Annelies van de Louw, Remedial Teaching 1, studentnummer 2117430 Essay in het kader van het overbruggingstraject naar het diploma: Master Special Educational Needs. Rotterdam, december 2005, Annelies van de Louw.
ESSAY in het kader van het overbruggingstraject naar het diploma Master Special Educational Needs Rotterdam, december 2005. Annelies van de Louw.
Annelies van de Louw, Remedial Teaching 1, studentnummer 2117430 Essay in het kader van het overbruggingstraject naar het diploma: Master Special Educational Needs. Rotterdam, december 2005, Annelies van de Louw.
Inhoudsopgave: Inleiding
blz. 3
A. Werken met en voor leerlingen.
blz. 4
B. Werken in en voor de organisatie.
blz. 6
C. Professioneel handelen en beroepsontwikkeling.
blz. 8
Afsluiting.
blz. 11
Literatuurlijst.
blz. 12
Bijlagen: Bijlage 1: Hoofdstuk 4 uit Cultuur en achtergronden. Bijlage 2: Mijn eigen leerstijlen. Bijlage 3: Voorbeeld van een ouderverslag. Bijlage 4: Observatie-instrument. Bijlage 5: Brief en ouderverslag. Bijlage 6: Enkele voorbeelden van weektaken. Bijlage 7: Afstemmingsstrategie. Bijlage 8: Bijlage 9: Curriculum Vitae. Bijlage 9: Gedragsprotocol Augustinusschool. Bijlage 10: Brief aan overblijfmoeders. Bijlage 11: Leerlingenzorg Augustinusschool. Bijlage 12: Hfdst. 2 uit Communiceren met ouders en kinderen. Bijlage 13: Overzicht auditieve training,
blz. 14 blz. 17 blz. 20 blz. 22 blz. 38 blz. 42 blz. 47 blz. 49 blz. 51 blz. 56 blz. 57 blz. 59 blz. 61
Annelies van de Louw, Remedial Teaching 1, studentnummer 2117430 Essay in het kader van het overbruggingstraject naar het diploma: Master Special Educational Needs. Rotterdam, december 2005, Annelies van de Louw.
Inleiding. In 1981 haalde ik mijn diploma speciaal onderwijs. Ik was leerkracht van een groep 3 en schreef een scriptie over de aanpassingen, die de aanvankelijke globaal(lees)methode de Zevensprong (Malmberg 1971) behoefde. Ik heb toen inzicht gekregen in het aanvankelijk leesproces, een competentie die me in mijn huidige functie, zorgleerlingen van groep 3 begeleiden binnen een Kaleidoscopisch1 concept, nog steeds van pas komt. Het onderwijs, met name aan het jonge kind, is sinds mijn begintijd (1974) erg veranderd. We kregen de Basisschool, WSNS , De Voor-en Vroegschoolse Educatie en het Rugzakje.2 Mijn schoolloopbaan heb ik diverse keren onderbroken door wereldfietsreizen. Na Rotterdam - Peking ging ik in 1999 werken op een ‘zwarte’ school in Rotterdam. Ik voelde me als een vis in het water in het multiculturele Rotterdam. Empathisch vermogen, een van de belangrijkste competenties voor intercultureel onderwijs was bij mij aanwezig, maar toen ik na mijn tweede fietsreis dwars door Canada en Alaska terug kwam wist ik niet meer waar ik aan toe was. 11 September en de moord op Pim Fortuyn hadden schaduwen gelegd op de multiculturele samenleving. Ik wilde mijn onderwijs- en levenservaring verdiepen. Ik koos voor de studie orthopedagogiek aan het Seminarium (september 2004). Door deze studie kon ik het interculturele onderwijs meer vorm en inhoud geven.3 Het allerbelangrijkste vind ik dat ik iedere dag vol enthousiasme naar de Augustinusschool, een ‘zwarte’ school in het centrum van Rotterdam, ga. Ik straal hoge verwachtingen uit naar mijn (achterstands)leerlingen. Dit werkt door in hun welbevinden en motivatie en daar gaat het om!
