SEMINARIUM VOOR ORTHOPEDAGOGIEK
Master Special Educational Needs Praktijkgericht onderzoek jaar 2 2012-2013
SBO Michaëlschool & ouders
samen voor goede lezers! Naam: Studentennummer: Leerroute code: Datum:
Leontine le Blanc 1131749 OSOAL-ER2-10 juli 2013
Ik verklaar dat dit onderzoeksverslag het resultaat is van mijn inzet en studie en dat het niet op deze of een vergelijkbare manier is aangeboden aan een andere HBO opleiding met de bedoeling daar studiepunten voor te ontvangen.
Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Hoofdstuk 1 Praktijkprobleem Hoofdstuk 2 Onderzoeksvraag Hoofdstuk 3 Theoretische verkenning Hoofdstuk 4 Onderzoeksstrategie Hoofdstuk 5 Analyse van de data Hoofdstuk 6 Conclusie, discussie en aanbevelingen Hoofdstuk 7 Evaluatie Dankwoord Literatuur Bijlagen
p. p. p. p. p. p. p. p. p. p. p. p.
3 4 5 6 7 11 13 20 22 23 24 26
2
Samenvatting Het onderzoek heeft plaatsgevonden op SBO Michaëlschool te Amersfoort, in de leerjaren vier, vijf en zes. Uit literatuur blijkt dat ouders een grote invloed hebben op de leerprestaties van kinderen, maar op SBO Michaëlschool wordt door veel leerkrachten echter genoemd dat dit moeilijk te bewerkstelligen is, onder andere op het gebied van technisch lezen. De onderzoeksvraag was: Leidt een interventie van 12 weken op SBO Michaëlschool om ouders met hun kinderen (meer) te laten lezen ertoe dat de ouders meer lezen met hun kind en dat leerlingen hogere resultaten bereiken op het gebied van technisch lezen? Er is gewerkt met een aangepaste versie van begeleid hardop lezen (Blok, Boendermaker & Oostdam, 2011). Er is voor ouders tweemaal een trainingsbijeenkomst georganiseerd en de onderzoeker was aanwezig op de algemene ouderavond. Ouders kregen een cursusboek en konden via school boeken lenen. Er heeft een nulmeting en een eindmeting plaats gevonden met een vragenlijst voor leerkrachten, leerlingen en ouders. Op drie meetmomenten zijn de DMT en AVI CITO afgenomen en zijn de resultaten vergeleken. De interventie heeft er bij een groot aantal leerlingen toe geleid dat ze thuis meer zijn gaan lezen, maar niet bij het merendeel van de leerlingen. In het algemeen kan niet gesteld kan worden dat de interventie heeft geleid tot hogere leesresultaten, maar dit geldt wel voor een aantal individuele leerlingen, vooral bij een didactische leeftijd van veertig. De communicatie, samenwerking en afstemming tussen school en ouders over het leesonderwijs is volgens de ouders verbeterd.
3
Inleiding Voor u ligt het verslag van het praktijkgericht onderzoek naar didactische partnerschap bij technisch lezen. In het eerste hoofdstuk zal door het beschrijven van het praktijkprobleem duidelijk worden waarom voor dit onderwerp is gekozen. In hoofdstuk twee komt de onderzoeksvraag met de deelvragen aan bod. In hoofdstuk drie is de theoretische verkenning uitgewerkt. In hoofdstuk vier zal de onderzoeksstrategie beschreven worden. Er wordt beschreven hoe de leestijd en de resultaten van het technisch lezen gemeten zullen worden. In hoofdstuk vijf zal de analyse van de data beschreven worden. In hoofdstuk zes worden de conclusie, discussie en de aanbevelingen besproken. In hoofdstuk zeven leest u een evaluatie. Tot slot vindt u de literatuurlijst en de bijlagen. Ik heb voor de leesbaarheid de taalkundige keuze gemaakt om te spreken over ouders. Overal waar ouders staat, kan ook ouder, verzorger of verzorgers gelezen worden. Ik heb met veel plezier aan dit praktijkgericht onderzoek gewerkt en hoop dat u dit verslag met net zoveel plezier zult lezen. Leontine le Blanc Amersfoort, juli 2013
4
Hoofdstuk 1 Praktijkprobleem Het onderzoek vindt plaats op SBO Michaëlschool te Amersfoort, een school voor katholiek speciaal basisonderwijs (SBO) met op dit moment 148 leerlingen. Leerlingen die hier op school zitten hebben beperkte leermogelijkheden, waardoor ze op een bepaald moment zijn doorverwezen naar het SBO. Veel leerlingen hebben een IQ tussen de 60 en de 80. Scheltinga, van Druenen, Gijsel en Verhoeven (2011) stellen dat een relatief groot aantal leerlingen in het SBO moeite heeft met het leren lezen en spellen, maar dat er zeker winst is te behalen. SBO Michaëlschool gaat voor deze winst! Ros (2008) stelt dat uit het onderwijsjaarverslag 2004-2005 is gebleken dat aan het eind van groep drie 10 à 15 % van de leerlingen een achterstand heeft in het technisch lezen. In het speciaal basisonderwijs is dit maar liefst 73%. Dit leesonderwijs is in eerste instantie de taak van de school. Uit literatuur blijkt echter dat ouders een grote invloed hebben op de leerprestaties van kinderen. Cijvat, Gelderblom en de Vries (2009) noemen de volgende invloeden op het leren lezen van kinderen: de grootte van de klas 8%, de kwaliteit van de leerkracht 43% en de thuis- en gezinsfactoren voor 49%. Ondanks dat hier meerdere factoren op van invloed zijn (Desforges & Abouchaar, 2003), lijkt ouderbetrokkenheid dus ook op SBO Michaëlschool een grote bijdrage te kunnen leveren aan het leesonderwijs. In de praktijk wordt echter veel door de leerkrachten genoemd dat dit moeilijk te bewerkstelligen is op onder andere het gebied van technisch lezen. Op SBO Michaëlschool wordt er naar gestreefd om handelingsgericht te werken, één van de zeven uitgangspunten hiervan is volgens Pameijer, van Beukering & de Lange (2009) een constructieve samenwerking tussen school, leerlingen én ouders, waarbij het initiatief tot deze samenwerking bij school ligt. Volgens Pameijer et al. is het belangrijk dat ouders zich realiseren dat niet alleen de school, maar ook de ouders zelf het schoolsucces van hun kind kunnen bevorderen. Er wordt volgens Pameijer et al. nog te weinig daadwerkelijk samengewerkt met ouders, terwijl leerkrachten dit wel belangrijk vinden. Dit is ook het geval op SBO Michaëlschool. Studenten sociaal pedagogische hulpverlening hebben in 2011 een praktijkgericht onderzoek naar ouderbetrokkenheid uitgevoerd op SBO Michaëlschool. Uit hun onderzoek bleek dat alle medewerkers van SBO Michaëlschool het van belang vinden dat ouders betrokken worden bij de onderwijsinstelling van hun kind(eren), maar dat dit maar bij ongeveer de helft voldoende lukt. Dit is dus nog een verbeterpunt. In gesprek met leerkrachten is geprobeerd naar mogelijke oorzaken te zoeken waarom het niet voldoende lukt om ouders te betrekken bij het onderwijs. De leerkrachten noemen dat er ouders zijn die aangeven hun kind thuis niet aan het lezen te krijgen, hun kind lijkt er geen zin in te hebben of ze weten niet welke mogelijkheden er zijn om hun kind te motiveren om te gaan lezen. Er zijn ook ouders die aan de leerkracht aangeven het te druk te hebben om hun kind te begeleiden met lezen. In gesprekken met ouders wordt door leerkrachten opgemerkt dat er ouders zijn die niet weten hoe ze moeten voorlezen aan hun kind of moeten oefenen voor lezen met hun kind. Doel van het onderzoek is om een interventie te vinden en deze uit te proberen om ouders van SBO Michaëlschool meer met hun kind te laten lezen en hierdoor de leesresultaten op SBO Michaëlschool te verbeteren. Het gaat hierbij om een ontwerpprobleem (van Peet & Everaert, 2011). Het gaat om het bedenken van maatregelen die een gewenste toestand (ouders die meer met hun kind lezen) te realiseren. Daarna moet bekeken worden of de maatregel ook effectief is (en deze dus leidt tot hogere leesresultaten).
5
Hoofdstuk 2 Onderzoeksvraag 2.1 Onderzoeksvraag Het praktijkgericht onderzoek wordt uitgevoerd om de ouders van SBO Michaëlschool meer met hun kind te laten lezen en hierdoor de leesresultaten te verbeteren. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: Leidt een interventie van 12 weken op SBO Michaëlschool om ouders met hun kinderen (meer) te laten lezen ertoe dat de ouders meer lezen met hun kind en dat leerlingen hogere resultaten bereiken op het gebied van technisch lezen? Door middel van literatuuronderzoek wordt onderzocht welke interventies er zijn om te zorgen dat ouders meer met hun kind gaan lezen en zal een interventie gekozen worden. 2.2 Deelvragen Om bovenstaande onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zijn de volgende deelvragen geformuleerd: 1. Welke interventies zijn er om ouders thuis meer met hun kind te laten lezen? 2. Gaan ouders meer lezen met hun kind tijdens de interventie? 3. Worden er tussen januari 2013 en juni 2013 (periode met interventie) hogere resultaten behaald op het gebied van technisch lezen dan tussen juni 2012 en januari 2013 (periode zonder interventie)? 4. Is er een relatie tussen hogere resultaten op het gebied van technisch lezen en de didactische leeftijd? 2.3 Operationaliseren van de begrippen Meer lezen Uit de eindmeting blijkt of ouders in het logboek en de eindvragenlijst aangeven hebben meer minuten per week met hun kind te lezen dan ze tijdens de beginmeting hebben aangegeven te doen. Ook leerlingen wordt aan het begin en aan het einde van de interventie gevraagd hoe vaak ze met hun ouders lezen. Als bij beide metingen een vooruitgang is, is deze leerling meer met de ouders gaan lezen. Als meer dan de helft van de deelnemende ouders meer is gaan lezen met hun kind, kan in het algemeen gesteld worden dat ouders meer zijn gaan lezen met hun kinderen tijdens de interventie. Hogere resultaten op het gebied van technisch lezen De technische leesvaardigheid wordt gevolgd met de toetsen DMT en AVI (Struiksma, van der Leij & Vieijra, 2012). Hieruit kan een didactische leeftijd equivalent (DLE) bepaald worden, dat aangeeft na hoeveel maanden onderwijs gemiddeld de helft van de leerlingen een bepaald niveau beheerst. Er zal gekeken worden naar de vooruitgang die een leerling heeft behaald op de DMT en AVI in tussen juni 2012 en januari 2013 (5 maanden in didactische leeftijd, geen interventie) en de vooruitgang de een leerling heeft behaald op de DMT en AVI tussen januari 2013 en juni 2013 (5 maanden in didactische leeftijd, wel interventie). Als de vooruitgang tussen januari 2013 en juni 2013 hoger is dan de vooruitgang tussen juni 2012 en januari 2013, dan mag gesproken worden van hogere resultaten op het gebied van technisch lezen. Als meer dan de helft van de deelnemende leerlingen hogere resultaten heeft op het gebied van technisch lezen, kan de onderzoeker in het algemeen zeggen dat de resultaten meer omhoog zijn gegaan na de interventie. Tot slot zal gekeken worden of er een relatie is tussen hogere resultaten en de didactische leeftijd (DL), het aantal maanden onderwijs dat een leerling heeft gevolgd.
6
Hoofdstuk 3 Theoretische verkenning 3.1 Belang van goed leesonderwijs Een goede leesvaardigheid is van groot belang. Vernooy, Vollenbroek en van der Hoogt (2012) noemen dit zelfs één van de belangrijkste doelen van ons onderwijs en stellen dat het leesonderwijs een centrale plaats op de basisschool in moet nemen. Leesvaardigheid die niet voldoende is, vormt namelijk een belemmering voor vrijwel alles wat er op school te leren valt (Struiksma, van der Leij & Vieirja, 2012). 3.2 Ondersteunende rol van ouders School is verantwoordelijk voor het leesonderwijs, maar ouders kunnen wel een ondersteunende rol hierbij vervullen. Dit moet dan wel op een leuke, ontspannen manier gebeuren (Scheltinga, van Druenen, Gijsel, & Verhoeven, 2011). Uit een groot aantal wetenschappelijke onderzoeken blijkt volgens Sliedrecht (2012) dat ouders wat extra‟s kunnen betekenen voor het proces van leren lezen van hun kind, als zij op de juiste manier worden ingeschakeld en er afstemming plaats vindt met school. Ook Vernooy (2006, 2009) beschrijft in verschillende van zijn publicaties dat ouders veel invloed hebben op de leesresultaten en de leesattitude van hun kind en daarom is het belangrijk om ouders al vroeg actief bij de leesontwikkeling van hun kind te betrekken. Hij stelt dat steeds meer onderzoek aantoont dat sterke betrokkenheid van ouders bij de leesontwikkeling van hun kinderen een positieve invloed heeft op de leesprestaties. Ook Shonkoff en Meisels (2000) noemen dat het belangrijk is om ouders van het begin af te betrekken bij zorg en onderwijs. Dit zorgt voor betere resultaten van kinderen, het verhoogt de kans op succes en prestaties van kinderen en vermindert de kans op negatieve gevolgen zowel op school als in het latere leven. Vernooy (2006) stelt dat interesse en betrokkenheid van ouders meer invloed hebben op de leesprestaties dan inkomen en de opleiding van ouders. Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat dit onderzoek nuttig is en dat met de inzet van ouders hogere leesresultaten bereikt zouden kunnen worden. 3.3 Ouderbetrokkenheid, educatief partnerschap en didactisch partnerschap In de literatuur worden verschillende definities voor ouderbetrokkenheid gebruikt. Desforges en Abouchaar (2003) stellen dat ouderbetrokkenheid een containerbegrip is voor verschillende activiteiten. “Parental involvement is a catch-all term for many different activities including „at home‟ good parenting, helping with homework, talking to teachers, attending school functions, through to taking part in school governance.” (p.12). De Vries (2010) maakt hier echter een verdeling in, hij spreekt van ouderparticipatie als ouders meedoen aan activiteiten en hand- en spandiensten verrichten en van ouderbetrokkenheid is volgens hem sprake als uit het gedrag van ouders blijkt dat zij zich gedeeld verantwoordelijk voelen voor de schoolontwikkeling van hun kinderen. Zo tonen zij bijvoorbeeld belangstelling, scheppen voorwaarden voor het huiswerk maken, begeleiden hun kind waar nodig, bezoeken ouderavond en tonen respect voor de leraar. Desforges en Abouchaar (2003) vinden dat een goede opvoeding ook bij ouderbetrokkenheid hoort. De Vries spreekt alleen over betrokkenheid bij de schoolontwikkeling. Het lijkt er op dat De Vries de opvoeding thuis als vanzelfsprekend een taak van de ouders ziet en onderwijs als taak van de school, waarbij ouders kunnen ondersteunen. Ook Pameijer, van Beukering & de Lange (2009) stellen dat ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van de kinderen en de school voor het onderwijs aan de kinderen (o.a. Pameijer, van Beukering & de Lange, 2009). Hierin vindt echter een verschuiving plaats en wordt er meer gesproken over educatief partnerschap. Hierbij is er sprake van een gelijkwaardige samenwerking met ieder verschillende eindverantwoordelijkheden, maar een gemeenschappelijk doel: de optimale ontwikkeling van het kind op school en thuis (Merheerne & Hooge, 2010). Ook Paternotte (2007) noemt het belang van educatief partnerschap, beide partijen kunnen deskundigheid delen met respect voor elkaar. Zij spreekt van gelijkwaardige partners, evenals Broerse en Spreij (2009). Zij benadrukken echter dat volgens Beek e.a.
