT-project, gebouw N-laag Postbus 513 5600 MB
EINDHOVEN
Telefoon: 040-473095 Oplage: 600
Inhoudsopgave
1 . Voorwoord 2. Schakelcursus natuurkunde .•....•..•.•••.•....•.••....••• Eric Payens 4. Naar een meer leerlinggerichte aanpak van de optica ..... Gerrit Verkerk 9. Onderzoek naar sekseverschil in school- en werkloopbaan. ll.Interview met Ineke Delies, adjunct directeur Chr. MTS Groningen ••••......•.•..••.•......•.•.•.••••...........• Marja Brand 16.Minder grof in de mond als er meisjes bij zijn .....••••. lB.Problemen voor emancipatie na SVM-operatie? .••....•...•. Marja Brand 22. Emancipatie •.•..........•........•••.•.••..•.•.......... 23.Wat valt er te leren van de ervaringen van vrouwenvakscholen? Marja Brand 2 6. 4e PA TT-conferentie .•..•.....•.................•.......• Loes Roelafs 29.Techniek op de basisschool (2) .•.......•••.............. Falco de Klerk Walters 32.Materiaal bespreking: COBO cursusboek "Meisjes en techniek". Marja Brand
Voorwoord Dit wordt alweer de dertiende MoMENTopname sinds het Mentproject gestart is met haar berichtgeving naar buiten. Op dit moment is de oplage 600 stuks waarvan het merendeel (ca. 520 stuks) naar vaste abonnee's toegestuurd wordt. Met u kijken zij uit naar nieuws over natuurkunde voor meisjes en ideëen voor het verbeteren van de doorstroom van meisjes met natuurkunde naar de technische studierichtingen. In deze MoMENTopname zit weer volop nieuws, o.a. voor natuurkundedocenten. Het artikel van Eric Payens gaat over de katernen die bij MENT verkrijgbaar zijn als u of een van uw leerlingen behoefte heeft aan een schakelcursus waarin de basiskennis natuurkunde wordt opgefrist of bijgebracht. Niet dat daarmee het probleem van de aansluiting van het lesprogramma in het voortgezetonderwijs op vervolgopleidingen is opgelost, maar wij menen dat we hiermee wel leerlingen die (te) laat bedenken dat zij natuurkunde nodig hebben hulp kunnen bieden. De strekking van het artikel over Jo Diederen is dat je leerlingen een zo breed mogelijke vooropleiding moet bieden en de definitieve keuze zo laat mogelijk moet laten maken. Zijn onderzoek "Meer of minder ongelijk" geeft een beeld van de verschillen in loopbaan van jongens en meisjes. Een groep mensen geboren in '52/'53 is langdurig gevolgd en Jo Diederen bevestigde dat meisjes met goede schoolprestaties uit zogenoemde hogere milieus eerder voor een "mannenberoep" kiezen dan uit de sociaal lagere milieus. Dit verklaart voor een deel de geringe deelname van meisjes aan middelbaar technisch onderwijs. Een ander aspect hieraan is het sekseverschil op de lagere school. Misschien dat het vak techniek op de basisschool hieraan iets kan veranderen. Falco de Klerk Walters gaat in zijn artikel in op de manier waarop in Engeland leerkrachten in het basisonderwijs bijgeschoold worden voor het leren omgaan met techniekwiessen aan kinderen. Loes Roelofs vertelt ons iets over uitwisseling van ervaringen met deelnemers uit andere landen en culturen over vrouwen in de techniek. Als u het liever dicht bij huis houdt, kunt u terecht bij de problemen die de SVM mogelijk oplevert voor emancipatie op school, terwijl de materiaal bespreking dit keer over een cursus gaat waarmee je collega's kunt leren denken over •meisjes en techniek". Voldoende leesstof dachten wij zo. Veel plezier.
;v~·(,\..
r,11.-o...v..l .
2
MAVO
===>)
SCHAKELCURSUS NATUURKUNDE
===>)
MTS
Medewerk(st)ers van het MENT-project hebben een schakelcursus natuurkunde ontwikkeld waar MTS-en gebruik van kunnen maken. De cursus is bedoeld voor leerlingen die geen natuurkunde in hun pakket gehad hebben. Zij kunnen, na het met voldoende resultaat volgen van de cursus, toch een opleiding starten aan de MTS. De schakelcursus bestaat uit vijf modulen: mechanica geluidvaste stoffen, vloeistoffen, gassen - energie - elektriciteit en magnetisme. De inhoud van elke module is gebaseerd op het overeenkomstige leerstofgebied uit het WEN-examenprogramma voor mavoc/d. Er is naar gestreefd een zo groot mogelijk terrein van de natuurkunde te bestrijken. Het is naar onze mening echter niet mogelijk om het complete mavo-programma in een zo kort bestek te behandelen. In elk leerstofgebied zijn dan ook onderwerpen weggelaten. Daarbij is gekozen voor die onderwerpen die in het natuurkunde-programma van de MTS nog zeer uitgebreid aan de orde komen. Tevens zijn enkele onderwerpen weggelaten die ook op de MTS niet meer aan bod komen. Elke MTS kan zelf bepalen welke modulen een leerling dient te verwerken om toegelaten te worden tot één van haar afdelingen. Op die manier is het mogelijk voor elke leerling een pakket samen te stellen dat is afgestemd op de afdelingskeuze van die leerling. Tot nu toe hebben 24 MTS-en aangegeven de schakelcursus te gaan gebruiken in de periode tussen de eindexamens en de zomervakantie. Daarbij valt op dat zich naast een grote groep jongens slechts een klein aantal meisjes voor de cursus heeft aangemeld. We hopen dat dat nog verandert. In een van de volgende moMENTopnamen zal gerapporteerd worden over de definitieve deelname aan en de ervaringen met de schakelcursus.
3
In de regio's Amsterdam en Twente organiseren de MTS-en de schakelcursus gezamenlijk. Daardoor wordt de groep cursisten wat groter en kunnen de werkzaamheden over een groter aantal natuurkundedocenten verdeeld worden. Een ander voordeel van deze aanpak is de mogelijkheid om gezamenlijk de eventuele problemen van de cursisten gedurende het eerste cursusjaar aan te pakken. MTS-en die alsnog geïnteresseerd zijn in de schakelcursus natuurkunde kunnen contact opnemen met het MENT-project. AFSCHEID
Het onderzoek naar de houding van docenten ten aanzien van jongens en meisjes in de klas is nog lang niet afgerond en loopt door. De effectiviteit van de natuurkunde-schakelcursus wordt nog onderzocht. Het percentage me is jes dat natuurkunde kiest maakt het werk van het Ment project nog steeds noodzakelijk. De werkzaamheden van het MENT-team zijn divers en uitdagend. De onderlinge verstandhouding tussen de medewerk(st)ers is goed. Toch zal ik per 1 augustus mijn taak in het onderwijs als docent natuurkunde weer gaan opnemen. Na de afronding van het docentenvooronderzoek bij een vijftal docenten en het leerlingonderzoek bij 140 leerlingen gaat mijn opvolg(st)er gedurende het volgende schooljaar het onderzoek onder een grotere groep docenten en leerlingen uitvoeren. De evaluatie van de schakelcursus zal ik ook aan een ander over moeten laten. De keuze is erg moeilijk geweest, maar uiteindelijk hebben de uitdaging van het actieve onderwijs, de gezinsuitbreiding en de reisafstand het gewonnen. Ik zal blij zijn als de lange reistijden Nijmegen-Eindhoven voorbij zijn. Het gedrang bij de drukke treinen zal ik fietsend over de dijk langs de Waal snel vergeten. Zoals ik nu de uitdaging van een klas leerlingen mis, zal ik straks waarschijnlijk de relatieve rust van een bureaubaan missen. Tot slot wil ik ieder die mij in de afgelopen tijd met raad en daad heeft bijgestaan bedanken. Tot ziens in 'het veld'. Eric Payens
4
Naar een meer leerlinggerichte aanpak van de optica Begripsontwikkeling Op dit moment wordt in de natuurkunde didaktiek veel onderzoek gedaan naar begripsontwikkeling bij leerlingen. Men probeert daarbij niet alleen inzicht te krijgen in de manier waarop leerlingen de leerstof ontvangen, verwerken en kunnen toepassen, maar men probeert ook aan te geven op welke wijze het leerproces vanaf het allereerste begin vebeterd kan worden. Hierbij is het van belang te weten welke ideeen er al bij de leerlingen leven voor de behandeling van de leerstof. Als de stof niet of niet voldoende aansluit op de voorkennis bestaat er gevaar dat er twee theoriëen naast elkaar gevormd worden. De ene theorie is gevormd op de dagelijkse praktijk. Hiermee kunnen de meeste dagelijkse verschijnselen tot op zekere hoogte bevredigend voor de leerlingen zelf begrepen worden. De andere theorie is de •wetenschappelijk verantwoorde" theorie die op school wordt aangeleerd. Er worden sommen over gemaakt en de theorie wordt met (laboratorium)proeven verduidelijkt en geïllustreerd. Deze theorie staat los van de dagelijkse leefwereld en wordt in de praktijk snel vergeten. Vaak hoor je dan ook de opmerking: "Van dat onderwerp heb ik nooit iets gesnapt". Huidige aanpak optica Een
voorbeeld
van
zo'n
onderwerp
waarbij
de
aansluiting
van
schoolse kennis op voorkennis onvoldoende plaatsvindt is de optica. Hoewel de leerlingen al vanaf de geboorte geconfronteerd zijn met licht en dus ideëen hebben over licht begint men in de meeste leerboeken met de introductie van het abstracte begrip lichtstraal om vervolgens stralengangen te kunnen tekenen en stralengangconstructies te kunnen uitvoeren met spiegels, lenzen en optische systemen. Naast deze meetkundige benadering worden formules geïntroduceerd waarmee op algebraïsche wijze de breking van licht en de beeldvorming bij lenzen beschreven wordt. Deze introductie gebeurt aan de hand van practicum en demonstratieproeven. De hierboven beschreven abstracte aanpak sloot destijds aan op het wiskunde-onderwijs, in het bijzonder op de vlakke meetkunde zoals die behandeld werd in de tweede klas van de HBS. Intussen
5
is de vlakke meetkunde als apart vak uit het wiskunde programma verdwenen, terwijl de aanpak van de optica niet veranderd is.
