t
s
n er
u
d
e
bee ldbe
schr
ijvin g
M
i
k w k a j
ijz
i K
Inhoud I. De bedoeling van deze kijkwijzer II. Basisopdrachten III. Opdrachten beeldbeschrijving
A. De beelden 1. Middelen
2. Samenhang
B. De inhoud 1. Voorstelling
2. Boodschap
3. Abstrahering
IV. Slotopdracht
C. De functie
V. Vervolgopdracht onderzoek VI. Video- en mediakunst Gebruikte bronnen
I. De bedoeling van deze kijkwijzer Aan de hand van deze kijkwijzer ga je een beschrijving maken van een kunstwerk dat is gemaakt met behulp van nieuwe media, bijvoorbeeld een video(installatie), computeranimatie of computermanipulatie. Door verschillende opdrachten te doen ‘ontfutsel’ je het mediakunstwerk zijn geheimen. Om een (media)kunstwerk werkelijk te doorgronden, let je op drie dingen: * A. De beelden; wat is er te zien en hoe is dat bereikt? * B. De inhoud; wat is de betekenis? * C. De functie; wat is het doel van de video? Je docent vertelt je van tevoren of je de hele kijkwijzer gaat maken of bepaalde delen/opdrachten en ook of je individueel of in tweetallen/groepjes aan de gang gaat. Start in ieder geval bij de basisopdrachten (II). De opdrachten bij III, IV en V zijn wat moeilijker. De begrippen staan bij iedere vraag cursief in een tekstblok uitgelegd. Aan het einde kun je iets lezen over de geschiedenis van mediakunst. Gebruik uitsluitend potlood om mee te schrijven (bij de kassa in de hal gratis verkrijgbaar). Een clipboard om op te schrijven kan hier ook worden geleend. Noot voor de docent. Hoofdstuk II is geschikt voor de onderbouw en als start voor de bovenbouw; III is waarschijnlijk meer geschikt voor de bovenbouw. Selecteer naar gelang de geplande duur van het museumbezoek en de beginsituatie van de leerlingen een aantal geschikte opdrachten of verdeel deze over subgroepjes.
II. Basisopdrachten
4. Kijk rond op de tentoonstelling en kies een mediakunstwerk dat je interessant vindt. Noteer hieronder de gegevens.
1. In welk museum ben je geweest?* *kruis aan.
De maker(s) van het kunstwerk:
❍ Gemeentemuseum Den Haag ❍ GEM, museum voor actuele kunst 2. Hoe heet de tentoonstelling die je hebt gezien?
De titel:
3. Wanneer ben je er geweest? Met wie?
Het jaar waarin het mediakunstwerk is gemaakt:
III. Opdrachten beeldbeschrijving
5. Geef hieronder een beschrijving van wat er te zien is. Als het om een installatie gaat, betrek dan ook de andere elementen in je antwoord. Gebruik als aanknopingspunt de basisvragen: wie, wat, waar, waarom, wanneer en hoe. Besteed ook aandacht aan de beeldaspecten (bijv. licht, ruimte, kleur en vorm).*
Alle opdrachten vanaf hoofdstuk III hebben betrekking op het mediakunstwerk dat je hebt gekozen en waarvan je de gegevens bij II hebt genoteerd. Zoals gezegd, om een video werkelijk te doorgronden, let je op drie dingen: * A. De beelden; wat is er te zien en hoe is dat bereikt? * B. De inhoud; wat is de betekenis? * C. De functie; wat is het doel van de video?
*alleen beantwoorden als je hoofdstuk III niet gaat maken.
A. De beelden
Wat is er te zien en hoe is dat bereikt?
1. Middelen
6. Wat probeert de kunstenaar tot uitdrukking te brengen, volgens jou?* *alleen beantwoorden als je hoofdstuk III niet gaat maken.
7. Waarom heb je juist deze video uitgekozen?
-Acteurs/personen Vaak komen er personen in een video voor: het kan zijn dat ze acteren, maar het gefilmde kan ook uit het dagelijks leven zelf afkomstig zijn. Soms zijn het levende mensen (of dieren), andere keren zijn het met de computer gevormde, geanimeerde figuren. De personages laten iets van zichzelf zien door: houding, mimiek (gezichtsuitdrukking), lichaamsbeweging en gebaar. Ook de kostuums/kleren die de personages dragen en de manier waarop de stem wordt gebruikt geven de kijker informatie. Opdracht 1. Geef na het bovenstaande gelezen te hebben een beschrijving van de figuren die voorkomen in de video.