7
(2007) ondanks de wederzijdsheid het initiatief tot educatief partnerschap bij school moet liggen. Sliedrecht (2012) spreekt van ouders als pedagogische partner van de school om hen zo uit de consumentenrol te halen. Hierbij lijkt het echter alsof het meer over opvoeding gaat, terwijl Sliedrecht pleit voor ondersteuning bij het lezen. Blok en Kranenburg (2010) spreken van „didactisch partnerschap‟, waarbij het gaat om samen werken aan leren. Volgens hen zijn ouders bereid bij te springen waar de school beperkte mogelijkheden heeft om leerachterstanden tegen te gaan. Omdat in dit onderzoek samenwerking plaats zal vinden tussen school en ouders, met als doel om meer tijd te besteden aan lezen door ouders en daardoor hogere leesresultaten, wordt gekozen voor de term „didactisch partnerschap‟. De vraag is nu welke mogelijkheden er zijn om didactische partnerschap met ouders aan te gaan en welke mogelijkheid het meest geschikt is voor de leerlingen en ouders van SBO Michaëlschool. 3.4 Mogelijke interventies Christiaanse (2012) stelt dat onderzoek heeft uitgewezen dat ouders het waarderen als de school hen informeert over hoe zij hun kinderen kunnen helpen, dit zou volgens de onderzoekers de leeropbrengsten van de leerlingen kunnen verbeteren. Ook Merheerne en Hooge (2010), van der Leij (2003) en Van Dam (z.j.) stellen dat het trainen van ouders in ondersteuningsactiviteiten rondom huiswerk uit verschillende onderzoeken succesvol is gebleken. Informeren van ouders is dus volgens verschillende literatuur erg belangrijk en zal dus onderdeel moeten zijn van de interventie in dit onderzoek. Er zijn veel lijsten met tips voor ouders te vinden. Zo noemen Scheltinga, van Druenen, Gijsel en Verhoeven (2011) verschillende punten wanneer de hulp van ouders effectief is: ouders moeten een actieve rol willen spelen bij de leesontwikkeling van hun kind, vier keer per week een kwartier oefenen is effectiever dan één keer per week een uur, de begeleiding op school en thuis moet in elkaars verlengde liggen, de relatie tussen ouder en kind moet ontspannen zijn en ook zij noemen dat het belangrijk is dat ouders weten hoe zij hun kind kunnen ondersteunen. Paternotte (2007) stelt dat het belangrijk is om duidelijke afspraken met ouders te maken als zij extra hulp gaan geven bij het lezen en zij adviseren een logboek bij te houden, om te kunnen zien hoeveel extra hulp er is gegeven. Een logboek zal daarom ook een onderdeel zijn van de interventie. Er zijn een aantal publicaties uitgegeven voor ouders zelf, waarin ze kunnen lezen hoe ze hun kind kunnen ondersteunen. Zo hebben Cijvat, Gelderblom en de Vries (2009) een boekje geschreven hoe ouders kinderen kunnen helpen bij het lezen: „Leren doen we samen‟, met dezelfde eerder genoemde tips. Ook Delubas (van Heugten, z.j.) heeft een boekje uitgebracht met informatie en tips voor ouders om met hun kind te lezen, „Samenlezen met je kind‟. Het is gericht op samen hardop lezen en tutorlezen. Zij noemen als voordelen van samen lezen dat het afwisselend en motiverend is, er door de ondersteuning moeilijkere, leukere verhalen gelezen kunnen worden, dat het gezellig en zinvol is om samen na te praten en dat het goed is voor de woordenschat. Daarnaast zijn er een aantal methodieken om vanuit school ouders te betrekken bij het leesonderwijs. Blok, Oostdam en Boendermaker (2012) spreken over „begeleid hardop lezen‟. Uit onderzoek is gebleken dat deze techniek geschikt is om leerlingen met een zwakke leestechniek een inhaalslag te laten maken. De methodiek bestaat uit twee varianten: verder lezen en opnieuw lezen. Er worden daarbij diverse werkvormen gehanteerd. Het komt er op neer dat de leerling een tekst hardop leest, waarbij een ervaren lezer (leerkracht of ouder) stimuleert, controleert en hulp biedt (Blok & Kranenburg, 2010). Als ouders hun kind thuis graag willen begeleiden, kunnen zij gebruik maken van het cursusboek voor ouders (Blok, 2010) waarin de methodiek besproken wordt, achtergrond over het lezen staat en een hulp-door-ouders-plan staat beschreven, waarin de extra hulp kan worden vastgelegd. Blok en Kranenburg bespreken een onderzoek waarbij ze ouders ingeschakeld hebben als didactische partners om de terugval van het leesniveau in de zomervakantie tegen te gaan. Dit hebben ze gedaan
8
door te starten met een ouderavond voor de vakantie, waarna de ouders het cursusboek meekregen en bij de eerstvolgende oudergesprekken het hulp-door-ouders-plan is opgesteld. In de zomervakantie is geoefend met begeleid hardop lezen volgens het cursusboek en is een logboek bijgehouden. Na de zomervakantie bleek niet alleen de vakantieterugval te zijn tegen gegaan, maar er bleek zelfs vooruitgang te zijn. Ouders hadden steun gehad aan het cursusboek. (Blok & Kranenburg, 2010) Vernooy (2006) beschrijft in één van zijn adviezen de oefenmethode „Samen Beter Lezen‟ (Klaassen en Stienstra-Sondij, 1999). Deze methodiek is geschreven voor kinderen die moeite hebben met voortgezet technisch lezen. Het is een oefenmethode waarbij het lezen ondersteund wordt door een tutor (in dit geval een ouder) die samen, hardop tegelijk met de leerling leest. Dit samen lezen helpt de leerling door de tekst heen. Er wordt aangegeven hoe gecorrigeerd moet worden en complimenten zijn erg belangrijk. Als een leerling zich vertrouwd genoeg voelt, kan ook alleen of zelfstandig gelezen worden. Op deze manier kunnen ouders een actieve rol spelen bij de verbetering van de leesontwikkeling van hun kind. Voorafgaand aan het project is er twee keer een training, halverwege een terugkombijeenkomst en aan het eind een evaluatiebijeenkomst waarin het succes gevierd wordt. Aan het begin en aan het eind van het project worden de AVI-toets en DMT-toets (Jongen & Krom, 2009) afgenomen bij de leerlingen om de vooruitgang te kunnen meten. Ouders vullen thuis een logboek in. In het boek „Opbrengstgericht werken doe je zo!‟ (Meijer, 2009) staat het schoolportret van De Morgenster te Sleeuwijk. Zij merkten dat ouders hun kind graag willen helpen met leren lezen (en rekenen). Omdat het belangrijk is dat ouders dit op een goede manier doen, hebben ze een presentatie gehouden voor ouders over het technisch lezen, waarbij de nadruk lag op de manier waarop ouders hun kind thuis kunnen ondersteunen met lezen. Ouders kunnen dit vervolgens nalezen in een folder die de school heeft gemaakt. Ouders weten nu steeds op welk AVI-niveau hun kind zit. De school geeft ouders positieve feedback over de ondersteuning. 3.5 Mogelijke beperkingen Het is belangrijk om stil te staan bij het feit dat ouders mogelijk niet deel willen nemen aan een project om meer met hun kind te gaan lezen. Volgens Shonkoff en Meisels (2000) kan het zijn dat ouders niet deel nemen aan zorg- en onderwijsprojecten omdat zij druk zijn met verplichtingen voor werk en gezin, omdat ze het belang niet inzien van het project of omdat ze geen klik hebben met het programma of de persoon die het project verzorgt. Het is belangrijk om ouders in dit onderzoek in ieder geval het belang in te laten zien van het project en op zo‟n manier op ouders af te stemmen dat er een klik kan ontstaan. Mogelijk willen ze hierdoor ook tijd vrij maken voor het project. 3.6 Conclusie van het literatuuronderzoek De onderzoeksvraag is of een interventie van 12 weken om ouders (meer) met hun kind te laten lezen er op SBO Michaëlschool toe leidt dat ouders meer lezen met hun kind en dat leerlingen hogere resultaten bereiken op het gebied van technisch lezen. Uit bovenstaand literatuuronderzoek kan geconcludeerd worden dat het belang van deze interventie groot is. Uit eerder onderzoek is gebleken dat interventies om ouders meer te laten lezen ook zorgen voor hogere leesresultaten. Hierbij wordt echter niet gesproken of dit ook het geval is in het speciaal basisonderwijs en specifiek moet gemeten worden of dit ook op SBO Michaëlschool het geval is. De deelvraag wat de invloed van ouders is op het proces van leren lezen van hun kind kan beantwoord worden met het feit dat in steeds meer onderzoek is aangetoond dat sterke betrokkenheid van ouders bij de leesontwikkeling van hun kinderen een positieve invloed heeft op de leesprestaties. De deelvraag welke interventies er zijn om ouders meer te met hun kind te laten lezen is beantwoord in paragraaf 3.4, er zijn diverse interventies benoemd. Gemeenschappelijke factoren hiervan zijn het belang ouders te informeren hoe zij dit op een goede manier kunnen doen. Hiervoor zijn veel tips in de literatuur te vinden: ouders moeten een
9
actieve rol willen spelen bij de leesontwikkeling van hun kind, vier keer per week een kwartier oefenen is effectiever dan één keer per week een uur, de begeleiding op school en thuis moet in elkaars verlengde liggen, de relatie tussen ouder en kind moet ontspannen zijn. Dit informeren kan tijdens ouderbijeenkomsten. Vervolgens kan het goed zijn ouders de informatie na te laten lezen in een cursusboek, folder of lijst met tips. Het is goed als de ouders de gegeven hulp bijhouden in een logboek. Het is belangrijk duidelijke afspraken te maken over de hulp die ouders gaan geven. De keuze voor de interventie is om te gaan werken met een aangepaste versie van begeleid hardop lezen. Er is gekozen voor deze methodiek, omdat deze het meest recent is en bovendien is de effectiviteit van de methodiek proefondervindelijk vastgesteld is in wetenschappelijk onderzoek (Blok, Boendermaker & Oostdam, 2011).
10
Hoofdstuk 4 Onderzoeksstrategie 4.1 Methodiek In hoofdstuk drie is de keuze gemaakt om te gaan werken met een aangepaste versie van begeleid hardop lezen (Blok, Boendermaker & Oostdam, 2011). Het cursusboek voor ouders (Blok, 2010) is echter geschreven voor het reguliere onderwijs, wat verwarrend kan zijn voor ouders met een kind in het speciaal basisonderwijs (SBO). Daarnaast bestaat het boek uit 29 pagina‟s, daarmee bestaat de kans dat niet iedereen het volledig zal lezen. Tot slot gaat het cursusboek uit van de „wacht-hint-prijsmethodiek‟, waarbij de ouder in eerste instantie afwacht of het kind de fout uit zichzelf verbetert (Blok & Kranenburg, 2010). Houtveen, Smits en Brokamp (2010) en Jongbloed (2009) adviseren echter directe neutrale feedback bij fouten, zodat fout gelezen woorden niet de kans krijgen om ingeprent te worden. Als een leerling aarzelt bij een woord moet je het meteen voorzeggen. Dit zorgt voor minder frustratie en snellere automatisering. Om deze en andere wijzigingen te verwerken, zal het cursusboek daarom door de onderzoeker herschreven worden naar een kortere versie geschikt voor het SBO met aanpassingen (zie bijlage 1). Omdat in diverse literatuur (Christiaanse, 2012; Merheerne & Hooge, 2010; van der Leij, 2003; van Dam (z.j.); Vernooy,2006) wordt geadviseerd om de ouders te trainen in de ondersteuningsactiviteiten rondom het lezen, zal naast het uitreiken van het verkorte cursusboek een trainingsbijeenkomst voor ouders plaatsvinden. Om ouders de gelegenheid te geven om ervaringen uit te wisselen, vragen te stellen, nieuwe tips te krijgen en uitleg te krijgen hoe ze kunnen oefenen in de meivakantie zal na vijf weken opnieuw een trainingsbijeenkomst worden georganiseerd. Tot slot zal de onderzoeker aanwezig zijn op de algemene ouderavond vier weken later om eventuele vragen te beantwoorden en hulp te bieden. Tussendoor mogen ouders en leerlingen altijd vragen stellen en/of boeken ruilen. 4.2 Onderzoekspopulatie Blok, Boendermaker en Oostdam (2011) noemen dat voorwaarde voor een succesvolle interventie bij begeleid hardop lezen is dat de leerlingen de elementaire leeshandeling beheersen. De ondergrens is volgens Blok et al. vast te stellen via de Drie-MinutenToets, kaart 1A: “het aantal correct gelezen woorden moet tien of meer zijn” (p. 6). Een bovengrens is gesteld om de extra leeshulp op school te beperken, maar dat is in dit geval niet nodig omdat het om thuisbegeleiding gaat. Bij eerder gedaan onderzoek door Blok en Kranenburg (2011) bij begeleid hardop lezen in de zomervakantie werd achteraf genoemd dat je je eigenlijk niet zou moeten beperken tot alleen de ouders van zwakke lezers. Deze beperking zal in dit huidige onderzoek dan ook niet plaats vinden. Omdat SBO Michëlschool een school voor speciaal basisonderwijs is zal er geen beperking zijn in leerjaren, alle ouders van leerlingen die minimaal 10 woorden correct kunnen lezen op de Drie-Minuten-Toets kaart 1A uitgenodigd worden om mee te werken aan dit onderzoek. De leerlingen en hun ouders die daadwerkelijk mee gaan doen behoren tot de onderzoekspopulatie. 4.3 Onderzoeksstrategie Doordat de proefpersonen niet willekeurig zijn toegewezen, wordt dit onderzoek een quasi-experiment (van Peet en Everaert, 2011). Er is sprake van een voormeting, een „treatment‟ (de interventie) en een nameting. Er wordt niet gewerkt met een controlegroep, omdat niet met zekerheid vast te stellen is hoeveel leerlingen er mee zullen gaan doen. Op kleine schaal is een controlegroep moeilijk te realiseren. Hierdoor zal er met het analyseren van de uitslagen en de conclusies van het onderzoek wel rekening moeten worden gehouden met rijping van de leerlingen (van Peet & Everaert, 2011). Daarnaast moet worden meegenomen dat het moeilijk meetbaar is of de leesactiviteiten van ouders een verschil maken op de leesresultaten, omdat deze worden beïnvloed door veel meer factoren (Desforges & Abouchaar, 2003). Tot slot zal rekening worden gehouden met het feit dat ouders zich vrijwillig aan kunnen melden voor het project, waarmee er al een selectie wordt gemaakt (van Peet en Everaert, 2011).
11
4.4 Gegevens verzamelen Om te weten te komen of de leesresultaten omhoog gaan zullen deze gemeten moeten worden, dit gebeurt met de AVI CITO en de DMT (Jongen & Krom, 2009). Doordat zowel bij de beginmeting, als bij de eindmeting exact dezelfde onderzoeksinstrumenten worden gebruikt, zorgt dit voor betrouwbaarheid van het onderzoek. 4.5 Triangulatie Om te zorgen dat sprake is van triangulatie, zal het onderzoeksveld op verschillende manieren benaderd worden. Naast de toetsgegevens, zal een meting gedaan worden onder de deelnemende ouders en leerlingen om na te gaan of ouders meer zijn gaan lezen. De ouders worden aan het begin van het onderzoek gevraagd om een lijst in te vullen hoe vaak ze lezen met hun kind. Tijdens het project wordt gevraagd aan de ouders een logboek bijhouden. Aan het einde van het project wordt vergeleken of ouders meer zijn gaan lezen. Tot slot worden de ouders aan het einde van het project gevraagd om een lijst in te vullen hoe ze het project hebben ervaren, of ze nu beter weten hoe ze met hun kind kunnen lezen, of ze van plan zijn om in het vervolg meer te blijven lezen met hun kind en of ze het project aan andere mensen aan zouden raden. Ook de leerlingen zelf en de leerkrachten van de leerlingen vullen voorafgaand aan het project en achteraf een vragenlijst in. Voor de vragenlijsten zal onder anderen gebruik worden gemaakt van de opbrengstschalen van Choice (Spreij & Klapwijk, 2013). De vragenlijsten zijn te zien in bijlage 2 tot en met 7.
12
Hoofdstuk 5 Analyse van de data In dit hoofdstuk worden de data uit het onderzoek gepresenteerd en geanalyseerd. 5.1 Werving onderzoekspopulatie Alle ouders vanaf groep 4/5 (117 leerlingen in totaal) zijn uitgenodigd om deel te nemen aan dit onderzoek middels een digitale uitnodiging, flyer en posters in school. Van tien leerlingen hebben ouders zich opgegeven via een antwoordstrookje, per e-mail of telefonisch. Omdat maar twee ouders uit leerjaar zeven en acht zich hadden aangemeld, is besloten deze niet mee te nemen in de onderzoekspopulatie. Van vijftien leerlingen zijn de ouders mee gaan doen nadat ze persoonlijk zijn benaderd door de leerkracht of onderzoeker. Uiteindelijk bestond de onderzoekspopulatie uit ouders van 23 leerlingen uit vier verschillende groepen en drie verschillende leerjaren (leerjaar vier tot en met zes). 5.2 Eerste ouderbijeenkomst Bij de eerste ouderbijeenkomst in maart 2013 (PowerPointpresentatie bijlage 8) waren van zeventien leerlingen ouders aanwezig. Van de andere zes leerlingen hebben de ouders telefonisch of via een individueel gesprek uitleg gekregen. Tijdens de trainingsbijeenkomst kregen de ouders een map (bijlage 9) mee met het cursusboek, een logboek (bijlage 10), positieve opmerkingen voor in het logboek (Klaassen & SienstraSondij, 1999) (bijlage 11) en boeken. Alle aanwezige ouders hebben op de vragenlijst na de interventie aangegeven de trainingsbijeenkomst nuttig (vijftien ouders) of een beetje nuttig (twee ouders) te vinden (figuur 1). Ik was niet aanwezig Niet nuttig Een beetje nuttig Nuttig 0
2
4
6
8
10
12
14
16
aantal ouders
Figuur 1:Wat vond u van de ouderbijeenkomst als start op vrijdag 22 maart 2013?