De beeldvorming bij een microscoop. Wel zien we in het algemeen een teruggang in de optica-leerstof, zowel in de onder- als de bovenbouw. Bekijken we bijvoorbeeld de geometrische- en de golfoptica in het huidige eindexamenprogramma voor het vwo dan kunnen we constateren dat slechts een klein gedeelte van de opticaleerstof uit een methode van voor de mammoetwat aan de orde komt in de kernleerstof. Voor het havo is de teruggang nog groter. Veel onderwerpen worden niet of slechts in kwalitatieve zin behandeld. Men heeft vooral de toepassingen geschrapt. Voor de geometrische-optica vinden we een groot deel van de toepassingen terug in het vwo keuzeonderwerp "zien en waarnemen" en voor de golf-optica in het keuzeonderwerp "licht als golfverschijnsel". Optica in het WEN-programma De WEN (Werkgroep Eindexamens Natuurkunde) heeft de geometrischeoptica en de golf-optica nog verder "afgeslankt". Zo beperkt men zich tot een beeldconstructie die betrekking heeft op een positieve lens met een reëel voorwerp en een reëel beeld. Dit zal eerder fungeren als een geheugenplaatje dan inzicht geven in beeldvorming of stralengangconstructies. Het lijkt er op dat de WEN alleen gekeken heeft naar het bestaande programma en wat daar vanaf kon, maar niet naar technologische innovaties op het gebied van de optica en ook niet naar optische verschijnselen uit de dagelijkse leefwereld. In de contexten heeft de WEN nauwelijks
6
meer genoemd dan de al traditioneel bekende optische apparatuur en in de paragraaf biofysica van het vwo programma wordt het oog los van de optica in een traditionele aanpak beschreven. Ook in de paragraaf optica van het examenprogramma natuurkunde D-nivo zien we de klassieke opzet die begint met de introductie van de lichtstraal. De convergerende werking van het oog komt pas op het laatst aan bod terwijl hier moderne toepassingen van de optica in het geheel niet aan de orde komen. Onderzoek naar voorstellingen van leerlingen Door velen is al onderzocht welke ideeen of voorstellingen er zoal leven bij leerlingen die nog geen optica-onderwijs gehad hebben (1). Via een literatuurstudie hebben wij deze voorstellingen, in het bijzonder de zgn. misvattingen 1 verzameld en gecategoriseerd. Vervolgens is door ons een misvattingenonderzoek uitgevoerd onder leerlingen die reeds geometrische optica hadden gehad (2). De literatuurstudie en het onderzoek hebben ons inzicht gegeven in bestaande misvattingen bij leerlingen. De misvattingen heersen niet alleen bij leerlingen die nog geen optica-onderwijs gekregen hebben, maar ook bij leerlingen in een later stadium, zij het in beperktere mate. We kunnen zeggen dat het optica-onderwijs niet altijd in staat is geweest de oude, onjuiste denkbeelden van leerlingen te verdringen. Aanbevelingen op basis van onderzoek Op basis van het onderzoek naar begripsontwikkeling hebben wij een samenhangend pakket aanbevelingen gedaan voor de inrichting van het optica-curriculum ( 3). Deze aanbevelingen hebben zowel betrekking op de lijn volgens welke de leerstof behandeld kan worden als ook op de behandeling van de afzonderlijke concepten. Als belangrijkste invalshoek voor een behandeling van de optica zien wij de leefwereld van leerlingen. In de leefwereld worden zij voortdurend geconfronteerd met "het zien". Het ligt daarom voor de hand het zicht-concept als basis voor een behandeling van de optica te kiezen. Daarbij behoort er veel aandacht besteed te worden aan het oog, de bouw en werking van het oog. In deze benadering past de introductie van de lichtkegel vanuit een voorwerpspunt naar het oog.
7
,;F,~
··L~~----
Virtueel beeldpunt en virtueel beeld bij een vlakke spiegel.
Van al het licht dat een voorwerp weerkaatst vangen we met het oog slechts een klein deel op. Vanuit een voorwerpspunt is dat een hele spitse lichtkegel, waarvan de basis gevormd wordt door de pupil van ons oog. Deze lichtkegel wordt door de ooglens samengeknepen tot een punt op ons netvlies. Elk voorwerp in het gezichtsveld zendt vanuit elk punt in andere richtingen licht uit. Vanuit elk punt van een voorwerp valt er dus een kegeltje in ons oog. De kegeltjes worden op verschillende punten van het netvlies samengeknepen zodat we afzonderlijke punten van het voorwerp kunnen onderscheiden. De lenswerking en de beeldvorming sluit hier direct op aan. Pas in een later stadium wordt dan het abstracte begrip lichtstraal geintroduceerd. Optica in de Eindtermen basisvorming natuur- en scheikunde Onze aanbevelingen zijn intussen voor een belangrijk
deel
verwerkt in het "advies over de voorlopige eindtermen basisvorming in het voortgezetonderwijs: natuur- en scheikunde". In het contextgebied "licht en beeld" komen lichtverschijnselen aan de orde vanuit de optiek "licht zien". Het oog heeft in deze benadering veel aandacht gekregen. Bij de beeldvorming heeft men de abstracte aanpak met de drie constructiestralen op het zogenaamde "hogere niveau" geplaatst, terwijl beeldvorming bij een positieve lens door het tekenen van lichtkegels voor alle leerlingen behandeld dient te worden. Ook moderne technische toepassingen van de optica zijn in het advies opgenomen, zij het voor het hogere niveau. Optica in de bovenbouw Zoals al eerder is opgemerkt is in de adviezen van de Werkgroep Examenprogramma's Natuurkunde (nog) geen rekening gehouden met
8
onze aanbevelingen. Echter in het kader van het Project Bovenbouw Natuurkunde (PBN) is het mogelijk gebleken de beschrijvingen van de optica leerstof en van het oog uit het WEN-programma samen te voegen en uit te werken tot een didaktische opzet waarin wel uitgegaan wordt van het zichtconcept ( 4). In deze opzet wordt bovendien in de vorm van keuzeonderwerpen aandacht geschonken aan relevante contextgebieden uit de leefwereld van leerlingen en uit de moderne optica, die in het WEN-programma niet voorkomen. De door ons voorgestelde aanpak is voor alle leerlingen en dus ook voor meisjes aantrekkelijker dan de klassieke. Immers er wordt aansluiting gezocht bij aspecten uit het dagelijkse leven van leerlingen, er wordt ingespeeld op ideeen die al leven bij leerlingen en er wordt nadruk gelegd op toepasbare kennis. Door uit te gaan van het zichtconcept met ruime aandacht voor het menselijk oog is bovendien een relatie gelegd tussen de fysica en de mens zelf. We verwachten dat dit laatste aspect meisjes zal aanspreken. Gerrit Verkerk 1.
Th.
Wubbels,
Elementaire
begrippen
in
de
geometrische
optica:leerlingvoorstellingen en schoolboekteksten. Tijdschrift voor didactiek van de ~-wetenschappen 4, blz. (1986)
19-37
2. R.E.A. Beuwens enG. Verkerk, Inventarisatie van misconcepties in de opti'ca. Tijdschrift voor didactiek van de (1988)
~-wetenschappen
6, blz.
83-98
3. R.E.A. Beuwens en G. Verkerk, De inrichting van een optica curriculum, uitgaande van misconcepties. Tijdschrift voor didactiek van de (1989) 4. R.E.A. Bouwens, voor de bovenbouw.
~-wetenschappen
Meisjesvriendelijke
Momentopname 12, blz. 16-20 (1989).
7, blz. 27-44
natuurkundelespakketten
9
Onderzoek naar sekseverschil ,,Meisjes op school net zo goed, maar . '' gaan andere k ant uit (Van een onzer verslaggeefsters) UTRECHT - "Meisjes presteren helemaal niet minder dan jongens, maar de meesten gaan na de basisschool nog wel steeds een andere kant op. Geen vrolijke boodschap? Het is maar net hoe je het bekijkt". De ogen van socioloog Jo Diederen (49 jaar) beginnen te twinkelen. De maker van het proefschrift 'Meer of minder ongelijk', waarop hij jongstleden woensdag aan de Eras· mus Universiteit In Rotterdam promoveerde, schept er duidelijk genoegen In om op de betrekkelijkheid der dingen te wijzen. .Het Is een kwestie van waardering. lkmlt beoordeel loopbanen in typische 'vrouwenberoepen' niet negatief, maar kan er natuurlijk niet omheen dat het maatschappelijk wel gebeurt. De ene camere heell; nu eenmaal meer status dan de andere". De uitkomst van zijn onderzoek naar seksevel'lSChil als een van de mogelijke oorzaken naast milJeu en schoolprestatie voor de loopbaan, is op het eerste gezicht mlsschlen niet zo verrassend. Zijn meest sprekende 'vondst', namelijk dat meisjes met goede schoolprestaties uit
20genoemde hogere milieus eer· der voor een mannenberoep kiezen en dat bet sekseverschil al op de lagere school een belangrijke rol speelt in het nemen van besluiten. kan echter in de toekomst van groot belang zijn. .De voorstanders van gelijke kansen voor mannen en vrou· wen op de arbeidsmarkt kunnen er hun voordeel mee doen", klinkt het nuchter. .,Mijn onderzoel< kan een handje helpen bij het beantwoorden van de vraag of en hoe je meisjes moet stlmu· leren andere richtingen te kle· zen. Ik weet het antwoord daarop niet. Het Is voor mij nog maar de vraag of je sommige meisjes de keuze tussen zorgen voor het gezin of een vervelende fabrleks· baan moet ontnemen".
