Commissie Veiligheid, Voldoende en Schoon Water Concept verslag commissievergadering Veiligheid, Voldoende en Schoon Water van 19 juni 2013 Aanwezig: mevrouw Heeringa en de heren Van Calker, Douwstra (plv. voorzitter), Martens en Prins (portefeuillehouder) mevrouw Mosch, afdelingshoofd Schoon Water (secretaris), de heer Van der Laan, afdelingshoofd Veiligheid en Voldoende Water mevrouw Ravesloot, bestuurs- en managementassistente (verslag) Afwezig: de heren Doeven (voorzitter) en Nieuwenhuis
1.
Opening De heer Douwstra opent de vergadering en heet de aanwezigen van harte welkom.
2.
Mededelingen Ter vergadering worden bijlage III en IV van de voorjaarsrapportage uitgedeeld.
3.
Verslag vergadering d.d. 15 mei 2013 Pagina 5, eerste zin: Het woord “dientengevolge” tussenvoegen tussen “waterschap” en “meebetaalt”. Het verslag wordt gewijzigd vastgesteld.
4.
Agenda vergadering algemeen bestuur d.d. 3 juli 2013 De agenda wordt voor kennisgeving aangenomen.
5.
Voorjaarsrapportage 2013 De heer Prins geeft een mondelinge toelichting op de voorjaarsrapportage 2013. Blz. 3: Wet HOF en EMU Mevrouw Heeringa vraagt of er maximaal gebruikt wordt gemaakt van kort geld. De heer Prins antwoordt dat getracht wordt om daar waar mogelijk snel af te financieren. Binnen de afgesproken regels wordt dit toegepast. Er wordt steeds gezocht naar het evenwicht.
1
Blz. 5: Personeelsplanning Mevrouw Heeringa zou graag een voorbeeld horen van het vrijmaken van 5% ruimte binnen de bestaande formatie voor innovatieve projecten. Mevrouw Mosch geeft als voorbeelden de vervanging van IRIS-programma’s die we eerder van het waterschapshuis afnamen, maar nu zelf doen en het verlagen van het energieverbruik. Het merendeel van de medewerkers die meewerken aan dergelijke projecten/opdrachten verdienen zichzelf terug. De heer Douwstra vraagt of er gemonitord wordt. Mevrouw Mosch antwoordt dat er jaarlijks wordt gemonitord. Blz. 7: Kosten automatisering De heer Martens vraagt hoelang het duurt voor we op hetzelfde kostenniveau zitten als dat we bij het Het Waterschapshuis waren gebleven. Automatisering geeft immers hoge kosten. Mevrouw Mosch antwoordt dat het IRIS-systeem niet meer wordt afgenomen van Het Waterschapshuis. De reden hiervoor is dat niet alle aanpassingen aan het systeem benodigd en gewenst zijn voor het waterschap Hunze en Aa’s, maar dat hiervoor wel dient te worden betaald. Het systeem wordt steeds verder ontwikkeld door Het Waterschapshuis en dit dient collectief te worden gefinancierd door alle deelnemende waterschappen. Er is onvoldoende overzicht ten aanzien van de aanpassingen en kosten van het systeem. In eigen beheer is dit overzicht er wel en bovendien is het goedkoper. De heer Douwstra deelt de mening ten aanzien van het niet meer deelnemen aan het IRISsysteem omdat het risico bestaat dat kosten niet meer beheersbaar zijn en dat er meer wordt ontwikkeld dan benodigd is. Blz. 8: Kwijtschelding Het baart de heer Van Calker zorgen dat de kwijtscheldingsverzoeken toenemen en hij verwacht dat het aantal nog verder zal toenemen. De heer Van Calker merkt op in het kader van algemene communicatie dat, volgens zijn bronnen, het waterschap moeilijk bereikbaar is. Het blijkt moeilijk te zijn met de juiste mensen in contact te kunnen komen. Het komt spreker vaak ter oor. De heer Van Calker zegt dat het niet aan het waterschap hoeft te liggen maar dat de ingelanden het ook zelf als probleem kunnen ervaren. De heer Prins antwoordt dat de communicatielijn goed is ingezet en volgens hem goed verloopt. Er zijn bij het waterschap geen klachten ontvangen van ingelanden. Indien er gericht klachten zijn, kan er actie worden ondernomen. De aard van de klacht dient bekend te zijn voordat dit opgelost kan worden. Toegezegd wordt om aandacht te besteden aan de bereikbaarheid van het waterschap. De heer Martens vraagt of de klachten van particulieren of van de landbouwers worden ontvangen. De heer Van Calker antwoordt dat dit van particulieren is. Blz. 9: Project 050 Gemaal Rozema Mevrouw Heeringa vraagt hoeveel van de overschrijding geclaimd kan worden bij de bodemdalingscommissie. De heer Van der Laan antwoordt dat er overleg gaande is met de commissie bodemdaling. Waarschijnlijk dat een groot deel en mogelijk het gehele bedrag kan worden gedeclareerd. In het verleden zijn werken uitgevoerd ter voorkoming van schade en/of schade te beperken. De bestede uren en kosten kunnen worden gedeclareerd.
