Meerjarenraming 2014 - 2017
Meerjarenraming 2014 - 2017
Inhoudsopgave Meerjarenraming 2014 t/m 2017
Voorwoord
3
Inleiding/Leeswijzer
5
Hoofdstuk 1. Meerjarenprogrammaplan 2014 - 2017
7
Hoofdstuk 2. Beschouwingen bij de meerjarenraming 2014 t/m 2017
-
A Ontwikkelingen
21
-
B Uitgangspunten en normen
22
-
C De meerjarenraming in cijfers
24
-
D De ontwikkeling van de waterschapsbelastingen
27
-
E Weerstandsvermogen
30
-
F Risicoparagraaf
31
-
G Investeringsprogramma
33
-
H Financiering
33
Bijlage Meerjareninvesteringsschema (MJI) 2014 – 2017
35
Voorwoord
De economische situatie is Nederland is nog steeds ongunstig. Een hoge overheidsschuld en een oplopende werkloosheid bepalen momenteel het economische beeld van Nederland. Als waterschap merken wij de gevolgen van deze crisis. Door blijvende aandacht voor effectiviteit en efficiëntie, inzet van reserves en innovatieve aanpak van ons werk proberen we de lastenstijging voor de burgers zoveel mogelijk te beperken. Net als vorig jaar is de lastenontwikkeling op drie procent per jaar vastgesteld. Vorig jaar is deze lastenontwikkeling voor de jaren 2013 - 2016 ingezet om onder andere onze verhoogde bijdrage aan het Hoogwater beschermingsplan (HWBP) te verwerken. Het doorzetten van de lastenstijging met 3% in 2017 is in deze meerjarenraming nadrukkelijk als voorlopig gekenschetst. Het hanteren van deze 3% is afhankelijk van de discussies met het algemeen bestuur over onze schuldpositie en ons EMU-saldo. Binnen de waterschappen (en de overige decentrale overheden) is een omslagpunt waarneembaar, vooral onder invloed van gedachten over onze schuldenpositie en het EMU-saldo. In plaats van het naar achteren schuiven van kosten (door investeringen te activeren en op de balans op te nemen) wint de idee om een groter aandeel van de kosten via de jaarlijkse exploitatie te laten lopen, terrein. Activeren is vooral ingegeven vanuit de gedachte dat investeringen meerdere jaren nuttig zijn en daarom gespreid over een periode van meerdere jaren betaald moeten worden. Bij het zo snel mogelijk betalen van investeringen speelt vooral de hierdoor oplopende schuld een rol. Alle investeringskosten financieren door geld te lenen is in ieder geval geen vanzelfsprekendheid meer. Niet lenen verlaagt de schuld en dat betekent lagere rentekosten. Daar staat tegenover dat onze exploitatielasten stijgen en daarmee ons streven tot een stabiele (en lage) lastenontwikkeling. Ook zal op termijn de wet HOF zijn invloed doen gelden op de financiën van alle decentrale overheden. De wet HOF stimuleert de idee investeringskosten zo snel mogelijk te betalen. Dit en volgend jaar kijken we naar de mogelijkheden hier op een verantwoorde manier mee om te gaan. Vanuit de organisatie wordt nu al nagedacht over de financiële positie van het waterschap ná deze meerjarenperiode. Aan een perspectief met daarin onder andere het nieuwe beheerplan, de effecten van diverse vormen van samenwerking en de reservepositie wordt gewerkt. Vooral van het samenwerken in de afvalwaterketen wordt veel verwacht, al is nog onduidelijk of wij als waterschap hier naar evenredigheid van gaan profiteren. In deze meerjarenperiode zal het vaststellen van een nieuw beheerplan en het aantreden van een nieuw bestuur (beide in 2015) zijn beslag krijgen. Ook daarvoor is inzicht in ons financiële perspectief ná 2017 zinvol.
Harm Küpers
Inleiding Het doel van de meerjarenraming (MJR) is het DB de gelegenheid te geven een begroting voor het volgende jaar op te stellen die aan de door het AB vastgestelde kaders voldoet. De MJR bestaat uit een beleidsmatig- en een financieel gedeelte. Het beleidsmatige deel is ingedeeld in programma’s. Bij de indeling van deze programma’s is de hoofdindeling van het beheerplan 2010 – 2015 gevolgd. Dit zijn de programma’s Veiligheid, Watersystemen en Organisatie.
Leeswijzer In hoofdstuk 1, het meerjarenprogrammaplan, wordt per programma ingegaan op onze visie en de beleidsdoelen. Visie en beleidsdoelen zijn overgenomen van het beheerplan 2010 – 2015. In de onder de programma’s opgenomen subprogramma’s worden de beleidsdoelen nader uitgewerkt en zijn de acties opgenomen die nodig zijn om deze doelen te realiseren. Daarnaast wordt per programma een overzicht gegeven van de netto exploitatiekosten. Hoofdstuk 2, de meerjarenraming, bevat de financiële beschouwingen bij de MJR. In paragraaf A worden de belangrijke ontwikkelingen verwoord waarop de MJR is gebaseerd. Paragraaf B bevat de financiële uitgangspunten en normen die zijn gehanteerd bij het samenstellen van de MJR. In paragraaf C wordt in totalen een overzicht gegeven van de kostenontwikkelingen tot en met 2017. Paragraaf D geeft de kostenontwikkeling per taak en de hierbij behorende tariefontwikkeling. In paragraaf E wordt het weerstandsvermogen behandeld gevolgd door paragraaf F de risicoparagraaf. Paragraaf G betreft het investeringsprogramma en ten slotte paragraaf H de financiering voor de komende jaren. Als bijlage is het meerjareninvesteringsschema 2014 – 2017 opgenomen.
HOOFDSTUK 1. MEERJARENPROGRAMMAPLAN 2014 – 2017 De Waterschapswet geeft het algemeen bestuur een sterke beleidsbepalende functie. Dit wordt onder meer bereikt door in de MJR het beleid van het waterschap voor de komende jaren weer te geven. Maar ook door hierin de acties / maatregelen voor de komende jaren te benoemen. Het beleid van het waterschap is vooral vastgelegd in het beheerplan 2010 – 2015. Via een indeling in programma’s (samenhangend geheel van activiteiten) zijn de doelen en maatregelen in deze MJR samengebracht. De programma-indeling van de MJR komt overeen met de indeling van het beheerplan. Het beheerplan 2010 – 2015 vormt nog de basis voor de ambities die we de komende jaren hebben. Het algemeen bestuur heeft deze ambitie bevestigd door het bestuursprogramma 2009 – 2012 vast te stellen (en daarop aansluitend een plan van aanpak in september 2009). In dit bestuursprogramma werden de aandachtsgebieden in de bestuursperiode 2009-2012 – gebaseerd op het beheerplan – nader uitgewerkt. In de, intussen verlengde, bestuursperiode wordt samen met de organisatie een verdiepingsslag aangebracht in de vier volgende aandachtsgebieden: duurzaamheid, zuiveringsstrategie, efficiency/synergie/samenwerking en transparantie/communicatie. Via de bestuurlijke tussenrapportages en het jaarverslag wordt u op de hoogte gehouden van de voortgang. Zo nodig wordt u tussentijds geïnformeerd. Intussen heeft u in de AB vergadering van mei 2013 een evaluatie van het bestuursprogramma vastgesteld. Hierin was ook een doorkijkje opgenomen voor de komende jaren. Vooral het eerste jaar van deze meerjarenperiode zal worden gebruikt om het beheerplan 2016 – 2020 op te stellen. De gevolgen zullen naar verwachting in het meerjarenprogrammaplan 2015 - 2018 voor het eerst een plaats krijgen. Technische leeswijzer meerjarenprogrammaplan Het meerjarenprogrammaplan is ingedeeld naar programma’s. De programma’s sluiten aan bij de indeling van het beheerplan 2010 – 2015. Per programma is expliciet weergegeven welke doelstellingen het waterschap nastreeft. Hierbij worden de drie w’s als richtlijn gebruikt. Wat willen we bereiken. Zie hiervoor onze visie per programma en de beleidsdoelen. Wat gaan we daarvoor doen. Zie de acties per programma. Wat gaat het kosten. De acties leiden over het algemeen tot investeringskosten. Per programma worden de investeringskosten getotaliseerd. De indeling van het meerjarenprogrammaplan 2014 - 2017 is als volgt. Eerst wordt per programma onze visie weergegeven. Vervolgens is per subprogramma het beleidsdoel aangegeven en de acties die we nemen om het beleidsdoel te bereiken. Per actie is een einddatum genoemd. Deze einddatum is overgenomen uit het beheerplan. De indeling van het meerjarenprogrammaplan is als volgt. Programma = thema Het programmaplan bestaat uit drie programma’s: veiligheid, watersystemen en organisatie. Deze drie programma’s komen overeen met de hoofdthema’s uit het beheerplan. Het beheerplan kent nog een vierde hoofdthema: water en ruimtelijke ordening. Deze is om praktische redenen in het programmaplan opgenomen onder het programma watersystemen. Onderdelen per programma