Boodschap De vraag welke bood.schap zijn proefschrlll; voor mensen met niet zo verscbrlkkelijk goed lerende kinderen zou kunnen he· vatten, weet Jo Diederen ook niet een-twee-drie te beantwoor· den .•Ik kan ouders die bun kinderen een zo groot mogelijke keuze willen geven, alleen maar wijzen op het belang van de prestatle op de basisschool en op het feit dat jongens en mels· jes al heel jong bepaalde voorkeuren voor richtingen hebben. Je kunt de definitieve keuze mln of meer uitstellen door een zo breed mogelijke vooropleiding". Het gesprek met projectlelder Jo Diederen van bet al sinds 1965 lopende onderzoek naar de school· en beroepsloopbaan van een generatie jongens en meis· jes, Is afgedwaald van felten naar meningen. Hij heeft uitgelegd hoe In twee vorige onder-
zoetsfasen de carrière-stappen van bonderden jongens en mels· jes die In 1965 de lagere school verlieten, Is gevolgd en hoe nu een volgende fase over de loopbaan tussen het 26e en 36e jaar In kaart wordt gebracht. De hoeveelheid gegevens over de?.e generatie, de schoolprestaties en het milieu, waren voor Jo Diede· ren reden om op eigen houtje na· der te onderzoeken In hoeverre seksevel'lSChillen de gemaakte keuzes hebben belnvloed.
Generatie De vraag over welke generatie we het eigenlijk hebben, stemt hem even tot nadenken. ,.We hebben het over mannen en vrouwen die in '52 of '53 zijn geboren en die nu midden dertig zijn en ongeveer het hoogtepunt van hun beroepsloopbaan hebben bereikt. Het zijn de kinderen van de lagere school uit de Jaren '60. Mensen die In de jaren '70 volwassen zijn geworden. De periode waarin de ongelijkheld tussen de seksen weer onderwerp van discussie Is geworden". ,.Het Is een traditoneel opgegroeide generatie", vervolgt hlj. .,Het gaat om mensen die in ver· houding tot hun ouders een he· tere opleiding hebben gehad. Veel moeders van deze kinderen hebben alleen lagere school. Al· leen al de leerplicht tot 15 jaar heeft; ervoor gezorgd dat deze jongens en meisjes langer naar school zijn gegaan". ~ De cijfers tonen volgens 'Jo Diederen duidelijk aan dat meisjes niet mlnder presteren dan jongens. ,.De helft van de?.e ge· neratie was met 17 Jaar op de ar· beldsmarkt. Ik heb het over jongens én meisjes", begint hlj en
10
haalt vervolgens de ene na de andere grailek tevoorschijn om een indruk te geven hoe hij beschikbaar materlaai van onder en bOven en opzij heeft bekeken en vergeleken. ,.Het sekseverschil blijkt al uit de beroepswens van kinderen te· gen het einde van de lagere school. Het gaat op die leertlid weliswaar nog om een primitieve wens, maar dan Is er al sprake van een soort voorsorteren. De wensen kun je onderverdelen in negen arbeldsseetoren en dan blijken veel meisjes bijvoorbeeld al een duidelijke voorkeur voor de medischelsoctale or wel verzorgende hoek te hebben". Hetzelfde verschijnsel doet zich voor tegen het einde van het voortgezet onderwijs, waar de wegen tussen veel jongens en veel meisjes :
met goede leerprestaties uit hogere milleus met het oog op een goede baan een andere beroepskeuze maken, komt inmiddels niet meer uit de lucht vailen en verklaart waarom veel van deze vrouwen wel In 'mannenberoepen' terechtkomen. ,.Deze generatle heelt overigens betrekkelijk weinig mensen met een universitaire opleiding opgeleverd
en dus zijn er sowieso al minder
mensen in de hogere beroepen terechtgekomen. Het ls ook zo dat vrijwel alle vrouwen die zijn blijven werken In vergelijking met mannen. functies met een lagere maatschappelijke status bekleden". Zeven procent van de mannen van deze generatie Is in een hoger beroep terechtgekomen tegen twee procent van de vrouwen. Het verschil tussen de jongens en meisjes met hoge schoolprestaties uit de hoge mi-
lieus is aanzienlijk minder. na-
melijk 13 procent mannen en 12 procent vrouwen In een hoger beroep. Dit laatste beeld Is echter nog wat te rooskleurig, want 24 proeen t van de mannen uit deze groep heeft nog geen baan en daaruit mag je concluderen dat ze voor een deel nog of weer op de een of andere manier aan
het studeren zijn en nog in een hoger beroep terecht zal komen.
Ik schat dat we uiteindelijk op 20 procent mannen en I0 procent vrouwen met goede school· prestatles uit goede milieu 's zullen uitkomen".
Uit: Utrechts Nieuwsblad 6 rnaart 1989
11
• Ik kan niet zeggen dat nu het emancipatieproject meisjes en techniek bij ons op school loopt alle jongens een evenwichtiger beeld van vrouwen hebben gekregen, dat kan ik niet zeggen, helaas niet" intervieuw met Ineke Delies, adjunct directeur Chr. MTS Groningen Weinig vrouwen in directie op een MTS Ineke Delies ( 33 jaar) is voor het vierde jaar werkzaam als adjunct directeur verbonden aan de Chr. MTS Groningen. Het leek ons een goed idee naar haar ervaringen te vragen als een van de weinige vrouwen in die MTO wereld. Bovendien heeft de MTS Groningen nog tot augustus 1991 de projectleiding in huis van het emancipatieproject "meisjes en techniek". Ineke heeft na haar studie nederlands en handenarbeid aan de lerarenopleiding en de studie nederlands aan de RUG een jaar als aan de MTS voor ze docent lesgegeven aan een mavo en vijf solliciteerde naar een van de vacatures die met de HOS nota beschikbaar kwamen. Er werden twee deeltijd directieleden gevraagd en een schooldecaan. Beide functies leken haar wel een uitdaging na het lesgeven. Dat het uiteindelijk het adjunctschap werd voor onderwijskundige ontwikkelingen verbaasde eigenlijk niemand zozeer als haarzelf. Gevraagd naar de uitdaging in deze baan vertelt ze over haar ideêen en de werkelijkheid van het werk. "Ik ben wel een beetje ambitieus. Ik wil graag iets goed doen. Ik ben ook in veel dingen geïnteresseerd. Als ik dan een poos je hetzelfde werk doe zoek ik weer naar iets nieuws. Ik kan niet tegen sleur. Toen ik dan ook in de vijf jaar op de MTS betrokken was geraakt in leerlingbegeleiding, stagebegeleiding, sollicitatietraining, schoolkrant en het opzetten van een bibliotheek, was ik toe aan veranderen. Meer eigen verantwoordelijkheid, beleid uitstippelen leek me wel leuk. Ook omdat ik heel graag dingen wil regelen." Ze voerde sollicitatiegesprekken met bestuur, de directie, het onderwijzend personeel en niet onderwijzend personeel en tot haar eigen verbazing was niemand verbaasd over haar stap. Bij landelijke besprekingen op het gebied van talen en
12
modulering nam ze al waar voor de directieleden dus men kende haar werk op andere terreinen dan het eigen vakgebied. Hoe bevalt het werk? "Het eerste jaar vond ik heel moeilijk. Je krijgt dan voor het eerst een kijkje achter de schermen en daar zitten ook negatieve kanten aan vast. Je schrikt bijvoorbeeld van je eigen kwetsbaarheid en van hoe mensen je op een voetstuk zetten, da's heel gek. Je kunt niet zomaar meer een opmerking maken, als grap een beetje relativeren. Soms mis ik dat wel een beetje. Ook het formele karakter van sommige kontakten valt tegen. Hoe mensen met je omgaan als je directielid bent. Het is aan de ene kant wel noodzakelijk, maar ik vind het niet leuk. Misschien is dat wel een beetje hypocriet van me hoor". Wat ze ook niet leuk vindt is het feit dat ze soms wordt aangesproken op haar functie, maar verwijten krijgt op de persoon. "Je moet wel leren incasseren, dat kan nog wel een stukje beter vind ik." Vrouwelijk takenpakket Op dit moment houdt ze zich bezig met leerlingbegeleiding, het emancipatieproject, onderwijsvernieuwingen zoals het modulair onderwijs en de nascholing. Ze noemt het zelf nogal een vrouwelijk pakket, niet echt keihard. Andere taken zoals lesroosters maken, financiêle overzichten ed. trekken haar niet zo. Ze noemt zichzelf meer een type voor het uitzetten van grote lijnen. Ergens een beetje over nadenken, filosoferen. De leuke kanten aan haar werk noemt ze het invloed uitoefenen, iets regelen, proberen iets ten goede te keren. Ook het stimuleren van mensen en het afwisselende karakter van het werk trekken haar enorm. Zoals ze dat noemt:" Ik hou heel erg van vrijheid, ik kan slecht tegen autoritaire gezagsverhoudingen. Er zitten wat dat betreft heel wat leuke kanten aan het werk". Het beleidsmatig bezig zijn, het filosofische trekt haar wel. Het vervelende aan het werk is de konstante tijdsdruk. Daar heeft ze heel erg aan moeten wennen. Soms moeten er beslissingen genomen worden in een hele korte tijd. Ook zonder voldoende tijd om achtergrond informatie te verzamelen moeten er besluiten genomen worden. Ze schetst me vervolgens een beeld van iemand in
13
de spreekkamer hebben, een telefoontje krijgen en iemand die op de gang wacht terwijl zijn.
je over een kwartier ergens anders moet
Klimaat op school voor een emancipatieproject Terwij 1 we verder praten over het emancipatieproject op school ontvallen haar regelmatig relativerende opmerkingen. Het project kwam niet uit de lucht vallen, er was al een klimaat voor op school. Jeike de Haan werkte samen met haar aan voorlichting aan en leerlingbegeleiding van meisjes. Toen dat nog al een tijdrovende zaak werd als ze het goed wilden doen kwam automatisch de aanvraag voor meer taakuren voor een project.
