M ENTA A L MAGAZINE VAN GGZ NOORD- EN MIDDEN-LIMBURG
MENTALE BALANS AFDELING NEUROPSYCHIATRIE HEEFT TOPGGz ERKEND KEURMERK ONTVANGEN OOSTENRIJKEXPEDITIE VOOR JONGEREN VAN 15 TOT 18 JAAR GGZ NOORD- EN MIDDEN-LIMBURG START PILOT ZORGLIJN SCHIZOFRENIE
JAARGANG 5 NR 4 AUGUSTUS 2009
VAN DE REDACTIE Waar gaat uw vakantie dit jaar naartoe? Naar de Atlantische kust surfen, wandelen in Oostenrijk of luieren met een cocktail op de witte stranden van Aruba? Of hebt u gekozen voor een paardrijvakantie, een vakantie met een hoog gehalte aan sport, een natuurvakantie of uitgaansvakantie? Wellicht blijft u gewoon lekker thuis om te klussen of dagtrips te maken. Of u doet helemaal niets. Geniet van alles wat vakantie te bieden heeft! De grote vakantie biedt veel vrije tijd die men zelf mag indelen. Dat is een heerlijk gevoel. Ook de redactie gaat even van een korte vakantie genieten. Daarna zal zij weer uitgerust aan de slag gaan om eind september weer een gevulde Mentaal gereed te hebben. Met de inhoud van deze Mentaal heeft u voorlopig voldoende leesstof. U kunt o.a. lezen over ‘De Drie Kronen’, de invoering van DBC’s die een grote impact heeft op de werkwijze van GGZ NML, het symposium over jonge mensen met dementie, de jongerenafdeling van Paschalis, een dienstverlening binnen GGZ NML die in de GGZ-wereld vrij uniek is, de eerste Physician Assistant in een GGZ-instelling, de start van de pilot zorglijn Schizofrenie binnen GGZ NML. Verder alvast een voorproefje op de eerste jongerenexpeditie naar Oostenrijk. In de volgende Mentaal meer hierover. Maar als klap op de vuurpijl het verslag van onze afdeling Neuropsychiatrie, die het TOPGGz erkend keurmerk ontvangen heeft! Geniet van uw vakantie, waar deze ook zijn mag. De redactie van Mentaal 0 2 M E NTA A L
JAARGANG 5 NR 4 AUGUSTUS 2009
INHOUD 2 3 4 5 6 7
Van de redactie Inhoud Van de voorzitter Jonge mensen met dementie Bewindvoerderkantoor GGZ Noord- en Midden Limburg Toost nieuwe fase medezeggensschap Flikje van Drost
8 10 11 12 13 14 17 18
1+1=3, Symposium over inzet ervaringsdeskundigheid
19 20 22 24 25 26 28 29 30 32 33 34 36
E-Mental Health
In de natuur geworteld MANP OnGegrond Colofon Topklinisch centrum voor Neuropsychiatrie Nieuwe cliëntenraad voor divisie Kortdurende Zorg Recht van spreken De ontmoeting
Start pilot Zorglijn Schizofrenie Succesvolle begeleiding van cliënten naar betaald werk Wetenschap IGG Het is een andere wereld zonder drugs Succesvolle samenwerking in Zorgketen biedt voordelen Eerste jongerenexpeditie Oostenrijk een feit! Balanceren tussen kwaliteit en prijs Energy-Efficiency binnen GGZ NML Servaashof Kwaliteit van Somatische Zorg in psychiatrie verbeteren Sterk in Beeldwerk 03 MENTA A L
VAN DE VOORZITTER
TROTS De vakantieperiode is aangebroken en iedereen maakt zich op om even gas terug te nemen van de dagelijkse routine, waarin doorgaans het werk centraal staat. Even wat extra tijd voor vrienden of het gezin, voor ontspanning. Er zijn veel mogelijkheden om ook daarin het beste uit jezelf te halen.
Op 22 juni 2009 heeft onze afdeling Neuropsychiatrie het TOPGGz erkend keurmerk ontvangen. De afdeling Neuropsychiatrie behoort daarmee tot de eerste drie ggz-afdelingen die deze erkenning voor vier jaar heeft gekregen. Elders in deze Mentaal wordt hierover meer uitvoerig bericht. De Raad van Bestuur is erg trots op deze erkenning en bekroning van het werk van professor Willem Verhoeven en zijn medewerkers. Wij hopen dat de komende jaren dit goede voorbeeld door anderen gevolgd gaat worden. De mogelijkheden zijn zeker aanwezig en…op één been kun je niet lopen. Het afbreken van het fusietraject met Mondriaan is voor de Raad van Bestuur een zware en pijnlijke beslissing geweest. In bijna anderhalf jaar is door velen veel tijd en energie gestoken in dit proces. Als twee instellingen gaan fuseren, dan vraagt dat van beide kanten een prijs in de verwachting dat de uiteindelijke opbrengst die prijs flink overtreft (1+1=3!). De prijs die gevraagd wordt, gaat niet alleen om geld. Het gaat om invoegen van mensen, werkwijzen en structuren; wat neem je mee in de nieuwe organisatie en wat laat je achter. Gaandeweg hebben we moeten vaststellen, dat partijen geen overeenstemming konden krijgen over de aanpak van enkele risico’s en er, zeker van onze kant, onvoldoende vertrouwen groeide in de kwaliteit en slagkracht van de gefuseerde organisatie. Het afblazen van de fusie op zich ervaren we als een nederlaag, maar de steun van onze Raad van Toezicht, van onze directeuren en vele anderen uit onze organisatie voor de wijze waarop we de afweging hebben gemaakt en daarover hebben gecommuniceerd, vervult ons met trots. Met de oplevering van 74 nieuwe appartementen voor onze cliënten per 1 juli is de nieuwbouw in de Servaashof voor onze instelling voltooid. De komende maanden volgt de renovatie van enkele monumentale panden op het Servaasterrein. Daarmee gepaard zullen belangrijke verhuizingen van cliënten, afdelingen en voorzieningen plaatsvinden. Voor enkele afdelingen, waaronder de bekroonde Neuropsychiatrie, komt dan hopelijk snel een einde aan een veel te lange periode van verblijf in een gebouw dat niet meer van deze tijd is. Pas dan kunnen we voor al onze opgenomen patiënten met trots vervuld zijn over hun huisvesting. Wij hebben een natuurlijke neiging de aandacht vooral te richten op zaken die (nog) niet goed zijn of nog niet goed lopen. Daar aan te werken is eigenlijk ook onze raison d’etre, ongeacht de functie die we vervullen. Er is echter ook veel om trots op te zijn. En dat is een goede reden om aan een welverdiende vakantie te beginnen. Dat wensen wij eenieder van harte toe. Namens de Raad van Bestuur,
Toine van der Sanden
0 4 M E NTA A L
JONGE MENSEN MET DEMENTIE Op 28 mei jl. heeft een symposium plaatsgevonden ter gelegenheid van het afscheid van René Smeets. René Smeets heeft 22 jaar gewerkt als sociaal geriater. Eerst binnen RIAGG Noord-Limburg en later binnen RCG Venlo. De titel van het symposium luidde: ‘Jong-dementerenden, van diagnose tot ketenzorg!’. Een drieluik; drie sprekers, drie thema’s. Het is een bijzondere middag geworden met veel belangstelling van (oud)collega’s en huisartsen. Diagnose Professor dr. Raymond Koopmans, verpleeghuisgeneeskundige van de Radboud Universiteit Nijmegen, opende het symposium met zijn lezing: ‘Jonge mensen met dementie, een groep apart.’ Deze groep verschilt in drie opzichten van de laat ontstane dementie: er is vaak geen tijdige diagnostiek, het betreft een ander type dementie dan dementie op latere leeftijd (met in hogere mate apathie, motorische onrust en agressie) en er zijn andere behoeften aan ondersteuning. Zijn boodschap luidt dan ook: “Denk (ook) aan dementie bij een relatief jong iemand met verandering in gedrag, karakter of functioneren, zeker als mantelzorgers zich zorgen maken.” Mantelzorg Het thema mantelzorg is vervolgens verder uiteengezet door Samantha Riedijk, werkzaam als medisch psycholoog van het Erasmus MC te Rotterdam. Zij promoveerde onlangs op de studie Burdening Care. Deze studie gaat over de zorgbelasting die mantelzorgers van patiënten met frontotemporale dementie ervaren, een dementievorm die ontstaat tussen de 25 en 64 jaar. Zij vindt onder andere dat deze mantelzorgers in het algemeen zwaarder belast worden, waarbij vooral de apathie en ontremming een grote rol spelen. Een van haar aanbevelingen is in de ondersteuning van deze mantelzorgers veel meer aandacht te hebben voor rouwverwerking. Ketenzorg De derde spreker, Mark Schapendonk, bestuurssecretaris van De Zorggroep en projectleider van ‘Hulp bij dementie’ heeft gesproken over de ketenzorg in
Noord-Limburg. “‘Hulp bij dementie’ is een samenwerkingsverband van een aantal organisaties in NoordLimburg, waaronder GGZ NML, en is voortgekomen uit het Landelijk Dementieprogramma. Hierin heeft de hulpvraag van de mantelzorgers centraal gestaan. Daar is uit voortgekomen dat er trajectbegeleiders voor dementerenden zijn ingezet. Er zijn in de regio duidelijke verwijsstromen gekomen, er zijn diagnose- en expertisecentra ontwikkeld en er zijn dementievrijwilligers geschoold.” Het concept ‘ketenzorg dementie’ zoals dat nu dus gestalte krijgt in ‘Hulp bij Dementie’, is iets waar René Smeets zich vanaf het begin hard voor heeft gemaakt in de regio Noord-Limburg. Het symposium wordt dan ook afgesloten met de bekendmaking dat er een ‘René Smeets innovatieprijs’ in het leven is geroepen. Een passend eerbetoon voor het werk dat hij de afgelopen jaren heeft verricht in de regio. K. Geleijnse
05 MENTA A L
VRIJ UNIEK IN GGZ-WERELD
BEWINDVOERDERKANTOOR GGZ NOORD- EN MIDDEN-LIMBURG GGZ NML faciliteert een dienstverlening, die in de GGZ-wereld vrij uniek is: een (intern) bewindvoerderkantoor. Het beheer van dit kantoor is ondergebracht bij een onafhankelijke Stichting: Stichting Beschermingsbewind Venray (SBV). De administratieve dienstverlening wordt verzorgd door medewerkers van de Economisch Administratieve Dienst van GGZ NML. Franca Arts, teamleider van de afdeling, vertelt wat deze dienstverlening inhoudt. “Wij verzorgen de financiën voor cliënten, bijvoorbeeld het invullen van de belastingaangiften, het aanvragen van toeslagen (huurtoeslag, zorgtoeslag), het innen van loon en uitkering en het betalen van huur en nutsvoorzieningen. Ook kunnen we worden gevraagd voor hulp bij schuldsanering.” De dienstverlening kan plaatsvinden onder budgetbeheer of onder bewindstelling. Bij onderbewindstelling wordt het beheer van geld en goederen uit handen genomen en worden cliënten beschermd tegen mensen, die eventueel misbruik van de situatie zouden willen maken. De cliënt krijgt hulp van de bewindvoerder, die raad en steun geeft. Er zijn ook cliënten die al een bewindvoerder hebben of van wie de familie de financiën beheert en waarvoor de SBV alleen de zakgeldverstrekking verzorgt. Op dit moment heeft SBV circa 400 cliënten. Deze cliënten verblijven in de instelling, of zijn al met ontslag maar laten hun financiën nog door SBV regelen. Ook worden cliënten door gemeente Venray doorverwezen of komen van andere GGZ-organisaties. De cliënten melden zich zelf aan of worden via familie of maatschappelijk werk aangemeld. “Er is veel behoefte aan dienstverlening zoals de onze”, aldus Franca. “Wij hebben dan ook een wachtlijst. Onze meerwaarde ten opzichte van commerciële bedrijven is dat wij veel expertise hebben opgebouwd in de psychiatrie en de problematiek van deze cliënten. Onze stichting werkt zonder winstoogmerk en onze dienstverlening wordt zeer gewaardeerd door de kantonrechter. We hebben de know–how van alle veranderende regelgeving bij o.a. de belastingdienst, de gemeenten, de eigen bijdrage AWBZ. Hierdoor kan de SBV goed de situatie van de cliënt beoordelen en in overleg met de cliënt en diens begeleider een passend plan van aanpak opstellen. De bereikbaarheid en toegankelijkheid zijn bij ons laagdrempelig. De SBV is kleinschalig, waarbij de kwaliteit en prijs voor de cliënt voorop staan.”
0 6 M E NTA A L
“Elke cliënt is uniek zowel in zijn persoonlijkheid als in zijn problematiek”, zegt Franca tot besluit. “Het is voor ons als medewerkers fijn en boeiend werk”. Wilt u meer informatie over de afdeling, dan kunt u terecht bij Franca Arts, tel.: 0478-527136, of e-mail:
[email protected] H. Uysal en T. Offermanns
FLIKJE VAN DROST OR HEFT GLAS OP NIEUWE FASE VAN MEDEZEGGENSCHAP VOOR GGZ NML! Op 1 juli jl. vond de laatste OR-overlegvergadering plaats. In aanwezigheid van een delegatie van de Raad van Toezicht, de directeuren, het hoofd P&O en de bestuurssecretaris, handelde de ondernemingsraad samen met de bestuurder de laatste advies- en instemmingsaanvragen af. De omvorming naar een nieuwe vorm van medezeggenschap, waarmee GGZ NML in 2008 een landelijke innovatieprijs won, gaat hiermee een nieuwe fase in. In de bijeenkomst riep Toine van der Sanden, voorzitter Raad van Bestuur, de directeuren op een ‘medezeggenschapsantenne’ te ontwikkelen; een belangrijk instrument bij het realiseren van brede en vroegtijdige participatie. Raad van Bestuur en directeuren zullen het goede voorbeeld moeten geven, zodat leidinggevenden ervaren wat hierin hun rol is. Op die manier kan de nieuwe vorm van medezeggenschap een succes worden en bijdragen aan het werkplezier van iedereen. Ook OR-voorzitter Mies Wiegant sprak de hoop uit dat het lukt om gezamenlijk de medezeggenschap verder vorm te geven. Dit kan door ons ‘present te stellen’ naar alle medewerkers. Niet alleen aanwezig zijn, maar op het juiste moment de juiste toon vinden om sámen in gesprek te zijn over de zaken die er toe doen; zowel voor hulpvragers als voor medewerkers. In de komende maanden bereidt de OR de verkiezingen en de werving van kandidaten voor de Raad voor Medezeggenschap en voor het Regieteam voor. Tijdens werkbezoeken wordt informatie verstrekt en met medewerkers en leidinggevenden gesproken over de betekenis van de nieuwe medezeggenschap en ieders rol daarin.