A.. Werken met en voor leerlingen. Januari 2004 werd ik leerkracht van groep 1/2 . De Augustinusschool werkt met het Voorschoolprogramma Kaleidoscoop. Actief leren is de kern van Kaleidoscoop. Mijn rol als leerkracht, mijn attitude was totaal anders dan in 1989, toen ik ook een kleutergroep draaide. Vroeger liet ik b.v. in een (te grote) kring ontwikkelingsmateriaal zien en vertelde de kinderen hoe zij met dit materiaal moesten ‘spelen’. Bij het actieve leren van Kaleidoscoop nemen kinderen het initiatief. Ik laat manipuleren, gebruiken, onderzoeken en spelen veelal met echte materialen zoals de kinderen dat willen. De actieve betrokkenheid van de kinderen en mij als leerkracht staat centraal. Daarbij is de interactie met mij heel belangrijk. Ik werk met de kinderen samen, ik ondersteun hen spel, ik doe mee en ik leg nadruk op de sterke kanten van de kinderen, op hun intelligenties.4 1 Kaleidoscoop is een educatief programma voor peuter- en kleutergroepen. Het programma richt zich op de brede ontwikkeling van jonge kinderen, met speciale aandacht voor hun taalontwikkeling. Kaleidoscoop is gebaseerd op de Amerikaanse methode High/Scope. In 1962 is dit programma onder leiding van David Weikart gestart in Ypsilanti met als doel: het vergroten van de (onderwijs)kansen van kinderen en jongeren uit de armste buurten. In 1994 is het High/Scope programma verder ontwikkeld door Averroès en aangepast aan de Nederlandse situatie. Na een experimentele periode van enkele jaren wordt Kaleidoscoop nu, onder meer in het kader van de Voorschool, door het NIZW in veel gemeenten uitgevoerd. 2 Educational Research: Leerling Gebonden Financiering- het Rugzakje 3 Bijlage 1: Competenties die hieraan gerelateerd zijn heb ik eigen gemaakt. Zie hoofdstuk 4 en 5 Cultuur en achtergronden. 4 Bijlage 2. Kaleidoscoop spreekt ook mijn intelligenties aan en past bij mijn leerstijlen., praktijkopdracht Gedrag en Leren hoofdstuk 1 Mijn eigen leerstijl, hoofdstuk 2 Mijn intelligenties.
Annelies van de Louw, Remedial Teaching 1, studentnummer 2117430 Essay in het kader van het overbruggingstraject naar het diploma: Master Special Educational Needs. Rotterdam, december 2005, Annelies van de Louw. Ik heb de neiging om te sturen i.p.v. te ondersteunen. Ik moet voortdurend zoeken naar het evenwicht tussen het bieden van ondersteuning en het geven van ruimte, waardoor de kinderen de kans krijgen zelfstandig met activiteiten bezig te zijn, de kern van responsieve instructie. Ik bied een stimulerende, uitdagende omgeving, want kinderen leren het beste in een stimulerende en geordende leeromgeving, waarin zij keuzes kunnen maken en naar die keuzes kunnen handelen. Ik besteed veel aandacht aan de inrichting en aankleding van mijn lokaal. Mijn lokaal is ingedeeld in hoeken, die ik regelmatig samen met de kinderen een andere invulling geef of zelfs vernieuw (postkantoor, kapper, supermarkt, kasteel, restaurant). De actieve leeromgeving en de materialen voorzie ik van labels zodat de kinderen het materiaal zonder hulp van mij of een andere volwassene (bij Kaleidoscoop werk je 4 dagdelen verplicht met een assistente) kunnen vinden en opruimen. Kinderen krijgen op deze wijze op jonge leeftijd al zeggenschap over hun omgeving. Observatie is een belangrijk onderdeel van Kaleidoscoop. De hele dag door, tijdens alle activiteiten van het vaste dagschema (speelleren in de grote groep, vooruitkijken, speelwerken, terugkijken, speelleren in de kleine groep, spel en beweging) observeer ik de kinderen aan de hand van sleutelervaringen5. Iedere sleutelervaring beschrijft voor mij de sociale, cognitieve en lichamelijke ontwikkeling van een kind. De sleutelervaring biedt voor mij een kader om de ontwikkeling te interpreteren en vormt een houvast bij het observeren. Ik schrijf anekdotes van wat de kinderen concreet doen en zeggen. Ik gebruik deze informatie om mijn activiteiten te plannen, passend bij de ontwikkeling en belangstelling van de kinderen. Omdat ik de kinderen laat ontdekken en ervaren vanuit de ‘zone van de actuele ontwikkeling’ ondersteun, begeleid ik hen naar ‘de