MINOR TAAL & MAATSCHAPPIJ I: INLEIDING SOCIOLINGUÏSTIEK Onderdeel Taalverandering en Taalcontact 2007-2008, 1e semester
3e college (22-11-2007)
taalverandering 1. default
geen verandering (taalsysteem is stabiel)
2. generatie-verandering - spreker S verandert niet - kind van S verwerft een iets andere taal dan die van S aanleiding: gewijzigde omstandigheden 3. verandering (in de kennis) van de spreker zelf
verandering van de spreker zelf A. interne factoren (geen taalcontact) oorzaak = variatie binnen de taalgemeenschap (college 3) B. externe factoren (taalcontact) aard van het taalcontact ? twee typen: - geen vermenging (maintenance) - vermenging (shift)
maintenance
A
B
shift
A
B
B’ maintenance
:
A ontleent geïsoleerde elementen aan B (en/of vice versa)
shift
:
sprekers A slagen er maar gedeeltelijk in taal B te leren = B’ - woordenschat van taal B - grammatica van taal A sprekers B gaan ook over op taal B’
sociale omstandigheden SL TL
= source language = target language
maintenance
shift
1. uitgangssituatie spreker
bilinguaal (beh. bij lexicale ontlening)
monolinguaal
2. duur v/h contact
lang
kort
3. aantal sprekers TL
wisselend
klein
4. prestige sprekers TL
wisselend
hoog
5. vrijwillig contact
ja
nee
6. minimale directionaliteit
1
2
7. gradaties
ja (borrowing scale)
nee
Negerhollands Het Negerhollands is een creooltaal die vanaf ca. 1700 tot 1987 gesproken werd op de Maagdeneilanden St. Thomas en St. John (de Virgin Islands, de voormalige Deense Antillen in de Caraïbische Oceaan ten oosten van Puerto Rico). De lexifiertaal is het Nederlands (m.n. Zeeuws/Vlaams), met ook wat Engelse elementen. De substraattalen waren westafrikaanse talen, vermoedelijk Twi/Akan (Ghana, cf. Sabino 1990). “Nevertheless we do not find clear traces of this Akan influence” (Van Rossem & Van der Voort 1996: 7). Er zijn teksten in het Negerhollands bewaard gebleven van de 18e t/m de 20e eeuw. Een stukje tekst a. dí kíní á há én suku-stìk. àm à sé á Tékómá, àm mà kì: ší suku fó kàp
de koning PAST heb een suiker-stuk. hij PAST zeg tegen Tekoma, hij mankeer zijn suiker voor kap
De koning had een suikerveld. Hij zei tegen Tekoma dat hij zijn suiker wou oogsten b. wápí àm ló krí én màn fó má fí òndu d két l sínu fó má suku.
wat-plek hij loop krijg een man voor maak vuur onder de ketel PL voor maak suiker
[en vroeg] waar hij een man zou vinden om suiker voor hem te branden. c.
Tékómá á ànturt á àm, Ánánší kàn má fí.
Tekoma PAST antwoord tegen hem Ananshi kan maak vuur
Tekoma antwoordde dat Ananshi vuur kon maken d. Só àm nu wét huwél àm sá charge àm fó ném àf d crop. zo hij niet weet hoeveel hij zal rekenen hem voor neem af de oogst
Nu wist hij niet hoeveel hij hem in rekening zou brengen voor het oogsten e. Só àm á sé, àm há fó ló á Ánánší, fó ló sé àm, fó àm hó, wá àm sé
zo hij PAST zeg hij heb voor loop naar Ananshi voor loop zeg hem, voor hij hoor, wat hij zeg
Dus hij zei, dat hij naar Ananshi moest om het hem te vertellen en om te horen wat hij zei f.