Toplocatie Sinds juni 2009 mag de Kliniek voor Neuropsychiatrie zich verheugen in het felbegeerde predikaat ‘Topkliniek’, vanwege het uitmuntende werk dat behandelteam en verpleging samen leveren. Een waar huzarenstuk om in de barre omstandigheden waarin deze kliniek gehuisvest is een werkzaam therapeutisch klimaat te scheppen. Chapeau! Sommige patiënten lukt het met geen mogelijkheid om van de afdeling af te gaan en naar mijn therapielokaal te komen. Ik bezoek hen daarom zo nu en dan. In een armzalig kamertje met muren die in geen jaren nieuwe verf hebben gezien, kaal wasbakje achter een schrootjesschotje. Stemmig grauwgrijs en gelakt bruin. Amper acht vierkante meter. ‘Hartverscheurend uitgeleefd’. Ik zit op de stoel aan het bed. Er is ook een tafeltje. Er is geen balkon, er is geen tuin, geen raam kan wijd open. Plaatsvervangend schaamtegevoel bekruipt mij dan: hoe kunnen mensen in deze omgeving energie opdoen om weer ‘heel’ te worden? Wie niet depressief is, die wordt het hier wel. Zou ik mijn vriend, mijn moeder of wie dan ook hier achter willen laten? Als ik ballen had, dan weigerde ik om in deze situatie mijn werk te doen. Het vereist de hoogste prioriteit om deze onsmakelijke behuizing zo snel mogelijk te verlaten. Plannen zijn er te over, geld is er genoeg. Er moet daadkracht worden getoond, verantwoordelijkheid moet genomen worden. Geen besluiten meer af- of op de lange baan schuiven! Een topinstituut als visitekaartje is natuurlijk prachtig, maar voor patiënten en verpleging heeft dit predikaat in het afdelingsleven van alledag geen enkele toegevoegde waarde.
Bart Drost Beeldend therapeut
07 MENTA A L
1+1=3
SYMPOSIUM OVER ‘INZET ERVARINGSDESKUNDIGHEID IN GGZ’
Ervaringsdeskundigheid is een containerbegrip en kent vele vormen en ‘kleuren’. Welke vormen passen bij GGZ Noord- en Midden-Limburg? Willen we keuzes maken? Wat wordt het paaltje aan de horizon? Gaan we voor een strakke organisatie of kunnen ‘vele bloemen blijven bloeien’? Het symposium dat heeft plaatsgevonden op 23 april jl. over de inzet van ervaringsdeskundigheid in de GGZ, heeft een nieuwe en wellicht eigen kijk gegeven op mogelijkheden in Noord- en Midden-Limburg. Vrijwel iedere deelnemer is overtuigd geraakt van de waarde van ervaringsdeskundigheid. ‘Van voorbeelden kun je veel leren. Alleen een eigen model kan succesvol zijn. Die weg moet worden bewandeld. Het wordt een ontdekkingsreis. Daarvoor moeten voorbereidingen worden getroffen’. Dit symposium voor (ex)cliënten en medewerkers van GGZ NML is inspirerend geweest en heeft vele verrassingen voortgebracht. De dag is voorbereid in een samenwerking met ervaringsdeskundigen van Stichting Interactie NML en medewerkers van de verschillende divisies van GGZ NML.
0 8 M E NTA A L
Tijdens de middag kwamen aangrijpende verhalen en een nieuwe kijk op het herstelproces van cliënten naar voren en via workshops werd gezocht naar de betekenis en inzet van ervaringskennis. Dagvoorzitter Jo Maes leidde het symposium in. Hij hield een interview met enkele (ex)cliënten. De meesten waren leden van
Interactie, die al langere tijd hun ervaringsdeskundigheid inzetten in Noord- en Midden-Limburg. Ook werd de projectleider van de nieuwe en in oprichting zijnde Fact-teams in Venlo en Venray geïnterviewd. Het tweede onderdeel bestond uit presentaties van ervaringsdeskundigen Annette Plooy uit Utrecht en Ronald van den Nieuwenhuizen uit Eindhoven. Annette was gevraagd de samenhang tussen de begrippen ‘herstel’ en ‘ervaringsdeskundigheid’ uit te leggen; Ronald lichtte het werk van de groep ervaringsdeskundigen bij GGzE toe. Beide presentaties kwamen prima uit de verf. Annette had haar presentatie heel persoonlijk gehouden. Dat maakte veel indruk. Haar verhaal is grotendeels beschikbaar in haar bijdrage ‘Leven met een aandoening en met de psychiatrie’ in het boekje ‘Herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid’ (2006. SWP uitgeverij onder redactie van W. Boevink, A.Plooy & SvRooijen). Het hart van de middag bestond uit workshops vanuit ‘onszelf’, recht uit ons hart. Workshops Voor de workshops is gebruik gemaakt van de methodiek ‘Thema Gecentreerde Interactie/ TGI’. Deze methodiek nodigt iedere gespreksdeelnemer uit vrij zijn of haar persoonlijke zaken naar voren te brengen. Het model is gebaseerd op het wegnemen van belangrijke hindernissen om in gesprek te komen, op themaformulering waarbij een appèl wordt gedaan op ieders eigen mening, en op een structuur en ‘klimaat’, die iedereen kans bieden zich persoonlijk uit te spreken. De thema’s en vraagstellingen waren; wie ben ik, wat doe ik en wat is mijn ervaringsdeskundigheid, hoe denk ik dat ervaringsdeskundigheid kan bijdragen aan herstel, hoe zou ik ervaringsdeskundigheid werven, wat vind ik dat een ervaringdeskundige in huis dient te hebben, hoe vind ik dat een ervaringsdeskundige in/door de organisatie gefaciliteerd kan worden, wat neem ik mee van deze workshop naar de plek waar ik morgen weer aan de slag ga? Vooral het bezig zijn met de eerste vraag leverde veel deelnemers een ‘Aha-erlebnis’ op. Levenservaringen leveren inzicht op en leiden tot wederzijds begrip met ervaringsgenoten (conflicten met familie, vrienden, collega’s, leidinggevenden; ongeval etc.). De betekenis van ervaringskennis in de psychiatrie, het ‘bondgenootschap’ tussen (ex)cliënten, kreeg zo snel een plaats. De andere vragen leverden een waaier van opmerkingen en tegenvragen op. Wij trekken hieruit de conclusie dat er gewerkt dient
te worden aan meer duidelijkheid voordat een of meerdere vormen van ervaringsdeskundigheid ingezet worden in de zorg van GGZ NML. Dat gaat over eisen aan ervaringsdeskundigen, de manier van inzet, de samenwerking met professionals en hun voorbereiding daarop, etc. Onze conclusie is mede gebaseerd op de reacties op het evaluatieformulier. Conclusies en samenvatting Het symposium kan als heel geslaagd worden gezien. De deelnemers zijn heel actief geweest en hebben meer kijk gekregen op de betekenis van ervaringskennis/ ervaringsdeskundigheid. Uit de reacties blijkt onomwonden een hoge verwachting; meerdere mensen voelen een hoge urgentie. Aan de andere kant blijkt er onduidelijkheid te bestaan over toepassing, bij (ex) cliënten, hulpverleners en management. Er moet dus aanvullend werk gebeuren. Dit betreft niet alleen het uitwerken van de ideeën die er nu liggen maar ook een ‘onderzoek’ naar die ideeën en hun grondslag. Ervaringskennis in de psychiatrie is en wordt opgedaan door (ex)cliënten; het maakt het cliëntenperspectief duidelijk hoorbaar. Ervaringskennis put uit een andere bron dan professionele kennis. Het is daarom nodig dat praktische invulling zoveel mogelijk door (ex)cliënten wordt ontwikkeld om het cliëntenperspectief te borgen. De inzet van ervaringsdeskundigheid mag niet gereduceerd worden tot uitsluitend de inzet van ‘bruggenbouwer’, als hulpje van de professional [het kan hier natuurlijk wel een belangrijke functie betreffen]. Dit betekent dat de bestaande groep ervaringsdeskundigen aan eigen scholing dient te doen, in contact dient te treden met groepen elders en let op zijn eigen ‘kritische massa’. Tegelijkertijd dienen initiatieven genomen te worden richting (ex)cliënten en organisatie van de eigen instelling. Met deze uitgangspunten kan in onderling contact handen en voeten gegeven worden aan de inzet van ervaringsdeskundigheid bij GGZ NML.
[email protected], www.interactienml.nl Werkgroep Interactie
09 MENTA A L
IN DE NATUUR GEWORTELD Op 30 juni 2004 hebben GGZ Noord- en Midden-Limburg, stichting De Marke Venray (deze beheert het bosgebied in en voor de gemeente Venray) en Staatsbosbeheer de handen ineengeslagen. Zij zijn toen een unieke samenwerking aangegaan. GGZ Noord- en MiddenLimburg was één van de eerste instituten die in het kader van arbeidsrehabilitatie en dagbesteding een eigen bosploeg had opgericht. Staatsbosbeheer en de gemeente Venray waren de eerste ‘klanten’ van de bosploeg. Cliënten van GGZ Noord- en Midden-Limburg melden zich vrijwillig aan voor de bosploeg, die wekelijks op de terreinen van Staatsbosbeheer en gemeente Venray werkt. De medewerkers van de bosploeg snoeien bosranden, onderhouden wandelroutes en verwijderen bomen van heidevelden, zodat deze niet dichtgroeien. Deze werkzaamheden geven extra kwaliteit aan de terreinen, waarbij de natuur, de beheerders en alle bezoekers gebaat zijn. Zonder hun inzet zou veel werk niet kunnen plaatsvinden. Dankzij de bosploeg wordt de natuur weer een mooi plaatje! Niet alleen de schoonheid van de natuur komt weer tot zijn recht. Ook de ware schoonheid van de mensen van de bosploeg komt opnieuw naar boven. Vaak zijn zij door problemen vastgelopen in hun privé- en werksfeer. Het werken in de natuur helpt hen zichzelf terug te vinden. Het is daarmee een opstap naar een betere gezondheid en nieuwe kansen. Op 30 juni 2009 is het vijf jaar geleden dat deze samenwerking een feit is geworden. Ter gelegenheid van dit
eerste lustrum is er een monument opgericht. Voor dit monument is een poel gegraven op het terrein van de gemeente Venray. Uit deze poel rijzen drie stammen met hun wortels omhoog. De ineenstrengeling van de wortels staat symbool voor de verstrengeling van de drie betrokken organisaties en voor de ware schoonheid van de deelnemers, die bovenkomt dankzij het werken in de natuur. Het monument heeft de toepasselijk naam ‘De drie kronen’ gekregen. De onthulling van het monument heeft 30 juni jl. plaatsgevonden. Eleän Mulder
1 0 M E NTA A L
MANP
In september 2007 ben ik gestart met de opleiding Master in Advanced Nursing Practice (MANP). Ik zit inmiddels in het tweede jaar en hoop in september mijn diploma in ontvangst te mogen nemen. In het tweede, tevens het laatste studiejaar ben ik voornamelijk bezig geweest met mijn afstudeerproject, ook wel Best Practice genoemd. De aanleiding en omschrijving van mijn Best Practice luidt als volgt: Binnen het huidige behandelaanbod (1. Angst- & stemmingsstoornisen en 2. Persoonlijkheidsontwikkeling) van het Adolescentencentrum ontbreekt het aan een specifiek behandelaanbod voor adolescenten met psychotische stoornissen. Zodoende wordt deze doelgroep klinisch behandeld binnen de volwassenenpsychiatrie (RCG). Het management heeft het voornemen het behandelaanbod op het Adolescentencentrum in de toekomst uit te breiden en wil in dit verlengde een behandelaanbod voor deze doelgroep laten ontwikkelen.
een aanzet gedaan om de verpleegkundige zorg in zijn geheel te omschrijven. Helaas, was het vanwege het tijdsbestek van mijn studie niet mogelijk om alle verpleegkundige interventies met voldoende onderbouwingen vanuit zowel de literatuur als bestaande praktijken te beschrijven. Zodoende is ervoor gekozen de verpleegkundige interventie met de hoogste prioriteit nader te onderzoeken, met de onderzoeksvraag: Is deze interventie evidence based voor de onderzoeksgroep en passend binnen de praktijk van het Centrum voor Adolescentenpsychiatrie?
De opdracht voor deze Best Practice was gericht op het ontwikkelen van één onderdeel van het totale zorgprogamma, en wel: De best mogelijke verpleegkundige zorg voor adolescenten en jongvolwassenen met een eerste psychose waarbij een klinische opname noodzakelijk is. Alvorens dit onderdeel te ontwikkelen heb ik onderzocht of de implementatie van een behandelaanbod voor deze doelgroep een meerwaarde kent. Hierbij valt te benoemen dat er tot op heden krachtige bewijsvoering ontbreekt om aan te tonen dat de huidige behandeling van deze doelgroep binnen de volwassenenpsychiatrie voor hen niet de best mogelijke is. Vervolgens is de omvang van de behoefte van de doelgroep onderzocht. Uit de resultaten van deze onderzoeken kan men concluderen dat er voldoende relevantie bestaat om een behandelaanbod voor adolescenten en jongvolwassenen met psychotische stoornissen te ontwikkelen. Dit zodat deze doelgroep mogelijk in de toekomst klinisch behandeld gaat worden op het Centrum voor Adolescentenpsychiatrie. In dit verlengde kon de werkhypothese van de Best Practice bekrachtigd worden: Gedurende een klinische opname binnen de GGZ horen adolescenten en jongvolwassenen met een psychotische stoornis een leeftijdsgebonden behandeling afgestemd op hun ontwikkelingsfase te ontvangen.
De interventie met de hoogste prioriteit zijn de familie-interventies. Uit onderzoek blijkt dat familieinterventies: • terugval bij cliënten uitstellen; • tot minder heropnames leiden; • medicatietrouw bevorderen. Daarnaast is een eerste psychose en een eerste klinische opname voor zowel de adolescent als de familie een traumatische ervaring.
