Hoofdstuk 1
Inleiding
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
Inhoudsopgave
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3
Inleiding Inschrijving, begeleiding en beoordeling van de scriptie Het schrijven van een scriptie
3 7 13
tekst
J.G. Brouwer en C.J.H. Jansen, ´Over recht en krom schrijven´, Ars Aequi 1998, blz. 169-177
19
Hoofdstuk 1
Inleiding
Hoofdstuk 1
Inleiding
U heeft deel 1 van de mastercursus Voorbereiding onderzoek met succes afgerond. Nu staat u voor de taak om een scriptie te schrijven ter afronding van uw opleiding. Het vervaardigen van een scriptie in de masterfase van de opleiding Rechtsgeleerdheid is geen gemakkelijke opgave. U moet met een grote mate van zelfstandigheid een vraagstelling formuleren, onderzoek doen om die vraag te beantwoorden en schriftelijk verslag doen van het gehele onderzoek. Om binnen de beschikbare tijd de scriptie tot een goed einde te brengen is het van belang dat u vanaf het begin planmatig en gestructureerd te werk gaat. Deze handleiding bouwt voort op hetgeen in voormelde cursus aan bod is geweest en geeft u nadere ondersteuning bij het werken aan de scriptie. Een belangrijke rol daarbij is weggelegd voor uw scriptiebegeleider. Uw scriptiebegeleider kan u verder helpen om de aanwijzingen uit deze handleiding te ‘vertalen’ naar uw eigen situatie. In het onderstaande bespreken we in algemene zin de leerdoelen van de scriptie, de hoofdfasen voor het maken van een scriptie en de opzet van deze handleiding. Wat is een scriptie? We geven de volgende omschrijving van een scriptie: een door de student vervaardigde schriftelijke wetenschappelijke verhandeling van hoog niveau (afsluiting masteropleiding) over een bepaald, in de regel vrij gekozen onderwerp van juridische aard. In deze verhandeling is een wetenschappelijk verantwoorde vraagstelling vervat waarop op basis van juridische bronnen getracht wordt een oorspronkelijk en juridisch-wetenschappelijk goed gemotiveerd antwoord te geven, zodat het resultaat geacht mag worden een bijdrage te zijn tot de wetenschappelijk verantwoorde kennis van het recht. De scriptie moet als zodanig aansluiten bij de leerdoelen van de masteropleiding Rechtswetenschappen aan de Open Universiteit Nederland. Leerdoelen van de scriptie Door het vervaardigen van een scriptie doet u ervaring op met het zelfstandig opzetten en uitvoeren van een wetenschappelijk onderzoek en met het schriftelijk en mondeling presenteren daarvan. Meer specifiek leert u: – een scriptieonderwerp te kiezen en dat op creatieve wijze om te zetten in een hanteerbare probleemstelling – langere tijd aan één probleem te werken – eerder verworven kennis en vaardigheden te gebruiken voor het uitwerken van een probleemstelling – uit diverse bronnen voor de probleemstelling relevante informatie te putten – deze informatie te selecteren en te ordenen
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
– een complex geheel van gegevens onder te brengen in een helder, goed onderbouwd en systematisch opgezet betoog – eigen conclusies en meningen te formuleren, eventuele aanbevelingen te verbinden aan onderzoeksresultaten en deze resultaten in een breder kader te plaatsen – het onderzoek schriftelijk en mondeling te presenteren. Bij het schrijven van een scriptie is er – in overleg met scriptiebegeleider en/of examinator – voldoende ruimte om uw eigen interesses en voorkeuren te volgen. Misschien heeft u een bijzondere interesse in een bepaald deelgebied van het recht, of een bepaalde voorkeur voor de wijze waarop u uw onderzoek wilt uitvoeren. Bespreek dergelijke voorkeuren met uw begeleider of de facultaire scriptiecoördinator zodat ze in uw scriptieonderzoek kunnen worden meegenomen. Ook de mogelijkheid om de scriptie in fasen (onderdelen) ter bespreking dan wel goedkeuring aan uw scriptiebegeleider voor te leggen, kan worden besproken. Drie fasen bij het schrijven van een scriptie Bij het schrijven van een scriptie gaan we uit van een onderscheid in drie hoofdfasen. Elke fase beslaat ongeveer een derde van de totaal beschikbare tijd. Dit betreft het vervaardigen van de scriptie; er is natuurlijk nog een voorfase, de fase van het zogenoemde ´inlezen´ over een onderwerp (of meerdere onderwerpen), teneinde u een overzicht en eerste inzicht te verschaffen in de materie die het voorwerp van uw scriptieonderzoek zal worden, dan wel met het oog op het uitwerken van de probleemstelling. Deze voorfase zal doorgaans overlappen met de cursus Voorbereiding onderzoek. De drie hoofdfasen die daarop volgen bij het schrijven van de scriptie zijn weergegeven in figuur 1. 1 2 3