Eerst wordt per programma onze visie weergegeven. Deze visie komt overeen met de visie uit het beheerplan. Zie hoofdstuk 2, “Missie, ambitie en visie” van het beheerplan. Daarna wordt per programma het beleidsdoel weergegeven. Ook deze komt overeen met het beleidsdoel per thema van het beheerplan. Vervolgens is het programma onderverdeeld in subprogramma’s. Onderdelen subprogramma De onderverdeling in subprogramma’s is overgenomen van het beheerplan. Ook daar is een thema uitgewerkt in een of meer paragraven. Ook een subprogramma kent een beleidsdoel. Dit beleidsdoel is overgenomen uit het beheerplan. In het beheerplan worden vervolgens acties genoemd die als doel hebben het beleidsdoel te bereiken of te realiseren. Deze acties worden in het programmaplan ook acties genoemd. Per actie is een einddatum genoemd. Deze einddatum is oorspronkelijk overgenomen van het beheerplan. Omgaan met beheerplanacties Niet alle beheerplanacties zijn in het meerjarenplan terug te vinden. Beheerplanacties die zijn afgerond zijn niet opgenomen. Jaarlijks worden deze acties in de jaarrekening vermeld. Dit overzicht zal uiteindelijk alle acties van het beheerplan bevatten. De einddatum per actie ligt in principe vast. Deze datum is uit het beheerplan overgenomen. Door omstandigheden kan het voorkomen dat een datum vervroegd kan worden. Ook kan het voorkomen dat een vertraging in de voortgang optreedt. Via de voor- en najaarsrapportage wordt hierover gerapporteerd. Een eventuele aanpassing van een einddatum wordt in de begroting of de meerjarenraming opgenomen. Dergelijke aanpassingen worden via een voetnoot bij de betreffende actie kenbaar gemaakt. Afgeronde acties worden jaarlijks in het jaarverslag bij de jaarrekening opgesomd. Dit hoofdstuk eindigt met een financieel overzicht. Hierin worden per jaar de netto kosten per programma getoond.
PROGRAMMA VEILIGHEID
Visie op veiligheid Veiligheid staat voorop, overal en altijd. Wij zorgen ervoor dat we het vastgestelde veiligheidsniveau in ons gebied continu waarborgen. We spelen tijdig in op ontwikkelingen die de veiligheid kunnen aantasten. Wij zijn in alle opzichten goed voorbereid op calamiteiten en zijn in staat daar zeer snel en effectief op in te spelen.
Beleidsdoel veiligheid Levensbedreigende situaties voor mensen mogen niet plaatsvinden; voor dieren proberen we die zoveel mogelijk te voorkomen. Het programma veiligheid is opgesplitst in 3 subprogramma’s: zeedijk, boezem en calamiteitenzorg. Het subprogramma “boezem” is verder onderverdeeld.
Subprogramma 1: Zeedijk (beheerplan 7.1) Beleidsdoel We zorgen ervoor dat de zeedijk nu en in de toekomst voldoet aan de wettelijke veiligheidsnorm. Deze veiligheidsnorm gaat uit van een gemiddelde overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 4.000 jaar (1: 4.000). Acties 7.1.e
7.1.d 7.1.f
Het uitvoeren van onderzoek naar benodigde maatregelen om te anticiperen op de zeespiegelstijging en de bodemdaling (inclusief mogelijke inzet slaperdijken en technische oplossingen bij Delfzijl) Toetsing van de zeedijk aan (nieuwe) veiligheidsnormen Opstellen van overstromingsrisicobeheerplannen volgens de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s
gereed 2014
2015 2015
Subprogramma 2: Boezem (beheerplan 7.2) Beleidsdoel We zorgen ervoor dat de boezem nu en in de toekomst voldoet aan de regionale veiligheidsnorm. De huidige veiligheidsnorm gaat tot en met 2015 uit van een overschrijdingskans van 1 x op de 100 jaar (1:100). Acties 7.2.b
1
Opstellen overstromingsrisicokaarten volgens Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s
Einddatum aangepast in 2015, was 2013.
gereed 1 2015
7.2.a
Vaststellen nieuw gewenst veiligheidsniveau op de boezem op basis van studie
7.2.c
Langetermijnstrategie opstellen voor benodigde maatregelen om te anticiperen op de effecten van de zeespiegelstijging en de bodemdaling Opstellen overstromingsrisicobeheerplan volgens de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s
7.2.d
2014
2
2014 2015
2.1 Kaden (beheerplan 7.2.1) Beleidsdoel Boezemkaden voldoen aan de veiligheidsnorm. Acties 7.3.b 7.3.c
Toetsing van de boezemkaden aan de nieuwe veiligheidsnormen Afronden Masterplan Kaden (aanpassen resterende 110 km) - in stedelijk gebied - in landelijk gebied
gereed 2014 2018 3 2020
2.2 Waterbergingsgebieden (beheerplan 7.2.2) Beleidsdoel 3 Creëren van ongeveer 11 miljoen m berging. Acties 7.4.a
gereed Inrichten van resterende bergingsgebieden: e 3 Benedenloop Westerwoldse Aa (2 fase): 0,2 miljoen m 3 Tusschenwater: 2 miljoen m 3 : 1,5 miljoen m 3 Zuiderwuppen: 0,6 miljoen m 3 Meerstad: (ca. 3 miljoen m )
4
2014 5 2015 6 Na 2015 2015 2030
2.3 Kleinschalige waterberging bovenstrooms van de boezem (beheerplan 7.2.3) Beleidsdoel Realiseren van kleinschalige waterberging bovenstrooms van de boezem. Acties 7.5.a
2
Zodanige inrichting en beheer van een deel van de beekdalen van Hunze (0,55 3 3 3 miljoen m ), Drentsche Aa (0,6 miljoen m ) en in Westerwolde (2 miljoen m ), dat kleinschalige waterberging plaatsvindt
gereed 2015
Door de koppeling met actiepunt 7.2.c is de datum gereed aangepast in 2014. Met de provincie Groningen is afgesproken het afronden van de kadeaanpassingen in het stedelijk gebied uit te stellen tot 2018 en in het landelijk gebied tot maximaal 01.01.2020. 4 Einddatum is gewijzigd. Was oorspronkelijk 2012. 5 Einddatum is gewijzigd. Was oorspronkelijk 2013. 6 Einddatum is gewijzigd in ná 2015. 3
Subprogramma 3: Overige secundaire keringen (beheerplan 7.3) Beleidsdoel We zorgen ervoor dat de overige secundaire keringen voldoen aan de nog vast te stellen regionale norm. Acties 7.6.a 7.6.b
7
Samen met provincie voorstel maken voor overschrijdingskans (norm) voor overige regionale waterkeringen Samen met provincie een technische leidraad opstellen voor het ontwerp van deze keringen
Datum gereed is gewijzigd in 2014. Was 2012.
gereed 7 2014 2014
PROGRAMMA WATERSYSTEMEN
Visie op watersystemen Ons watersysteem is een zoveel mogelijk natuurlijk functionerend watersysteem dat klimaatbestendig, veerkrachtig en gezond is, en ook in staat is om de belangen en functies die afhankelijk zijn van voldoende, ecologisch gezond en schoon water zo goed mogelijk van dienst te zijn. We streven naar een grotere maatschappelijke bewustwording ten aanzien van het belang en de potenties van water. Wij vinden het essentieel dat onze samenleving zich bewust is van de risico’s, maar tevens van de kansen die de aanwezigheid van water met zich meebrengt en de rol die het waterschap daarbij speelt. Het programma watersystemen is opgesplitst in vier subprogramma’s: “voldoende water”, “ecologisch gezond en schoon water”, “zuiveringsbeheer” en “water en ruimtelijke ordening”. De eerste twee subprogramma’s zijn nader onderverdeeld.