Voor de ontwikkeling van de best mogelijke verpleegkundige zorg, een onderdeel van het totale zorgprogramma, is vanuit de literatuur gezocht naar artikelen met een vergelijkbare doelgroep. Uiteindelijk is er
De familie interventie: Multifamily Group (groepsgewijze gezinsondersteuning). Dit is de enige methode waarin zowel de adolescenten als familieleden betrokken worden. De training bestaat uit drie aspecten: 1. psycho-educatie 2. kennissennetwerk doordat je met meerdere gezinnen in één groep werkt 3. deelnemers gaan van elkaars netwerk gebruik maken voor het vinden van hobby’s, een stage of baan waardoor familieleden minder belast worden. Naast dit project lever ik in mijn dagelijkse werkzaamheden een bijdrage aan de ontwikkeling, integratie en uitvoering van de gezondheidsmonitor binnen GGZ NML. Hiervoor is binnen het LAZ-team van de LCZ en de ambulante zorg van RCG Venray en Venlo een pilot gestart. Anouk Slaar
11 MENTA A L
ON
GEGROND GGZ Noord- en MiddenLimburg heeft een Klachtencommissie voor Cliënten op grond van de
Ad Burgmans verzorgt deze rubriek in opdracht als jurist van ADJUST juridisch advies.
KLACHT De heer W, ten tijde van de klacht cliënt van het RCG Venlo, heeft een klacht ingediend over ondeugdelijke en onvolledige informatie over de wachttijden.
Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) en de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ). Een cliënt of degenen die optreedt namens de cliënt kan een klacht indienen bij deze commissie als hij of zij bezwaar heeft tegen een gedraging van een medewerker of een handelwijze van de instelling jegens de cliënt of tegen een beslissing met betrekking tot de behandeling of begeleiding die gevolgen heeft voor de cliënt. De commissie verklaart de klacht gegrond of ongegrond en brengt haar oordeel ter kennis van de Raad van Bestuur die vervolgens maatregelen kan treffen. 1 2 M E NTA A L
Relevante feiten W werd door de huisarts naar het RCG verwezen vanwege psychische problemen. Drie dagen daarna vond een intakegesprek plaats. De conclusie was, dat de cliënt voor psychotherapie in aanmerking kwam. W wachtte vervolgens op een oproep om met de behandeling te beginnen. Twee weken later informeerde hij hiernaar en kreeg hij te horen dat hij bovenaan op de wachtlijst stond, maar dat men niets kon zeggen over de wachttijd. Een maand later heeft de moeder van W gebeld met de teamleider. Zij uitte haar ongenoegen over het lange wachten en deelde mee dat de toestand van haar zoon verslechterde. Haar zoon stond bovenaan op de wachtlijst, zo werd haar verteld. Uit dat gesprek heeft zij opgemaakt dat de wachttijd wel 3 tot 9 maanden zou kunnen zijn. De teamleider deed het aanbod dat een psychiater W zou beoordelen op urgentie. De afspraak vond enkele dagen later plaats. Deze psychiater gaf wederom een indicatie voor een psychotherapeutische behandeling. Vanwege de lange wachttijd voor psychotherapie op het RCG heeft zij W in overweging gegeven de behandeling te laten plaatsvinden bij het Centrum voor Psychotherapie dat ook tot GGZ Noord- en Midden-Limburg behoort. De psychotherapeutische behandeling zou dan in groepsverband plaatsvinden. W wilde dit niet. Een ander alternatief was een behandeling bij Psy Q, een landelijk netwerk van GGZ-instellingen, waartoe ook Riagg-Zuid behoort die in Venlo een vestiging heeft. Daar waren kortere wachttijden. W ging hiermee akkoord. Op 4 mei heeft daar opnieuw een intakegesprek plaatsgevonden. Verweer Verweerder stelt dat de conclusie van het intakegesprek inhield dat een uitgebreidere intake moest plaatsvinden met als doel meer informatie te verzamelen om tot een juiste diagnose te komen. De heer W is op de wachtlijst geplaatst van basisteam 2 voor een vervolgintake. Vooraf is moeilijk in te schatten hoe lang de wachttijd is. Dat is afhankelijk van de ruimte die ontstaat bij medewerkers. Eerst moeten andere cliënten afgesloten worden. Toen moeder belde, zou hij haar uitgelegd hebben hoe het zit met de wachttijden en dat het waarschijnlijk niet lang meer zou duren, omdat W bovenaan de wachtlijst stond. Verweerder ontkende dat hij in dat gesprek gezegd zou hebben dat zij moesten rekenen op een termijn van 3 tot 9 maanden. Hij deed nooit uitspraken over de duur van de wachttijd. Het zou echter kunnen dat hij in het algemeen iets gezegd had over de lange wachttijden voor psychothe-rapie. Dat kon hij zich niet meer herinneren. Er is een garantie dat er binnen 24 uur een intake is. Daar is mee geadverteerd in de krant. Urgente gevallen worden sneller geholpen dan minder urgente.
TELEFOONNUMMERS
Tegenverweer De klager stelde, dat als direct was aangegeven dat de wachttijd zo lang was, hij een alternatief had kunnen zoeken. Beoordeling van de Commissie De commissie stelt vast dat klager niet heeft begrepen dat er nog sprake zou zijn van een verlengde intake, maar dat hij dacht al op de wachtlijst te staan voor een behandeling. Een wachttijd van 7 weken na de intake zonder dat de patiënt iets verneemt van de instelling, vindt de Commissie zeer lang. De instelling belooft een zeer snelle intake binnen 24 uur. De informatie op de website van de instelling wekt de suggestie dat men voortvarend de wachtlijsten aanpakt. Binnen 4 weken na de intake zou er een behandelplan zijn en er zou extra personeel ingezet worden om wachtlijsten weg te werken. Bij een langere wachtlijst zou met patiënt en verwijzer bekeken worden hoe de patiënt het beste geholpen kon worden. Alles overziend is de commissie van mening dat de informatie die verstrekt wordt over de wachtlijsten en wachttijden onvoldoende duidelijk is en dat deze informatie een onjuist beeld geeft van de wachttijden. Uitspraak De Commissie verklaart de klacht van W dat de instelling ondeugdelijke en onvolledige informatie geeft over de wachttijden, gegrond. Commentaar Een van de belangrijkste patiëntenrechten die in de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) is neergelegd, is de informatieplicht van de hulpverlener naar de patiënt. Deze informatieplicht is neergelegd in art.7:448 BW. Hier valt ook de informatie over de wachtlijsten en wachttijden onder. De Kwaliteitswet Zorginstellingen, artikel 2, legt een instelling de verplichting op verantwoorde zorg aan te bieden. Daartoe behoort goede informatie over de organisatie van de zorg. Wat de wachttijden betreft is een instelling gebonden aan de zogenaamde Treeknormen, de aan-vaardbare wachttijden waarbinnen 80% van de patiënten geholpen moet zijn. Voor een diagnose/indicatiestelling is dit maximaal 3 à 4 weken en voor een poliklinische behandeling eveneens 3 à 4 weken. In het geval van de heer W heeft men zich daar blijkbaar niet aan gehouden. De Commissie heeft geconstateerd dat de instelling onduidelijke en deels ook onjuiste informatie geeft over de wachttijden en wachtlijsten. Men belooft meer dan men kan waarmaken. De Klachtencommissie spreekt de instelling daar terecht op aan.
Arbodienst Achmea Vitale 0475-399899, Lisette de Bruijn, bedrijfsarts:
[email protected], Louis Thissen, bedrijfsarts:
[email protected] GGZ Noord- en Midden-Limburg algemeen 0478-527527 Personeelsvertrouwenspersoon: John Blankers, 0475-399899,
[email protected] Klachtencommissie individuele medewerkers 0478-527597,
[email protected], Commissie sociale begeleiding: 0478-527597,
[email protected] Ondernemingsraad 0478-527245 Ziek- en herstelmelding 0478-527161
COLOFON Redactie mentaal Eleän Mulder-Verleg, hoofd- en eindredacteur Sabine Nicolasen, eindredacteur Ans Swillens, Informatiecentrum Geestelijke Gezondheid Karin Geerkens, Paschalis Truus Offermans/Hilal Uysal-Cosgun, EAD Ted Smits, stafmedewerker beleid Diana Wong Si Kwie, RCG Venray Paul de Bijl, divisie PIA Mentaal is het magazine van GGZ Noord- en Midden-Limburg voor (oud-)medewerkers, vrijwilligers en externe relaties en verschijnt zes keer per jaar. Uitgave bureau communicatie GGZ Noord- en Midden-Limburg. Oplage 2.450 exemplaren Vormgeving Ohho Venray Fotografie Johan Flapper, GGZ Noord- en Midden-Limburg, Hans van der Beele, Sevenum, bureau communicatie GGZ Noord- en Midden-Limburg. Drukkerij ARS Grafisch Roermond Redactieadres GGZ Noord- en Midden-Limburg, bureau communicatie, t.a.v. E. Mulder-Verleg, postbus 5, 5800 AA Venray, tel. 0478-527186,
[email protected] Deadline volgende nummer 4 september 2009. Foto’s gescheiden van tekst – dus als apart jpg-bestand – aanleveren. Voor meer informatie zie www.ggznml.nl of het intranet. Indien u besluit uw abonnement te beëindigen, kunt u dit kenbaar maken via
[email protected] of schriftelijk via het redactieadres.
13 MENTA A L
V.l.n.r.: drs. P.A.m. Wingbermühle, dr. J.I.M. Egger, dr. A.L.M. van der Sanden, drs. B.J.H.B. de Pont, prof. dr. W.M.A. Verhoeven, F.C.M. van Ool, R.F.S. Derks, I. Theraudin, D. Verheyen; nurse practisioner
TOPKLINISCH CENTRUM VOOR NEUROPSYCHIATRIE Erkenning verleend door de stichting Topklinische GGZ te Amersfoort per 22 juni 2009 voor de duur van vier jaar. Stichting Topklinische GGz De Stichting Topklinische GGz (http://www.topggz.nl) is in 2007 opgericht op initiatief van een aantal grote GGZopleidingsinstellingen en beoogt topklinische en topreferente zorg binnen de Geestelijke Gezondheidszorg te bevorderen
1 4 M E NTA A L
en te komen tot een breder aanbod van gespecialiseerde derdelijnszorg. Het bestuur van de Stichting TOPGGz wordt voorgezeten door prof.dr. Kim Putters en de dagelijkse leiding ligt in handen van mevr. drs. Ellen S.G. Mogendorff, directeur. De Stichting kent een onafhankelijke visitatiecommissie
De criteria hier richtten zich op het kunnen waarborgen op de langere termijn van een goede organisatie van patiëntenzorg en bedrijfsvoering, het voldoen aan een aantal kwaliteitscriteria en het beschikken over de opleidingserkenning van zowel medische als psychologische specialisten.
onder voorzitterschap van prof.dr. Willem van Tilburg, emeritus hoogleraar psychiatrie aan het VUmc te Amsterdam. Kandidaat-afdelingen worden door deze visitatiecommissie beoordeeld op strenge toetsingscriteria op het gebied van innovatieve patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek en opleiding en onderwijs. In december 2008 zijn aan 10 van in totaal 23 gevisiteerde afdelingen de eerste keurmerken uitgereikt door minister Klink. Deze keurmerken hebben een geldigheidsduur van één jaar. Op basis van de ervaringen opgedaan bij de eerste visitaties, zijn door de Stichting TOPGGz de criteria op enkele essentiële onderdelen aangescherpt en is de mogelijkheid voor een aspirant lidmaatschap komen te vervallen. Op 22 juni 2009 kreeg het Centrum voor Neuropsychiatrie het TOPGGz keurmerk. Wat vooraf ging aan het verkrijgen van de erkenning In het voorjaar van 2008 is door Toine van der Sanden, voorzitter Raad van Bestuur, aan Willem Verhoeven, opleider medisch specialisten, en Jos Egger, opleider voor de psychologen, de opdracht gegeven de voorbereidingen te treffen voor het aanvragen van een Topklinische erkenning. Daarom werd allereerst een zogenaamde ‘quickscan’ ingevuld en verzonden naar Ellen Mogendorff op grond waarvan in Amersfoort een oriënterend gesprek met alle partijen plaatsvond op 28 mei 2008. Daarbij bleek het Centrum voor Neuropsychiatrie feitelijk reeds aan de destijds geldende criteria te voldoen zodat een formele aanvraag kon worden ingediend. In de daarop volgende maanden werden door Willem en Jos alle visitatiedocumenten in concept voorbereid en werd op 30 oktober deelgenomen aan een Invitational Conference waarin werd toegelicht waarom sommige criteria moesten worden aangescherpt. Uiteindelijk kon, nadat op 18 december 2008 de criteria definitief waren vastgesteld, nog vóór de Kerst worden gestart met het in elkaar zetten van de definitieve visitatierapporten op afdelings- en instellingsniveau opdat per uiterlijk 12 januari 2009 alles kon zijn ingeleverd bij Ellen Mogendorff. De eerste werkdagen van 2009 werden door het duo Verhoeven-Egger vrijwel uitsluitend doorgebracht in de spelonken van de werkkamer van Willem Verhoeven thuis. Dit garandeerde rustig kunnen doorwerken en vooral ook een goede verzorging van de inwendige mens door Marianne, de vrouw van Willem. Tijdens deze intensieve werkuren werd vooral aandacht besteed aan het formuleren van een goede tekst voor een aantal buitengewoon belangrijke en essentiële afdelingscriteria waaraan al meerdere jaren moest zijn voldaan. Als voorbeelden kunnen worden genoemd: (a). boven-