FIGUUR 1
De drie fasen bij het schrijven van een scriptie
De tijd loopt in het schema van links naar rechts. U ziet dat het verzamelen en verwerken van gegevens voor een groot deel overlapt met het maken van het onderzoeksplan. Voor het maken van een goed en haalbaar onderzoeksplan is raadpleging van juridisch bronnenmateriaal, zoals wet, literatuur en jurisprudentie onontbeerlijk. Fase 2 overlapt niet zelden ook deels met het daadwerkelijk schrijven van de scriptie. We willen hiermee aangeven dat u tijdens het schrijven wellicht enkele aanvullende zaken wilt nazoeken of uitzoeken. We raden u echter aan om ervoor te zorgen dat u over alle benodigde gegevens beschikt voordat u met het schrijven van de eigenlijke scriptie begint. U heeft dan de zekerheid dat u het juiste materiaal heeft om de scriptie tot een goed einde te brengen, en dat geeft u de nodige rust om u op het schrijven zelf te kunnen concentreren. Indien het tijdpad van het schrij-
Hoofdstuk 1
Inleiding
ven lang is, dient u oog te hebben voor actualisering (het ´verversen´) van uw materiaal. Fase 3 en 1 overlappen elkaar niet in het schema. U moet niet beginnen met schrijven voordat u een onderzoeksplan hebt waarvan uzelf en uw begeleider denken dat het binnen uw tijdsplanning naar uw beider tevredenheid te realiseren is, en alvorens die afspraak deugdelijk is vastgelegd en goedgekeurd. Wanneer u in een te vroeg stadium begint met het schrijven bestaat de kans dat u op een verkeerd spoor terechtkomt en dat u veel werk voor niks doet. Met schrijven bedoelen we in dit verband uiteraard het schrijven van hoofdstukken voor de scriptie. Schrijven in de zin van aantekeningen maken om uw gedachten of uw materiaal te ordenen, doet u natuurlijk wel vanaf het begin. Opzet en gebruik van deze handleiding Deze handleiding beoogt u steun te bieden bij het vervaardigen van uw scriptie. In hoofdstuk 2 gaan we in op procedurele aspecten rond inschrijving, begeleiding en beoordeling van de scriptie, zoals die bij de Open Universiteit Nederland voor de faculteit Rechtswetenschappen gelden. In hoofdstuk 3 wordt kort ingegaan op het schrijven van de scriptie. Voor nadere uitwerkingen en specifieke tips en hulpmiddelen verwijzen we naar de cursus Juridische vaardigheden 2, alsmede naar de cursus Voorbereiding onderzoek.
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
Hoofdstuk 2
Inschrijving, begeleiding en beoordeling van de scriptie
Hoofdstuk 2
Inschrijving, begeleiding en beoordeling van de scriptie
1
De formele procedure
1.1
TOELATINGSVOORWAARDEN
Voor de cursus Voorbereiding onderzoek geldt als ingangseis een afgerond en behaald bachelordiploma en dienen eveneens vijf modulen uit de masteropleiding te zijn behaald. Voor de scriptie gelden de volgende ingangseisen: 1. Deelname aan de scriptie is pas mogelijk nadat 30,1 studiepunten (7 modulen) van de masteropleiding zijn behaald. 2. Voor deelname aan de scriptie met het accent op een bepaald rechtsgebied dient uit het competentiegerichte gebonden keuzedeel in ieder geval het blok van het betreffende rechtsgebied te zijn gekozen, c.q. vrijgesteld en dient in ieder geval deel 1 van het vak Voorbereiding onderzoek met goed resultaat te zijn afgerond. Voor studenten die een internationaalrechtelijke scriptie willen schrijven geldt tevens dat één van de twee keuzevakken Internationaal recht en Europees recht dient te zijn behaald. Studenten die vóór 1 september 2007 meer dan 8,6 studiepunten aan keuzevakken hebben besteld of reeds hebben afgerond en/of hiervoor vrijstelling hebben, hoeven het vak Voorbereiding onderzoek niet te doen. Deze studenten mogen twee extra keuzemodulen inbrengen. Inschrijving voor de scriptie is voorbehouden aan studenten die formeel zijn toegelaten tot de masteropleiding Nederlands recht. Inschrijving is eerst mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de examinator. De scriptie omvat 12,9 studiepunten. Voor overige informatie inzake toelating tot de scriptie wordt verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling WO masteropleiding Nederlands recht en de daarbij behorende Uitvoeringsregeling. Omvang van de scriptie De studiebelasting van de scriptie is 12,9 studiepunten (u kunt aldus uitgaan van ongeveer 360 uur). De omvang van de scriptie bedraagt minimaal 30 en maximaal 60 pagina´s A4, exclusief titelpagina, inhoudsopgave, noten en literatuurlijst. Werken in tweetallen Studenten kunnen in tweetallen een scriptie maken, mits ieders bijdrage expliciet gemaakt wordt. De omvang van de scriptie bedraagt in dit geval minimaal 60 en maximaal 120 pagina´s.