-Spel De figuren voorkomend in een videofilm staan voor karakters (bijv. depressief, vriendelijk of slecht) en tonen emoties, die de aandacht van de kijker vasthouden. Ze zijn binnen een situatie verwikkeld in handelingen, bijvoorbeeld acties die weer tegenacties oproepen.
3. Geef hierna een typering van de verhaalelementen.
Opdracht 2. Beschrijf wat voor soort karakters en emoties erin voorkomen.
-Kader De locatie waar de video zich afspeelt is het kader, afgebakend door de reikwijdte van de filmlens. Binnen het kader zijn bijvoorbeeld personen in beeld, al dan niet beeldvullend. De grootte varieert: van veraf en klein naar dichtbij en groot. Soms is er sprake van een decor en van attributen. Er wordt gebruik gemaakt van natuurlijk licht (zonlicht), of van kunstmatig licht (lamplicht). Met zij- en tegenlicht ziet alles er veel dieper uit. Met (film)muziek kan het gevoel worden gestuurd – deze heeft dan ook een ondersteunende rol. Opdracht 4. Geef een korte beschrijving van ‘het kader’ waarin de video is geplaatst. -Verhaalelementen In een video wordt vaak spanning opgebouwd: situaties en conflicten komen tot een climax. Opnamen verlopen in kleine stukjes. Het samenvoegen ervan wordt montage genoemd. Een klein stukje film heet shot; samenhangende shots vormen een scène en een stilgezet videobeeld heet still. Dialogen (tweegesprekken) en geluid kunnen zowel gelijktijdig worden vastgelegd of later aan de beelden worden gemonteerd. Soms komt er een verhaallijn voor, die kan zijn: lineair (alles gebeurt na elkaar), cirkelend (het eindpunt komt bij het begin uit), alternerend (gelijktijdige verhalen worden afgewisseld). Ook wordt er wel gebruik gemaakt van flash back (teruggaand in de tijd) of flash forward (vooruitlopend in de tijd). Opdracht -Camera
Het standpunt vanwaar de maker een gegeven uit de werkelijkheid vastlegt (camerastandpunt), is tegelijkertijd het standpunt van de kijker. Afgezien van een ‘gewoon’ standpunt (ooghoogte-perspectief) kunnen we onderscheid maken tussen een hoog en een laag standpunt. Een hoog standpunt wordt vogelvluchtperspectief genoemd; een laag standpunt heet kikkerperspectief. In een close-up zie je alles van dichtbij; het medium-shot laat wat meer van de omgeving zien. Bij een totaal-shot krijg je een weids beeld. Zoomen is een soort verrekijker effect, waarbij je iets naar je toe haalt. De camerahoek kan veranderen. Draait deze horizontaal dan is het een pan (panoramische opname), draait deze verticaal dan is het een tilt. Schokkende camerabewegingen voelen subjectief aan; alsof je zelf meeloopt. Door technische mogelijkheden zijn veel trucs mogelijk. opdracht 5. Leg uit wat je opvalt aan de manier waarop de camera wordt gehanteerd.
2. Samenhang
Hoe zijn de middelen geordend? (in tijd en ruimte) -Regieconcept De maker van een video is te vergelijken met de regisseur van een film: hij of zij bepaalt wat er te zien is en op welke manier. Met regieconcept wordt bedoeld: de ideeën en uitgangspunten van de maker. De basis wordt gevormd door een synopsis: een kort soms geschreven filmidee. Soms wordt er vervolgens een scenario geschreven (wat gebeurt er na elkaar). De helemaal uitgewerkte versie is het draaiboek. opdracht
6. Wat is volgens jou het regieconcept achter deze beelden? Op wat voor soort manier wil de maker ‘het verhaal’ overbrengen?
-Vormgeving en enscenering Hiermee wordt bedoeld de manier waarop middelen als: decor, muziek, geluid en licht worden ontworpen en als geheel worden toegepast door de maker(s). Er kan ook sprake zijn van beelden die met de computer zijn vormgegeven. Een video kan ook deel uitmaken van een installatie. Bij installatiekunst worden afzonderlijke elementen (waaronder bijv. een video) samengesteld tot één enkel kunstwerk. opdracht 7a. Is er sprake van vormgegeven elementen? Zo ja, welke?
7b. Maakt de video deel uit van een installatie? Zo ja, geef een beschrijving (van de onderdelen) ervan.