Over de collega's zegt ze: "In het begin waren er wel wat weerstanden tegen een project meisjes en techniek op school, maar er waren dingen waar iedereen het wel over eens was. Zoals het feit dat meisjes het moeilijker hebben dan jongens op de MTS door hun uitzonderingspositie. Ook vond bijna iedereen het wel logisch dat meisjes ook naar de MTS moeten kunnen". Een moeilijker punt is de vraag naar "Hoe behandel jij als individuele docent meisjes?". Het sterke punt van het project bij hen op school noemt ze het konkrete. Dingen doen. Het merendeel van de collega's heeft nu ook een idee wat met meisjesvriendelijk wordt bedoeld. ze werken mee aan de doedagen en proberen er het beste van te maken. Ook met betrekking tot de jongens op school gaat het goed op het nivo van actieve betrokkenheid. Ze werken mee tijdens voorlichtingsdagen op de MTS, maar "of ze dat ook doen in hun prive-leven weet ik niet. Het zijn toch wel traditionele mensen. Ik weet niet waarom. Ik kan dus ook niet zeggen dat nu het emancipatieproject op school loopt alle jongens een evenwichtiger beeld van vrouwen hebben gekregen, helaas niet. Maar er zijn ook nog leraren die dat niet hebben. Hoeveel dat er zijn kan ik niet inschatten, dat wisselt per voorval. Ze zijn nogal onvoorspelbaar. Misschien dat ze zich tegenover mij ook niet zo zullen uitspreken. Misschien dat ze wel meer op hun woorden letten als ik er bij ben, dat vermoed ik, dan wanneer ze onder elkaar zijn. Schat dan maar eens in hoe vrouwvriendelijk ze zijn."
14
Opbrengst van het project
We
spreken
ook
nog over
project op school.
het
Over drie
te
verwachten
jaar verwacht
resultaat
van
Ineke De lies
het
"iets
meer vrouwen". Dat het er geen 50 % zullen zijn is duidelijk. Ze verwacht dan ook geen
"spectaculaire resultaten".
Ook als
het
project uiteindelijk bij 5 % meisjes blijft steken noemt ze het de
moeite
waard
geweest.
Het
is
altijd
de
moeite
waard
te
proberen vrouwvriendelijker te zijn als school. Eigenschappen van een (adjunct)directeur Als ik haar vraag een beeld te schetsen van de eigenschappen die
iemand moet hebben om een baan als adjunct directeur op de MTS te kunnen vervullen somt ze een heel rijtje op en vertelt daar lachend bij dat zij die eigenschappen niet allemaal bezit, maar wel zou willen bezitten. l."Je moet kunnen doorzetten, niet meteen na de eerste tegenslag opgeven maar gewoon doorgaan; 2.
je moet vernieuwend zijn. Niet bang zijn om nieuwe dingen te
doen, initiatieven te nemen of om eens een keer te mislukken. Dat moet je gewoon durven; 3.
je moet geduldig kunnen zijn (ik wil niet zeggen dat ik dat
ben, maar je zou het moeten zijn), een beetje rustig zijn, tact hebben; 4. je moet snel van begrip zijn. Dat is misschien in mijn positie wel
helemaal
belangrijk
geweest
omdat
ik
geen
technische
achtergrond heb. Je moet heel snel in kunnen spelen op situaties die je niet bekend zijn. Dan moet je gewoon razendsnel zijn; 5. je moet zorgvuldig met cijfermateriaal enz;
mensen
omgaan,
met
informatie,
met
6. je moet leiding kunnen geven; 7. je moet kunnen relativeren. Er worden wel eens dingen tegen je gezegd die niet zo bedoeld zijn, of omdat je directielid bent; 8. je moet zelfstandig kunnen zijn en 9.
je moet een visie hebben.
Hoe denk je dat het moet, hoe denk
je dat het anders moet, wat is aan vernieuwing toe, waaraan moet je extra aandacht geven, welke mensen wil je daarvoor inzetten en op welke termijn". Omdat ik toch wel nieuwsgierig ben of Ineke door het werken op de
IS
MTS technischer is geworden stel
ik haar die vraag.
Ze
lacht
breeduit en zegt hardgrondig: "Oh god nee. Ik weet er nu wel meer van, maar ik ben niet praktischer geworden. Wel kan ik een technisch verslag beoordelen op terminologiëen of ze technisch kloppen, maar echt handiger ben ik niet geworden. Dat wil ik ook niet hoor. Die boeken over gereedschappen en materialen .... man wat is dat saai. Daar mankeert nogal wat aan. Maar dat moet ik natuurlijk niet laten blijken aan al die jongens en meisjes, want dan laat je ze zo in de steek." Marja Brand
Acrieooerende verplegers m verzorgers tijdens de blokkade van her gebouw van de Nationale Ziekenhuis Raad Foto Jud•" ~'"" (NZR! in Urrechr. Ongeveer vijftig personen deden aan de acrie mee.
Uit: de Volkskrant
2 mei 1989
16
Minder grof 1n de mond als er meisjes bij zijn let>rlingf'n kriigen uilleg Otttor houtbewerlrlng tiCKJ
H t zijn eigenlijk ,11 kleine aannemers, vmdt Rein
de Graaff. docent houwkunde aan rle Alkmaarse MTS. "Als ik voor mijn vak een e:xcursie naar Parijs organiseer, dan probeer ik alles zo goedkoop mo~ gelijk te houden. Het zijn tensloue scholieren. Daarvan verwacht je dat ze toch niet overdreven ruim in het geld zitten. Maar uiteindelijk Joop je de stad rond met een groepje teerlingen van wie de broekzakken bij wijze van spreken uitpuilen van het geld. Die jongens klussen bij pa, oi bij de ken· nis van een vriendje; ze komen voor een niet onbelangrijk deel uit gezinnen met een eigen bedrijf. Ze weten van aanpakken. En ze krijgen dik betaald. Als je ziet wat zij per uur verdienen, op d1e leefw tijd" De MTS 'Alkmaar en omstreken' is een relatief oude school, ruim opgezet en met veel glas en veel plantenbakken. Een opvallende, wilde muurschildering siert de ene kant van de haL Aan de andere kant. naast de deur naar de aula, hangt een prijzen~ kast met veer blinkende bekers en kleurige vaantjes. Aan de andere zijde van de deur hangt een prikbord waarop leerlingen overbodig geworden schoolboeken en Honda's te koop aanbieden. Middenin de hal ligt een grote, ongeordende stapel raamkozijnen, naast een goedgebruikte ping~pong tafel en een kerstboom. "De leraren hier? Een bejaardentehuis", roept Mo~ nique Terra spontaan terwijl ze de Rosemarie-trîlogie aan de kant schuift. "En ze verschijnen het liefst in een stropdas en een colbertje." Ze doet voor de tweede maal het eerste jaar elektronica. Aan tafel wordt ze omringd door jongens uit haar klas. "Geen probleem hoor, al die jongens. Kijk maar. Of wilde je dat niet weten? Vorig jaar hadden we nog een hele meidenklas met gym; dal was achteraf gezien toch wel leuk. je valt ondanks alles behoorlijk op als meisje", besluit MonJque. "Jongens zijn misschten zelfs wel gezelliger dan meisjes", vindt tweedejaars Genrude Piet die tegenover haar zit. "Er is minder concurrentie onderling. En al ben je
het en1ge meisje in de klas, je kunt zo met ze mee~ kletsen over leraren, over uitgaan. Of over hun vriendin, als het net is uitgegaan, Je hebt zo contact", zegt ze wijzend op de jongens aan tafel, die elkaar druk een doorzichtig doosje van eE!n casset~ tebandje toeschuiven met daarin Wat draadjes en prîntplaatjes. "Moet hier nou muziek uit komen", vraagt een van hen. "Uitemdelijk wel ja", knikt de maker trots Volgens Rob Verbeek en Richard Klok, derdejaars elektronica, zijn de docenten minder grof în de mond als er metsjes bij zijn. Enkele docenten stel~ fen even later dat in dal geval juist de jóngens. een netter taalgebruik bezigen; voor hen maakt het niets uit.