Só weni àm á ló á Ánánší, Ánánší á sé àm, já, àm sá má fí
zo wanneer hij PAST loop naar Ananshi, Ananshi PAST zeg hem ja hij zal maak vuur
Dus toen hij naar Ananshi ging zei Ananshi tegen hem: ja, hij zou vuur maken g. bòt dàn, wèní àm kábá ném àf d crop dí kíní há fó gí àm but dan wanneer hij klaar neem af de oogst de koning heb voor geef hem
maar, wanneer hij klaar was met oogsten moest de koning hem geven h. feiftìk pátákòn mí twé tòn suku fódímá àm há én gu gu crop da fó trè. 50 patagon met 2 ton suiker voor-dat-maak hij heb een groot oogst daar voor trek
50 patagonen en 2 vaten suiker want hij had een grote oogst daar om [uit] te trekken
FONOLOGISCH a. dí kíní á há én suku-stìk. àm à sé á Tékómá, àm mà kì: ší suku fó kàp
de koning PAST heb een suiker-stuk. hij PAST zeg tegen Tekoma, hij mankeer zijn suiker voor kap
De koning had een suikerveld. Hij zei tegen Tekoma dat hij zijn suiker wou oogsten keuning > kíning stuk > stìk süker > suker > sukur > suku vuur > fí (apokope)
zijn = zien > si > ší (vocaalharmonie + apokope)
b. wápí àm ló krí én màn fó má fí òndu d két l sínu fó má suku.
wat-plek hij loop krijg een man voor maak vuur onder de ketel PL voor maak suiker
[en vroeg] waar hij een man zou vinden om suiker voor hem te branden. c.
Tékómá á ànturt á àm, Ánánší kàn má fí.
Tekoma PAST antwoord tegen hem Ananshi kan maak vuur
Tekoma antwoordde dat Ananshi vuur kon maken d. Só àm nu wét huwél àm sá charge àm fó ném àf d crop. zo hij niet weet hoeveel hij zal rekenen hem voor neem af de oogst
Nu wist hij niet hoeveel hij hem in rekening zou brengen voor het oogsten hoeveel > huwél (labialisatie) e. Só àm á sé, àm há fó ló á Ánánší, fó ló sé àm, fó àm hó, wá àm sé
zo hij PAST zeg hij heb voor loop naar Ananshi voor loop zeg hem, voor hij hoor, wat hij zeg
Dus hij zei, dat hij naar Ananshi moest om het hem te vertellen en om te horen wat hij zei f.
Só weni àm á ló á Ánánší, Ánánší á sé àm, já, àm sá má fí
zo wanneer hij PAST loop naar Ananshi, Ananshi PAST zeg hem ja hij zal maak vuur
Dus toen hij naar Ananshi ging zei Ananshi tegen hem: ja, hij zou vuur maken g. bòt dàn, wèní àm kábá ném àf d crop dí kíní há fó gí àm but dan wanneer hij klaar neem af de oogst de koning heb voor geef hem
maar, wanneer hij klaar was met oogsten moest de koning hem geven h. feiftìk pátákòn mí twé tòn suku fódímá àm há én gu gu crop da fó trè. 50 patagon met 2 ton suiker voor-dat-maak hij heb een groot oogst daar voor trek
50 patagonen en 2 vaten suiker want hij had een grote oogst daar om [uit] te trekken
MORFOLOGISCH a. dí kíní á há én suku-stìk. àm à sé á Tékómá, àm mà kì: ší suku fó kàp
de koning PAST heb een suiker-stuk. hij PAST zeg tegen Tekoma, hij mankeer zijn suiker voor kap
De koning had een suikerveld. Hij zei tegen Tekoma dat hij zijn suiker wou oogsten die / één: telwoorden ipv lidwoorden (geen onderscheid de/het) b. wápí àm ló krí én màn fó má fí òndu d két l sínu fó má suku.
wat-plek hij loop krijg een man voor maak vuur onder de ketel PL voor maak suiker
[en vroeg] waar hij een man zou vinden om suiker voor hem te branden. pluralis = persoonlijk vnw (zij) ‘de ketels’ c.
Tékómá á ànturt á àm, Ánánší kàn má fí.
Tekoma PAST antwoord tegen hem Ananshi kan maak vuur
Tekoma antwoordde dat Ananshi vuur kon maken tense/mood/aspect: partikels/hulpwerkwoorden d. Só àm nu wét huwél àm sá charge àm fó ném àf d crop. zo hij niet weet hoeveel hij zal rekenen hem voor neem af de oogst
Nu wist hij niet hoeveel hij hem in rekening zou brengen voor het oogsten e. Só àm á sé, àm há fó ló á Ánánší, fó ló sé àm, fó àm hó, wá àm sé
zo hij PAST zeg hij heb voor loop naar Ananshi voor loop zeg hem, voor hij hoor, wat hij zeg
Dus hij zei, dat hij naar Ananshi moest om het hem te vertellen en om te horen wat hij zei f.
