1. Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Doelstelling van de minor De structuur van de minor. De competenties van de minor Onderwerpen, werkvormen en werkwijze. Toetsing en beoordeling, instapvoorwaarden en startdatum.
3 4 4 5 6 7 18
2. Voorwoord. De minor jongerenwerk is in het studiejaar 2005-2006 voor het eerst ontwikkeld door docenten van de van de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming. De minor is een antwoord op een vraag vanuit het werkveld om op HBO-niveau studenten af te leveren die een specialisatie in het jongerenwerk hebben. Tijdens het ontwikkelingstraject is er met het werkveld over de minor gesproken. De opmerkingen die het werkveld heeft gemaakt zijn verwerkt in de definitieve versie van de minor. De minor is in het studiejaar 2006-2007 voor het eerst uitgevoerd. Na afloop is ze door studenten, docenten en de minor adviesraad geëvalueerd en er zijn een aantal verbeterpunten doorgevoerd. Het resultaat is een sterk vernieuwd programma dat in deze studiehandleiding terug is te vinden.
3. Inleiding In het jongerenwerk gaat het erom jongeren op een (ped)agogische wijze te helpen te participeren aan de samenleving, jongeren te empoweren en jongeren te leren om zich op een effectieve manier te uiten. De minor jongerenwerk is een verdiepingsprogramma rondom het werken met jongeren in het derde milieu, oftewel het opvoedkundige terrein naast gezin en school. Studenten verkrijgen in deze minor kennis over de doelgroep, de beroepscontext, het beleid en methodieken van het jongerenwerk in een grootstedelijke setting. Aangezien het jongerenwerk een breed werkveld is en veel overlap heeft met andere domeinen, is deze cursus ook interessant voor (toekomstige) professionals in het onderwijs of in de jeugdzorg. In de minor staat in de eerste plaats een collegeserie de doelgroep jongeren centraal. Zowel in periode 1 als in periode 2 worden 5 colleges over dit onderwerp gegeven. In het ‘beleid en methodiekprogramma’ worden themabijeenkomsten georganiseerd. Daarin komen in periode 1 diverse verschijningsvormen van het jongerenwerk aan bod. In periode 2 ligt het accent meer op het beleid. Bij de praktijkgerichte onderzoeksopdrachten is ruim baan voor de bestudering van theorie en het verzamelen en uitdiepen van good practices op lokaal, stedelijk, nationaal en internationaal niveau. Tot slot vormt het leren coachen van uitvoerende jongerenwerkers een belangrijk onderdeel van het programma. De studenten krijgen de gelegenheid om hun coachingsvaardigheden direct in de praktijk te oefenen. Ze krijgen een coachingsrol bij studenten die een opleiding op niveau 2 bij het ROC van Amsterdam volgen. Zo leren ze coachen en zo leren ze meteen de praktijk van het jongerenwerk kennen.
4. Doelstelling van de minor. Het doel van de minor is dat: o Studenten zich verdiepen zich in visie, beleid en methodiek van het jongerenwerk op stedelijk ( alle jongerenwerk dat in stedelijke gebieden plaatsvindt), nationaal en internationaal niveau (implementatie van projecten op nationaal en internationaal gebied). o Studenten af te leveren die op preventieve en (ped)agogisch wijze jongeren helpen te participeren aan de samenleving, hen helpen sterk te staan in hun omgeving en zich op een effectieve manier te uiten. o Studenten af te leveren die competenties hebben voor het coachen van uitvoerende jongerenwerkers.