zone van de naaste ontwikkeling’. Ook gebruik ik de observatiegegevens in de gesprekken met ouders over hun kind en voor de Kind Observatie Registratie (KOR), het ontwikkelingsvolgmodel van Kaleidoscoop. Aan de hand van de KOR, zie ik dat de ontwikkeling van een kind geleidelijk plaatsvindt in een aantal opeenvolgende fasen en ik zie waar het eventueel extra ondersteuning nodig heeft. Ik activeer en ondersteun kinderen keuzes te maken. Ik leer hen plannen te maken, deze uit te voeren en terug te kijken op wat ze gedaan hebben. (in termen van Kaleidoscoop: vooruitkijken, speelwerken en terugkijken) Zo leer ik hen binnen een voorgestructureerde context in een stroomdiagram van keuzemogelijkheden hun weg te vinden. Leren moet voor de kinderen een levensstijl worden: keuzes maken, plannen maken, deze uit te voeren en terug te kijken op wat ze gedaan hebben. Ik ontwikkel en activeer bij Kaleidoscoop zo’n levensstijl, die het kind meeneemt van peuterspeelzaal naar onderbouw naar middenbouw, van middenbouw naar bovenbouw (en zelfs verder de kennismaatschappij in). Ik draag er toe bij dat mijn achterstandskinderen zelfstandiger en weerbaarder worden. Het grootste effect is dat kinderen op latere leeftijd, meer aangepaste en verantwoorde burgers zullen worden. Kaleidoscoop ziet ouders als belangrijke participerende partners. Ouders zijn ook welkom zijn in mijn groep. Ik ga ook op huisbezoek. Ik overleg regelmatig en ik praat over wat de kinderen leren en waarom dat belangrijk is. In de ouderkamer krijgen de ouders ook uitleg over Kaleidoscoop in hun moedertaal (Turks of Marokkaans). Sinds 1 ½ jaar hebben we ook een ouderraad. De ouderbetrokkenheid contact personen (aangesteld door het WGI), ’n Turkse en Marokkaanse vrouw, nemen ook deel aan onze teamvergaderingen. Het is wel eens moeilijk om voldoende afstand te nemen van alle problemen, die zich voordoen. Ik moet me steeds realiseren dat de school als taak heeft om protectieve factoren te 5
De sleutelervaringen zijn ingedeeld in de volgende gebieden: creatieve representatie, taal en beginnende geletterdheid, sociale relaties en initiatief, beweging, muziek, classificatie, seriatie, hoeveelheid, ruimte, tijd.
Annelies van de Louw, Remedial Teaching 1, studentnummer 2117430 Essay in het kader van het overbruggingstraject naar het diploma: Master Special Educational Needs. Rotterdam, december 2005, Annelies van de Louw. bieden, de kinderen te beschermen tegen verstoringen, preventief te werken. Ik denk nooit dat het dweilen met de kraan open is, hoewel ik zie dat de kinderen in slechte omstandigheden opgroeien. In één jaar zijn 2 gezinnen uitgezet, naar Armenië en naar Eritrea. De bijna 5jarige kinderen waren hier geboren en waren mondige kleuters, die ik geleerd had eigen wensen kenbaar te maken, het initiatief van de ander te respecteren en hun eigen ideeën vorm te geven.
B. Werken in en voor de organisatie. Mijn collega’s van de groepen ½ en ik niet waren niet tevreden over de KOR en over de wijze van rapporteren naar de ouders. We schreven verslagen naar de ouders, waarin we schreven wat een kind allemaal kan.6 In de ouderverslagen kwam niet tot uiting dat een kind achterliep in zijn ontwikkeling, iets wat we wel zien op de rapporten van groep 3 en verder. Ook konden we onze observaties niet allemaal kwijt in de KOR. We wilden toen wéér niet wachten op een nieuwe definitieve versie van de KOR (jan.2005). Ik heb toen verschillende kindvolgende modellen naast elkaar gelegd en bestudeerd7 en vervolgens een nieuw observatie instrument ontwikkeld. De leerkrachten van groep ½ gebruiken nu (schooljaar 2005-2006) het definitieve Augustinus observatie-instrument8. Samen met een begeleidende door mij geschreven brief en het overzichtsvel en de aandachtspunten is dat het nieuwe ouderverslag geworden.9 In een power point presentatie hebben een groep ½ collega en ik in een teamvergadering laten zien hoe wij in de groepen ½ observeren en hoe wij de observaties verwerken. Het observatie instrument past ook binnen de leerlingenzorg en …. de inspectie was tevreden (kwaliteitsbezoek juni 