13
5.2 Tweede ouderbijeenkomst Bij de tweede ouderbijeenkomst in april 2013 (PowerPointpresentatatie bijlage 12) waren van zeven leerlingen ouders aanwezig. De ouders die aanwezig waren hebben op de eindvragenlijst aangegeven de bijeenkomst nuttig (zes ouders) of een beetje nuttig (één ouder) te vinden (figuur 2). Met de ouders die niet aanwezig waren is tussendoor per email of telefonisch contact geweest om vragen te beantwoorden en tips te geven. Via de leerlingen zijn boeken omgeruild. Ik was niet aanwezig Niet nuttig Een beetje nuttig Nuttig 0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
aantal ouders
Figuur 2: Wat vond u van de tweede ouderbijeenkomst op donderdag 25 april 2013? 5.3 Algemene ouderavond Op de algemene ouderavond in mei 2013 konden ouders zonder afspraak vragen stellen of boeken ruilen. Hier hebben zes ouders gebruik van gemaakt, zij hebben op de eindvragenlijst aan gegeven deze mogelijkheid nuttig te vinden (figuur 3). Ik was niet aanwezig Niet nuttig Een beetje nuttig Nuttig
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
aantal ouders
Figuur 3: Wat vond u van de mogelijkheid om vragen te stellen en boeken te ruilen op de algemene ouderavond op donderdag 23 mei 2013?
14
5.4 Tijd lezen Eén van de deelvragen is: “Gaan ouders meer lezen met hun kind tijdens de interventie?” Op de eindvragenlijst geven negentien leerlingen aan dat ze meer thuis zijn gaan lezen, vier leerlingen geven aan van niet. Op de beginvragenlijst en de eindvragenlijst hebben de leerlingen daarnaast de stellingen beantwoord (figuur 4). Voor de interventie hebben tien leerlingen de stelling over thuis samen lezen met „ja‟ beantwoord, na de interventie waren dit achttien leerlingen. Voor de interventie hebben dertien leerlingen aangegeven thuis wel eens alleen te lezen, na de interventie zijn dit zeventien leerlingen. Ik lees thuis wel eens samen met mijn vader of moeder (maart 2013) Ik lees thuis wel eens samen met mijn vader of moeder (juni 2013) Aantal leerlingen Nee Aantal leerlingen Ja Ik lees thuis wel eens alleen (maart 2013) Ik lees thuis wel eens alleen (juni 2013) 0
5
10
15
20
Figuur 4: Aantal leerlingen thuis lezen alleen/samen maart 2013/juni 2013. 5.4.1 Hoeveel dagen thuis lezen volgens de leerlingen Uit de vragenlijsten voor de leerlingen is gebleken dat ze volgens henzelf voor de interventie gemiddeld 1,74 dagen per week samen met hun vader of moeder thuis lazen, na de interventie was dit gemiddeld 2,87 dagen. Voor alleen lezen was dit volgens de leerlingen voor de interventie gemiddeld 3,22 dagen, na de interventie gemiddeld 2,56 dagen. 8
maart 2013
juni 2013 7
6
5
4
3
2
1
0
Figuur 5: Hoeveel dagen per week lees je samen met je vader of moeder?
15
8
maart 2013 juni 2013
7
6
5
4
3
2
1
0
Figuur 6: Hoeveel dagen per week lees je alleen? 5.4.2 Hoeveel dagen thuis lezen volgens de ouders Uit de vragenlijsten voor de ouders is gebleken dat de leerlingen volgens de ouders voor de interventie gemiddeld 3,48 dagen per week samen met hun vader of moeder thuis lazen, na de interventie was dit gemiddeld 3,59 dagen. Voor alleen lezen was dit volgens de ouders voor de interventie gemiddeld 3,3 dagen, na de interventie gemiddeld 2,76 dagen. 8
maart 2013
juni 2013
7
6 5 4 3
2 1 0
Figuur 7: Hoeveel dagen per week leest u samen met uw kind?
16
8
maart 2013
juni 2013
7
6 5 4 3 2 1 0
Figuur 8: Hoeveel dagen per week leest uw kind alleen? 5.5 Opbrengstschalen Leerlingen, leerkrachten en ouders hebben voor en na de interventie de opbrengstschalen van Choice (Spreij & Klapwijk, 2013) ingevuld. De gemiddelde uitkomsten van de belangrijkste schalen zijn te zien in figuur 9. Het technisch lezen is door de leerkrachten en ouders na de interventie gemiddeld hoger ingeschaald, maar niet door de leerlingen zelf. Het oefenen thuis is door alle drie de groepen gemiddeld hoger ingeschaald. De communicatie over het leesonderwijs tussen ouders en school is na de interventie door de leerkrachten en ouders hoger ingeschaald, maar bij de ouders is de hoogste stijging te zien: van gemiddeld 6,78 punten naar gemiddeld 8,17 punten. Ook de samenwerking en afstemming tussen school en ouders laat bij de leerkrachten en ouders gemiddeld een stijging zien. Ook hier is bij de ouders de hoogste stijging te zien; van 6,7 punten voor de interventie naar 8,13 punten na de interventie. 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Maart 2013
Juni 2013
Figuur 9: Gemiddelde cijfers van de belangrijkste opbrengstschalen.
17
5.6 Toetsgegevens Om de deelvraag “Worden er tussen januari 2013 en juni 2013 (periode met de interventie) hogere resultaten behaald op het gebied van technisch lezen dan tussen juni 2012 en januari 2013 (periode zonder interventie)?” te beantwoorden is gebruik gemaakt van de toetsen DMT en AVI (Jongen & Krom, 2009). Hieruit is een didactische leeftijd equivalent (DLE) bepaald. Eerst is er gekeken naar het DLE die elke leerling heeft behaald op de AVI in juni 2012, januari 2013 en juni 2013. Deze vooruitgang verschilt per leerling (figuur 10). Gemiddeld was er tussen juni 2012 en januari 2013 5,88 DLE vooruitgang (één niveau AVI CITO) en tussen januari 2013 en juni 2013 was er 4,56 DLE vooruitgang (ook één niveau AVI CITO). Hier tussen zit dus geen verschil. Zes van de 23 leerlingen zijn meer vooruit gegaan in de periode van de interventie (tussen januari 2013 en juni 2013), acht van de 23 leerlingen zijn evenveel vooruit gegaan in de twee periodes en negen leerlingen van de 23 leerlingen zijn de periode van de interventie minder vooruit gegaan dan de periode ervoor. 45
DLE juni 2012
DLE januari 2013
40
DLE juni 2013
35 30 25 20 15 10
5 0
Figuur 10: Beheersing AVI CITO in DLE per leerling Vervolgens is gekeken naar de DLE op de DMT (Jongen & Krom, 2009) die elke leerling heeft behaald in juni 2012, januari 2013 en juni 2013. Ook deze vooruitgang is per leerling heel divers (figuur 11). Gemiddeld was er tussen juni 2012 en januari 2013 een vooruitgang van 4,35 DLE en tussen januari 2013 en juni 2013 was er gemiddeld 3,43 DLE vooruitgang. Negen van de 23 leerlingen zijn meer vooruit gegaan in de periode van de interventie (tussen januari 2013 en juni 2013), één van de 23 leerlingen is evenveel vooruit gegaan in de twee periodes en dertien leerlingen van de 23 leerlingen zijn de periode van de interventie minder vooruit gegaan dan de periode ervoor. 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
DLE juni 2012 DLE januari 2013
DLE juni 2013
Figuur 11: DMT in DLE per leerling
18
5.7 Relatie tussen didactische leeftijd en toetsresultaten Tot slot wordt antwoord gegeven op de deelvraag “Is er een relatie tussen hogere resultaten op het gebied van technisch lezen en de didactische leeftijd?” Er is gekeken naar leerlingen met een DL van twintig (eind groep vier), dertig (eind groep vijf) en veertig (eind groep zes). In figuur 12 is te zien dat bij de leerlingen met een DL van twintig het gemiddelde DLE op de DMT in juni 2012 4,63 was, in januari 2013 9,38 en in juni 2013 11,88. Bij de leerlingen met een DL van dertig was het gemiddelde DLE op de DMT in juni 2012 11,67, in januari 2013 15,33 DLE en in juni 2013 nog steeds 15,33. Bij de leerlingen met een DL van veertig was het gemiddelde DLE op de DMT in juni 2012 9,63, in januari 2013 14,38 en in juni 2013 19,44. De leerlingen met een DL van twintig zijn in de periode van de interventie (tussen januari 2013 en juni 2013) dus 2,25 DLE minder vooruit gegaan dan tijdens de periode zonder interventie (juni 2012 tot januari 2013). Leerlingen met een DL van dertig zijn tijdens de periode van interventie 3,67 DLE minder vooruit gegaan dan de eerste periode. Leerlingen met een DL van veertig zijn de periode van de interventie 0,32 DLE meer vooruit gegaan dan de periode zonder interventie.
DLE juni 2012
DLE januari 2013
DLE juni 2013
25 20 15 10 5 0
DL 20
DL 30
DL 40
Figuur 12: Gemiddelde DLE per leerjaar.
19
Hoofdstuk 6 Conclusie, discussie en aanbevelingen 6.1 Conclusie In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: Leidt een interventie van 12 weken op SBO Michaëlschool om ouders met hun kinderen (meer) te laten lezen ertoe dat de ouders meer lezen met hun kind en dat leerlingen hogere resultaten bereiken op het gebied van technisch lezen? 6.1.1 Meer lezen? Uit stellingen die de leerlingen hebben beantwoord blijkt dat meer leerlingen na de interventie thuis lezen. Volgens de leerlingen wordt er gemiddeld 1,13 dagen meer gelezen dan voor de interventie, volgens ouders 0,11 dagen. Het verschil kan verklaard worden doordat het aantal dagen dat er gelezen wordt moeilijk in te schatten was. Zowel de ouders als de leerlingen geven aan minder dagen alleen te lezen na de interventie. Dit kan verklaard worden door het feit dat het doel samen lezen was. Twaalf van de 23 leerlingen geven aan meer dagen te zijn gaan lezen. Van de ouders geven acht van de 23 ouders aan meer dagen te lezen. De interventie heeft er dus bij een groot aantal leerlingen toe geleid dat ze meer zijn gaan lezen, maar niet bij het merendeel. 6.1.2 Hogere resultaten? Door de scores op de AVI CITO en de DMT op verschillende meetmomenten te vergelijken is nagegaan of de interventie heeft geleid tot hogere resultaten op het gebied van technisch lezen. Op de AVI CITO is gemiddeld geen grotere vooruitgang te zien na de interventieperiode. Bij zes van de 23 leerlingen is er wel meer vooruitgang op de AVI CITO, maar dat heeft geen effect op het groepsgemiddelde doordat er ook zeven leerlingen op hetzelfde AVI niveau zijn gebleven. Op de DMT is er gemiddeld minder vooruitgang tijdens de periode van de interventie. Bij negen van de 23 leerlingen is wel meer vooruitgang te zien, maar dit heeft geen effect op het groepsgemiddelde omdat er ook leerlingen gelijk zijn gebleven of zijn gedaald in hun DLE. Hieruit kan de voorzichtige conclusie worden getrokken dat in het algemeen niet gesteld kan worden dat de interventie heeft geleid tot hogere resultaten op het gebied van technisch lezen, maar dat dit wel voor een aantal individuele leerlingen het geval is. Zo zijn er wel hogere resultaten als wordt gekeken naar leerlingen met een didactisch leeftijd van veertig (negen van de 23 leerlingen). Deze leerlingen hadden een leesachterstand, dit is volgens Houtveen, Smits en Brokamp (2010) zeer moeilijk in te lopen, maar dit is deze leerlingen toch gelukt tijdens de interventieperiode. Twee van deze negen leerlingen hebben zelfs een diagnose ernstige enkelvoudige dyslexie. Zij zijn allebei één AVI-niveau vooruit gegaan tijdens de interventieperiode, terwijl er daarvoor sprake was van stagnatie. Ook op de DMT zijn zij beiden meer vooruit gegaan tijdens de interventieperiode dan daarvoor. Een mooi resultaat binnen dit leerjaar. 6.1.3 Communicatie, samenwerking en afstemming? Op de schaal „Communicatie met school over het leesonderwijs‟ gaven ouders voor de interventie gemiddeld 6,78 punten en na de interventie gemiddeld 8,17 punten. Op de schaal „Samenwerking en afstemming met school over het leesonderwijs‟ gaven ouders voor de interventie gemiddeld 6,7 punten en na de interventie gemiddeld 8,13 punten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat volgens de ouders de communicatie, samenwerking en afstemming tussen school en ouders over het leesonderwijs is verbeterd. 6.2 Discussie Tijdens het onderzoek zijn er een aantal zaken anders verlopen. Het verschil in opleidingsniveau, achtergrondkennis en taalniveau tussen de ouders was groot, waardoor het moeilijk was om aan alle behoeften tegemoet te komen.
20
Voor een aantal ouders was de vragenlijst moeilijk in te vullen doordat zij slecht Nederlands spreken of zelf moeite hebben met lezen. Daardoor zijn mogelijk niet alle antwoorden juist ingevuld en is niet werkelijk hun mening vertegenwoordigd. Het aantal dagen dat er gelezen wordt, was moeilijk in te schatten voor leerlingen. Het aantal minuten was voor veel leerlingen zelfs geheel niet in te schatten en is daarom weg gelaten in de verwerking. Omdat veel ouders het logboek niet hebben ingevuld, was voor hen het aantal dagen mogelijk ook moeilijk in te schatten. Het is daarom mogelijk dat ouders wel meer zijn gaan lezen, maar dit niet terug te zien is in de resultaten. De vooruitgang op de AVI CITO is één niveau in beide periodes. Dit is al een mooie vooruitgang voor leerlingen in het speciaal basisonderwijs die moeite hebben met het leren lezen. Bij hen is volgens Houtveen, Smits en Brokamp (2010) het leestempo blijvend een probleem. Dan is niet te verwachten dat dit na een korte interventie in de tweede periode voor zoveel meer vooruitgang zal zorgen dat dit twee AVI-niveaus zijn. 6.3 Aanbevelingen Twintig van de 23 ouders raden aan om het project te herhalen, drie van de 23 ouders raden aan om dit misschien te doen; ouders zijn enthousiast en leerlingen zijn enthousiast. SBO Michaëlschool wordt dan ook aangeraden om het project thuis lezen volgend schooljaar weer uit te voeren. Er wordt geadviseerd het project langer dan 12 weken uit voeren om te bekijken wat de resultaten over een langere periode zijn. Het advies is om het project uit te voeren vanaf de start van het schooljaar tot de toetsperiode in januari 2014. Bij hogere toetsresultaten kan mogelijk het project herhaald worden. Bij de tweede ouderbijeenkomst (opkomst zeven van de 23 ouders) waren veel afzeggingen en voor de aanwezigheid op de algemene ouderavond (zes van de 23 ouders) was weinig interesse. Mogelijk zou bij een volgend project de eerste trainingsbijeenkomst voldoende zijn. Ouders moeten persoonlijk benaderd worden, hierdoor zijn vijftien van de 23 ouders mee gaan doen aan het project.