Subprogramma 1: Voldoende Water (beheerplan 8.1) Beleidsdoel Wij zorgen voor voldoende water, nu en in de toekomst, zowel in droge als in natte perioden. 1.1: Inundatie vanuit de watergangen (beheerplan 8.1.1) Beleidsdoel Watergangen voldoen aan de vastgestelde inundatienorm. Acties 8.1.a 8.1.c 8.1.d
Oplossen van kleine inundatieknelpunten Oplossen grootschalige knelpunten in Hunzegebied Tweede toetsing van watersystemen aan normen voor regionale wateroverlast
gereed 8 2015 2015 9
1.2: Wateroverlast door bodemdaling (beheerplan 8.1.2) Beleidsdoel Voorkomen van wateroverlast door bodemdaling. Acties 8.2.a 8.2.b
8
Aanleg pandscheiding Samen met provincie onderzoek uitvoeren naar maatregelen in de Eemskanaal- en Dollardboezem om de gevolgen van bodemdaling door aardgaswinning tot 2050 te
gereed 10 2015 2014
De acties lopen in ieder geval tot 2015. Dan hebben we overal peilbesluiten genomen en zijn ook de inundatieknelpunten in de plangebieden beoordeeld. 9 Doordat op nieuwe klimaatscenario’s moet worden gewacht, wordt de tweede toetsing (gepland voor 2013) niet uitgevoerd. 10 Datum gereed was 2012, wordt vóór 2015
voorkomen of te compenseren
1.3: Wateroverlast in stedelijk gebied (beheerplan 8.1.3) Beleidsdoel Verminderen van kans op wateroverlast in stedelijk gebied. Acties 8.3.a 8.3.b 8.3.c
Samen met gemeenten realiseren van waterberging in bestaand stedelijk gebied Samen met gemeenten inventariseren van rioleringsopgaven in relatie tot berging in oppervlaktewater en de verwerkingscapaciteit van de zuiveringen Samen met gemeenten onderzoek uitvoeren naar oorzaken van grondwateroverlast en opstellen maatregelprogramma
gereed 2015 2015 2015
1.4: Verdroogde natuurgebieden (beheerplan 8.1.4) Beleidsdoel Herstel van verdroogd natuurgebied. Acties 8.4.a
Uitvoering van de herstelprojecten volgens de TOP-lijst (4.728 ha): 2.280 ha TOP Groningen en 2.448 ha TOP Drenthe Uitvoering herstel project Oosterbos (buiten TOP): 200 ha
gereed 11 2015
1.5: Droogte in de zomer (beheerplan 8.1.5) Beleidsdoel De wateraanvoer in droge perioden blijft gegarandeerd. Acties 8.5.a
Samen met de provincies en andere waterschappen uitvoeren van een regionale droogtestudie, waarbij ook het verminderen van de watervraag in ons waterschapsgebied wordt onderzocht
gereed 12 2015
1.6: Kaders en uitvoering peilbeheer (beheerplan 8.1.6) Beleidsdoel Waterbeheer is optimaal afgestemd op diverse functies in het hele beheersgebied. Grond- en oppervlaktewaterstanden zijn optimaal afgestemd op streefpeilen. 11
Een aantal verdrogingsprojecten in de Drentse Aa is vervallen als KRW maatregel. Zie AB voorstel prioritering KRW maatregelen van 19 december 2012. Het betreft: Anderse Diep, restant Loonerdiep, Visvliet, Roodzanden, Vossenveen en Lappenvoort/Oosterland. 12 Datum gereed gewijzigd van 2012 in 2015
Acties 8.6.a
Vaststellen van GGOR/Peilbesluiten in de nu bekende knelpuntgebieden
8.6.c
Opstellen van GGOR/Peilbesluiten in de rest van het beheersgebied
8.6.e
Uitwerking peilbeheer in stedelijk gebied in relatie tot de overdracht van stedelijk waterbeheer en de gevolgen van de stedelijke wateropgave
gereed 2015 2014
13
2015
1.8: Onderhoud en schouw van watergangen (beheerplan 8.1.8) Beleidsdoel Garanderen van een ongestoorde aan- en afvoer van water. Acties 8.8.b
Onderhoudbeheerovereenkomsten voor gebouwd gebied opstellen met gemeenten
gereed 2015
1.9: Vaarwegenbeheer (beheerplan 8.1.9) Beleidsdoel Voorkomen van diepgangsbeperkingen voor de scheepvaart. Acties 8.9.a 8.9.b
Knelpunten door huidige of in planperiode verwachte vaardieptebeperkingen verhelpen/voorkomen Opstellen overeenkomst met provincie Drenthe over beheer en onderhoud van vaarwegen en kaden
gereed 2015 2015
Subprogramma 2: Ecologisch gezond en schoon water Beleidsdoel We zorgen voor ecologisch gezonde en schone watersystemen, waarin systeemspecifieke dieren en planten voorkomen.
2.1: Kaderrichtlijn water (beheerplan 8.2.1) Beleidsdoel Verbeteren ecologische toestand in zestien waterlichamen conform de KRW-doelstelling. Acties 8.10.a 8.10.b
Uitvoering van afgesproken KRW-maatregelen (zie bijlage 1 en 9 beheerplan 2010-2015) Vaststellen nieuw Stroomgebiedbeheerplan (SGBP)
2.2: Inrichting van de oevers (beheerplan 8.2.2) 13
De laatste peilbesluiten zijn in 2013 in ontwerp vastgesteld. Definitief in 2014.
gereed 2015 2015
Beleidsdoel Verbeteren hydromorfologie kanalen en meren conform de KRW-doelstelling. Acties 8.11.a 8.11.b
gereed 2015
Aanleg van 17,3 km natuurvriendelijke oevers langs de kanalen Verbetering oeverzone - Schildmeer (2 km) - Hondshalstermeer (1,2 km)
2015 14 Na 2015
2.3: Vispassages (beheerplan 8.2.3) Beleidsdoel Verbeteren gezonde en gebiedsspecifieke visstand conform KRW-doelstelling. Acties 8.12.a
Oplossen van 52 vismigratie knelpunten (waarvan 41 in KRW lichamen)
gereed 2015
2.4: Herstel van de beek (beheerplan 8.2.4) Beleidsdoel Verbeteren hydromorfologie beken conform KRW-doelstelling. Acties 8.13.a
Herstel natuurlijke inrichting van beken: Westerwoldse Aa zuid/Ruiten Aa (27 km), Runde (7 km) Westerwoldse Aa noord Hunze Drentsche Aa waarvan Rolderdiep
gereed 2015 34 km 8,5 km 15 km 6 km 3 km
Na 2015
15
2.6: Nutriënten: stikstof en fosfaat (beheerplan 8.2.6) Beleidsdoel Voldoen aan de gebiedsgerichte normen voor stikstof en fosfaat. Acties 8.15.b
14
Onderzoek naar bronnen van belasting van nutriënten in Hondshalstermeer en de kanalen Fiemel, eventueel opstellen van een maatregelprogramma
gereed 16 2013
Via het AB voorstel prioritering KRW maatregelen (AB 19 december 2012) is besloten de inrichting te faseren tot na 2015. 15 Idem als voetnoot 15. 16 Datum gereed is verschoven, was 2013.