regionaal verwijzingspatroon met tenminste 20% verwijzingen vanuit de tweede lijn, (b). innovatieve en/of experimentele patiëntenzorg, (c). ruime onderzoekervaring en academische inbedding blijkend uit ondermeer een aan de afdeling vast verbonden hoogleraar, het gepromoveerd zijn van de twee boegbeelden met hun landelijke betekenis en (d). het kunnen bogen op vele internationale publicaties en voordrachten. Daarna moest er een visitatierapport op instellingsniveau worden geschreven waarbij de bestuurssecretaris Cor Heesmans heeft gezorgd voor het tijdig aanleveren van vele documenten. De criteria hier richtten zich op het kunnen waarborgen op de langere termijn van een goede organisatie van patiëntenzorg en bedrijfsvoering, het voldoen aan een aantal kwaliteitscriteria en het beschikken over de opleidingserkenning van zowel medische als psychologische specialisten. Nadat de meer dan 10cm dikke visitatierapporten op tijd waren ingediend, werden Willem en Jos per ommegaande verblijd met het verzoek van Ellen om nog eens even zoveel centimeters aanvullende informatie te verstrekken. Ook daartoe gingen zij wederom in retraite in de werkkamer van Willem thuis. Dit gehele proces dat in de maanden december 2008 tot februari 2009 de gehele agenda domineerde en waarvoor zelfs poliklinieken moesten worden afgezegd, leidde uiteindelijk tot een succesvolle visitatie op 5 maart 2009. Zoals de voorzitter van de visitatiecommissie, Willem van Tilburg, op die dag al verwoordde, bevond het Centrum voor Neuropsychiatrie zich op de door hem gehanteerde ‘twijfelschaal’ aan het uiteinde, dat wil zeggen: ‘zonder enige twijfel, ja!’ Het Centrum voor Neuropsychiatrie Het Centrum voor Neuropsychiatrie van GGZ Noord- en Midden Limburg (Vincent van Gogh Instituut voor Psychiatrie) is al meer dan 10 jaar gespecialiseerd in de diagnostiek en behandeling van patiënten met zeldzame, onbegrepen of therapieresistente psychiatrische aandoeningen. Dit centrum is voortgekomen uit de afdeling biologische psychiatrie (Woning I en II voor ingewijden) die is gestart met de komst van Willem Verhoeven op 1 januari 1989. Het begrip neuropsychiatrie wordt in Nederland vaak ten onrechte in verband gebracht met verworven hersenletsels ten gevolge van bijvoorbeeld een schedeltrauma. Hier hanteren wij het internationale begrip, namelijk dat neuropsychiatrie verwijst naar stoornissen in de samenhang tussen hersenfuncties en gedrag. Het betreft daarom veelal psychiatrische en neurocognitieve stoornissen bij genetische syndromen, epilepsie en neurologische ziekten. Een andere doelgroep van het Centrum voor Neuropsychiatrie wordt gevormd door patiënten met gedragsproblemen, psychologische functiestoornissen en
15 MENTA A L
psychiatrische verschijnselen bij verdenking op hersenaandoeningen. Daarnaast betreft het patiënten bij wie de toepassing van complexe farmacologische behandeling is geïndiceerd. Het Centrum voor Neuropsychiatrie is uit de aard van de zaak gespecialiseerd in functionele diagnostiek, hetgeen betekent dat een categorale indeling slechts het vertrekpunt is van waaruit het profiel van psychiatrische symptomen en psychologische functiestoornissen in kaart wordt gebracht. Alleen op deze wijze kan een relatie worden gelegd tussen de aandoening en de oorzaken daarvan en kan een gerichte behandeling worden gestart. Ongeveer de helft van de patiënten wordt verwezen door bovenregionale tweedelijns verwijzers, in het bijzonder afdelingen psychiatrie van algemene of academische ziekenhuizen, instellingen voor GGZ, verstandelijk gehandicapten en voor epilepsie, en vrijgevestigde psychiaters en psychologen. Proces van verwijzing, diagnostiek en behandeling Aan het Centrum voor Neuropsychiatrie is een polikliniek gekoppeld waar alle patiënten in eerste instantie naar worden verwezen. Het eerste poliklinische consult wordt besteed aan een inventarisatie van het klachtenpatroon en de voorgeschiedenis. Daarnaast vindt een uitvoerig psychiatrisch onderzoek plaats en worden de gegevens uit de familieanamnese en eerdere onderzoeken nauwkeurig in kaart gebracht. Deze informatie wordt gebruikt voor het opstellen van een werkhypothese waarna meestal uitvoerig (neuro) psychologisch onderzoek wordt afgesproken. Afhankelijk van aard, ernst en duur van de klachten én van de eerste werkhypothese, verloopt het proces uitsluitend poliklinisch en wordt de patiënt met een behandeladvies terugverwezen naar de verwijzer. Regelmatig is het noodzakelijk over te gaan tot opname binnen de kliniek voor neuropsychiatrie. In dat geval wordt eerst 6 tot 12 weken besteed aan uitvoerige diagnostiek (psychiatrisch, (neuro)psychologisch, neurologisch, gedragsobservaties) en indien van toepassing volgt een herziening van het volledige medicatiebeleid. Op indicatie vindt aanvullend onderzoek plaats waarbij de inbreng van externe, met name academische consulenten vaak vereist is. Bij het verzamelen en objectiveren van de diagnostische gegevens wordt maximaal gebruik gemaakt van betrouwbare en voor dat doel gevalideerde meetinstrumenten en -methoden. Naast cytogenetisch/DNA/micro-array-onderzoek en de bepaling van plasmaconcentraties (met eventuele genotypering) van relevante medicatie, behoren tot de standaardmethoden tevens betrouwbare en valide semi-gestructureerde interviews en neuropsychologische testen voor het syste-
1 6 M E NTA A L
matisch in kaart brengen van de cognitieve functiedomeinen (bijvoorbeeld: intelligentie, aandacht, geheugen, executieve functies). Pas daarna wordt een behandeltraject opgesteld waarbij het effect van de behandeling periodiek wordt geëvalueerd. Het behandelproces neemt veel tijd in beslag, gemiddeld drie tot zes maanden. Het nazorgtraject wordt in overleg met de patiënt afgesproken en kan worden verleend door de eigen specialistische poliklinische faciliteiten, de overige poliklinieken van GGZ NML, door verwijzing naar categorale of universitaire instellingen elders, dan wel door de oorspronkelijke verwijzer. In het geval dat een behandeling met psychofarmaca meerdere jaren moet worden voortgezet, wordt de patiënt voor een evaluatie van het lange termijnbehandelbeleid tenminste eenmaal per jaar teruggezien op de Polikliniek voor Neuropsychiatrie, ook al is de behandeling overgedragen naar de verwijzende instantie. Samenwerkingsverbanden Tijdens de opnameperiode, die globaal bestaat uit de hiervoor beschreven diagnostiek- en behandelingsfase, worden geregeld superspecialistische deskundigen uit andere centra geraadpleegd, in het bijzonder de Radboud Universiteit Nijmegen/UMC, het ErasmusMC te Rotterdam, het UMC Utrecht, het epilepsiecentrum ‘Kempenhaeghe’ te Heeze en de Stichting ZALV te Venray. Het medisch afdelingshoofd, Willem Verhoeven, bekleedt sedert 1999 de bijzondere leerstoel ‘Farmacotherapie bij Chronisch Psychiatrische Aandoeningen’ bij het ErasmusMC te Rotterdam en is als zodanig voor één dag per week verbonden aan de afdeling psychiatrie aldaar. De opleider klinische neuropsychologie, Jos Egger, is sinds 2003 als universitair docent verbonden aan het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit Nijmegen. Beiden zijn opgenomen in het samenwerkingsverband ‘Psychopathologie en Genetica‘ waarin, naast het Centrum voor Neuropsychiatrie en het Behavioural Science Institute, de Sectie Klinische Genetica van het UMC St. Radboud Nijmegen participeert.
Vanuit het Centrum voor Neuropsychiatrie worden, in samenwerking met de diverse universitaire partners, al vele jaren toegepast wetenschappelijke onderzoeksprojecten uitgevoerd c.q. geleid. De voornaaste onderzoeksthema’s zijn: genen, hersenen en gedrag, functionele diagnostiek en neurobiologie van psychosen. Deze projecten staan garant voor gemiddeld 10 internationale publicaties per jaar waarvan sommige tot stand zijn gekomen volgens het principe van de serendipiteit, dat wil zeggen een belangrijke en klinisch relevante toevalsbevinding. Tevens worden onder leiding van de staf van het Centrum voor Neuropsychiatrie meerdere promotietrajecten uitgevoerd. Tenslotte vormt het Centrum voor Neuropsychiatrie een onmisbare schakel in de opleiding van arts-assistenten tot psychiater en in die van gz-psychologen tot klinisch neuropsycholoog. Voorts is het betrokken bij de opleiding tot verpleegkundig specialist.
Bezoekadres en secretariaat Mevr. Henriette Laurensse-Reijnen Stationsweg 46, 5803 AC Venray Telefoon: 0478.527339, Fax: 0478.527626 E-mail:
[email protected] Behandelstaf Prof.Dr. W.M.A. Verhoeven, zenuwarts/opleider medisch specialisten Dr. J.I.M. Egger, klinisch neuropsycholoog/P-opleider Afdelingsmanager R.F.J. Derks, verpleegkundige Postadres Postbus 5, 5800 AA Venray Polikliniek Wekelijks op de dinsdagochtend neuropsychiatrie (
[email protected]) en op de woensdagmiddag neuropsychologie (
[email protected]).
DIVISIE KORTDURENDE ZORG INSTALLEERT NIEUWE CLIËNTENRAAD “In de praktijk werken we gelukkig al zo”. Dat waren de woorden van Annet Aarts, voorzitster van de cliëntenraad van de divisie Kortdurende Zorg (DKZ) van GGZ Noord- en Midden-Limburg, bij de ondertekening van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst tussen de cliëntenraad en de Raad van Bestuur. In haar korte toespraak beklemtoonde ze de prettige en constructieve samenwerking tussen de cliëntenraad en het management van de divisie. Al eerder had Toine van der Sanden in zijn openingswoord het belang van goede relaties onderstreept en aangegeven het zoeken naar nieuwe wegen van medezeggenschap toe te juichen. De cliëntenraad van de divisie Kortdurende Zorg kent platforms per locatie, dus een platform in Venray, Venlo en Roermond, die niet de medezeggenschap hebben in de zin van de wet op de medezeggenschap cliëntenraden, maar wel nadrukkelijk aanspreekpunt zijn voor de locatieleiding en tevens als achterban fungeren voor de nu geïnstalleerde cliëntenraad. Door te kiezen voor deze opzet verwachten we enerzijds een door de basis gedragen cliëntenraad te krijgen die anderzijds flexibel kan anticiperen op veranderingen. En die veranderingen zullen er zeker weer komen. De oorspronkelijke cliëntenraden voor Roermond, Venray en Venlo worden hiermee vervangen door een centrale positief kritische cliëntenraad die mee kan denken over de ontwikkeling van zorglijnen over de locaties van de divisie heen. Na de ondertekening werd er nog gefilosofeerd over professionalisering in brede zin. De professionalisering in de zorg, in het managen van de zorg en last but not least, de professionalisering van cliëntenparticipatie en medezeggenschap. Alle aanwezigen konden gelukkig concluderen
dat we op de goede weg lijken te zijn, in een aantal zaken voorop lopen in Nederland en dat het goed is ook deze successen te vieren. Hans Hendrikx
17 MENTA A L
RECHT VAN SPREKEN
DE ONTMOETING In deze rubriek staat het contact centraal tussen een behandelaar en een cliënt. Henk van Vorselen is woonbegeleider binnen de divisie Verslavingszorg.
Toevoeging Renée Talma: Of er sprake is van een conflict van plichten moet aan de hand van een aantal – hier verder niet volledig genoemde - criteria worden getoetst. Een zorgvuldige toetsing hieraan is dus een absolute vereiste.
Mohammed “Mogen plastic flessen in de vuilniszak?” vraagt Mohammed, een 43-jarige die via een opstapwoning sinds enkele weken weer op zichzelf woont. “Dat kan Mo, maar dan is de zak sneller vol en in deze gemeente betaal je voor iedere zak die je in de container stopt. Dus voor het milieu en jouw portemonnee is het beter als je papier, plastic, glas en blik niet in de vuilniszak doet maar het naar een milieuparkje brengt”. “Ik ben het helemaal niet eens met deze regeling” krijg ik als antwoord. “Iedereen wil aan mij verdienen en profiteert van mij”. Ook het ziekenfonds, de verzekeringen en zijn bewindvoerder krijgen bij deze weer een royale veeg uit de pan. Mo heeft sinds een half jaar dit soort oprispingen, wegens het verkrijgen van arbeid en dus het ontvangen van een inkomen, voor die tijd waren dit soort zaken geen thema voor hem. Aan mij weer de ondankbare taak hem uit te leggen hoe onze maatschappij in elkaar zit. Ook zijn geloof speelt hier een belangrijke rol in, zijn chronisch gebrek aan leefgeld is onder andere te wijten aan een hele gemene kredietverstrekker die Mo langzaam stript met zijn maandelijkse rente, iets dat volledig indruist tegen de basisprincipes van de Islam, althans volgens Mo. Anderzijds was er volgens de Islam niets mis met het plan om een scooter te kopen op afbetaling en deze twee weken later weer te verkopen voor de helft van de prijs om zodoende aan zijn betalingsverplichtingen bij zijn dealer te kunnen voldoen. De weg van dakloos verslaafd tot, “volwaardig functionerend medemens’’ is zelfs voor mensen met een normale portie verstand een achtbaan met hindernissen, maar voor Mo die niet zo gul bedeeld is lijkt het meer op een spokentocht. Mo heeft ze wel 'alle zeven' maar ze werken in ploegendienst met een royale atv-regeling. Dat houdt ondermeer in dat het ontzettend veel moeite kost Mo ervan te overtuigen, dat na volgende week weer een nieuwe week begint en dat een brandverzekering ook nodig is als je huis niet in brand staat en je niet echt van plan bent dit aan te steken. Bij een zusterorganisatie waar we aanklopten voor wat extra ondersteuning bij de begeleiding van Mo, werd hem bij de intake gevraagd hoeveel uren hij werkt en op welke dagen. Het antwoord van Mo was: "Ik heb een vierentwintig uurcontract en werk dus vijf dagen, van acht tot vijf. De collega zat te tellen en vroeg: "Iedere dag"? Het antwoord was: "Ja natuurlijk". Ze keek mij aan en vroeg mij; "Is dit een speciale gemeenteregeling?" "Nee, absoluut niet, maar dat is de reden waarom wij jullie nodig hebben voor de extra begeleiding." Buiten de financiën en het 'geript' gevoel gaat het goed met Mo. Zijn huisje ziet er piekfijn uit en hij heeft ook weer contact met zijn familie. Op den duur zal ik mijn wekelijkse discussie over macht, geld en geloof hopelijk gaan missen.
Renée Talma
Henk van Vorselen
Juridische kwesties die in de hulpverleningspraktijk kunnen spelen, stellen we in deze rubriek aan de orde. Voor vragen en/of opmerkingen kunt u terecht bij Renée Talma, staflid juridische zaken van GGZ Noord- en Midden-Limburg.
