Masterscriptie Nederlands Recht
Een restrictieve uitleg van het consumentbegrip Consumentenbescherming in ruil voor een geïntegreerde markt?
Masterscriptie Laïla Yahyaoui Amsterdam, april 2011
Masterscriptie Nederlands Recht
Een restrictieve uitleg van het consumentbegrip Consumentenbescherming in ruil voor een geïntegreerde markt?
Masterscriptie Auteur: Laïla Yahyaoui Master Privaatrechtelijke rechtspraktijk Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit van Amsterdam Scriptiebegeleider: Professor dr. M.B.M. (Marco) Loos April 2011
Samenvatting In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de gevolgen van het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie betreffende consumentenrechten van 8 oktober 2008 1. Het onderzoek heeft zich specifiek gericht op de gevolgen voor het beschermingsniveau van consumenten in Nederland van de beperkte uitleg van het consumentbegrip in het voorstel. In het voorstel is de term ‘consument’ gedefinieerd als: ‘iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen’ (‘any natural person who is acting for purposes which are outside his trade, business, craft or profession). 2 Eerder heeft het Hof van Justitie geoordeeld over hoe deze definitie uitgelegd en afgebakend dient te worden. 3 Het Hof van Justitie heeft, kort gezegd, geoordeeld dat het consumentbegrip restrictief dient te worden uitgelegd. Dit houdt in dat enkel een persoon die handelt voor doeleinden die geheel buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen aangemerkt wordt als consument. Zo wordt een handelaar niet beschermd bij overeenkomsten die niet tot zijn dagelijkse praktijk behoren. 4 Ook een persoon die (gedeeltelijk) handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf wordt niet aangemerkt als consument. 5 Op dit moment, en zolang het richtlijnvoorstel niet in de huidige vorm aangenomen wordt, kunnen de lidstaten van de Europese Unie in hun nationale recht bepalen dat de term “consument” alsnog ruimer kan worden uitgelegd. Deze mogelijkheid bestaat aangezien de meeste Europese richtlijnen waarin het consumentenrecht gereguleerd wordt, uitgaan van minimumharmonisatie. Minimumharmonisatie geeft de lidstaten een minimum te handhaven niveau van consumentenbescherming, maar biedt de mogelijkheid om dit niveau op nationaal niveau te verhogen ten behoeve van de consument. Een contractspartij, die deels particuliere en deels zakelijke doeleinden heeft bij het sluiten van een overeenkomst, kan in bepaalde gevallen alsnog in aanmerking komen voor consumentenbescherming jegens een professionele wederpartij. Echter, omdat het richtlijnvoorstel niet uitgaat van minimumharmonisatie, maar van maximum (volledige) harmonisatie, verdwijnt de mogelijkheid voor de lidstaten om aanvullende bepalingen op te nemen in hun nationale wetgevingen. Ook niet als deze bepalingen in het voordeel zijn van de consument. Dit geldt aldus ook voor de mogelijkheid om het consumentbegrip ruimer uit te leggen. Een specifieke groep particulieren wordt door deze maatregel niet aangemerkt als consument in het geval zij partij zijn in een overeenkomst met een professionele wederpartij. De particulier die een laptop koopt om daarop spelletjes te spelen, maar de laptop ook gebruikt om bijwijlen op te werken is
1
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten, 8 oktober 2008, COM(2008) 614 definitief. 2 Richtlijnvoorstel Consumentenrechten, art. 2 (1). 3 Hof van Justitie 20 januari 2005, zaak C-464/01, NJB 2005, p. 1347 (Gruber v. Bay Wa AG). 4 Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto), r.o. 15. 5 Hof van Justitie 20 januari 2005, zaak C-464/01, NJB 2005, p. 1347 (Gruber v. Bay Wa AG), r.o. 54.
I
hiervan een goed voorbeeld. 6 Indien het richtlijnvoorstel wordt aangenomen in de huidige vorm, wordt deze particulier in beginsel aangemerkt als professionele partij en komt hij aldus niet in aanmerking voor consumentenbescherming jegens een professionele wederpartij indien er sprake is van bijvoorbeeld non-conformiteit of wanprestatie. In Nederland worden op dit moment dit soort gevallen nog wel beschermd. Omdat het Hof het consumentbegrip reeds een beperkte uitleg heeft gegeven is het niet waarschijnlijk dat het begrip in de toekomst nog ruimer zal worden uitgelegd, zodat in ieder geval natuurlijke personen die handelen voor doeleinden die hoofdzakelijk buiten hun bedrijfs- of beroepsactiviteiten vallen binnen de definitie zullen vallen. 7 Het niveau van consumentenbescherming zal hierdoor in Nederland behoorlijk afnemen. Een bepaalde groep consumenten heeft immers geen recht meer op consumentenbescherming. De Europese Commissie heeft desondanks gekozen om in het voorstel uit te gaan van maximumharmonisatie. De Commissie heeft twee doelstellingen geformuleerd, waarvoor maximumharmonisatie noodzakelijk zou zijn: 1) Het creëren van een interne markt voor “business-toconsumer”-handel (b2c), waarbij de Commissie streeft naar een juist evenwicht tussen het concurrentievermogen van het bedrijfsleven en een hoog beschermingsniveau van de consument en 2) het vergroten van het vertrouwen van de consument in de grensoverschrijdende handel door voornamelijk de verschillen in de nationale wetgevingen van de lidstaten weg te nemen. 8 In deze scriptie zijn de doelstellingen van de Europese Commissie van groot belang geweest. Relevante vragen zijn geweest: 1) Worden de doelstellingen van de Commissie gerealiseerd door het richtlijnvoorstel en is maximumharmonisatie hiervoor daadwerkelijk noodzakelijk? 2) Is de Commissie erin geslaagd om een juist evenwicht te vinden tussen het concurrentievermogen van het bedrijfsleven en een hoog beschermingsniveau voor de consument. Het richtlijnvoorstel heeft (ook) in Nederland een groot aantal, over het geheel genomen zeer kritische, reacties uitgelokt. Deze reacties zijn onder meer afkomstig van vele auteurs, de Nederlandse regering en de Sociaal Economische Raad. De keuze van de Europese Commissie voor maximumharmonisatie stuit op de meeste kritiek. Deze kritiek richt zich met name op de bewering van de Commissie dat maximumharmonisatie noodzakelijk is voor de realisatie van een interne markt voor “business-toconsumer”-handel en voor het vergroten van het consumentvertrouwen in grensoverschrijdende handel. Men twijfelt er sterk aan of maximumharmonisatie een interne markt zal creëren. Volgens sommige auteurs hebben andere factoren dan de verschillen in wetgevingen, zoals taal, afstand en
6
Loos 2008, p. 174. M.W. Hesselink, “Naar een scherper onderscheid tussen b2b en b2c?”, in: Hesselink en Loos 2009, p. 69. 8 Zie de Toelichting bij het richtlijnvoorstel, p. 2. 7
II
cultuur, een veel groter effect op het grensoverschrijdend gedrag van consumenten. 9 Deze factoren blijven, ook na invoering van een richtlijn voor consumentenrechten, echter bestaan. Anderen poneren zelfs dat maximumharmonisatie de internationale handel vooral zal belemmeren. De verschillende wetgevingen van de lidstaten op het gebied van het consumentenrecht zijn juist bevorderlijk voor een interne markt. Concurrentie en verscheidenheid gaan prima samen met een geïntegreerde markt. 10 De Nederlandse regering en de SER stellen, evenals vele auteurs, dat andere factoren dan de verschillende wetgevingen meer invloed hebben op de internationale handel en zij twijfelen aldus ook of maximumharmonisatie daadwerkelijk zal leiden tot een geïntegreerde markt. Zowel de SER als de Nederlandse regering heeft echter in de reactie op het richtlijnvoorstel ingestemd met de maximumharmonisatie. Dat de Nederlandse regering en de SER hiermee instemmen heeft onder meer te maken met een arrest van het Hof van Justitie. 11 Op grond van dit arrest mag het voorstel uitgaan van volledige harmonisatie indien, over het geheel genomen, het beschermingsniveau van de consument in de gehele EU hierdoor omhoog gaat. Het beschermingsniveau van de consument in de EU is een ander groot kritiekpunt van vele auteurs, de Nederlandse regering en de SER. Vrijwel iedereen is het erover eens dat de stijging van het beschermingsniveau in de gehele EU zeer gering zal zijn. In het voorstel zijn de huidige richtlijnbepalingen opgenomen. Aangezien de huidige richtlijnbepalingen grotendeels uitgaan van minimumharmonisatie, wordt het minimumniveau van nu als het ware het maximum. 12 Feitelijk betekent dit dat de lidstaten alle aanvullende bepalingen uit hun nationale wetgevingen dienen te schrappen en het niveau aan te passen aan het niveau van het richtlijnvoorstel. Verder oordeelt de SER, naast vele anderen, dat het voorstel wat betreft het niveau van bescherming onvoldoende toereikend is. 13 Wat betreft de beperkte uitleg van het consumentbegrip zal het voorstel, zoals gezegd, leiden tot een uitsluiting van een bepaalde groep consumenten van consumentbescherming. Echter, het richtlijnvoorstel richt zich enkel op de consument. Het toepassingsgebied van het voorstel beperkt zich slechts tot de consument en beoogt aldus niet de bescherming van handelaren te reguleren. 14 Dit betekent dat de lidstaten wel vrij zijn regels op te stellen ter bescherming van deze groep “consumenten”. De bepalingen in de ontwerprichtlijn gelden immers enkel voor de gevallen welke vallen binnen het toepassingsgebied van het voorstel. Dit betekent echter dat in Nederland voor deze
99
Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag, p. 15. 10 Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 237. 11 Hof van Justitie 25 april 2002, zaak C-183/00, Jur 2002, I-3901 (González Sánchez v. Medicina Asturiana). 12 Loos 2009, p. 33. 13 Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag, p. 78. 14 Richtlijnvoorstel, art. 3 (1).
III
groep handelaren aparte regelgeving ingevoerd dient te worden. Voor Nederland is dit, anders dan voor enkele andere Europese lidstaten, een lastige opdracht. 15 Dit zit hem in het feit dat de regels die van toepassing zijn op consumentenovereenkomsten, in dezelfde wet geregeld zijn als de regels die van toepassing zijn op andere overeenkomsten. Dat betekent dat niet enkel de voor consumentenovereenkomsten geldende regels behoeven te worden aangepast. In Nederland gelden de meeste regels voor bijvoorbeeld de consumentenkoop óók voor koopovereenkomsten tussen professionele partijen, alleen bevat de wet een aantal bepalingen die alleen voor consumenten gelden. Dat betekent dat de wetgever van alle regels voor de consumentenkoop moet bedenken of ze aangepast moeten worden en of die aanpassing beperkt moet blijven tot de consumentenkoop, of ook voor de gewone koop zou moeten gelden. De eerste afweging geldt voor elke lidstaat. De tweede afweging behoeft een aantal andere lidstaten niet te maken. 16 Juist omdat in Nederland de regels van de consumentenkoop en de handelskoop naast elkaar geregeld zijn, valt het nogal op als consumenten minder beschermd worden dan professionele kopers. De Europese Commissie hoeft hier echter bij het opstellen van regelgeving geen rekening mee houden. Dit is een intern Nederlands probleem. Concluderend kan men stellen dat het voorstel van de Commissie in Nederland zal leiden tot een behoorlijke verlaging van het beschermingsniveau van consumenten, terwijl anderzijds onzeker is of er uiteindelijk sprake zal zijn van een toegenomen consumentvertrouwen in de grensoverschrijdende handel en van het daadwerkelijk verwezenlijken van een interne markt voor b2c-handel. In de reacties op het voorstel zijn vele aanbevelingen gedaan wat betreft het voorkomen van een te groot verlies van consumentenbescherming enerzijds en anderzijds over verschillende wijzen waarop een interne markt wel tot stand zou kunnen komen. Dit onderzoek beperkt zich tot de uitleg van het consumentbegrip en de gevolgen hiervan voor de consument onder de huidige bepalingen van het richtlijnvoorstel. Om te voorkomen dat een particulier die deels zakelijke belangen en deels privébelangen heeft, bij het aangaan van een overeenkomst met een professionele wederpartij wordt uitgesloten van consumentenbescherming, kan het richtlijnvoorstel naar mijn mening niet in de huidige vorm aangenomen worden. In dit onderzoek worden twee aanbevelingen gedaan om deze groep particulieren alsnog passende bescherming te bieden: 1) De definiëring van het consumentbegrip in het voorstel kan ongewijzigd blijven indien de uiteindelijke richtlijn uitgaat van minimumharmonisatie. In dat geval kunnen de lidstaten alsnog zelf bepalen of het consumentbegrip ruimer kan worden uitgelegd. 2) In de definitieve richtlijn dient een andere definitie van ‘consument’
15
Hesselink & Loos 2009, p. 72. Bijvoorbeeld Frankrijk, omdat Frankrijk de regels van omtrent consumentenkoop en regels omtrent de handelskoop in aparte wetten geregeld zijn. 16
IV
te worden gehanteerd. Het Draft Common Frame of Reference 17 bevat een dergelijk geschikte definitie, die ruimte laat voor uitbreiding. In het DCFR is de ‘consument’ gedefinieerd als: ‘any natural person who is acting primarily for purposes which are not related to his or her trade, business or profession’. 18 In het eerder genoemde voorbeeld wordt de particulier bij de koop van een laptop in eerste instantie wel aangemerkt als consument. De definitie uit het DCFR spreekt immers over een persoon die voornamelijk handelt voor doeleinden die niet gelegen zijn in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf.
17 18
Von Bar, Clive & Schulte-Nölke 2009. Von Bar, Clive & Schulte-Nölke 2009, art. I-1:105(1), p. 178.
V
Voorwoord Voor u ligt de scriptie die ik heb geschreven ter afronding van de Master Privaatrechtelijke Rechtspraktijk aan de Universiteit van Amsterdam. De master Privaatrechtelijke Rechtspraktijk is gericht op privaatrechtelijke vraagstukken in de meest uiteenlopende situaties. De meeste gerechtelijke procedures zijn privaatrechtelijk van aard en dit is voor mij, vanwege de diversiteit, tevens één van de belangrijkste redenen geweest om te kiezen voor deze master. Een van de verplichte onderdelen van deze master betreft het vak Consumentenrecht. Ik heb dit vak mogen volgen bij Prof. dr. M.B.M. Loos. Tijdens de colleges van dit vak stond de handelsbetrekking tussen consumenten en professionele partijen centraal. Daarnaast is het richtlijnvoorstel voor consumentenrechten aan bod gekomen en mijn interesse was vrijwel direct gewekt. Steeds meer wordt vanuit Europa het consumentenrecht gereguleerd. Dit richtlijnvoorstel is een belangrijk middel dat Europa heeft aangewend om te komen tot een meer geüniformeerd consumentenrecht in heel Europa. Ik heb besloten om dit voorstel onderwerp te maken van mijn masterscriptie, omdat ik wilde onderzoeken of en hoe de ambities van Europa van invloed zouden zijn op ons consumentenrecht in Nederland. Na mijn HBO-scriptie (HBO-rechten) en mijn bachelor essay (rechtsgeleerdheid) is dit mijn derde onderzoek. In een voorwoord past een woord van dank. Ik ben als eerste dank verschuldigd aan mijn scriptiebegeleider, Prof. dr. M.B.M. (Marco) Loos, voor zijn deskundige begeleiding, commentaar en uitleg tijdens dit onderzoek. Mijn lieve ouders wil ik via deze weg ook erg bedanken. Zij zijn een grote steun voor me geweest tijdens mijn studietijd. Ik draag deze scriptie op aan Milan, mijn prachtige zoon. Tot slot wens ik u veel leesplezier! Voor eventuele vragen ben ik bereikbaar op
[email protected]. Laïla Yahyaoui Februari 2011
VI
Inhoudsopgave Samenvatting
I
Voorwoord
VI
Inhoudsopgave
VII
1. Introductie
1
1.1 Inleiding
1
1.2 Probleemstelling en deelvragen
3
1.3 Relevantie
4
1.4 Opzet
5
2. Het consumentenrecht in Nederland en Europa
7
2.1 Inleiding
7
2.2 Afbakening en uitleg van het consumentbegrip
7
2.3 Het Di Pinto-arrest
9
2.4 Het Gruber-arrest
10
2.5 Conclusie
11
3. Richtlijnvoorstel Consumentenrechten van 8 oktober 2008
13
3.1 Inleiding
13
3.2 Inhoud van het voorstel
13
3.3 Overwegingen en doelen van de Europese Commissie
14
3.4 Het beschermingsniveau van consumenten
15
3.5 Uniformering van definities
16
3.6 De economie en de interne markt
18
3.7 Het behandelingstraject
19
4. De positie van Nederland
20
4.1 Inleiding
20
4.2 Het BNC-fiche
20
4.3 Het subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
21
4.4 Financiële gevolgen
22
4.5 Het beschermingsniveau
23
4.6 Conclusie
25
5. De Sociaal Economische Raad
26
5.1 Inleiding
26
5.2 De Sociaal Economische Raad
26
5.3 Het advies; Consumentenrechten in de interne markt
27
5.4 De realisatie van een interne markt
27
VII
5.5 Volledige harmonisatie gewenst?
29
5.6 Het beschermingsniveau van de consument
31
5.7 Het consumentbegrip, wel of niet harmoniseren?
32
5.8 Conclusie
32
6. Conclusie
34
6.1 Inleiding
34
6.2 Slotconclusies
34
Lijst van afkortingen
IX
Bronnen- / Literatuurlijst
X
Bijlage I: Adviesaanvraag voorstel Richtlijn consumentenrechten
XIV
VIII
1.