-Montage Onder montage wordt verstaan de manier waarop de afzonderlijke beelden en geluiden volgens het scenario achter elkaar zijn gezet. Het kan ook zo zijn dat de maker een situatie juist in zijn geheel (zonder te onderbreken) filmt en dit toont als kunstwerk. opdracht 8. Is er sprake van gemonteerde beelden en geluiden?
B. De inhoud
Wat is de door de kunstenaar bedoelde betekenis van het kunstwerk?
1. Voorstelling
De kunstenaar stelt met zijn of haar mediakunstwerk een onderwerp aan de orde. Er wordt een ‘verhaal’ verteld met de beelden. Hij/zij poogt inhoud over te brengen door middel van een kunstwerk. De beelden (geprojecteerd door een beamer of getoond op een monitor/televisie) kunnen worden ondersteund door geluid-en muzieklagen. opdracht 9. Waar gaat het mediakunstwerk over?
-Onderwerp, ontwikkeling en sfeer In situaties maken personages iets mee, er ontwikkelt zich van alles. De ontwikkelingen kunnen naar een hoogtepunt gaan, waarna een ontknoping volgt. De camera registreert de gebeurtenissen. Emoties en sferen worden gestuurd door decors, camera en geluid. De video probeert bepaalde effecten te bereiken bij de kijker; er wordt wel gebruik gemaakt van de principes: spanning en ontspanning. Hieraan kan bijvoorbeeld een conflict ten grondslag liggen. Opdracht 10. Hoe ontwikkelt zich ‘het verhaal’ en wat is daarbij de sfeer?
2. Boodschap
Aan de titel en aan de manier waarop de kunstenaar het onderwerp in beeld brengt, kun je vaak zijn of haar visie aflezen. Vraag je hierbij af of er sprake is van ‘objectieve camera’ (het onderwerp is neutraal in beeld gebracht) of van ’subjectieve camera’ (de mening van de fotograaf is voelbaar). opdracht 11. Wat is de boodschap van de kunstenaar, volgens jou? Licht je antwoord toe.
3. Abstrahering
Een video kan een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid zijn. Een video kan daarentegen ook helemaal geënsceneerd (alles is in scène gezet) of gestileerd zijn (‘strakker gemaakt’ – meer losgemaakt van de realiteit bijv. door een bewust gebruik van beeldelementen of door de manier van spelen van de personages). Uiteraard zijn manipulatie van videobeelden of het in zijn geheel vormgeven van beelden op de computer eveneens mogelijkheden om tot abstrahering te komen. opdracht 12. Vertel iets over de verhouding tussen de videobeelden en de werkelijkheid.
IV. Slotopdracht C. De functie Met je eigen uitgebreide beschrijving in het hoofd, kun je gaan bedenken wat de functie is van het mediakunstwerk. Soms kan de titel ook behulpzaam zijn bij het achterhalen ervan. De functie kan zijn: -Levensbeschouwelijk (religieus, ritueel, viering) -Esthetisch ((anti)-schoonheid, inleving, herkenning, vervreem-ding, confrontatie) -Politiek (status, huldiging, protest, bewustwording) -Economisch (werk, reclame) -Educatief (opvoedend, therapie, zelfreflectie, voorlichting, informatief) -Vermaak (amusement, decoratie, expressie, verpozing) -L’Art pour l’art (‘kunst om de kunst’ - het kunstwerk dient als onderzoek naar de kunst zelf) Opdracht 13. Met welk doel wordt dit mediakunstwerk door de kunstenaar gepresenteerd? Wat is volgens jou de functie van dit kunstwerk? Licht je antwoord toe.
V. Vervolgopdracht onderzoek Na deze grondige analyse kun je achtergrondinformatie gaan verzamelen. Je zou kunnen opzoeken wat er geschreven is over: -Het betreffende mediakunstwerk (inhoud, vorm en functie). -De kunstenaar (zijn/haar stijl, leven en opvattingen) -De maatschappelijke omstandigheden, gegevens die van belang zijn met betrekking tot tijd en plaats. Je kunt bronnen raadplegen van de kunstenaar zelf of lezen wat anderen er over hebben geschreven. Daarbij kun je gebruik maken van het internet, boeken en tijdschriften over videokunst, recensies in kranten en tentoonstellingscatalogi. Je kunt onder andere op afspraak terecht in de Kunsthistorische bibliotheek van het Gemeentemuseum Den Haag (tel. balie 070-338 12 42).
