Kijkwijzer Ruimtelijke Kunst
Beeldbeschrijving
**
Inhoudsopgave
3
Wat is het?
4
Deel III
Techniekverkenning
6 & 17
Deel IV
Beeldbeschrijving
11 & 19
Opdrachten voor in de klas of thuis
26
Meer weten?
27
Deel II
Deel V Deel VI
Deze kijkwijzer gaat over ruimtelijke kunstwerken. Ruimtelijke kunstwerken zijn driedimensionaal. Dat wil zeggen dat ze een hoogte, breedte en diepte hebben. Je kunt er dus omheen lopen. Meestal spreken we dan van beeldhouwkunst. Een beeld kan bijvoorbeeld van steen zijn, maar ook van staal of plastic. Maar, een driedimensionaal kunstwerk kan ook uit verschillende voorwerpen bestaan die bij elkaar zijn geplaatst en soms zelfs een hele ruimte beslaan. Dat is installatiekunst. De ruimtelijke kunst die we hier bedoelen heeft geen gebruiksfunctie, zoals bijvoorbeeld een theepot. Driedimensionale kunst die wel een gebruiksfunctie heeft heet kunstnijverheid. Daar is een andere kijkwijzer voor gemaakt.
Vandaag kies je zelf één ruimtelijk kunstwerk in het museum om te bekijken en opdrachten over te maken. Je docent vertelt je of je de hele kijkwijzer maakt of bepaalde delen, alleen of in groepjes. Bij een aantal opdrachten moet je goed kijken of er omheen lopen. Let op: je mag de kunstwerken niet aanraken! Gebruik bij het maken van de opdrachten een potlood. Potloden en een clipboard om op te schrijven, zijn te krijgen bij de informatiebalie in de hal. Hier kun je ook een plattegrond vragen.
u
pagina
Basisopdrachten
Deel I
Kies in het museum één ruimtelijk kunstwerk uit dat je aandacht trekt. Weet je niet precies waar ruimtelijke kunst in het museum te vinden is? Dan kan de informatiebalie je verder helpen.
Wat staat er op het bijschrift? Wat is de naam van de kunstenaar?
Heeft het kunstwerk een titel? Zo ja, wat is de titel?
Wanneer is het gemaakt?
Wat zijn de afmetingen van het werk? Gebruik de liniaal rechts op de bladzijde om een schatting te maken. Let op: Je mag het kunstwerk niet aanraken.
9
Hoort het kunstwerk bij een tijdelijke tentoonstelling? Zo ja, bij welke?
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Deel 1 Basisopdrachten
3
4
5
6
7
8
Waarom heb je dit werk gekozen? (bijvoorbeeld: mooi, lelijk, spannend, vreemd…)
1
u
Deel 2 - Wat is het precies? Ruimtelijke kunstwerken zijn er in allerlei soorten.Voor deze kijkwijzer is het belangrijk dat je bedenkt of het door jou gekozen kunstwerk een beeldhouwwerk of een installatie is. Maak om daar achter te komen de volgende opdracht.
Lees de omschrijving van beeldhouwkunst en installatiekunst:
ó
Beeldhouwkunst is een vorm van beeldende kunst waarbij de kunstenaar vrijstaande beelden maakt. Het snijden van beelden uit hout, hakken uit steen, boetseren uit klei en gieten van brons vallen onder beeldhouwkunst. Vanaf de 20ste eeuw maken kunstenaars ook beelden van andere materialen met andere technieken. Ze maken bijvoorbeeld beelden van kunststof, of ze lassen stukken ijzer aan elkaar.
Artistide Mailol, ‘Ile de France’, 1921-1925
u
Axel & Helena van der Kraan,‘Paard’, 1988
ó
Ricardo Brey, ‘zonder titel’, 1994
Installatiekunst is een kunstvorm die nog niet zo heel lang bestaat. Installaties worden meestal opgebouwd uit verschillende onderdelen. Soms komt er ook film, geluid of tekst in voor. Ze bestaan bijvoorbeeld uit moderne materialen, meubels en/ of gebruiksvoorwerpen. Vaak zijn installaties speciaal gemaakt voor de ruimte waarin ze staan en soms kun je er zelfs doorheen lopen of deel van uitmaken.
Wat denk je dat jouw kunstwerk is, een beeldhouwwerk of installatie? Waarom denk je dat?
!