Introductie
1.1
Inleiding
De Consumentenbond en het Konsumenten Kontakt werden in ons land opgericht in 1953 en 1957. De organisaties zijn ontstaan toen in ons land een consumentenbeweging op gang is gekomen. Door de toenemende productie en commercialisering van producten en diensten was het ontstaan van deze beweging ook niet verwonderlijk. Er ontstond bij consumenten behoefte aan bescherming tegen en voorlichting over de markt. Voor deze tijd bestond het consumentenrecht simpelweg nog niet. De ‘consument’ in de juridische context is dan ook een relatief jonge term in ons rechtsstelsel. In 1975 is in Europa voor het eerst een resolutie 19 aangenomen over de bescherming en voorlichting van de consument. De consumentenwetgeving is sindsdien sterk ontwikkeld, zowel in ons land als in Europa. Inmiddels is de wetgeving op het gebied van het consumentenrecht, van oorsprong veelal Europees recht, zeer omvangrijk te noemen. Zo bestaat het consumentenrecht in Nederland uit een groot aantal wettelijke bepalingen die voornamelijk zijn opgenomen in Boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek. De consument wordt onder meer beschermd als het gaat om zaken als consumentenkoop 20, telecommunicatie 21, de reisovereenkomst 22, de overeenkomst inzake een geneeskundige behandeling 23 en de overeenkomst op afstand 24. In Europa staat de interne markt hoog in het vaandel. Belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal tussen de lidstaten zouden zo veel mogelijk beperkt moeten worden. Consumenten zouden alle vrijheid moeten hebben om bijvoorbeeld aankopen te doen of reizen te boeken in een andere lidstaat van de Europese Unie. Maar is het wel vertrouwd om overeenkomsten te sluiten met een professionele partij over de grens? Het gebruik van het internet bijvoorbeeld maakt het aangaan van dit soort transacties eenvoudiger. Voor dit soort kwesties is de Europese wetgeving ter bescherming van de consument bedoeld. Deze Europese wetgeving bestaat voor een groot deel uit Europese richtlijnen 25, die in de nationale wetgevingen van de lidstaten worden overgenomen.
19
Resolutie van de Raad van 14 april 1975 betreffende een eerste programma van de Europese Economische Gemeenschap voor een beleid inzake bescherming en voorlichting van de consument, Pb 1975, C 92/1. 20 Art. 7:5 BW. 21 Telecommunicatiewet. 22 Art. 7:500 BW. 23 Art. 7:446 BW. 24 Art. 7:46a BW. 25 O.m. richtlijn 85/577/EEG (Colportage), richtlijn 97/7/EG (Verkoop op afstand), Richtlijn 1999/44/EG (Consumentenkoop en garanties) richtlijn 93/13/EEG (Oneerlijke bedingen).
-1-
Vrijwel alle Europese richtlijnen zijn gebaseerd op een, door de lidstaten, minimaal te handhaven beschermingsniveau 26. Lidstaten mogen in hun nationale wetten aanvullende regels doorvoeren met betrekking tot de bescherming van consumenten. Ook wel aangeduid met de term minimumharmonisatie. Omdat het ene land kiest voor andere wettelijke bepalingen voor de consument dan de andere lidstaat, zijn tussen de verschillende nationale wetgevingen nogal wat verschillen ontstaan. Het consumentenaquis is versnipperd geraakt. 27 Op 8 oktober 2008 heeft de Europese Commissie een voorstel ingediend voor een Richtlijn voor Consumentenrechten. Dit richtlijnvoorstel gaat, anders dan de meeste richtlijnen in Europa, uit van maximumharmonisatie. Voor maximumharmonisatie worden ook wel de termen volledige harmonisatie en totale harmonisatie gebruikt. De bepalingen in de uiteindelijke richtlijn zullen overgenomen worden in de nationale wetgevingen van de lidstaten, zonder dat de mogelijkheid bestaat aanvullende regels door te voeren. Ook niet als deze in het voordeel van de consument zijn. Europa beoogt hiermee de verschillen in de nationale wetgevingen weg te nemen. In het richtlijnvoorstel is, met het oog op de harmonisatie van de nationale wetgevingen, onder meer gekozen om de belangrijkste consumentrechtelijke termen te definiëren. De versnippering van het consumentenaquis heeft er voor gezorgd dat er onduidelijkheden ontstaan bij de afbakening en uitleg van een aantal belangrijke definities. 28 ‘Consument’ is een centraal begrip binnen het consumentenrecht en een belangrijk voorbeeld van een definitie die niet eenduidig uit te leggen valt in alle lidstaten. Als gevolg van de minimumharmonisatie wordt de term ‘consument’ niet in alle lidstaten op dezelfde wijze gedefinieerd en uitgelegd. Wie in de ene lidstaat wel als consument beschermd wordt kan in een andere lidstaat, door een verschil in definiëring of uitleg, deze bescherming mislopen. In veel Europese richtlijnen is de consument gedefinieerd als ‘een natuurlijk persoon die handelt voor doeleinden die niet gelegen zijn in de uitoefening van een beroep of bedrijf’. Bij juridische conflicten over de vraag of een contractspartij wel of niet als consument dient te worden gezien en in aanmerking dient te komen voor consumentbescherming kunnen partijen zich wenden tot de rechter. Het Europese Hof van Justitie heeft zich in een aantal zaken uitgelaten over de reikwijdte en uitleg van het consumentbegrip. 29 Het Hof hanteert in deze zaken een restrictieve uitleg van de definitie. Deze restrictieve uitleg beperkt de reikwijdte van het consumentbegrip. Enkel een natuurlijk persoon die 26
Uitgezonderd o.m. richtlijn 2002/65/EG (Verkoop op afstand van financiële diensten), richtlijn 2008/48/EG (Kredietovereenkomsten) en richtlijn 2005/29/EG (Oneerlijke handelspraktijken). 27 Richtijnvoorstel, p.2 en Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne
Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag, p. 15.
28
Zie de Toelichting bij het richtlijnvoorstel, p. 10. Hof van Justitie 20 januari 2005, zaak C-464/01, NJB 2005, p. 134 (Gruber v. Bay Wa AG) en Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto). 29
-2-
handelt voor doeleinden die niet gelegen zijn in de uitoefening van een beroep of bedrijf, komt in aanmerking voor consumentenbescherming. Als niet geheel voldaan wordt aan de definitie kunnen eventuele bijzondere feiten en omstandigheden niet alsnog leiden tot consumentenbescherming. De minimumbepalingen van de Europese richtlijnen leiden er echter toe dat, ondanks de uitleg van het Hof van Justitie, de lidstaten een hogere mate van consumentenbescherming mogen bieden. Dit geldt ook voor de uitleg van het consumentbegrip. Lidstaten zijn bevoegd het begrip ruimer uit te leggen, waardoor tevens niet-consumenten onder omstandigheden consumentenbescherming kunnen genieten. 30 In de voorgestelde richtlijn is de consument tevens beperkt gedefinieerd als ‘een natuurlijk persoon die handelt voor doeleinden die niet gelegen zijn in de uitoefening van een beroep of bedrijf’. 31 1.2
Probleemstelling en deelvragen
In Nederland is het niveau van consumentenbescherming hoog. De consumentenbescherming in ons land ligt aanzienlijk hoger dan het gemiddelde niveau in Europa. De Nederlandse consument kan bijvoorbeeld in het geval van een koopovereenkomst waarbij sprake is van wanprestatie door de wederpartij of non-conformiteit rekenen op hoge bescherming tegen de professionele verkoper. Deze hoge bescherming vertaalt zich onder meer in gunstige termijnen voor de consument en uitgebreide zwarte en grijze lijsten van oneerlijke bedingen. Daarnaast kunnen ook niet-consumenten onder omstandigheden als consument beschouwd worden en in die hoedanigheid gepaste bescherming genieten. Het gaat hier bijvoorbeeld om personen die bij het sluiten van een overeenkomst met een professionele wederpartij hoofdzakelijk uit particuliere doeleinden en in mindere mate uit zakelijke doeleinden handelen. Een particulier bijvoorbeeld die een laptop koopt om hoofdzakelijk privé te gebruiken, maar deze ook gebruikt om op te werken, wordt in Nederland gezien als consument en kan daarom rekenen op gepaste bescherming als bijvoorbeeld blijkt dat de laptop op korte termijn mankementen vertoont. 32 De bescherming van dit type consumenten is het gevolg van een door Nederland ruimere interpretatie van het consumentbegrip. De term is in de Nederlandse wetgeving zo opgerekt dat de reikwijdte van het begrip onder omstandigheden tot bescherming van handelaren kan leiden. Het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie beoogt de verschillen in de verschillende nationale wetgevingen weg te nemen. De mogelijkheid voor de lidstaten om aanvullende regels door te voeren zal hierdoor verdwijnen. Naast het harmoniseren van de wetgevingen streeft Europa naar een juist evenwicht tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Het is dan ook interessant te bezien of de Europese Commissie zowel een 30
Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto), r.o. 22. Richtlijnvoorstel, art. 2 (1). 32 Loos 2008, p. 174. 31
-3-
harmonisatie van de wetgevingen kan realiseren en daarnaast een hoog beschermingsniveau van de consument kan waarborgen. In deze scriptie bespreek ik de gevolgen van het richtlijnvoorstel voor het Nederlandse consumentenrecht. Daarbij richt ik mij men name op de restrictieve uitleg van het consumentbegrip en op de maximumharmonisatie, welke een ruimere uitleg van dit begrip door de lidstaten in de weg staat. Mijn probleemstelling luidt: Leidt een restrictieve uitleg van het consumentbegrip, onder het Richtlijnvoorstel voor Consumentenrechten, tot een teruggang van de consumentenbescherming in Nederland? Ten behoeve van het onderzoek naar de gevolgen van een geharmoniseerd consumentenrecht en een restrictieve uitleg van het consumentbegrip op het beschermingsniveau in Nederland hanteer ik de volgende deelvragen. a.
Hoe ver reikt het consumentbegrip in het Nederlandse privaatrecht?
b.
Wat heeft het Hof van Justitie wat betreft de uitleg van het consumentbegrip geoordeeld in het Di Pinto-arrest en in het Gruber-arrest?
c.
welke gevolgen hebben het Di Pinto-arrest en het Gruber-arrest op het Nederlandse consumentenrecht?
d.
Met welk doel en motivering is het voorstel voor een Richtlijn betreffende Consumentenrechten van 8 oktober 2008 ingediend?
e.
Welke voor- en nadelen heeft het richtlijnvoorstel voor de consument, het bedrijfsleven en voor de interne markt?
f.
Waarom hanteert de Europese Commissie in het voorstel een restrictieve uitleg van het consumentbegrip en niet een ruimere uitleg?
g.
Wat is het gevolg van het richtlijnvoorstel voor de consument die deels particuliere en deels zakelijke doeleinden nastreeft bij het aangaan van een overeenkomst met een professionele partij?
h.
Heeft een Richtlijn voor Consumentenrechten een negatief invloed op het beschermingsniveau van de Nederlandse consument? En zo ja, is de teruggang in consumentenbescherming proportioneel ten opzichte van de door het richtlijnvoorstel te dienen doelen?
1.3
Relevantie
Het wordt steeds gemakkelijker om op allerlei manieren consumentenovereenkomsten te sluiten. Via, bijvoorbeeld, het internet wordt een groot aantal consumententransacties aangegaan. Consumenten kunnen vluchten boeken, een bloemetje versturen of totale inboedels kopen. Deze transacties zijn tevens steeds vaker grensoverschrijdende transacties. De wens van Europa om de interne markt te stimuleren door middel van het richtlijnvoorstel van 8 oktober 2008 is van groot belang, daar deze nogal wat wijzigingen beoogt aan te brengen in het huidige stelsel van consumentenbescherming.