2.7: Prioritaire en overige stoffen (beheerplan 8.2.7) Beleidsdoel Voorkomen en terugdringen van verontreinigingen met prioritaire en overige stoffen. Acties 8.16.a 8.16.c
Kennis opdoen over het effect van prioritaire en overige stoffen en over de diverse bronnen waar deze stoffen vandaan komen Vergunningen aanpassen op prioritaire stoffen
gereed 2015 2015
2.7: Verontreinigde waterbodem (beheerplan 8.2.8) Beleidsdoel Voorkomen dat waterkwaliteit negatief wordt beïnvloed door baggerspecie; voldoen aan de KRWdoelstelling. Acties 8.17.a
Spoedeisende waterbodemsaneringen voor de KRW zijn uitgevoerd
gereed 2015
2.11: Stedelijk water (beheerplan 8.2.13) Beleidsdoel Kwaliteit stedelijke wateren in overeenstemming met de functie van het water. Acties 8.22.a 8.22.b 8.22.d
Samen met gemeenten functies uitwerken voor kleine wateren in de stedelijke kernen Inrichting, beheer en onderhoud afstemmen op de functie van het water Waterkwaliteitsspoor gereed
gereed 2015 2015 2015
2.13: Waterketen (beheerplan 8.2.15) Beleidsdoel Winst in de waterketen zoeken. Acties 8.24.a 8.24.b
17
Opbouwen gezamenlijk rioleringsbedrijf / samenwerking in de afvalwaterketen Onderzoek naar hergebruikmogelijkheden voor effluent
gereed 17 2014 18 2015
Datum gereed is aangepast. Was 2013. Deze actie is een continue opdracht geworden. Als einddatum wordt nu het laatste jaar van het huidige beheerplan aangehouden.
18
PROGRAMMA ORGANISATIE
Visie op de organisatie Wij streven naar een slagvaardige, flexibele en kennisgerichte organisatie die niet alleen innovatief en kostengedreven is, maar ook vanuit een pro-actieve houding te werk gaat en snel op ontwikkelingen weet in te spelen. Een organisatie die als regionale waterautoriteit wordt erkend en gewaardeerd, die maatschappelijk zichtbaar is, midden in de samenleving staat en ook in staat is om de waterbelangen te verbinden met het werk van andere maatschappelijke organisaties en daarbij de rol van initiërende co-maker niet schuwt. Ons relatiebeheer is daar dan ook op afgestemd. Het programma organisatie is onderverdeeld in 3 subprogramma’s: maatschappelijke oriëntatie, de klant en de bedrijfsvoering. De opgaven van het subprogramma maatschappelijke oriëntatie zijn intussen afgerond, het subprogramma ontbreekt in dit overzicht.
Subprogramma 2: Klant (beheerplan 9.2) Beleidsdoel Onze dienstverlening voldoet op transparante wijze aan de eisen en wensen van de klant, en is gericht op het bereiken van klanttevredenheid tegen lage - en voor de klant acceptabele - kosten. Acties 9.2.b
9.2.a
9.2.c
We zorgen ervoor dat onze dienstverlening wordt afgestemd op de wensen van de klant, met gebruikmaking van de mogelijkheden van moderne ICTontwikkelingen en het digitale overheidsloket (gemeenschappelijk e-loket) We meten via objectief onderzoek aan het eind van iedere bestuursperiode hoe onze klanten onze dienstverlening ervaren en in hoeverre onze omgeving ons als transparant ervaart; op basis daarvan bepalen we de nadere doelstellingen en maatregelen voor de volgende bestuursperiode We maken afspraken met gemeenten om een goede en snelle afhandeling van watergerelateerde klachten etc. van burgers en bedrijven te realiseren
gereed 19 2015
2014
20
2015
Subprogramma 3: Bedrijfsvoering (beheerplan 9.3) Beleidsdoel We voeren onze taken uit op basis van een optimale kwaliteit/prijsverhouding. De competenties van onze medewerkers zijn in lijn met de kerncompetenties van de organisatie. Acties 9.3.c
19
We meten via objectief onderzoek de betrokkenheid/binding bij de organisatie en
gereed 21 2014
Deze actie is een continue opdracht geworden. Als einddatum wordt nu het laatste jaar van het huidige beheerplan aangehouden. 20 Door de verlenging van de zittingsduur van het huidige bestuur tot 2014 wordt dit actiepunt verschoven naar 2014, was 2013.
9.3.b
21
voeren eventueel benodigde maatregelen uit We gaan verder met het ontwikkelen van organisatie- en medewerkercompetenties op het gebied van interne en externe samenwerking. Elementen als deskundigheid, professionaliteit en betrouwbaarheid spelen een prominente rol in de ondersteuning van onze rol als waterautoriteit.
Datum gereed verschoven. Was 2013.
2015
Kosten per programma op kostensoort (bedragen x € 1.000) Begroting 2014
Begroting 2015
Begroting 2016
Begroting 2017
Veiligheid Kapitaallasten Personeelslasten Overige lasten/baten
3.462 1.019 4.679
3.996 1.047 5.973
4.772 1.074 6.091
5.032 1.101 6.174
Totaal
9.160
11.016
11.937
12.307
Watersystemen Kapitaallasten Personeelslasten Overige lasten/baten
18.306 12.142 34.913
17.890 12.443 35.402
17.313 12.753 35.777
17.195 13.025 36.091
Totaal
65.361
65.735
65.843
66.311
Organisatie Kapitaallasten Personeelslasten Overige lasten/baten
1.379 10.032 2.220
1.317 10.272 2.618
1.214 10.519 2.696
1.166 10.735 2.028
13.631
14.207
14.429
13.929
Waarvan doorberekend aan “veiligheid” en “watersystemen” via uurtarieven medewerkers
5.312
5.329
5.331
5.230
Totaal
8.319
8.878
9.098
8.699
Totaal programma's
82.840
85.629
86.878
87.317
Inzet reserves
-1.323
-1.668
-398
1.758
81.517
83.961
86.480
89.075
HOOFDSTUK 2, Beschouwingen bij de meerjarenraming 2014 t/m 2017
Hoofdstuk 2 van de meerjarenraming is onderverdeeld in een aantal paragrafen die deels zijn voorgeschreven in het Waterschapsbesluit. De volgende onderwerpen worden behandeld. a. b. c. d. e. f. g. h.
Ontwikkelingen Uitgangspunten en normen De meerjarenraming 2014 t/m 2017 in cijfers De ontwikkeling van de waterschapsbelastingen Weerstandsvermogen Risicoparagraaf Investeringsprogramma Financiering
A. Ontwikkelingen Kabinetsplannen De in het regeerakkoord (Bruggen slaan) opgenomen bezuinigingen hebben meer betrekking op algemene lastenverzwaringen (btw) dan specifieke maatregelen. De BTW-verhoging is al in de begroting 2013 verwerkt. Voor het overige zijn geen maatregelen verwerkt. Na het voor de waterschappen belangrijke financieel akkoord tussen het Rijk en de decentrale overheden in januari volgden in 2013 een woon-, sociaal- en een zorgakkoord. Met deze akkoorden probeert het kabinet Rutte II onder andere het consumentenvertrouwen te verbeteren en werkgelegenheid te behouden of te creëren. Het lage consumentenvertrouwen en de stijgende werkeloosheid zijn belangrijke veroorzakers van de slechte economische situatie in Nederland. Als waterschapssector raken ons deze akkoorden niet rechtstreeks. Wet HOF Per 1 januari 2014 zal de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (wet HOF) van kracht worden. Decentrale overheden, moeten gaan bijdragen aan een verbetering van het EMU-saldo. Het EMUsaldo wordt simpel gezegd bepaald door alle uitgaven en inkomsten van de overheid te salderen. Je mag niet meer uitgeven dan je ontvangt. Doordat waterschappen veel investeren zijn de jaarlijkse uitgaven (exploitatie en investeringen) groter dan de ontvangsten (vooral belastingen) met een negatief EMU-saldo tot gevolg. Ook het inzetten van reserves vergroot dit saldo. Waterschappen kunnen het saldo verbeteren door minder te investeren, minder reserves in te zetten of de lasten te verhogen. In het financieel akkoord van het Rijk met de decentrale overheden is afgesproken het toegestane EMU-saldo tot en met 2015 te handhaven op het huidige niveau van 0.5% voor gemeenten, provincies en waterschappen samen. Voor alleen de waterschappen 0,05%. Ná 2015 zal het EMU-saldo in principe moeten dalen richting 0,2%. Maar daar wordt in 2015 opnieuw naar gekeken. Ter informatie treft u hierna een globaal beeld van ons EMU-saldo (in miljoenen euro’s) voor de jaren 2014 – 2017 op basis van de voorliggende meerjarenraming.