E E u
Denk je dat jouw kunstwerk een beeldhouwwerk is? Ga dan verder op bladzijde 6 met Deel 3 techniekverkenning Beeldhouwkunst. Denk je dat jouw kunstwerk een installatie is? Ga dan verder op bladzijde 17 met Deel 3 techniekverkenning Installatiekunst.
Beeldhouwkunst:
Deel 3 - Techniekverkenning -> Materiaal en techniek Van welk materiaal is het door jou gekozen werk gemaakt?
0 keramiek 0 brons 0 steen 0 gips 0 hout 0 kunststof 0 gecombineerd, namelijk
0 anders, namelijk
Welke techniek is er denk je gebruikt? (Om meer over technieken te weten te komen kun je de bijlage ‘technieken beeldhouwkunst’ op de volgende bladzijdes gebruiken.)
Waaraan zie je dat deze techniek is gebruikt?
u
Bijlage technieken beeldhouwkunst Keramiek Keramiek is een benaming voor voorwerpen die van gebakken klei gemaakt zijn. Keramiek wordt hard als het verhit wordt, bijvoorbeeld in een oven. Technieken voor het vormen van klei: 1. Door modelleren, dat is het vormgeven van klei door de klei te vervormen, klei toe te voegen of weg te halen. Dit kan de kunstenaar met zijn/haar handen doen, of door er gereedschap bij te gebruiken. 2. Draaien op een draaischijf. 3. Gieten van klei. Er wordt dan extra veel water toegevoegd aan de klei tot deze vloeibaar wordt en gegoten kan worden. Lies Cosijn, ‘Juffrouw Kamann’, 1960
Er zijn verschillende soorten keramiek, de belangrijkste zijn:
Aardewerk wordt gebakken van klei, tussen 800 en 1100°C. Na het bakken is het voorwerp hard maar niet waterdicht. Om aardewerk waterdicht te maken moet je er een glazuurlaag (dunne glasachtige laag die vastgebakken zit aan het keramische product) overheen aanbrengen.
Steengoed of grès wordt gemaakt van een kleisoort die bij een hogere temperatuur wordt gebakken (1200-1300°C.) Deze kleisoort is na het bakken wel waterdicht.
Porselein wordt gebakken van één speciale kleisoort, bij 1280-1400ºC. In de kleisoort zit een stof die bij verhitting glasachtig wordt. Porselein glimt dan ook als glas en is een beetje doorschijnend. Porselein is ook waterdicht.
u
P. Scheurich, ‘Plastiek van dame en Moor’, 1922
Brons
Edgar Degas, ‘Danseres’, 1879
Brons bestaat voor ongeveer 90% uit koper dat versmolten is met tin en zink. Door koper met tin en zink te versmelten kan het gegoten worden in allerlei vormen. De meest voorkomende manier om brons vorm te geven is dan ook gieten. De kunstenaar boetseert eerst het beeld uit bijvoorbeeld was, daarna maakt hij om het wassen beeld heen een mal (gietvorm).Vervolgens verhit hij het brons tot het vloeibaar wordt en giet het in de mal. Wanneer het brons is afgekoeld kan de mal weg gehaald worden en het beeld verder afgewerkt.
Steen is een harde, niet brandbare, smeltbare of smeedbare delfstof. Delfstof wil zeggen dat het uit de natuur opgraven of afgegraven moet worden. Tijdens het beeldhouwen van steen worden grote en kleine delen van het materiaal weggehakt, gestoken, gesneden of gegutst. Dit wordt een versparende techniek genoemd, omdat wat je weghaalt definitief is. Je kunt bijvoorbeeld geen stukken terugplakken zoals bij klei. De uiteindelijk vorm wordt via steeds fijnere bewerking bereikt.
u
Ilse von Twardowska-conrat, ‘Inspiratie’, 1910
Steen
Louis Jehotte, ‘Portretbuste van J.S. van den Abeele’
Gips Gips wordt net als steen gedolven uit de natuur en voor gebruik gebrand. Het is veel zachter dan steen, je kunt er gemakkelijk krassen in maken of het gips verpoederen. Bordkrijtjes worden bijvoorbeeld van gips gemaakt. Gips kun je gieten in een mal als je er water aan toevoegt. Wanneer het water verdampt wordt de gipsvorm hard en kun je hem uit de mal halen.