-4-
Juridisch is het aldus interessant te bezien welke gevolgen het richtlijnvoorstel heeft voor de consument, het bedrijfsleven en voor de interne markt. In deze scriptie gaat het voornamelijk om de uitleg van het consumentbegrip en de gevolgen van het voorstel voor het beschermingsniveau van de Nederlandse consument. Nederland kent een hoog beschermingsniveau voor consumenten. Onder bepaalde omstandigheden kunnen zelfs niet-consumenten beschermd worden als consument. Een onderzoek naar de consument als zodanig en de invloeden vanuit Europa hierop is wetenschappelijk relevant. De meningen over het effect van een volledig geharmoniseerd consumentenrecht in Europa lopen uiteen. Over het algemeen genomen wordt enerzijds gesteld dat de verschillen in wetgevingen de markt stagneren en nadelig zijn voor zowel de consument als voor het bedrijfsleven. Anderzijds wordt gesteld dat een volledig geharmoniseerd consumentenrecht niet zal leiden tot een interne markt en aldus geen invloed zal hebben op de kwaliteit én kwantiteit van grensoverschrijdende consumentenovereenkomsten. In dit verband is het interessant om na te gaan in welke mate het richtlijnvoorstel invloed heeft op het beschermingsniveau van consumenten in Nederland en of het huidige beschermingsniveau kan worden behouden. Daarnaast is relevant of een teruggang in consumentenbescherming proportioneel kan worden geacht ten opzichte van de doelstelingen van Europa. Naast de wetenschappelijke relevantie bestaat er een maatschappelijk belang om te onderzoeken hoe de positie van consumenten in Nederland al dan niet verandert door het ingediende richtlijnvoorstel. Voor de ‘normale’ consument kan immers een wijziging van de wetgeving vanuit Europa een wijziging van het consumentenbeschermingsniveau betekenen, ook als het niet gaat om een grensoverschrijdende transactie. 1.4
Opzet
In deze scriptie bespreek ik na dit inleidende hoofdstuk, in het tweede hoofdstuk het huidige consumentenrecht in Nederland en Europa. In dit hoofdstuk onderzoek ik hoe het consumentbegrip afbakenend en uitgelegd dient te worden in Nederland en in Europa. Ik behandel in het kader hiervan een tweetal arresten van het Hof van Justitie en de gevolgen van deze arresten op het nationale consumentenrecht in Nederland. Het richtlijnvoorstel, zoals dat in oktober 2008 door de Europese Commissie is voorgesteld, wordt in hoofdstuk 3 besproken. Naast de inhoud van dit voorstel bespreek ik de aanleiding voor de Commissie om het voorstel in te dienen voor een Richtlijn voor Consumentenrechten. Welke doelen worden met het voorstel nagestreefd en welke middelen wenst de Commissie voor het bereiken van deze doelen te gebruiken? In dit hoofdstuk bespreek ik tot slot in grote lijnen het behandelingstraject van het voorstel in Europa en Nederland tot nu toe. Indien de Richtlijn voor Consumentenrechten aangenomen wordt, heeft dit gevolgen voor de nationale wetten van de verschillende lidstaten en op de positie van de consument. Het is dan ook niet verassend dat de verschillende lidstaten hun standpunten over de verschillende raakvlakken van het voorstel naar
-5-
voren willen brengen. Nederland heeft dit gedaan middels een BNC-fiche. 33 Dit BNC-fiche komt aan de orde in hoofdstuk 4, waarin de positie van de Nederlandse regering besproken wordt omtrent de subsidiariteit van het voorstel, de financiële gevolgen voor de consument en het bedrijfsleven. Daarnaast geeft de Nederlandse regering aan welke verwachtingen en zorgen zij heeft omtrent het beschermingsniveau van de consument in Nederland. De Nederlandse regering heeft de Sociaal Economische Raad naar aanleiding van het richtlijnvoorstel gevraagd om advies uit te brengen over het voorstel. 34 Daarbij wordt gevraagd naar de standpunten van de Sociaal Economische Raad omtrent verschillende onderwerpen in het voorstel. In het vijfde hoofdstuk van deze scriptie bespreek ik dit advies aan de Nederlandse regering, waarin onder meer ingegaan wordt op de subsidiariteit en proportionaliteit van het voorstel en de realisatie van de interne markt op het gebied van het consumentenrecht. In het advies wordt voorts getoetst of en in welke omstandigheden volledige harmonisatie gewenst is, welke gevolgen dit zal hebben voor het beschermingsniveau van de consument in Nederland en of een eenduidige definiëring van de consumentrechtelijke begrippen gewenst dan wel noodzakelijk wordt geacht. In Hoofdstuk 6 staat tot slot de conclusie.
33
BNC-fiche 2008. Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de interne markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag. 34
-6-
2.
Het consumentenrecht in Nederland en Europa
2.1
Inleiding
De wetgeving op het gebied van consumentenrecht kampt met afbakenings- en uitlegproblemen. Het centrale begrip binnen het consumentenrecht ‘consument’ is hiervan een belangrijk voorbeeld. In Paragraaf 2.2 wordt besproken hoe in het nationale en Europese recht de term ‘consument wordt uitgelegd. Deze definitie is onder meer in een aantal uitspraken van het Hof van Justitie uitgelegd. Een belangrijke uitspraak op dit gebied is het Di-Pinto-arrest, waarin het Hof van Justitie onder meer ingaat op de vraag of een handelaar onder omstandigheden consumentenbescherming zou moeten kunnen genieten en zo niet of het Europese beschermingsniveau door de lidstaten zodanig uitgebreid mag worden, dat een handelaar in eigen land alsnog in aanmerking komt voor bescherming als zijnde consument. Ik bespreek dit arrest in Paragraaf 2.3. In Paragraaf 2.4 komt het Gruber-arrest van het Hof aan bod. In deze zaak staat de overeenkomst met zowel particuliere als zakelijke doeleinden centraal en heeft het Hof van Justitie geoordeeld hoe het consumentbegrip uitgelegd dient te worden. De conclusie staat tot slot in Paragraaf 2.5. 2.2
Afbakening en uitleg van het consumentbegrip
De versnippering van het consumentenaquis zorgt voor onduidelijkheden bij de afbakening en uitleg van het consumentbegrip. De definitie valt niet eenduidig uit te leggen in alle lidstaten. Als gevolg van de minimumharmonisatie wordt de term ‘consument’ niet in alle lidstaten op dezelfde wijze gedefinieerd en uitgelegd. Belangrijker dan het al dan niet hanteren van eenzelfde definitie voor de term consument is de uitleg die aan de term wordt gegeven. Dit bepaalt immers onder welke omstandigheden er sprake is van een consument. Gesteld kan worden dat de ‘gewone’ consument in heel Europa consumentenbescherming geniet. Dit zegt overigens niets over het niveau van bescherming, maar enkel over de vraag of een consument in die hoedanigheid aanspraak maakt op bescherming. Een natuurlijk persoon die bijvoorbeeld dakpannen bestelt voor zijn woning wordt jegens de professionele verkoper, in geval van wanprestatie door laatstgenoemde, beschermd in zijn hoedanigheid als consument. Maar hoe zal de situatie beoordeeld worden indien de woning deels voor particuliere bewoning en deels voor beroepsmatig gebruik bestemd is? Geniet de koper in dat geval dan wel of geen consumentenbescherming jegens de verkoper? Relevant hierbij is een uitleg van de term ‘consument’. Dit bepaalt immers onder welke omstandigheden een recht op consumentenbescherming bestaat. Bij de afbakening en uitleg van het consumentbegrip is de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie maatgevend geweest. Wat betreft het begrip ‘consument’ wordt door het Hof van Justitie
-7-
uitgegaan van een ‘gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument’ 35. Dit is een maatstaf die door de verschillende lidstaten op verschillende manieren ingevuld wordt. Het Hof van Justitie is in een aantal zaken ingegaan op de uitleg en afbakening van het consumentbegrip. In het Di Pinto-arrest uit 1991 heeft het Hof zich in een prejudiciële procedure, op verzoek van de Cour d' appel de Paris, uitgelaten over het consumentbegrip 36. In 2005 heeft het Hof van Justitie nogmaals in een prejudiciële procedure in het Gruber-arrest 37, op verzoek van het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) geoordeeld hoe het consumentbegrip uitgelegd dient te worden. De essentie van deze twee zaken richt zijn op de vraag of een contractspartij die geheel of ten dele in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf handelt, onder de gegeven omstandigheden beschermd zou moeten worden als zijnde consument. Alvorens ik beide arresten bespreek lijkt het mij zinvol de vraag te stellen of een handelaar, onder welke omstandigheden ook, überhaupt in aanmerking zou dienen te komen voor consumentenbescherming. Het consumentenrecht is immers bedoeld om de consument tegen de handelaar te beschermen. Waarom zou niet altijd het normale vermogensrecht van toepassing zijn op overeenkomsten gesloten tussen twee professionele partijen? Dit geldt immers ook als het gaat om twee consumenten. Men kan hierover van mening verschillen. Wat mij betreft is de essentie van het consumentenrecht de zwakkere partij beschermen jegens een sterkere, deskundige, partij. Door Rinkes wordt de ongelijkwaardige verhouding tussen professionele aanbieders en consumenten het traditionele uitgangspunt van het consumentenrecht genoemd. Hierbij zou niet een compensatie voor een zwakkere contractspartij, maar het algemeen belang de aanleiding tot consumentenbescherming moeten zijn. 38 Een relevante vraag in dezen is of van een professionele partij altijd een bepaalde mate van deskundigheid verwacht dient te worden bij het aangaan van een overeenkomst. Een professionele partij sluit immers tevens overeenkomsten die geen verwantschap hebben met de dagelijkse handelingen in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Deze worden echter gesloten met partijen die wel beschikken over voldoende deskundigheid. Naar mijn mening is in deze gevallen het gerechtigheidsaspect van het consumentenrecht een reden om ook deze zwakkere handelaren passende bescherming te bieden jegens een professionele wederpartij. Een dergelijke bescherming dient wat mij betreft tevens het algemeen belang. Kleine ondernemingen hebben in veel gevallen niet de nodige kennis in huis om alle ‘valkuilen’ te overzien bij het aangaan van overeenkomsten die buiten de dagelijkse bedrijfsvoering vallen. De grotere bedrijven daarentegen, kunnen zich deze kennis wel veroorloven. De samenleving is erbij gebaat dat de kleine onderneming onder omstandigheden tegen de professionele, grotere bedrijven wordt beschermd. Iedereen heeft er immers baat bij dat deze kleine ondernemingen met de grote ondernemingen blijven concurreren op de markt. 35
Hof van Justitie 16 juli 1998, zaak C-210/96, Jur. 1998, p. I-4657 (Gut Springenheide), r.o. 31. Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto). 37 Hof van Justitie 20 januari 2005, zaak C-464/01, NJB 2005, p. 1347 (Gruber v. Bay Wa AG). 38 J.G.J. Rinkes, ‘Europees consumentenrecht’ in: Hondius & Rijken 2006, p. 36. 36
-8-
Het Di Pinto-arrest 39
2.3
De De Pinto-zaak is een strafzaak tegen de heer Patrice Di Pinto. De heer Di Pinto is werkzaam als bedrijfsleider van de SARL “Groupement de l’immobilier et du fonds de commerce”. De “Groupement de l’immobilier et du fonds de commerce” is een vennootschap die een tijdschrift uitgeeft waarin advertenties worden geplaatst voor de verkoop van handelszaken. De vennootschap stuurt acquisiteurs op pad om door middel van colportage de advertentieopdrachten binnen te halen. Handelaren worden aldus benaderd door de acquisiteurs van de vennootschap voor het plaatsen van een advertentie voor de verkoop van hun bedrijf. In de strafzaak wordt Patrice Di Pinto vervolgd, omdat hij in strijd met de nationale colportagewet van Frankrijk zou hebben gehandeld. Di Pinto voert verweer door te stellen dat een handelaar op grond van de Richtlijn ter bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten 40 niet beschouwd wordt als zijnde consument en de nationale wet aldus in strijd is met de Europese wetgeving. 41 In het kader van deze strafzaak zijn door de Cour d‘appel de Paris aan het Hof van Justitie in een prejudiciële procedure twee vragen gesteld.
i. Geniet een handelaar, die benaderd wordt door een acquisiteur voor het plaatsen van een advertentie voor de verkoop van zijn bedrijf, bescherming als zijnde consument? 42 ii. Staat de richtlijn de nationale wetgever er aan in de weg de bescherming van de consument in de nationale colportagewet uit te breiden tot handelaren? 43
Het Hof van Justitie heeft ter beantwoording van de eerste vraag geoordeeld dat de handelaar niet te beschouwen is als een consument en aldus niet de bescherming geniet van de richtlijn. Het Hof heeft in haar oordeel gesteld dat de handelingen ter voorbereiding van de verkoop van zijn handelszaak verband houden met de beroepsactiviteit van de handelaar. Van de handelaar wordt een zekere mate van deskundigheid verwacht, welke van een consument niet verwacht kan worden. Op grond van de richtlijn kan de handelaar enkel op bescherming rekenen als de overeenkomst waarvoor hij wordt benaderd buiten zijn beroepsactiviteiten valt. 44 Van belang is niet dat de handelingen ter voorbereiding van de verkoop van het bedrijf niet overeenkomen met de handelingen van de dagelijkse praktijk van 39
Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto). Richtlijn 85/577/EEG. 41 Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto), r.o 6. 42 Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto), r.o 14. 43 Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto), r.o 20. 44 Richtlijn 85/577/EEG, art. 2. 40
-9-
de handelaar. Ook is het niet van belang dat door de overeenkomst deze beroepsactiviteiten, door verkoop van het bedrijf, worden beëindigd. Het Hof van Justitie spreekt over beheersdaden die met een ander doel worden verricht dan om te voorzien in de privé-behoeften van de handelaar of in de behoeften van zijn gezin. 45 De handelingen vallen aldus wel degelijk onder de beroepsactiviteiten van de handelaar. Hetgeen betekent dat de handelaar geen bescherming geniet op grond van richtlijn ter bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten. 46 De tweede prejudiciële vraag heeft het Hof van Justitie tevens ontkennend beantwoord. Het is de lidstaten, op grond van artikel 8 van de richtlijn betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, niet verboden om de in de richtlijn geboden bescherming uit te breiden tot handelaren als het gaat om handelingen ter voorbereiding van de verkoop van een bedrijf. De lidstaten mogen gunstigere bepalingen opnemen in hun nationale wetgevingen. Dit geldt ook als het gaat om onderwerpen die niet besproken worden in de richtlijn, zoals de bescherming van de handelaar 47.