21
Hoofdstuk 7 Evaluatie Ik heb onderzoek gedaan over twee thema‟s die ik erg belangrijk en interessant vind: didactisch partnerschap en technisch lezen. Het begrip didactisch partnerschap oftewel ouderbetrokkenheid, bleek niet meetbaar te maken en daarom heb ik gekozen om dit te veranderen in meer tijd die thuis wordt besteed aan het lezen. Dat is een goede keuze geweest omdat dit goed meetbaar is, maar ik vind het jammer dat daardoor de ouderbetrokkenheid die is vergroot, niet volledig terug te zien is in de onderzoeksresultaten. Dat deze vergroot is, merk ik aan het enthousiasme van de ouders, maar ook dat van de leerlingen en leerkrachten, en dat is helaas niet goed meetbaar. Ouders hebben bij de toelichting in de enquêtes aangegeven heel enthousiast te zijn over het project en ik hoor dit ook zelf of via de leerkracht van ze terug. De leerlingen komen mij vertellen hoeveel boekjes ze thuis al hebben gelezen en vragen of ze weer boekjes mogen komen ruilen. Een voorbeeld hiervan is een leerling uit groep 5 die voor het onderzoek nooit thuis een boek las. Nu komt hij mij dagelijks vertellen hoe ver hij al is in zijn boek dat hij van school leent, hij komt trots vertellen wanneer hij een boek uit heeft en vraagt nog steeds (ook nu het onderzoek al afgelopen is) om nieuwe boeken om thuis te lezen. Ook zijn moeder is enthousiast. Zij was op uitnodiging van de leerkracht bij de eerste ouderbijeenkomst en vroeg aan het einde of ze ook voor haar dochter in groep 4 mee kon doen. Vier dagen na de ouderbijeenkomst kwam ze mij vertellen hoe fijn ze het thuis lezen vond, ook als rustmoment. Ze gaf aan dat haar zoon voor het onderzoek nooit thuis wilde lezen. Nu andere kinderen uit zijn klas ook thuis lazen vanwege het onderzoek, was hij ineens ook enthousiast. Op de eindvragenlijst gaf ze aan het heel leuk en leerzaam gevonden te hebben, voor haarzelf en voor haar kinderen. Dit enthousiasme vind ik een geweldig resultaat van mijn onderzoek. Ik ben dan ook ontzettend blij en trots dat het leesproject zo‟n groot succes was en er zoveel leerlingen met hun ouders aan mee hebben gedaan. De onderzoeksresultaten laten zien dat het zeker zinvol is het project te herhalen. Ondanks dat het onderzoek niet volledig de resultaten heeft opgeleverd die ik gehoopt had, heb ik door dit onderzoek wel een ontwikkeling op schoolniveau in gang gezet.
22
Dankwoord Allereerst wil ik natuurlijk alle ouders van SBO Michaëlschool die hebben deelgenomen aan dit onderzoek bedanken. Zonder de inzet van deze ouders was er geen onderzoek rondom didactisch partnerschap mogelijk geweest. Ik wil ook de leerlingen bedanken voor hun enthousiasme om thuis met hun ouders te gaan lezen en hun openheid tijdens het invullen van de vragenlijsten voor en na de interventie. Daarnaast wil ik het team van SBO Michaëlschool bedanken voor hun inzet en medewerking tijdens mijn onderzoek. Ik wil de directie, Eva Naaijkens en Ria van Aarle, bedanken dat zij mij de mogelijkheid hebben gegeven om dit onderzoek op onze school uit te voeren. Daarnaast wil ik de leerkrachten bedanken die ouders persoonlijk benaderd hebben om mee te doen aan mijn onderzoek. Dit zijn Lisette Cornelisse, Jacqueline Poortvliet, Diane Faber en Paulien Wouters. Ook wil ik onze onderwijsassistent Marlies Aalbers bedanken omdat zij mij bij de uitvoering van de twee trainingsbijeenkomsten voor ouders heeft geholpen. Tot slot wil ik Marion van Herp bedanken voor haar hulp bij het verzamelen van een aantal onderzoeksgegevens. Ik wil ook mijn twee leerteams bedanken voor hun hulp, feedback en advies. De docenten van het Seminarium voor Orthopedagogiek wil ik bedanken voor inspirerende en leerzame bijeenkomsten en de feedback op de verslagen. In het bijzonder wil ik Lucie Spreij bedanken voor haar begeleiding tijdens dit tweede studiejaar. Tot slot wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor de steun en motivatie. In het bijzonder wil ik mijn zus Pauline Sietses-le Blanc en mijn zwager Arjan Sietses bedanken voor de uitleg over Excel, hun feedback en vooral de steun en motivatie tijdens de gehele studie.
23
Literatuur Blok, H. (2010). Samen werken aan leren lezen. Cursusboek voor ouders van leerlingen in jaargroep 4 en hoger. Almere: Lectoraat Maatwerk Primair, Pabo Almere. Blok, H. & Kranenburg, D. (2010). Ouders als didactische partners. Samenwerken aan leren lezen. JSW, januari 2011, p. 18-21. Blok, H., Boendermaker, C. en Oostdam, R. (2011). Begeleid hardop lezen, een effectieve methodiek voor zwakke lezers; handleiding voor de schoolpraktijk. Almere: Lectoraat Maatwerk Primair, Pabo Almere. Blok, H., Oostdam, R. & Boendermaker, C. (2012). Begeleid hardop lezen. Groepsgewijze leeshulp. JSW, februari 2012, p. 6-9. Broerse, A & Spreij, L. (2009). Parameters in de dynamiek van educatief partnerschap. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 48 (2009), 483-492. Christiaanse, H. (2012). Onderwijsondersteuning door ouders. JSW, februari 2012, p. 32-35. Cijvat, I., Gelderblom, G. & de Vries, p. (2009). Leren doen we samen. Amersfoort: CPS. Desforges, C. & Abouchaar, A. (2003). The Impact of Parental Involvement, Parental Support and Family Education on Pupil. Achievements and Adjustment: A Literature Review. Nottingham: Department for Education and Skills. De Vries, P. (2010). Handboek ouders in de school. Amersfoort: CPS. Hogeschool Utrecht, Seminarium voor Orthopedagogiek (z.j.). Katern Begeleidings- en Reflectiemodellen. Hulpmiddel voor Begeleiding, Werken in leerteams en reflectie. Utrecht: Hogeschool Utrecht, Seminarium voor Orthopedagogiek Houtveen, A.A.M., Smits, A.E.H. en Brokamp, S.K. (2010). Lezen is weer lezen. Utrecht: Hogeschool Utrecht. Jongbloed, A. (2009). Kilometers maken. Lezen bevorderen: RALFI en Connect. JSW nummer 2, oktober 2009, p. 18-21. Jongen, I. en Krom, R. (2009). DMT en AVI (handleiding). Arnhem: Cito. Klaassen, H. en Sienstra-Sondij (1999), A.. Samen beter lezen. Een oefenmethode voor op school en thuis. Amersfoort: CPS. Meijer, R. (2009). Opbrengstgericht werken doe je zo! Utrecht: PO-raad. Menheere A. & Hooge, E. (2010). Ouderbetrokkenheid in het onderwijs. Een literatuurstudie naar de betekenis van ouderbetrokkenheid voor de schoolse ontwikkeling van kinderen. Amsterdam: Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam. Pameijer, N., van Beukering, T. & de Lange, S. (2009). Handelingsgericht werken: een handreiking voor het schoolteam. Leuven/ Den Haag: Acco. Paternotte, A. (2006). Houvast bij leesproblemen en dyslexie op de basisschool. Leidraad voor ouders. Doetinchem: Senefelder Misset. Ros, B. (2008). Oefenen in de klas, zonder toeters of bellen. Didaktief, 2008, februarimaart, p.4-7. Scheltinga, F., van Druenen, M., Gijsel, M. & Verhoeven, L. (2011). Protocol Leesproblemen en Dyslexie voor het SBO. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. Shonkoff, J. & Meisels, S. (2000). Handbook of Early Childhood Intervention, Second Edition. Cambridge: Cambridge University Press. Sliedrecht, A. (2012). Betrokkenheid van ouders geeft extra stimulans. Nationale Onderwijskrant, april 2012, p. 12. Culemborg: Nationale Onderwijsweek. Spreij, L. & Klapwijk, G. (2013). Choice. Utrecht: Hogeschool Utrecht, Seminarium voor Orthopedagogiek. Struiksma, A.J.C., van der Leij, A. & Vieirja, J.P.M. (2012). Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen. Amsterdam: VU Uitgeverij. Van Dam (z.j.). Taalleesonderwijs. Ouders betrekken bij taal/leesonderwijs. Kwaliteitskaart. Utrecht: PO-raad. Van der Leij (2003). Leesproblemen en dyslexie. Beschrijving, verklaring en aanpak. Rotterdam: Lemniscaat. Van Heugten, A. (z.j.). Samenlezen met je kind. Drunen: Delubas.
24
Van Peet, A.A.J. en Everaert, H.A.M. (2011). Lessen in onderzoek. Onderzoek in de onderwijspraktijk. Amersfoort: Uitgverij Agiel. Vernooy, K. (z.j.). Elk kind een lezer! Elk kind een lezer? Vernooy, K. (2006). Effectief omgaan met riscicolezers. Amersfoort: CPS. Vernooy, K. (2009). Lezen stopt nooit! Van een stagnerende naar een doorgaande leesontwikkeling voor risicolezers. Hengelo: Hogeschool Edith Stein. Vernooy, K., Vollenbroek, R. & van der Hoogt, T. (2012). Opbrengstgericht werken: ‘Vlot en vloeiend lezen’. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
25
Bijlagen 1. Cursusboek voor ouders 2. Vragenlijst leerling nulmeting 3. Vragenlijst leerkracht nulmeting 4. Vragenlijst ouders nulmeting 5. Vragenlijst leerling eindmeting 6. Vragenlijst leerkracht eindmeting 7. Vragenlijst ouders eindmeting 8. PowerPointpresentatatie van trainingsbijeenkomst 22 maart 2013 9. Foto‟s mappen voor ouders 10. Logboek 11. Positieve opmerkingen voor logboek 12. PowerPointpresentatatie van trainingsbijeenkomst 24 april 2013 13. Uitslagen toetsgegevens en enquêtes
26
Bijlage 1: Cursusboek voor ouders
SBO de Michaëlschool & ouders samen voor goede lezers! Informatie voor ouder(s)/verzorger(s) van leerlingen op SBO de Michaëlschool in Amersfoort. Samengesteld door Leontine le Blanc, maart 2013
Uw kind ………………………………………………………..
beheerst AVI……………..
en oefent AVI……………….
27
1.
Hoe u thuis leesbegeleiding kunt bieden1
Begeleid hardop lezen De methodiek waar u mee gaat werken heet begeleid hardop lezen. Bij deze oefenvorm oefenen kinderen met het hardop lezen van tekst met begeleiding en ondersteuning van u als ouder. Door het hardop lezen kunt u als ouder positieve feedback geven als het goed gaat en hulp geven als uw kind er uit zichzelf niet uitkomt. Er zijn twee varianten. Verder Lezen en Opnieuw Lezen. Bij „Verder Lezen‟ leest uw kind steeds nieuwe hoofdstukken/ teksten. Bij „Opnieuw Lezen‟ oefent uw kind enkele malen met dezelfde tekst, zo lang als nodig is om de tekst zonder fouten en in een passend tempo te kunnen voorlezen. Uit onderzoek weten we dat beide varianten effectief zijn. Het is aan u, in overleg met uw kind, om een keuze te maken tussen deze beide mogelijkheden. U kunt ook voor een afwisseling kiezen, soms „Opnieuw Lezen‟, soms „Verder Lezen‟. Een belangrijke afweging bij de keuze is de inzet van uw kind. U kiest de variant die het beste bij uw kind past en die de grootste inzet losmaakt. Een grote inzet, dat wil zeggen een grote bereidheid om je best te doen, bevordert de effectiviteit van het begeleid hardop lezen. De kracht van begeleid hardop lezen is dat kinderen directe feedback krijgen en dat er mogelijkheden zijn om ook aan begrijpend lezen, woordenschat en leesplezier aandacht te besteden. U kunt de volgende werkvormen gebruiken: 1. Simultaan lezen (ook wel koorlezen genoemd) Simultaan lezen wil zeggen dat u en uw kind tegelijk de tekst hardop lezen, in een tempo dat aangepast is aan het tempo van uw kind. 2. Om de beurt lezen U en uw kind lezen om de beurt een zin of enkele zinnen. Het is de bedoeling dat uw kind wel steeds meeleest als u aan de beurt bent. U zult dus uw tempo moeten aanpassen. Eigenlijk lezen uw kind en u beiden de hele tekst, maar om de beurt hardop of zachtjes in zichzelf. 3. Voorlezen aan u Uw kind gaat aan u voorlezen. U zit tegenover uw kind of op een afstandje. U leest niet mee in het boek en stelt u uitsluitend op als luisteraar. Als u iets niet begrijpt of als u denkt dat er iets niet klopt, dan vraagt u dat na. Op deze manier kan uw kind oefenen de tekst steeds beter te lezen. U kunt iets zeggen over leestekens, toon en andere kenmerken van de voordracht.
Dit hoofdstuk is een bewerkte selectie met eigen toevoegingen van hoofdstuk 3 van Blok, H. (2010). Samen werken aan leren lezen. Cursusboek voor ouders van leerlingen in jaargroep 4 en hoger. Almere: Lectoraat Maatwerk Primair, Pabo Almere. 1
28
4. De rollen omgekeerd U leest een klein stukje hardop, terwijl uw kind meeleest. U maakt opzettelijk een enkel foutje, dat uw kind dan moet ontdekken en verbeteren. Als uw kind de opzettelijk gemaakte fouten níet opmerkt, kunt u dat zelf doen. Sommige kinderen vinden deze werkvorm heel leuk om te doen en het verhoogt hun zelfvertrouwen. 5. Invullezen Lees het verhaal voor en laat woorden weg. Uw kind wijst met de vinger bij en zegt het woord dat u weglaat. (bron: www.onderwijsgek.nl) 6. Echolezen Lees telkens een zin en laat uw kind vervolgens dezelfde zin lezen. Let op dat uw kind daadwerkelijk leest en niet slechts nazegt. (bron: www.onderwijsgek.nl) 7. Oud en nieuw Uw kind leest een zin. U herhaalt deze zin en leest er een nieuwe zin bij. Uw kind herhaalt de laatste zin en leest ook weer een nieuwe erbij. Er wordt dus steeds een „oude‟ en „nieuwe‟ zin gelezen. (bron: www.onderwijsgek.nl) 8. Voor, koor, doorlezen Eerst voorlezen zodat uw kind de tekst al een keer hoort. U leest het stuk niet te snel, maar vloeiend voor. Het kind wijst het woord, dat gelezen wordt bij. Daarna lezen ouder en kind de tekst samen hardop (koorlezen). De ouder praat zachtjes, en vooral ondersteunend. Het kind wijst met de vinger het woord bij. Als het lezen goed gaat, kan stap twee overgeslagen worden. Ook als u het idee krijgt te veel in een schoolse sfeer te komen. Tot slot leest het kind de tekst hardop voor. De ouder wijst bij en bepaalt daarmee het tempo waarin gelezen wordt. Het lezen moet vloeiend en op toon gaan. Als het kind aarzelt of hakkelt bij een woord, zegt de ouder het woord voor. (bron: http://www.obs-nicolaasbeets.nl/uploads/tekstblokken/tips_voor_de_ouders.pdf)
Stillezen Als kinderen AVI CITO E4 beheersen of als een kind zonder veel moeite wil en kan stil lezen, kan uw kind naast begeleid hardop lezen, af en toe zelf stillezen in een leesboek.
29
Leesbegrip en woordenschat Gedurende het lezen moet er natuurlijk aandacht zijn voor het begrijpen van tekst en woorden. Het komt voor dat uw kind soms woorden leest die het niet kent of snapt. In dat geval kunt u uitleg geven over de betekenis van onbekende woorden. Voer korte gesprekjes over de gelezen tekst. Doe dit voor, tijdens en na het lezen. Maak bijvoorbeeld gebruik van de volgende vragen: Vragen voor het lezen: Waar denk je dat de tekst over gaat als je kijkt naar de titel en de plaatjes? Wat weet je al van dit onderwerp? Wat wil je te weten komen? Vragen tijdens het lezen: Had je gelijk over waar de tekst over gaat? Wat is belangrijk of interessant om te onthouden? Hoe zal de tekst verder gaan? Vragen na het lezen: Ben je te weten gekomen wat je wilde weten? Kun je in het kort vertellen waar de tekst over gaat?
(bron: Cijvat, I., Gelderblom, G. & de Vries, p. (2009). Leren doen we samen. Amersfoort: CPS)
Aandacht voor de voordracht Voordracht heeft te maken met de juiste woordaccenten en de melodie van de zin („op toon lezen‟). Een goede lezer maakt gebruik van leestekens en laat dat ook horen. Je kunt bovendien pas goed op toon voorlezen als je begrijpt wat je leest. Aandacht voor de voordracht bij het voorlezen tilt het lezen naar een hoger niveau, waarbij de lezer rekening leert houden met de luisteraar. Voorlezen is een vorm van communicatie waarbij een juiste voordracht belangrijk is voor begrip bij de luisteraar. Op twee manieren kan er aandacht besteed worden aan een passende voordracht: uitleg geven en voordoen. Vaak hebben zwakke lezers expliciete aanwijzingen nodig over het laten horen van de leestekens.