VI. Video- en mediakunst Videokunst is een kunstrichting in de 20e eeuw waarbij gebruik wordt gemaakt van video als geluids- en beelddrager. In verschillende varianten, als installatie of op zichzelf staande video, is de ontwikkeling van de videokunst direct verbonden met de mogelijkheden op het gebied van opname -en computertechniek. In het begin van de jaren zestig begonnen de eerste experimenten. Maatschappijkritische kunstenaars kozen ondermeer het massamedium ‘televisie’ als thema van hun werk. Ze verzetten zich door middel van videokunst tegen de naar hun idee eenzijdige manier waarop het publiek beelden en meningen ‘toegediend’ kreeg via de televisie.
De verkoop van de eerste draagbare videocamera in 1965 gaf kunstenaars op een vrij eenvoudige manier de mogelijkheid zelf elektronische beelden te maken en deze later met behulp van een videosynthesizer in tempo, montage, kleur etc. te veranderen. Graag willen we je wijzen op het bestaan van het Nederlands Instituut voor Uit de eerste zelfgemaakte videofilms als registratie van Mediakunst, Montevideo. Hier kun je tentoonstellingen bekijken, maar ook van de gebeurtenissen op artistiek gebied, bijv. performances mediatheek of het educatieve programma gebruikmaken. (bijeenkomsten, vaak met publiek waarbij het lichaam wordt Montevideo, Nederlands Instituut voor Mediakunst ingezet voor de verbeelding van een idee), ontwikkelde zich Keizersgracht 264 de op zichzelf staande video. Al snel werd de videotechniek 1016 EV Amsterdam gecombineerd met andere sculpturale, architectonische of tel. 020- 623 71 01 ready-made elementen (bestaande voorwerpen) en zo tot www.montevideo.nl installatie uitgebreid.
[email protected] De term installatie die oorspronkelijk alleen werd gebruikt openingstijden: ma. t/m vrij. (9-17 uur) voor het plaatsen van een kunstwerk in de galerie, is later ook een bepaalde manier van kunst maken gaan aangeven. Bij installatiekunst worden de afzonderlijke elementen die zijn samengevoegd beschouwd als één enkel werk beschouwd. De installatiekunst, die zijn intrede deed aan het eind van de jaren zestig toen Popart kunstenaars als Warhol ‘environments’ (‘omgevingen’) voor hun happenings gingen ontwerpen. De Amerikaanse kunstenaar Bruce Naumann ontwikkelde met zijn `Lived Taped Video Corridor` in 1969 een van de eerste videoinstallaties, die door een directe verbinding tussen de camera en een tv-monitor de beschouwer direct deel laat uitmaken van het kunstwerk. Deze directe verbinding blijft in de jaren ’70 bepalend voor veel installaties. Zelfbeschouwing is dan vaak het onderwerp.
In de jaren ‘80 wordt het medium steeds meer als middel gezien waarmee men via muziek, ritme, gesproken of geschreven tekst zelfstandige beeldwerelden kan maken. Vernieuwingen op het gebied van de computertechniek vergroten de artistieke toepassing van het medium video. Bij digitalisering in de beeldende kunst denkt men voornamelijk aan videokunst, performances en installaties. Bij de nieuwe generatie videokunstenaars komen thema’s als de netwerken van communicatiemiddelen, de wereld van de wetenschap of het verlies van het natuurlijke (de toenemende kunstmatigheid) steeds meer in de belangstelling te staan. Zo wordt de constructie van virtuele realiteiten mogelijk, waarin de beschouwer zich kan begeven. Daarbij heeft de beschouwer sinds kort steeds vaker de mogelijkheid door interactieve besturingssystemen om de vorm of het beeldmateriaal van een installatie te veranderen. Voor alle kunstvormen waarbij gebruik wordt gemaakt van nieuwe media als video en computertechnieken wordt de verzamelterm ‘nieuwe media’ ofwel mediakunst gebruikt.
Gebruikte bronnen -M. Barneveld e.a., Première, CKV I voor het VWO; -C. Geljon e.a., Palet, CKV I voor het HAVO, en VWO; -KPC Groep, Kunstbeschouwen CKV II, Den Bosch, 2000 -Docentenhandleiding Made in Holland, Nederlandse videokunst uit de jaren zeventig en tachtig, Nederlands Instituut voor Mediakunst (Montevideo), Amsterdam, 2003 -www.kunstbus.nl -www.digitalekunst.nl
© Gemeentemuseum Den Haag postbus 72 2501 CB Den Haag afdeling Educatie Jet van Overeem mei 2003
[email protected] www.gemeentemuseum.nl www.fotomuseumdenhaag.nl www.gem-online.nl