Hout Hout kan van verschillende boomsoorten afkomstig zijn. De ene houtsoort is harder dan de andere. De kunstenaar kan gemakkelijker een zachte houtsoort bewerken dan een harde. Harde houtsoorten blijven wel langer goed dan zachtere houtsoorten. Technieken voor het vormen van hout zijn: 1. Net als bij steen het weghakken van delen van het hout tot de uiteindelijke vorm wordt bereikt. Deze techniek komt het meest voor. 2. Hout buigen. Na verhitting kun je vochtig gemaakt hout verbuigen en in een klem vastzetten. Wanneer het hout is afgekoeld blijft het in de verbogen vorm staan. 3. Hout kun je gemakkelijk verbinden met ander hout, bijvoorbeeld met spijkers of lijm. 4. Hout kun je draaien. Het hout draait rond op een werkbank terwijl de kunstenaar het met beitels bewerkt.
Axel & Helena van der Kraan, ‘Wachtende man’, 1981
u
Kunststof Er zijn veel verschillende soorten kunststof, sommige zijn bijvoorbeeld heel hard of juist heel zacht, sommige kunnen buigen. Kunststof is een stof die je niet in de natuur kunt vinden. Door een scheikundige verbinding tussen bepaalde stoffen kan kunststof worden gemaakt. Technieken voor het vormen van kunststof: 1. Het gieten van verhitte kunststof in een vorm. 2. Persen van kunststof. De kunststof wordt hard gedrukt in/tegen een vorm zodat deze vorm krijgt.
u 10
Herman Lames, ‘Prince, where are thou waiting for’, 2002
Beeldhouwkunst
Deel 4 - Beeldbeschrijving Wat stelt het voor?
Stelt het kunstwerk iets voor? Zo ja, wat?
ó
Een kunstwerk kan iets uit de werkelijkheid voorstellen, zoals een vrouw of een dier. Wanneer het kunstwerk een herkenbare voorstelling heeft noem je dit figuratief. Een kunstwerk kan ook heel natuurgetrouw zijn, alsof het net echt is. Dit noem je realistisch. Soms stellen kunstwerken helemaal niet iets voor uit de werkelijkheid. Wanneer de vorm niet meer doet denken aan de zichtbare of herkenbare werkelijkheid, noem je dit abstract. Er is ook een tussenvorm; tussen realistisch en abstract in. Je kunt dan wel herkennen wat het kunstwerk is, maar de vormen zijn vereenvoudigd. Er zijn minder details dan in het echt. Dit noem je geabstraheerd.
Hoe zou jij het beeld typeren? 0 figuratief 0 realistisch 0 abstract 0 geabstraheerd
Waarom denk je dat?
u 11
Vorm Ga recht voor het beeld staan. Wat zie je? Maak een schets van het beeld. Knijp je ogen een beetje dicht. Hoe ziet de contour, dat wil zeggen de omtrek van het beeld, er uit?
$
u 12
Als je recht voor het beeld staat zie je het vooraanzicht. Aanzicht wil zeggen, hoe je het beeld ziet vanaf een bepaalde plaats. Omdat een beeld driedimensionaal is, kun je er om heen lopen. Dan zie je het zijaanzicht en het achteraanzicht. Kies nu een ander aanzicht dat je aanspreekt en maak daar een schets van.
$
u 13
- Ordening -
Kijk naar de vorm van je beeld. Er zijn geometrische en organische vormen. Geometrisch vormen zijn meetbaar, bijvoorbeeld vierkanten, driehoeken en cirkels. Organische vormen zijn gegroeide, meer onregelmatige vormen, zoals de vorm van vruchten, wolken en organen. Wat kun je zeggen over de grondvorm, de belangrijkste vorm. Is deze geometrisch of juist organisch?
Een beeld kan compact zijn. Er is dan geen lege ruimte tussen verschillende onderdelen van het beeld. Dit noem je een gesloten vorm. Het kan ook zo zijn dat er wel ruimte tussen verschillende onderdelen zit. De kunstenaar heeft bijvoorbeeld een ruimte opgelaten in het kunstwerk. Dit noem je een open vorm. Is jouw kunstwerk gesloten of open van vorm? Waarom denk je dat?
Hoe staat het beeld tentoongesteld? 0 op een sokkel 0 in een vitrine 0 op de vloer van de zaal 0 iets anders, namelijk
u 14
Waar in de zaal staat het beeld? 0 in het midden 0 aan de zijkant 0 in een hoek 0 anders, namelijk
- Oppervlakte Ga wat dichterbij het beeld staan. Wat voor soort textuur heeft het oppervlak van het beeld? (bijvoorbeeld hoe ruw, glad, korrelig)
Wat is het effect van de textuur? (glimmend, schitterend, dof, mat)
Vaak hebben beelden de kleur van het materiaal waarvan ze zijn gemaakt. Soms zijn ze beschilderd. Is jouw beeld beschilderd?