EMU exploitatiesaldo Investeringen Afschrijvingen Invloed voorzieningen EMU saldo referentiewaarde
2014
2015
2016
2017
- 1,3 - 15,0 + 17,4 + 0,4 + 1,5 -14,8
- 1,7 - 15,0 + 17,7 + 0,4 + 1,4 -15,2
- 0,4 - 15,0 + 17,9 + 0,4 + 2,9 -13,3
+ 1,8 - 15,0 + 18,1 + 0,4 + 5,3 -11,4
De referentiewaarde geeft aan wat voor ons waterschap het toegestane EMU-saldo is. Deze waarde wordt door de Unie van Waterschappen voor alle waterschappen berekend. Basis hiervoor is het toegestane EMU-saldo voor de sector (-0,05%) en het relatieve aandeel van de netto begroting per waterschap in de totale begroting van alle waterschappen samen. Landelijk wordt niet gestuurd op de referentiewaarde per waterschap, maar deze waarde geeft wel goed weer waar we als waterschap “staan”. Ondanks de bij ons waterschap aanwezige “ruimte” tussen ons EMU-saldo en onze referentiewaarde hebben de gevolgen van de Wet HOF ons wel geprikkeld ons financieel beleid ten aanzien van investeringen en reserves opnieuw te gaan bezien. Zeker ook in relatie tot de volgens het Bestuursakkoord Water (2010) toegestane lastenontwikkeling, zie hierna. Het verbeteren van het EMU-saldo kan namelijk gepaard gaan met besparingen op de rentekosten. Bijvoorbeeld door minder te activeren; investeringen komen dan in een keer ten laste van de exploitatie. Hierdoor hoeft minder geld te worden geleend. Bij de begroting 2014 zullen wij met voorstellen komen hoe hier eventueel invulling – binnen de bestaande regelgeving – aan gegeven kan worden. CEP 2013 In maart is door het Centraal Planbureau het Centraal Economisch Plan 2013 gepubliceerd. Hierin wordt voor heel 2013 (wederom) een krimp van de Nederlandse economie verwacht. Voor 2014 wordt een bescheiden economische groei verwacht. Hierdoor staan de overheidsfinanciën er slecht voor. Het EMU-saldo blijft de komende jaren – bij ongewijzigd beleid – onder de -3% norm. De EMU-schuld stijgt de komende jaren tot ver boven de afgesproken 60% van het BBP. Kaders Het beleid van het waterschap wordt gevormd door externe en interne kaders. Als intern kader is naast het bestuursprogramma het nog geldende beheerplan 2010 – 2015 de belangrijkste. In hoofdstuk 1, het meerjarenprogrammaplan, worden de belangrijkste doelstellingen, de effecten hiervan en de te nemen maatregelen per programma beschreven. Daarnaast moet er in het kader van de Kaderrichtlijnwater (KRW) per 2015 een groot aantal maatregelen zijn uitgevoerd. Alle maatregelen zijn in deze MJR verwerkt.
B. Uitgangspunten en normen Uitgangspunten voor de MJR 2014 – 2017 zijn de volgende door het algemeen bestuur vastgestelde documenten: - het bestuursprogramma 2009 – 2012 (AB april en september 2009) - de meerjarenraming van vorig jaar: de MJR 2013 – 2016 (AB juli 2012) - de begroting 2013 (AB november 2012) Centrale gedachte bij deze documenten is de lastenstijging te beperken en schommelingen in tarieven tegen te gaan. Hiervoor worden vooral de beschikbare algemene reserves variabel ingezet.
Voor de berekeningen van de jaarschijven 2014 t/m 2017 zijn de hieronder genoemde uitgangspunten gehanteerd. Kapitaallasten De kapitaallasten opgenomen in de MJR 2014 t/m 2017 zijn gebaseerd op een investeringsvolume van € 15 miljoen per jaar. Onze bijdrage aan het HWBP is hierin niet meer opgenomen. Als renteomslagpercentage is 3,76% gehanteerd voor 2014 en voor de overige jaren in deze meerjarenperiode. De verwachting is dat de rente de komende jaren laag blijft, wellicht licht zal stijgen. In de als bijlage opgenomen MJI 2014 – 2017 staan de verwachte investeringsuitgaven per jaar gepland. Personeelslasten Formatie De formatie volgens de nieuwe strategische personeelsplanning (SPP II) is in deze meerjarenraming verwerkt. De SPP II gaat uit van een minimale formatieve opzet. Ook gaan we er in de SPP II vanuit dat in 2017 5% van de formatie wordt ingezet voor innovatieve doeleinden. Door innovatieve activiteiten kan geld gegenereerd worden. De inzet is om minimaal de personeelskosten terug te verdienen. Per saldo is in 2017 € 0,9 miljoen ingeboekt. Loonkosten In de MJR is gerekend met 3% stijging van de loonsom. Met dit percentage kunnen naar verwachting reguliere ontwikkelingen, zoals de prestatietoeslag (voorheen uitloopregels), aanpassingen in de sociale lasten (o.a. zorgpremies) en een eventuele verhoging van de salarissen worden bekostigd. De huidige CAO voor waterschappen kent een looptijd tot 1 januari 2014. Hoe een nieuwe cao er uit komt te zien is nog niet duidelijk. De financiële gevolgen zijn dan ook niet bekend. Om die reden hebben wij in deze MJR de bestaande stijging van de loonsom verwerkt, 3% per jaar. Naast de bruto salarissen spelen ook de sociale lasten een belangrijke rol bij het bepalen van de toekomstige personeelslasten. De verwachtingen omtrent de hoogte van de pensioenpremies zijn onzeker, maar somber. De dekkingsgraad van het ABP is momenteel (april 2013) 101%. Dat is nog niet voldoende, maar geeft wel hoop dat verdere aanpassingen in pensioenpremies- en uitkeringen achterwege kunnen blijven. Prijzen Bij het bepalen van het percentage zoeken we aansluiting bij de consumentenprijsindex (CPI) van het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB berekent voor 2014 een CPI van 2% in 2014. Zie hiervoor het Centraal Economisch Plan (CEP) 2013. Het CPB heeft geen raming gegeven voor de jaren na 2014. Voor de meerjarenperiode gaan we uit van een jaarlijkse stijging van 2%. Energie Voor de energielasten wordt uitgegaan van een gemiddelde prijsstijging tussen 4% en 7% (variabel deel/verbruik) en 2% voor het vaste deel (netwerkkosten) per jaar. Daarnaast is rekening gehouden met de energiemaatregelen die reeds zijn uitgevoerd en nog worden uitgevoerd.
C. De meerjarenraming 2014 t/m 2017 in cijfers
C1. Uitkomsten meerjarenbegroting Meerjarenraming naar kosten- en opbrengstensoorten (bedragen x € 1.000) begroting kostensoort 2014
begroting 2015
begroting 2016
begroting 2017
kapitaallasten
25.720
25.927
26.049
26.133
personeelslasten
23.316
24.002
24.709
25.437
goederen en diensten door derden
37.529
39.221
39.665
39.877
toevoeging aan voorzieningen
445
445
445
445
onvoorzien
207
214
217
218
totaal lasten
87.217
89.809
91.085
92.110
baten
-4.377
-4.180
-4.207
-4.793
netto lasten
82.840
85.629
86.878
87.317
inzet reserves
-1.323
-1.668
-398
1.758
te dekken door watersysteemen zuiveringsheffing
81.517
83.961
86.480
89.075
stijging (absoluut)
2.375
2.444
2.519
2.595
stijging (in procenten)
3,0%
3,0%
3,0%
3,0%
stelpost 1% kostenbesparing
Belangrijke wijzigingen die in deze cijferopstelling zijn verwerkt: - Hogere kosten kwijtschelding en oninbaar (€ 390.000,-). Hiervan is in de voorjaarsrapportage 2013 al melding gemaakt. De aanhoudend slechte economische situatie leidt tot meer aanvragen om kwijtschelding en het oninbaar verklaren van openstaande belastingschulden. - Lagere energiekosten (€ 500.000,-) ten opzichte van 2013 door energiebesparende maatregelen. - Strategische personeelsplanning (€ 900.000,-). Door het innovatief invullen van ongeveer 5% van onze bezetting denken wij in 2017 een financiële opbrengst c.q. besparing te kunnen leveren. Daarnaast is in de MJR verwerkt de verhoogde bijdrage aan het HWBP en aan Noorderzijlvest (nieuwbouw rwzi Garmerwolde).