2.4
Het Gruber-arrest 48
Johan Gruber is een landbouwer en eigenaar van een in Oostenrijk gelegen boerderij. Gruber woont met zijn gezin in een groot aantal vertrekken van de boerderij. Daarnaast omvat de boerderij een varkenskwekerij en een grote loods voor werktuigen en graansilo’s. In totaal omvat het voor bewoning bestemde gedeelte ongeveer 60% van de oppervlakte van het gebouw. De overige 40% wordt als bedrijfsruimte gebruikt. Bay Wa is een in Duitsland gevestigde exploitant van onder meer dakpannen. Gruber heeft voor zijn boerderij dakpannen gekocht en geleverd gekregen van Bay Wa, waarna hij wegens wanprestatie de overeenkomst heeft ontbonden. Bij de Oostenrijkse rechter vordert Gruber terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding. Omdat hij stelt consument te zijn in de zin van art. 13 lid 1 van het EEG Executieverdrag zou deze Oostenrijkse rechter bevoegd zijn kennis te nemen van de zaak. Als dit het geval zou zijn kan Gruber in eigen land procederen en geniet hij consumentenbescherming in de zin van artikel 13 tot en met 15 Executieverdrag. Het Hof van Justitie is in deze prejudiciële procedure ingegaan op het probleem van gebruik voor gemengde doeleinden 49 en heeft onder meer de volgende vraag beantwoord:
Is het voor de hoedanigheid van consument in de zin van artikel 13 Executieverdrag bij gedeeltelijk particuliere bestemming van de verrichting beslissend of de transactie overwegend een particulier 45
Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto), r.o 16. Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto), r.o. 15. 47 Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto), r.o 22. 48 Hof van Justitie 20 januari 2005, zaak C-464/01, NJB 2005, p. 1347 (Gruber v. Bay Wa AG). 49 Duivenvoorde 2010, p. 179. 46
- 10 -
dan wel een beroepsmatig doel dient? En volgens welke criteria moet worden uitgemaakt of het particuliere dan wel het beroepsmatige doel zwaarder weegt? 50 Het Hof benadrukt in haar beantwoording de doelstelling van artikelen 13 tot en met 15 Executieverdrag: De persoon, die ten aanzien van zijn wederpartij zich in een zwakkere positie bevindt, dient passende bescherming te krijgen. De gesloten overeenkomst dient daarbij, volgens het Hof, los en onafhankelijk van enige beroepsmatige activiteit te zijn gesloten. 51 Omdat de overeenkomst tussen Gruber en Bay Wa slechts gedeeltelijk los van beroepsactiviteiten staat kan in beginsel geen beroep gedaan worden de bepalingen. Dit kan slecht indien het beroepsmatige gedeelte van de overeenkomst een onbetekenende rol speelt. Het gegeven dat het particuliere gebruik de overhand heeft, zoals in de Gruber-zaak is niet relevant en maakt het beroepsmatige gedeelte niet onbetekenend. Dat wil zeggen dat Gruber niet in aanmerking komst voor enige vorm van consumentenbescherming. Over wanneer dit wel het geval is bestaat overigens geen uniforme mening. Loos stelt dat het beroepsmatige gedeelte (wellicht aanmerkelijk) minder dan 25% van de transactie moet zijn, wil dit gedeelte een onbetekenende rol spelen 52. Hendrikse is het hiermee niet eens. Hij stelt dat men niet kan spreken van een onbetekenende rol als 25% van de transactie beroepsmatig is. De grens zou volgens Hendrikse moeten liggen bij 10% 53. Uiteindelijk is het aan de nationale rechter om, aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden, te bepalen wanneer zulks het geval is en of terecht een beroep gedaan kan worden op de bijzondere bevoegdheidsregels van artikel 13 tot en met 15 Executieverdrag. 2.5
Conclusie
In de Di Pinto-zaak is onder meer geoordeeld dat een handelaar, die benaderd wordt door een acquisiteur voor de verkoop van zijn onderneming, niet beschouwd wordt als zijnde consument. Ook als de handelingen in verband met de gesloten overeenkomst anders zijn dan de handelingen in de dagelijkse praktijk van de handelaar. Van de handelaar wordt een bepaalde mate van deskundigheid verwacht, waardoor deze niet als consument aangemerkt kan worden. In het Gruber-arrest wordt geoordeeld dat het consumentbegrip restrictief dient te worden uitgelegd. In het geval van een
50
Hof van Justitie 20 januari 2005, zaak C-464/01, NJB 2005, p. 1347 (Gruber v. Bay Wa AG), r.o. 27. Hof van Justitie 20 januari 2005, zaak C-464/01, NJB 2005, p. 1347 (Gruber v. Bay Wa AG), r.o. 54: ‘een persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake een goed dat deels wel en deels niet voor beroepsmatig gebruik is bestemd, kan zich niet op de bijzondere bevoegdheidsregels van de artikelen 13 tot en met 15 Executieverdrag beroepen, tenzij het beroepsmatige gebruik dermate marginaal is dat het in de globale context van de betrokken verrichting onbetekenend is; dat het niet-beroepsmatige aspect zwaarder weegt is daarbij irrelevant’. 52 Loos 2005, p. 772. 53 Hendrikse, Van Huizen & Rinkes 2008, p. 31. 51
- 11 -
gemengde, op zakelijke én particuliere doeleinden gerichte, overeenkomst is slechts sprake van een consument als het beroepsmatige gedeelte van onbetekenende rol is. Deze beperkte uitleg van het consumentbegrip heeft niet alleen betrekking op de richtlijn betreffende Colportage en op de bijzondere bevoegdheidsbepalingen van het Executieverdrag, maar op bijna alle Europese consumentenrichtlijnen. Aangezien bij deze richtlijnen doorgaans uitgegaan wordt van minimumharmonisatie is het de vraag of het Di Pinto-arrest en het Gruber-arrest feitelijk gevolgen hebben voor de consumentenbescherming op nationaal niveau. In het Di Pinto-arrest is reeds geoordeeld dat het beschermingsniveau zoals dit is vastgesteld in de Colportagerichtlijn geen beperking is voor de lidstaten om aanvullende en gunstigere bepalingen door te voeren in hun nationale wetgevingen. Dit geldt aldus voor alle richtlijnen die gericht zijn op minimumharmonisatie. Het staat elke lidstaat immers vrij, in geval van minimumharmonisatie, de consument meer bescherming te bieden dan de richtlijnen voorschrijven. Deze uitbreiding kan er in resulteren dat tevens bedrijven onder omstandigheden consumentenbescherming kunnen genieten. De lidstaten, waaronder ook Nederland, hebben ruimschoots gebruik gemaakt van de mogelijkheid om aanvullende bepalingen voor de consument in het eigen rechtssysteem op te nemen. 54 In Nederland worden professionele partijen onder bepaalde omstandigheden beschermd als zijnde consument. Het gaat in deze gevallen om, doorgaans kleine, rechtspersonen die een overeenkomst sluiten buiten hun dagelijkse beroepsactiviteiten en van wie niet een hogere mate van deskundigheid kan worden verwacht dan van de normale consument. In Nederland zullen de uitspraken van het Hof van Justitie dan ook geen gevolgen hebben voor het recht op bescherming van deze groep consumenten. Nederland is immers bevoegd deze groep consumenten tevens onder het consumentbegrip te brengen en hen alsnog bescherming te bieden.
54
Groenboek Herziening van het consumentenacquis van 8 februari 2007, COM(2006) 744 definitief, p,
6.
- 12 -
3.
Richtlijnvoorstel Consumentenrechten van 8 oktober 2008 55
3.1
Inleiding
De Europese Commissie heeft op 8 oktober 2008 het Richtlijnvoorstel Consumentenrechten ingediend. Dit voorstel zal, indien deze wordt aangenomen, een aantal bestaande richtlijnen ter bescherming van de consument vervangen. Het gaat om de richtlijnen betreffende consumentenkoop, koop op afstand, oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en colportage. Een groot aantal bepalingen in deze vier richtlijnen is samengevoegd en daarnaast zijn nieuwe bepalingen opgenomen. Het betreft met name regels over de informatie die verstrekt dient te worden voor de sluiting en tijdens de uitvoering van de overeenkomst, het herroepingsrecht bij op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, specifieke consumentenrechten met betrekking tot koopovereenkomsten, en oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. 56 In dit hoofdstuk bespreek ik dit richtlijnvoorstel. Ik ga in Paragraaf 3.2 in op de inhoud van het richtlijnvoorstel zoals dit is voorgesteld. Ik beperk mij in deze paragraaf tot de hoofdlijnen en de structuur van het voorstel. De Europese Commissie heeft bij het indienen van het voorstel een aantal overwegingen en doelen geformuleerd, welke aan de orde komen in Paragraaf 3.3. In de daaropvolgende paragrafen ga ik in het bijzonder in op enkele van deze doelen. Tot slot wordt in Paragraaf 3.7 het behandelingstraject van het voorstel tot nu toe behandeld. 3.2
Inhoud van het voorstel
Het richtlijnvoorstel bestaat in de vorm zoals dit door de Commissie op 8 oktober 2008 is ingediend, uit zeven hoofdstukken en bevat in totaal vijftig artikelen en vier bijlagen. Het voorstel opent met een hoofdstuk betreffende het onderwerp, de definities en het toepassingsgebied. Hierin wordt onder meer de term ‘consument’ gedefinieerd 57 en wordt bepaald dat het voorstel uit zal gaan van volledige harmonisatie 58. In Hoofdstuk II, Consumenteninformatie, is opgenomen welke informatie bij een consumentenovereenkomst aan de consument dient te worden verstrekt door de handelaar of tussenpersoon. Vervolgens regelt Hoofdstuk III van het richtlijnvoorstel de consumenteninformatie en het herroepingsrecht als het gaat om op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten. Het vierde hoofdstuk gaat in het bijzonder in op andere consumentenrechten bij consumentenkoopovereenkomsten. De consumentenrechten betreffende oneerlijke bedingen zijn in Hoofdstuk V opgenomen. Tot slot staan de algemene bepalingen in het zesde hoofdstuk en de slotbepalingen in het zevende hoofdstuk.
55
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten, 8 oktober 2008, COM(2008) 614 definitief. 56 Zie de preambule van het richtlijnvoorstel, overweging (9), p. 14. 57 Richtlijnvoorstel consumentenrechten, art. 2. 58 Richtlijnvoorstel consumentenrechten, art. 4.
- 13 -
Bij het voorstel zijn vier bijlagen gevoegd. In de eerste bijlage vindt met de informatie betreffende de uitoefening van het recht van herroeping. In Bijlage II worden alle bedingen in overeenkomsten genoemd die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd (de zogeheten zwarte lijst) en in Bijlage III de bedingen die verondersteld worden oneerlijk te zijn (de grijze lijst). In de laatste bijlage staan tot slot de richtlijnen die zullen worden ingetrokken indien het voorstel wordt aangenomen. 3.3
Overwegingen en doel van de Europese Commissie
Reeds in 2004 is vanuit Europa gekozen voor een herziening van het consumentenacquis. 59 Tussen de verschillende lidstaten zijn met de tijd grote verschillen ontstaan in hun nationale wetgevingen op het gebied van het consumentenrecht. 60 Dit heeft te maken met het feit dat bij een groot aantal bepalingen uit de bestaande richtlijnen uit wordt gegaan van minimumharmonisatie. In de nationale wetgevingen zijn deze richtlijnen doorgevoerd en de lidstaten hebben ruimschoots de mogelijkheid gebruikt om aanvullende en uitgebreidere bepalingen in hun nationale wetgevingen op te nemen. Hierdoor zijn de grote verschillen ontstaan. Er bestond vanuit Europa het streven de huidige wetgeving een meer simpele en een meer volledige vorm te geven. Deze herziening moet uiteindelijk resulteren in een realisatie van een interne markt op het gebied van het consumentenrecht en in een juist evenwicht tussen een hoog beschermingsniveau voor consumenten en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Dit betekent dat binnen Europa, met het oog op de vier vrijheden (vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal) 61, consumenten en bedrijven zonder beperkingen grensoverschrijdende transacties zouden moeten kunnen doen. Hierbij is van belang dat enerzijds de consument geniet van een hoog beschermingsniveau en anderzijds de bedrijven de mogelijkheid krijgen een gezonde concurrentiepositie in te nemen. De Commissie heeft zich op het standpunt gesteld dat de grote verschillen in de wetgevingen van de verschillende lidstaten nadelig is voor de consument. Door de verschillende wetgevingen in de verschillende lidstaten maken bedrijven bij grensoverschrijdende transacties extra kosten, waardoor dit soort transacties minder aantrekkelijk worden voor de bedrijven. De concurrentie vermindert hierdoor en de consument ondervindt hiervan het nadeel. Consumenten moeten genoegen nemen met minder keus en hogere prijzen, aldus de Commissie. 62 Een eenvormige wetgeving van het consumentenrecht zal de consument overigens ook vaker grensoverschrijdende overeenkomsten doen sluiten, omdat het vertrouwen van de consument vergroot zou worden. De consument weet immers waar hij aan toe is bij het sluiten van een overeenkomt over de grens. Het richtlijnvoorstel komt volgens de Commissie de rechtszekerheid ten goede. 59
Groenboek Herziening van het consumentenacquis van 8 februari 2007, COM (2006) 744, definitief. Richtlijnvoorstel, p,2. 61 Geconsolideerde versie van het verdrag betreffende de Europese Unie en het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van 9 mei 2008, Pb 2008, C 115/01, art. 3. 62 Zie de Toelichting bij het richtlijnvoorstel, p. 2. 60
- 14 -
Het voorstel gaat uit van maximumharmonisatie. 63 Maximumharmonisatie brengt met zich mee dat lidstaten geen aanvullende regels mogen doorvoeren, zelfs al zou dit in het voordeel zijn van de consument. In de gehele Europese Unie wordt aldus dezelfde consumentenbescherming geboden en de consument mag er vanuit gaan dat alle regelgeving omtrent een consumentenovereenkomst in heel Europa hetzelfde zijn. 3.4
Het beschermingsniveau van consumenten
Het beschermingsniveau van consumenten in Europa is tot nu toe veelal bepaald door de lidstaten zelf. Lidstaten hebben de bestaande Europese richtlijnen, gericht op minimumharmonisatie, doorgevoerd in hun nationale wetgevingen. Hierbij hebben zij gebruik gemaakt van de mogelijkheid om, ten behoeve van de consument, aanvullende regels door te voeren. Omdat het richtlijnvoorstel uitgaat van maximumharmonisatie dienen alle lidstaten, die tot nu toe verdergaande consumentenbescherming hebben geboden, nadat het voorstel wordt aangenomen deze aanvullende bescherming af te schaffen en hun nationale recht aan te passen aan de richtlijnbepalingen. Nederland is een van de lidstaten die de consument een hoog beschermingsniveau heeft geboden. Onder meer in Nederland zal aldus een teruggang van consumentenbescherming gaan plaatsvinden. 64 Men zou vermoeden dat in landen die tot nu toe de minste consumentenbescherming hebben geboden, de mate van consumentenbescherming er door dit richtlijnvoorstel op vooruit zal gaan. De Europese Commissie heeft immers als een belangrijk doel gesteld; het komen tot een juist evenwicht tussen een hoog beschermingsniveau voor consumenten en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Daarbij wordt de indruk gewekt dat het niveau in ieder geval in een aantal lidstaten omhoog gaat. Niet iedereen lijkt hiervan overtuigd. Loos stelt dat van een stijgend beschermingsniveau nauwelijks sprake is. Het lijkt alsof het richtlijnvoorstel het beschermingsniveau van de bestaande richtlijnen als uitgangspunt neemt, aldus Loos. 65 Omdat deze bestaande richtlijnen uitgaan van minimumharmonisatie, betekent de enkele overname van de bestaande richtlijnen dat in geen enkele lidstaat de mate van consumentenbescherming significant wordt verhoogd. De minimumbepalingen worden immers als het ware omgezet naar maximumbepalingen. Indien het richtlijnvoorstel aangenomen zal worden, zo stelt Loos, zal dit betekenen dat het beschermingsniveau van de consumenten in alle Europese lidstaten niet of nauwelijks stijgt. Daartegenover dienen de lidstaten die aanvullende bepalingen ter bescherming van de consument hebben doorgevoerd, waarvan Nederland een goed voorbeeld is, deze aanvullende bepalingen af te schaffen. Het beschermingsniveau in deze landen zal daardoor dalen. De vraag rijst, met de doelstellingen van de Commissie in het achterhoofd, of volledige harmonisatie een voor de hand liggende keuze is. Naast de doelstelling van de Commissie om de nationale wetgevingen van de lidstaten te harmoniseren is een hoog beschermingsniveau voor 63
Richtlijnvoorstel, art. 4. Loos 2008, p. 173. 65 Loos 2008, p. 173. 64
- 15 -
de consument immers tevens een streven geweest bij het opstellen van het richtlijnvoorstel. Door de maximumharmonisatie zal van een hoog beschermingsniveau nauwelijks sprake kunnen zijn. Althans, niet in het geval de bestaande richtlijnbepalingen inderdaad als uitgangspunt gaan dienen in de definitieve Richtlijn voor Consumentenrechten. 3.5
Uniformering van definities
Het richtlijnvoorstel beoogt een aantal kernbegrippen, met als belangrijkste voorbeeld het consumentbegrip, te uniformeren en af te bakenen. De “consument” is in het voorstel gedefinieerd als:
‘iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen’. 66 Voor deze beperkte beschrijving lijkt te zijn gekozen omdat deze vorm de meeste duidelijkheid schept over wie wel en wie niet wordt aangemerkt als consument en daarmee wel of niet kan rekenen op gepaste bescherming. 67 De definitie zoals deze is opgenomen in het voorstel laat geen ruimte voor uitbreiding. De bescherming wordt enkel geboden aan die personen die handelen voor doeleinden die buiten bedrijfsof beroepsactiviteiten vallen. Het voorstel lijkt aldus geen rekening te houden met de ‘gewone’ particulier die een overeenkomst sluit voor deels particuliere en deels zakelijke doeleinden. Een particulier, zoals in het Gruber-arrest, die dakpannen koopt voor een woning die deels voor particuliere doeleinden en deels voor professionele doeleinden gebruikt wordt, wordt aldus door de beperkte beschrijving van het consumentbegrip in het richtlijnvoorstel niet beschermd als zijnde consument. Dit soort overeenkomsten, die wellicht buiten het consumentenrecht gaan vallen, komen echter vaak voor. In het Draft Common Frame of Reference 68 is gekozen voor een andere, voor ruimer begrip vatbare, omschrijving van het consumentbegrip: ‘A consumer means any natural person who is acting primarily for purposes which are not related to his or her trade, business or profession’. 69 Bij gebruik van deze definiëring van het consumentbegrip komen ook zakelijke kopers die tevens privé gebruik van de gekochte zaak maken in aanmerking voor ‘gewone’ consumentenbescherming. 70 66
Richtlijnvoorstel consumentenrechten, art. 2 (1). Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 259. 68 Von Bar, Clive & Schulte-Nölke 2009. 69 Von Bar, Clive & Schulte-Nölke 2009, art. I. – 1:105(1), p. 178. 70 Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 259. 67
- 16 -
Ook in het geval niet enkel een particulier doel gediend wordt, wordt door de toevoeging ‘primarily’ dezelfde consumentenbescherming geboden als in volledig particuliere gevallen. Een koper van bijvoorbeeld dakpannen, zoals in het Gruber-arrest het geval was, wordt met toepassing van deze definiëring wel beschermd als zijnde consument. Echter, in het voorstel is kennelijk bij de vaststelling van de definitie ‘consument’ niet gekozen om de definitie van het Draft Common Frame of Reference over te nemen, maar is door de Commissie gekozen voor de engere definitie. 71 Dit is enigszins opvallend, omdat de Commissie in 2004 reeds heeft aangegeven dat zij bij haar voorstellen, om de kwaliteit en de coherentie van de huidige wetgeving te verbeteren, het (D)CFR zou kunnen gebruiken. 72 Het (D)CFR zou onder meer duidelijke definities van juridische termen bevatten, die op het acquis communautaire en op de beste oplossingen uit de rechtsstelsels van de lidstaten berusten. 73 Overigens heeft de Commissie niet enkel in dit geval ervoor gekozen om geen rekening te houden met het DCFR. Opvallend weinig bepalingen in het richtlijnvoorstel komen overeen met de bepalingen in het DCFR.