JA
Welke kleur heeft het materiaal?
Welke kleuren komen het meest voor?
E
E
Alleen op een paar plaatsen of overal?
E
E
NEE
Is de kleur van het materiaal overal egaal?
- Beweging -
ó
De kunstenaar wil soms beweging laten zien met zijn/ haar kunstwerk. Hij/zij wil bijvoorbeeld de indruk wekken dat het beeld een stap zet. Het lijkt dan net alsof op het moment van de stap het beeld is stilgezet. Dit noem je bewegingssuggestie. Wil de kunstenaar van ‘jouw’ beeld een bewegingsuggestie oproepen, denk je? 0 ja 0 nee Zo ja, welke beweging wil de kunstenaar laten zien?
u 15
Functie Beelden worden met een bepaald doel gemaakt. Beelden kunnen verschillende functies hebben:
ó
Narratief : het kunstwerk verbeeldt (een scène uit) een verhaal, gebeurtenis of situatie. Monument : hiermee worden historische personen en/ of gebeurtenissen herdacht. Personificatie : beeld van een persoon die een begrip voorstelt. Bijvoorbeeld een vrouw met een weegschaal verbeeldt rechtvaardigheid. Symbolisch : het kunstwerk verwijst naar iets anders dan wat er verbeeld is. Bijvoorbeeld een witte duif als symbool voor de vrede. Expressief: Het kunstwerk drukt gevoelens en emoties uit. Decoratief-esthetisch: Het kunstwerk dient uitsluitend ter decoratie. L’art pour l’art : dit betekent letterlijk ‘kunst om de kunst’. Het kunstwerk is bedoeld als onderzoek naar de kunst zelf. Het kunstwerk verwijst uitsluitend naar zichzelf.
Wat is de functie van het door jou gekozen beeld denk je? 0 narratief 0 monument 0 personificatie 0 allegorie 0 symbolisch 0 expressief 0 decoratief - esthetisch 0 l’art pour l’art Leg je keuze uit.
Wat vind je zelf van het kunstwerk? Leg je antwoord uit.
u 16
Installatiekunst:
Deel 3 - Techniekverkenning -> Materiaal en techniek Een installatie bestaat meestal uit meerdere onderdelen, bijvoorbeeld gebruiksvoorwerpen. -Uit hoeveel delen/ dingen bestaat de installatie die jij gekozen hebt? Soms moet je schatten.
Zijn de verschillende delen van de installatie met elkaar verbonden? Zo ja, op welke manier?
Voor installatiekunst wordt vaak gebruik gemaakt van spullen uit het dagelijkse leven. Heeft de kunstenaar van ‘jouw’ installatie gebruik gemaakt van spullen uit het dagelijks leven? Nee ga naar de 2e vraag op blz. 18 Zo ja, wat voor soort spullen uit het dagelijks leven heeft de kunstenaar gebruikt?
E
u 17
Karel Visser, ‘Bliksem’, 1980
Heeft de kunstenaar de spullen uit het dagelijks leven bewerkt? Heeft hij/zij er bijvoorbeeld op geschilderd of er een stuk afgezaagd?
Kunstenaars verwerken vaak kosteloos materiaal, zoals afval in installaties, denk bijvoorbeeld aan een leeg blik, of sigarettenpeuken. Heeft de kunstenaar gebruik gemaakt van waardeloos materiaal? Nee door naar bladzijde19, Deel IV Beeldbeschrijving Installatiekunst. Zo ja, wat voor soort waardeloos materiaal heeft de kunstenaar toegepast?
David Bade, ‘Koekenpan’
E
Heeft de kunstenaar de kosteloze spullen nog bewerkt? (heeft hij/zij er bijvoorbeeld op geschilderd of er een stuk afgezaagd?)
u 18
Installatiekunst:
Deel 4 - Beeldbeschrijving Inhoud Wat zie je? Maak een schets van wat je op het eerste gezicht ziet.
$
Een installatiekunstwerk is altijd driedimensionaal. Je kunt er dus omheen lopen. Soms kun je er zelfs in, op of tussendoor lopen.
u 19
Streep in de volgende zin door wat niet van toepassing is: Je kunt door de installatie heen om de installatie heen onder de installatie door over de installatie heen in de installatie lopen. Verandert wat je ziet als je aan het lopen bent? Bijvoorbeeld als je naar binnen gaat? Hoe ziet dit gezichtspunt er uit? Maak een schets.
u 20
$
Lijkt de installatie op iets uit de werkelijkheid? Zou je zoiets kunnen tegenkomen in de werkelijkheid denk je?