VERGRIJSD De docenten houden zich tijdens de pauze schwl in de docentenkamer. waar grote zwart·witfoto's van Noordhollandse landschappen de muren vC'rsleren. De poster op het prikbord naast de postvak~ jes doet een poging hen tot actie op te wekken:
Bent u nog de slimste van de klas? Het docentenkorps is tamelijk vergrijsd, aldus directeur Van de Geer: "Toch nemen we eigenlijk ook !îever geen piepjonge docenten aan: in de klas rollen regelmatig allerlei levensvragen over de toonbank. Ie hebt tenslotte te maken met een groep adolescenten. Een wat oudere docent kan daar be~ ter op inspelen. Zo'n ervaren leraar heeft boven~ d1en meer natuurlijk overwicht."' In de hoek van zijn lichte kamer staat een flap· overbord met op het bovenste vel een snel met vilts!îft geschetste schematische voorstelling van de fusie-operatie voor het middelbaar beroepsonderwijs. Het is een operatie die volgens de directeur in het Alkmaarse nog wel eens kan stuklopen op wat misschien bijzaken lijken; "Wij bteden de leerlin gen in hun 1weede jaar één uur maatschappijleer. meer niet. Dat is ook ruim voldoende volgens de landelijke commissie die zich beztghoudt met de inhoud van het middelbaar technisch onderwijs in Nederland. Een uitbreiding van het aantal uren
17
rn.î.lt~ch,\!lPiil~·r. im·npring \,ln k~\.pn-.be,th()lJWP lijh.<• \·akkt•n la,l! 1h lwt zo Zt'~gt>n: \\'t' vrwl<•n lH \H'mi~ vnor t'Pn ~.,ho mortdl(~ m fitt• ndlting tP m,,_ I..Pn. Ik lwn nlt'f voor of lt:j.!.Pn E'Prl lum hg<•lwd. nl ll'g<'ll rl!t' \-,lki..Pn ,!!) _.,ich. 1\'\,),H l(~ p.r..,'oi"ll 111P! 111 on1P t-ultuw. Het ga.u tPn ko..,tt• hlO rlt•tt·• hru~dw \,lki..Pn_ \-\'t> mol'h•n wn~lottf' e<~n goed produkt ,H1('\'PfPn. O,l.lf \ r,l~Pn d(• ht>driJvPn om l n w nwrkt
hovt~ndien
d.l! ooi-.. dt- let'rlmgPn op PPn gP~.wvPn morru•nt ~Pfîtlt'~ twtlbt'n \~m ,Jig<'nlPl'lî vormt->nriP \ akkt>n ,ïl~ t'n !.ll<•n. Zt> l!ltNI ,1! 10
1,11\1!. op
rrwpr nw<• l.t,l!),! \.llll'n'
BOUWTEKENINGEN Ot• '\lkm.l
E•I1 vn1 grote ~t ,t.mldiiPPrlinp.w·n ~dmmnwlc rond d<• '-!:;o. van wit> er ('f'n kletne .1( h!honóNd op ..,,·hooi rondiopt~rL De ovPng<•n de vit•rrleja.tr~. lopPn f:'t•n j,~rhte n·rdtt•nin.l\ \H•r!.;vn lt•t:'rhn~en ~enm' Pnlrf'(•rd .1,1n bouwlekc•n:ngpn Pf'n rij duinhui;:pn 111 1)\''f'>IK'Cit('l. riiP l,lter op :.<-h.-1~11 11d).\Prll.l
d!'
Ouînt'nnj staar bt•twdPn. n1 dP praktijklnkdl(•n .•11 hdh ki,Idf "\V(' gevt>n in de praktijk minder 'handenarlwid' Oan huitenst<J.Hider~ ,-prwarht<-•n van een !(•chm· sche school". lPgl llouwkund(•c/ocent De Cra.·dt "BezoPkers remwn .-llt1irl onmiddt:>hJk n.lM dt) pr..l( tirumlokalt>n v<m: oh. dus h1pr gebeurt het .111t->rt1a.ll. Er v.aflf'n ook elk jaar IE"erlingen at die dt•nken de helP wt>ek met drd.adjes E'l1 schctkt•lingen tt: kunnPn wPrken. DP !heorievakken zijn wel hf.•(•! duidelijk op de berOf"pspraktijk afgestemd. V\/e wett.\n vrii nduwkeurig w.:lt er Z1ch atspeelt in de bt:'~ drijven. De st.Jf4el)€'g_eleiders zijn we-kt>lijks op pdd. Veel docenten zijn ook uit de praktijk ..1ikomstig. Ze hebben zî' h Hl dt> avonOuren b1jges<·hoold. De meP'>tt•n zijn ook rntensiel mpf hun vak 11f•zitL Hel i~ v.1.1k hèt onderwerp van gesprek. Van miJ mag het df en tot: wel e<:ns wat minrler, MaM het is niel zo'n let:svolk."
o(~ Gr~l.HI lil
(){).kin dP
f'm.-tnrip.HiPlOnl!'n!S~lP, s,ï~
men me1 rle t•nîw,• vrouwf•l1jkP riocent diP df• MT~ rij~ 1.... b·• liJn h~ltg n1P1 pen video \.\tlJnnet~ rf<> s-< hooi t~tm poc.ing wil \v,tgen nu't'r mPiSJt'" ,1.1n I('
w:HJ•n.
BROMMERS "\'\-'{' lwhlwn P1!-(t>nliik nauweltîb rt•gel ... ', aldu:- \'.m dp CPt>r. ·•\.Yt·l vral.!,en wp lx~p.lald(' dl'>!. i plint> CePn h,lnrlPI 1n rotje~ hijvoorbPt'kL t.'n voodop1g )-!t>t•n tt~P~!P!l nwt~r. \Ve org,misf"t'rden lot voor kor! j••• u!i~b ppn groot schoolh~~.. r· zo l1cht hn tw1 l,l,H_..,lf' punt IOP. "/vit>! Y,!WW h,mcfii'> Uil dP Olll)..\f'Vtng. D1e "'-osttPn /)('SI et~n p.JM <enh•n. fiPl .llgt>loIX'Il f•l.ll' \\,lrf.'n flink Witllongt~fb I whoortijk ,l.\ngt~ ~chott•n. D.îl moP! dan nog op hronmwr" n<1.1r hll!~ Ver wt:g, O,t,HV{)Of \'Vil ik dt• Vf'f,Hïfl,.vnordt'llikheid nwl l,mgPI dr,lgPn. "lt• prohf'<'fl Zt:-' l)p ~( hool t.'('l1 houd111g hii lf' brt'n· ~t·n \\,l.îfnWP 7_P H\ de pf,lktiJk nil'll<'gPn dC' muur zull<'n lnpPn. D.urom tll(.)Pff'n /\'ook nwP op('\~ i ur ... i(• n,t,u Ot> gtt>!criwn 1n Dutt...ld!HL Ceen ltn l.Jn nwt ' "I~ hoor ,lfli!d dat onJP "(hooi got'd bekPnd st.tal leggt>n ~llllkL l,ldt AJkn~tMr ma.u l..ornpn" ?P.gt Rob \'t.•riwek. nog .llti1d rplaxe·d liggend op PPn l,l· iel in Ót" duld. "Fee... wn lop<'n hîpr nooit t'( ht uil dP h;mri. Geen vechtpartiJ{'., zo.tl~ elder~. Er h.Jngen natuurlijk mens(ln voor pampus tegen de muur. D ..11 hou iP rtltifd. HP! hh;vPn 1mmers jongcnStE't>Sil'n.
\\la! reg JP, rht
1(1,1r )ciPf'l1
Uit: katern Open Beroepsonderwijs rnaart 1989
lees!
meer~"
18
Problemen voor emancipatie na SVM operatie? De SVM operatie is met de aanwij zing van de startlocaties een stapje dichterbij gekomen. In de 16 startlocaties zitten 15 multi-sectorscholen met techniek, waarvan er drie als actiepunt emancipatie in het pakket hebben nl. Leeuwarden, Zaanstad en Maastricht. De overige locaties hebben als actiepunten gekozen uit de onderwerpen financieel economisch beleid, personeelsbeleid en onderwijskundige vormgeving/bedrijfsvoering. Het Ment project heeft zich samen met een kleine werkgroep van de CEB, Contactgroep Emancipatie in het Beroepsonderwijs, gebogen over mogelijke problemen voor het voortbestaan van emancipatieprojecten na de SVM operatie. Het volgende artikel geeft een beeld van de gedachten over de ontwikkelingen in de techniek sectoren. Uiteraard zijn hiermee niet uitputtend alle gevolgen ingeschat, maar je zult toch ergens moeten beginnen. Verdwijnen de personen die zich nu actief opstellen voor een emancipatieproject? Door de fusies en de terugloop van het leerlingen aanbod met zo'n 20 tot 25 % zullen een aantal banen van leraren in het beroepsonderwijs minder nodig zijn. De verwachting is dat na de garantieperiode jonge leerkrachten met weinig ervaringsjaren uit het beroepsonderwijs zullen verdwijnen. Wetend dat de weinig vrouwelijke docenten over het algemeen binnen die groep vallen, is het denkbaar dat van de magere 6 % vrouwelijke docenten binnen het MTO er nog eens zullen verdwijnen. Ook de invloed van vrouwen op directienivo zal gering blijven of verminderen. De vrouwelijke directieleden in MBO scholen zijn nu voornamelijk te vinden in de MDGO scholen en juist zij zullen bij een meerhoofdige leiding minder snel op crusiale posten zoals personeelsbeheer en financiën of onderwijskundige ontwikkeling terecht komen (denk maar aan de soortgelijke ontwikkelingen binnen de STC operatie van het HBO). Uiteraard is het niet zo dat emancipatiezaken tot nu toe uitsluitend gedragen werd/wordt door de vrouwen in het MTO, maar procentueel gezien zijn er meer vrouwen uit deze kleine groep betrokken bij emancipatiezaken op school. Dit telt ook voor de inzet van jonge collega's in emancipatiezaken op school.