Hiv-besmette patiënt, die seksuele contacten heeft met anderen
Een behandelaar weet van een hiv-besmette patiënt dat hij binnen en buiten zijn huwelijk seksuele contacten heeft. De patiënt stelt hen niet op de hoogte van het feit dat hij hiv-geïnfecteerd is. Moet de behandelaar de partner van de patiënt en de anderen, als hij weet wie dat zijn, daarvan de op hoogte stellen? Allereerst zal de behandelaar met de patiënt in gesprek moeten gaan. Hij kan daarbij voorstellen de betrokkenen te informeren. Blijft de patiënt weigeren, dan bestaat er mogelijk een conflict van plichten. ’Mogelijk’ omdat hier enerzijds het vertrouwen van de patiënt in de hulpverlener aan de orde is en aan de andere kant het belang van mogelijke slachtoffers. Bij de overweging of er sprake is van een conflict van plichten speelt onder andere de vraag of de psychische stoornis van invloed is op het feit dat hij weigert zijn partners op de hoogte te stellen van zijn hiv-infectie. Zo ja, dan zou er eerder reden zijn om de partners zelf op de hoogte te stellen. Zo nee, dan kan de behandelaar bijvoorbeeld een termijn (twee weken) stellen waarbinnen de patiënt de partners zelf op de hoogte kan stellen, daarna zou de behandelaar daartoe kunnen overgaan. Bron: Vraagbaak Psychiatrie en recht, GGZ-Nederland, 2007
1 8 M E NTA A L
E-MENTAL HEALTH Een cliënt van zijn verslaving of depressie afhelpen zonder dat je deze persoon ooit ziet? Of zelfs zijn naam weet? Is dit science fiction of komt het dichterbij dan we denken? Kijk maar eens naar producten als ‘alcohol de baas’ en ‘grip op je dip’. Dit zijn websites waarop mensen anoniem en online een behandeling kunnen volgen. Overal in het land schieten de e-health-producten uit de grond. Het lijkt de nieuwe trend te worden in zorgverleningsland. Op zich een logische ontwikkeling, met e-health bereik je namelijk doelgroepen die niet in de reguliere hulpverlening terecht komen. Ook kan het een hulpmiddel zijn om de bestaande behandelingen te ondersteunen, bijvoorbeeld door sms’jes te versturen om cliënten te herinneren aan hun afspraak of medicijnen. Het innovatieproject E-Mental Health speelt op deze ontwikkelingen in. Het project is ontstaan uit bijeenkomsten over het thema e-health. Eind vorig jaar is het project gestart. Doelstelling is de toegankelijkheid van het zorgaanbod van GGZ NML via internet te vergroten onder bestaande en nieuwe doelgroepen. Het project bestaat uit twee delen. Het eerste deel is de ontwikkeling van een wegwijzer. Het doel van de wegwijzer is de vraag van (potentiële) cliënten en ons aanbod bij elkaar te brengen. Internet is vaak de plek waar mensen zich gaan oriënteren op hulp en informatie zoeken. Het is dus belangrijk dat mensen die hulp zoeken snel op de juiste plek terecht komen. Het tweede deel is het ontwikkelen van een strategie voor e-mental health-interventie binnen GGZ NML. Op dit moment zijn diverse divisies al bezig met e-health. Ook zijn er landelijk veel verschillende interventies ontwikkeld. Maar hoe maak je hierin een keuze? Welke interventie past het beste bij de instelling en welke interventie haalt het beste de doelstellingen die in het zorgprogramma worden beoogd? Voor dit gedeelte zijn we met drie thema’s/zorglijnen proactief aan de slag gegaan, namelijk verslavingszorg, adolescenten en ketenzorg dementie.
Onder E-Mental Health wordt verstaan ‘het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) om de geestelijke gezondheidszorg te verbeteren.
Stand van zaken De projectgroep, bestaande uit Ria Compagne (projectleider), Henk Verstappen (preventie en verslavingszorg), Vincent Huygens-Tholen (kortdurende zorg) en Ted Smits (specialistische functies), is enthousiast aan de slag gegaan om E-Mental Health te implementeren in GGZ NML. Er is de keuze gemaakt proactief aan de slag te gaan met de thema’s adolescenten, verslaving en ketenzorg dementie. Medewerkers van de verschillende thema’s zijn benaderd met de vraag hoe zij denken over E-Mental Health. Waar zien zij kansen en wat wordt er op dit moment al gedaan? Al deze ideeën zullen worden meegenomen in het advies over de implementatie van e-health-interventies richting de stuurgroep. Tegelijkertijd is er een onderzoek uitgevoerd om te bepalen aan welke eisen een goede wegwijzer moet voldoen. Wat is het zoekgedrag van de gemiddelde internetter? En op welke manier kan de vraag van de internetter het beste worden beantwoord? De eisen worden vertaald in een concreet voorstel voor een wegwijzer. Dit wordt eerst voor de doelgroep jongeren uitgewerkt, waarna andere doelgroepen volgen. Via de komende edities van Mentaal zult u op de hoogte worden gehouden van de vorderingen van het project. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de projectleider Ria Compagne,
[email protected] Ria Compagne
19 MENTA A L
ONDERZOEK EN BEHANDELING PSYCHIATRISCHE CLIËNTEN MET SCHIZOFRENE KLACHTEN VERBETEREN
GGZ NML START PILOT ZORGLIJN SCHIZOFRENIE In het Parkhotel in Horst kwamen 20 mei ruim honderd professionals van GGZ NML en belangenorganisaties in een werkconferentie bijeen om te luisteren naar en met elkaar in discussie te gaan over de zorglijn schizofrenie. Het programma zoomde onder meer in op het cliëntlogistieke model, de inhoud van de zorglijn schizofrenie, de start van de pilot en een doorkijk naar organisatorische gevolgen nu en straks. Speciaal voor deze bijeenkomst was er een live beeldverbinding met de Verenigde Staten, waar Frank van der Heijden, psychiater/programmaleider van GGZ NML, op dat moment verbleef. Zijn inbreng gaf een verdere verdieping aan de werkconferentie, die duidelijk maakte dat de diagnostiek en behandeling voor psychiatrische patiënten met schizofrene en verwante psychotische klachten kan worden verbeterd. Een pilot moet gaan uitwijzen hoe de zorglijn het beste kan worden ingericht.
Om de meerwaarde, en misschien ook wel de noodzaak van de zorglijn schizofrenie duidelijk te maken, kleurde Geert Derks zijn aftrap van de werkconferentie in met een filmpje. Een tv-uitzending waarin op schrijnende wijze duidelijk werd wat de consequenties kunnen zijn als de organisatie en de richtlijnen in de zorg tekort schieten. In het filmpje werd het overlijden van een zwangere vrouw en haar pasgeboren baby gereconstrueerd. De vrouw had lichamelijke klachten, maar daar werd door het ziekenhuis niet accuraat op gereageerd. De pasgeborene stierf na drie uur door zuurstoftekort, de moeder overleed tien dagen later vanwege een hersenbloeding. “Het ziekenhuis had de juiste kennis en de juiste infrastructuur, maar de richtlijnen waren niet in orde”, hield Geert Derks de zaal voor. “De artsen gaven medische zorg volgens de richtlijnen, handelden daarmee in hun optiek goed, maar konden daardoor niet voorkomen dat de moeder en het kind overleden. Terwijl ze allebei te redden waren geweest, als de richtlijnen geactualiseerd waren.” Voorspelbaar en planbaar Geert Derks, lid van de Raad van Bestuur van GGZ NML, gebruikte
2 0 M E NTA A L
het filmpje als prikkelend bruggetje naar de zorglijn schizofrenie. Is het mogelijk om zo’n zorglijn op te zetten? Is het niet zo dat patiënten uniek zijn, en dat er dus duizenden programma’s nodig zijn? Is protocollering en programmering derhalve onmogelijk? Is het onbegonnen werk? Alle vragen werden met een ‘nee’ beantwoord. “Binnen elk specialisme zijn slechts enkele van elkaar te onderscheiden patiëntengroepen te identificeren”, concludeerde Geert Derks. “In de ziekenhuiszorg is gebleken dat patiëntengroepen van verschillende specialismen qua gebruik van capaciteiten en volgorde daarvan veel
op elkaar lijken en soms zelfs identiek zijn. Gelet op multidisciplinaire richtlijnen en zorgprogramma’s is de diagnostiek en behandeling binnen bepaalde marges voor groepen psychiatrische patiënten programmeerbaar, voorspelbaar en daarmee planbaar. Door de sturing te richten op doorstroming neemt de onderzoeks- en behandeltijd af en daarmee ook de kans op onnodige hospitalisatie.” Doorlooptijden verminderen Met de zorglijn schizofrenie streeft GGZ NML onder meer een excellente inhoudelijke programmering van onderzoek en behandeling van patiëntengroepen na. Daarnaast is de zorglijn gericht op een zo kort mogelijke onderbreking van het ‘gewone leven’ en het maatschappelijke functioneren van een patiënt. “We willen wachttijden terugdringen, doorlooptijden verminderen, een hogere bezettingsgraad van capaciteiten, minder tijdverlies voor patiënt, medisch specialist en onderzoeks- en behandelcapaciteit.” Zorglogistiek Waarom kiest GGZ NML voor schizofrenie als pilot voor een zorglijn? Op die vraag ging onder andere Jan Vissers, senior adviseur Prismant en hoogleraar zorglogistiek iBMG, in. Het behandelen van schizofrenie is core business van GGZ NML, alle onderdelen van de organisatie hebben ermee te maken, en het is een goede doelgroep om organisatiebreed methodisch aan verbetering van logistiek te werken. Maar, zo waarschuwde hij, het is niet de eenvoudigste opgave. Jan Vissers bekeek in zijn presentatie de zorglijn schizofrenie vanuit een logistiek perspectief. Hij concludeerde dat het mogelijk is om een goede logistieke beschrijving van de zorglijn schizofrenie op te stellen. Voor verbetering van de zorglogistiek is het wel belangrijk dat er meer vanuit de zorglijn wordt gestuurd. “De sturing moet zijn gericht op de inzet van capaciteit, op de doorstroom en goede overgang naar volgende schakels in de zorglijn, en op de uitstroom naar vervolgvoorzieningen.” Hij sloot af met de aanbeveling dat een belangrijke vervolgstap is ervaring opdoen met het werken in een zorglijn schizofrenie. Er zou derhalve een pilot moeten komen voor de volgende fase van de ontwikkeling van een zorglijn schizofrenie. Pilot Die pilot gaat er komen, bevestigde Geert Derks. De pilot heeft als doel de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg voor schizofreniepatiënten te verbeteren en de doorstroom van cliënten te verbeteren. “Daarnaast willen we ervaring opdoen met het managen van een zorglijn schizofrenie om te achterhalen aan welke condities moet worden voldaan om zorglijnen verder te implementeren binnen GGZ NML.” Zo’n 50 à 100 patiënten met de diagnose schizofrenie/ psychotische stoornis zullen negen maanden lang worden geïndiceerd met alle behandelprogramma’s die volgens actuele standaarden een aangetoond effect hebben op
het genezingsproces. De ervaringen en resultaten die GGZ NML met deze groep in de pilot opdoet, zullen bouwstenen zijn voor de zorglijn schizofrenie. Actief betrokken Anja Böhlke, psychiater van GGZ NML, ging in haar presentatie in op de inhoud van de zorglijn schizofrenie. Ze benoemde onder meer de behandeldoelen, zoals het optimaal beteugelen van een (acute) psychose door onder meer verantwoord medicijngebruik. Duidelijk werd dat patiënten actief worden betrokken bij de behandeling. Anja Böhlke: “We gaan patiënten ondersteunen bij het formuleren van hun persoonlijke doelen en we leren ze omgaan met de gevolgen van schizofrenie. Zo hopen we hun zelfvertrouwen te bevorderen en cliënten het gevoel te geven dat ze volwaardig zijn, ondanks hun chronische ziekte.” In de behandeling komen ook aspecten aan de orde als het bevorderen van de kwaliteit van de sociale relaties, aandacht voor betekenisgeving, rouw en spiritualiteit, toeleiding naar zinvolle dagbesteding, studie of werk, en het creëren van mogelijkheid voor een passende woonvorm. Grote uitdaging Frank van der Heijden gaat de pilot inhoudelijk aansturen. Ger Lijnders, directeur divisie Kortdurende Zorg GGZ NML, wordt verantwoordelijk voor de organisatie en logistiek. Zij krijgen de opdracht om intensief te gaan samenwerken. Want het opzetten van een zorglijn schizofrenie vergt een innige samenwerking tussen inhoud, organisatie en logistiek, zo werd tijdens de presentaties en uit de discussies in de zaal duidelijk. Wat nu nog vaak gefragmenteerd gebeurt, moet straks in samenhang plaatsvinden. Een grote uitdaging, concludeerde de werkconferentie. Maurice Ambaum
21 MENTA A L
AFDELING ARBEIDSTOELEIDING GGZ NML SUCCESVOL IN BEGELEIDING VAN CLIËNTEN NAAR BETAALD WERK.
‘GEWELDIGE UITKOMST VOOR BEIDE PARTIJEN!’ Margaret Derks is trajectbegeleider bij de afdeling Arbeidstoeleiding van GGZ NML. Zij begeleidt cliënten die bij ons in behandeling zijn, naar betaald werk. Vaak gaat dat d.m.v. een IRO (individuele re-integratieovereenkomst) een instrument van het UWV om mensen aan een betaalde baan te helpen. Het gaat daarbij om mensen die vanuit het UWV een uitkering krijgen.
Vlnr: Margaret Derks, Martin, en Jan van Loon. Margaret legt uit: ‘Vaak gaat het om mensen met een beperking. Onze afdeling begeleidt de mensen vanuit de GGZ.’ Re-integratiecliënt Martin* werd door zijn SPV-er doorverwezen naar de afdeling Arbeidstoeleiding omdat hij geen werk had maar dat wel graag wilde. Margaret vervolgt: ‘Ik start met een cliënt altijd vanuit de vraag ‘Wat wil je?’ en kijk van daar uit samen met hem wat de mogelijkheden zijn. Martin heeft de Hbo-opleiding HTS ‘Elektrotechniek en Ontwerp’ afgerond, dus dat bood al behoorlijk wat perspectief. Beperkende factor bij het vinden van werk voor Martin is het feit dat hij een autisme spectrum stoornis heeft, genaamd Asperger. Mensen met
2 2 M E NTA A L
Asperger zijn vaak erg intelligent, maar sociaal en communicatief beperkt. Waar we dus naar op zoek moesten, was een werkomgeving waar begrip is voor deze ‘beperking’.’ Valkuil ‘Eigenlijk gaat het erom dat je moet weten hoe iemand met een autistische achtergrond schakelt’, vult ICT-er en leerwerkplekbegeleider Jan van Loon aan. Gevoelsvragen zijn voor iemand met Asperger heel moeilijk te beantwoorden.’ ‘Ik weet wel wat ik wil antwoorden op dat soort vragen, maar ik weet tegelijkertijd dat dat niet het antwoord is dat
Als wij onze cliënten al geen kans willen bieden, hoe kunnen we dat dan wel verwachten van externe organisaties!
men wil horen’, legt Martin uit. De sollicitatiegesprekken liepen voor Martin dan ook keer op keer uit op een teleurstelling. Vanuit deze problematiek kwam Margaret in beeld. Zij stelde met Martin een plan op om hem te begeleiden in het sollicitatietraject en zijn valkuilen aan te pakken. Logisch ‘Martin solliciteerde altijd heel leuk met een korte, bondige brief, waarin hij meldde interesse te hebben voor de geboden functie’, vertelt Margaret. ’Maar vaak was de brief te summier opgesteld, zodat er geen uitnodiging volgde.’ ‘Maar wel duidelijk!’, aldus Martin. ‘En ook als er wel een gesprek volgde, leverde dat problemen op’, vervolgt Margaret. ‘Ik weet wel’, legt Martin uit, ‘dat mensen een motivatie verwachten in een sollicitatiebrief en dat je allerlei leuke dingen over jezelf vertelt, maar ik kan dat niet.’ Als voorbeeld noemt Margaret de vraag ‘Wat vind je leuk aan deze baan?’ Martin antwoordde dan ‘Dat weet ik niet want ik moet nog beginnen!’ Voor Martin een heel logisch antwoord!’ Toelichting We voegden aan de sollicitatiebrief een soort bijlage toe met daarin uitleg over de autistische stoornis van Martin’, vertelt Margret, ‘en daarbij een uitleg van hoe dit ook een voordeel kan betekenen voor zijn werkomgeving. Vanaf die tijd werden we regelmatig op gesprek gevraagd’. Martin legt uit; ‘Mensen schrikken vaak van de term autisme. Ze kunnen zich er niet zoveel bij voorstellen. Daarom besloten we in de brief toe te lichten hoe ik ben, wat het voor mij betekent en wat een werkgever in huis moet hebben om voor mij een geschikte baas te zijn.’ Margaret ging mee naar de sollicitatiegesprekken om een beeld te kunnen krijgen van de vaardigheden van Martin op sociaal en vakinhoudelijk gebied en om zaken aan te vullen en te verduidelijken als Martin niet zou kunnen verwoorden wat hij kwijt wilde. Leerwerkplek De afdeling ICT werd benaderd met de vraag of zij Martin een tijdelijke leerwerkplek kon bieden, zodat Margaret goed in kaart zou kunnen brengen wat zijn mogelijkheden waren. ‘Aangezien Martin het verspreiden van computervirussen niet als hobby had en ik ervan uitging dat hij zijn HTSdiploma niet bij een pot pindakaas had gekregen, wilde ik de uitdaging wel aangaan’, lacht Jan. ‘Bovendien vind ik dat we hier als GGZ-instelling een voorbeeldfunctie in te vervullen hebben. Als WIJ onze cliënten al geen kans willen bieden, hoe kunnen we dat dan wel verwachten van externe organisaties!’