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
De procedure bij de inschrijving Voordat u zich officieel voor de scriptie inschrijft, zet u de volgende stappen: 1 U kiest zelf een onderwerp, dan wel: u kiest in overleg met de beoogde scriptiebegeleider een onderwerp. Mogelijk is ook dat een aantal scriptieonderwerpen wordt aangereikt door de faculteit; u kunt dan daaruit een keuze maken. 2 U stuurt uw voorstel voor een scriptieonderwerp naar de scriptiecoördinator van de faculteit Rechtswetenschappen (mw. M.P.W. Wigman,
[email protected]). Deze legt het voorstel voor aan de hoogleraar die voor het desbetreffende vakgebied verantwoordelijk is. Vervolgens wordt bezien of het onderwerp geschikt is voor het maken van een juridische (master)scriptie en of een geschikte begeleider voor de scriptie gevonden kan worden. In de correspondentie met de scriptiecoördinator vermeldt u de volgende punten: – het onderwerp waarnaar uw voorkeur uitgaat – de probleemstelling – de ideeën, voor zover u ze op dat moment hebt, over de wijze waarop u het onderwerp wilt gaan uitwerken – eventueel de naam van de studiebegeleider met wie u contact hebt gehad over de keuze van uw onderwerp – het diplomaprogramma dat u volgt, en de stand van uw studieresultaten in verband met toelating tot het scriptietraject (zie hierna). De scriptiecoördinator geeft u vervolgens informatie over ondermeer: – wel/niet goedkeuring van het onderwerp en de gevolgen daarvan – eventuele eisen voor de invulling van het onderzoeksplan – eisen betreffende aanpassing van het onderzoeksplan – uitwerking van het onderwerp – wie uw begeleider wordt – wie uw examinator wordt. 3 U schrijft zich in voor de scriptie op de wijze zoals die ook voor andere cursussen gebruikelijk is, nadat u van ons hiervoor schriftelijk toestemming heeft gekregen. Uw begeleider en examinator ontvangen bericht ten teken dat de begeleiding kan beginnen. U gaat (in overleg met uw begeleider) vervolgens werken aan het onderzoeksplan (voor het maken van een onderzoeksplan verwijzen wij naar de cursus Juridische vaardigheden 2, deel I van bijlage 1: Handleiding bij het uitvoeren van juridische schrijfopdrachten, alsmede naar de cursus Voorbereiding onderzoek). De procedure bij de begeleiding en de beoordeling 4 Uw definitieve onderzoeksplan levert u in tweevoud ter goedkeuring in bij uw scriptiebegeleider. De begeleider bespreekt het onderzoeksplan met de examinator. Pas wanneer uw begeleider en examinator uw onderzoeksplan hebben goedgekeurd, kunt u begeleiding krijgen bij het eigenlijke schrijven van de scriptie.
Hoofdstuk 2
Inschrijving, begeleiding en beoordeling van de scriptie
5 Wanneer de begeleider uw laatste conceptversie van de scriptie (in samenspraak met de examinator) heeft goedgekeurd, stuurt u hem of haar drie ingebonden exemplaren van de definitieve versie. Eén exemplaar is voor het scriptiearchief van de faculteit, één voor de examinator en één voor de begeleider zelf. De kosten van deze exemplaren zijn voor uw rekening. Tevens wordt een elektronische versie van de scriptie ingeleverd bij de scriptiecoördinator. De faculteit is aangesloten bij het Urkund-project (scriptiedatabase) en kan scripties ter (fraude)toetsing voorleggen. 6 U verdedigt de scriptie mondeling tegenover de examinator en de begeleider. Indien de examinator tevens begeleider is, zal bij de mondelinge verdediging tevens een assessor aanwezig zijn. 7 De examinator stelt, mede op basis van de mondelinge verdediging het eindcijfer voor de scriptie vast en geeft dit door aan de Commissie voor de Examens. Indien de examinator tevens begeleider is, geeft de assessor de examinator een advies voor de beoordeling. De Commissie voor de Examens deelt u formeel de uitslag van de beoordeling mee en zorgt voor de toezending van het certificaat. Beroep tegen de uitslag is mogelijk conform de vigerende beroepsprocedure. 8 De faculteit streeft ernaar om scripties na succesvolle afronding digitaal openbaar te maken op het intranet van de Open Universiteit. We gaan ervan uit dat dit uw instemming heeft. Mocht u daartegen bezwaar hebben, dan kunt u dit kenbaar maken aan de scriptiecoördinator. 2
De criteria waarop de scriptie wordt beoordeeld
In deze paragraaf bespreken we de criteria waaraan uw scriptie moet voldoen. Scripties (mastertheses) aan juridische faculteiten worden doorgaans beoordeeld op de volgende punten: – Heeft de auteur het onderwerp op volledige wijze behandeld? (is er een probleemstelling, een oplossing en onderbouwing mede aan de hand van literatuur?) – Is sprake van een wetenschappelijke benadering van het onderwerp, blijkend uit originaliteit, grondigheid en diepgang? Dit kan onder meer naar voren komen uit het rechtsvergelijkend aspect, een volledig en grondig onderzoek, maar tevens uit originaliteit en het bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het recht? – Heeft de auteur het onderwerp persoonlijk en op een originele wijze verwerkt (d.w.z. analyserend in plaats van zuiver descriptief) en heeft het een zekere praktische relevantie? – Leent de scriptie zich in principe voor publicatie in een vaktijdschrift (wat betreft originaliteit, grondigheid, diepgang, inhoud en opbouw, omvang, bijdrage aan wetenschap en/of praktijk)? – Geeft de auteur blijk van bekwaamheid in het doen van analytisch onderzoek en analytisch denkvermogen? ��. Voor de scriptiebeoordeling wordt tevens rekening gehouden met de criteria voor juridische wetenschappelijke publicaties, zoals ondermeer neergelegd in het rapport ´Naar prestatie-indicatoren voor rechtswetenschappelijk onderzoek´, Rapport van de Commissie Prestatieindicatoren en ranking, ingesteld door het Disciplineoverlegorgaan Rechtsgeleerdheid (DRG) van de VSNU, maart 2007 (de Commissie ´Stolker´). Het belang van het antwoord op de vraag wat wel en wat niet een wetenschappelijke publicatie is, neemt toe in verband met de eisen voor accreditatie van wetenschappelijke opleidingen. De Commissie Stolker voornoemd neemt als uitgangspunt: een publicatie is wetenschappelijk wanneer op basis van een concrete probleemstelling en een uitputtende analyse daarvan, tot uitkomsten wordt gekomen die leiden tot 'increasing the body of academic knowledge'.