5. De structuur van de minor. Het beleid en methodiekprogramma. Het onderdeel ‘Beleid en Methodiek Jongerenwerk’ begint met een uitwisseling van ervaringen die de studenten van de verschillende opleidingen (cmv-sph-mwd) hebben Het gaat om het perspectief waarmee de verschillende studenten kijken naar het werken met jongeren en naar het jongerenwerk. Daarna ligt in periode 1 de nadruk op de verschijningsvormen van het jongerenwerk. Er zullen verschillende centra voor jongerenwerk worden bezocht. Op deze wijze ontwikkelen de studenten een duidelijk beeld van het jongerenwerk en de doelgroep waarvoor ze werkt. In beeld komen o.a. het stedelijk, het buurtgerichte, het ambulante jongerenwerk, het werk van Nieuwe Perspectieven, het straathoekwerk en de cultuurparticipatie van jongeren. In periode 2 zullen de studenten zelf 3 lestijden verzorgen over de praktijk van de jeugdparticipatie. In periode 1 en 2 worden in totaal 10 colleges theorieën en begrippen gepresenteerd over de leefwereld van jongeren. Aan bod komen onder andere: . ontwikkelingen in de visie op jongeren . vormen van (sub)culturele uitingen van jongeren . diverse opvoedkundige milieus . jongeren in de multiculturele samenleving . ontwikkelingsfasen van jongeren . groepsdynamische processen . jongeren en media. In periode 2 wordt het accent van het Beleid en Methodiek programma verplaatst naar het beleid. Welke benaderingen van het jongerenwerk zijn er, de pedagogische functie van het jongerenwerk, de jeugdparticipatie, de WMO en de Will systematiek komen aan de orde. In de minor verrichten de studenten 100 uren praktijk. Hiervoor is met het ROC van Amsterdam een overeenkomst gesloten om studenten de gelegenheid te geven om te oefenen in coachingsvaardigheden. Studenten die kunnen aantonen over deze competenties te beschikken kunnen een andere praktijk kiezen. In de praktijkgerichte onderzoeksopdracht (PGO) werken groepen studenten in opdracht van bij voorkeur een werkveldorganisatie aan een actuele vraag of probleem van het jongerenwerk, b.v. een beschrijving van de methodiek ‘Ambulant werken’, een onderzoek naar nieuwe methodes in het werken met jongeren of naar succesvolle netwerken. Logischerwijze sluit het PGO van de studenten zich aan bij de praktijk die ze tijdens de minor verrichten. Er wordt van uitgegaan dat studenten over voldoende onderzoeksvaardigheden beschikken. Tijdens de gehele cursus wordt een actieve deelname van studenten verwacht.
6. De competenties van de minor. De minor schept voor de studenten de mogelijkheid om binnen de CMVcompetentieclusters de volgende competenties te behalen: Contactleggen en oriënteren. o De jongerenwerker treedt op als cultureel en maatschappelijk ondernemer. Hij springt flexibel in op vragen, situaties en problematieken in het werkgebied van de jongere en vindt antwoorden. o De jongerenwerker benadert de doelgroep jongeren in zijn geheel en heeft bij deze benadering op specifieke aandacht voor risicojongeren. Programmeren en organiseren. o De jongerenwerker ontwikkelt vraaggericht projecten, verleent diensten, activeert het instellingennetwerk ten behoeve van de jongeren. o De jongerenwerker heeft kennis van de leefwereld en de autonome cultuur van de jongere binnen een grootstedelijke setting, kan zich daarin verplaatsen en kan aansluiten bij beweging/initiatieven of deze zelf op gang helpen. Begeleiden en leidinggeven o De jongerenwerker heeft globale kennis van methodieken die de overgang van CMV naar hulpverlening kenmerken, b.v. ‘Individuele Traject Benadering’ en ‘straathoekwerk’. o De jongerenwerker beschikt over competenties voor het coachen van uitvoerende jongerenwerkers. Bedrijfsvoering. o De jongerenwerker maakt in zijn werk heldere keuzes op basis van onderzoek, visie en doelen. Hij kan een product op systematische wijze beschrijven kan hiervoor een reële kostenberekening maken. Beroepsontwikkeling. o De jongerenwerker heeft kennis van het bestaande visies en werkwijze van het jongerenwerk, (o.a. sociaal artistieke projecten) binnen grootstedelijke settingen en van de resultaten daarvan. o De jongerenwerker kan gedrag van jongeren plaatsen binnen de context van de westerse samenleving en heeft daarbij kennis van de wisselwerking van religies en godsdiensten op het gedrag van jongeren in die westerse samenleving. o De jongerenwerker kan reflecteren op zijn ervaringen in het jongerenwerk, verwoorden wat zijn eigen normen en waarden zijn en hij kan het professioneel hanteren van deze normen en waarden verantwoorden.