2
Blz. 9: Project 348 Realisatie (nood)waterberging Ulsderpolder Mevrouw Heeringa vraagt waarom de bijdrage van de provincie lager uitvalt dan was verwacht. Het antwoord wordt in een kader in het verslag opgenomen.
De provincie Groningen betaalt 10% van de kosten van de inrichting van de Ulsderpolder. Doordat het oorspronkelijke krediet voor de inrichting van € 4,2 miljoen is verhoogd naar € 4,6 miljoen (onder andere door bouwrente toe te rekenen en een kostenoverschrijding te dekken) was de verwachting dat de provinciale bijdrage ook hoger uit zou vallen. De subsidievoorwaarden van de provincie Groningen sluiten eigen uren en toegerekende bouwrente uit van subsidiëring. Ook was er een sprake van een “maximale subsidie”. Hierdoor is een “gat” in de financiering ontstaan van uiteindelijk ongeveer € 30.000,-.
Blz. 10: Schatkistbankieren Mevrouw Heeringa vraagt of het schatkistbankieren ook gevolgen heeft voor het waterschap Hunze en Aa’s. Mevrouw Mosch antwoordt dat er waarschijnlijk geen gevolgen voor ons waterschap zijn. Bijlage II, nr. 17 Energie De heer Martens vraagt hoe het voordeel is ontstaan. Mevrouw Mosch antwoordt dat het afgelopen jaar is getracht om de biogasopbrengst van de installaties te verhogen en het energieverbruik te verlagen. Per saldo hoeft er dan minder energie te worden ingekocht. De heer Martens vraagt of de arbeidskosten hierin zijn verwerkt of dat deze kosten vanuit een andere post worden betaald. Mevrouw Mosch antwoordt dat het werk met hetzelfde aantal mensen wordt uitgevoerd.
Bevindingen De commissie neemt kennis van het voorstel om: - kennis te nemen van de voorjaarsrapportage 2013; e - de 1 begrotingswijziging 2013 vast te stellen.
6.
Meerjarenraming 2014 - 2017 De heer Prins geeft een mondelinge toelichting op de meerjarenraming. Getracht wordt om op een verantwoorde wijze de lasten voor de ingelanden zo veel mogelijk te beperken voor nu en de komende jaren. Voorgesteld wordt om de 3% lastenstijging voor de jaren 2014 – 2017 vast te stellen. De heer Martens geeft aan dat het waterschap waarschijnlijk efficiënter kan werken. Spreker vindt de voorgestelde efficiëntie per jaar (0,9%) magertjes, gezien alle technische vooruitgang. De heer Bartelds heeft tijdens de plenaire bijeenkomst op bovenstaande vraag aangegeven dat het waterschap reeds een grotere efficiëntie heeft bereikt dan door het bestuur is gevraagd. Er is meer gedaan dan de opdracht was. De heer Martens constateert derhalve dat men gemotiveerd bezig is en is tevreden met het antwoord.
3
Mevrouw Heeringa vraagt waarom de heer Martens de indruk heeft dat het allemaal efficiënter kan. De heer Martens antwoordt dat hij zelf niet de indruk heeft en er ook geen mening over heeft maar dat hem dingen ter oren komen en hij niet kan beoordelen hoe alles functioneert, wie wat doet en welke werkzaamheden door het Rijk worden opgelegd e.d. De heer Prins antwoordt dat het bestuur geen zeggenschap heeft over het personeel en de werkwijze. Het bestuur kan alleen de personeelsplanning beïnvloeden. Het bestuur volgt al jaren kritisch de personeelsplanning en de werkzaamheden. De werkzaamheden worden uitgevoerd op basis van beschikbaar personeel en conform de afspraken. Op basis van het personeelsbestand wordt beoordeeld welke werken uitgevoerd kunnen worden. Ook is men afhankelijk van derden bij de uitvoering (Provincie en/of Rijk). Wat is maximaal haalbaar binnen een begrotingsjaar. De heer Martens heeft zorgen over het toenemend aantal verzoeken tot kwijtschelding omdat door de economische crisis de minima de lasten niet kunnen opbrengen. De heer Prins antwoordt dat voor ingelanden, die de lasten niet kunnen betalen, kwijtschelding mogelijk is. Spreker zegt dat het kwijtscheldingsbeleid een keuze is van het algemeen bestuur. De heer Martens blijft moeite houden met het voorstel ten aanzien van de kostentoedeling. De heer Prins antwoordt dat het waterschap een functionele democratie is en een uitvoerende organisatie. Het waterschap voert op basis van wettelijke voorschriften zijn taken uit. De heer Martens constateert dat het watersysteembeheer zichzelf terugbetaalt en dat de waterzuivering geld tekort komt. Mevrouw Mosch antwoordt dat de negatieve reserves ten aanzien van waterzuivering zijn ontstaan doordat, vooruitlopend op de opbrengsten