C2. Lastenontwikkeling in perspectief Een van de uitkomsten van het Bestuursakkoord Water (BAW) is dat de ontwikkeling van de lokale lasten in beeld gebracht moet worden. Het doel hiervan is te volgen of de waterschappen de verwachte doelmatigheidswinst in 2020 realiseren en of de waterschappen inderdaad een gematigde lastenontwikkeling kennen. Landelijk is afgesproken dat de lasten per waterschap vanaf 2010 maximaal met 2,7% exclusief inflatie per jaar mogen stijgen. Dit percentage is een gemiddelde. Met deze 2,7% moet elk waterschap de kosten van de MURA, de HWBP, de KRW en WB21 opgaven en overige ontwikkelingen betalen. In de 2,7% zit ook verwerkt de gerealiseerde besparingen in bijvoorbeeld de afvalwaterketen. Daarnaast mogen de lokale lasten stijgen met de reguliere loon- en prijsstijgingen. Bij een loon- en prijsstijging van gemiddeld 2 % bedraagt de totale lokale lastenstijging hiermee ongeveer 4,7% per jaar. Zolang de lastenstijging onder de afgesproken 2,7% (excl. inflatie) per jaar blijft voldoet het waterschap aan de norm. Als alle waterschappen aan de norm voldoen hebben we als collectief de afgesproken doelmatigheidswinst in 2020 gerealiseerd. De landelijke trend na één jaar monitoren is dat we als waterschappen ruim onder de toegestane lastenontwikkeling blijven. Voor ons waterschap ziet het plaatje er als volgt uit:
Bedragen x € 1000
Grafische weergave lastenontwikkeling Hunze en Aa's tot 2020 130.000 125.000 120.000 115.000 110.000 105.000 100.000 95.000 90.000 85.000 80.000 75.000 70.000
MJR 2014 - 2017
BAW lastenontwikkeling
De lijn “BAW lastenontwikkeling” geeft de voor ons theoretisch toegestane lastenontwikkeling (inclusief loon- en prijsstijgingen) weer. In deze lijn is een besparing van 0,8% per jaar (de doelmatigheidswinst) verwerkt. De lijn “MJR 2014 - 2017” geeft de werkelijke lastenontwikkeling weer zoals ook in deze MJR is verwerkt. Deze lijn ligt lager dan de toegestane lastenontwikkeling, en geeft aan dat wij ruimschoots onder de toegestane lastenontwikkeling blijven. Ook als de lastenontwikkeling als percentage ten opzichte van het jaar ervoor wordt bekeken voldoen wij aan de “landelijke norm”.
Lastenontwikkeling in percentages tot 2020 5,0% Procentuele lastenontwikkeling
4,5% 4,0% 3,5% MJR 2014 - 2017
3,0% 2,5%
BAW lastenontwikkeling
2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Voor de jaren na 2017 is in beide grafieken uitgegaan van het doortrekken van bestaand beleid, waarbij een licht dalende lastenontwikkeling na 2017 centraal staat. Een en ander afhankelijk van de bij de begroting 2014 te maken keuzes . Momenteel denken we na welke lastenontwikkeling tot 2020 en daarna mogelijk en gewenst is. Hierbij spelen met name een rol: - het nieuwe beheerplan 2016 – 2020; - de wet HOF, een lager EMU-saldo betekent bijvoorbeeld minder investeren of minder activeren met hierdoor een opwaarts effect op de lastenontwikkeling; - onze reservebeleid; - samenwerking in de afvalwaterketen, in hoeverre slaat het beoogde financieel voordeel bij ons neer. Uiterlijk bij de volgende meerjarenraming in 2014 kunt u hieromtrent duidelijkheid verwachten. Bij de begroting 2014 kunt u alvast voorstellen verwachten ten aanzien van ons activerings- en afschrijvingsbeleid.
C3. Inzet reserves De omvang van de reserves per 1 januari 2014 is als volgt: Taak
Watersysteembeheer Zuiveringsbeheer Totalen
Stand per 1 januari 2014 (incl. VJR 2013) € 5.685.500 € 2.451.000 € 8.136.500
Minimum Meer t.o.v. omvang Minimumomvang (basis: risicoinventarisatie) € 2.185.000 € 3.500.500 € 855.000 € 1.596.000 € 3.040.000 € 5.096.500
Omvang risico’s Op basis van de jaarlijkse actualisatie van de risico-inventarisatie bij de begroting 2013 (aangepast bij de jaarrekening 2012) is de minimale omvang van de reservepositie vastgesteld op € 3.040.000,-. Hierin is geen verandering opgetreden. Inzet reserves Bij de vorige meerjarenraming is een stabiele lastenontwikkeling gepresenteerd. In ons Financieel Statuut staat dat overschotten op de algemene reserves in vier jaar aan de belastingbetalers wordt teruggegeven. Het overschot is het bedrag dat boven de maximumomvang van de algemene reserve uitkomt. Sinds de vorige meerjarenraming geven wij aan dit uitgangspunt een ruimere uitleg. Het verlagen van de algemene reserves tot de minimumomvang – of zelfs negatief – kan verantwoord zijn. In deze meerjarenraming wordt als uitgangspunt genomen dat de vorig jaar afgesproken lastenontwikkeling van 3% per jaar per taak tot en met 2016 in stand blijft. Voor het jaar 2017 wordt – voorlopig – eveneens 3% lastenstijging per taak voorgesteld. De verwachte omvang van de reserve per 1 januari 2014 en de lastenontwikkeling is nu zodanig dat voor de taak watersysteembeheer gedurende deze meerjarenperiode een overschot op de algemene reserve van ongeveer € 2 miljoen blijft bestaan. We hebben dus meer in reserve dan nodig. Dit overschot kan op een aantal manieren worden aangewend. Het kan zoals gebruikelijk worden teruggeven aan de belastingbetaler. Of het kan eventueel worden aangewend om de mogelijke wijziging van het afschrijvingsbeleid op te vangen. Voor de taak zuiveringsbeheer kan een 3% lastenstijging alleen gerealiseerd worden door meer uit de reserve te halen dan er in zit. Vanaf 2015 is de reserve negatief. Pas in 2018 kan de reserve weer op het gewenste peil worden gebracht. De consequentie hiervan is dat eventuele financiële risico’s direct ten laste van de exploitatie worden gebracht. De keuze om een aantal jaren een negatieve algemene reserve aan te houden is de volgende. De komende jaren zal de samenwerking in de afvalwaterketen zijn vruchten gaan afwerpen. Deze “winst in de afvalwaterketen” is nu nog niet in geld uit te drukken en in de tijd weg te zetten. Het in toekomstige begrotingen opnemen van deze winst zal zorgen voor een lagere beschikking over de reserve. Voor de jaren na 2018 is een globale berekening gemaakt van het verdere lastenverloop. Zonder verdere inzet van reserves is een lastenontwikkeling van ongeveer 2% reëel.
D. De ontwikkeling van de waterschapsbelastingen Dit jaar wordt een nieuwe kostentoedelingsverordening opgesteld en door het algemeen bestuur in november 2013 vastgesteld. Hiermee moet bij de nu volgende overzichten rekening worden gehouden. De tariefoverzichten zijn nog gebaseerd op de huidige kostentoedelingsverordening 2008, voor het laatst aangepast in 2012 (tariefdifferentiatie wegen). Eenheden Voor het bepalen van de tarieven zijn niet alleen de kosten van belang ook de heffingsmaatstaven (het noemereffect) spelen een rol. In deze MJR is voor de watersysteemheffing gebouwd uitgegaan van een verlaging van de WOZwaarde ten opzichte van 2013 van 6%. Ook voor 2015 voorzien wij een verdere verlaging met 6%.
