Kijkwijzer Ruimtelijke Kunst
Beeldbeschrijving
*
Deel II
Basisopdrachten
3
Wat is het?
4
Deel III
Techniekverkenning
6 & 11
Deel IV
Beeldbeschrijving
7 & 12
Deel V
Opdrachten voor thuis of in de klas
15
Deze kijkwijzer gaat over ruimtelijke kunstwerken. Ruimtelijke kunstwerken zijn driedimensionaal. Dat wil zeggen dat ze een hoogte, breedte en diepte hebben. Je kunt er dus omheen lopen. De ruimtelijke kunstwerken die we hier bedoelen zijn geen gebruiksvoorwerpen, zoals bijvoorbeeld een theepot of een stoel. Het gaat hier om beeldhouwkunst en installatiekunst. Vandaag kies je zelf één ruimtelijk kunstwerk in het museum om te bekijken en opdrachten over te maken. Je docent vertelt je of je de hele kijkwijzer maakt of bepaalde delen, alleen of in groepjes. Bij een aantal opdrachten moet je goed kijken of er omheen lopen. Let op: je mag de kunstwerken niet aanraken! Gebruik bij het maken van de opdrachten een potlood. Potloden en een clipboard om op te schrijven, zijn te krijgen bij de informatiebalie in de hal. Hier kun je ook een plattegrond vragen.
u
pagina
Inhoudsopgave
Deel I
Kies in het museum één ruimtelijk kunstwerk dat je aandacht trekt. Weet je niet precies waar ruimtelijke kunst in het museum te vinden is? Dan kan de informatiebalie je verder helpen.
Lees wat er staat op het bijschrift (het bordje naast het kunstwerk). Wie heeft het gemaakt? Heeft het kunstwerk een titel? Zo ja, wat is die titel? Wanneer is het gemaakt?
Hoe groot is het ongeveer, denk je? Gebruik de liniaal aan de zijkant van de bladzijde. Pas op: niets aanraken! Hoogte Breedte
6 5 4 3
u
1
Waarom heb je dit werk gekozen? 0 mooi 0 lelijk 0 spannend 0 vreemd 0 vrolijk 0 somber 0 origineel 0 iets anders
7
8
9
Diepte
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Deel 1 Basisopdrachten
Deel 2 Wat is het? Beeldhouwkunst en installatiekunst zijn twee soorten ruimtelijke kunst die veel verschillen van elkaar. Maak de volgende opdracht om er achter te komen wat voor een soort kunstwerk jij hebt gekozen.
Lees de omschrijving van beeldhouwkunst en installatiekunst:
ó
Beeldhouwkunst is een vorm van kunst waarbij de kunstenaar beelden maakt. Om beelden te maken kan de kunstenaar uit hout snijden, uit steen hakken, boetseren met klei of gieten met brons. Tegenwoordig maken kunstenaars ook beelden van andere materialen, zoals plastic en ijzer.
Artistide Mailol, ‘Ile de France’, 1921-1925
u
Axel & Helena van der Kraan,‘Paard’, 1988
ó
Ricardo Brey, ‘zonder titel’, 1994
Installatiekunst is een kunstvorm die nog niet zo heel lang bestaat. Installaties worden meestal opgebouwd uit verschillende voorwerpen.Voorwerpen die je vaak tegenkomt in installaties zijn meubels, afval en gebruiksvoorwerpen. Soms komt er ook film, geluid of tekst in voor.
Jouw kunstwerk is een: 0 beeldhouwwerk 0 installatie
E E
ga verder op bladzijde 6 ga verder op bladzijde 11
u
Beeldhouwkunst:
Deel 3 - Techniekverkenning -> Materiaal en techniek op het bijschrift van welk materiaal het A Lees door jou gekozen kunstwerk is gemaakt. Kruis aan welk materiaal op het bijschrift staat: 0 keramiek 0 brons 0 steen 0 gips 0 hout 0 kunststof 0 verschillende materialen, namelijk 0 anders, namelijk
ó
Uit hout en steen worden beelden meestal gehakt. Er wordt dus materiaal weggehaald om het beeld te maken. Wat je weghaalt kun je niet meer ‘terugplakken’ . Bij bronzen beelden wordt meestal eerst een model van klei of was gemaakt. Om het model heen wordt daarna brons gegoten. Klei en was kun je met je handen vormen, dit heet boetseren. Je kunt bij boetseren gemakkelijk stukjes klei of was die je hebt weggehaald terugplakken. Keramiek wordt ook van klei gemaakt. Je kunt er stukken afhalen en weer terugplakken. Keramiek wordt gebakken om het hard te maken. Kunststof en gips worden in een mal gegoten. Een mal is een holle vorm. De kunstenaar maakt eerst een beeld. Daar omheen maakt hij de mal, bijvoorbeeld van rubber. Wanneer de kunstenaar de rubbervorm van het beeld afhaalt kan hij er kunststof of gips in gieten. Dit krijgt dan precies dezelfde vorm als het beeld dat hij eerst maakte. Een mal is handig, want je kunt er meerdere keren een beeld in gieten.