Zo ja Zo nee
E E
beantwoord
a
beantwoord
b
a Geef hieronder met een cijfer aan hoe sterk de installatie jou aan de werkelijkheid doet denken.
Heel sterk
1 2 3 4 5
Helemaal niet
b Kunstwerken stellen niet altijd iets voor uit de werkelijkheid. Wanneer de vorm niet meer doet denken aan de zichtbare of herkenbare werkelijkheid, noem je dit abstract. Denk je dat jouw installatie een abstract kunstwerk is? Zo ja, waarom denk je dat?
Een installatie kan ook een verhaal vertellen, of een scène weergeven. Een scène is een deel van een verhaal. Denk je dat jouw installatie een verhaal of een scène weergeeft? Zo ja, wat voor verhaal of scène?
u 21
Vorm Kies drie onderdelen van ‘jouw’ installatie die het meest opvallen. Geef in je eigen schets deze onderdelen aan met pijlen. Nummer de pijlen van 1 tot en met 3. Er zijn geometrische en organische vormen. Geometrisch vormen zijn meetbaar, bijvoorbeeld vierkanten, driehoeken en cirkels. Organische vormen zijn gegroeide, meer onregelmatige vormen, zoals de vorm van vruchten, wolken en organen. Wat voor soort vorm hebben de drie onderdelen die jij hebt gekozen. Zijn ze geometrisch of organisch van vorm? 1.
vorm:
2.
vorm:
3.
vorm: Bij installatiekunst wordt soms gebruik gemaakt van licht. Met licht kun je iets extra laten opvallen. Geeft de installatie zelf licht? Zo ja, wat geeft er dan precies licht?
Het kan ook zijn dat jouw installatie op een speciale manier is aangelicht. Er schijnt bijvoorbeeld licht op. Wordt ‘jouw’ installatie aangelicht? Zo ja, hoe?
Installaties kunnen heel groot zijn. Soms nemen ze een hele zaal in beslag.
De installatie beslaat de hele ruimte
u
22
de helft
of een klein deel van de zaal.
Streep door wat niet van toepassing is.)
De manier waarop alles binnen de installatie is geordend noem je compositie. Er zijn verschillende soorten composities:
ó
Symmetrische compositie: het linker en rechter gedeelte van installatie zijn ongeveer hetzelfde. Centrale compositie: het belangrijkste staat in het midden. Over-all compositie: alle voorwerpen/ onderdelen zijn even belangrijk. Verticale compositie: de belangrijkste voorwerpen/ onderdelen zijn staand (verticaal) geplaatst. Horizontale compositie: de belangrijkste voorwerpen/ onderdelen zijn liggend geplaatst. Diagonale compositie: de belangrijkste voorwerpen/ onderdelen zijn schuin geplaatst. Piramidale compositie: wanneer je een denkbeeldige lijn om de installatie zou trekken wordt dat een driehoek.
Beschrijf de compositie van jouw werk.
- Beweging Het komt voor dat er geluid bij een installatie hoort. De kunstenaar wil je op deze manier een bepaald gevoel geven. Hoort er geluid bij de installatie? Zo ja, wat voor soort geluid?
Wat voor soort gevoel roept de kunstenaar op met dit geluid?
u 23
Soms hoort er ook een filmpje of beeldmateriaal (zoals dia’s, foto’s en tekeningen) bij de installatie. De kunstenaar doet dit om nog duidelijker te maken waar de installatie over gaat. Bij de installatie hoort: 0 film 0 dia(’s) 0 tekening(en) 0 foto(’s) 0 ander beeldmateriaal, namelijk 0 geen van de bovenstaande keuzes Als er beeldmateriaal bij ‘jouw’ installatie hoort, wat is daar dan op te zien?
Een andere manier om de betekenis van een installatie duidelijk te maken, zijn teksten. Deze teksten kunnen op de installatie geplakt of geschreven zijn, maar ze kunnen er ook omheen hangen. Zijn er ook teksten in en/of bij de installatie te zien?
E E
0 nee 0 ja
ga verder met de volgende vraag. wat staat er?
In installatiekunst komt ook wel eens beweging voor. Misschien doordat er een motor in zit, of gewoon door de lucht. Zijn er onderdelen die bewegen? 0 nee 0 ja
u 24
E E
ga verder met de volgende vraag. wat beweegt er? En waardoor?