Daarna stabiliseert de WOZ waarde zich naar verwachting. De peildatum voor de WOZ-waarden in die jaren is namelijk 2012 en 2013. Deze twee jaren stonden sterk in het teken van dalende huizenprijzen. Na 2015 voorzien wij een voorlopige stabilisatie van de WOZ waarden In deze meerjarenraming is gerekend met 28.600 hectares natuur. Dit is iets lager dan oorspronkelijk geraamd, maar gebaseerd op de opgelegde aanslagen 2012. De definitiekwestie rondom het begrip natuur is nog niet afgerond. Beroepszaken zullen uiteindelijk uitsluitsel moeten geven. Uiteindelijk is gerekend met de volgende eenheden: 2014
2015
2016
2017
176.500
176.750
177.000
177.250
Watersysteemheffing
Maatstaf
Ingezetenen
Hoofdbewoner
Gebouwd (basis)
WOZ-waarde
40.239.520.000
37.825.148.800
37.825.148.800
37.825.148.800
Gebouwd (buitendijks)
WOZ-waarde
30.080.000
28.275.200
28.275.200
28.275.200
Ongebouwd (basis)
Hectare
139.300
139.050
138.800
138.550
Ongebouwd wegen
Hectare
10.000
10.000
10.000
10.000
Ongebouwd (buitendijks)
Hectare
175
175
175
175
Natuur
Hectare
28.600
28.600
28.600
28.600
Zuiveringsheffing
VE
545.750
546.000
546.250
546.500
Verontreinigingsheffing
VE
6.250
6.250
6.250
6.250
Opmerking Het aantal ingezetenen is niet gelijk aan het aantal inwoners van ons beheergebied. Dit kan betekenen dat ondanks een bevolkingskrimp een lichte stijging van het aantal ingezetenen (vooral meer eenpersoonshuishoudens) mogelijk is. Belastingtarieven 2014 - 2017 De beeldvorming van het waterschap wordt voor een deel bepaald door de ontwikkeling van de tarieven. Grote schommelingen in de tariefontwikkeling zijn niet gewenst. In het bestuursprogramma 2009 - 2012 heeft u dit streven benadrukt. Onderkend moet wel worden dat onze invloed op met name de noemereffecten beperkt is. Ons streven is er dan ook meer op gericht de ingezette koers van kosten(lasten)beheersing voort te zetten. Op de volgende bladzijde worden per taak de kostenontwikkelingen en de tariefontwikkelingen tot en met 2017 aangegeven op basis van het bestaande beleid en de huidige kostentoedelingsverordening 2008.
Meerjarenraming watersysteemheffing (bedragen x € 1.000) begroting 2014 Netto kosten Bedrag voor onvoorzien Kosten kwijtschelding
begroting begroting begroting 2015 2016 2017
39.097 99 612
41.713 106 630
42.918 109 649
43.185 110 668
Dotatie / Inzet algemene reserve
39.808 1.081
42.449 -334
43.676 -298
43.963 716
Te ontvangen belastingopbrengst Stijging in procenten
40.889 3,0%
42.115 3,0%
43.378 3,0%
44.679 3,0%
Netto lasten
Tarieven 2014 - 2017 Tarieven 2013
ingezetenen gebouwd (basis) gebouwd (buitendijks) ongebouwd (basis) ongebouwd ( wegen) ongebouwd (buitendijks) natuur
57,39 0,04946% 0,01416% 48,27 95,74 12,68 3,40
begroting 2014
begroting begroting begroting 2015 2016 2017
59,04 61,27 63,00 64,75 0,05461% 0,05966% 0,06145% 0,06331% 0,01563% 0,01706% 0,01756% 0,01808% 49,73 51,15 52,78 54,47 98,64 101,45 104,70 108,05 13,06 13,43 13,85 14,29 3,53 3,62 3,73 3,84
Meerjarenraming zuiveringsheffing (bedragen x € 1.000) begroting 2014
begroting begroting begroting 2015 2016 2017
Netto kosten Bedrag voor onvoorzien Kosten kwijtschelding
41.738 107 1.188
41.848 108 1.224
41.832 108 1.261
41.947 108 1.299
Netto lasten
43.033
43.180
43.201
43.354
Inzet algemene reserve
-2.405
-1.334
-99
1.042
Te ontvangen belastingopbrengst Stijging in procenten
40.628 3,0%
41.846 3,0%
43.102 3,0%
44.396 3,0%
Tarieven 2014 – 2017 Tarieven 2013
Zuiveringsheffing Verontreinigingsheffing
72,47 72,47
begroting 2014 74,44 74,44
begroting begroting begroting 2015 2016 2017 76,64 76,64
78,90 78,90
81,23 81,23
E. Weerstandsvermogen De algemene reserves worden vooral gebruikt als algemeen weerstandsvermogen. Het hebben van voldoende eigen vermogen stelt ons in staat financiële tegenvallers, zoals beschreven in de risicoparagraaf bij de begroting, op te kunnen vangen zodra ze zich voordoen. Uitgangspunt is de omvang van deze reserves in overeenstemming te brengen met het in ons Financieel Statuut gebruikte uitgangspunt dat de reservepositie per taak ligt binnen de bandbreedte van het vastgestelde minimum en maximum. In deze meerjarenraming wijken we hier van af om zo tot een gelijkmatige lastenontwikkeling tot en met 2017 te komen, evenals in de vorige meerjarenraming. In deze meerjarenraming wordt als uitgangspunt gehanteerd dat het overschot van de algemene reserve van de taak watersysteembeheer boven de minimumomvang ingezet kan worden voor de egalisatie van de in rekening te brengen netto lasten. Door de verbetering van de uitkomst van de taak watersysteembeheer (ten opzichte van de vorige meerjarenraming) blijft in deze meerjarenperiode de stand van de reserve boven de € 6 miljoen. Voor de taak zuiveringsbeheer wordt de algemene reserve in 2014 al volledig ingezet. In de jaren daarna is de reserve negatief. Pas na de huidige meerjarenperiode (2018) kan de reserve weer op peil worden gebracht. Met het oog op ontwikkelingen rondom de afvalwaterketen achten wij deze ontwikkeling nog steeds acceptabel. In de tabel hieronder zijn de meest actuele gegevens verwerkt. Eerst wordt de actuele stand weergegeven, daarna het verloop van de stand over de meerjarenperiode. Jaarlijks wordt bij de begroting een voorstel gedaan hoe om te gaan met een eventueel overschot op de algemene reserves. De bandbreedte is voor 2014, na vaststelling van de voorjaarsrapportage 2013 (VJR 2013), en de jaarrekening 2012 als volgt te bepalen: Taak
Watersysteembeheer Zuiveringsbeheer Totalen
Stand per 1 januari 2014 (incl. VJR 2013) € 5.685.500 € 2.451.000 € 8.136.500
Minimum omvang (basis: risicoinventarisatie) € 2.546.000 € 1.216.000 € 3.762.000
Maximum Meer t.o.v. (basis: 10% Minimumomvang omzet 2014) € 4.106.000 € 3.758.000 € 7.864.000
€ 3.139.500 € 1.235.000 € 4.374.500
Omvang risico’s Op basis van de jaarlijkse actualisatie van de risico-inventarisatie bij de begroting 2013 (en de jaarrekening 2012) is de minimale omvang van de reservepositie vastgesteld op € 3.762.000,-. Hierin is geen verandering opgetreden. Omvang reserves Volgens deze meerjarenraming ziet het verloop van de algemene reserves er als volgt uit:
Tabel verloop algemene reserves 2014 – 2017 (per 31/12) volgens de MJR 2014 - 2017. 2014 2015 2016 2017 Watersysteembeheer € 5.685.500 € 6.766.500 € 6.432.500 € 6.134.500 € 1.081.000 - € 334.000 -€ 298.000 € 716.000 Saldo per 31/12 € 6.766.500 € 6.432.500 € 6.134.500 € 6.850.500 Zuiveringsbeheer Saldo per 31/12
€ 2.451.000 -€ 2.405.000 € 46.000
€ 46.000 -€ 1.334.000 -€ 1.288.000
-€ 1.288.000 -€ 99.000 -€ 1.387.000
-€ 1.387.000 € 1.042.000 -€ 345.000
Voor de algemene reserve zuiveringsbeheer moet in 2018 € 1.2 miljoen gestort moeten worden om op het minimumniveau uit te komen. Bij de begroting 2014 zullen wij met voorstellen komen hoe om te gaan met de algemene reserves. Uitgangspunt hierbij zijn de in deze meerjarenraming aangegeven aanwendingsrichting. De bandbreedte van het weerstandsvermogen zal de komende jaren fluctueren met de omzet per taak omdat het maximum omvang is gebaseerd op 10% van de omzet per taak. Het beleid van ons waterschap is de jaarlijkse kosten te dekken uit kostendekkende tarieven. Voor de komende jaren worden vooralsnog geen verdere, nu niet bekende, financiële risico’s verwacht. De verwachting is dan ook dat het berekende weerstandsvermogen per 1 januari 2014, voor de komende jaren toereikend is. Wel zal onze reservepositie (nut en noodzaak van reserves) opnieuw worden beoordeeld.