Inzet en motivatie Het is van het grootste belang dat uw kind zich tijdens het oefenen inzet. Een groot voordeel dat u alleen leest met uw kind is dat u één-op-één aandacht kunt geven aan de inzet waarmee uw kind oefent. Oefenen zonder je daarvoor in te zetten, helpt meestal weinig. Als u merkt dat de inzet minder wordt, kunt u daar aandacht aan geven door erover te praten. Is uw kind bang om fouten te maken? Gelooft het niet dat oefenen helpt? Is het moe en wil het liever op een ander moment oefenen? Vindt het de tekst niet interessant? Ieder kind wil graag een goede lezer worden en is best bereid zich daarvoor in te spannen. Boos worden of met straf dreigen heeft zelden zin, het is dus beter om dat niet te doen.
30
Aantal keren oefenen Vaker kort oefenen helpt meestal meer dan maar één of twee keer in de week lang oefenen. Probeer elke week minimaal vier á vijf momenten in te plannen met een duur van ongeveer 15 á 20 minuten. Gebruik een wekkertje of zandloper, zodat er geen discussie is over de duur van het lezen. Of gebruik de TimeTimer die uw kind gewend is van school: http://www.touchscreen-digiborden.nl/wpcontent/uploads/2011/01/tt_virtual.swf U kiest de leesmomenten in overleg met uw kind. Houdt u zoveel mogelijk per week dezelfde momenten aan. Dat geeft zekerheid en rust. Meestal is er bijvoorbeeld tussen de avondmaaltijd en het naar bed gaan wel een moment te vinden.
Logboek Het is een goed idee om uw ervaringen vast te leggen in een logboek. Het logboek is bovendien een belangrijke steun als bij de evaluatie teruggeblikt wordt op de hulp en de effecten daarvan. Van school ontvangt u een kanten-klaar voorbeeld dat u kunt gebruiken. Daarnaast ontvangt u een lijst met positieve opmerkingen voor in het logboek. (Deze lijst komt uit: Klaassen, H. en Sienstra-Sondij (1999), A.. Samen beter lezen. Een oefenmethode voor op school en thuis. Amersfoort: CPS).
31
2.
Feedback geven
Het nut van voorzeggen Het voorzeggen van het woord is erg belangrijk. Het tempo blijft constant en het kind kan op toon blijven lezen. Dat geeft een veilig gevoel, omdat het kind zich gesteund voelt. Dat komt het zelfvertrouwen ten goede en daarmee ook het lezen. Het voorzeggen is ook belangrijk, omdat het kind daardoor niet een verkeerd woordbeeld gaat plakken aan het woord. De volgende keer zal hij het eerder herkennen. Het kind een woord laten spellen heeft geen zin. Het houdt het lezen op, de vloeiendheid gaat uit het lezen. De volgende keer dat het kind het woord tegenkomt, zal het weer net zo hard gaan spellen. Door het voorzeggen blijft lezen ontspannend. Het is erg belangrijk spanning te voorkomen. (Bron: http://www.obs-nicolaasbeets.nl/uploads/tekstblokken/tips_voor_de_ouders.pdf)
Complimenten
Positieve feedback is heel belangrijk en moet duidelijk maken wát er precies goed ging. Dus bijvoorbeeld niet: „goed zo‟, maar „ik vind het heel goed dat je het woord „spoken‟ nu goed leest, terwijl het net zo lastig was‟. (Bron: Houtveen, A.A.M., Smits, A.E.H. & Brokamp, S.K. (2010). Lezen is weer lezen. Utrecht: Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie, Kenniscentrum Educatie.)
Belonen Aan het eind van de samen leessessie geeft de ouder positief commentaar: „Goed op toon gelezen‟, of „Bijna geen fouten gelezen‟, of „Dat heb je spannend voorgelezen‟. Als een wat dikker boek gelezen wordt, kan de ouder het hoofdstuk uitlezen of een paar bladzijden verder lezen. Het boek wordt dan sneller uit gelezen en de spanning blijft er in. (Bron: http://www.obs-nicolaasbeets.nl/uploads/tekstblokken/tips_voor_de_ouders.pdf)
32
3.
Tips2
1. Lezen moet leuk blijven. Het is belangrijk dat uw kind het (samen) lezen leuk vindt. Zorg daarom voor een prettige sfeer. Word niet boos als uw kind fouten maakt en geef uw kind veel complimenten. 2. Besteed bijna elke dag tijd aan lezen. Vijf keer per week oefenen levert meer op dan één keer per week een uur bezig zijn. 3. Kies samen een gezellige plek uit en zorg ervoor dat u allebei goed in het boek kunt kijken. 4. Vooraf kunt u gezellig met elkaar praten over de plaatjes in het boek en de titel van het verhaal. 5. Een beginnende lezer wijst vaak nog mee met de woorden. U kunt dit ook doen met uw tekst. Dan ziet uw kind wat u leest. 6. Misschien is een hoofdstuk te lang om in één keer uit te lezen. U kunt dan gedeeltes van uw kind overnemen, u leest bijvoorbeeld het hoofdstuk uit. 7. Stel vragen voor, tijdens en na het lezen. U kunt samen met uw kind teksten lezen over onderwerpen die uw zoon of dochter interesseren en hier een vraag over stellen tijdens en na het lezen. 8. Beloon uw kind. Zorg ervoor dat samen lezen leuk en ontspannen is en geef uw kind complimentjes als het goed gaat. Zo krijgt uw kind meer zelfvertrouwen. 9. Kies een boek dat bij uw kind past en uw kind leuk vindt om te lezen. Een boek dat gaat over wat uw zoon of dochter aanspreekt, bijvoorbeeld een hobby, is vaak leuk om te lezen. Als uw kind al iets weet over het onderwerp maakt dat het lezen gemakkelijker. 10.Oefen en herhaal. Naast teksten over onderwerpen die uw kind interessant vindt, is het ook goed om teksten die uw kind al een keer gelezen heeft nog eens te lezen.
2
Deze tips komen uit: Van Heugten, A. (z.j.). Samenlezen met je kind. Drunen: Delubas en Cijvat, I., Gelderblom, G. & de Vries, p. (2009). Leren doen we samen. Amersfoort: CPS.
33
4. Welk boek kan uw kind al lezen? Een uitleg over leesniveaus van kinderen3 Veel ouders vinden het lastig om een leesboek voor hun kind uit te zoeken. Wat kan mijn kind al lezen? Is dit boek niet te moeilijk of juist te gemakkelijk voor mijn kind? In dit hoofdstuk leest u over leesniveaus van kinderen. Zo kunt u eenvoudiger het boek kiezen dat bij het leesniveau van uw kind past. In Nederland gebruiken we al ruim 35 jaar het AVI-systeem. Dit systeem is een praktisch hulpmiddel bij het zoeken naar een leesboek. Het AVI-systeem geeft aan hoe goed een kind technisch kan lezen. Dat betekent dat het aangeeft hoe goed een kind de woorden in een tekst kan lezen. Ook geeft het AVI-systeem aan hoeveel moeilijk leesbare woorden een boek bevat. Dit noemen we het technisch leesniveau van een boek. Er zijn twaalf AVI-niveaus die zijn gekoppeld aan de leerjaren van de reguliere basisschool. Per leerjaar zijn er twee niveaus: een niveau halverwege het leerjaar (M voor Medio) en een niveau aan het einde van het leerjaar (E voor Einde). Bijvoorbeeld: AVI-M3 staat voor het technisch leesniveau van de gemiddelde leerling halverwege (medio) groep 3 regulier basisonderwijs. AVI-E7 staat voor het technisch leesniveau van de gemiddelde leerling aan het einde van groep 7 regulier basisonderwijs. Twee niveaus hebben een afwijkende naam: AVI-Start (AVI-S) en AVI-Plus (AVI-P). AVI-Start gaat vooraf aan AVI-M3 en is voor beginnende lezers. AVI-Plus volgt op AVI-E7 en geeft aan dat het leesniveau van een kind boven het gemiddelde niveau van de leerlingen aan het einde van groep 7 regulier basisonderwijs ligt. Op de voorkant van dit boekje staat wel AVI-niveau uw kind beheerst en in welk AVI-niveau uw kind oefent. Op veel boeken staan de AVI-niveaus. Deze zijn handig bij het kiezen van leesboeken.
3
Dit hoofdstuk is een bewerkte selectie van hoofdstuk 4 van Blok, H. (2010). Samen werken aan leren lezen. Cursusboek voor ouders van leerlingen in jaargroep 4 en hoger. Almere: Lectoraat Maatwerk Primair, Pabo Almere en de ouderfolder van Cito (2012) Welk boek kan uw kind al lezen? Een uitleg over leesniveaus van kinderen. Arnhem: Cito.
34
Oudere boeken hebben nog de oude AVI-indeling. Met onderstaande tabel kunt u zien welk nieuwe AVI-niveau hierbij hoort: Van AVI OUD naar AVI NIEUW 1 2 3 4 5 6 7 8 9 >9
Start – M3 M3 – E3 E3 – M4 M4 – E4 M4 – E4 – M5 E4 – M5 – E5 E5 – M6 E5 – M6 – E6 – M7 M6 – E6 – M7 M7 – E7 – Plus
Of een leesboek voor uw kind een geschikt oefenboek is, hangt niet alleen af van het AVI-niveau. Belangrijk is vooral dat uw kind de inhoud van het boek leuk vindt. Ga maar na bij uzelf. Bij een saaie tekst is het veel moeilijker om de aandacht erbij te houden. Een saaie tekst levert bovendien weinig leesplezier. Een kind kan een bepaald onderwerp zo leuk vinden dat het een moeilijk boek over dat onderwerp met heel veel plezier leest. Een goede stelregel is om bij de keuze van een leesboek met allebei rekening te houden, met het AVI-niveau én met de interesse die uw kind voor het boek heeft. Voor kinderen aan het begin van de leesontwikkeling, ongeveer tot en met E4 is het verstandig om wat meer rekening te houden met het AVI-niveau. Vanaf M5, als kinderen met het leren lezen al wat verder zijn, begint de interesse een steeds grotere rol te spelen. U zult merken dat kinderen die met AVI nog op M5 zitten, best al wel een leesboek aankunnen op E5 of M6, als ze de inhoud maar interessant vinden. Vragen over het leesniveau van uw kind kunt u vanzelfsprekend ook stellen aan de leerkracht van uw kind. Het belangrijkste is dat uw kind plezier heeft in het lezen!
35
5.
Hoe u aan geschikte boeken of teksten komt
Mogelijke materialen: 1. Samenleesboeken: Speciaal voor beginnende lezers zijn er Samenleesboeken. Uw kind leest de zinnen met grote letters, zelf leest u de andere zinnen. Zo kun je samen een boek lezen. Voor meer informatie en een voorbeeldverhaal: vraag aan Leontine het boekje „Samenlezen met je kind‟ van Delubas. 2. Strips: Let er op dat dit strips zijn waarvan de letters geen hoofdletters zijn. Natuurlijk is dit geen probleem als uw kind gemotiveerd is en hier geen moeite mee heeft. 3. Jeugdtijdschriften Tijdschriften kunnen over een onderwerp gaan wat uw kind erg aanspreekt en zal het lezen dus motiveren. 4. Teksten Teksten zijn leuk en goed om mee af te wisselen, maar lees vooral ook veel boeken. 5. Leesboeken of informatieve boeken (bron: hoofdstuk 5 van Blok, H. (2010). Samen werken aan leren lezen. Cursusboek voor ouders van leerlingen in jaargroep 4 en hoger. Almere: Lectoraat Maatwerk Primair, Pabo Almere)
Bij het zoeken naar geschikte boeken kunt u op twee zaken letten: a. waar het boek over gaat en b. hoe moeilijk het boek is. Het eerste is belangrijker dan het tweede. Uit de praktijk blijkt dat kinderen een boek dat ze interessant vinden, heel graag lezen, ook als het een moeilijk boek is. Omgekeerd geldt dat kinderen niet gemotiveerd zijn voor boeken die ze oninteressant vinden, óók niet als het een boek is dat goed bij hun leesniveau past. Het is daarom verstandig om goed naar uw kind te luisteren. Help hem of haar bij het vinden van interessante boeken, maar laat de uiteindelijke keuze aan uw kind zelf. Het kan geen kwaad als uw kind een boek kiest dat aan de moeilijke kant is. U zit er immers bij om het kind te helpen. Uw hulp zorgt ervoor dat een kind moeilijker teksten aan kan, dan wanneer het zelfstandig zou lezen. Als het onverhoopt toch een keertje gebeurt dat een boek duidelijk veel te moeilijk is, dan geven kinderen dat bijna altijd zelf aan. Immers, als het ontcijferen van de tekst te veel energie en aandacht vergt, dan komt er van de inhoud weinig over. Zo‟n boek wordt vanzelf oninteressant.
Waar haalt u deze materialen vandaan? 1. Lenen van school Bij de ouderbijeenkomst van 22 maart krijgt u boeken te leen om thuis uit te lezen. Deze boeken kunt u weer omruilen op de ouderbijeenkomst op donderdag 25 april en de reguliere ouderavond op 23 mei. Tussendoor kunt u ook altijd (eventueel via uw kind) boeken omruilen via Leontine.
36
2. De bieb U kunt ook boeken lenen bij de bieb. Voor een lidmaatschap voor uw kind betaalt u één keer 2,50 en is daarna gratis. Je kunt dan steeds weer gratis andere boeken lenen voor je kind. Als u lid bent van zorgonderneming Beweging 3.0, hoeft u bij lid worden geen inschrijfgeld te betalen. http://www.debeep.nl/ Bij Bibliotheken Eemland horen de bibliotheken in de plaatsen Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Leusden, Achterveld en Woudenberg. De centrale bibliotheek is gevestigd aan Zonnehof 12 in Amersfoort. De adressen van de andere vestigingen vindt u op: http://www.debeep.nl/vestigingen/17 Voor Soest: http://bibliotheek.ideacultuur.nl/
3. Makkelijk Lezen Plek Elke vestiging van Bibliotheek Eemland heeft een Makkelijk Lezen Plek. De Makkelijke Lezen Plek is speciaal voor kinderen van 7-12 die lezen niet zo makkelijk vinden, bijvoorbeeld omdat ze dyslexie hebben. Bij de Makkelijke Lezen Plek staan boeken die wat makkelijker geschreven zijn, maar waarvan inhoud niet kinderachtig is. Ook staan hier de luisterboeken en meeleesboeken die zijn ingesproken op cd. In sommige vestigingen is een collectie Daisy roms. Dit zijn een speciaal soort luisterboeken. 4. Boeken zoeken via een website (bron: hoofdstuk 5 van Blok, H. (2010). Samen werken aan leren lezen. Cursusboek voor ouders van leerlingen in jaargroep 4 en hoger. Almere: Lectoraat Maatwerk Primair, Pabo Almere)
Een interessante mogelijkheid om boeken te zoeken is via www.leesplein.nl. U kunt zoeken op titel, op onderwerp en op moeilijkheid. De boeken die de computer voor u vindt, kunt u opschrijven en vervolgens inzien of aanvragen bij de bibliotheek. De website biedt trouwens nog heel veel meer op het gebied van kinderboeken. Neus er maar eens rond. En laat ook uw kind maar eens neuzen. Kijk ook eens op: http://www.boekenjeugdgids.nl/ Boek en Jeugd Online is een doorzoekbare database, waarin een ruime selectie jeugdboeken is opgenomen, die bovendien voortdurend wordt uitgebreid. Het gaat daarbij om de mooiste, leukste of meest bruikbare titels uit het grote aanbod van kinder- en jeugdboeken. http://www.makkelijklezenplein.nl/ Deze site is voor alle kinderen die lezen niet zo makkelijk vinden. http://boekenzoeker.org/ Dit is een online zoekmachine die jonge lezers persoonlijk leesadvies biedt op basis van hun eigen interesse, hobby of stemming.