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
– Is de presentatie van het resultaat in overeenstemming met gangbare eisen voor juridisch wetenschappelijk onderzoek, met name ook voor wat betreft volledigheid en juiste verwijzing naar rechtsbronnen volgens vaste standaarden (zie hierna)? Voor een nadere weergave van de beoordelingscriteria in het kader van scriptiebeoordeling verwijzen wij naar het artikel van J.G. Brouwer en C.J.H. Jansen, ´Over recht en krom schrijven´, Ars Aequi 1998, blz. 169177. Dit artikel vindt u als bijlage in deze handleiding. Voor de goede orde zij nog vermeld: de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening VSNU (te vinden op www.vsnu.nl) beschrijft op duidelijke wijze de beginselen van professioneel wetenschappelijk handelen en wetenschappelijke integriteit. De Open Universiteit Nederland en de faculteit Rechtswetenschappen onderschrijven deze gedragscode, die van overeenkomstige toepassing is op het vervaardigen van een scriptie. 2.1
DE BEGELEIDING BIJ HET VERVAARDIGEN VAN DE SCRIPTIE
De vorige paragrafen handelden over de formele aspecten van de inschrijving en de beoordeling. Hieronder gaan we in op wat u van uw begeleider kunt verwachten en noemen we enkele zaken waarover u met uw begeleider afspraken kunt maken. De begeleider kan u zowel helpen met inhoudelijke zaken, als met zaken die de aanpak van het maken van de scriptie betreffen. Op inhoudelijk gebied kan uw begeleider u attenderen op zaken die u wellicht over het hoofd ziet. De begeleider kan bijsturen wanneer u inhoudelijk op een verkeerd spoor zit. Verder kan hij beoordelen of uw plannen haalbaar zijn binnen de beschikbare tijd. Voor wat betreft de aanpak van het maken van de scriptie kan hij u helpen bij het vertalen van de aanwijzingen uit deze handleiding naar uw eigen situatie. Uw begeleider zal uit zichzelf het werk dat u aan hem voorlegt van commentaar voorzien, maar schroomt u ook niet hem vanaf het begin zelf te vragen of u naar zijn mening met inhoud en aanpak op de goede weg bent. Het scriptiebegeleidingstraject is vanuit de faculteit genormeerd op een (vrij beperkt) aantal begeleidingsuren. Teneinde zo goed mogelijk om te gaan met uw tijd en die van uw begeleider is het goed om het begeleidingsproces nader vast te leggen. Hieronder noemen we enkele zaken waarover u met uw begeleider afspraken dient te maken: – Maak met uw begeleider afspraken over de tijden en plaatsen waar u elkaar telefonisch of op elektronische wijze kunt bereiken. Contact houden per e-mail is veelal een goede, minder tijdgebonden, oplossing. Maak zo nodig ook afspraken over ´stilte´ (de begeleider hoort geruime tijd niets meer van u) of ´lawaai´ (meningsverschillen e.d.). – Maak specifieke afspraken over het schrijfproces. Voorkomen moet worden dat de – naar uw mening afgeronde – concept-scriptie in zijn geheel wordt ingeleverd en vervolgens wordt afgekeurd, ondanks het feit dat gewerkt is volgens het goedgekeurde schrijfplan. Daartoe kan worden overwogen te werken met het inleveren per hoofdstuk of onderdeel, dan wel het inleveren van een proef-hoofdstuk dat wordt gecontroleerd opmet name inhoud, methode en schrijfstijl. – Zorg dat u steeds met uw begeleider een afspraak heeft over de termijn
10
Hoofdstuk 2
Inschrijving, begeleiding en beoordeling van de scriptie
waarop u het volgende (deel)product aan hem voorlegt. Wanneer u die termijn niet haalt, maak dan een nieuwe afspraak. Op deze manier kan uw begeleider zicht houden op uw voortgang. – Wanneer u werk aan de begeleider voorlegt, spreek dan steeds met hem af op welke termijn u zijn commentaar ontvangt. Wanneer u schriftelijk commentaar ontvangt en sommige opmerkingen zijn u niet helemaal duidelijk, neem dan gerust telefonisch contact op met uw begeleider om nadere toelichting te vragen. – Zowel van het onderzoeksplan als van de scriptie zelf, kunt u – naast de mogelijkheid met een proef-hoofdstuk te werken of in te leveren per hoofdstuk of onderdeel – ook beslissen om verschillende conceptversies voor commentaar aan uw begeleider voor te leggen. Bespreek dan vooraf met uw begeleider wat voor conceptversies u aan hem voorlegt. Als gezegd: in de schrijffase kunt u bijvoorbeeld hoofdstuk voor hoofdstuk in conceptvorm aan de begeleider voorleggen, u kunt echter ook afspreken om in een keer de conceptversie van de hele scriptie in te sturen nadat één eerste hoofdstuk is besproken.