74
Volgens Cauffman, Faure en Hartlief heeft het voorstel hevige kritiek
uitgelokt, waaronder de kritiek dat bij de opstelling van het richtlijnvoorstel geen rekening is gehouden met het DCFR. Betreurd wordt dat een van de belangrijkste doelstellingen van het DCFR, bijdragen aan een grotere consistentie van het acquis, hierdoor niet geëffectueerd kan worden. 75
In het Gruber-arrest heeft de rechter de term ‘consument’ reeds beperkt uitgelegd. Echter, feitelijk bracht deze uitleg geen verandering in de positie van de consument in Nederland. De beperkte uitleg van het consumentbegrip, zoals deze is voorgesteld, kan vanwege de maximumharmonisatie door de lidstaten nu niet meer ruimer worden uitgelegd. Door de maximumharmonisatie wordt de verandering voor de consument die deels particulier en deels zakelijk handelt nu wel zichtbaar, daar geen andere of ruimere uitleg mogelijk is. De eerder genoemde particulier die een laptop koopt voor privé- gebruik, maar deze ook gebruikt om op te werken kan als gevolg van de voorgestelde richtlijn aldus geen aanspraak meer maken op consumentenbescherming. 76 De vraag is of dit gewenst is. De Europese Commissie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit wel degelijk gewenst is. Om een groter vertrouwen bij consumenten en bedrijven te wekken en om een interne markt te realiseren wordt een volledig geharmoniseerd begrippenstelsel noodzakelijk geacht. 77 Daarbij moeten lidstaten niet vervolgens de mogelijkheid krijgen een eigen draai te geven aan begrippen, zodat in bepaalde 71
Loos 2008, p. 174. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees verbintenissenrecht en de herziening van het acquis: verdere maatregelen, 11 oktober 2004, COM(2004) 651 definitief, p. 3. 73 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees verbintenissenrecht en de herziening van het acquis: verdere maatregelen, 11 oktober 2004, COM(2004) 651 definitief, p. 3. 74 Cauffman, Faure & Hartlief 2010, p. 74. 75 Cauffman, Faure & Hartlief 2010, p. 75. 76 Loos 2008, p. 178. 77 Zie de Toelichting bij het richtlijnvoorstel, p. 8. 72
- 17 -
omstandigheden ook rechtspersonen aanspraak kunnen maken op bescherming. Het niet ruimer kunnen uitleggen van het consumentbegrip wordt door onder meer Loos gekwalificeerd als een consequentie die zeer ongewenst is. 78 De beperkte uitleg van het consumentbegrip zal door het voorstel, zoals gezegd, leiden tot een uitsluiting van een bepaalde groep consumenten van consumentbescherming. Echter, het richtlijnvoorstel richt zich enkel op de consument. Het toepassingsgebied van het voorstel beperkt zich slechts tot de consument en beoogt aldus niet de bescherming van handelaren te reguleren. 79 Dit betekent dat de lidstaten wel vrij zijn regels op te stellen ter bescherming van deze groep “consumenten”. De maximumbepalingen gelden immers enkel voor de gevallen welke vallen binnen het toepassingsgebied van het voorstel. Dit betekent echter wel dat in Nederland voor deze groep handelaren aparte regelgeving ingevoerd dient te worden. Voor Nederland is dit, anders dan voor enkele andere Europese lidstaten, een lastige opdracht. 80 Dit zit hem in het feit dat de regels die van toepassing zijn op consumentenovereenkomsten, in dezelfde wet geregeld zijn als de regels die van toepassing zijn op andere overeenkomsten. Dat betekent dat niet enkel de voor consumentenovereenkomsten geldende regels behoeven te worden aangepast. In Nederland gelden de meeste regels die van toepassing zijn op de consumentenkoop óók voor koopovereenkomsten tussen professionele partijen, alleen bevat de wet een aantal bepalingen die alleen voor consumenten gelden. Dat betekent dat de wetgever van alle regels die thans (ook) voor de consumentenkoop gelden, moet bedenken 1) of ze aangepast moeten worden, en 2) of die aanpassing beperkt moet blijven tot de consumentenkoop, of ook voor de gewone koop zou moeten gelden. 3.6 De economie en de interne markt Het richtlijnvoorstel beoogt, zoals gezegd, een juist evenwicht tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Dit betekent dat de bedrijven in heel Europa gezond met elkaar zouden moeten kunnen concurreren. Alleen dan kan een interne markt voor “business-to-consumer”-handel tot stand worden gebracht. De Commissie verwacht dat eenvormige regelgeving op het gebied van het consumentenrecht, waarbij maximumharmonisatie evident is, resulteert in de realisatie van een geïntegreerde markt. In het voorstel beargumenteert de Commissie dit effect door te stellen dat een eenvormige wetgeving in heel Europa positieve economische gevolgen met zich mee brengt voor ondernemers. Dit heeft te maken met de verlaging van administratieve lasten voor ondernemers. De ondernemer hoeft in de toekomst geen extra kosten te maken bij het aangaan van overeenkomsten over de grens. Hij hoeft niet meer na te gaan wat de toepasselijke regelgeving is in het land van de consument, aldus de Commissie 81.
78
Loos 2005, p. 772. Richtlijnvoorstel, art. 3. 80 Hesselink & Loos 2009, p. 72. 81 Zie de Toelichting bij het richtlijnvoorstel, p. 2. 79
- 18 -
Het bedrijfsleven zal door het richtlijnvoorstel, zo stelt de Commissie, positieve economische gevolgen ervaren. Dit heeft met name te maken met de afnemende administratieve lasten voor de bedrijven. Ondernemingen moeten weliswaar investeren in het omzetten van de huidige nationale bepalingen, maar uiteindelijk kunnen zij in alle lidstaten hetzelfde beleid voeren. Dit is op langere termijn kostenbesparend, omdat ze in elke lidstaat dezelfde bepalingen toepassen. Het vertrouwen van de consument in grensoverschrijdende handel lijkt te worden bevorderd. Dit is althans een doel van de Europese Commissie geweest bij het opstellen van het richtlijnvoorstel. Het bedrijfsleven zal door het richtlijnvoorstel positieve economische gevolgen ervaren. Ook de consument kan uiteindelijk voordeel hebben van de lagere kosten van de ondernemers. Lagere kosten leiden ertoe dat bedrijven meer geneigd zullen zijn om grensoverschrijdend aan consumenten te verkopen. Hierdoor ontstaan lagere prijzen voor de consument, vanwege de concurrerende grensoverschrijdende aanbiedingen. 82 Of dit daadwerkelijk het geval zal zijn, zal moeten blijken. 3.7
Het behandelingstraject
Het richtlijnvoorstel van 8 oktober 2008 is op dit moment nog voorwerp van debat binnen de Raad van Ministers en Europees Parlement. Tot op heden is niet geheel duidelijk wanneer en in welke vorm het richtlijnvoorstel aangenomen zal worden. Door de Nederlandse regering is reeds in 2008 naar aanleiding van het richtlijnvoorstel een BNC-fiche opgesteld. Hierin geeft de regering onder meer een eerste algemene standpuntbepaling over de voorgestelde richtlijn. In het vierde hoofdstuk van deze scriptie ga ik uitgebreid in op dit BNC-fiche. De Nederlandse regering kondigt voorts in het fiche aan dat, vanwege het belang van het voorstel voor de consument en het bedrijfsleven, de Commissie Consumentenaangelegenheden van de Sociaal Economische Raad om advies gevraagd wordt. De adviesaanvraag wordt op 10 december 2008 door het kabinet ingediend. Het definitieve advies, Consumentenrechten in de Interne Markt, van de SERCCA verschijnt op 17 juni 2009 en zal gebruikt worden als hulpmiddel bij de onderhandelingen in Brussel over het voorstel. In het vijfde hoofdstuk van deze scriptie bespreek ik uitgebreid dit advies.
82
Zie de Toelichting bij het richtlijnvoorstel, p. 2.
- 19 -
4
De positie van Nederland
4.1
Inleiding
Alle lidstaten kunnen hun standpunten naar voren brengen over de voorgestelde richtlijn. De lidstaten kunnen met hun voors en tegens invloed uitoefenen op de uiteindelijke inhoud en vorm van het voorstel. De Nederlandse regering heeft reeds in 2008 haar standpunten kenbaar gemaakt via een BNC-fiche. In paragraaf 4.2 bespreek ik wat een BNC-fiche is. Het subsidiariteits- en het proportionaliteitsoordeel worden behandeld in paragraaf 4.3. De regering beschrijft naast de te verwachten consequenties, de verscheidene implicaties die worden voorzien indien het voorstel wordt aangenomen in de vorm zoals deze is ingediend door de Europese Commissie. Ik bespreek in deze scriptie de financiële gevolgen voor het bedrijfsleven en voor de consument en de gevolgen en implicaties met betrekking tot het beschermingsniveau van de consument in Nederland. Deze onderwerpen bespreek ik in respectievelijk paragraaf 4.4 en 4.5. In de laatste paragraaf, paragraaf 4.6, staat tot slot de conclusie wat betreft de positie van de Nederlandse regering ten opzichte van de voorgestelde richtlijn. 4.2
Het BNC-fiche 83
‘BNC’ in BNC-fiche staat voor Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen. Een BNC-fiche is een document van de Nederlandse regering waarin onder meer een eerste beoordeling wordt gegeven over een voorstel van de Europese Commissie. Dit document wordt voorts door Nederland in Brussel gebruikt zal worden bij de onderhandelingen over een voorstel van de Europese Commissie. In reactie op ongeveer de helft van alle Europese Commissie voorstellen, ongeveer 600 per jaar, stelt de Nederlandse regering een dergelijk document op. Het opstellen van de BNC-fiches geschiedt door de interdepartementale werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen, welke is ontstaan in 1989 en waaraan alle ministeries deelnemen. De ministeries die de meeste binding hebben met een Commissievoorstel schrijven samen het daaropvolgend BNC-fiche. In het geval van het richtlijnvoorstel is het Ministerie van Economische Zaken, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Justitie, het Ministerie dat als eerstverantwoordelijke is aangewezen. In het BNC-fiche, dat opgesteld is naar aanleiding van de ontwerprichtlijn, geeft de Nederlandse regering haar positie aan door onder meer een beoordeling te geven van de subsidiariteit en de proportionaliteit van het voorstel. Daarnaast worden de consequenties van het voorstel voor de overheid, het bedrijfsleven en de burger beschreven en worden de verschillende verwachte implicaties besproken. 83
BNC-fiche 2008.
- 20 -
4.3
Het subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
Subsidiariteitsoordeel De Nederlandse regering heeft zich de vraag gesteld of een optreden van Europa bij het creëren van een eenduidig consumentenrecht wel gewenst is. De lidstaten zouden zelf hun consumentenrecht kunnen regelen. De regering stelt zich echter op het standpunt dat een betere werking van de interne markt op het gebied van het consumentenrecht alleen bewerkstelligd kan worden indien dit vanuit Europa geregeld wordt. Dat dit niet door de nationale overheden zelf gereguleerd kan worden hangt, aldus de Nederlandse regering, samen met een belangrijk rechtvaardigheidsprincipe. Een gewenst level playing field 84 maakt het Europese optreden noodzakelijk, waardoor uiteindelijk in elke Europese lidstaat dezelfde regels gelden wat betreft het consumentenrecht. 85 De Europese Commissie is zelf van mening dat het probleem van de versnippering van de regelgeving niet door de lidstaten afzonderlijk kan worden opgelost, omdat - zo stelt de Commissie – de minimumharmonisatieclausules in de bestaande richtlijnen de oorzaak zijn geweest van deze versnippering. 86 In het BNC-fiche wordt echter wat betreft het subsidiariteitsbeginsel een kanttekening geplaatst bij de bevoegdheid van de Europese Unie. Het gaat hierbij om de toepassing van volledige harmonisatie op alle terreinen van het consumentenrecht. Het voorstel, en daarmee de volledige harmonisatie, is van toepassing op zowel grensoverschrijdende als binnenlandse transacties. Nederland heeft de Europese Commissie gevraagd om te motiveren waar deze bevoegdheid op is gebaseerd en vraagt zich af of volledige harmonisatie op alle terreinen noodzakelijk en gewenst is. Ondanks de vraag over de bevoegdheid van Europa wat betreft zuiver nationale transacties wordt de subsidiariteit van het richtlijnvoorstel door de Nederlandse regering als overwegend positief beoordeeld.
Proportionaliteitsoordeel Ook de proportionaliteit van het voorstel wordt positief beoordeeld. Door de Europese Commissie is, voor de vereenvoudiging en verduidelijking van de huidige regelgeving op het gebied van het consumentenrecht, gekozen voor een kaderrichtlijn. Dit wordt, met het oog op de te bereiken resultaten en de beoogde doelen, door de regering gezien als het meest aangewezen instrument. In het BNC-fiche wordt niet verder ingegaan op de vraag waarom een kaderrichtlijn het meest aangewezen instrument is voor de problematiek op het gebied van het consumentenrecht. Ik ga er om deze reden vanuit dat de Nederlandse regering het eens is met de motivering van de Europese Commissie in deze. 84
Een rechtvaardigheidsprincipe, waarbij niet noodzakelijk is dat elke speler evenveel kansen heeft om te slagen, maar wel dat alle spelers het spel spelen volgens dezelfde regels. 85 Nederlandse reactie op het Groenboek inzake de herziening van het consumentenacquis, p. 8. 86 Zie de Toelichting bij het richtlijnvoorstel, p. 7.
- 21 -
De Commissie acht een richtlijn een geschikter instrument dan de verordening, aangezien de omzetting van een richtlijn een soepelere tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht mogelijk zou maken.
87
Voorts stelt de Commissie dat een richtlijn, anders dan een verordening, zal leiden tot één
enkel coherent pakket van wetgeving op nationaal niveau. 88 4.4
Financiële gevolgen
De Nederlandse regering is overwegend positief over de financiële gevolgen van het richtlijnvoorstel. Zowel voor de consument als voor het bedrijfsleven zegt de Nederlandse regering financiële voordelen te verwachten.