Functie Een kunstenaar heeft een bedoeling met een installatie. Hij/ zij wil iets vertellen of duidelijk maken aan de kijker.
ó
Installaties kunnen verschillende functies hebben: Maatschappijkritiek: De kunstenaar geeft met zijn kunstwerk kritiek op de samenleving. Politiek: De kunstenaar geeft met zijn/haar kunstwerk kritiek op beslissingen van de politiek. Educatief: De kunstenaar probeert je met het kunstwerk iets te leren. Ervaring/ vermaak: Het is de bedoeling van de kunstenaar om jou met het kunstwerk iets te laten beleven. Dit kan de kunstenaar doen door je er bijvoorbeeld doorheen te laten lopen of jou zelf iets te laten doen. Decoratief- esthetisch: Het kunstwerk dient uitsluitend ter decoratie. L’art pour l’art : dit betekent letterlijk ‘kunst om de kunst’. Het kunstwerk dient als onderzoek naar de kunst zelf. Het kunstwerk verwijst uitsluitend naar zichzelf.
Met welk doel heeft de kunstenaar de installatie gemaakt, denk je? 0 maatschappijkritiek 0 politiek 0 educatief 0 ervaring/ vermaak 0 decoratief- esthetisch 0 l’art pour l’art 0 iets anders:
Wat vind je er zelf van?
u 25
Deel 5 - Opdrachten voor thuis of in de klas Doen In de Wonderkamers van het Gemeentemuseum zijn de kunstwerken gegroepeerd rondom begrippen. De begrippen rood, vrouw, rond en dier zijn hier voorbeelden van. Bij sommige zie je veel beelden, bijvoorbeeld bij de groep rondom kind. Ze zijn heel verschillend van elkaar. Denk terug aan je eigen kindertijd. Wat vond je toen leuk? Hoe zag je er uit? Waarmee speelde je het liefst? ø Werk het thema ‘kind’ ruimtelijk uit. Je mag zelf bedenken op welke manier. Je kunt bijvoorbeeld iets maken dat symbool staat voor jouw jeugd, of speelgoed verwerken in je ruimtelijke werk. Maak eerst een paar schetsen van verschillende aanzichten en schrijf in trefwoorden gedachten op die je invallen. Werk deze schetsen daarna uit in een ruimtelijk werk. ø Je kunt voor je werkstuk gebruik maken van traditionele materialen die ook op school te vinden zijn, zoals klei, hout of ijzerdraad of misschien juist van gevonden voorwerpen. Loop bijvoorbeeld na de pauze een rondje door de school of over het plein om spullen te vinden. ø Vergelijk wanneer je klaar bent de schetsen en het eindresultaat: Is het geworden zoals op de schets? Of heb je dingen moeten aanpassen die je niet kon voorzien? Zo ja, wat?
Onderzoeken Wanneer je je verdiept in de achtergrond van een kunstwerk en de kunstenaar begrijp je er meer van. ø Ga op zoek naar achtergrondinformatie over het door jou gekozen driedimensionale kunstwerk. Bedenk vooraf waarom je dit kunstwerk uitkoos en wat je er over zou willen weten. Je kunt bijvoorbeeld onderzoeken wie de kunstenaar was; wat voor kunstwerken hij/ zij nog meer heeft gemaakt; op wat voor een manier hij/ zij werkte; waarmee hij/zij zijn kunstwerken maakte; wat zijn/ haar ideeën over kunst waren en of je die terugziet in het kunstwerk. ø Je kunt gebruik maken van het internet, boeken, tentoonstellingscatalogi, artikelen in tijdschriften en recensies. Op afspraak kun je terecht in de Kunsthistorische bibliotheek van het Gemeentemuseum in Den Haag.
Nadenken Beeldhouwkunst en installatiekunst verschillen van elkaar, dat heb je ontdekt. Installatiekunst bestaat minder lang dan beeldhouwkunst en de materialen die kunstenaars gebruiken zijn vaak niet zo traditioneel. Sommige mensen vinden installatiekunst geen echte kunst vanwege het gebruik van alledaagse voorwerpen en kosteloos materiaal. Het ziet er gemakkelijk uit om te maken. ø Wat vind jij? Reageer op de stelling: Installatiekunst is échte kunst. Bedenk zoveel mogelijk argumenten voor en tegen.
u 26
Deel 6 - Meer weten? Beeldhouwkunst heeft zich door de eeuwen heen ontwikkeld. We zien daarbij in de loop van de tijd andere materialen in gebruik raken voor het maken van beelden. Wanneer verschillende kunstwerken in een bepaalde periode veel overeenkomsten hebben, wordt dit een stroming genoemd.