19
Als deze mensen en hun ervaring en inzichten verdwijnen, doet de school daarmee een stap terug in zijn ontwikkeling. Het is dus zaak in de gaten te houden hoe jonge leerkrachten m/v behouden kunnen blijven binnen het emancipatiewerk. Meisjes voorlichten over techniek: sector belang of schoolbelang? De emancipatieprojecten houden zich op dit moment heel intensief bezig met het verbeteren van het imago van de school naar "meisjesvriendelijk". voorlichting en werving richten zich specifiek op meisjes. Daarmee zijn relatief veel taakuren belast, of dekaanuren. Het is voor ons nog maar helemaal de vraag in hoeverre de sectoren hun verworvenheden, ervaringen en produkten op het gebied van "meisjes voorlichting" als fusie partners kunnen blijven toepassen. Denk bv. aan kosten van voorlichtingsbrochures van de school. Nu is daarin specifiek aandacht besteed aan het in beeld brengen van meisjes en het afstemmen van de tekst op jongens en meisjes. Herkenbaarheid van het produkt zal het klanten makkelijker maken eens een kijkje te gaan nemen in de school. Blijft dat zo als er een centrale PR functionaris verder gaat "hobbiën" aan het imago van de mul tisector school? Het waarom van voorlichtingsmiddelen speciaal voor meisjes is lang niet bij iedereen bekend. Ook de logo's en kleuren spelen daarin een rol. zullen alle scholen nu weer aan een nieuw produkt moeten gaan werken? Ons idee gaat toch meer in de richting van een centraal logo voor meisjes en techniek activiteiten. Een ander aspect hieraan is de dekanen voorlichting over meisjes en techniek op toeleverende scholen. Valt hieraan nog veel tijd/ geld te besteden als de verschillende sectoren ook graag hun sector zo goed mogelijk in beeld willen brengen bij toekomstige leerlingen en daarvoor diezelfde dekanen benaderen? Een volgend aspect aan de voorlichting is de open dag of doe dag voor meisjes. Zal in de multi sectorschool een centrale open dag gepland worden of worden er sector totale school op dezelfde dag open
dagen huis,
gehouden? Houdt de dan zullen meisjes
denken wij niet naar de techiek maar naar de veilige DGO en EC sectoren toegaan. Wij denken dat op meisjes gerichte voorlichting over de sector techniek een eigen (misschien landelijk vast)
20
tijdstip en programma moet hebben, zonder concurrentie van andere sectoren. Dat betekent geld en menskracht vastzetten op voorlichtingaactiviteiten en middelen alleen voor meisjes. Prioriteiten stellen: welke keuzes maak je? Binnen het opleidingatraject techniek zal er aandacht besteed kunnen worden aan 1. analyse van de specifieke belemmeringen voor meisjes in de sector techniek en het vervolgens instellen van maatregelen om negatieve effecten voor meisjes te heinvloeden cq. weg te nemen. Hierbij gaat het om aanpassen van de werkomgeving, bl;!invloeding van de beroepscultnur, een visie ontwikkelen op arbeidsbeleving van meisjes in de techniek, verminderen van ~tereotype socialisatie ~ffecten binnen de opleiding, pedagogische benadering van meisjes en jongens, opleidingsinho.ud doornemen {onderwerpskeuze die ook meisjes aanspreekt) enz. Het volgende wat gebeurt is 2. het vaststellen van prioriteiten op het gebeid van acties om de bij de analyse gevonden nadelen te verminderen. Je kunt dan denken aan zaken als het invoeren van een instapmodule voor meisjes met een niet passende vooropleiding, het instellen van een begeleidingasysteem voor meisjes, voldoende differentiatie, flexibiliseren van de doorstroom en keuzemogelijkheden bij het doorlopen van theorie en praktijkcomponent. Ook het aanpassen/ aanvullen van leermiddelen en werkvormen {taalgebruik, toetsvorme·n, Opbouw in moeilijkheidsgraad, aansluiten bij de ervaringswereld/ interesse ed.) kan worden aangepakt. Bij het vaststellen van de prioriteiten kan een knelpunt ontstaan. Hoe rechtvaardig je bv. een taakuur meisjesbegeleiding, achrijfgroep leerstof sexe -neutraal maken, voorbereiding van meisjes en jongens op gezamenlijke taakverdeling in huishouden en werk enz. en in hoeverre komen deze zaken door de hele school terug d.w.z. in alle sectoren en niet alleen techniek? Hoe evenwichtig wordt het beeld van de school naar buiten? AaDbevelingen Samengevat vallen er aantal maatregelen voor te stellen die het emancipatiewerk binnen het MTO kunnen versterken.
21
1. bij fusies zou in een meerhoofdige directie gestreefd moeten worden naar aanstelling van een vrouwelijk directielid. 2. bij cao onderhandelingen zou een positief actieplan deel van de inzet moeten zijn, waarin opgenomen dat bij fusies geen vrouwelijke docenten mogen verdwijnen als hun aantal procentueel gezien onder de 10 procent ligt. Het belang van rolmodellen en de invloed van vrouwelijke collega's op MTS'en is al eerder aangetoond (rapporten s.udo en A. Alting). 3. op meisjes gerichte voorlichting over techniek zou door de overheid apart gefinancierd moeten worden. Dit kan o.a. door een taakuur meisjesbegeleiding in techniek sectoren te financieren aangevuld met landelijk eenduidig voorlichtingsmateriaal voor meisjes en de MTS (video en brochures) distribueren via de afdeling voorlichting van 0 en w. 4. alle MTS docenten en directieleden zouden in een tijdsbestek van nu en vier jaar een nascholing op het gebied van meisjes en de MTS moeten kunnen krijgen. In de nascholing kunnen dan de onderwerpen voorlichting/ werving van meisjes, stagevoorbereiding en stagebegeleiding en voorkomen van ongewenste intimiteiten aan bod kunnen komen. Hiertoe zou de overheid een voorlichter kunnen aanstellen die naar de scholen toegaat, eventueel vergezeld van collega's van projectscholen die uit eigen ervaring kunnen putten bij het nascholen van collega's. Door een aantal taakuren te verstrekken aan project MTS'en voor het geven van deze voorlichting valt een netwerk structuur op te stellen voor overdragen van ervaringen en middelen. 5. als laatste zouden de procescoördinatoren SVM er op gericht moeten zijn dat de experimenten op startlocaties expliciet aandacht besteden aan het versterken van de positie van meisjes in het MBO. Dit kan o.a. door regelmatig verslag te doen van goede voorbeelden op dit gebied in het blad "Informatie SVM" of het uitgeven van een themanummer over de positie van meisjes en vrouwen. Marja Brand
22
Emanctpatie
Terecht constateert de procescoör· dinatie dat bijzondere aandacht besteed moet worden aan de positie van vrouwelijke directieleden die thans werkzaam zijn in de dgo~ sector en het !kl-mbo. In dit verband worden maatregelen genoemd, zoals de cursus 'Vrouw en Management'. de mogelijkheid tot deeltijdbenoemingen in de cenh trale directie en de instelling van een kandldatenbank" lk wijs daarnaast op het voornemen om in het kader van het A. en O.·fonds (arbeidsmarkt· en opleiding) te voorzien in de mogelijkheid om vrouwen die thans managementfunkties be· kleden na te scholen op het terrein van personeelsbeleid en bekostiging mbo Het beleid dient gericht te worden op een toename van het aantal vrou, wen in managementfuncties, met name in de technische sector. Dit is mede van belang voor de voorbeeld funktie naar metsjes. Gedacht kan worden aan extra aandacht voor werving en begeleiding van meisjes bîî lerarenopleidingen voor de technische inrichttngen. De instelling van een taakgroep door de procescoördinatw met betrok· kenheld van een aantal startlocaties en lopende emancipatieprojecten wordt door mtj van harte toegejuicht, De activ1teiten van deze taakgroep kunnen ertoe b-ijdragen dat het werken aan emancipatie doelstellingen een breed draagvlak krijgt binnen de instellingen en bijvoorb-eeld wordt verankerd in het schoolwerkplan. Verbetering van de beroepskwalifî· catie van meisjes en de doorbreking van traditionele opleidingskeuzen van meisjes dient aandacht te krijgen fn het ontwikkelingsbeleid be
roepsonderwijs, Daarbij zal ingespeeld moeten worden op de ver anderde perspectieven van de arbeidsmarkt wat betreft de kansen op werk. Ik verzoek de procescoör~ dinatie aan dit aspect aandacht te besteden in het ontwikkelingsplan voor het beroepsonderwijs. Overi-~ gens wijs ik erop dat naast facetbe· leid vooralsnog ook specifiek doel~ groepenbeleid noodzakelijk zal blijven. Te denken valt aan activiteiten op het terreîri van werving en voorlichting, speciale schakelprogramma's en aangepaste leerplan· ontwikkeling.
Uit: SVM procescoordinatie nummer 21 14 april 1989 reaktie Staatssecretaris op Voortgangsrapportage
23
Wat valt er te leren van de ervaringen van vrouwenvakscholen? Mevrouw Dian van Unen, vrouwenvakschool Anna Polak te Zaandam, hield afgelopen april een lezing die ging over de problemen die het opleiden van vrouwen voor een technisch beroep met zich mee kon
brengen.
Omdat
de
opleiding
aan
de
Anna
Polakschool
een
aantal overeenkomsten vertoont met de opleiding van vrouwen voor deeltijd MTO waren betrokkenen van deze scholen uit Eindhoven, Utrecht en Rotterdam, bij deze lezing uitgenodigd. De problemen die mevrouw van Unen noemde werden onderverdeeld in groepen 1. problemen die verband hielden met het gescheiden opleiden voor theorie en praktijk blok, door verschillende instanties/personen en 2.
problemen
die
te
maken
hadden
met
verschillen
tussen
mannelijke en vrouwelijke cursisten die van invloed zijn op de leerweg, didactiek. Het leek ons zinvol om de ervaringen op dit laatste punt aan jullie door te geven. Vrouwen leren anders De
instructeurs
van
het
CVV
leiden
technische beroepen en hebben in die
zelden
vrouwen
op
voor
zin geen ervaring met de
manier waarop vrouwen reageren tijdens de praktijklessen. Voorbeelden van dat •andere• gedrag: - vrouwen gedragen zich onzekerder,
zowel
naar
handelen
met
machines als beoordelen van hun eigen prestaties - vrouwen raken sneller in paniek,
zijn angstiger bv.