Het bedrijfsleven Bedrijven zouden uiteindelijk profiteren van de nieuwe, vereenvoudigde, regelgeving, omdat zij bij grensoverschrijdende transacties niet meer hoeven na te gaan welke regels van toepassing zijn om vervolgens hun bedrijfsvoering daarop aan te passen. De bedrijfsvoering is altijd hetzelfde, welke schaalvoordelen en efficiencywinst zou opleveren, aldus de Nederlandse regering. 89 Daartegenover moeten alle bedrijven echter wel eenmalige extra kosten maken voor de aanpassing van hun bedrijfsvoering, zodat deze overeenstemt met de nieuwe regelgeving. 90 Volgens de Europese Commissie zal door een totstandkoming van de interne markt, ontstaan door het toegenomen consumentvertrouwen, een toename van grensoverschrijdende transacties gaan plaatsvinden. Dit levert vervolgens een productiviteitstoename op voor de ondernemingen. 91 De Nederlandse regering steunt het doel van het voorstel om het consumentenvertrouwen te bevorderen, maar zet bij de stelling van de Commissie een kanttekening. In het BNC-fiche wordt gesteld dat op het grensoverschrijdend consumentgedrag, naast een verschil in rechtsstelsels tussen de lidstaten, andere factoren van invloed zijn. Men moet denken aan factoren als taal, cultuur en afstand. De regering stelt dat enkel een eenduidig consumentenrecht niet per definitie hoeft te betekenen dat het vertrouwen van de consument in grensoverschrijdende transacties toeneemt. Andere factoren kunnen er voor zorgen dat, ondanks een gemoderniseerd en geharmoniseerd consumentenrecht, het ontstaan van een interne markt uitblijft. 92 Met deze kanttekening uit de Nederlandse regering haar twijfel over de haalbaarheid van één van de twee hoofddoelen van de Europese Commissie.
De consument
87
Zie de Toelichting bij het richtlijnvoorstel, p. 10. Zie de Toelichting bij het richtlijnvoorstel, p. 10. 89 BNC-fiche 2008. 90 BNC-fiche 2008. 91 Zie de Toelichting bij het richtlijnvoorstel, p. 2. 92 BNC-fiche 2008. 88
- 22 -
De consument zal volgens het BNC-fiche tevens financieel voordeel ondervinden van de voorgestelde richtlijn. Dit voordeel vloeit voort uit een, door de regering verwachte, prijsdaling van producten en diensten, bij een realisatie van een interne markt. 93 Meer producten en diensten zullen buiten de landsgrenzen aangeboden worden. Dit zou een prijsdaling teweegbrengen, waar de consument van kan profiteren. Dit effect is wat mij betreft niet duidelijk genoeg onderbouwd in het BNC-fiche. Indien de interne markt daadwerkelijk gestimuleerd wordt en er worden daadwerkelijk meer producten en diensten over de grens verkocht worden, betekent dit mijn inziens niet per se dat de prijzen van deze producten en diensten omlaag gaan. Ik ga er vanuit dat andere factoren, zoals de welstand in een bepaalde lidstaat, de schaarste van een product of dienst in een lidstaat en de hoogte van productie- en personeelskosten in de verschillende lidstaten, ook van invloed zijn op de prijzen van de aangeboden producten en diensten. Daarnaast kunnen bedrijven bij een hogere productie simpelweg hun winst in hun zak steken of anderszins investeren in de bedrijfsvoering . In beiden gevallen betekent dit geen financieel voordeel voor de consument. 4.5
Het beschermingsniveau
In het BNC-fiche worden de zorgen duidelijk wat betreft de gevolgen van het richtlijnvoorstel op het beschermingsniveau van consumenten in Nederland. Door de volledige harmonisatie zal de Nederlandse consument behoorlijk inleveren op het huidige beschermingsniveau. Het gaat onder meer om de bescherming op het gebied van de non-conformiteit, algemene voorwaarden en de zwarte en grijze lijsten. 94 De huidige Nederlandse wetgeving op deze gebieden is aanzienlijk gunstiger voor de consument dan de bepalingen in het voorstel. Indien het voorstel in de huidige vorm aangenomen wordt zal dit in de praktijk betekenen dat alle bepalingen, die voor de consument gunstiger zijn geschrapt dienen te worden uit de Nederlandse wetgeving. Een hoog beschermingsniveau voor de consument zal volgens het BNC-fiche de inzet zijn van Nederland bij de onderhandelingen in Brussel over het richtlijnvoorstel. Daarbij zal gekeken worden naar welke bepalingen afbreuk doen aan het huidige beschermingsniveau van consumenten in Nederland. Ondanks de eerder genoemde kanttekening wat betreft grensoverschrijdend consumentengedrag steunt de Nederlandse regering in principe het idee van volledige harmonisatie. Dat de consument in alle lidstaten dezelfde bescherming geniet, omdat alle regels in alle lidstaten hetzelfde zijn, ziet de regering als een voordeel. Ook voor het bedrijfsleven worden voordelen genoemd bij de volledige harmonisatie van het consumentenrecht. Bedrijven kunnen in alle lidstaten dezelfde bedrijfsvoering hanteren en 93 94
BNC-fiche 2008. Loos 2008, p. 178.
- 23 -
behoeven aldus geen aanpassingen door te voeren bij grensoverschrijdende transacties in de verschillende landen. Ondanks de steun voor maximumharmonisatie vraagt de Nederlandse regering zich af of het noodzakelijk is om dit op alle terreinen door te voeren. Daarbij wordt het onderscheid niet gemaakt op onderwerp, maar enkel tussen grensoverschrijdende en niet-grensoverschrijdende transacties. Het wordt uit het BNC-fiche niet duidelijk of de Nederlandse regering voorstander is van een onderscheid in de vorm van harmonisatie tussen nationale en grensoverschrijdende gevallen. Echter, de door de regering gestelde vraag doet dit wel vermoeden. Het gaat mij om het volgende. Het richtlijnvoorstel is opgesteld met twee hoofddoelen: 1) Het vereenvoudigen en moderniseren van het huidige consumentenrecht en 2) de realisatie van een interne markt, waarbij het juiste evenwicht wordt gevonden tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Of deze doelen gerealiseerd zullen worden door middel van de voorgestelde richtlijn moet blijken. De doelen zullen mijn inziens in ieder geval niet gerealiseerd worden indien de voorgestelde richtlijn zodanig gewijzigd zal worden dat de definitieve richtlijn en daarmee de volledige harmonisatie enkel van toepassing is op grensoverschrijdende gevallen en niet voor zuiver nationale transacties. In dat geval zullen immers de lidstaten, wat betreft het beschermingsniveau van de consument, alsnog verschillende regels mogen doorvoeren. De consument kan in veel lidstaten – in Nederland zeker- bij binnenlandse transacties aldus een hogere mate van bescherming verwachten dan bij grensoverschrijdende transacties. Dit bevordert mijn inziens op geen enkele wijze het vertrouwen van de consument in grensoverschrijdende transacties. Daarnaast verdwijnt het voordeel voor de bedrijven wat betreft een eenduidige bedrijfsvoering voor alle transacties. Bedrijven zullen immers teven het onderscheid moeten maken tussen binnenlandse en grensoverschrijdende transacties en zullen hierop hun bedrijfsvoering moeten aanpassen. Daarbij valt te bezien hoe graag bedrijven nog binnenlandse transacties willen aangaan, daar de consument in zulke gevallen mogelijk aanzienlijk hogere bescherming geniet dan in de andere gevallen. Waar de consument bij een onderscheid tussen grensoverschrijdende en niet-grensoverschrijdende overeenkomsten waarschijnlijk in eigen land beter af zal zijn wat betreft de mate van bescherming is het bedrijfsleven hoogstwaarschijnlijk beter af bij grensoverschrijdende transacties. Bij volledige harmonisatie voor enkel grensoverschrijdende gevallen zal, wat betreft de geüniformeerde begrippen in het richtlijnvoorstel, betekenen dat elke lidstaat een eigen definitie kan hanteren voor ‘de consument’ bij nationale transacties. De Nederlandse regering is volgens het BNCfiche voor volledige harmonisatie wat betreft de definities, maar maakt de indruk dit niet te willen voor zuiver nationale gevallen. Een voorbeeld van een geüniformeerd begrip is ‘de consument’. Een niet-professionele partij kan, bij een onderscheid tussen nationale en grensoverschrijdende transacties, in soortgelijke situaties in het ene geval wel en in het ander geval niet als consument beschouwd worden. Bij bijvoorbeeld een consumentenovereenkomst waarbij een consument deels particulier en deels zakelijk handelt, ontstaat de situatie dat hij, afhankelijk van de woonplaats van zijn professionele wederpartij, de ene keer wel en de andere keer geen consumentenbescherming geniet. Dit acht ik, met
- 24 -
het oog op de ambitie om een interne markt te realiseren en met het oog op de rechtszekerheid, niet wenselijk. Kortom, indien uiteindelijk in de richtlijn afgeweken wordt van de volledige harmonisatie op alle terreinen en slechts een onderscheid gemaakt wordt tussen grensoverschrijdende en nietgrensoverschrijdende gevallen, zal het wat mij betreft moeilijk dan wel onmogelijk zijn om zowel een interne markt op het gebied van het consumentenrecht alsook om een eenvoudigere en modernere regelgeving tot stand te brengen. 4.6
Conclusie
Het richtlijnvoorstel is door de Nederlandse regering in haar eerste oordeel in het BNC-fiche over het algemeen positief beoordeeld. Op het eerste oog lijken een aantal stevige kritieken te worden geuit over het voorstel. Deze kritieken gaan onder meer over de bevoegdheid van Europa wat betreft binnenlandse consumententransacties, het realiseren van een interne markt door enkel een geharmoniseerd consumentenbeleid en het effect dat de richtlijn heeft op het huidige beschermingsniveau in Nederland. In het BNC-fiche worden deze implicaties en consequenties aangestipt. Echter, een duidelijke positie van de Nederlandse regering wat betreft al deze implicaties en consequenties komt niet duidelijk in het document naar voren. De regering zal op een later tijdstip hoogstwaarschijnlijk haar positie ten opzichte van de verschillende onderdelen van de richtlijn duidelijker omschrijven. Bij deze positiebepaling zal gebruikt gemaakt worden van de mening van de Commissie voor Consumentenaangelegenheden van de Sociaal Economische Raad (CCA-SER). De SER heeft op verzoek van de Nederlandse regering in juni 2009 een advies uitgebracht over de richtlijn Consumentenrechten. In dit advies, Consumentenrechten in de Interne markt 95, wordt antwoord gegeven op een aantal vragen van de regering en worden de standpunten van de SER ten opzichte van het richtlijnvoorstel kenbaar gemaakt. Dit advies staat centraal in het volgende hoofdstuk.
95
Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag.
- 25 -
5
De Sociaal Economische Raad
5.1
Inleiding
De Nederlandse regering heeft in het BNC-fiche betreffende het voorstel voor Consumentenrechten reeds aangegeven dat aan de Commissie voor Consumentenaangelegenheden van de Sociaal Economische Raad om advies gevraagd zal worden. Op 17 juni 2009 brengt de Sociaal Economische Raad een definitief advies uit: “Consumentenrechten in de Interne Markt”. 96 In dit hoofdstuk bespreek ik dit advies. Uitgangspunten in dit hoofdstuk zullen een aantal standpunten van de Sociaal Economische Raad zijn en de antwoorden op een aantal vragen van de Nederlandse regering. 97 In paragraaf 5.2 ga ik beknopt in op een aantal kenmerken van de Sociaal Economische Raad in de hoedanigheid van adviesorgaan voor de Nederlandse regering. Vervolgens komen in paragraaf 5.3 de aanleiding, het doel en de opzet van het advies aan bod. Het realiseren van een interne markt op het gebied van het consumentenrecht is een hoofddoel van de nieuwe richtlijn. Dit doel verwacht Europa door middel van een volledig geharmoniseerd consumentenrecht te realiseren. In paragraaf 5.4 wordt de visie van de Sociaal Economische Raad op de haalbaarheid van een geïntegreerde markt besproken en in paragraaf 5.5 ga ik in op de vraag onder welke voorwaarden volledige harmonisatie al dan niet gewenst is. Het lijkt erop dat het beschermingsniveau van de consument in Nederland omlaag zal gaan door het richtlijnvoorstel. In paragraaf 5.6 bespreek ik de zienswijze van de Sociaal Economische Raad wat betreft dit onderwerp. De uniformering van definities in de richtlijn komt in paragraaf 5.7 aan de orde en in paragraaf 5.7 sluit ik dit hoofdstuk af met de conclusie. 5.2
De Sociaal Economische Raad
De Sociaal Economische Raad, opgericht in 1950, is een onafhankelijk orgaan dat onder meer de Nederlandse regering en het Nederlandse parlement adviseert op sociaal en economisch gebied. De Sociaal Economische Raad, die door het Nederlandse bedrijfsleven gefinancierd wordt, bestaat uit vertegenwoordigers van ondernemers en van werknemers en uit onafhankelijke deskundigen. Bij onder meer het uitbrengen van adviezen maakt de Sociaal Economische Raad gebruik van verschillende commissies. Bij het opstellen van het Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt” is gebruik gemaakt van de Commissie voor Consumentenaangelegenheden (CCA).
96
Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag. 97 Bijlage I; Adviesaanvraag voorstel Richtlijn consumentenrechten.
- 26 -
5.3
Het advies; Consumentenrechten in de interne markt
Op 10 december 2008 is aan de Commissie voor Consumentenaangelegenheden gevraagd om advies uit te brengen over het richtlijnvoorstel Consumentenrechten. 98 Dat advies zal gebruikt worden door de Nederlandse regering bij de onderhandelingen in Brussel over de nieuwe richtlijn. De regering acht een advies van de Sociaal Economische Raad noodzakelijk in verband met het belang van het voorstel voor de consument en het bedrijfsleven 99. Aan de Commissie voor Consumentenaangelegenheden wordt in de adviesaanvraag een elftal vragen gesteld. Deze vragen hebben onder meer betrekking op het standpunt van de Raad over verschillende onderwerpen. Daarnaast wordt via deze weg om opheldering van enkele kwesties en consequenties gevraagd. De onderwerpen in het advies variëren van de wenselijkheid van volledige harmonisatie en het acceptabele beschermingsniveau van de consument tot de toepassing van de nieuwe richtlijn op nationale transacties en de lijsten van oneerlijke bedingen in Algemene Voorwaarden. Voor de onderwerpen die in deze scriptie besproken worden zijn voornamelijk hoofdstuk 2, over de context van de richtlijn, hoofdstuk 3, over volledige harmonisatie en hoofdstuk 4 over het toepassingsgebied van de richtlijn van belang. In het laatste hoofdstuk van het advies, hoofdstuk 7, wordt antwoord gegeven op de door de regering gestelde vragen. Dit hoofdstuk fungeert tevens als samenvatting. 5.4
De realisatie van een interne markt
Opvallend aan de het advies van de Sociaal Economische Raad is mijn inziens onder meer de opvatting over de realisatie van een interne markt door de invoering van de richtlijn voor Consumentenrechten. De Raad benadert de stelling van de Europese Commissie hieromtrent genuanceerd en spreekt van een meer realistische lijn: volledige harmonisatie van consumentenwetgeving kán bijdragen aan meer grensoverschrijdende handel. 100 Net als de Nederlandse regering in het BNC-fiche stelt ook de Sociaal Economische Raad dat de aanpak van de Europese Commissie niet per definitie een interne markt op het gebied van het consumentenrecht teweegbrengt. De kans bestaat dus dat het consumentenaquis op Europees niveau volledig geharmoniseerd wordt zonder dat dit uiteindelijk zal resulteren in een toename van grensoverschrijdende transacties. De SER stelt zelfs dat deze kans veel groter is dan de kans dat daadwerkelijk een interne markt ontstaat, omdat andere factoren over het algemeen genomen een veel groter effect hebben op het grensoverschrijdend gedrag van consumenten. De SER noemt onder meer factoren als taal, afstand en kwaliteit, welke over het algemeen genomen een veel groter effect hebben op het grensoverschrijdend gedrag van consumenten. Als deze factoren onveranderd blijven zal het 98
Bijlage I; Adviesaanvraag voorstel Richtlijn consumentenrechten. BNC-fiche 2008. 100 Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag, p. 20. 99
- 27 -
aantal grensoverschrijdende transacties nagenoeg gelijk blijven. “Men moet geen overdreven verwachtingen koesteren voor de grensoverschrijdende handel; een plotselinge expansie van die handel is niet te verwachten”, aldus de SER. 101 Een belangrijke conclusie uit het advies van de SER wat dit onderwerp betreft is aldus dat voor de realisatie van het hoofddoel van de Europese Commissie, het creëren van een interne markt op het gebied van het consumentenrecht, volledige harmonisatie niet noodzakelijk lijkt te zijn. In een onderzoek van Cauffman, Faure en Hartlief over de consequenties van harmonisatie voor Nederland wordt uitgebreid ingegaan op het argument van de Europese Commissie voor volledige harmonisatie van het consumentenrecht. 102 Cauffman, Faure en Hartlief menen dat het argument van de Commissie, de realisatie van een interne markt op het gebied van het consumentenrecht, zodanig algemeen en ongenuanceerd is dat het onderscheidend vermogen mist. 103 In het onderzoek, dat in beginsel als hulpmiddel dient voor de Nederlandse standpuntbepaling over het richtlijnvoorstel, wordt in reactie op de beredenering van de Commissie een zevental tegenargumenten geformuleerd. 104 Deze tegenargumenten zijn allen gegeven vanuit een rechtseconomisch oogpunt. Zo wordt in het onderzoek gesteld dat er geen sprake is van verstoorde marktvoorwaarden zolang de regels voor alle transacties binnen een lidstaat hetzelfde zijn. In het geval een consument een overeenkomst sluit in een bepaalde lidstaat is er geen sprake van een verstoring indien het niet uitmaakt of de overeenkomst gesloten is met een nationale of buitenlandse professionele partij. De verschillen bestaan aldus enkel tussen de verschillende lidstaten en deze komen de grensoverschrijdende handel juist ten goede. 105 De Europese Commissie heeft ter ondersteuning van haar argument gesteld dat een volledig geharmoniseerd consumentenrecht de kosten voor de handelaren vermindert. De handelaren hoeven immers niet in elke lidstaat een andere bedrijfsvoering door te voeren. In het onderzoek van Cauffman, Faure en Hartlief wordt dit argument bestreden door te stellen dat na harmonisering van het consumentenrecht de kosten van de handelaren nog altijd verschillend zullen zijn. Onder meer verschillen in infrastructuur, loonniveau, productiviteit en arbeidsmarkt werken deze verschillen niet weg. 106 Dit argument van de onderzoekers is naar mijn idee niet erg sterk. De verschillen in de kosten voor de handelaar blijven inderdaad bestaan en het voorstel zou zelfs, door verschillende regels voor handelsovereenkomsten en consumentovereenkomsten, kunnen leiden tot andere kostenverschillen voor handelaren. Echter, dit zijn niet de kosten waar de Europese Commissie in deze op doelt. De 101
Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag, p. 15. 102 Cauffman, Faure & Hartlief 2009. 103 Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 236. 104 Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 236-238. 105 Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 236 (1 en 2). 106 Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 236 (3).