7. Onderwerpen, werkvormen en werkwijze. Het programma bestaat uit 4 onderdelen: Voltijd: 1. Het beleid- en methodiekprogramma. 12 ects 2. De collegeserie: ’Levenssamenhang, leefwereld en jeugdculturen’ (de beoogde doelgroep). 4 ects 3. Het praktijkgerichte onderzoek. 10 ects. 4. Praktijk jongerenwerk. 4 ects. Deeltijd. 1. Het beleid- en methodiekprogramma. 12 ects 2. De collegeserie: ’Levenssamenhang, leefwereld en jeugdculturen’(de beoogde doelgroep). 4 ects 3. Het praktijkgerichte onderzoek. 4 ects 4. Praktijk jongerenwerk. Eigen praktijk = 4 ects. Als er geen adequate eigen praktijk is moet dit programma wel gevolgd worden. 1 ects=28 uur studiebelasting. Deeltijdstudenten: Deeltijdstudenten moeten alle onderdelen volgen. Op basis van een overleg met de minordocenten wordt vastgesteld in hoeverre met name in het onderdeel ‘onderzoeksopdracht’ en ‘de praktijk’ een vermindering van het aantal te investeren studiebelastingsuren kan plaastvinden. Bij een volwaardige praktijk is er voor dt studenten een studiebelasting van 20 ects=560 uur.
Rooster voor de minor: Periode 1 week datum 35 Di 28-8
minorooster0708 tijd 10.00-13.00 13.45-15.15 10.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15 10.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15 09.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15 09.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15 09.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15
36
Do 30-8 Di 4-09
37
Do 6-09 Di 11-9
38
Do 9-09 Di 18-9
39
Do 20-9 Di 25-9
40
Do 27-9 Di 2-10
41
Do 4-10 Di 9-10
09.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15
Do 11-10 Di 16-10 Do 18-10 Di 23-10 Do 25-10 Di 30-10
09.00-12.15
42 43 44
10.00-12.15 09.00-12.15 10.00-15.15
programma Introductie Levenssamenhang Coaching Beleid en Methodiek Levenssamenhang Coaching Beleid en Methodiek Levenssamenhang Praktijk coaching Beleid en Methodiek Levenssamenhang Praktijk coaching Beleid en Methodiek Levenssamenhang Praktijk coaching Beleid en Methodiek Beleid en methodiek ‘Jongeren en cultuurparticipatie’. Praktijk coaching Beleid en Methodiek Beleid en methodiek ‘Jongeren en cultuurparticipatie’ Praktijk coaching collegevrij collegevrij Toets beleid en methodiek Praktijk coaching Praktijkbezoeken.
Begeleiding Leeronderzoek: Dinsdags 09.15-10.00 of op afspraak. Reserveren van tijd om in groepen samen te werken. Dinsdag 08.30-09.15 Donderdag 13.00-15.00 Toetsing: Op 23 oktober is er een theorie toets.