angst om
iets kapot te maken of een apparaat gevaarlijk vinden - ze
hebben
veel
vaker
dezelfde
instructie
nodig,
ze doen er
langer over om iets te begrijpen en te onthouden - ze
zijn
bang om
fouten
te
maken en wachten daarom vaak op
controle van instructeurs voor ze aan het werk gaan - vrouwen zijn eigenwijs, willen voortdurend het naadje van de kous
weten,
nemen geen
genoegen met
"zo
gaat
dat
nu
eenmaal
altijd" - sommige vrouwen zijn zo gemotiveerd dat ze zich zelf in het begin over de kop werken. Je moet dus opletten dat ze niet
24
afbranden er ia een groot verschil in instap nivo (kennis, achtergrond) bij de vrouwen. Sommigen zijn net van school, anderen zijn er al jaren uit vrouwen hebben moeite met het maken van fouten en een slecht cijfer krijgen, dan denken ze gelijk dat ze dus niks kunnen - de cursisten hadden veel meer tijd nodig per werkstuk, ze konden slecht tegen het werken onder tijdsdruk - ze ontwikkelen heel langzaam zelfstandigheid en een beetje technisch zelfvertrouwen - sommige vrouwen stellen zich voortdurend afhankelijk op naar instructeurs bv. voor het instellen van machines ed. - vrouwen mopperen veel, maar geven niet rechtstreeks aan wat er nu niet goed gaat - er waren nogal wat vrouwen met prive-problemen die invloed uitoefenden op het werk van de vrouwen, instructeurs werden als vertrouwensman aangesproken en hadden zodoende veel tijd nodig voor extra begeleiding van vrouwen. Positieve verschillen die door instructeurs werden opgemerkt: - de vrouwen werken steeds met veel inzet en motivatie ze worden heel persoonlijk, tot op het familiaire instructeurs de sfeer met andere cursisten was goed.
met
Oplossingen? Uit de evaluatie werden de volgende oplossingen voorgesteld: - ook instructeurs hebben tijd nodig om aan de onzekerheid van vrouwen te wennen, (hoe reageer je bv. op huilbuien, vragen om extra aandacht enz.?) - 25 % extra tijd rekenen voor het uitvoeren van opdrachten is geen overbodige luxe, maar noodzaak - eerste zes weken gebruiken voor het leren wennen aan omgaan met materiaal stapsgewijs van handmateriaal, via schaafbank naar draaibank eisen naar de vrouwen toe duidelijk stellen o.a. dat bij het werken aan een draaibank alles bij de opdracht hoort; van instellen van de machines, het maken van een werkplanning tot en met het schoonmaken en opruimen voor de volgende cursist.
25
- kleine werkgroepen samenstellen volgens nivo en werk snelheid. Zij kunnen dan een beetje samenwerken tijdens de opleiding.
Overeenkomsten Zaken die herkenning bij de deel tijd MTO betrokkenen opriepen waren o.a. -Er is sprake van dezelfde problemen met betrekking tot de leerstijl van de cursisten; gebrek aan zelfvertrouwen, meer tijd nodig voor het vaardig worden met materiaal, meer persoonlijke begeleiding nodig. Doordat er altijd gewerkt wordt in groepen van maximaal 10 tot 12 cursisten valt die extra aandacht te geven. -Evenals op de vrouwenvakschool wordt er meer tijd voor praktijkopdrachten gegeven. Lerend van de ervaringen van vrouwenvakscholen is nu al duidelijk dat opleiden van vrouwen voor technische beroepen niet zonder extra begeleiding van cursisten kan. Dit betekent dat voor een verantwoorde opleiding een leerlingdeler van 10-12 per groep noodzakelijk is. Het is nu nog wachten op erkenning van dit gegeven in de financiering van dit soort experimenten. Marja Brand
26
4e PATT-CONFERENTIE
Vanaf 1985 wordt er jaarlijks een internationale PATT-conferentie georganiseerd. PATT staat voor Pupils Attitude Towards Technology. Docenten en onderzoekers van techniekonderwijs uit diverse landen waren van 13 april tot en met 18 april in Eindhoven te gast. Eén van de dingen die mij zijn opgevallen, is de grote verscheidenheid aan participerende landen. Zo waren er naast diverse groeperingen uit de Verenigde Staten en GrootBritannië ook deelnemers uit bijv. Bulgarije, Canada, Rusland, Austraslië, Tsjechoslowakije, Polen, Kenya en Nigeria vertegenwoordigd. Tijdens zo'n conferentie krijgen de conferentiegangers een groot aantal 'papers' van de meeste andere deelnemers. Deze papers worden door de auteur kort toegelicht, zodat voldoende tijd overblijft voor vragen en diskussie. Een 'key-note '-spreker of spreekster houdt een inleiding over een van de thema's binnen de konferentie. Dit jaar kwamen er 4 thema's aan de orde Opzet van lerarenopleidingen techniek in diverse landen - Patt-onderzoek - Vrouwen binnen techniekonderwijs en - Techniekonderwijs op de basisschool. Falco de Klerk Welters vertelt in deze Momentopname iets meer over 'Techniek op de basisschool' in Engeland, terwijl ik me in deze bijdrage beperk tot het thema 'Vrouwen binnen techniekonderwijs •'. Prof. Cecily Cannan Selby, New York University, was uitgenodigd als 'keynote'-spreekster van het thema 'Vrouwen binnen techniekonderwijs'. Zij liet zien dat vrouwen zich dagelijks met techniek bezig houden. Zij bewerkten als eersten het land en gebruikten daarbij diverse gereedschappen. In het huidige huishouden gebruiken en hanteren zij ook diverse technische apparaten als micro-waves, wasmachines en naaimachines. De technieken die zij gebruiken worden helaas niet herkend en gebruikt binnen techniekonderwijs.
27
CUltureel verschijnsel Dat het feit dat vrouwen in techniek zo ondervertegenwoordigd zijn slechts een cultureel verschijnsel is, geeft het volgende voorbeeld aan. In Thailand wordt scheikunde geassocieerd met koken. Dit heeft als gevolg dat de meeste leerkrachten scheikunde vrouwen zijn in Thailand. Roep om vrouwen in de techniek Ook in de v.s. zijn vrouwen in de technische beroepen ondervertegenwoordigd en wordt de roep om meer vrouwen in de techniek steeds groter. Deze roep wordt door drie invalshoeken gesteund. Het sterkste argument is de economische behoefte aan goed geschoold technisch personeel. Een tweede argument is dat techniek en natuurwetenschappen ontwikkeld zijn door de interessen. de waarden en visie van voornamelijk blanke mannen. De inhoud, onderwerpen en aanpak van techniek worden daarmee beperkt. Vanuit onderwijskundig oogpunt is het ook van belang dat meer vrouwen zich gaan bewegen op het terrein van de techniek. Het gaat dan om gelijke kansen en mogelijkheden voor iedereen. Dit houdt ook in dat elke leerling zich moet kunnen bekwamen op het technische vlak. Wanneer een deel van de bevolking deze kansen mist, dan zal er een grote groep van buitenstaanders ontstaan. Deze buitenstaanders kunnen dan niet meer deelnemen aan het maatschappelijke verkeer of hebben geen inbreng bij maatschappelijk belangrijke beslissingen. Techniek = sociale wetenschap Een eye-opener voor mij en ook voor een aantal andere deelnemers was dat Cecily Selby de technische studies als één van de 'humanities' (sociale wetenschap) wilde beschouwen. Als je mensen wilt bestuderen op hun ethische en esthetische waarden, hun ambitie en hun zucht naar macht ...... , onderzoek dan hun gebruik van technieken tegelijk met hun literatuur, kunst en oorlogen. Zo'n zes-daagse conferentie is tamelijk vermoeiend. Het jaarlijks terugkeren geeft daarbij op den duur ook praktische problemen. Daarom is besloten de PATT-conferentie niet meer jaarlijks maar eens in de twee jaar te organiseren. De 5e PATT-conferentie zal
28
dus in het voorjaar van 1991 plaatsvinden in Eindhoven. Voor
geïnteresseerden
is
de
conferentiebundel
PATT
4,
die
in
september 1989 verschijnt, aan te vragen bij dr. Marc de Vries, Pedagogisch Technische Hogeschool Eindhoven, Postbus 826 5600 AV Eindhoven. tel. F30,- en F40,- bedragen. Loes Roelofs
040-474709.
De kosten zullen tussen de
29
Techniek op de basisschool (2) In moMENTopname 11 hebben we aandacht besteed aan techniek op de basisschool. We gaven aan dat er initiatieven zijn genomen om meer aandacht te besteden aan techniek op de basisschool. De werkgroep BASTEC (Basisschool en Techniek) is het meest actief op dit gebied. Onlangs verschenen van BASTEC de eerste video's en katernen, die op PABO's gebruikt gaan worden om aan studenten een introductie in techniek te geven. Ontwikkelingen in Engeland worden nauwlettend gevolgd door degenen die techniek in Nederland willen implementeren. Hier bestaat al enige ervaring met techniek op de basisschool. Hoe wordt techniek benaderd op de lagere school in Engeland? We bespreken het Primary Science and Techno1ogy project in Devon. Een techniek nascholinga-project voor basisschool docenten In de county van Devon, Groot Brittannie, is een 'sciencetechnology' nascholinga-project opgezet, dat nu ongeveer vier jaar loopt. Een team van vier docenten, die eerst zelf werden omgeschoold, scholen nu hun collega's om. Ze worden hiervoor volledig vrij gesteld. Ze hebben een cursus samengesteld die volledig aansluit bij de mogelijkheden van de docenten die nog moeten worden omgeschoold. Bekend is dat in het basisonderwijs de meeste docenten, meestal vrouwen, weinig of geen ervaring met techniek hebben. Velen zullen zich daarom onzeker en weinig tot techniek aangetrokken voelen. Ze besteden hieraan weinig of geen aandacht in de klas. Het project is succesvol gebleken. Veel 'a-technische' docenten uit Devon zijn nu in staat om op een betere manier aandacht aan techniek & science te schenken en om signalen uit de klas (leerlingen van 4 tot 13 jaar) over techniek op te vangen en te verwerken. Aanpak Een reden van het succes is de aanpak van het project (team). De nascholing begint met een bezoek van het projectteam aan de schoolleiders van deelnemende scholen om deze van het nut van de nascholing te overtuigen. Vervolgens vindt er een 7 daagse cursus plaats in een willekeurige school (geen techniek-centrum
30
of iets dergelijks), waaraan gemiddeld 15 tot 20 docenten deelnemen. Er vindt dan later (bijvoorbeeld na een jaar) nog een follow up plaats. De project leden bezoeken dan de scholen van de docenten die hebben meegedaan. De docenten die een week van school zijn worden vervangen door invalkrachten. De betaling van deze invallers is onderdeel van de begroting van de nascholing (de zgn. replacement facility). De financiering van het project geschiedt extern door een speciaal fonds dat beschikbaar is voor dergelijke projecten.