- 28 -
Commissie doelt, mijn inziens, slechts op een reductie van de kosten voor de handelaren bij het aangaan van een grensoverschrijdende transactie. Niet op de reductie van alle mogelijke kosten voor bedrijfsvoering. Het streven is immers het bevorderen van de grensoverschrijdende handel, waarvoor de Commissie additionele kosten voor de handelaar zo veel mogelijk beoogt te beperken. Volgens het onderzoek is het argument dat enkel sprake kan zijn van een geïntegreerde markt wanneer alle regels voor alle marktdeelnemers hetzelfde zouden zijn, niet juist. Van een geïntegreerde markt kan tevens sprake zijn indien de rechtssystemen van de verschillende lidstaten verschillend zijn. Zwitserland en de Verenigde Staten zijn hiervan een goed voorbeeld. 107 Evenals in het advies van de SER, wordt ook in dit onderzoek gesteld dat niet de verschillende wetgevingen de grensoverschrijdende handel zouden beperken. Deze handel wordt aldus niet gestimuleerd bij volledige harmonisatie. Het zijn andere factoren, zoals cultuur, taal en afstand, die het grensoverschrijdend consumentengedrag beïnvloedt. 108 Daarnaast worden in het onderzoek nog twee mogelijke redenen genoemd waarom een consument liever in eigen land inkopen doet. De verschillende belastingstelsels in de lidstaten en de verschillende technische standaarden van producten zijn, volgens het onderzoek, veel meer beperking voor de grensoverschrijdende handel dan de verschillen in rechtssystemen. 109 Tot slot zijn het volgens de Commissie de bedrijven die niet graag grensoverschrijdende overeenkomsten sluiten, vanwege de verschillende regels op het gebied van het consumentenrecht in de verschillende lidstaten. 110 De onderzoekers wijzen erop dat voor kleine en middelgrote ondernemingen de kosten door een geharmoniseerd consumentenrecht weliswaar zullen afnemen, maar dat dit volgens hen niet zal leiden tot meer grensoverschrijdende handel. Het zijn juist deze kleine en middelgrote ondernemingen geweest, die volledige harmonisatie van het consumentenrecht af hebben gewezen. 111 Een belangrijke conclusie van het onderzoek van Cauffman, Faure en Hartlief is dat de redenering van de Commissie dat maximumharmonisatie van het consumentenrecht noodzakelijk zou zijn voor de interne markt niet juist is. Harmonisatie van consumentencontractenrecht zal aldus niet tot meer grensoverschrijdend verkeer leiden. 112 5.5
Volledige harmonisatie gewenst?
De SER stelt in het advies dat volledige harmonisatie kán bijdragen aan meer grensoverschrijdende handel. Voorts heeft de SER zich op het standpunt gesteld dat om deze reden volledige harmonisatie 107
Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 237 (4). Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 237 (5). 109 Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 237 (6). 110 Groenboek Herziening van het consumentenacquis van 8 februari 2007, COM(2006) 744 definitief, p. 7. 111 Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 238 (7). 112 Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 237 (4). 108
- 29 -
niet nagelaten zou moeten worden. Bij dit standpunt worden drie criteria geformuleerd aan de hand waarvan getoetst zou dienen te worden of volledige harmonisatie gewenst is. De drie criteria voor volledige harmonisatie zijn 113: 1) Realiseert het voorstel een hoog niveau van consumentenbescherming? 2) Creëert het voorstel nieuwe verplichtingen en onnodige belemmeringen voor het bedrijfsleven? 3) Bevordert het voorstel het vrij verkeer van goederen en diensten? In het advies wordt vervolgens antwoord gegeven op deze vragen. Op verschillende terreinen wordt de conclusie getrokken dat het richtlijnvoorstel niet voldoet aan de door de SER geformuleerde criteria. Consistent met het stellen van criteria aan een bepaald gevolg is mijn inziens dat bij onvoldoende aansluiting op de criteria de conclusie zou worden getrokken dat het richtlijnvoorstel dient te worden verworpen of aangepast. Desondanks stemt de SER in met volledige harmonisatie door de richtlijn, waarbij de brede reikwijdte van de richtlijn de doorslaggevende factor is geweest. De SER had wat mij betreft een correcter beeld kunnen schetsen van bijvoorbeeld een situatie waarbij volledige harmonisatie niet gewenst zou zijn. Dit is echter in het advies helaas niet aan de orde gekomen. De SER geeft echter wel aan dat een gedeeltelijke uitzondering gemaakt zou kunnen worden op de volledige harmonisatie. De volledige harmonisatie is in dat geval niet van toepassing voor een bepaalde sector of op een bepaald onderwerp. Dit zal door de Nederlandse regering echter wel onderbouwd dienen te worden. Daarbij is de aantasting van het huidige beschermingsniveau van de consument versus de bijdrage van de betreffende regeling voor de interne markt relevant. De Nederlandse regering heeft in de adviesaanvraag aan de SER gevraagd om een standpunt wat betreft de toepassing van het richtlijnvoorstel op zowel grensoverschrijdende als op nationale consumentenovereenkomsten. De SER geeft in het advies kort maar duidelijk een standpunt weer: het richtlijnvoorstel, en daarmee de volledige harmonisatie, zou op zowel grensoverschrijdende als op nationale transacties van toepassing moeten zijn. Hierbij worden twee redenen genoemd; 1) Een onderscheid past niet bij het streven naar een interne markt en 2) door technologische ontwikkelingen zal een onderscheid niet eenvoudig toe te passen zijn. De SER doelt hiermee waarschijnlijk op de vele consumententransacties die onder meer via het internet en telefoon gesloten worden. Ook Hondius, zelf lid van de Commissie voor Consumentenaangelegenheden van de SER, houdt in beginsel vast aan het principe van de volledige harmonisatie 114. Hieraan stelt hij echter wel een aantal voorwaarden. Hij is van mening dat het beschermingsniveau voor de consument daadwerkelijk zou moeten worden verhoogd. Daarnaast zegt hij dat bepaalde onderwerpen van de maximumharmonisatie
113
Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag, p. 78. 114 E. Hondius, “Europese Richtlijn consumentenrechten: geen stap terug!”, in :Hesselink & Loos 2009, p. 219.
- 30 -
zouden moeten worden uitgezonderd en dat er in bepaalde gevallen aan de lidstaten enige opties geboden zouden moeten worden. 5.6
Het beschermingsniveau van de consument
In § 5.5 werd al duidelijk dat op enkele gebieden het beschermingsniveau, volgens de SER, in het richtlijnvoorstel onvoldoende is. Voorbeelden van bepalingen in het voorstel die niet voldoende bescherming bieden aan de consument zijn de bepalingen omtrent de non-conformiteit. 115 Ook het aantal bedingen op de zwarte en grijze lijsten bij algemene voorwaarden is in het voorstel aanzienlijk kleiner dan de in de huidige Nederlandse wetgeving. 116 De SER heeft zich de vraag gesteld of een overgang van minimumharmonisatie naar maximumharmonisatie, als dit ten koste gaat van het in sommige lidstaten bestaande hogere beschermingsniveau, wenselijk is. Indien, zo stelt de Sociaal Economische Raad, de overgang van minimum- naar maximumharmonisatie over het geheel genomen zorgt voor een hoger beschermingsniveau binnen Europa, is een dergelijke overgang toegestaan. 117 Deze redenering van de SER is te volgen en het is prima voor te stellen dat de omzetting van minimum- naar maximumharmonisatie, welke een groot impact kan hebben op de nationale wetgevingen van lidstaten, te verantwoorden is indien hierdoor het gemiddelde beschermingsniveau omhoog gaat. Opvallend is wel de kijk van Loos op deze kwestie. Ik verwijs graag naar § 3.4, waarin ik Loos citeer. Hij stelt in 2008 dat het richtlijnvoorstel in geen enkel land lijkt te leiden tot een significante verhoging van het huidige niveau van consumentenbescherming. Daarentegen zal het beschermingsniveau in de consumentvriendelijke landen aanzienlijk dalen. Zoals in § 5.5 reeds vermeld heeft ook de Sociaal Economische Raad aangegeven dat de richtlijn op meerdere punten niet voldoende bescherming biedt aan de consument. Er kan aldus sprake zijn van een verhoogd beschermingsniveau in heel Europa door de omzetting van minimum- naar maximumharmonisatie. Deze stijging zal echter hooguit allerkleinst zijn. In het licht hiervan is wat mij betreft de verantwoording dat een overgang van minimum- naar maximumharmonisatie geoorloofd is, omdat het niveau van consumentenbescherming in heel Europa stijgt, erg mager. De Sociaal Economische Raad geeft in het advies enkel aan dat de ingrijpende omzetting geoorloofd is indien er sprake is van een stijging van het gemiddelde beschermingsniveau, maar gaat helaas niet in op de vraag of de omzetting tevens proportioneel is ten opzichte van het gestegen beschermingsniveau.
115
Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag, p. 78. 116 Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag, p. 78. 117 Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag, p. 24.
- 31 -
Ter advisering van de Nederlandse regering stelt de Sociaal Economische Raad tot slot dat Nederland kan verzoeken om een zogeheten non-regressieclausule 118. Bij een dergelijke clausule, die overigens door de Europese Raad en het Europees Parlement reeds eerder is geaccepteerd 119 wordt de volledige harmonisatie voor een vooraf bepaalde periode niet van toepassing verklaard. Dit stelt de toepassing van de volledige harmonisatie slechts uit. 5.7
Het consumentbegrip; wel of niet harmoniseren?
De Commissie voor Consumentenaangelegenheden van de Sociaal Economische Raad gaat in het advies helaas opvallend kort in op de uniformering van definities door de nieuwe richtlijn. Het uniformeren en volledig harmoniseren van de begrippen binnen het consumentenrecht, zo ook het consumentbegrip, zoals dit door de Europese Commissie is voorgesteld wordt volledig gesteund door de SER. De Europese wetgeving wordt hiermee gesimplificeerd en bij zowel de consument als bij het bedrijfsleven wordt eventuele verwarring wat betreft de afbakening en uitleg van de begrippen weggenomen. De discussie omtrent de bescherming van de consument die deels voor particuliere en deels voor zakelijke doeleinden handelt wordt door de Commissie voor Consumentenaangelegenheden niet aangesneden. Ik ga er dan ook vanuit dat een partij die grotendeels voor particuliere doeleinden en in mindere mate voor zakelijke doeleinden handelt bij het aangaan van een overeenkomst met een professionele wederpartij wat betreft de SER niet gezien kan worden als een consument. Een particulier zoals in het Gruber-arrest, maar ook de consument die een computer koopt om daar zowel privé spelletjes op te spelen als om op te werken wordt aldus niet als consument beschermd bij bijvoorbeeld wanprestatie of non-conformiteit. 120 Tot slot wordt in het advies tot mijn spijt niet ingegaan op de keuze van de Europese Commissie om bij de vaststelling van het consumentbegrip niet uit te gaan van de definitie zoals deze geformuleerd is in de Common Frame of Reference. 5.8
Conclusie
In beginsel heeft de SER het richtvoorstel voor consumentenrechten van de Europese Commissie positief beoordeeld. Ondanks de conclusie dat volledige harmonisatie in Europa niet noodzakelijk leidt tot een interne markt stemt de SER in met deze vorm van harmoniseren. Echter, of volledige harmonisatie wenselijk is wordt aan de hand van drie geformuleerde criteria beoordeeld. Na deze toets blijkt dat het richtlijnvoorstel zoals dat door de Europese Commissie is voorgesteld op verschillende 118
Ook wel verslechteringsverbod genoemd. Hofhuis 2006, p. 101. Richtlijn 2005/29/EG, art. 3 lid 5. 120 Loos 2008, p. 174. 119
- 32 -
terreinen ontoereikend is. De brede reikwijdte van de richtlijn doet de SER echter alsnog instemmen met volledige harmonisatie. De SER noemt hierbij de mogelijkheid om een bepaalde sector of op een bepaald onderwerp uit te sluiten van volledige harmonisatie. Over de toepassing van het richtlijnvoorstel op zowel grensoverschrijdende als op binnenlandse consumentenovereenkomsten laat de Commissie zich tevens positief uit. De essentie van het streven naar een geïntegreerde markt en technologische obstakels zijn de redenen voor dit standpunt. De overgang van minimum- naar maximumharmonisatie door het richtlijnvoorstel is volgens de SER geoorloofd, maar de SER geeft hierbij de mogelijkheid om de volledige harmonisatie uit te stellen voor een bepaalde periode. Helaas lijkt het erop dat er weliswaar sprake is van een stijgend niveau van consumentenbescherming, deze zal echter uiterst gering zijn. De SER vindt blijkbaar dat de drastische omzetting van minimum- naar maximumharmonisatie proportioneel is ten opzichte van het niveau van consumentenbescherming dat de richtlijn zal bieden. Op de uniformering van definities in de nieuwe richtlijn, waarvoor volledige steun is van de SER, gaat het advies summier in.