11
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
12
Hoofdstuk 3
Het schrijven van een scriptie
Hoofdstuk 3
Het schrijven van een scriptie
1
Inleiding
Kennis en vaardigheden in onderzoek en verslaglegging worden voorondersteld, aangezien wij ervan uitgaan dat u de cursussen Juridische vaardigheden 1 en 2 en Voorbereiding onderzoek met goed gevolg heeft afgerond alvorens u aan de scriptie kunt beginnen. Indien u voor de cursus Juridische vaardigheden 2 een vrijstelling heeft gekregen of om een andere reden deze cursus niet heeft gedaan, dan kunt u bij mw. M.P.W. Wigman (e-mail:
[email protected]) onderdelen van deze cursus aanvragen: – bijlage 1: Handleiding bij het uitvoeren van juridische schrijfopdrachten – bijlage 2: Informatie verzamelen – bijlage 3: Hulp bij het schrijven van teksten Tevens verwijzen wij u naar de Leidraad voor juridische auteurs, Deventer: Kluwer, 2007, ook beschikbaar op http://www.kluwer.nl/overkluwer/ images/multimedia/pdf/leidraad_juridisch_2007.pdf. Voorts kunt u aardige (schrijfvaardigheid) inzichten ontlenen aan E. Tiggeler, Ars Aequi Taalgids voor juristen, Nijmegen: Ars Aequi Libri, 2007. u bent als masterstudent en scriptieschrijver zelf verantwoordelijk voor het eindresultaat, met name ook voor wat betreft de juiste vormaspecten en presentatie. Het notenapparaat en de verwijzingen naar wetgeving, jurisprudentie en literatuur dienen te voldoen aan de normen in de genoemde Leidraad. Een eindversie die niet voldoet aan de genoemde criteria kan niet door de beugel en zal niet worden geaccepteerd. NB:
De reeds beschreven drie hoofdfasen die bij het schrijven van een scriptie kunnen worden onderscheiden zijn van groot belang bij het uitwerken van uw scriptieopzet. Het gaat dan om: – het maken van een onderzoeksplan – het verzamelen en verwerken van gegevens – het schrijven van de scriptie. Nadere informatie over het schrijven en uitvoeren van een onderzoek als het onderhavige kunt u ondermeer vinden in H. Oost en A. Markenhof, Een onderzoek voorbereiden, Baarn: HBuitgevers 2002, en H. Oost, Een onderzoek uitvoeren, HBuitgevers, 2002. Voor wat betreft de inhoud van het onderzoek wordt verwezen naar M.G. IJzermans en G.A.F.M. van Schaaijk, Oefening baart kunst. Onderzoeken, argumenteren en presenteren voor juristen. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2003. Zie voorts: M. Herweijer, Juridisch onderzoek, in: J.W.L. Broeksteeg en E.F. Stamhuis (red.), Rechtswetenschappelijk onderzoek: over object en methode, Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2003, p.23. ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� . Heinze Oost promoveerde in 1999 op een proefschrift waarin hij criteria inventariseerde waaraan een goede probleemstelling voor wetenschappelijk onderzoek moet voldoen (H. Oost, De kwaliteit van probleemstellingen in dissertaties, prft. Utrecht, 1999). De probleemstelling is de belangrijkste vraag waarop de onderzoeker antwoord wil geven.
13
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
Op basis van de voormelde bevindingen is een overzicht gemaakt van elf relevante stappen voor juridisch onderzoek. Kort weergegeven gaat het dan om vragen zoals (1) wat is het doel van mijn onderzoek, (2) wat is (kort weergegeven) de vraag die ik met het onderzoek wil beantwoorden, (3) wat is de aard van mijn onderzoeksvraag en/of deelvragen, (4) met welke terreinverkenning ga ik het onderzoek voorbereiden, (5) van welke methoden ga ik in mijn onderzoek gebruik maken, (6) welk normatief beoordelingskader wordt gebruikt (dogmatische perspectief) en waarom, (7) wat is het beschrijvingskader, (8) welke gegevens worden verzameld, (9) hoe worden deze gegevens geanalyseerd, (10) leidt het onderzoek tot een oplossing voor de onderzoeksvraag, is deze oplossing een verbetering ten opzichte van het bestaande recht enzovoort, en (11) op welke wijze worden de resultaten van het onderzoek toegankelijk gemaakt voor de lezer. Vooral bij dit laatste dient ervoor gewaakt te worden dat het betoog geen ‘reisverslag’ van het feitelijke zoekproces wordt (de ‘context of discovery’) maar een deugdelijk opgebouwd en gemotiveerd betoog dat door argumentatie overtuiging brengt (de ‘context of justification’) tegen de achtergrond van het streven van juridisch-wetenschappelijke betogen tot ‘increasing the body of academic knowledge‘. Tot slot volgt in de volgende paragraaf een checklist die u kunt gebruiken alvorens u uw definitieve versie van de scriptie inlevert. 2
Checklist bij de controle van de eindversie van de scriptie
2.1
CHECKLIST
Wanneer u de tekst helemaal heeft afgewerkt, kunt u als laatste nog eens controleren of uw tekst voldoet aan alle criteria die gelden voor een goede tekst of onderzoek. Deze criteria hebben betrekking op de keuze van het onderwerp en de probleemstelling (de centrale vraag), de selectie van de gegevens, de opbouw en structuur van de tekst, de argumentatie en het taalgebruik, de bronvermelding en de tekstpresentatie. U vindt hier een overzicht van deze criteria. 2.2
ONDERWERP EN PROBLEEMSTELLING
De keuze van het onderwerp en het type probleemstelling zijn uiteraard alles bepalend voor de inhoud van uw tekst. Bij de keuze van het onderwerp en de centrale vraag zijn de volgende criteria van belang: – Het onderwerp en de probleemstelling dienen aan te sluiten bij uw doelstelling. Binnen de rechtenstudie zal het onderwerp uiteraard juridisch moeten zijn en voor zover sprake is van een bepaalde afstudeerrichting hierop moeten aansluiten. – Het onderwerp zal voorts voldoende afgebakend moeten zijn en mag niet te ruim zijn. – Het onderwerp moet geschikt zijn om voldoende diepgaand te kunnen worden besproken binnen de randvoorwaarden (tijd en paginaomvang). – De centrale vraag dient duidelijk aan te geven om welk type vraagstelling het gaat. – De centrale vraag mag niet te ruim en niet te beperkt zijn. – De centrale vraag mag geen onduidelijkheden bevatten. – De centrale vraag mag niet uitgaan van onjuiste vooronderstellingen.