Só weni àm á ló á Ánánší, Ánánší á sé àm, já, àm sá má fí
zo wanneer hij PAST loop naar Ananshi, Ananshi PAST zeg hem ja hij zal maak vuur
Dus toen hij naar Ananshi ging zei Ananshi tegen hem: ja, hij zou vuur maken g. bòt dàn, wèní àm kábá ném àf d crop dí kíní há fó gí àm but dan wanneer hij klaar neem af de oogst de koning heb voor geef hem
maar, wanneer hij klaar was met oogsten moest de koning hem geven pronomen subject/object = àm < hem h. feiftìk pátákòn mí twé tòn suku fódímá àm há én gu gu crop da fó trè. 50 patagon met 2 ton suiker voor-dat-maak hij heb een groot oogst daar voor trek
50 patagonen en 2 vaten suiker want hij had een grote oogst daar om [uit] te trekken
SYNTAXIS a. dí kíní á há én suku-stìk. àm à sé á Tékómá, àm mà kì: ší suku fó kàp
de koning PAST heb een suiker-stuk. hij PAST zeg tegen Tekoma, hij mankeer zijn suiker voor kap
De koning had een suikerveld. Hij zei tegen Tekoma dat hij zijn suiker wou oogsten b. wápí àm ló krí én màn fó má fí òndu d két l sínu fó má suku.
wat-plek hij loop krijg een man voor maak vuur onder de ketel PL voor maak suiker
[en vroeg] waar hij een man zou vinden om suiker voor hem te branden. S-V-O (ook in bijzinnen) c.
Tékómá á ànturt á àm, Ánánší kàn má fí.
Tekoma PAST antwoord tegen hem Ananshi kan maak vuur
Tekoma antwoordde dat Ananshi vuur kon maken d. Só àm nu wét huwél àm sá charge àm fó ném àf d crop. zo hij niet weet hoeveel hij zal rekenen hem voor neem af de oogst
Nu wist hij niet hoeveel hij hem in rekening zou brengen voor het oogsten negatie vóór het werkwoord e. Só àm á sé, àm há fó ló á Ánánší, fó ló sé àm, fó àm hó, wá àm sé
zo hij PAST zeg hij heb voor loop naar Ananshi voor loop zeg hem, voor hij hoor, wat hij zeg
Dus hij zei, dat hij naar Ananshi moest om het hem te vertellen en om te horen wat hij zei parataxis f.
Só weni àm á ló á Ánánší, Ánánší á sé àm, já, àm sá má fí
zo wanneer hij PAST loop naar Ananshi, Ananshi PAST zeg hem ja hij zal maak vuur
Dus toen hij naar Ananshi ging zei Ananshi tegen hem: ja, hij zou vuur maken g. bòt dàn, wèní àm kábá ném àf d crop dí kíní há fó gí àm but dan wanneer hij klaar neem af de oogst de koning heb voor geef hem
maar, wanneer hij klaar was met oogsten moest de koning hem geven h. feiftìk pátákòn mí twé tòn suku fódímá àm há én gu gu crop da fó trè. 50 patagon met 2 ton suiker voor-dat-maak hij heb een groot oogst daar voor trek
50 patagonen en 2 vaten suiker want hij had een grote oogst daar om [uit] te trekken
parallelen met West-Afrikaanse talen Akan, Yoruba, Mende kaart van de talen van West Afrika http://www.let.rug.nl/zwart/college/docs/minor/africa.jpg SVO tense/mood/aspect via partikels Akan
a. o a ye ade
he PERF do something
b.
‘he has done something’ re ye ade
c.