Kruis aan wat van toepassing is: (meerdere antwoorden mogelijk)
B
u
0 het kunstwerk is uitgehakt 0 het kunstwerk is geboetseerd 0 het kunstwerk is gegoten
Beeldhouwkunst:
Deel 4 - Beeldbeschrijving A
Wat stelt het voor?
Wat beeldt het kunstwerk uit? 0 een vrouw 0 een man 0 een kind 0 een dier, namelijk een
Lijkt het beeld op iets uit de werkelijkheid?
0 iets anders, namelijk
B
Kruis aan hoe sterk het beeld jou aan de werkelijkheid doet denken. 0 heel sterk 0 een beetje 0 helemaal niet
Vorm
Maak een schets van het beeld. Teken alleen de belangrijkste vormen.
$
u
Om beelden kun je heen lopen. Het beeld ziet er anders uit vanaf een andere plek. Als je bijvoorbeeld aan de zijkant ervan staat. Maak een schets van de zijkant van het beeld. Teken alleen de belangrijkste vormen.
$
Zijn er openingen in het beeld dat je gekozen hebt? Zou je bijvoorbeeld je hand of vinger erdoor heen kunnen steken? Let op: Dit mag je niet echt proberen. Geef in je schets aan met een pijl waar de opening zit.
u
ó
Kijk naar de vorm van je beeld. Er zijn geometrische en organische vormen. Geometrisch vormen kun je meten, bijvoorbeeld vierkanten, driehoeken en cirkels. Organische vormen zijn vormen die je niet makkelijk kunt meten. Het zijn onregelmatige vormen, zoals bijv. de vorm van vruchten en wolken.
Welk soort vormen komt het meest voor in jouw beeld? 0 geometrische vormen 0 organische vormen Hoe staat het beeld tentoongesteld? 0 op een sokkel (dat is bijv. een blok hout waar het op staat) 0 in een vitrine (zo heet een glazen kast waarin je dingen tentoonstelt) 0 op de vloer van de zaal 0 op een andere manier, namelijk
Waar in de zaal staat het beeld? 0 in het midden 0 aan de zijkant 0 in een hoek 0 anders
Vaak hebben beelden de kleur van het materiaal waarvan ze zijn gemaakt. Soms zijn ze beschilderd. Wat is de kleur van het beeld?
Is het beschilderd? 0 ja 0 nee
u
C
Functie
Wat wil de kunstenaar volgens jou met het kunstwerk? 0 een verhaal, gebeurtenis of situatie vertellen 0 personen en/ of gebeurtenissen (uit het verleden) aan je laten zien 0 gevoelens of emoties laten zien 0 je aan het denken zetten 0 alleen vormen laten zien 0 iets anders:
Vaak helpt de titel je te begrijpen waar het beeld over gaat. Is dat hier ook zo?
0 ja 0 nee
Bedenk zelf een nieuwe titel voor het kunstwerk.
- einde beeldbeschrijving beeldhouwkunst -
u 10
Installatiekunst:
Deel 3 - Techniekverkenning -> Materiaal en techniek A
Onderdelen Een installatie bestaat meestal uit meerdere onderdelen. Je kunt dingen uit het dagelijks leven terugzien in een installatie. Maar de kunstenaar kan sommige onderdelen ook zelf hebben gemaakt. Uit hoeveel delen/ dingen bestaat de installatie ongeveer die jij gekozen hebt? Soms moet je schatten.