14
Hoofdstuk 3
Het schrijven van een scriptie
– De centrale vraag moet binnen de randvoorwaarden (tijd en paginaomvang) goed te beantwoorden zijn. – Bij een wetenschappelijke tekst of onderzoek dient u ook uw centrale vraag te verantwoorden. – De centrale vraag moet van belang zijn voor de theorie (en eventueel de praktijk). – De centrale vraag moet daadwerkelijk een onderzoek waard zijn. 2.3
SELECTIE VAN DE GEGEVENS
De keuze van de informatie die u verwerkt dient afgestemd te zijn op het afgebakende onderwerp, de doelstelling en het type centrale vraag dat daaruit is afgeleid. De selectie van de gegevens kan worden beoordeeld aan de hand van de volgende vragen: – Ontbreekt er informatie die belangrijk is voor een adequate beantwoording van de centrale vraag? – Is de geselecteerde informatie voldoende relevant? 3
Opbouw en structuur
Uit de volgorde en wijze waarop de informatie is verwerkt blijkt of de centrale vraag goed begrepen is en zodanig is omgezet in deelvragen dat de lezer stapsgewijs het antwoord op de centrale vraag wordt aangeboden. 3.1
TITEL EN INLEIDING
– Past de titel bij de inhoud van de tekst? – Blijkt uit de titel om welk type centrale vraag het gaat? – Wordt in de inleiding duidelijk de centrale vraag aangegeven (direct of indirect)? – Wordt aandacht besteed aan de wetenschappelijke methode die gehanteerd wordt? – Bevat de centrale vraag onduidelijke begrippen? Indien ja, worden deze begrippen dan in de inleiding gedefinieerd of wordt erop gewezen dat in het begin van de hoofdtekst hier nader op wordt ingegaan? – Bevat de centrale vraag vooronderstellingen? Indien ja, worden deze in de inleiding verantwoord? – Wordt in de inleiding ook de doelstelling van de tekst, dat wil zeggen het theoretisch en/of maatschappelijk belang van de tekst weergegeven? – Wordt in de inleiding goed aangegeven hoe de tekst is opgebouwd? – Weet de lezer wat hij kan verwachten? – Wordt in de inleiding ook aangegeven wat niet wordt behandeld? – Welke beperkingen zijn gemaakt? – Is de inleiding aantrekkelijk? Wordt de belangstelling van de lezer gewekt? – Is de inleiding gelet op de lengte van de hoofdtekst niet te lang? – Is voldoende rekening gehouden met het lezerspubliek? 3.2
HOOFDTEKST
– Is sprake van een origineel en grondig uitgevoerd onderzoek, met voldoende diepgang? – Draagt het onderzoek in voldoende mate bij aan de verdere ontwikkeling van het recht en de rechtswetenschap?