6
1800-1840
Als reactie op het (Neo)classicisme ontstaat de Romantiek. Men vond de neoclassicistische beelden saai en te gevoelloos. (Neo)classicistische kunstenaars gebruikten klassieke onderwerpen, zoals goden. Tijdens de Romantiek werden volkssprookjes, sagen, exotische verhalen en vaderlandshelden de onderwerpen. Kunstenaars lieten meer emoties en dramatiek in hun werk zien.
1780-1840
Het (Neo)classicisme is een stroming die de ene keer wel en de andere keer niet tot moderne kunst wordt gerekend. Classicistische kunstenaars vonden dat je het kunstenaarsschap alleen maar kon leren door werk uit de Klassieke Oudheid als inspiratiebron te kiezen. De beelden zijn van koel wit marmer.
Jean-Baptiste Carpaux - ‘Chinees’ - 1868 - 1869
Canova - ‘Venus na het bad’
Over het algemeen wordt kunst voor 1800 Oude (Beeldende) Kunst genoemd en na 1800 Moderne (Beeldende) Kunst. Het Gemeentemuseum in Den Haag heeft voornamelijk moderne beeldhouwkunst. Deze ‘Meer Weten’ gaat dan ook moderne beeldhouwkunst. In de tijdbalk zijn als voorbeeld werken uit het Gemeentemuseum opgenomen. Wanneer je door het museum loopt, vind je er vast een paar terug.
u 27
Rodin - ‘Het bronzen tijdperk’ - 1876
1870-1905 1885-1900 28
Meunier - ‘De verloren zoon’ - ca. 1892
1840-1880
u
Impressionistische schilders gaven de werkelijkheid weer met snelle, losse toetsen. Licht en donker spelen een belangrijke rol in de schilderijen. In sommige kunstgeschiedenisboeken zie je het Impressionisme ook terug als stroming in de beeldhouwkunst.Vooral Rodin wordt vaak als impressionistische beeldhouwer aangeduid. Hij boetseerde met vrij grove vormen in was of klei die hij daarna afgoot in brons. De vingerafdrukken van de kunstenaar kun je nog zien. Door de schetsmatige afwerking van het oppervlak ontstond, net als in de schilderkunst, een levendig spel van licht en donker. George Minne - ‘Moeder haar dode kind bewenend’ - 1886
6
Het begrip Realisme stamt uit de 19de eeuw en werd gebruikt voor een groep kunstenaars die iedere vorm van idealisering verwierp en zich in plaats daarvan richtte op het leven van alledag. Kunstenaars gaven bijvoorbeeld het harde leven van de arbeider weer.
Het werk van de Symbolisten was een reactie op het Impressionisme. In hun ogen waren impressionistische kunstwerken oppervlakkig. Symbolistische kunstenaars probeerden een diepere betekenis te geven aan zichtbare dingen. Hiervoor gebruikten ze verwijzingen (symbolen) naar een hogere, mystieke werkelijkheid. Inspiratie haalden zij uit poëzie, dromen, visioenen, mystieke overlevering, angsten en de dood.
1905-1920
De Expressionistische kunstenaars gebruikten voor hun beelden gestileerde vormen, dat wil zeggen vormen zonder veel details. Inspiratie voor hun beelden haalden de kunstenaars uit hun eigen gevoelens en beleving. Daarnaast keken Expressionisten naar houten Afrikaanse beelden. Hout is een materiaal dat Expressionisten veel toepasten, maar ze gebruikten ook wel brons en steen.
Kenmerkend voor het Kubisme zijn de ruimtelijke geometrische basisvormen. Dit zijn vormen als een kubus, bol en cilinder. Kubistische kunstenaars stelden hiermee hun beelden samen. Een tweede kenmerk is dat de kunstenaars probeerden verschillende aanzichten van het onderwerp/werk aan één kant van het beeld te laten zien.
1907 - 1914
Lipchitz - ‘Vrouw in geplooid kleed’ - 1919
Ernst Barlach - ‘De meloeneter’ - 1907
u 29
6
1917 - 1924 30
Twee manieren om ruimtelijk werk te maken die vanaf ongeveer 1915 voorkomen zijn de Ready-made en de Objet-trouvé. Een Ready-made is een industrieel voorwerp dat verheven wordt tot kunst. Een Objet-trouvé bestaat uit voorwerpen van alledag en gevonden voorwerpen die samengevoegd worden. De Ready-made en Objettrouvé worden ook wel gecombineerd. Vooral bij Dada kunstenaars rond 1920 zien we deze kunstvorm(en).