2005) 10 Zo ontkomen wij in groep ½ aan de vele toetsen, die we moeten afnemen sinds WSNS in 1994 zijn intrede deed. Kleuters worden veel te veel getoetst, ze moeten veel te veel presteren. Daardoor staan zowel de scholen, de leerkrachten en de kinderen onder hoge druk. Laat jonge kinderen spelen en heb vertrouwen dat het dan goed komt. Een competentie, die ikzelf ook heb moeten ontwikkelen. Jonge kinderen raken door al dat getoets in de knel. Dat trachten wij te voorkomen op de Augustinusschool. Ernstige stoornissen zoals autisme en gedragsstoornissen moeten wel herkend worden, maar overdrijven, doorslaan is de schaduwzijde van goede preventie van vroegtijdig signalen. Ik heb door het ontwikkelingsgericht observeren ‘echt’ naar jonge kinderen leren ‘kijken’. Ik signaleer en ik diagnosticeer in samenwerking met de IB-er en externe instanties. Ik zie of ik een kind moet doorverwijzen naar logopedie of naar cesartherapie. Ik zie aan het gedrag van het kind of ik het moet bespreken in het Breed Overleg, waarin ook maatschappelijk werk en de schoolarts participeren. Ik zie of een kind een achterstand heeft in zijn/haar ontwikkeling van beginnende geletterdheid (interesse voor boeken, experimenteren met letters, rijmen enz. Is er sprake van dyslexie ? (dyslexieprotocol) Ik vind ook dat je aan jonge kinderen geen leernorm kan stellen 11. 6
Bijlage 3: Voorbeeld van een ouderverslag De voorlopige versie van de nieuwe KOR, Leerlijnen en overzichten leeraspecten voor de onderbouw, CED Rotterdam, Kijk! Regionaal Pedagogisch Centrum Zeeland. 8 Bijlage 4: Observatie instrument groep ½ Augustinusschool 9 Bijlage 5 : Brief en het definitieve Ouderverslag Augustinusschool.. 10 www.onderwijsinspectie.nl, start zoeken op basisonderwijs, Rotterdam, Augustinus. 11 In het artikel Kinderlijke ontwikkeling: van spelen naar leren (Tijdschrift voor orthopedagogiek, febr.2004) legt orthopedagoge S.M. Goorhuis-Brouwer uit waarom je aan kinderen van 4,5,6 jaar geen leernorm kan stellen. ‘De ontwikkeling van kinderen tot zeven jaar is, gebaseerd op de groei van de hersenen, van een 7
Annelies van de Louw, Remedial Teaching 1, studentnummer 2117430 Essay in het kader van het overbruggingstraject naar het diploma: Master Special Educational Needs. Rotterdam, december 2005, Annelies van de Louw. We willen op de Augustinusschool het kleuteronderwijs niet ‘verschoolsen’, ons niet gek laten maken door alle programma’s, methodes, maar het groep 3 onderwijs ‘verkleuteren’, het actieve leren van Kaleidoscoop doortrekken naar groep 3. Zeker nu de inspectie ons ook nog eens gaat opleggen dat kort kleuteren de norm wordt.12 Toen ik dat vernam gingen mijn haren recht overeind staan. Ik heb vele ontwikkelingen meegemaakt, maar nu draaft onze inspectie toch echt door. We hebben het hier wel over kleuters, waarvan iedereen weet dat de ontwikkeling grillig verloopt. Er zijn inderdaad (zelden) wel eens kinderen die ‘vervroegd’ door kunnen omdat hun totale ontwikkeling dat toelaat. Maar zélfs de september kinderen zijn over het algemeen de kinderen die mij regelmatig zorgen baren. Schooljaar 2005/2006 ben ik gaan werken in groep 3. Samen met 2 andere leerkrachten ben ik verantwoordelijk voor 2 groepen 3 (19 en 17 kinderen). We werken in groep 3 ook met een dagschema. Iedere morgen wordt de groep onder de taal (aanvankelijk lezen)-en rekenles verdeeld in twee kleine groepen. De ene helft krijgt instructie van de leerkracht (methode gebonden instructie) en de andere groep werkt zelfstandig met mij in de hoeken aan de weektaken middels een kiesboekje. Ik ben verantwoordelijk voor de hoeken en het kiesboekje.13 Voor het werken aan de weektaken maken de kinderen in de groep plannen en ook worden hun plannen geëvalueerd. ’s Middags werken de kinderen in het circuitmodel. We verdelen de groep in 2 of 4 groepen. De kinderen leren coöperatief. Coöperatief leren past helemaal binnen het concept van Kaleidoscoop. De kinderen mogen overleggen, ze kunnen meer bewegen, ze hebben meer vrijheid om te leren wat ze willen. Ik merk dat de kinderen minder gedragsproblemen hebben in vergelijking met toen ik nog klassikaal in groep 3 lesgaf. In groep 4 en verder krijgt het Actief Leren ook een vervolg tijdens het zelfstandig werken volgens het model van effectieve instructie. Omdat de kinderen zelf aan de slag mogen en niet te hoeven wachten op de instructie van de leerkracht komen ook hier niveauverschillen bij observaties beter aan het licht. De leerkracht ziet meteen wie er niet in staat is zelfstandig te werken en wie naar de instructietafel moet voor uitleg. Het vooruitkijken en terugkijken zie ik terug in de OPA-strategie (Ortho-PegagogischeAfstemming. 