Gebruiksaanwijzing Margret legt uit: ‘Via Jan kreeg ik teruggekoppeld dat ze tegen bepaalde zaken aanliepen, maar niet wisten hoe ze die Martin duidelijk konden maken. Bijvoorbeeld zijn neiging om door te blijven praten als hem een vraag was gesteld. Dat besprak ik met Martin, die daarop aangaf; ‘Laat ze gewoon zeggen: stop Martin, dit was voldoende’. Een duidelijke, simpele oplossing, en naar ieders tevredenheid.’ Jan vervolgt, ‘Zo ontwikkelden we een soort gebruiksaanwijzing voor elkaar. Heel nuttig en efficiënt.’ Fair ‘Na een week was het ons al vrij helder wat Martin in zijn mars had en dat hij hier goed uit de voeten kon, dus niet veel later gingen we serieus nadenken over de optie om Martin binnen ICT een betaalde baan aan te bieden. Hij loste namelijk in no time opdrachten op, waar andere hoogopgeleide stagiaires maar niet uitkwamen. Conclusie was dat we normaal handenvol geld kwijt zijn als we een kracht in moeten huren voor het werk dat Martin deed, dus het leek ons wel zo fair hem hier voor te gaan betalen.’ ‘Vanuit de stageplek hebben we toen een proefplaatsing (1-3 maanden) aangevraagd via het UWV, waarbij de werkgever de intentie uitspreekt dat als het goed gaat, er een arbeidscontract wordt aangeboden van minimaal een half jaar. Tijdens de proefperiode is er sprake van werk met behoud van uitkering’, licht Margret toe. ‘Er zijn gedurende die periode regelmatig evaluatiemomenten om te bespreken of het werk naar ieders tevredenheid gebeurt. De cliënt wordt begeleidt in zijn vaardigheden als werknemer en de werkgever krijgt handvatten in het omgaan met de betreffende beperking. In het geval van Martin waren beide partijen tevreden, dus besloot de afdeling ICT hem een arbeidscontract aan te bieden. Martin werkt hier inmiddels met veel plezier als volwaardig medewerker. Een geweldige uitkomst voor beide partijen!’ GGZ NML werkt samen met re-integratiebureaus Werxe en Canters Coaching, want is zelf geen re-integratiebedrijf. De afdeling Arbeidstoeleiding is wel bevoegd als jobcoachorganisatie, dus Margaret kan Martin nog gedurende een jaar begeleiden vanuit de IRO en daarna zo lang als dat nodig mocht zijn in een jobcoachtraject. * Op verzoek van betrokkene is de naam Martin gefingeerd. Sabine Nicolasen
23 MENTA A L
Uitgeverij: Karger; Deel I ISBN: 3-8055-7914-4 ISSN: 1660-4431 192 pagina’s Deel II ISBN: 978-3-8055-8265-0 ISSN: 1660-4431 240 pagina’s
WETENSCHAP
J. BOGOUSSLAVSKY, F. BOLLER E.A. "NEUROLOGICAL DISORDERS IN FAMOUS ARTISTS DEEL I EN II" UITGAVE IN DE REEKS ‘FRONTIERS OF NEUROLOGY AND NEUROSCIENCE, VOL 19 EN VOL 22' Het boek beschrijft neurologische en psychiatrische aandoeningen van grote en beroemde schrijvers, dichters, schilders en musici, die een diepgaande invloed op hun werk hadden. Een keur van kunstenaars passeert de revue: de schrijvers: Guillaume Apollinaire; Guy de Maupassant, Friedrich Nietzsche, Alphonse Daudet, Gustave Flaubert, Edgar Allan Poe, Dostoevsky, Immanuel Kant, Valery Larbaud, Marcel Proust, Heinrich Heine, Baudelaire, de schilders: Paul-Elie Gernez, Carolus Horn, Caspar David Friedrich, Van Gogh, de Kooning, Heinrich Füssli, Carl Frederik Reuterswärd, Lovis Corinth; de musici: Maurice Ravel, Modest Musorgsky, Georg Friedrich Händel, Joseph Haydn, Gershwin , Shebalin, Robert Schumann, Mozart, en Hans von Bülow. Er zijn ook algemene hoofdstukken, bijvoorbeeld een studie van de casus van dertien verschillende visuele kunstenaars en de invloed van ziekte op hun werk, een bespreking van een aantal zelf-portretten, de invloed van hersenbeschadigingen, en de achtergronden van synesthesie. Een hoofdstuk beschrijft zelfs de onwaarschijnlijkheid van het syndroom van Gilles de la Tourette bij Mozart, waarbij vergelijkingen getrokken worden met Samuel Johnson en André Malraux. Twee boeken vol hoofdstukken die je op een rustige avond kunt lezen, en die je dan een nieuw beeld geven van de kunstenaar en zijn werk. Na afloop kun je heel goed de behoefte voelen om verder te praten met de auteur.
2 4 M E NTA A L
Er staat zóveel in: benieuwd of er iets van terug te horen is dat de ziekte van Haydn hem ernstig hinderde bij het voltooien van zijn laatste grote oratorium ‘Die Jahreszeiten’. En dan Händel, die grote componist met zijn enorme risicofactoren; de ene beroerte na de ander kreeg hij, maar hij bleef toch gewoon door componeren. Na ernstig afnemend gezichtsvermogen, ging hij zijn composities zelfs dicteren. Het boek levert, naast veel lees-genoegen, ook prachtig illustratiemateriaal en achtergrondinformatie bij het bestuderen van, of vertellen over, bepaalde psychiatrische en neurologische ziektebeelden. Zelfs de filmkunst komt aan bod in de personen van Visconti en Fellini (wist u dat de laatste ook een begaafd schilder was?) U kunt beide delen vinden in onze bibliotheek (kast WM 49). abe
IGG
IN GESPREK OVER…. In mei 2009 vond bij het RCG Venlo de feestelijke opening van het Informatiecentrum Geestelijke Gezondheid plaats. Ger Lijnders, directeur Divisie Kortdurende Zorg (KZ) en Annet Aarts, voorzitter Cliëntenraad KZ, hebben gezamenlijk het rode lint doorgeknipt om op deze wijze het belang van samenwerking tussen cliënt en hulpverlener nogmaals te benadrukken. “Een op de vier mensen komt direct of indirect in aanraking met de geestelijke gezondheidszorg vanwege een psychische of psychiatrische stoornis. Cliënten en familieleden hebben behoefte aan informatie en handvatten. Vragen als: “Wat is een psychose”, “Wat is schizofrenie”, “Wat is borderline?”, “Hoe ga ik ermee om en hoe ga ik om met mijn zieke naaste?”. Tevens komen cliënten en hun familie soms voor situaties te staan waar zij alleen niet uitkomen. “Een informatiecentrum kan hierbij helpen, het is een wegwijzer naar informatie over de zorg, maar ook naar belangen- en patiëntenverenigingen” zo sprak Annet Aarts tijdens de opening. Een vertegenwoordiging van de Familieraad sprak haar tevredenheid uit over het feit dat er nu, in navolging van locatie Venray, ook in Venlo een plaats is waar familie en/of naastbetrokkenen terecht kunnen met vragen. Laagdrempelig en makkelijk toegankelijk, zo moet informatievoorziening geregeld zijn voor cliënten en hun naastbetrokkenen. Maar ook de hulpverlener kan in zijn/haar dagelijks werk gebruik maken van voorlichtingsmateriaal. Onderzoek heeft uitgewezen, dat als cliënten/naastbetrokkenen goed geïnformeerd zijn, dit de onderlinge samenwerking ten goede komt. Wegwijs Het Informatiecentrum is er voor iedereen die vragen heeft of informatie wil over geestelijke gezondheid(szorg) in zijn algemeenheid en GGZ NML in
het bijzonder. Heeft u een vraag of verzoek, neem gewoon een keer contact met ons op. Nieuwsgierig geworden? Wandel dan vrijblijvend bij ons binnen, u bent van harte welkom! Informatiecentrum Geestelijke Gezondheid Stationsweg 46 5803 AC Venray tel: 0478 - 527066 e-mail:
[email protected] Openingstijden Informatiecentrum, locatie Venray Maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 12.00 uur en van 13.00 tot 16.00 uur. Openingstijden Informatiecentrum, locatie Venlo Maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 9.00 tot 12.00 uur. Woensdag van 13.00 tot 16.00 uur.
25 MENTA A L
‘HET IS EEN ANDERE WERELD ZONDER DRUGS’ Na een periode van experimenteren gaan de meeste jongeren verstandig om met alcohol en drugs. Maar een gedeelte van hen slaagt hier niet in. Ze gebruiken zo veel en zo vaak dat het een negatieve invloed heeft op het directe functioneren. Dit kan in het ergste geval tot gevolg hebben dat een jongere moet kiezen tussen het leven of doodgaan. Carolien, een ervaringsdeskundige, heeft voor deze keuze gestaan. Tijdens dit interview geeft ze aan dat ze blij is dat ze toen gekozen heeft om te stoppen met het gebruik van grote hoeveelheden van allerlei soorten drugs. Deze ervaring heeft ook een andere ervaringsdeskundige, Huub. Samen met Kim van der Heiden, programmacoördinator/psychotherapeut, en Henk Lenssen, sociotherapeut, beiden werkzaam binnen de kliniek Behandeling en Begeleiding Pascalis, willen zij hun ervaringen delen van deze nieuwe afdeling, die sinds oktober 2008 draait.
Welke jongeren worden opgenomen? Kim: “De jongerengroep bestaat uit maximaal 13 meisjes/jongens. Hier worden jongeren opgenomen bij wie verslavingsproblematiek voorop staat. Zij hebben vaak ook andere gedragsproblemen, dan wel psychiatrische problemen, depressies, angsstoornissen of trauma's, maar de verslaving moet het hoofdprobleem zijn in zoverre dat een gedragsprobleem of een ander psychiatrisch probleem de verslavingsbehandeling niet in de weg staat”. Henk vult aan: “Er moet sprake zijn van korte of middellange verslavingsgeschiedenis (0-8 jaar), motivatie bij de jongere en een flinke verslaving. Er mag geen sprake zijn van een ernstige psychiatrische problematiek, suïcidaliteit, organische verslaving of laagbegaafdheid. We verwachten dat de jongeren redelijk reflectief zijn. Dat ze in staat zijn te kijken naar wat hun gedrag en functioneren met zich meebrengen en rekening kunnen houden met anderen. Wat ook heel belangrijk is, is dat ze de wil hebben om in een groep te leven en met andere mensen samen te werken.” Wat is de leeftijd van de jongeren? Kim: “Jongeren vanaf 16 jaar met een psychologische bovengrens van 24 jaar kunnen worden opgenomen. Iemand van 28 die heel lang is gestagneerd in de ontwikkeling door bijv. drugsgebruik, kan emotioneel bijv. 18 of zelfs jonger zijn. Jongeren zijn vaak op vrij jeugdige leeftijd gaan experimenteren met alcohol en drugs. De ontwikkeling van de puber houdt dan op of vertraagt en ontwikkelt zich verder als ze stoppen met gebruik.”
2 6 M E NTA A L
Waar werken jullie naartoe? Kim: “We willen jongeren verslavingsvrij maken. We leren hoe ze verslavingsvrij kunnen blijven en hoe om te gaan met moeilijke situaties. Daarnaast is een doel om in een beetje sneltreinvaart de pedagosiche achterstand waar mogelijk in te halen of in ieder geval bij te schaven; wat wil iemand na de opname gaan doen, welke opleiding heb je daarvoor nodig, ga je werken, hoe zit het met je ouders, is het contact goed, hoe ga je andere vrienden zoeken? Dit is niet makkelijk”. Henk vervolgt: “De ontwenning is een paar weken, maar dan begint het pas! De jongeren komen vaak uit een gezin, dat vaak behoorlijk geleden heeft onder de verslaving van de jongere. Of de jongere is heel vroeg zelfstandig gaan wonen en heeft daar een gigantische puinhoop van gemaakt. Of ze weten niet goed hoe ze in de wereld staan; ze zijn afgevlakt, weten niet meer wie ze zijn. Vaak hebben ze de opleiding niet afgemaakt, hebben conflicten in de werksituatie, beschikken niet over de juiste sociale vaardigheden enz. Het moet dus vanaf het begin goed worden aangestuurd, want het is een enorme hectiek en het brengt de jongere vaak in verwarring”. “Een wereld zonder drugs is een hele andere wereld”, vult Carolien aan. Is de jongere na opname uitbehandeld? De jongeren zijn na de opname zeker niet klaar. Velen gaan de deeltijdbehandeling doen. Ze zijn dan drie dagen per week in behandeling bij Paschalis en de rest doen ze thuis. Een groot deel van de behandeling zit erop, maar dan gaat het erom het in de buitenwereld vorm te geven.