37
http://www.kinderjury.nl/ Over de kinderjury en boekentips. http://kinderboeken.startpagina.nl/ Overzicht van kinderboekenschrijvers, illustratoren en kinderboekenwinkels in Nederland http://www.leesfeest.nl/ Onafhankelijk leesbevorderingproject van de Stichting Leesfeest. 5. Gratis boeken via internet Op internet zijn een aantal websites waar je gratis kinderboeken kunt downloaden. Bijvoorbeeld: http://www.gratiskinderboek.nl/ De boeken van verhalenschrijver Arco Struik die aangeboden worden op ‟Gratis Kinderboek‟ zijn geschreven voor kinderen van verschillende leeftijden die moeite hebben met het leesniveau dat gemiddeld voor hun leeftijd geldt. Het onderwerp van de boeken is voor een hogere leeftijd, maar wordt aangeboden in eenvoudige taal. Kijk dus ook goed naar de leeftijd bij de keuze! Deze site is belangeloos opgezet om kinderen te stimuleren (meer) te gaan lezen. AVI-M3 t/m E6. http://www.zwijsen.nl/web/Webwinkel/Home/Maan-roos-vis/Maan-roos-visArtikel/Traktatie-taart-van-juf-jet.htm Download hier gratis het feestelijke jubileumboek 'taart van juf jet'. Het boek sluit aan bij leesniveau AVI-M3. https://www.eduboek.nl Gratis een account aanmaken voor een aantal gratis informatieve jeugd boeken. Klik op gratis boeken nieuwe klant registreren. 6. Gratis teksten via internet: Er zijn ook gratis teksten te vinden via internet. Bijvoorbeeld op: http://www.leestrainer.nl/Technisch%20lezen/index.htm Woorden en teksten op leesniveau AVI 1 t/m 9 (gebruik de tabel om te kijken welk nieuw AVI-niveau hierbij hoort). http://www.nib.nl/materialen/rew/ Teksten op leesniveau AVI 1 t/m 9 (gebruik de tabel om te kijken welk nieuw AVI- niveau hierbij hoort). http://www.avilezen.nl/kinderen.html Korte verhaaltjes op leesniveau M3 t/m M7. 7. Tweedehands boeken Tweedehands boeken zijn een stuk goedkoper dan nieuwe boeken. Kijk bijvoorbeeld eens op Marktplaats of op een rommelmarkt.
38
6.
Moeilijkheden bij het leren lezen4
Spellend lezen Spellend lezen is een vorm van lezen waarbij een kind niet de woorden als een geheel leest, maar alleen als de reeks van klanken waaruit het woord is opgebouwd. In plaats van /smal/ leest het kind /s/ /m/ /a/ /l/. Op zichzelf is met deze vorm van lezen niet iets mis. In de beginfase van het leren lezen leren heel veel kinderen voornamelijk spellend. Wel is de bedoeling dat ze elk woord na het benoemen van de afzonderlijke klanken altijd nog in zijn geheel lezen. Na een periode leesonderwijs beginnen kinderen steeds meer woorden direct te herkennen. En als ze een woord niet direct herkennen, dan spellen ze het vaak in stilte. De toehoorder merkt daar weinig meer van, hoogstens dat het kind even na moet denken. Een enkel kind blijft hangen in het spellend lezen, uit gewoonte of uit angst fouten te maken. Wat is er aan te doen? Met een potlood of een afdekkaartje kan een spellend gelezen woord in stukjes worden gedeeld: „lees eerst dit stukje eens … en dan het tweede stukje‟. Deze aanpak werkt zowel bij woorden die uit één lettergreep bestaan (bijvoorbeeld „stam‟) als bij meerlettergrepige woorden (bijvoorbeeld „boomstam‟). Een andere mogelijkheid is de methodiek van het „zingend lezen‟. Leer uw kind de klank aan te houden en te verbinden met de volgende klank. Dit ondersteunt de herkenning van het woord. Ook kan de mogelijke angst om fouten te maken worden besproken. Fouten maken bij lezen is niet erg. Iedereen die aan het oefenen is maakt wel eens een fout. Radend lezen Radend lezen is een vorm van lezen waarbij het kind regelmatig fouten maakt zonder deze op te merken. Soms worden woorden verkeerd gelezen of vervangen door woorden die erop lijken. Het kan ook zijn dat het kind de kleine woordjes, zoals „de‟ of „een‟ in de haast weglaat. Radend lezen treedt op als het kind sneller leest dan het de woorden kan ontcijferen. Radend lezen kan een gevolg zijn van de aanpak van het leesonderwijs, bijvoorbeeld als er druk wordt uitgeoefend om snel te lezen. Maar soms leggen kinderen zichzelf deze druk op. Wat is er aan te doen? Een radende lezer is niet gemakkelijk van zijn verkeerde leesaanpak af te helpen. Niet alleen merken ze zelf vaak niet dat ze een woord verkeerd lezen of overslaan. Ook vinden ze het vervelend om langzaam te lezen. Toch moet de aanpak zijn om het leestempo omlaag te brengen. Door een lager leestempo heeft uw kind meer tijd om alle afzonderlijke woorden te ontcijferen. Soms wil het helpen om gelijktijdig te lezen: ouder en kind lezen samen hardop in een op elkaar afgestemd tempo. De ouder kiest dan bewust een rustig tempo, passend bij de leestechniek waarover het kind beschikt.
4
Dit hoofdstuk is een bewerkte selectie van hoofdstuk 6 van Blok, H. (2010). Samen werken aan leren lezen. Cursusboek voor ouders van leerlingen in jaargroep 4 en hoger. Almere: Lectoraat Maatwerk Primair, Pabo Almere.
39
7.
Data
Vrijdag 22 maart: 14 uur-15 uur ouderbijeenkomst met uitleg.
Donderdag 25 april: 14 uur-15 uur ouderbijeenkomst tips, nieuw materiaal, vragen en hoe lezen in de meivakantie.
Donderdag 23 mei: reguliere ouderavond, u kunt vragen stellen aan de leerkracht en Leontine is ook aanwezig om vragen te beantwoorden.
10 juni-17 juni: afronden project, thuis vragenlijst invullen, op school worden alle leerlingen voor lezen getoetst (AVI+DMT).
Na de zomervakantie: terugkoppeling resultaten van dit project.
40
Bijlage 2: Vragenlijst leerling nulmeting Vragenlijst leerling: Datum: Naam leerling: Choice © Lucie Spreij & Geke Klapwijk Praktijk voor onderzoek en begeleiding – Seminarium voor Orthopedagogiek – HU - 2013 Je ziet hieronder schalen over schoolvakken en vaardigheden die je bij het leren nodig hebt. Wil je op iedere lijn van 1 tot 10 een streepje zetten plus het bijbehorende cijfer, waar je vindt dat je staat op die schaal? 10 staat daarbij voor de ideale situatie, hoe jij het zou willen hebben. 1 staat voor het tegenovergestelde. Onder iedere schaal kun je schrijven wat maakt dat je dat cijfer hebt gekozen. Elke schaal gaat van 1 tot 10, dat betekent niet dat het om een rapportcijfer gaat. De betekenis van ieder cijfer is heel persoonlijk voor degene die het invult; dezelfde 6 kan voor de ene leerling een heel andere betekenis hebben dan voor de andere leerling. 1. Lezen: vlot - vloeiend 1_______________________________________________________10 2. Lezen: begrijpen wat in de tekst of het verhaal staat 1_______________________________________________________10 3. Oefenen thuis 1_______________________________________________________10 Wat heb je nodig om thuis te oefenen met lezen? a. Van de eigen juf of meester: b. Van juf Leontine c. Van papa of mama
c. Van anderen, namelijk …………………
41
Stellingen Doorhalen wat niet van toepassingen is 1. Ik lees thuis wel eens samen met mijn vader of moeder
ja/nee 2. Ik lees thuis wel eens alleen.
ja/nee 3. Ik praat wel eens met mijn vader of moeder over wat ik
gelezen heb ja/nee 4. Ik heb thuis boeken, tijdschriften of teksten
ja/nee
42
Open vragen Bij de volgende vragen graag een getal invullen. Het antwoord kan ook 0 zijn. 1. Hoeveel dagen per week lees je samen met je vader of moeder? ……………… 2. Hoeveel minuten lees je ongeveer per keer samen met je vader of moeder? …………….. 3. Hoeveel minuten lees je in totaal per week samen je vader of moeder? …………….. 4. Hoeveel dagen per week lees je alleen? ……………… 5. Hoeveel minuten lees je ongeveer per keer alleen? …………….. 6. Hoeveel minuten lees je in totaal per week alleen? …………….. Ruimte voor opmerkingen:
43
Bijlage 3: Vragenlijst leerkracht nulmeting Vragenlijst leerkrachten Datum: Naam leerkracht: Naam leerling waarover deze lijst wordt ingevuld: Choice © Lucie Spreij & Geke Klapwijk Praktijk voor onderzoek en begeleiding – Seminarium voor Orthopedagogiek – HU - 2013 U ziet hieronder schalen over schoolvaardigheden en competenties van de leerling. Wilt u op iedere lijn van 1 tot 10 een streepje zetten plus het bijbehorende cijfer, waar u vindt dat deze leerling is op die schaal? 10 staat daarbij voor de ideale situatie, 1 voor het tegenovergestelde. Onder iedere schaal kunt u een korte toelichting schrijven over de betekenis van het ingevulde cijfer. Elke schaal gaat van 1 tot 10, dat betekent niet dat het om een rapportcijfer gaat. De betekenis van ieder cijfer is heel persoonlijk voor degene die het invult; dezelfde 6 kan voor de ene leraar een heel andere betekenis hebben dan voor de andere leraar. 1. Lezen: vlotheid - vloeiendheid 1_______________________________________________________10 2. Lezen: begrijpen wat in de tekst of het verhaal staat 1_______________________________________________________10 3. Oefenen thuis 1_______________________________________________________10 Wilt u de communicatie en samenwerking met de ouders van de leerling hieronder inschalen? 1. Communicatie met ouders over het leesonderwijs 1_______________________________________________________10 2. Samenwerking en afstemming met ouders over het leesonderwijs 1_______________________________________________________10
44
Bijlage 4: Vragenlijst ouders nulmeting Vragenlijst ouder(s)/verzorger(s) Datum: Naam ouder: Naam zoon/dochter: Choice © Lucie Spreij & Geke Klapwijk Praktijk voor onderzoek en begeleiding – Seminarium voor Orthopedagogiek – HU - 2013 U ziet hieronder schalen over schoolvaardigheden en competenties van uw zoon/dochter. Daarna volgen schalen over uw mogelijkheden thuis als ouder, om bij te dragen aan de leerontwikkeling van uw zoon/dochter. Daaronder ziet u twee schalen over de communicatie en samenwerking die u met de school ervaart. Wilt u op iedere lijn van 1 tot 10 een streepje zetten plus het bijbehorende cijfer, waar u vindt dat uw kind is op die schaal? 10 staat daarbij voor de ideale situatie, 1 voor het tegenovergestelde. Onder iedere schaal kunt u een korte toelichting schrijven over de betekenis van het ingevulde cijfer. Elke schaal gaat van 1 tot 10, dat betekent niet dat het om een rapportcijfer gaat. De betekenis van ieder cijfer is heel persoonlijk voor degene die het invult; dezelfde 6 kan voor de ene ouder een heel andere betekenis hebben dan voor de andere ouder. 1. Lezen: vlotheid - vloeiendheid 1_______________________________________________________10
2. Lezen: begrijpen wat in de tekst of het verhaal staat 1_______________________________________________________10
3. Oefenen thuis 1_______________________________________________________10
45
4. Ondersteuning van het lezen thuis door mij als ouder 1______________________________________________________10
5. Leescultuur bij u thuis: boeken (voor)lezen, kranten, tijdschriften lezen 1_______________________________________________________10
6. Communicatie met school over het leesonderwijs 1_______________________________________________________10
7. Samenwerking en afstemming met school over het leesonderwijs 1_______________________________________________________10
Wat heeft u nodig om u kind thuis te begeleiden met lezen? d. Van de leerkracht:
e. Van Leontine
c. Van anderen, namelijk …………………
46
Stellingen Doorhalen wat niet van toepassingen is 1. Ik lees thuis wel eens samen met mijn kind. ja/nee 2. Mijn kind leest thuis wel eens alleen. ja/nee 3. Ik praat wel eens met mijn kind over wat hij/zij gelezen heeft. ja/nee 4. Ik weet hoe ik mijn kind kan helpen met leren lezen. ja/nee 5. Ik weet het leesniveau van mijn kind. ja/nee 6. Ik heb voldoende materiaal om met mijn kind thuis te oefenen. ja/nee 7. Ik weet hoe ik aan materiaal kan komen om met mijn kind thuis te oefenen. ja/nee
47
Open vragen Bij de volgende vragen graag een getal invullen. Het antwoord kan ook 0 zijn. 1. Hoeveel dagen per week leest u samen met uw kind? ……………… 2. Hoeveel minuten leest u ongeveer per keer samen met uw kind? …………….. 3. Hoeveel minuten leest u in totaal per week samen met uw kind? …………….. 4. Hoeveel dagen per week leest uw kind alleen? ……………… 5. Hoeveel minuten leest uw kind ongeveer per keer alleen? …………….. 6. Hoeveel minuten leest uw kind in totaal per week alleen? …………….. Ruimte voor opmerkingen:
48
Bijlage 5: Vragenlijst leerling eindmeting Vragenlijst leerling Datum: Naam leerling: Choice © Lucie Spreij & Geke Klapwijk Praktijk voor onderzoek en begeleiding – Seminarium voor Orthopedagogiek – HU - 2013 Je ziet hieronder schalen over schoolvakken en vaardigheden die je bij het leren nodig hebt. Wil je op iedere lijn van 1 tot 10 een streepje zetten plus het bijbehorende cijfer, waar je vindt dat je nu na 12 weken van het leesproject staat op die schaal? 10 staat daarbij voor de ideale situatie, hoe jij het zou willen hebben. 1 staat voor het tegenovergestelde. Onder iedere schaal kun je schrijven wat maakt dat je dat cijfer hebt gekozen. Elke schaal gaat van 1 tot 10, dat betekent niet dat het om een rapportcijfer gaat. De betekenis van ieder cijfer is heel persoonlijk voor degene die het invult; dezelfde 6 kan voor de ene leerling een heel andere betekenis hebben dan voor de andere leerling. 1. Lezen: vlot – vloeiend 1_______________________________________________________10 2. Lezen: begrijpen wat in de tekst of het verhaal staat 1_______________________________________________________10 3. Oefenen thuis 1_______________________________________________________10
49
Stellingen Deze stellingen gaan over de afgelopen 12 weken. Doorhalen wat niet van toepassingen is. 1. Ik lees thuis wel eens samen met mijn vader of moeder. ja/nee 2. Ik lees thuis wel eens alleen. ja/nee 3. Ik praat wel eens met mijn vader of moeder over wat ik gelezen heb. ja/nee 4. Ik heb thuis boeken, tijdschriften of teksten. ja/nee
50
Open vragen Deze vragen gaan over de afgelopen 12 weken. Bij de volgende vragen graag een getal invullen. Het antwoord kan ook 0 zijn. 1. Hoeveel dagen per week lees je samen met je vader of moeder? ……………… 2. Hoeveel minuten lees je ongeveer per keer samen met je vader of moeder? …………….. 3. Hoeveel dagen per week lees je alleen? ……………… 4. Hoeveel minuten lees je ongeveer per keer alleen? ……………..
Ben je thuis meer gaan lezen? ja/ nee Zo ja: Hoe vond je het om thuis te lezen?