docent JBl+JT+MB EH JBl JBl/JT/MB EH JBl JBl/JT/MB EH JBl/JT/MB EH JBl/JT/JT EH JBl/JT/MB MB/JT/JBl
JBl/JT/MB JBl/JT/MB
JBl/JT/MB
Periode 2. week datum 45 Di 6-11
tijd 10.00-13.00 13.45-15.15
46
Do 8-11 Di 13-11
09.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15
47
Do 15-11 Di 20-11
48
Do 22-11 Di 27-11
49
Do 29-11 Di 4-12
50
Do 6-12 Di 11-12
51
Do 13-12 Di 18-12
2 3 4
Do 20-12 Do 10-01 Do 17-01 Di 22-01
09.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15 09.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15 09.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15 09.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15 09.00-12.15 10.00-13.00 13.45-15.15 09.00-12.15 09.00-12.15 09.00-12.15 15.00
4
Do 24-01
09.00-12.15
programma Beleid en Methodiek Beleid en methodiek ‘Jongeren en cultuurparticipatie’ Praktijk coaching Beleid en Methodiek Beleid en methodiek ‘Jongeren en cultuurparticipatie’ Praktijk coaching Beleid en methodiek Levenssamenhang Praktijk coaching Beleid en Methodiek Levenssamenhang Praktijk coaching Beleid en Methodiek levenssamenhang Praktijk coaching Beleid en Methodiek Levenssamenhang Praktijk coaching Beleid en Methodiek Levenssamenhang Praktijk coaching Praktijk coaching Praktijk coaching Inleveren toets ‘visie op jongerenwerk’ Praktijk coaching
Begeleiding Praktijk Gericht Onderzoek: Dinsdags 09.15-10.00 of op afspraak. Reserveren van tijd om in groepen samen te werken. Dinsdag 08.30-09.15 Donderdag 13.00-15.00 Bij het ROCvA zijn de coachingsmogelijkheden als volgt: maandag 10.15 4 lesuren donderdag 12.30 4 lesuren 12.30 4 lesuren 15.00 4 lesuren dinsdag 15.00 4 lesuren vrijdag 12.30 4 lesuren woensdag 09.15 4 lesuren 13.15 4 lesuren 12.30 4 lesuren
docent JBl/JT/MB MB/JT/JBl
JBl/JT/JBl MB/JT/JBl
JBl/JT/MB EH JBl/JT/MB EH JBl/JT/MB EH JBl+JT EH JBl/JT/MB EH
Het programma uitgewerkt: 1. Het beleid en methodiek programma. Periode 1. W ee k 35
Datum
Tijd:
Programma.
Literatuur
28-8
10.0013.00
MWD CMV SPH
36
4-09
10.0013.00
37
11-9
10.0011.30
1. Kennismaking: wie ben je, waarom het je voor de minor gekozen en wat verwacht je ervan? 2. Korte introductie op het programma van de minor. 3. Ervaringen in het werken met jongeren: . welke jongeren, hoe heb je ze ervaren, wat heb je aan inzichten opgedaan, welke vragen zijn gebleven? . vanuit welke context (cmv-sph-mwd etc) heb je met jongeren gewerkt. Wat is de benadering en wat kan je in de minor aan elkaar hebben. . wat was het eigene van deze context waarin je werkte en van de opleiding waarin je studeerde? Wat waren doelen, methoden, welke andere professionals en derden waren erbij betrokken, wat waren resultaten? Verschijningsvormen van het jongerenwerk: Bezoek aan een instelling voor buurtgericht jongerenwerk+bespreken van de beeldvorming. Het maatschappelijk debat over jongeren en jongerenwerk door de jaren heen. College van Pieter van Vliet. Theorie ‘jongerenwerk’.
11.3013.00 38
18-9
10.0011.30
11.3013.00 39
25-9
10.0013.00
40
2-10
10.0013.00 13.45-
Verschijningsvormen van het jongerenwerk: gastcollege van een jongerenwerker van het stedelijk gerichte jongerenwerk. Theorie jongerenwerk
Verschijningsvormen van het jongerenwerk: Ambulant werken: bezoek aan een ambulant project. Verschijningvormen van het jongerenwerk: straathoekwerk. Bezoek aan Streetcorner. Jongeren en cultuurparticipatie
Artikelen over de praktijk van het jongerenwerk
Jongerenwerk, stand van zaken en perspectief. Beleidsplan en resultatenplan/jaarverslag van de instelling. Jongerenwerk, stand van zaken en perspectief. Literatuur over ambulant werken + over praktijk Literatuur over straathoekwerk.
41
9-10
15.15 10.0011.30 11.3013.00
13.4515.15 42 43 44
1610 2310 2310
De pedagogische waarde van het jongerenwerk. Theorie jongerenwerk. Pas op de plaats: conclusies periode 1.