Juist dan hebben ze heel veel begeleiding nodig. Henk: “Jongeren met een verslavingsprobleem moet je langdurig blijven volgen; minimaal twee jaar. Er wordt gekeken naar het aspect wonen: gaan jongeren terug naar het gezin of gaan ze zelfstandig wonen Een mogelijkheid is de opstapwoning met intensieve begeleiding of het HOP–project (Huis-Op-Proef). Verder nemen de jongeren na ontslag deel aan de nazorggroep. De jongeren komen langdurig een avond per week bij elkaar om met lotgenoten te praten over hoe het gaat, wat ze tegenkomen, de spanning –en stressfactoren in het dagelijkse leven, hoe het op het werk gaat, in het gezin, in de relatie. Was de drempel hoog om voor behandeling te kiezen? Huub: “Voordat ik hier kwam, had ik jarenlang ruzie met mijn ouders gehad en een hoop tegenslagen, m.n. in mijn opleiding en werk. Door gebruik ging ik veel dingen uit de weg en koos continu de meest makkelijke weg. Daarmee is mijn verslaving begonnen. En deze werd alleen maar erger. Op een gegeven moment ben ik uit huis gezet. Uiteindelijk ben ik – maar niet uit eigen beweging - hier op Paschalis terechtgekomen. Ik was er uit mezelf nooit naartoe gegaan. Maar nu ben ik heel blij dat ik hier ben.” Carolien: “Ik vond het eng om te stoppen, maar uiteindelijk begaf mijn lichaam het zowat. Ik werd ziek, ik loog, ik jatte, ik kreeg psychotische klachten, werd paranoïde. Ik had de keuze: stoppen of doodgaan. Ik ben vrijwillig naar Paschalis gegaan. Na een tijdje is het pas tot me doordrongen dat dit echt iets was wat ik had moeten doen. Ik ben heel blij met deze keuze”.
Voldoet het aan jullie verwachtingen? Zowel Huub als Carolien zijn heel positief over de behandeling. Ze wisten niet wat ze ervan moesten verwachten en hadden nooit verwacht dat ze dit zouden kunnen. Want er komt zoveel meer bij kijken dan alleen het afkicken. Bij opname komen ook pedagogische kanten naar voren, zoals opvoeding, hoe je in het leven staat, hoe je je weerbaarder kunt maken. Maar ook hoe je een volwaardige rol in de maatschappij kunt spelen. Carolien vult aan: “Ik voldoe ook boven mijn eigen verwachtingen. Ik ben vandaag vier maanden clean. Ik had nooit verwacht dat ik dat zou kunnen zeggen”. Kim en Henk geven aan dat ze volop in ontwikkeling zijn. Ze worden af en toe weleens verrast door de realiteit van alledag. Dingen waar ze geen rekening mee gehouden hebben. Tot nu toe zijn ze in iedere geval heel positief. Toekomstplannen? Carolien wil weer op zichzelf gaan wonen en voor zichzelf gaan zorgen, een opleiding in het sociale gebeuren gaan volgen, een rustig en stabiel leven en gelukkig worden. Huub vertelt dat hij momenteel met een beroepskeuzetest bezig is. Dit moet antwoord geven op de vragen wat hij nu echt wil en wat hij kan. Hij hoopt hiermee een beeld te krijgen van de activiteiten die hem aanspreken. Eleän Mulder
27 MENTA A L
AANVRAGEN ZORGTOEWIJZINGEN GGZ NML IN PERSPECTIEF
‘SUCCESVOLLE SAMENWERKING IN DE ZORGKETEN BIEDT GGZ NML VOORDELEN’ In de AWBZ-keten is het zorgkantoor verantwoordelijk voor het efficiënt organiseren en monitoren van het regionale proces van zorgtoewijzing en tijdige zorgverlening aan de cliënten. Het zorgkantoor geeft dit proces samen met GGZ NML en de regionale ketenpartners vorm. Bij de inrichting van dit proces moeten de ketenpartijen rekening houden met een rechtmatige en doelmatige inzet van zorg. Voor een rechtmatige inzet van zorg is het indicatiebesluit leidend. Voor bepaling van de doelmatigheid wordt de kwaliteit van de zorg afgezet tegen de prijs c.q. de betaalbaarheid. Zo heeft GGZ NML verschillende aanvragen van zorgtoewijzing bij het ministerie met goedkeuring van het zorgkantoor ingediend, te weten: • een aanvraag voor een Psychogeriatrisch Verpleeghuis. Door de realisering van deze voorziening wordt een schakel toegevoegd aan het ketenzorgprogramma Dementie in Noord-Limburg. GGZ NML start het verpleeghuis in samenwerking met de Zorggroep, waarin gedacht wordt de voor- ziening te stationeren op het huidige terrein van het Vincentiushuis; • een aanvraag voor een RIBW; een voorziening van belang voor patiënten die meer begeleiding nodig hebben dan de huidige RIBW in Noord en Midden limburg. De aanvraag betreft een erkenning voor 48 plaatsen. September 2008 is GGZ NML gestart met 24 bedden Beschermd Wonen. Nu wil GGZ NML dit aantal uitbreiden tot 48 bedden. Na verwachting kan dit aantal de aankomende jaren oplopen tot 96 plaatsen; • een aanvraag voor een Beveiligd Voortgezet Verblijf. De aanvraag betreft 6 bedden: 3 bedden voor cliënten, waarvan de strafrechtelijke titel is afgelopen en die gezien de aard van de problematiek nog een Beveiligd Voortgezet Verblijf behoeven; drie bedden voor een doelgroep zonder aflopende strafrechtelijke titel, maar die dezelfde problematiek kent en ook een Beveiligd Voortgezet Verblijf nodig heeft. Met deze aanvragen speelt GGZ NML in op de thema’s doelmatigheid en kwaliteit van zorg. Dit door onder
2 8 M E NTA A L
andere de wachttijden aan te pakken, betere doorstroming en antwoord te geven op de vraag meer zorg op maat voor een specifieke doelgroep te leveren. Er wordt, aldus ‘zorgverkoper’ Koos Föllings, door gemeenten, ziektekostenverzekeraars en samenwerkingspartners steeds meer een beroep op GGZ NML gedaan om te zoeken naar ketenoplossingen en hier vervolgens de regie in te voeren. In de Geestelijke Gezondheidszorg heeft zich, door output gerichte financiering en bezuinigingsmaatregelen van de overheid de afgelopen jaren, een sterke tendens tot concentratie voorgedaan. “‘Samenwerking tussen zorginstellingen richt zich op kostenbesparing, kostenbewust werken en het versterken van de “marktpositie” ten opzichte van de verzekeraars, beleidsmakers en belangenorganisaties”, aldus Dhr. Janssen Duyghuysen (Adviseur VPSO BV Onafhankelijke vakspecialisten, 2009). Daarnaast spelen zorginhoudelijke motieven een belangrijke rol. Door het samengaan van verschillende soorten zorgaanbieders (voorwaartse integratie) ontstaat een zorgketen waarbinnen de cliënt op het juiste moment de meest passende zorg krijgt. Succesvolle samenwerking in de zorgketen is noodzakelijk om tot een beheerste voorbereiding en implementatie van verbeterde zorg te komen. Hiermee zullen beoogde voordelen van strategische samenwerking in de zorgketen ook waarneembaar leiden tot meer kwaliteit van zorg en werk, vernieuwingsenergie, efficiency winst, besparingen en een betere uitgangspositie voor de toekomstige zorgmarkt die meer concurrentie en prestatiedruk kent. Ted Smits
EERSTE JONGERENEXPEDITIE OOSTENRIJK EEN FEIT!
Van 11 mei tot 19 juni jl. vond de eerste GGZ NML-Oostenrijkexpeditie plaats voor jongeren tussen de 15 en 18 jaar, waarvan de persoonlijke en thuissituatie dusdanig ernstig belast en/of verstoord is, dat het wenselijk is dat de jongere tijdelijk uit de thuissituatie gehaald wordt. Het programma vond plaats in het Zillertal in Oostenrijk. Het centrale uitgangspunt van de expeditie Oostenrijk is dat de jongere in een vreemde en prikkelarme omgeving, zicht krijgt op zijn persoonlijke situatie, en de noodzakelijke vervolgstappen. Doel is daarbij het ontdekken en overwinnen van de eigen grenzen, bewustwording van de (on-) mogelijkheden en door het opdoen van succeservaringen het vergroten van het zelfvertrouwen. Tijdens de afwezigheid van de jongere, worden de problemen in de thuissituatie op een rij gezet. Onder verantwoordelijkheid van professionele begeleiders worden met de ouders afspraken gemaakt over het vervolgtraject. In een volgende Mentaal leest u hoe het de jongeren tijdens de expeditie is vergaan en ook hoe het nu met ze is.
29 MENTA A L
INVOEREN DBC’S PER 1 JANUARI 2010 HEEFT GROTE IMPACT OP WERKWIJZE GGZ NML
BALANCEREN TUSSEN KWALITEIT EN PRIJS GGZ NML maakt zich op voor de volledige invoering van de diagnosebehandelingcombinatie (DBC). Dit is de basis van het betalingssysteem voor de ziekenhuiszorg en de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg. Na de overgangsjaren 2008 en 2009 wordt de DBC met ingang van 1 januari 2010 leidend in de facturering en vergoeding. Dat heeft grote consequenties voor de werkwijze, maar ook voor de inkomsten van zorgaanbieders. Als GGZ NML in 2008 was afgerekend op basis van DBC’s, had ze 15% minder omgezet. Dat is omgerekend een bedrag van liefst 7.6 miljoen euro. Het is dus zaak dat GGZ NML dit jaar het zogeheten DBC-gat zoveel mogelijk gaat dichten. Want een financieel vangnet is er over een half jaar niet meer. Zorgverleners in ziekenhuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en zorgverzekeraars krijgen meer ruimte om naar eigen inzicht de zorg te organiseren. De overheid creëert hiervoor randvoorwaarden. Om die reden zijn er diagnosebehandelingcombinaties. De zorgverzekeraars betalen per ziektegeval één prijs voor de totale zorg die wordt verleend aan een patiënt: de DBC. Het dwingt zorgverleners om nog scherper te letten op prijs-kwaliteitverhouding en de zorg nog
3 0 M E NTA A L
efficiënter te organiseren. Gechargeerd gesteld: het ‘onbeperkt’ aanbieden van behandelingen aan een cliënt kan niet meer, omdat voor ieder ziektegeval is bepaald hoeveel behandelingen daarvoor staan en worden vergoed. Worden meer behandelingen binnen hetzelfde DBC gedaan, dan worden die per 1 januari 2010 niet meer betaald. Als die extra behandelingen onder een ander DBC vallen, dan worden ze wel weer vergoed.
DBC-gat Het budget dat instellingen als GGZ NML met hun zorgverzekeraar afspreken, wordt nu nog gebaseerd op het aantal verrichtingen (parameters van de Nederlandse Zorgautoriteit). GGZ NML heeft inzichtelijk gemaakt wat de financiële consequenties zouden zijn als ze al in 2008 was afgerekend op basis van DBC’s. “Dan zouden we een behoorlijk tekort hebben gehad,” geeft Toine van der Sanden, voorzitter Raad van Bestuur van GGZ NML, aan. “Wij noemen dat het DBC-gat. Dat gat bedroeg verleden jaar 15%. Omgerekend 7.6 miljoen euro dat we niet meer vergoed hadden gekregen. Dan waren we in financiële problemen gekomen. We monitoren nu wat het DBC-gat de eerste helft van dit jaar is. Dan weten we of het gat kleiner is geworden, en zo ja hoeveel kleiner. Het is hoe dan ook zaak dat we dit jaar het DBC-gat zo klein mogelijk maken, want per 1 januari 2010 worden we op basis van DBC’s afgerekend. Dan gelden de NZa-parameters niet meer, dan is er geen financieel vangnet meer.”
toe, dat vind ik een positieve ontwikkeling. Maar nogmaals: het moet niet ten koste van de kwaliteit gaan. Wij zijn er om cliënten te behandelen en ze de beste zorg te bieden. Dat moet het uitgangspunt blijven.”
Transparant Het leveren van verantwoorde kwaliteit voor een concurrerende prijs is altijd de basis geweest van de DBCsystematiek. Maar wordt er nu niet teveel nadruk gelegd op het prijsaspect? Raakt het kwaliteitsaspect niet een beetje ondergesneeuwd? Toine van der Sanden: “Daar moeten we wel alert op zijn. Als de prijs leidend gaat worden en een groot inkomstenverlies dreigt, dan moeten we ingrijpend bezuinigen met als risico dat de kwaliteit van de zorg wordt uitgehold. Dat willen en moeten we per se voorkomen, want daar is niemand bij gebaat. Zeker de patiënt niet, want hij of zij krijgt dan mogelijk niet meer de juiste zorg.” Toine van der Sanden is in principe een voorstander van de DBC-systematiek. “Ik vind het heel goed dat er kritisch wordt gekeken naar de kostenstructuur in de zorg. Dat er meer inzicht is in wat er per DBC aan zorg wordt verleend, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin. Ik vind het ook een goed uitgangspunt dat hulpverleners betaald krijgen voor wat ze daadwerkelijk doen en dat ze transparant maken wat ze doen. De DBC-systematiek maakt dat helder. Dat juich ik
Ondernemerschap Het werken met DBC’s vergt een andere manier van denken en doen voor de hele organisatie, zowel voor professionals als leidinggevenden. Constant Favier: “We moeten nieuwe methodieken en behandelprogramma’s ontwikkelen, we moeten DBC’s gaan managen. Niet teveel willen proppen in één DBC, maar zoeken naar een aanvullende behandeling in een andere DBC. Want dan wordt het wel weer vergoed. Dat vraagt van onze professionals een goed zicht op en kennis van DBC’s.” Met het invoeren van DBC’s wordt meer dan ooit ondernemerschap van GGZ NML en van de medewerkers gevraagd. “We worden steeds meer een ‘normaal’ bedrijf”, beaamt Toine van der Sanden. “Dat biedt kansen, maar het brengt ook risico’s met zich mee. Belangrijk is dat we doelmatiger gaan werken, we nog meer sturen op efficiency en dat we een sterke marktpositie behouden. Dat moeten we gezamenlijk realiseren.”