15
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
– Wordt er systematisch toegewerkt naar een antwoord op de centrale vraag? – Is de volgorde van behandeling van de hoofdstukken en/of paragrafen logisch? – Is de tekst duidelijk opgebouwd volgens het patroon: inleiding, kern en slot? – Geven de titels van de hoofdstukken en/of paragrafen het type deelvragen goed weer? – Komt de inhoud van de hoofdstukken en/of paragrafen overeen met de titels? – Bevat elk hoofdstuk en/of paragraaf een opbouw in inleiding, kern en slot? – Wordt in de inleiding van elk hoofdstuk duidelijk aangegeven welke deelvraag beantwoord zal worden? – Wordt het antwoord op de deelvraag in de kern van elk hoofdstuk gegeven? – Is de beantwoording van de deelvraag in de kern stapsgewijs en logisch opgebouwd? – Komt deze opbouw tot uiting in de opbouw van de alinea´s? – Wordt in elk hoofdstuk stapsgewijs naar het slot toegewerkt? – Geeft het slot van elk hoofdstuk een samenvatting van het antwoord op de deelvraag? – Wordt in het slot van elk hoofdstuk al toegewerkt naar de deelvraag van het volgend hoofdstuk? – Klopt de verhouding in lengte tussen inleiding, kern en slot per hoofdstuk? – Sluit de inleiding van elk hoofdstuk aan bij het slot van het vorige hoofdstuk? – Controleer of het kerngedeelte die informatie geeft die in de inleiding wordt aangekondigd. 3.3
SLOTGEDEELTE (CONCLUSIE OF SAMENVATTING)
– Wordt in het slotgedeelte antwoord gegeven op de centrale vraag? – Geeft het slotgedeelte de resultaten van het onderzoek duidelijk weer? – Wordt in het slotgedeelte geen nieuwe feitelijke informatie verstrekt? – Past de slottekst gezien de lengte in de verhouding inleiding/kern/ slot? 4
Argumentatie
Een tekst kan pas echt overtuigen als de redeneringen logisch zijn opgebouwd. Bovendien moet de argumentatie juist zijn wil er sprake kunnen zijn van een adequate beantwoording van de centrale vraag. – Is de relatie tussen een conclusie en de argumenten die ter ondersteuning worden aangevoerd steeds duidelijk genoeg? Met andere woorden: blijkt uit het gebruik van verbindingswoorden (zoals, daarom, dus, maar) de indeling in alinea´s enzovoort van voldoende eigen inzicht van de schrijver in de stof? – Zijn de aangevoerde argumenten voldoende relevant voor de conclusie die ze moeten ondersteunen? – Is de opbouw van de redeneringen correct? Met andere woorden: zit er een logische opbouw in de redenering of worden er sprongen heen en weer gemaakt?
16
Hoofdstuk 3
Het schrijven van een scriptie
– Wordt in de tekst duidelijk een onderscheid gemaakt tussen hoofdzaken en bijzaken? – Wordt in de tekst duidelijk een onderscheid gemaakt in het belang van jurisprudentie van hogere en lagere rechtsprekende organen? Met andere woorden: worden niet alle rechtsprekende organen over een kam geschoren? 5
Taalgebruik
De tekst moet voor de doelgroep prettig leesbaar zijn. De toonzetting zal de ene keer iets formeler en de andere keer iets minder formeel kunnen zijn. Populair taalgebruik moet in juridische stukken altijd worden vermeden. Let bij de laatste correctie van uw tekst op de volgende vragen. – Is het taalgebruik afgestemd op het lezerspubliek? – Lopen de zinnen goed? – Zijn de zinnen niet te lang of te ingewikkeld? – Zijn er onvolledige of onduidelijke zinnen? – Is de persoonsvorm (ik/wij) consistent gebruikt? – Zijn de tijden (tegenwoordige tijd/verleden tijd) consistent gebruikt? – Is de spelling consequent en goed toegepast? – Zijn de regels van grammatica en interpunctie goed toegepast? 6
Bronvermelding en citaten
Over de jurisprudentie en literatuur waarvan gebruik gemaakt wordt, moet zorgvuldig verantwoording worden afgelegd. Het gebruikmaken van materiaal van derden, zonder dat dit als zodanig kenbaar wordt gemaakt is plagiaat. Uitgangspunt is dat dit materiaal in de eigen tekst verwerkt wordt door hiernaar te verwijzen of door de aangehaalde tekst te parafraseren. Letterlijke aanhaling van teksten, citeren (bijv. een overweging of uitspraak van de Hoge Raad) is zelden functioneel en dus zelden noodzakelijk. Let bij uw bronvermelding en citaten op de volgende vragen: – Worden geraadpleegde bronnen in voldoende mate verantwoord in noten? – Laat de tekst voldoende uitkomen of uitlatingen gebaseerd zijn op jurisprudentie of literatuur? – Is de tekst ook daar waar bronnen worden aangehaald geschreven in eigen woorden? – Zijn de aangevoerde argumenten voldoende relevant voor de conclusie die ze moeten ondersteunen? – Zijn citaten letterlijk weergegeven en tussen aanhalingstekens geplaatst? – Is verantwoord gebruik gemaakt van citaten? – Zijn notenapparaat en literatuurlijst opgesteld in overeenstemming met de voorkeur die wordt aangegeven in de reeds genoemde Leidraad van Kluwer. Bij langere teksten is de verkorte verwijzing naar literatuur in de voetnoten aan te bevelen, met uitwerking in de literatuurlijst (´verkort aangehaalde werken´). U dient in overeenstemming met de genoemde regels uw bronnen deugdelijk weer te geven. Literatuur wordt afzonderlijk vermeld in een lijst met aangehaalde werken; jurisprudentie wordt weergegeven per instantie, chronologisch. Uw bronnenmateriaal dient compleet te zijn: alle bronnen uit uw notenapparaat moeten terugkomen op de literatuur- en jurisprudentielijst. Voor de goede orde:
17
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
u gebruikt enkel bibliografisch traceerbare en erkende bronnen (anders geformuleerd: studie- of cursusmateriaal is geen rechtsbron; hetzelfde geldt voor wikipedia of Google; verwijzing naar overige – inhoudelijke – internetsites dienen te voldoen aan de in de Leidraad genoemde criteria). 7
Tekstpresentatie
Er kunnen verschillende redenen zijn om aan de opmaak van een tekst eisen te stellen. Op de eerste plaats zal de opmaak, de lay-out, van invloed zijn op de overzichtelijkheid en daardoor op de (prettige) leesbaarheid van een stuk Een grote compacte massa tekst zal nooit als prettig leesbaar worden ervaren. Maar ook een tekst waarbij met elke nieuwe zin op een nieuwe regel wordt begonnen zal de overzichtelijkheid niet bevorderen (nog afgezien van het feit dat dit kan wijzen op gebrek aan inzicht en begrip bij de schrijver). Indeling van een tekst in functionele hoofdstukken/paragrafen/alinea´s is dus dubbel effectief. Bij de tekstpresentatie spelen de volgende vragen een rol. – Voldoet de lay-out aan de instructies die u heeft gekregen? Uw scriptie moet voldoen aan de volgende eisen: A4 formaat, enkelzijdig getypt, genummerde pagina´s, grofweg 350 woorden per pagina, titelpagina en literatuurlijst op aparte pagina, ruime kantlijnmarges (linkerkant: 4 cm, rechterkant: 2 cm, boven en beneden: 3 cm). – Oogt het stuk aantrekkelijk en is een eenvormig systeem van indeling door de hele tekst heen aangehouden? – Is de tekst duidelijk opgebouwd volgens het patroon: inleiding, kern en slot? – Is de hoofdtekst zelf op de verschillende niveaus (hoofdstuk, paragraaf, alinea) ook weer opgebouwd volgens hetzelfde patroon (inleiding, kern en slot)? Let erop dat de inhoudsopgave als het ware een afspiegeling is van het betoog (zie ook par. 3.2)! – Wordt de systematische behandeling van het onderwerp ondersteund door een goede onderverdeling van de hoofdtekst in hoofdstukken, paragrafen en alinea´s?
18
Hoofdstuk 3
Het schrijven van een scriptie
19
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
20
Hoofdstuk 3
Het schrijven van een scriptie
21
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
22
Hoofdstuk 3
Het schrijven van een scriptie
23
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
24
Hoofdstuk 3
Het schrijven van een scriptie
25
Scriptiehandleiding Masteropleiding Nederlands recht
26
Hoofdstuk 3
Controle- of beoordelingslijst I
Typografie
1. 2. 3. 4.
10. 11.
Naam van auteur(s) vermeld? Inhoudsopgave opgenomen? Paginering aangebracht? Tekst logisch ingedeeld (inleiding, hoofdtekst, conclusie, hoofden, alinea´s)? Bronnen (wet, rechtspraak, literatuur) consequent vermeld? Geen typefouten? Afkortingen juist en consequent gebruikt? Marge- of regelafstand consequent aangehouden? Bronvermelding en literatuuropgave opgenomen? Voetnoten op juiste manier aangebracht? ´Bronnen´ uniform geciteerd?
II
Taal en stijl
1. 2. 3. 4. 5.
10. 11. 12. 13. 14.
Zinnen niet te lang en ingewikkeld? Voldoende verband tussen zinnen? Juiste indeling alinea´s Voldoende verband tussen paragrafen? Niet te veel opsommingen en te weinig betoog? Titels van paragrafen en kopjes dekkend? Taalgebruik consistent? Gebruik van werkwoorden (worden en zullen) zuinig? Werkwoordstijden consequent aangehouden? Geslacht zelfstandige naamwoorden juist? Ontbreken er noten (plagiaat)? Geen spelfouten of andere taalfouten? Taalgebruik niet te deftig of archaïsch? Taalgebruik voldoende juridisch?
III
Structuur
A
Titel/Inleiding
1. 2. 3. 4. 5.
Titel dekt inhoud? Inleiding leidt in? Probleemstelling of rechtsvragen aangegeven? Rechtsvragen voldoende afgebakend? Te volgen lijn aangekondigd?
B
Inhoud/tekst
1.
Juist onderscheid tussen hoofd- of bijzaken gemaakt?
5. 6. 7. 8. 9.
6. 7. 8. 9.
Het schrijven van een scriptie
2. 3. 4. 5. 6. 7.
Relevante wetsartikelen genoemd? Feiten en meningen gescheiden? Beweringen beargumenteerd? Logische of systematische opbouw aanwezig? Aangekondigde lijn gevolgd? Herhaling of dubbeltelling van argumenten voorkomen?
C
Conclusie
1. 2. 3. 4. 5.
Verband met inleiding aanwezig? Verband met de hoofdtekst aanwezig? Standpunt in conclusie gefundeerd? Conclusie bevat antwoord op de rechtsvragen? Conclusie voegt iets nieuws toe?
IV
Inhoud
1.
Niveau van de rechtsvragen (probleemstelling) voldoende? Wetgeving voldoende geanalyseerd? Literatuur voldoende verwerkt? Rechtspraak voldoende verwerkt? Rechtsvergelijkende argumenten voldoende? Rechtshistorische argumenten voldoende? Verwerking overige argumenten voldoende? Weergave van argumenten uit literatuur en rechtspraak juist? Juridische kennis en analyse van de hoofdzaken voldoende? Eigen inzicht voldoende? Originaliteit voldoende? Antwoord op rechtsvragen geschraagd door argumenten?
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
27