F. Risicoparagraaf Onderdeel van de meerjarenraming is de risicoparagraaf. Het waterschap beschikt over een organisatiebreed uitgevoerde risico-inventarisatie. Feitelijk worden twee soorten risico’s onderkend. Algemene risico’s, dat zijn risico’s die zich altijd voor zouden kunnen doen. Denk aan overstromingen, het uitvallen van een zuivering enz. Daarnaast is een aantal specifieke risico’s benoemd. Dergelijke risico’s worden in de risicoparagraaf bij de meerjarenraming, de begroting en de jaarrekening opgenomen. Hieronder worden de specifiek benoemde risico’s nader toegelicht. Op de algemene risico’s wordt verder niet ingegaan. Wel wordt afzonderlijk ingegaan op een aantal onzekerheden. Deze worden niet gebruikt om de omvang van de algemene reserves te bepalen. Wij vinden dat ze als risico (onzekerheid) hier wel genoemd moeten worden. Het kan zijn dat dergelijke onzekerheden in de toekomst een incidenteel beroep op de algemene middelen vergen. De laatste actualisatie vond plaats bij de jaarrekening 2012. In de jaarrekening 2012 (AB 29 mei 2013) zijn de volgende risico’s opgenomen: -
Veenkoloniale afvalwaterleiding VKA (R) Definitie van natuur volgens de watersysteemheffing (R) Juridische procedures (O) Toetsing regionale keringen (O)
Ten opzichte van de jaarrekening 2012 zijn geen veranderingen opgetreden in aantal, aard en omvang van de risico’s en onzekerheden. RISICO’S
Veenkoloniale afvalwaterleiding (VKA) Voor de afvoer van het afvalwater uit de Veenkoloniën is in het verleden een afvalwaterleiding naar de Waddenzee aangelegd. De lozingen van afvalwater die middels reguliere technieken kunnen worden gezuiverd vindt inmiddels niet meer plaats op deze leiding. Op deze leiding wordt momenteel door enkele bedrijven alleen nog zout water geloosd. De huidige situatie is dat er een leiding ligt die eigendom is van het waterschap en die door de bedrijfsvoering een risico vormt. De risico's zijn tweeledig: op de eerste plaats is er het milieurisico van een lekkage van zout water en ten tweede is er een financieel risico in de vorm van reparatiekosten en de gevolgen van het stilleggen van de productie van de aangesloten bedrijven. Het huidige contract met een van de gebruikers is per 1 juli 2013 beëindigd. Intussen zijn onderhandelingen gaande met de belanghebbenden over het toekomstig gebruik van de VKA.
Definitie natuur in relatie tot de watersysteemheffing ongebouwd en natuur Sinds 2009 bestaat verschil van mening over de uitleg van het begrip natuur in de Waterschapswet. Percelen natuur krijgen een afzonderlijk (lage) belasting opgelegd. Verschil van mening met natuurbeherende instanties en particulieren bestaat vooral bij graslanden en akkers waar koeien en ander vee als natuurbeheermaatregel worden ingezet. In onze ogen zijn dergelijke percelen niet aan te merken als natuur. In de aanslagoplegging van de watersysteemheffing hebben wij hiermee rekening gehouden. Dit betekent dat elk jaar ongeveer € 260.000,- aan watersysteemheffing ongebouwd wordt opgelegd voor percelen die mogelijk onder het begrip natuur vallen. Momenteel zijn proefprocedures aanhangig gemaakt om een eensluidende definitie van het begrip natuur te krijgen. De eerste uitspraken zijn voor ons positief uitgevallen, maar de natuurorganisaties zijn in hoger beroep gegaan. Mocht uit de proefprocedures blijken dat onze uitleg van het begrip natuur niet juist is, dan hebben wij in het verleden teveel watersysteemheffing ongebouwd opgelegd. Correctie van deze aanslagen betekent een inkomstenderving van ongeveer € 260.000,- per jaar. Voor de jaren 2009 tot en met 2012 samen gaat het om ongeveer € 1.040.000,-.
ONZEKERHEDEN
Toetsing regionale keringen Het Masterplan Kaden zorgt ervoor dat de regionale kaden in ons beheergebied weer voldoen aan de veiligheidsnormen. Hiervoor is jaarlijks groot onderhoud nodig aan een deel van de kaden. Met de provincie Groningen worden deze zomer de uitgangspunten besproken waarop de regionale keringen elke vijf jaar getoetst worden. Hiervoor gaan wij conform afspraak met de provincie elk jaar een deel beoordelen. We beginnen met de in mindere staat verkerende regionale keringen. Hiermee voorkomen we dat elke vijf jaar een piek ontstaat in de begroting en in de werkbelasting van onze medewerkers. We verwachten dat uit deze jaarlijkse beoordeling ook onderhoud naar voren komt dat niet valt onder het Masterplan Kaden. Getracht wordt dit extra onderhoud binnen de reguliere onderhoudsbudgetten op te vangen. Of dat gaat lukken is afhankelijk van aard en omvang van de extra werkzaamheden. Met de toetsingen is nog niet begonnen. De uitgangspunten zijn nog niet door de provincie
Groningen vastgesteld.
Juridische procedures Momenteel is het waterschap in een aantal juridische procedures verwikkeld. De verschillende zaken bevinden zich in diverse stadia van de procedure (claims, beroep of hoger beroep). De procedures hebben betrekking op verschillende aansprakelijkheden, zoals nadeelcompensatie, meerwerk of schade. Onze inschatting is dat de procedures niet in ons nadeel zullen uitvallen.
G. Investeringsprogramma In deze meerjarenperiode wordt voor 2014 tot en met 2017 rekening gehouden met de kapitaallasten behorende bij een totaal investeringsvolume van € 60 miljoen ( € 15 miljoen per jaar). Dit volume sluit aan bij de praktijk van de feitelijke realisatie van de afgelopen jaren. Het uitvoeren van onze beheersmaatregelen om investeringen te realiseren wordt voortgezet. Wij verwachten dat hierdoor investeringen sneller kunnen worden opgepakt en uitgevoerd. Mocht het nu voorgestelde investeringsvolume van € 15 miljoen per jaar in enig jaar ontoereikend zijn dan zullen wij u hierover tijdig informeren. Een herberekening van de gevolgen voor de kapitaallasten zal dan in een volgende begroting / meerjarenraming worden meegenomen Om voortgang in de werkzaamheden te houden wordt dan ook een groter bedrag dan de eerder genoemde € 15 miljoen in de werkplanning opgenomen. Zie hiervoor bijlage 1 van deze meerjarenraming: Meerjareninvesteringsschema 2014 – 2017. Verder dient bedacht te worden dat de geplande investeringsvolumes niet geheel bestaan uit door de eigen dienst te maken infrastructurele werken, maar ook uit bijdragen aan derde partijen die infrastructurele werken realiseren, zoals de Provincies en de herinrichtingscommissies.
H. Financiering Voor de financiering op langere termijn zijn we grotendeels afhankelijk van externe ontwikkelingen. Het Centraal Plan Bureau (CPB) verwacht dat de economie na 2013 geleidelijk weer aan trekt. De rentestanden waren de afgelopen periode redelijk stabiel. De verwachting van het Centraal Plan Bureau (CPB) is dat de rente de komende jaren als gevolg van de economische groei en inflatie licht zal stijgen. Tot en met 2017 is een investeringsvolume gepland van € 60 miljoen (€ 15 miljoen per jaar). Daarnaast dalen de algemene reserves tot en met 2017 per saldo met € 2 miljoen als gevolg van het inzetten van de reserves. Het financieringstekort begin 2014 bedraagt € 18 miljoen. De financieringsbehoefte tot eind 2017 bedraagt derhalve € 80 miljoen. De investeringen van ons waterschap worden gefinancierd middels totaalfinanciering met langlopende geldleningen, kort geld en eigen vermogen. De financieringsbehoefte wordt bepaald door het zogenaamde financieringstekort. Het financieringstekort is het verschil tussen de boekwaarde van de investeringen en het saldo van de langlopende geldleningen en het eigen vermogen. Het financieringstekort wordt, rekening houdende met de regels van de Wet Fido, deels gedekt door kort geld en deels door langlopende geldleningen. Uiteraard wordt hierbij ook rekening gehouden met de marktomstandigheden.
Bijlagen Meerjarenraming 2014 - 2017