Financiële basis Op 1 januari 2010 worden de DBC’s dus volledig ingevoerd. “De DBC’s worden de financiële basis van onze organisatie”, beaamt Constant Favier. Als hoofd van het projectenbureau buigt hij zich over majeure, complexe projecten die de gehele organisatie op inhoudelijk en financieel gebied raken, zoals de DBC’s. “Met ingang van volgend jaar krijgen we alleen nog betaald voor de behandelingstijd die in een DBC is vastgelegd. Een voorbeeld: als voor het behandelen van een bepaalde ziekte 70 uur staat, krijgen we 70 uur betaald. Als we er 90 uur over doen, is er voor de 20 uur extra geen vergoeding. Dat wordt niét betaald.” Impact Constant Favier heeft met genoegen geconstateerd dat GGZ NML grote stappen heeft gemaakt in het efficiënter organiseren van de zorg, maar dat er ook nog een grote uitdaging voor de organisatie ligt om dat te optimaliseren. “We hebben al veel gedaan. Dat verdient alle lof.” Ook Toine van der Sanden vindt dat de organisatie een compliment verdient. “We behoren landelijk tot de koplopers als het gaat om onze administratieve organisatie om met DBC’s te werken. Dat is een compliment voor al onze medewerkers.” “Maar we zijn er nog lang niet”, vult Constant Favier aan. “Ik heb niet het gevoel dat iedereen ook écht inziet wat de invoering van DBC’s betekent, wat de impact zal zijn. Ons financieel vangnet vervalt per 1 januari 2010. Vanaf dat moment zijn onze inkomsten écht volledig afhankelijk van de producten die we verkopen. Dat betekent dat we én producten moeten verkopen, én dat we binnen de behandeltijd van ieder product moeten blijven zoals die is vastgelegd binnen de DBC’s.”
Maurice Ambaum
31 MENTA A L
ENERGIE-EFFICIENCY BINNEN GGZ NML
Energie is hot! Fusies van energiereuzen, dichtgedraaide gaskranen in Rusland en energieaanbiedingen gedaan door de vrouw van een “budgetbewuste” zanger; energie is een nieuwsbepalend onderwerp. Ook binnen onze organisatie wordt “energie-efficiency”, ofwel het efficiënt omgaan met energie, steeds belangrijker. Niet vreemd als je weet dat onze organisatie maar liefst 2.000.000 euro uitgeeft aan energielasten; geld dat niet aan onze kernactiviteit, het verlenen van zorg, kan worden besteed. De ontwikkelingen binnen het Facilitair Bedrijf & ICT op dit gebied in een notendop. Het energiegebruik binnen onze organisatie is grofweg te verdelen in verbruik t.b.v. het klimatiseren van de gebouwen en verbruik t.b.v. bedrijfsmatige processen zoals onze bedrijfskeuken. Het totaal aan verbruik wordt in hoge mate bepaald door de typen installaties, de gebruikseisen, buitentemperaturen en zonnestraling, het te klimatiseren volume, de bedrijfmatige processen en het rendement van de installatieonderdelen. Ondanks het feit dat enkele van deze variabelen moeilijk tot niet te beïnvloeden zijn, is het Facilitair Bedrijf & ICT structureel bezig besparingen op dit vlak te realiseren en op deze manier de energie-efficiency van onze organisatie te verhogen. Zo worden energiebesparende maatregelen genomen door het toepassen van energiezuinige verlichting welke, indien mogelijk, automatisch geschakeld wordt. Hierdoor worden overbodige branduren voorkomen. Daarnaast adviseert de afdeling Onderhoud & Technisch Beheer zorgafdelingen gevraagd en ongevraagd over energieverbruik op afdelingen en worden alle gebouwen apart bemeterd, waardoor inzichtelijk wordt gemaakt welke gebouwen als energieefficiënt en welke als inefficiënt kunnen worden bestempeld. Aan de hand van deze gegevens kunnen bouwkundige of installatietechnische aanpassingen worden uitgevoerd waardoor de energie-efficiency van een gebouw kan toenemen. Bij de aankoop van apparatuur of artikelen hanteert de afdeling Inkoop energiezuinigheid als een zwaarwegend selectiecriterium en wordt er altijd gekeken naar het al dan niet aanwezig zijn van een energielabel. Ook de afdeling ICT heeft energie-efficiency hoog op de agenda staan en is druk doende om alle energievretende computers te vervangen door meer energiezuinige apparaten.
3 2 M E NTA A L
Ondanks het feit dat het Facilitair Bedrijf & ICT dagelijks bezig is de energie-efficiency van onze organisatie te verhogen, kunnen wij ons voorstellen dat dit onderwerp binnen zorgafdelingen niet periodiek op de agenda staat. Het organisatiebreed omlaag brengen van het energieverbruik kunnen wij uiteraard niet alleen en we hebben de medewerking van zorgafdelingen hard nodig. Bewustwording bij iedereen en het herhaaldelijk op de agenda zetten van het onderwerp zijn belangrijke aspecten om het bewustzijn en daarmee de efficiency m.b.t. energieverbruik van onze organisatie blijvend te verhogen. Het Facilitair Bedrijf & ICT hoopt samen met haar medewerkers op een duurzame en energiebewuste toekomst! Sander Hellegers Teamleider Onderhoud & Technisch Beheer
SERVAASHOF
VOORTGANG SERVAASHOF St. Servatiusweg 31 t/m 177 oneven (73 zorgappartementen) Op 1 juli 2009 zijn de appartementen aan de St. Servatiusweg opgeleverd aan GGZ Noord-en Midden-Limburg. Hiermee is het laatste nieuwe gebouw voor onze cliënten op Servaashof gereed. Het Facilitair Bedrijf is inmiddels druk bezig met het woongereed maken van het gebouw voor de toekomstige bewoners. Er worden vloeren gelegd, keukens geplaatst en de appartementen worden ingericht. Tevens is er een begin gemaakt met de infrastructuur rondom het gebouw. Alles ligt op schema, zodat de cliënten vanaf medio oktober kunnen verhuizen naar hun nieuwe onderkomen.
de boerderij is al een aantal stappen verder in de voorbereidingsfase. Het definitief ontwerp is nagenoeg gereed en hiermee kan de renovatie binnenkort aanbesteed gaan worden. Gerelateerd hieraan is het Facilitair Bedrijf bezig met de voorbereidingen voor het verplaatsen van de hout- en metaalwerkplaats, die gaat verhuizen naar D’n Herk 102. Maaike van Lipzig
Binnenhof Naar verwachting zal in september het nieuwe gras in de binnenhof ingezaaid worden. Hiermee komen we langzaam maar zeker telkens een stap dichter bij het eindresultaat. Renovatieprojecten Servaashof Het concept-businessplan voor de renovaties is besproken in de stuurgroep Vastgoed en Huisvesting. De stuurgroep heeft op basis van dit plan goedkeuring gegeven voor het opstarten van de ontwerpfase voor paviljoen J, gebouw FB, gebouw A en paviljoen G. De renovatie van
33 MENTA A L
PHYSICIAN ASSISTANT MARCEL HOOGENBOSCH DOET SCREENING BIJ CLIËNTEN MET SCHIZOFRENIE
‘KWALITEIT VAN SOMATISCHE ZORG IN PSYCHIATRIE VERBETEREN’ De Physician Assistant (PA) is een relatief nieuw beroep in de gezondheidszorg. De PA ondersteunt de arts door gedelegeerde taken voor een brede categorie patiënten binnen één specialisme zelfstandig uit te voeren. PA’s zijn veelal verbonden aan een medisch specialisme in een ziekenhuis. Een PA in de geestelijke gezondheidszorg is nog een uitzondering. Marcel Hoogenbosch is één van de eerste Physician Assistant in een ggz-instelling. Op 1 april is hij gestart voor het FACT Venray en Venlo van GGZ NML. “In de kwaliteit van zorg op somatisch gebied valt nog een wereld te winnen in de psychiatrie.”
Marcel Hoogenbosch (46) begon in oktober 2004 aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen met de Master opleiding Physician Assistant. Hij volgde de opleiding vanuit het specialisme kindergeneeskunde. In maart 2007 rondde hij de studie met succes af. “Tot oktober 2007 ben ik als Physician Assistant werkzaam geweest op de polikliniek en de dagbehandelingunit voor kinderen en jeugdigen van het UMC St. Radboud. Een interne reorganisatie leidde er toe dat mijn functie overbodig werd. Om toch in het arbeidsproces actief te blijven, ben ik aan de slag gegaan op de spoedeisende hulp van het UMC St. Radboud, in de hoop spoedig een passende nieuwe uitdaging te vinden.” Die uitdaging kwam er, vanuit een onverwachte hoek: GGZ NML. “Een PA in de ggz is nog ongewoon. Toen ik in april dit jaar in dienst trad bij GGZ NML, was ik de derde PA in de geestelijke gezondheidszorg in Nederland.”
3 4 M E NTA A L
Monitoren Als PA begeeft Marcel Hoogenbosch zich op het snijvlak van lichamelijke en geestelijke klachten. “Ik ben aangesteld om de somatische gezondheid van cliënten met schizofrenie te monitoren. Psychiatrische patiënten gebruiken doorgaans medicijnen voor hun psychische klachten, en dat vaak jarenlang. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken, dat bepaalde middelen op somatisch vlak allerlei neveneffecten kunnen veroorzaken die de levensverwachting aanzienlijk kunnen verkorten ten opzichte van mensen die dergelijke medicijnen niet gebruiken. Met andere woorden: er is sprake van een toegenomen risico op zogeheten comorbiditeit. En het zijn in het bijzonder aandoeningen als suikerziekte en hart- en vaatziekten, die een verhoogd risico geven op eerder overlijden. GGZ NML wil cliënten met schizofrenie
regelmatig lichamelijk laten screenen om te onderzoeken of de medicijnen leiden tot bepaalde afwijkingen of klachten, zodat tijdig kan worden ingegrepen. Instellingen in de geestelijke gezondheidszorg hebben uit hoofde van hun werkgebied voornamelijk aandacht voor de psychische toestand van cliënten. GGZ NML wil ook een verbinding leggen met de lichamelijke gezondheid. We willen weten wat de effecten van bepaalde medicijnen voor psychische klachten zijn op de fysieke gesteldheid van cliënten. Monitoren is daarvoor bij uitstek een goed instrument, bovendien levert het informatie die bruikbaar is voor wetenschappelijk onderzoek.” Diabetes en hart- en vaatziekten GGZ NML wil ook de kwaliteit van zorg op somatisch gebied verbeteren. “Uit diverse onderzoeken blijkt dat de somatische zorg voor cliënten in de psychiatrie vaak te kort schiet. GGZ NML heeft gelukkig toenemende aandacht voor de somatische toestand van haar cliënten. Een combinatie van psychiatrische stoornissen én lichamelijke aandoeningen is immers een veel voorkomend verschijnsel.” Marcel Hoogenbosch doet screening naar het zogeheten metabool syndroom bij cliënten met schizofrenie. Van het metaboolsyndroom (ook wel syndroomX of insulineresistentiesyndroom genoemd) is sprake bij een combinatie van tenminste drie van vijf veelvoorkomende aandoeningen: een hypertensie, een verlaagd HDLcholesterolgehalte, verhoogde triglyceriden, centrale obesitas en een verstoord bloedsuikergehalte. Door deze aandoeningen raakt de stofwisseling verstoord, met een grotere kans op ziekten als diabetes en hart- en vaatziekten. Minder therapietrouw Waarom spitst de screening zich toe op cliënten die lijden aan een vorm van schizofrenie? “Deze groep cliënten krijgt vaak zogeheten antipsychotica voorgeschreven. Een effectieve manier om de psychotische symptomen te bestrijden. Maar antipsychotica zorgen ook voor bijwerkingen. Deze bijwerkingen leiden vaak tot het metabool syndroom. Dat is een ernstige bedreiging voor de gezondheid. Monitoring aan de hand van parameters en adequate behandeling van deze complicaties zijn essentieel. Mensen met psychische klachten die ook lichamelijke klachten krijgen, zijn vaker ziek, hebben een verminderde kwaliteit van leven, zijn minder therapietrouw, hebben meer zorggebruik en verhoogde medische kosten. Er is dus in alle opzichten nog veel winst te behalen door het verbeteren van de somatische zorg van cliënten in de psychiatrie.”
Leefstijl Cliënten met schizofrenie bepalen zelf of ze deelnemen aan de screening. “Het gebeurt op geheel vrijwillige basis. We voeren de screening op de poli in Venray uit, maar het onderzoek kan, weliswaar bij uitzondering, ook in de thuissituatie plaatsvinden.” In het onderzoek worden metingen verricht van lengte, gewicht en buikomvang, vindt er laboratoriumonderzoek plaats en wordt er een ECG gemaakt. Marcel Hoogenbosch let in zijn screening ook op aspecten als voedingstoestand en leefstijlgewoonten. “Als cliënten stabiel zijn, willen we hen bijvoorbeeld stimuleren om meer te gaan bewegen. Ik heb het niet over sporten, maar over bewegen. Wandelen en fietsen bijvoorbeeld. Veel cliënten met psychische problemen roken veel, bewegen amper en hebben fors overgewicht. Dat heeft enerzijds met hun leefstijl te maken en anderzijds met het feit dat ze vaak in een sociaal isolement leven. Ze voelen zich alleen en hebben amper of geen vrienden. Dat betekent dat ze in hun eentje moeten gaan fietsen en wandelen. Dat stimuleert niet. Wel als je dat doet in een groepje. Initiatieven om cliënten te gaan motiveren c.q. te stimuleren tot bewegen, bevinden zich momenteel in een oriënterende fase. Organisaties, zoals Health for you, die in groepsverband beweegactiviteiten aanbieden voor cliënten met psychische klachten, spelen hier al op in.” Samenwerking In Nederland wordt de somatische en psychische zorg veelal gescheiden aangeboden. Marcel Hoogenbosch pleit voor een nauwe samenwerking met bijvoorbeeld huisartsen en VieCuri Medisch Centrum voor Noord-Limburg. “Mensen met psychische klachten kun je medicijnen voorschrijven. Daarmee kun je de psychische klachten beheersbaar maken of verminderen. Maar tegelijkertijd moet je ook oog hebben voor lichamelijke klachten die kunnen worden veroorzaakt door de medicijnen. Vaak gaat het om aandoeningen of ziektes waarvan je niet weet dat je die onder de leden hebt. Hoge bloeddruk? Dat voel je niet. Suikerziekte ontwikkelt zich geleidelijk, maar met mogelijke ernstige gevolgen. Met somatische screening zijn veel problemen al vroeg op te sporen en kunnen ze worden aangepakt. Zeker als je samenwerkt met instellingen die zijn gespecialiseerd in de somatische zorg, zoals huisarts en ziekenhuis. Zo kan de kwaliteit van leven van psychiatrische cliënten worden verbeterd.” Maurice Ambaum
35 MENTA A L
STERK IN BEELDWERK