‘he is doing something’ me re k fa me ba
he IMPF do something
I IMPF FUT take me child
‘I am going to take my child’
preverbale negatie Yoruba
e ò gbó
you NEG hear
‘You didn’t hear.’
pluralis = pronomen Akan
agya nom ‘fathers’
father they
NH két l sínu ketel 3PL ‘ketels’
syntactisch substraat niet ondenkbaar > syntaxis v.d. West-Afrikaanse talen > woorden van het Nederlands
sociaal-historische omstandigheden gedwongen taalverandering, snel, kleine groep overheersers Verschillen met normale gevallen van shift a. doeltaal is minder goed toegankelijk b. meer dan één brontaal c. doorlopend proces (in Afrika, onderweg, en in Amerika; nieuwe golven brontaalsprekers)
taalverandering zonder taalcontact hii > hij > haai waarom vindt het plaats? klassieke opvatting: klankwetten
klankwetten 1. regel p > f t > th
Lat. piscis > Germ. fisch Lat. tu > Germ. thu
2. systematische uitzonderingen na [s]
Lat. spuere > spugen Lat. stare > staan
na accent
p>b
hyper > über
t>d
pater > vader
maar: waarom? waarom systematisch? waarom hele klassen van woorden (Ausnahmslosigkeit)
William Labov Het Engels van Martha’s Vinyard dat ligt hier: http://www.let.rug.nl/zwart/college/docs/minor/capemap.jpg centralisatie van diftongen [ j] > [ j] [ ]>[ ] aanpak: -
life, light house, out
opnames maken mate van centralisatie scoren (schaal) gemiddelde mate van centralisatie voor elke spreker vaststellen kijken naar sociolinguistische variabelen kijken naar verandering t.o.v. eerdere gegevens
mogelijke variabelen:
-
leeftijd inkomen woonsituatie geslacht etc.
enige variabele die correspondeerde met centralisatie: attitude t.o.v. het eiland
variatie in een taalgemeenschap één of andere sociale stratificatie (is er altijd) (lichte) taalverschillen in een gemeenschap (zijn er ook altijd) sociale stratificatie en taalverschillen zijn aan elkaar gekoppeld (kwantitatief onderzoek) status van de sociale groepen verandert
status van taalvariant verandert
geschiedenis van Martha’s Vinyard economie: aanvankelijk visserij en walvisvaart achteruitgang traditionele economie; opkomst toeristenindustrie (cf. Jaws) sociale keuze: ga je mee met de moderne tijd of hou je vast aan de traditie? attitude: ik wil hier weg of ik wil hier blijven centralisatie sterk bij mensen met een positieve attitude t.o.v. het eiland
de officiële versie van een taal(stadium) één variëteit variatie binnen een taalgemeenschap wordt niet vastgelegd (of opgemerkt) verandert de status van een variëteit, dan wordt die andere variëteit vastgelegd taalverandering voorbeeld:
oi in het Frans
middeleeuwen: [ j] voor 1800:
cf. English voice, joy, choice
prestige variëteit: volkse variëteit:
1793 (Franse revolutie):
[ j] > [w ] [ j] > [w ] > [w ]
cf. voix, joie, choix
w -sprekers uit de gratie w -sprekers nu het meest prestigieus
het Great Vowel Shift probleem cf. http://www.let.rug.nl/zwart/college/docs/minor/taalverandering.pdf mate [a]
mate [e] mate/meat [e]
meat [ ] 15e eeuw
meat [i] 16e eeuw
17e eeuw
hoe kan het verschil tussen twee klanken wegvallen, en later bij dezelfde groep woorden weer opnieuw opduiken ? oplossing: variatie binnen de taal van de 16e eeuw hoog prestige:
[a] en [ ] vallen samen in [e]
laag prestige:
[a] > [e] [ ] > [i]
verandering 16e > 17e eeuw: stijging prestige van de [e]/[i] groep
wat is taalverandering? taalverandering = verandering binnen de spreker taalverandering = een keuze (bewust of onbewust) keuze is een functie van houding t.o.v. een bepaalde sociale variabele houding kan veranderen door (van alles): - verandering in de sociale stratificatie (nieuwe strata, andere aantallen) - verandering van het prestige van de strata
taalverandering in detail lexical diffusion: aanpassing taalgebruik gaat niet massaal, maar per woord (change in progress) > Ausnahmslosigkeit is een conclusie achteraf > meat [i] vs. great [e] near merger: discrepantie tussen productie en perceptie > spreker maakt consequent verschil tussen twee klanken (bijv. pull vs. pool, cot vs. caught) > maar kan bij terughoren van de opname de woorden niet herkennen ! > verdere verloop: verschil gaat er bij productie ook uit > Bill Peters effect: near-merger alleen bij zorgvuldige spraak