- 33 -
6
Conclusie
6.1 Inleiding Leidt een restrictieve uitleg van het consumentbegrip tot een teruggang van de consumentenbescherming in Nederland? Dit is de vraag die centraal heeft gestaan in deze scriptie. Het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn voor consumentenrechten van 8 oktober 2008 is voor mij de aanleiding geweest om deze vraag te stellen. Om een antwoord te kunnen geven op deze vraag is het voor dit onderzoek essentieel geweest om te kijken naar de gevolgen van de volledige harmonisatie, die het richtlijnvoorstel met zich meebrengt, op het beschermingsniveau van consumenten in Nederland en in Europa. Ik heb daarbij gebruik gemaakt van de vele reacties op het richtlijnvoorstel. Deze reacties zijn voornamelijk afkomstig van rechtsgeleerden, de Nederlandse regering en de Sociaal Economische Raad. Daarnaast heb ik voor mijn onderzoek gebruik gemaakt van de meest relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie. In dit hoofdstuk formuleer ik de conclusies naar aanleiding van het onderzoek en geef ik antwoord op mijn onderzoeksvragen. 6.2 Slotconclusies. Het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie beoogt de verschillen in de verschillende nationale wetgevingen van de lidstaten weg te nemen. Dit wordt gedaan door middel van volledige harmonisatie. De mogelijkheid voor de lidstaten om aanvullende regels ten behoeve van de consument door te voeren zal hierdoor verdwijnen. Naast het harmoniseren van de wetgevingen streeft Europa naar een juist evenwicht tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. De belangrijkste doelen die de Commissie heeft gesteld zijn 1) het creëren van een interne markt op het gebied van het consumentenrecht en 2) het vergroten van het vertrouwen van consument in de grensoverschrijdende handel. In deze scriptie is onderzocht of de Europese Commissie zowel een harmonisatie van de wetgevingen kan realiseren en daarnaast een hoog beschermingsniveau van de consument kan waarborgen.
Maximumharmonisatie en een geïntegreerde markt. Het richtlijnvoorstel heeft in Nederland een groot aantal, over het geheel genomen zeer kritische, reacties uitgelokt. Deze reacties zijn onder meer afkomstig van vele juridische en rechtseconomische auteurs, de Nederlandse regering en de Sociaal Economische Raad. De keuze van de Europese Commissie voor maximumharmonisatie stuit op de meeste kritiek, welke zich met name richt op de bewering van de Commissie dat maximumharmonisatie noodzakelijk is voor de realisatie van een interne markt en het vergroten van het consumentvertrouwen in grensoverschrijdende handel. Men twijfelt er sterk aan of maximumharmonisatie een interne markt zal creëren. Volgens sommigen
- 34 -
hebben andere factoren dan de verschillen in wetgevingen, zoals taal, afstand en cultuur, een veel groter effect op het grensoverschrijdend gedrag van consumenten. Deze factoren blijven, ook na invoering van een richtlijn voor consumentenrechten, echter bestaan. 121 Anderen poneren zelfs dat maximumharmonisatie de internationale handel vooral zal belemmeren. De verschillende wetgevingen van de lidstaten op het gebied van het consumentenrecht zijn juist bevorderlijk voor een interne markt. 122 Concurrentie en verscheidenheid gaan prima samen met een geïntegreerde markt. De Nederlandse regering en de SER stellen, evenals vele auteurs, dat andere factoren dan de verschillende wetgevingen meer invloed hebben op de internationale handel en zij twijfelen aldus ook of maximumharmonisatie daadwerkelijk zal leiden tot een geïntegreerde markt. Zowel de SER als de Nederlandse regering heeft echter in de reactie op het richtlijnvoorstel ingestemd met de maximumharmonisatie. Dat de Nederlandse regering en de SER hiermee instemmen heeft onder meer te maken met een arrest van het Hof van Justitie. 123 Op grond van dit arrest mag het voorstel uitgaan van volledige harmonisatie indien, over het geheel genomen, het beschermingsniveau van de consument in de gehele EU hierdoor omhoog gaat. Het beschermingsniveau van de consument Het niveau van consumentenbescherming betreft een groot kritiekpunt van vele auteurs, de Nederlandse regering en de SER. Vrijwel iedereen het erover eens dat de stijging van het beschermingsniveau in de gehele EU zeer gering zal zijn. In het voorstel zijn de huidige richtlijnbepalingen opgenomen. De huidige richtlijnbepalingen gaan grotendeels uit van minimumharmonisatie. Het minimumniveau van nu wordt als het ware het maximum door de volledige harmonisatie. Feitelijk betekent dit dat de lidstaten alle aanvullende bepalingen ten behoeve van de consument uit hun nationale wetgevingen dienen te schrappen en het niveau dienen aan te passen aan het niveau van het richtlijnvoorstel. Dit wordt door sommige auteurs gezien als een te groot ingrijpen in de vertrouwde nationale rechtssystemen van de lidstaten. Zij stellen dat dit onwenselijk is. 124 De SER heeft, naast vele anderen, geoordeeld dat het voorstel wat betreft het niveau van bescherming onvoldoende toereikend is. 125 Concluderend kan men stellen dat het voorstel van de Commissie in Nederland zal leiden tot een verlaging van het beschermingsniveau van consumenten, terwijl anderzijds onzeker is of er uiteindelijk sprake zal zijn van een toegenomen consumentvertrouwen in de grensoverschrijdende handel en van het daadwerkelijk verwezenlijken van een interne markt.
121
Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag, p. 15. 122 Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 236 (1 en 2). 123 Hof van Justitie 25 april 2002, zaak C-183/00, Jur 2002, I-3901 (González Sánchez v. Medicina Asturiana). 124 Loos 2008, p. 173. 125 Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag, p. 78.
- 35 -
De consument begrip In de reacties op het voorstel zijn vele aanbevelingen gedaan wat betreft het voorkomen van een te groot verlies van consumentenbescherming enerzijds en anderzijds over verschillende wijzen waarop een interne markt wel tot stand zou kunnen komen. Dit onderzoek beperkt zich tot de uitleg van het consumentbegrip en de gevolgen hiervan voor de consument onder de huidige bepalingen van het richtlijnvoorstel. Om te voorkomen dat een particulier, die deels zakelijke belangen en deels privébelangen heeft, bij het aangaan van een overeenkomst met een professionele wederpartij wordt uitgesloten van consumentenbescherming kan het richtlijnvoorstel niet in de huidige vorm aangenomen worden. In dit onderzoek worden twee aanbevelingen gedaan om deze groep particulieren alsnog passende bescherming te bieden. 1) De definiëring van het consumentbegrip in het voorstel kan ongewijzigd blijven indien de uiteindelijke richtlijn uitgaat van minimumharmonisatie. In dat geval kunnen de lidstaten alsnog zelf bepalen of het consumentbegrip ruimer kan worden uitgelegd. 2) In de definitieve richtlijn dient een andere definitie van ‘consument’ te worden gehanteerd. Het Draft Common Frame of Reference bevat een dergelijk geschikte definitie, die ruimte laat voor uitbreiding. In het DCFR is de ‘consument’ gedefinieerd als: ‘any natural person who is acting primarily for purposes which are not related to his or her trade, business or profession’. 126 Aan de hand van deze definitie kan de nationale rechter per geval beslissen of een contractspartij in de gegeven omstandigheden als consument beschouwd dient te worden. De particulier die een laptop koopt om op te gamen, maar deze ook gebruikt om bij wijlen op te werken wordt aan de hand van deze definiëring bij de koop in beginsel wel aangemerkt als consument. In het geval van bijvoorbeeld wanprestatie door de handelaar of non-conformiteit kan deze particulier aldus rekenen op gepaste consumentenbescherming. 127 De definitie uit het DCFR spreekt immers over een persoon die voornamelijk handelt voor doeleinden die niet gelegen zijn in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat de restrictieve uitleg van het consumentbegrip op zich niet leidt tot een teruggang in consumentenbescherming. De term ‘consument’ kan prima restrictief worden uitgelegd zonder dat dit het niveau van bescherming aantast. In het Di-Pinto-arrest is reeds geoordeeld dat een dergelijke uitleg door Europa de lidstaten niet in de weg staat om de term in de nationale wetgevingen ruimer te interpreteren. 128 Echter, het richtlijnvoorstel gaat uit van volledige harmonisatie. Dit betekent dat de lidstaten de definitie over dienen te nemen in de nationale wetgevingen zonder dat de mogelijkheid blijft bestaan om de definitie ruimer te interpreteren. De Europese Commissie heeft de volledige harmonisatiebepalingen op richtlijnvoorstel toegepast, omdat deze onder meer zouden resulteren in 126
Von Bar, Clive & Schulte-Nölke 2009, art. I. I.-1:105(1), p. 178. Loos 2008, p. 174. 128 Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189, (Di Pinto), r.o. 22. 127
- 36 -
een interne markt op het gebied van het consumentenrecht. Uit dit onderzoek blijkt dat dit argument over het geheel genomen niet volledig wordt ondersteund. Over het algemeen wordt gesteld dat, indien gekozen wordt voor volledige harmonisatie, het vertrouwen van de consument niet zal toenemen, maar eerder zal leiden tot een verlies van het consumentvertrouwen in grensoverschrijdende handel. 129 Voor de realisatie van het doel van de Europese Commissie, het creëren van een interne markt op het gebied van het consumentenrecht, lijkt volledige harmonisatie aldus niet noodzakelijk te zijn. Andere factoren, zoals cultuur en taal, hebben een grotere invloed op het grensoverschrijdend gedrag van consument. 130 Deze factoren worden door de volledige harmonisatie van de wetgevingen niet weggenomen, waardoor van een toenemende grensoverschrijdende handel nauwelijks gesproken zal kunnen worden. Anderen beweren juist dat het hebben van verschillende wetgevingen in de verschillende lidstaten op het gebied van het consumentenrecht juist bevorderlijk is voor een interne markt. Concurrentie en verscheidenheid gaan prima samen met een geïntegreerde markt. 131
129
Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 236 (3). J.M. Smits, “Consumentenrecht: steeds meer een Europese zaak?”, in: Hesselink & Loos 2009, p. 106. 131 Cauffman, Faure & Hartlief 2009, p. 236 (1 en 2). 130
- 37 -
Lijst van afkortingen art.
artikel
b2c
Business to consumer
BW
Burgerlijk Wetboek
CCA
Commissie voor Consumentenaangelegenheden
CFR
Common Frame of Reference
DCFR
Draft Common Frame of Reference
dr.
doctor
eds.
editors
EG
Europese Gemeenschap
EEG
Europese Economische Gemeenschap
EU
Europese Unie
HvJ
Hof van Justitie
Jur.
Jurisprudentie Hof van Justitie van de EG (tot 1989)
Jur. I
Jurisprudentie Hof van Justitie van de EG (sinds 1990)
mr.
meester in de rechten
NJB
Nederlands Juristenblad
NTBR
Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht
p.
pagina
Pb.
publicatieblad
prof.
professor
red.
redactie
r.o.
rechtsoverweging
SER
Sociaal Economische Raad
TvC
Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken
UvA
Universiteit van Amsterdam
v.
versus
WPNR
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie
IX
Literatuurlijst Boeken Hendrikse, Van Huizen & Rinkes 2008 M.L. Hendrikse, H.J.G. van Huizen en J.G.J. Rinkes (red.), “Verzekeringsrecht praktisch belicht”, Deventer: Kluwer 2008. Hesselink & Loos 2009 M.W. Hesselink & M.B.M. Loos (red.), “Het voorstel voor een Europese richtlijn consumentenrechten”, Den Haag: Boom 2009. Hofhuis 2006 Y. Hofhuis, “Minimumharmonisatie in het Europees recht: begrip, vormen en gevolgen”, Deventer: Kluwer 2006. Hondius & Rijken 2006 E.H. Hondius en G.J. Rijken (red.), “Handboek Consumentenrecht”, Zutphen: Paris 2006. Von Bar, Clive & Schulte-Nölke 2009 Chr. von Bar, E. Clive & H. Schulte-Nölke (eds.), “Principles, Definitions and Model Rules on European Private Law, Draft Common Frame of Reference, Outline edition”, München: Sellier European Law Publishers, 2009. Artikelen Cauffman, Faure & Hartlief 2010 C.A.N.M.Y. Cauffman, M.G. Faure en T. Hartlief, “Het richtlijnvoorstel consumentenrechten: quo vadis?”, Contracteren, oktober 2010/3, p. 72-79. Duivenvoorde 2010 B.B. Duivenvoorde, “Consument of handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf? Het Bundesgerichtshof doet uitspraak”, TvC 2010/4, p. 176-180. Loos 2005 M.B.M. Loos, “Het begrip ‘consument’ in het Europese en Nederlandse privaatrecht”, WPNR 2005, p. 771-772.
X
Loos 2008 M.B.M. Loos, “Herziening van het consumentenrecht: een teleurstellend richtlijnvoorstel”, TvC 2008/5, p. 173-178. Loos 2009 M.B.M. Loos, “Volledige harmonisatie van het Europese consumentenrecht: voorzichtigheid geboden!”, TvC 2009-2, p. 33-36. Wetten- en regelgeving Geconsolideerde versie van het verdrag betreffende de Europese Unie en het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van 9 mei 2008, Pb 2008, C 115/01. Resolutie van de Raad van 14 april 1975 betreffende een eerste programma van de Europese Economische Gemeenschap voor een beleid inzake bescherming en voorlichting van de consument, Pb 1975, C 92/1. Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, Pb L 31 december 1985, 372/31. Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, Pb L 21 april 1993, 95/29. Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten, Pb L 4 juni 1997, 144/19. Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, Pb L 7 juli 1999, 171/12. Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad, Pb 9 oktober 2002, 271/16.
XI
Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (Richtlijn oneerlijke handelspraktijken), Pb L 11 juni 2005, 149/22. Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad, Pb L 22 mei 2008, 133/66. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten, 8 oktober 2008, COM(2008) 614 definitief. Adviezen BNC-fiche 2008 BNC-fiche: Richtlijn Consumentenrechten, 4 december 2008, nr. 22112/742, (http://www.europa-nu.nl/9353000/1/j9vvh6nf08temv0/vi40f133xhzw). Cauffman, Faure & Hartlief 2009 C.A.N.M.Y. Cauffman, M.G. Faure en T. Hartlief, “Harmonisatie van het consumentencontractenrecht in Europa: Consequenties voor Nederland”, Maastricht/Rotterdam: METRO, University of Maastricht, Erasmus University Rotterdam (Institute of Law and Economics), 26 maart 2009. Groenboek Herziening van het consumentenacquis van 8 februari 2007, COM(2006) 744 definitief. Nederlandse reactie op het Groenboek inzake de herziening van het consumentenacquis. (http://ec.europa.eu/consumers/cons_int/safe_shop/acquis/responses/ms_netherlands.pdf) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees verbintenissenrecht en de herziening van het acquis: verdere maatregelen, 11 oktober 2004, COM(2004) 651 definitief.
XII
SER (2007) Sociaal Economische Raad, Advies “Groenboek Herziening van het consumentenacquis”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 31 mei 2007, Den Haag. SER (2009) Sociaal Economische Raad, Advies “Consumentenrechten in de Interne Markt”, Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Publicatienr. 5, 17 juni 2009, Den Haag. Jurisprudentie Hof van Justitie 16 juli 1998, zaak C-210/96, Jur. 1998, p. I-4657 (Gut Springenheide). Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak C-361/89, Jur 1991, p. I-1189 (Di Pinto). Hof van Justitie 25 april 2002, zaak C-183/00, Jur 2002, I-3901 (González Sánchez v. Medicina Asturiana). Hof van Justitie 20 januari 2005, zaak C-464/01, NJB 2005, p. 1347 (Gruber v. Bay Wa AG).
XIII
Bijlage I: Adviesaanvraag voorstel richtlijn consumentenrechten
http://www.stvda.nl/~/media/Files/Internet/Adviesaanvragen/2008/adviesaanvraag_20081210. ashx
XIV