Ruimte voor opmerkingen:
51
Bijlage 6: Vragenlijst leerkracht eindmeting Datum: Naam leerkracht: Naam leerling waarover deze lijst wordt ingevuld: Choice © Lucie Spreij & Geke Klapwijk Praktijk voor onderzoek en begeleiding – Seminarium voor Orthopedagogiek – HU - 2013 U ziet hieronder schalen over schoolvaardigheden en competenties van de leerling. Wilt u op iedere lijn van 1 tot 10 een streepje zetten plus het bijbehorende cijfer, waar u vindt dat deze leerling na 12 weken van het leesproject is op die schaal? 10 staat daarbij voor de ideale situatie, 1 voor het tegenovergestelde. Onder iedere schaal kunt u een korte toelichting schrijven over de betekenis van het ingevulde cijfer. Elke schaal gaat van 1 tot 10, dat betekent niet dat het om een rapportcijfer gaat. De betekenis van ieder cijfer is heel persoonlijk voor degene die het invult; dezelfde 6 kan voor de ene leraar een heel andere betekenis hebben dan voor de andere leraar. 1. Lezen: vlotheid - vloeiendheid 1_______________________________________________________10 2. Lezen: begrijpen wat in de tekst of het verhaal staat 1_______________________________________________________10 3. Oefenen thuis 1_______________________________________________________10 Wilt u de communicatie en samenwerking met de ouders na 12 weken van het leesproject van de leerling hieronder inschalen? 1. Communicatie met ouders over het leesonderwijs 1_______________________________________________________10
2. Samenwerking en afstemming met ouders over het leesonderwijs 1_______________________________________________________10
52
Bijlage 7: Vragenlijst ouders eindmeting Datum: Naam ouder: Naam zoon/dochter: Choice © Lucie Spreij & Geke Klapwijk Praktijk voor onderzoek en begeleiding – Seminarium voor Orthopedagogiek – HU - 2013 U ziet hieronder schalen over schoolvaardigheden en competenties van uw zoon/dochter. Daarna volgen schalen over uw mogelijkheden thuis als ouder, om bij te dragen aan de leerontwikkeling van uw zoon/dochter. Daaronder ziet u twee schalen over de communicatie en samenwerking die u met de school ervaart. Wilt u op iedere lijn van 1 tot 10 een streepje zetten plus het bijbehorende cijfer, waar u vindt dat uw kind na 12 weken van het leesproject is op die schaal? 10 staat daarbij voor de ideale situatie, 1 voor het tegenovergestelde. Onder iedere schaal kunt u een korte toelichting schrijven over de betekenis van het ingevulde cijfer. Elke schaal gaat van 1 tot 10, dat betekent niet dat het om een rapportcijfer gaat. De betekenis van ieder cijfer is heel persoonlijk voor degene die het invult; dezelfde 6 kan voor de ene ouder een heel andere betekenis hebben dan voor de andere ouder. 1. Lezen: vlotheid - vloeiendheid 1_______________________________________________________10 2. Lezen: begrijpen wat in de tekst of het verhaal staat 1_______________________________________________________10 3. Oefenen thuis 1_______________________________________________________10 4. Ondersteuning van het lezen thuis door mij als ouder 1______________________________________________________10 5. Leescultuur bij u thuis: boeken (voor)lezen, kranten, tijdschriften lezen 1_______________________________________________________10
53
6. Communicatie met school over het leesonderwijs 1_______________________________________________________10 7. Samenwerking en afstemming met school over het leesonderwijs 1_______________________________________________________10 Stellingen Deze stellingen gaan over de afgelopen 12 weken. Doorhalen wat niet van toepassingen is. 1. Ik lees thuis wel eens samen met mijn kind. ja/nee 2. Mijn kind leest thuis wel eens alleen. ja/nee 3. Ik praat wel eens met mijn kind over wat hij/zij gelezen heeft. ja/nee 4. Ik weet hoe ik mijn kind kan helpen met leren lezen. ja/nee 5. Ik weet het leesniveau van mijn kind. ja/nee 6. Ik heb voldoende materiaal om met mijn kind thuis te oefenen. ja/nee 7. Ik weet hoe ik aan materiaal kan komen om met mijn kind thuis te oefenen. ja/nee
54
Open vragen Deze vragen gaan over de afgelopen 12 weken. Bij de volgende vragen graag een getal invullen. Het antwoord kan ook 0 zijn. 1. Hoeveel dagen per week leest u samen met uw kind? ……………… 2. Hoeveel minuten leest u ongeveer per keer samen met uw kind? …………….. 3. Hoeveel dagen per week leest uw kind alleen? ……………… 4. Hoeveel minuten leest uw kind ongeveer per keer alleen? …………….. Ruimte voor opmerkingen:
55
Vragen over het project Deze vragen gaan over hoe het project om thuis te lezen als ouder heeft ervaren. 1. Hoe vond u het om thuis te lezen met uw kind? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………
O O O O
2. Wat vond u van de ouderbijeenkomst als start op vrijdag 22 maart? Nuttig Een beetje nuttig Niet nuttig Ik was niet aanwezig
Ruimte voor toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………
O O O O
3. Wat vond u van de twee ouderbijeenkomst op donderdag 25 april? Nuttig Een beetje nuttig Niet nuttig Ik was niet aanwezig
Ruimte voor toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………
56
O O O O
4. Wat vond u van de mogelijkheid om vragen te stellen en boeken te ruilen op de algemene ouderavond op donderdag 23 mei? Nuttig Een beetje nuttig Niet nuttig Ik heb hier geen gebruik van gemaakt
Ruimte voor toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… 5. Heeft dit leesproject u iets opgeleverd? O Ja O Een beetje O Nee Ruimte voor toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… 6. Denkt u na dit project door te gaan met op deze manier thuis lezen? O Ja O Misschien O Nee Ruimte voor toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………
57
7. Zou u de school adviseren om volgend schooljaar dit project te herhalen? O Ja O Misschien O Nee Ruimte voor toelichting: …………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… 8. Heeft u nog opmerkingen of suggesties voor het project thuis lezen? ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… Bedankt voor het invullen!
58
Bijlage 8: PowerPointpresentatatie van trainingsbijeenkomst 22 maart 2013
59
60
61
62
63
64
65
Bijlage 9: Foto’s mappen voor ouders
66
Bijlage 10: Logboek
Logboek thuis lezen
Naam kind:___________________________
datum
Titel boek, avi-niveau (indien bekend)?
Pagina’s?
Tijd in minuten?
Met wie?
Opmerkingen
23-03-2013
Vier tegen vier, M4.
8-15
15
mama
Piet vindt het boek heel spannend.
67
Bijlage 11: Positieve opmerkingen voor logboek Positieve opmerkingen voor het logboek Uit: Klaassen, H. en Sienstra-Sondij, A. (1999). Samen beter lezen. Een oefenmethode voor op school en thuis. Amersfoort: CPS. Leesbegrip: begrijpen wat je leest
Leesaccuratesse: het correct lezen van woorden
Vraagt meer naar betekenis Praten over het boek gaat goed Goed begrip Begrijpt het boek goed Doet erg zijn best het boek te begrijpen Begrijpt moeilijke woorden Probeert de betekenis te raden
Voorzichtig Let beter op punten en komma's Probeert lange woorden te onthouden Leest veel woorden goed Nauwelijks fouten Goede verbeteringen in uitspraak Slechts één of twee woorden verkeerd Leest ook moeilijke woorden goed Twee bladzijden zonder fouten
Leeshouding: wat je voelt wanneer je leest
Inspanning: hoe goed je probeert te lezen
Zelfverzekerd Opgewekt Wilde niet stoppen Enthousiast Verwacht meer van zichzelf Geïnteresseerd Vindt het boek leuk Leest veel meer dan eerst Vraagt zelf om te gaan lezen Heeft plezier in lezen Wil graag lezen
Doet goed zijn best Goede poging Houdt vol Meer wil om het goed te doen Doet er alles aan om goed te lezen Verzet veel werk Is ingespannen bezig Vandaag uitstekend gewerkt Probeert het goed
Leesstijl: de manier waarop je leest
Algemene vooruitgang
Verbetert zichzelf Goede concentratie Vloeiend lezen gaat (veel) beter Vloeiend gelezen Mooi gelezen Leest beter op toon Prettig om naar te luisteren Aarzelt veel minder Levendige manier van lezen Heeft een goed leestempo
Vandaag veel bereikt Fantastisch Het gaat (steeds) beter Doorbraak Deed het goed Heeft nog nooit zo goed gelezen Geen problemen Krijgt het lezen onder de knie Goede resultaten Gezellig geoefend Perfect
68
Bijlage 12: PowerPointpresentatatie van trainingsbijeenkomst 24 april 2013
69
70
71
72
73
74
75
Bijlage 13: Uitslagen toetsgegevens en enquêtes 1. AVI CITO beheersingsniveau 0 start
0
1 M3
5
2 E3
10
3 M4
15
4 E4
20
5 M5
25
6 E5
30
7 M6
35
8 E6
40
9 M7
45
10 E7
50
11 PLUS
55
DLE (zie tabel) leerling
DLE juni 2012
DLE januari 2013
DLE juni 2013
leerling 1
5
10
15
leerling 2
0
5
10
leerling 3
0
5
10
leerling 4
0
5
5
leerling 5
5
10
20
leerling 6
10
20
30
leerling 7
15
20
20
leerling 8
5
10
20
leerling 9
5
15
20
leerling 10
15
15
20
leerling 11
15
20
25
leerling 12
10
15
15
leerling 13
20
20
20
leerling 14
15
20
25
leerling 15
10
25
30
leerling 16
15
20
30
leerling 17
20
30
40
leerling 18
15
20
20
leerling 19
5
10
15
leerling 20
15
20
20
leerling 21
20
30
30
leerling 22
5
5
10
leerling 23
20
20
25
gemiddeld
10,21
16,09
20,65
76
Niveau (zie tabel) leerling
juni 2012
januari 2013
juni 2013
leerling 1
1
2
3
leerling 2
0
1
2
leerling 3
0
1
2
leerling 4
0
1
1
leerling 5
1
2
4
leerling 6
2
4
6
leerling 7
3
4
4
leerling 8
1
2
4
leerling 9
1
3
4
leerling 10
3
3
4
leerling 11
3
4
5
leerling 12
2
3
3
leerling 13
4
4
4
leerling 14
3
4
5
leerling 15
2
5
6
leerling 16
3
4
6
leerling 17
2
6
8
leerling 18
3
4
4
leerling 19
1
2
3
leerling 20
3
4
4
leerling 21
4
6
6
leerling 22
1
1
2
leerling 23
4
4
5
gemiddeld
1,96
3,22
4,13
77
2. AVI CITO instructieniveau Niveau (zie tabel) leerling
juni 2012
januari 2013
juni 2013
leerling 1
2
3
4
leerling 2
0
2
3
leerling 3
1
2
3
leerling 4
0
2
3
leerling 5
3
4
5
leerling 6
4
5
7
leerling 7
4
4
6
leerling 8
2
3
5
leerling 9
3
5
5
leerling 10
4
4
5
leerling 11
4
6
6
leerling 12
2
4
4
leerling 13
5
5
5
leerling 14
4
5
6
leerling 15
3
6
7
leerling 16
4
5
8
leerling 17
5
7
9
leerling 18
4
5
5
leerling 19
2
3
4
leerling 20
4
5
5
leerling 21
5
7
7
leerling 22
2
2
3
leerling 23
5
5
6
gemiddeld
3,13
4,30
5,26
78
3. DMT (DLE) Leerling
DLE juni 2012 DLE januari 2013 DLE juni 2013
Leerling 1
6
7
9
Leerling 2
0
7
7
Leerling 3
13
11
6
Leerling 4
0
0
6
Leerling 5
7
12
13
Leerling 6
12
19
21
Leerling 7
11
14
15
Leerling 8
5
9
15
Leerling 9
7
12
13
Leerling 10
7
14
13
Leerling 11
13
20
23
Leerling 12
8
9
9
Leerling 13
17
20
17
Leerling 14
8
16
21
Leerling 15
6
16
18
Leerling 16
13
24
41
Leerling 17
17
20
32
Leerling 18
7
12
14
Leerling 19
5
6
10
Leerling 20
8
12
18
Leerling 21
16
23
30
Leerling 22
<5
<5
6
Leerling 23
10
13
18
12,87
16,30
Gemiddelde 8,52
79
DMT per DL (DLE) DL 20 Leerling
DLE juni 2012
DLE januari 2013DLE juni 2013
Leerling 1
0
8
8
Leerling 2
0
7
7
Leerling 3
0
0
7
Leerling 4
0
0
7
Leerling 5
9
12
13
Leerling 11 12
19
20
Leerling 14 8
14
17
Leerling 15 8
15
16
gemiddeld
4,63
9,38
11,88
Leerling
DLE juni 2012
DLE januari 2013DLE juni 2013
Leerling 7
12
13
16
Leerling 9
DL 30
8
14
13
Leerling 10 9
14
14
Leerling 12 8
10
9
Leerling 13 16
18
14
Leerling 21 17
23
26
gemiddeld
11,67
15,33
15,33
Leerling
DLE juni 2012
DLE januari 2013DLE juni 2013
Leerling 6
12
19
21
Leerling 8
5
9
15
Leerling 16 13
24
41
Leerling 17 17
20
32
Leerling 18 7
12
14
Leerling 19 5
6
10
Leerling 20 8
12
18
Leerling 22 <5
<5
6
Leerling 23 10
13
18
gemiddeld
14,38
19,44
DL 40
9,63
80
4. Enquête leerlingen Stellingen Ja
Nee
Ben je thuis meer gaan lezen? (na interventie)
19
4
Ik heb thuis boeken, tijdschriften of teksten (na interventie)
22
1
Ik heb thuis boeken, tijdschriften of teksten (voor interventie)
22
1
Ik praat wel eens met mijn vader of moeder over wat ik gelezen heb (na interventie) 10 13 Ik praat wel eens met mijn vader of moeder over wat ik gelezen heb (voor interventie) 11 12 Ik lees thuis wel eens alleen (na interventie)
17
6
Ik lees thuis wel eens alleen (voor interventie)
13
10
Ik lees thuis wel eens samen met mijn vader of moeder (na interventie)
18
5
Ik lees thuis wel eens samen met mijn vader of moeder (voor interventie)
10
13
Schaalvragen Lezen: vlot – vloeiend leerling
Vlot voor
Vlot na
leerling 1
4
9
leerling 2
9
7
leerling 3
5
1
leerling 4
10
6
leerling 5
10
10
leerling 6
10
3
leerling 7
10
1
leerling 8
10
10
leerling 9
10
10
leerling 10
8
6
leerling 11
8
10
leerling 12
6
6
leerling 13
10
9
leerling 14
10
8
leerling 15
5
3
leerling 16
10
10
leerling 17
6
10
leerling 18
6
10
leerling 19
8
10
leerling 20
3
6
leerling 21
8
10
leerling 22
8
4
leerling 23
7
10
gemiddeld
7,87
7,35
81
Lezen: begrijpen wat in de tekst of het verhaal staat leerling
Begrip voor
Begrip na
leerling 1
10
6
leerling 2
6
10
leerling 3
10
3
leerling 4
10
2
leerling 5
10
10
leerling 6
10
5
leerling 7
10
10
leerling 8
5
1
leerling 9
10
10
leerling 10
10
3
leerling 11
7
1
leerling 12
0
2
leerling 13
4
5
leerling 14
7
9
leerling 15
8
4
leerling 16
5
9
leerling 17
10
5
leerling 18
9
10
leerling 19
7
10
leerling 20
5
5
leerling 21
9
10
leerling 22
5
8
leerling 23
3
9
gemiddeld
7,39
6,39
82
Oefenen thuis leerling
Oefenen thuis voor Oefenen thuis na
leerling 1
8
5
leerling 2
7
10
leerling 3
5
5
leerling 4
10
9
leerling 5
10
10
leerling 6
10
3
leerling 7
1
2
leerling 8
3
5
leerling 9
10
10
leerling 10
10
8
leerling 11
6
10
leerling 12
2
9
leerling 13
5
6
leerling 14
10
4
leerling 15
1
2
leerling 16
10
10
leerling 17
5
10
leerling 18
10
10
leerling 19
10
8
leerling 20
2
3
leerling 21
10
10
leerling 22
4
1
leerling 23
6
10
gemiddeld
6,74
6,96
83
Tijd Hoeveel dagen per week lees je samen met je vader of moeder? Leerling
voor interventie na interventie
Leerling 1
0
0
Leerling 2
0
7
Leerling 3
7
2
Leerling 4
6
6
Leerling 5
7
4
Leerling 6
0
0
Leerling 7
0
1
Leerling 8
0
1
Leerling 9
0
1
Leerling 10
7
3
Leerling 11
0
7
Leerling 12
0
7
Leerling 13