van de samenwerking in de waterketen er een heffing op lozing van effluent van zuiveringen is ingevoerd. De werkelijke zuiveringskosten op zich stijgen niet. De heer Prins zegt dat het waterschap Hunze en Aa’s de zuiveringen vroegtijdig heeft aangepast. Andere waterschappen dienen nog te investeren en de benodigde wettelijke aanpassingen aan de zuiveringen uit te voeren. De heer Van Calker is voorstander voor 30% in de kostentoedeling gezien de werkzaamheden die het waterschap uitvoert voor het algemeen belang. Volgens spreker wordt er heel veel gedaan aan natuur en recreatie. Persoonlijk heeft de heer Van Calker niet veel moeite met de kostentoedeling. De heer Van Calker zegt dat er vanuit wordt gegaan dat de huurders het meest worden gedupeerd en de zwakkeren zijn maar spreker twijfelt aan deze uitspraak omdat eigenaren van woningen in deze crisisperiode ook in de problemen komen. De heer Van Calker zegt dat er nogal wat wordt verwacht van de winst in het samenwerken in de afvalwaterketen maar leest ook dat er nog veel onduidelijkheden zijn. Mevrouw Mosch antwoordt dat er een bestuurlijke bijeenkomst is geweest. Er worden samenwerkingsclusters gevormd. De vraag is nu wat het oplevert. De Mura en nHWBP dienen gefinancierd te worden uit de winst in de waterketen. De heer Douwstra zegt dat het uiteindelijk voordeel voor de burgers moet opleveren. Op dit moment is het moeilijk in te schatten waar het voordeel valt of bij de gemeente, het waterbedrijf of bij het waterschap.
4
De heer Van Calker verbaast zich er nog steeds over dat er geen vaarbelasting wordt geheven. Spreker vindt het reëel dat er belasting wordt betaald door vaarrecreanten. Het waterschap doet veel voor de vaarrecreatie en er komt niets voor terug. De heer Van der Laan antwoordt dat, met uitzondering van het Ruiten Aa kanaal, de wegbeheerder (gemeente of provincie) verantwoordelijk is voor brugbediening. Het waterschap voert geen recreatietaken uit, tenzij er voor de extra taken wordt betaald. Bevindingen De commissie neemt kennis van het voorstel om: De meerjarenraming 2014 – 2017 vast te stellen.
7.
Wateropgaven nu en in de toekomst De heer Douwstra deelt mede dat er een presentatie voor dit onderwerp was gepland in de plenaire bijeenkomst, maar dat dit door tijdgebrek niet heeft plaatsgevonden. De presentatie vindt nu plaats voorafgaande aan de vergadering van het algemeen bestuur op 3 juli a.s. van 18.15 – 19.00 uur. Mevrouw Mosch deelt mede dat er jaarlijks een jaarrapportage over de waterkwaliteit aan het bestuur wordt aangeboden. Voorliggend bestuursvoorstel beschrijft de watersysteemanalyse, dit is een uitwerking van de gegevens uit het jaarverslag waterkwaliteit. De watersysteemanalyse vindt om de vier jaar plaats. De stand van ons waterschap op dit moment is per watersysteem in het bestuursvoorstel beschreven. De heer Prins deelt mede dat het DAW ook een rol speelt in het geheel ten aanzien van acties om stabilisatie en vermindering van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten te bereiken. Blz. 9: Nutriënten De heer Martens stelt dat het mestbeleid landelijk is vastgesteld. Mevrouw Mosch antwoordt dat het waterschap heeft meegedaan in een landelijk onderzoek naar het effect van het mestbeleid op een aantal gebieden in Nederland. Het mestbeleid heeft negatieve effecten op de ontwikkeling van de Drentse Aa. Indien het Rijk het beleid verandert en het doel voor de Drentse Aa hierdoor niet behaald kan worden, kan het Rijk het waterschap niet houden aan de doelen voor de Drentse Aa. Bevindingen De commissie neemt kennis van het voorstel om: - In te stemmen met de inhoudelijke beleidsanalyse en voortgang van KRW en WB 21 maatregelen; - Bestuurlijke aandachtspunten aan te geven voor het vervolg.
8.
Rondvraag De heer Van Calker vraagt of er veel water is aangevoerd. De heer Van der Laan antwoordt dat er niet extra is aangevoerd.
5
De heer Prins doet in het kort verslag van de dienstverlening door het waterschap Hunze en Aa’s bij onze oosterburen in Duitsland tijdens de hoge waterperiode. Complimenten voor de medewerkers.
9.
Sluiting De heer Douwstra bedankt een ieder voor diens inbreng en sluit de vergadering.
Gewijzigd/ongewijzigd vastgesteld in de vergadering van 11 september 2013.
Erica Mosch, secretaris
Henk Doeven, voorzitter
6