Jongeren en cultuurparticipatie
Opgroeien met beleid: Marga BurggraafHuiskes.Misha de Winter. Jongerenwerk, stand van zaken en perspectief.
collegevrij 10.0012.15 10.0015.00
Toets beleid en methodiek Praktijkbezoeken aan een sph en een mwd instelling die werken met jongeren
Minorhet beleid en methodiek programma van de minor 07-08.
Beleidsplannen/jaarverslagen/informatie over methoden en werkwijzen van de instelling
Periode 2 45
6-11
46
1311
47
2011 2711
48
49
50
51
4-12
1112
1812
10.0011.30 12.0013.00 13.4515.15 10.0013.00 13.4515.15 10.0013.00 10.0011.30 11.3013.00
10.0011.30
Beleidsnotitie van de gemeente Amsterdam
De Instap methode: theorie over de methode van Nieuwe Perspectieven. Jongeren en cultuurparticipatie.
Literatuur over de Instap methode.
Bezoek aan Nieuwe Perspectieven. Programmeren: programma ‘praktijk jongerenparticipatie’ te verzorgen door studentengroep. Programmeren: programma ‘praktijk jongerenparticipatie’te verzorgen door studentengroep. Programmeren: programma ‘praktijk jongerenparticipatie’ te verzorgen door studentengroep.
11.3013.00
De WMO
10.0011.00 11.0012.00 13.00 10.0012.00
De WILL systematiek.
12.0013.00 2 3 4
Jeugdbeleid. Het jeugd en jongerenbeleid van de gemeente Amsterdam. Gastdocent. Evaluatie van het bezoek aan de gemeente Amsterdam. Jongeren en cultuurparticipatie.
Voorbereiding op het debat van 18-12 Programmeren: Het debat: Visie op jongerenwerk. Onderwerp: ‘Stand van zaken van het jongerenwerk en waar moet het naar toe?’ Programma te verzorgen door studenten. Afronding van de minor en uitleg over. de toetsopdracht
Relevante literatuursamenvatting door studenten van maximaal 10 pagina’s
Relevante literatuursamenvatting door studenten van maximaal 10 pagina’s Opgroeien met beleid: Marga BurggraafHuiskes. Handleiding productenboek WILL
2. De collegeserie Levenssamenhang, leefwereld en jeugdculturen 1. De samenleving Er wordt gesproken over een sterk geïndividualiseerde en gefragmenteerde samenleving. Een maatschappij waarin door individuen elke dag vele keuzes moeten worden gemaakt. Een samenleving zonder gedeelde normen en waarden. Tijdens deze bijeenkomst gaan we bekijken in hoeverre dit waar is en welke invloed dit heeft op jong zijn in de jaren ’00. 2. Een nieuwe blik op jongeren In deze les wordt ingegaan op de sleutelrol die leeftijd speelt in de samenleving, wat wordt er bedoelt met leefwerelden van jongeren en wat zijn de hedendaagse levensvoorwaarden waaronder jongeren op groeien. 3. Het gezin Tijdens deze les wordt nagedacht over de betekenis van het gezin voor de jeugd van tegenwoordig. De pedagogische verhoudingen tussen ouders en jongeren staan hierbij centraal 4. Geek of Cool: peer-pressure De rol van ouders binnen de opvoeding lijkt soms minder van belang dan de invloed van vriendengroepen. Groepsdynamische processen in een onveilige samenleving kunnen negatieve maar ook positieve gevolgen hebben. 5. Radicalisering Radicalisering van jongeren een actueel thema. Tijdens deze les bekijken we wat radicalisering nu precies is, hoe het kan ontstaan en stellen we ons de vraag of dit nu wel het belangrijkste thema is als het gaat over de jeugd van tegenwoordig. 