1
3
Leerling 14
0
1
Leerling 15
0
0
Leerling 16
1
2
Leerling 17
1
0
Leerling 18
0
0
Leerling 19
7
7
Leerling 20
0
4
Leerling 21
1
7
Leerling 22
0
0
Leerling 23
2
3
Gemiddelde
1,74
2,87
84
Hoeveel dagen per week lees je alleen? Leerling
voor interventie na interventie
Leerling 1
7
7
Leerling 2
5
2
Leerling 3
5
1
Leerling 4
0
0
Leerling 5
7
4
Leerling 6
3
3
Leerling 7
0
0
Leerling 8
0
0
Leerling 9
7
4
Leerling 10
1
1
Leerling 11
7
0
Leerling 12
0
0
Leerling 13
7
7
Leerling 14
0
2
Leerling 15
0
1
Leerling 16
7
6
Leerling 17
7
5
Leerling 18
1
7
Leerling 19
0
0
Leerling 20
0
0
Leerling 21
7
7
Leerling 22
0
0
Leerling 23
3
2
Gemiddelde
3,22
2,57
85
5. Enquête leerkrachten Schaalvragen Lezen: vlotheid - vloeiendheid leerling
Vlot voor
Vlot na
leerling 1
7
8
leerling 2
5
7
leerling 3
6
7
leerling 4
3
7
leerling 5
6
6
leerling 6
7
7
leerling 7
4
5
leerling 8
3
6
leerling 9
7
5
leerling 10
5
5
leerling 11
8
8
leerling 12
4
4
leerling 13
4
6
leerling 14
5
5
leerling 15
7
5
leerling 16
5
7
leerling 17
6
7
leerling 18
5
7
leerling 19
2
5
leerling 20
6
7
leerling 21
6
8
leerling 22
2
4
leerling 23
6
6
gemiddeld
5,17
6,17
86
Lezen: begrijpen wat in de tekst of het verhaal staat leerling
Begrip voor
Begrip na
leerling 1
7
9
leerling 2
5
7
leerling 3
4
7
leerling 4
4
6
leerling 5
6
5
leerling 6
3
2
leerling 7
7
5
leerling 8
4
5
leerling 9
6
5
leerling 10
3
5
leerling 11
8
6
leerling 12
5
4
leerling 13
4
6
leerling 14
4
5
leerling 15
7
5
leerling 16
4
6
leerling 17
6
6
leerling 18
6
8
leerling 19
5
5
leerling 20
6
7
leerling 21
4
7
leerling 22
6
7
leerling 23
7
6
gemiddeld
5,26
5,83
87
Oefenen thuis leerling
Oefenen thuis voor
Oefenen thuis na
leerling 1
5
6
leerling 2
6
7
leerling 3
7
9
leerling 4
7
9
leerling 5
4
5
leerling 6
5
4
leerling 7
5
4
leerling 8
2
4
leerling 9
5
6
leerling 10
4
5
leerling 11
5
6
leerling 12
4
4
leerling 13
7
6
leerling 14
4
4
leerling 15
4
4
leerling 16
4
8
leerling 17
5
7
leerling 18
4
4
leerling 19
2
6
leerling 20
4
5
leerling 21
7
7
leerling 22
7
8
leerling 23
5
3
gemiddeld
4,87
5,70
88
Communicatie met ouders over het leesonderwijs leerling
Communic atie voor Commuic atie na
leerling 1
6
6
leerling 2
7
7
leerling 3
7
9
leerling 4
8
9
leerling 5
4
2
leerling 6
6
3
leerling 7
4
5
leerling 8
2
6
leerling 9
6
6
leerling 10
4
5
leerling 11
8
7
leerling 12
6
6
leerling 13
5
6
leerling 14
4
4
leerling 15
4
4
leerling 16
6
6
leerling 17
4
2
leerling 18
6
4
leerling 19
2
6
leerling 20
2
2
leerling 21
8
9
leerling 22
7
8
leerling 23
4
3
gemiddeld
5,22
5,43
89
Samenwerking en afstemming met ouders over het leesonderwijs leerling
Samenwerking voor
Samenwerking na
leerling 1
6
6
leerling 2
5
7
leerling 3
6
8
leerling 4
7
9
leerling 5
4
2
leerling 6
5
3
leerling 7
4
5
leerling 8
2
5
leerling 9
5
5
leerling 10
4
6
leerling 11
5
6
leerling 12
5
6
leerling 13
5
6
leerling 14
4
4
leerling 15
4
4
leerling 16
5
6
leerling 17
4
2
leerling 18
6
7
leerling 19
2
5
leerling 20
2
2
leerling 21
8
8
leerling 22
7
8
leerling 23
4
3
gemiddeld
4,74
5,35
90
6. Enquête ouders Schaalvragen Lezen: vlotheid - vloeiendheid leerling
Vlot&vloeiendheid voor
Vlot&vloeiendheid na
leerling 1
7
7,5
leerling 2
7
7
leerling 3
8
8
leerling 4
6
8
leerling 5
7
7
leerling 6
10
8
leerling 7
6
6
leerling 8
4
7
leerling 9
6
7
leerling 10
6
7
leerling 11
8
7
leerling 12
6
7
leerling 13
7
9
leerling 14
7
6
leerling 15
7
7
leerling 16
7
8
leerling 17
10
10
leerling 18
8
10
leerling 19
9
4,5
leerling 20
8
10
leerling 21
8
8
leerling 22
5
4
leerling 23
4
7
Gemiddeld
7,00
7,39
91
Lezen: begrijpen wat in de tekst of het verhaal staat leerling
Begrip voor
Begrip na
leerling 1
7
7,5
leerling 2
9
9
leerling 3
7
9
leerling 4
5
7
leerling 5
7
6
leerling 6
4
7
leerling 7
5
6
leerling 8
5
6
leerling 9
6
7
leerling 10
4
5
leerling 11
7
8
leerling 12
5
7
leerling 13
6
7
leerling 14
6
7
leerling 15
7
7
leerling 16
6
9
leerling 17
9
10
leerling 18
5
9
leerling 19
9
9
leerling 20
8
10
leerling 21
5
9
leerling 22
7
7
leerling 23
3
5
Gemiddeld
6,17
7,54
92
Oefenen thuis leerling
Oefenen thuis voor
Oefenen thuis na
leerling 1
3
9
leerling 2
7
9
leerling 3
9
9
leerling 4
6
9
leerling 5
8
7
leerling 6
6
8
leerling 7
7
6
leerling 8
3
5
leerling 9
1
10
leerling 10
10
10
leerling 11
8
8
leerling 12
5
5
leerling 13
7
6
leerling 14
5
4
leerling 15
5
2
leerling 16
8
10
leerling 17
9
10
leerling 18
7
1
leerling 19
9
6,5
leerling 20
1
1
leerling 21
7
8
leerling 22
7
7
leerling 23
5
3
Gemiddeld
6,22
6,67
93
Ondersteuning van het lezen thuis door mij als ouder leerling
Ondersteuning voor
Ondersteuning na
leerling 1
1
8
leerling 2
8
9
leerling 3
9
9
leerling 4
8
9
leerling 5
9
6
leerling 6
9
9
leerling 7
7
6
leerling 8
4
5
leerling 9
1
8
leerling 10
10
10
leerling 11
10
7
leerling 12
6
9
leerling 13
9
8
leerling 14
6
6
leerling 15
4
2
leerling 16
9
10
leerling 17
1
1
leerling 18
7
5
leerling 19
9
7
leerling 20
5
5
leerling 21
8
9
leerling 22
6
7
leerling 23
3
5
Gemiddeld
6,48
6,96
94
Leescultuur bij u thuis: boeken (voor)lezen, kranten, tijdschriften lezen leerling
Leesc ultuur voor
Leesc ultuur na
leerling 1
1
10
leerling 2
8
7
leerling 3
8
8
leerling 4
8
9
leerling 5
9
7
leerling 6
10
9
leerling 7
7
6
leerling 8
4
5
leerling 9
1
10
leerling 10
5
6
leerling 11
8
8
leerling 12
9
9
leerling 13
10
10
leerling 14
6
6
leerling 15
7
6
leerling 16
10
10
leerling 17
8
8
leerling 18
10
8
leerling 19
5
5
leerling 20
8
8
leerling 21
8
8
leerling 22
6
9
leerling 23
6
6
Gemiddeld
7,04
7,74
95
Communicatie met school over het leesonderwijs leerling
Communic atie voor
Communic atie na
leerling 1
1
10
leerling 2
7
8
leerling 3
7
7
leerling 4
8
10
leerling 5
9
8
leerling 6
6
8
leerling 7
1
8
leerling 8
2
6
leerling 9
8
10
leerling 10
7
8
leerling 11
8
8
leerling 12
5
9
leerling 13
8
9
leerling 14
7
7
leerling 15
8
7
leerling 16
10
10
leerling 17
7
8
leerling 18
8
8
leerling 19
9
7
leerling 20
8
8
leerling 21
9
9
leerling 22
6
8
leerling 23
7
7
Gemiddeld
6,78
8,17
96
Samenwerking en afstemming met school over het leesonderwijs leerling
Samenwerking voor
Samenwerking na
leerling 1
1
10
leerling 2
6
8
leerling 3
7
6
leerling 4
8
10
leerling 5
9
8
leerling 6
7
9
leerling 7
8
8
leerling 8
2
5
leerling 9
8
10
leerling 10
7
8
leerling 11
8
8
leerling 12
5
8
leerling 13
8
10
leerling 14
8
7
leerling 15
8
7
leerling 16
8
10
leerling 17
8
8
leerling 18
1
9
leerling 19
9
7
leerling 20
8
8
leerling 21
9
8
leerling 22
6
8
leerling 23
5
7
Gemiddeld
6,70
8,13
97
Stellingen Ja
Nee
Ik weet hoe ik aan materiaal kan komen om met mijn kind thuis te oefenen (na interventie) 23 0 Ik weet hoe ik aan materiaal kan komen om met mijn kind thuis te oefenen (voor interventie) 23 0 Ik heb voldoende materiaal om met mijn kind thuis te oefenen (na interventie)
23
0
Ik heb voldoende materiaal om met mijn kind thuis te oefenen (voor interventie)
18
5
Ik weet het leesniveau van mijn kind (na interventie)
21
2
Ik weet het leesniveau van mijn kind (voor interventie)
17
6
Ik weet hoe ik mijn kind kan helpen met leren lezen (na interventie)
22
1
Ik weet hoe ik mijn kind kan helpen met leren lezen (voor interventie)
23
0
Ik praat wel eens met mijn kind over wat hij/zij gelezen heef (na interventie)
22
1
Ik praat wel eens met mijn kind over wat hij/zij gelezen heeft (voor interventie)
20
3
Mijn kind leest thuis wel eens alleen (na interventie)
22
1
Mijn kind leest thuis wel eens alleen (voor interventie)
19
4
Ik lees thuis wel eens samen met mijn kind (na interventie)
22
1
Ik lees thuis wel eens samen met mijn kind (voor interventie)
18
5
Tijd Hoeveel dagen per week leest u samen met uw kind? Leerling
voor interventie na interventie
Leerling 1
0
3
Leerling 2
5
4,5
Leerling 3
7
7
Leerling 4
5
4,5
Leerling 5
6
3
Leerling 6
2,5
3,5
Leerling 7
3
2
Leerling 8
0,5
1
Leerling 9
0
3
Leerling 10
6,5
4
Leerling 11
3
4
Leerling 12
5
4
Leerling 13
5,5
5,5
Leerling 14
2
1
Leerling 15
2
2
Leerling 16
7
7
Leerling 17
2
2
Leerling 18
4
3
Leerling 19
5
7
Leerling 20
0
2
Leerling 21
5
1,5
Leerling 22
0
4
Leerling 23
4
4
3,48
3,59
gemiddeld
98
Hoeveel dagen per week leest uw kind alleen? Leerling
voor interventie na interventie
Leerling 1
0
5
Leerling 2
5
2
Leerling 3
2
4
Leerling 4
0
1
Leerling 5
4
2
Leerling 6
2
1
Leerling 7
7
5
Leerling 8
1
1
Leerling 9
0
2
Leerling 10
4,5
5
Leerling 11
7
4
Leerling 12
7
0
Leerling 13
4,5
6,5
Leerling 14
2,5
1
Leerling 15
3,5
2
Leerling 16
7
4,5
Leerling 17
5
5
Leerling 18
0
3,5
Leerling 19
0
0
Leerling 20
0
3
Leerling 21
5
2
Leerling 22
7
2
Leerling 23 gemiddeld
2
2
3,30
2,76
99
Vragen over het project 1.
Hoe vond u het om thuis te lezen met uw kind?
*Leuk ik zien dat het steeds beter gaat. *Leuk alleen weinig tijd en hun hadden geen tijd om andere dingen te doen. *Gezellig. *Gezellig soms moeilijk. *Heel goed dat was fijn. Maar wij gaan nog verder samen lezen. *Leuk leerzaam - uitdaging-. *Leerzaam. *Ging goed. *Leerzaam en gezellig. *Goed. *Ik vind het leuk en leerzaam voor mezelf en voor m'n kind. *Erg leuk, we deden het daarvoor ook wel maar niet zo gestructureerd als nu. We vonden het erg leuk! En bijven het ook zeker zo doen! *Leerzaam en gezellig. *Heel erg leuk om te doen en vooral ook om het resultaat te zien! *Leuk. *X en ik hebben wel vaak een klein strijdje moeten voeren om te lezen. Geen fijne situatie. X heeft voornamelijk op de computer gelezen en de ondertiteling van films. (Hier zie je vooruitgang in snelheid). *Ja goed. *Erg leuk maar door drukte schier het er bij in. *Het is erg leuk met mijn kind boek te lezen. *Gewoon, leuk, afwisselend. Gezellig tijd samen te delen. *Moeizaam omdat de motivatie bij X vaak ontbrak en er dan 'strijd' ontstond. *Het is moeilijk met X te lezen.
*Het is een goed idee, maar als een alleenstaande ouder is het moeilijk om tijd te krijgen om elke avond te lezen
2. Wat vond u van de ouderbijeenkomst als start op vrijdag 22 maart 2013? aantal ouders Nuttig
15
Een beetje nuttig
2
Niet nuttig
0
Ik was niet aanwezig
6
Ruimte voor toelichting: *C ommunicatie is per mail gegaan en dat was heel prettig. *Ik werk op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag, daarom was ik niet aanwezig. *Hoe het moeten lezen met een kind was mij geheel bekend. *We lezen meer hierdoor. (Door de boeken die we hebben gekregen). *Was zelf er niet bij - telefonisch. *Doe zo voort. *Goed en ook veel ideeën. Helder en goed te begrijpen.
100
3. Wat vond u van de tweede ouderbijeenkomst op donderdag 25 april 2013? aantal ouders Nuttig
6
Een beetje nuttig
1
Niet nuttig
0
Ik was niet aanwezig
16
Ruimte voor toelichting: *Goed, is veel aandacht aan besteed. Duidelijk en ruim voldoende ideeën. *Tevreden en zeer nuttig. Sommige stukjes van de bijeenkomst vond ik lastig om te begrijpen (komt door m'n taal). *Dank u wel. *X (vader) had een bacterie. *C ommunicatie is per mail en later ook telefonisch en persoonlijk geweest. Was heel prettig. Goed adviezen!
4. Wat vond u van de mogelijkheid om vragen te stellen en boeken te ruilen op de algemene ouderavond op donderdag 23 mei 2013? aantal ouders Nuttig
6
Een beetje nuttig
0
Niet nuttig
0
Ik was niet aanwezig
17
Ruimte voor toelichting: *Goed. Ruime keuze. Altijd luisterend oor. *Ik was er niet. *X was die dag ziek. Ze heeft wel andere boeken gelezen dan die in de map zaten. Wel op haar niveau. *Waren we vergeten.
5. Heeft dit leesproject u iets opgeleverd? Aantal ouders Ja
16
Een beetje
7
Nee
0
Ruimte voor toelichting: *We waren al begonnen met thuis lezen en wisten al vrij veel. *X is vooruit gegaan. Ontspannen, manier van ontladen. *Alleen al om te zien dat hij er plezier in heeft en ook dat hij enorm vooruit gaat. *Ze is nog lang niet groot. Mag best samen gelezen worden op een spelendewijze. *Mijn kind meer stimuleren om te lezen. *X leest gemotiveerder. *X kan nu meer alleen lezen. *Voor X was het wel goed. *Meer creativiteit in de 'werkmethode'.
101
6. Denk u na dit project door te gaan met op deze manier thuis lezen? Aantal ouders Ja
18
Misschien
3
Nee
2
Ruimte voor toelichting: *Hij heeft er geen interesse meer in om te lezen. *X leest veel op de computer en kranten/tv. X gaat daarin goed vooruit. Samen een boekje lezen blijft voor hem geen feest. Ik als moeder denk in positief motiveren, dus het er niet te erg boven opleggen. *We maken er altijd wat leuks van. Is ook onze tijd samen. *Wel zeker tijd voor nemen, samen lezen is erg leuk en belangriijk voor haar taal. *Alle hulp is welkom. Blijvend lezen is gezelliger geworden. *Ja we gaan er gewoon mee door.
7. Zou u de school adviseren om volgend schooljaar dit project te herhalen? Aantal ouders Ja
20
Misschien
3
Nee
0
Ruimte voor toelichting: *Het is beter. Helpt de kinderen om beter te lezen. *Alle hulp/ oefeningen zijn leerzaam. *Als een team aan een project deel te nemen. Gezamenlijk streven naar een doel. Op eigen kracht…trap opklimmen en toch een team samen sterk zijn. *Ja, zeker doen. *Zou er al vroeg mee beginnen, bij eerste woorden ouders motiveren met hun kinderen te lezen. 8. Heeft u nog opmerkingen of suggesties voor het project thuis lezen? *Vond het soms wat op een kinderachtige wijze gebracht! *In lezen kan je ontladen na een drukke dag. *Nee. *Een project naast haar zwemles, probeer ik haar niet te veel druk op te leggen, zodat het wel leuk en spelenderwijze leerzaam is. Ze moeten wel plezier in hebben. *Neem een filmpje op van eigen kind bij het lezen en terug kijken hoe het ging. Vond mijn kind leuk om te zien. Ik ook trouwens! *Nee. *Bedankt voor alles! *Nee. Bedankt voor deze project thuis. *Vond het ontzettend leuk en leerzaam voor zowel X als voor mijzelf. *Vond het leerzaam en leuk zowel voor X als voor mijzelf. In de drukte toch even een moment van rust. *Nee.
102