Een andere groep kunstenaars die, net als in het Kubisme, met geometrische vormen werkten waren de Constructivisten. Zij bouwden hun sculpturen op uit platen van geometrische vormen, bijvoorbeeld vierkante en rechthoekige platen die ze haaks op elkaar plaatsten. Maar we zien ook werk, of delen van het kunstwerk, van aan elkaar gelast ijzer. De Constructivisten hadden een grote voorkeur voor moderne materialen, zoals plastic en glas.
Constant - ‘Nebuloze Mechanique’ - 1965
vanaf ca. 1915
u
Herman de Vries - ‘Artefakten (collectie Gomora)’ - 1979 - 1980
Na de Tweede Wereldoorlog lopen de stromingen in de schilderkunst lopen niet altijd meer parallel aan beeldhouwkunst. Beeldhouwkunst is vanaf 1945 op grond van bepaalde overeenkomsten grofweg in drie richtingen op te delen, figuratief, organisch en abstract.
Figuratieve, expressionistische beeldhouwkunst. De kunstwerken verbeelden (mens)figuren en hun emoties.
Organische beeldhouwkunst. Kunstwerken die als basisvorm een ‘gegroeide’, meer onregelmatige vorm hebben.
Na 1945
Germaine Richier - ‘De grote bosmens’ - 1945
Na 1945
6 u 31
Barbara Hepworth - ‘Zeevorm’ - 1958
Na 1945
Carel Visser - Aarde, lucht, vuur & water - 1956 - 1958
6
Abstracte beeldhouwkunst. De basisvorm is geometrisch dat wil zeggen meetbaar van vorm.
Belangrijke stromingen na 1945 die nog apart genoemd moeten worden :
1955 - 1970
u
Pop Art was een stroming die zijn inspiratie uit de consumptiemaatschappij haalde. De kunstwerken zijn onpersoonlijk en afstandelijk.Vaak zijn voorwerpen uit het dagelijks leven verbeeld door kunstenaars. Denk bijvoorbeeld aan soepblikken, of een ruimtelijk werk dat lijkt op een stapel wasmiddeldozen. Pop Art kunstenaars maakten in de ruimtelijk kunst ook veel gebruik van ‘blow-ups’. Ze bliezen dan als het ware een voorwerp op, bijvoorbeeld een hamer van 10 meter.
32
Jaap de Heus - Filiforme verpakkingsmateriaal - ca. 1951
vanaf 1965
Hoewel de naam Minimal Art doet denken aan kleine kunstwerken zijn de ruimtelijke minimalistische werken vaak groot. De kunstwerken roepen geen emotie op en hebben geen speciale boodschap. Meestal zijn de kunstwerken opgebouwd uit geometrische vormen van onbewerkt materiaal. De productiewijze is industrieel. Er wordt dan ook veel gebruik gemaakt van industriële materialen, zoals ijzer, lood, stalen platen of buizen, maar ook koper en neonbuizen komen voor. Het idee achter Minimal Art is dat er een wisselwerking plaatsvindt tussen de vormen van het kunstwerk en de omgeving waarin het staat.
In de tweede helft van de 20ste eeuw gaan sommige kunstenaars constructies maken van verschillende materialen die zo groot en complex zijn dat het hele installaties worden. Zo ontstaat rond 1970 de Installatiekunst geleidelijk vanuit de beeldhouwkunst. De term Installatiekunst werd oorspronkelijk alleen gebruikt voor het plaatsen van een kunstwerk in een gallerie of museum, later is de term ook een bepaalde manier van kunst maken gaan aangeven. Bij Installatiekunst kunnen de afzonderlijke onderdelen die zijn samengebracht binnen een ruimte als één werk worden beschouwd.
David Bade, installatiekunstwerk voor Wonderkamer ‘In het atelier’,2005
1970 en verder
Sol LeWitt - Serial Project no. 1 - set B - 1966
6 u 33
Rodin - ‘Het bronzen tijdperk’ - 1876
mei 2006 Gemeentemuseum Den Haag afdeling Educatie Tekst: Eva Kooijmans (stagiaire) Eindredactie: Jet van Overeem Vormgeving: Irene de Groot (stagiaire)