Inhoud De inhoud van de 7-daagse cursus is sterk geënt op 'probleem oplossen' (problem solving) via practische handvaardigheden. De problemen die opgelost worden komen uit het bestaande curriculum bijvoorbeeld taal, rekenen of handvaardigheid. Hieraan wordt dan een 'technisch tintje' gegeven door science-achtige onderwerpen als materialen, kleuren, electriciteit, magnetisme en geluid te behandelen. Men voert dus geen nieuw vak techniek of science in, maar integreert science & technology in het bestaande curriculum. Dit maakt de cursus voor de docenten vanaf het begin aantrekkelijk omdat zij vertrouwd zijn met de vakken. Techniek wordt dus ongemerkt geintroduceerd. Er wordt weinig aandacht besteed aan moderne techniek, zoals de 'computer techniek' (computer besturing). Ook wordt er niet met Lego of Fischertechniek gewerkt, simpel omdat veel scholen zich dit niet kunnen veroorloven. Daarom wordt in de nascholing alleen met eenvoudige (goedkope) materialen gewerkt. Opvallend is dat er geen onderscheid tussen •science en technology' wordt gemaakt. Een dergelijk onderscheid is voor jonge kinderen nog niet nodig (en ook niet te maken). Meisjes en techniek Door de aandacht die omgeschoolde docenten nu aan 'techniek' besteden zouden mogelijke verschillen in technische kennis, vaardigheden en attitudes tussen jongens en meisjes verkleind worden. Volgens de team leden van het project blijkt dit in de praktijk inderdaad zo te zijn. Tussen meisjes en jongens worden geen verschillen geconstateerd. Dit is echter niet onderzocht. Belangrijk is dat de docenten en de kinderen plezier beleven. En
31
het enthousiasme is zeer groot. Over het project wordt door een inspecteur gezegd: 'We have found that this approach has lead to both teachers and children aharing experiences which are exiting, fun, creative and vital for the children involved. As well as developing practical skills, the children are seeing a real personal need to read, write, listen, talk and communicate in many different forms; to apply maths skills already learnt; and to cooperate, share, discuss and accept ethers' ideas. The development of these skills and attitudes through first-hand practical problem solving has encouraged the teachers to see the worth of this way of learning. In this way, the teachers see that science and technology do not just enhance the curriculum, but that the curriculum enhances the science and technology experiences'. Falco de Klerk Welters
Bekijk onderstaande tekening goed. Zet een kringetje om alle voonverpen waarbij volgens jou een installateur te pas komt.
32
Materiaalbespreking: COBO Cursus Meisjes en Techniek Al in 1987 is bij het COBO cursusmateriaal gemaakt dat bij een cursus "meisjes en techniek" gebruikt kan worden. Het materiaal bestaat uit drie afzonderlijk delen: kursistenmateriaal, een docentenhandleiding en een leesmap. Het materiaal kan geraadpleegd worden door leerkrachten die voorbeelden of manieren nodig hebben voor het aanpassen van lesmateriaal, lesdidaktiek ed. Het is geschikt voor bespreking en oefening in een vakgroep, een opleidingsteam of een groep die verantwoordelijk is voor orientatieprogramma's voor meisjes en vrouwen over techniek. Omdat het materiaal tegen portokosten te bestellen is bij het COBO en veel oefeningen bevat die nuttig kunnen zijn bij het verbreden van het draagvlak voor emancipatie op school laten wij deze keer een paar onderdelen uit de cursus aan U zien.
Doel van de kursus Het verder verduidelijken van de situatie van meisjes in de techniek; het vergroten van vaardigheden om verbeteringen te kunnen aanbrengen in de leerstof, de begeleiding, de aanpak en de randvoorwaarden om techniek/ technische opleidingen beter toegankelijk te maken voor meisjes. - Werkwijze daarbij is dat telkens geoefend wordt aan de hand van een aspekt van de opleiding (bijvoorbeeld: tekening lezen, basishandvaardigheden, begeleidingsgesprekken). Bestellen bij: projectgroep emancipatie COBO, Postbus 9175 3506 GD Utrecht De rode draad die alle onderdelen van de cursus verbindt is de vraag: wat is voor meisjes anders dan voor jongens aan het volgen van een technische opleiding? Telkens komt aan de orde: Welke verschillen zijn aanwezig, waarom is het verschillend en hoe kunnen leerkrachten die verschillen verwerken in hun begeleiding, didaktiek en leerstof. Marja Brand
c 1-'• rT
TIJ I>
H 0 O.F llll 0 EL
11.45
1.5 Kursisten maken kennis met faktoren die in de maatschappij bepalen of vrouwen gewenst/ongewenst zijn in het (technisch) arbeidsproces, en met de effekten daarvan voor vrouwen zelf.
n
0
tll
llUUII
WEIIKWIJZE
p
10 75
Inleiding van kursusleiding op film. Film draaien.
p
50
Informeel napraten over film.
p
10 10
- Korte gelegenheid om reaktie op de film te geven. - Lezen van 'Situatie van meisjes die een technische opleiding volgen'. (toelichten)
I
10
- Opdracht toelichten/uitvoeren.
0
3: CD
1-'· Ol
'-'• CD Ol
13.10 14.00
14.45
15.45
Lunch
1.6 Kursisten kunnen in de huidi~e situatie op hun eigen school problemen herkennen waarmee meisjes/vrouwen te maken hebben als ze een technisch programma volgen en ze kunnen het gemeenschappelijke in de problemen onderkennen.
1.7 Kursisten kunnen de moeilijkheden aangeven die meisjes kunnen ondervinden als zij zich een beeld vormen van het gekozen technisch beroep.
1.8 Toelichting huiswerk ten behoeve van kursusdag
«'D
1.9 Evaluatie van kursusdag 1.
1;1'.1
«'D
p
15
- Rouleren van beantwoordingen reakties. - Kursusleiding vat beierneringen samen; legt relatie met kursusinhoud.
p
15
- Inleiding over Beroepsbeeld.
T
20
p
25
- Opdracht toelichten/uitvoeren. - Lezen Beroepsbeeld ( 1. 7) - Nabespreken van opdracht.
p
30
«'D - Uitgewerkt voorbeeld van een les over 'Beroepsbeeld' ( 1. 7). ~ - Toelichting van kursusleiding op huiswerkopdrachten.
p
15
Informele uitwisseling.
= ~
«'D (")
2.
16.15 16.30
••
== •• ..
...., ....,
34
Opdracht 1.7 Beroepsbeeld van musjes Uitwerking van opdracht in tweetallen
1. Lees bijgaande paragraaf 'Beroepsbeeld' (uit 'Overschakelen') door. 2. Stel: het schooljaar begint. U geeft les aan een groep leerlingen waarin een of twee meisjes zitten, die voor de technische opleiding hebben gekozen. U wilt nagaan welke ideeën er bestaan over het beroep en de opleiding. U besluit om de leerlingen een kort vragenlijstje voor te leggen om erachter te komen welke informatie u over het gekozen beroep moet gaan geven. Het gaat in zo'n eerste les niet om gedetailleerde informatie maar meer om algemene gegevens. Overleg met uw kollega-kursist welke vragen u in het vragenlijstje zou opnemen, speciaal met het oog op meisjes. Wat willen zij zelf graag weten; wat vindt u dat ze moeten weten. Iedere kursist noteert voor zichzelf de vragen hieronder.
Nabespreking van opdracht 1.7. 'Wie wil de vragen voorlezen die opgesteld zijn?' Kursusleiding informeert telkens waarom die vraag voor meisjes in de techniek belangrijk is. Wijst op nut van de vragen voor ookjongens/of geeft het risiko van de vraag aan als dat een meisje in de (ongewenste) sch~jnwerper plaatst ('uitzonderingspositie').
v; Kruis aan welk gereedschap je weleens gehoord hebt, welk gereedschap je alleen hebt zien gebruiken. En ook welk gereedschap je zelf weleens hebt gebruikt.
elektrisch gereedschap
Vul onderaan de tabel zelfbekende elektrische gereedschappen in.
Opdracht 2.3 Aansluiten bij technische ervaringen
In de paragraaf 'Intredetoetsen' uit 'Overschakelen' wordt aangegeven dat het weinig zinvol is om meisjes een uitgebreide intredetoets voor te leggen. De suggestie wordt gedaan om te volstaan met een aantal korte vragenlijstjes die de leerkracht in staat stelt een indruk te krijgen van de aanwezige technische kennis en ervaringen. Meisjes moeten een redelijke kans hebben om de vragen goed te kunnen beantwoorden. Zeker in eenjongensgroep. Aan deze opdracht is een stulge lesstof verbonden uit de opleiding installatietechniek. Die handelt over aanwezige kennis van gereedschappen thuis en in de techniek. Voor deze kursusopdracht zijn de gereedschappen in de tabellen weggelakt. Opdracht: ieder vult gereedschappen in waarvan hij/zij het belangrijk vindt dat meisjes ermee op de hoogte zijn (eerste lesdag; meisjes zonder technische vooropleiding). Beantwoord na het invullen van de gereedschappen de volgende vragen (voor jezelf): Bestaat het gevaar dat meisjes in een jongensgroep onderwerp worden van spot, als er over huishoudgereedschap wordt gesproken? - Loop je het risiko dat jongensleerlingen met gemak de vragen kunnen beantwoorden?