Zitten de verschillende onderdelen van de installatie aan elkaar vast? 0 ja 0 nee
B
Materiaal
Kruis aan wat voor materiaal de kunstenaar heeft gebruikt. (meerdere antwoorden mogelijk) 0 gebruiksvoorwerpen, bijvoorbeeld spullen uit het dagelijks leven 0 kosteloos materiaal, bijvoorbeeld afval 0 dingen die hij/zij zelf heeft gemaakt, bijvoorbeeld een schilderij 0 hout 0 ijzer 0 plastic 0 iets anders, namelijk
u 11
Installatiekunst:
Deel 4 - Beeldbeschrijving A
Inhoud Maak een schets van wat je ziet
$
u 12
Een installatiekunstwerk is altijd driedimensionaal. Je kunt er dus omheen lopen. Soms kun je er zelfs in, op of tussendoor lopen. Streep in de volgende zin door wat niet van toepassing is: Je kunt door de installatie heen om de installatie heen onder de installatie door over de installatie heen in de installatie lopen.
B
Vorm
ó
Kijk naar de vorm van je installatie. Er zijn geometrische en organische vormen. Geometrisch vormen kun je meten, bijvoorbeeld vierkanten, driehoeken en cirkels. Organische vormen zijn vormen die je niet makkelijk kunt meten. Het zijn onregelmatige vormen, zoals bijv. de vorm van vruchten en wolken. Noem de drie meest opvallende onderdelen van de installatie. Omcirkel achter elk onderdeel wat voor soort vorm het is. 1.)
= geometrische/ organische vorm
2.)
= geometrische/ organische vorm
3.)
= geometrische/ organische vorm
Bij installatiekunst wordt soms gebruik gemaakt van licht. Met licht kun je iets extra laten opvallen. Het trekt je aandacht. Kruis aan wat van toepassing is: 0 de installatie geeft zelf licht 0 er schijnt speciaal licht op de installatie 0 er is alleen het licht van de zaal zelf Installaties kunnen heel groot zijn. Soms nemen ze een hele zaal in beslag. De installatie: 0 beslaat de hele zaal 0 de helft van de zaal 0 een klein deel van de zaal
Soms horen er geluiden, films, dia’s, tekeningen en/of foto’s bij een installatie. Kruis aan wat er bij jou installatie hoort: 0 geluid 0 film 0 dia(’s) 0 tekening(en) 0 foto(‘s) 0 teksten 0 niets van dat alles
u 13
In een installatiekunstwerk soms ook beweging voor. Doordat er een motor in de installatie zit, of gewoon door de lucht. Zijn er onderdelen die bewegen? 0 Ja. Welke onderdelen bewegen er? 0 Nee
C
Functie
Wat wil de kunstenaar volgens jou met het kunstwerk? 0 een verhaal, gebeurtenis of situatie vertellen 0 personen en/ of gebeurtenissen (uit het verleden) aan je laten zien 0 gevoelens of emoties laten zien 0 zijn/haar mening geven 0 je aan het denken zetten 0 alleen vormen laten zien 0 iets anders:
Vaak helpt de titel je te begrijpen waar het beeld overgaat. Is dat hier ook zo?
0 ja 0 nee
Bedenk zelf een nieuwe titel voor het kunstwerk.
- einde beeldbeschrijving installatiekunst -
u 14
Deel 5 - Opdracht voor thuis of in de klas Doen In de Wonderkamers van het Gemeentemuseum staan veel beeldhouwwerken. Bijvoorbeeld bij de groep kunstwerken over ‘kind’. Denk terug aan toen jezelf nog een kind was. Wat vond je toen leuk? Waar speelde je mee? ø Werk het thema ‘kind’ ruimtelijk uit. Je mag zelf bedenken op welke manier. Je kunt bijvoorbeeld een spelend kind maken en zelfs speelgoed verwerken in je ruimtelijk werk. Maak eerst een paar schetsen van verschillende kanten van je werkstuk. Werk deze schetsen daarna uit in een ruimtelijk werk. ø Je kunt voor je werkstuk gebruik maken van schoolmaterialen, zoals klei, hout of ijzerdraad of misschien juist van gevonden voorwerpen. Loop bijvoorbeeld na de pauze een rondje door school of over het plein om spullen te vinden. ø Vergelijk wanneer je klaar bent de schetsen en het eindresultaat: Is het geworden zoals op de schets? Of heb je dingen moeten veranderen? Zo ja, wat?
mei 2006 Gemeentemuseum Den Haag afdeling Educatie Tekst: Eva Kooijmans (stagiaire) Eindredactie: Jet van Overeem Vormgeving: Irene de Groot (stagiaire)
u 15
Rodin - ‘Het bronzen tijdperk’ - 1876