6. De school als leefwereld Een heel systeem van hiërarchisch georganiseerde instellingen hebben als gezamenlijk doel om jongeren voor te bereiden op beroep en maatschappij. Jongeren hebben daarbinnen een eigen leefwereld met vrienden en leeftijdgenoten. Systeem- en leefwereld komen nergens dichterbij in het alledaagse als hier. 7. Jeugdsubcultuur De jongeren hebben zich sinds begin 1900 georganiseerd in eigen subculturen. Jongeren zijn door de jaren heen de voorhoede geweest van maatschappelijke veranderingen … of stellen jongeren zich juist op een bepaalde manier op tengevolge van veranderingen in de maatschappij. Inhoeverre is de populaire cultuur van invloed op de jeugd, of is de jeugd juist invloedrijk als het gaat om populaire cultuur. 8. Mediagebruik Jongeren en media, een altijd actueel thema, hoe gevaarlijk zijn de media voor jongeren, hoe beinvloedbaar zijn jongeren door de media, moderne media, een probleem of een kans? 9. Lijf en liefde Ook over de maneir waarop jongeren omgaan met seksualiteit of hun lichaam beleven en versieren maken volwassenen zich met enige regelmaat zorgen. In deze les bekijken we de diversiteit in seksuele ontwikkeling en socialisatie onder verschillende groepen jongeren
10. Identiteit en burgerschap Jongeren zoeken naar zekerheid, hebben behoefte aan een ‘culturele’ identiteit en behoefte aan rituelen. De diversiteit in de samenleving zorgt voor een versterking van deze behoefte.
Het begrip identiteit is een meer dynamisch begrip geworden. Burgerschap is het moderne woord. Literatuur: Leefwerelden van jongeren. Joke Hermes, Pauline Naber, Arjan Dieleman. Coutinho ISBN 9789046900512
3. Het praktijkgerichte onderzoek. Tijdens de minor wordt praktijkgericht onderzoek gedaan. Dit is onderzoek dat uitgaat van vragen en problemen van beroepsbeoefenaren in zorg en welzijn. Het is gericht op het genereren van toepasbare, bruikbare kennis en heeft als doel om met die kennis de praktijk van welzijn en zorg te verbeteren. Het onderzoeksprogramma loopt over de hele periode van de minor. Studenten doen in deze periode veldwerk en presenteren een product. Aan het begin van het programma worden de studenten ingedeeld in onderzoeksgroepen. Deze onderzoeksgroepen komen op de dinsdagochtend onder leiding van een docent bijelkaar. Criteria voor de onderzoeksopdracht. 1. Het gaat over jongeren. 2. Er vindt praktijkgericht onderzoek plaats. 3. Er wordt gebruik gemaakt van theorie/recente literatuur. 4. De opdracht draagt ertoe bij dat de student een brede blik op het jongerenwerk krijgt. 5. Er wordt een bruikbaar product opgeleverd. Het product bevat een probleemstelling, een doelstelling en een vraagstelling. De werkwijze is verantwoord. Het product heeft een logische opbouw Literatuur: Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn Ferdie Migchelbrink. Uitgeverij SWP. Wat is onderzoek? Nel Verhoeven. Uitgeverij Boom
4. De praktijk. Dit programma draait om de methodische aanpak van coaching van jongerenwerkers die een MBO-opleiding volgen. (niveau 2 of 4). Doel. De student is in staat een coachingstraject te ontwerpen en uit te voeren dat is afgestemd op de ontwikkelingsbehoeften van degene die begeleid wordt en de organisatie waarbinnen het traject plaatsvindt. Werkwijze. Het ROCvA heeft een niveau 2 opleiding waar jongeren opgeleid worden tot jongerenwerker op niveau 2. Dit zijn jongeren die in hun studie, hun praktijk (in het jongerenwerk) en in hun dagelijkse leven nog een stevige ondersteuning nodig hebben. Door deze jongeren te coachen leren de studenten van de minor over jongeren, over het jongerenwerk, over het onderwijs aan jongerenwerkers en over coachen. Het coachen van de studenten wordt onder de directe leiding van een docent van het ROCvA gedaan. De over-all begeleiding wordt door ROCvA en HvA in onderling overleg gedaan.
Literatuur: ‘Leren coachen’. Marinka van Beek en Ineke Tijmes. Uitgever: H. Nelissen Baarn; PM-reeks. 2005.
Persoonlijke Aanvullende Programma’s (Papvakken) voor minorstudenten die inhoudelijk passen bij de minor.
Docenten In de minor werken de volgende docenten van de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming Johan de Blauw. Marco Bijl. Ellen Hommel. Jan Terwisscha van Scheltinga
8. Toetsing en beoordeling: De volgende onderdelen worden tijdens de minor beoordeeld: 1. Het beleid en methodiekprogramma. Hiervoor is een schriftelijk toets na periode 1. Na periode 2 moet een beleidsnotitie geschreven worden met als onderwerp: ‘Hoe staat het jongerenwerk ervoor en waar moet het naar toe. De weging van beide toetsen is gelijk. Het mondt uit in 1 cijfer. 2. De collegeserie levenssamenhang. De toets is in de vorm van een een essay. 3. Het praktijkgerichte onderzoek. Hiervoor moet een verslag worden geschreven. De criteria voor de beoordeling van de onderzoeksopdracht zijn: a. Het gaat over jongeren. b. Er heeft praktijkgericht onderzoek plaatsgevonden. c. Er wordt gebruik gemaakt van theorie/recente literatuur. d. De opdracht draagt ertoe bij dat de student een brede blik op het jongerenwerk krijgt. e. Er wordt een bruikbaar product opgeleverd. Het product bevat een probleemstelling, een doelstelling en een vraagstelling. De werkwijze is verantwoord. Het product heeft een logische opbouw 4. De praktijk. Hiervoor moet een leerverslag geschreven worden. Het leerverslag omvat een beknopte weergave van de werkzaamheden en een reflectie op het eigen leren. Deze reflectie is o.a. gerelateerd aan de theorie van het boek ‘Leren coachen’ De beoordelingen zijn individueel. Als er sprake is van een groepsproduct moet dat vooraf met de betrokken docent overlegd worden. De weging van de studieonderdelen is gelijk aan de verhouding van het aantal SBU’s.
9. Instapvoorwaarden. Om toegelaten te worden tot de minor moeten de studenten van CMV niveau 2 hebben afgerond. De overige studenten moeten zijn toegelaten tot het vierde leerjaar van hun opleiding.
10. Startdatum van de minor. Op dinsdag 29 augustus van 10.00-13.00 is de introductie op het minorprogramma. Vanaf 13.45 start het eerste college.
11. Literatuurlijst. Verplichte literatuur: 1. Jongerenwerk, stand van zaken en perspectief. Noorda, Van Ginkel, Veenbaas. 2. Opgroeien met beleid: Marga Burggraaff-Huiskes. 3. ‘Leefwerelden van jongeren’. Joke Hermes, Pauline Naber, Arjan Dieleman. Coutinho 4. ‘Leren coachen’. Marinka van Beek en Ineke Tijmes. Uitgever: H. Nelissen Baarn; PM- reeks 2005. 5. Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn Ferdie Migchelbrink. Uitgeverij SWP. 6. Wat is onderzoek? Nel Verhoeven. Uitgeverij Boom. Aanbevolen literatuur: 1. Respect! 99 tips voor het omgaan met jongeren in de straatcultuur. Hans Kaldenbach. Uitgeverij Prometheus Amsterdam 2006. 2. ‘Aan de gang’ motiveren van vastgelopen jongeren voor werk en scholing. Klomp, Kloosterman en Kuijvenhoven. 2002 SWP 2002ISBN 90 6665 483 x 3. Éen groep apart?’Jongerenwerk en etniciteit. Helen Kooijman. NIZW jeugd.2005 ISBN 90 8560 027 8/nur 752 4. Boefjes en briljantjes. Dirk Korf, Suzan Place, Erika van Vliet en Nazan Tanoglu. Forum Utrect 2007