14 Omdat de groepsleerkrachten van groep 3 de instructiegroepen begeleiden, heb ik de mogelijkheid om tijdens het werken aan de weektaak de ‘zorg’ leerlingen extra te ondersteunen, te begeleiden op het niveau van het kind. We geven zowel in de instructiegroep als tijdens de weektaak adaptief onderwijs. Beide leerkrachten hebben ervaring met op Kaleidoscopische wijze lesgeven in groep 3, zonder aanvankelijk leesmethode (mijn stokpaardje) maar ze hebben geen ervaring met Kaleidoscoop met kleuters, dus dat breng ik naast mijn werkervaring (kleuters, groep 3, IB, Voorschool coördinator) mee.15 Dit schooljaar 2005-2006 implementeren we de Nieuwe Veilig Leren lezen methode (2e Maan Versie). Deze methode biedt vele mogelijkheden om actief te leren. Dat verwerk ik in de weektaak. andere orde dan die vanaf zeven jaar’ …… De ontwikkeling tot ongeveer zeven jaar verloopt spontaan in interactie met de omgeving. De ontwikkeling na zeven jaar staat meer in het teken van het leren’ 12 Trouw 15 oktober 2005 Kort kleuteren wordt de norm. 13 Bijlage 6: Enkele voorbeelden van weektaken door mij opgesteld. 14 Bijlage 7: Afstemmingsstrategie. 15 Bijlage 8: Curriculum Vitae.
Annelies van de Louw, Remedial Teaching 1, studentnummer 2117430 Essay in het kader van het overbruggingstraject naar het diploma: Master Special Educational Needs. Rotterdam, december 2005, Annelies van de Louw.
C. Professioneel handelen en beroepsontwikkeling. Ik heb praktijkgericht onderzoek gedaan naar de twee bekendste VVE –programma’s: Kaleidoscoop (NIZW Jeugd) en Piramide (CITO).16 Omdat de VVE begint bij de peuters heb ik in eerste instantie de peuterspeelzaal bezocht. Hoe manifesteert de speciale aandacht van taal zich bij peuters?17 Bij de Kaleidoscoop peutergroep, zijn de kinderen in de leeftijd van twee tot en met vier jaar ingedeeld in moedertaalgroepen: een Turkse, een Marokkaanse en een gemengde taalgroep (Kaapverdiaanse-, Surinaamse kinderen soms een Nederlands kind). Op elke groep staan een autochtone begeleider en een begeleider afkomstig uit de doelgroep. Met de kinderen wordt in het eerste jaar in de moedertaal gesproken. Allochtone ouders krijgen nog steeds het advies (ook van leerkrachten van groep ½) om Nederlands te spreken met hun kinderen. Ik deed dat 25 jaar geleden, toen ik de kinderen van de eerste generatie gastarbeiders (toen nog geen negatief woord), met de methode Nou Jij, Nederlands leerde. Ik wist toen niet beter, maar nu zie ik het belang van de moedertaal in. Ik weet dat kinderen zonder problemen twee talen naast elkaar kunnen verwerven. Ik kan spraak -taalstoornissen van allochtone kinderen signaleren.18 Ik heb de Nicolaasschool, een school in Rotterdam Spangen met 10 Kaleidoscoop kleuterklassen, bezocht. Ik heb ideeën opgedaan voor mijn eigen lespraktijk en deze ook gecommuniceerd naar mijn collega’s van groep ½ . Ook heb ik een Piramide school bezocht (Bernadette school Veghel). De Piramide kleuterklassen hebben een veel zakelijkere uitstraling. Piramide hecht meer waarde aan leren en (CITO)toetsen. Bij Kaleidoscoop is spelen in een uitdagende leeromgeving belangrijk. Kaleidoscoop maakt geen gebruik van speelwerkbladen. Toen ik als leerkracht begon (1974) was ik enkel en alleen juf van mijn eigen groep. Mijn ‘klas’ was een gesloten gemeenschap. Kinderen, die niet mee konden werden verwezen naar het MLK of het LOM. Nu (2005) functioneer ik binnen een multidisciplinair team van directie, Interne Begeleiding (onderbouw en bovenbouw19), leerkrachten van groep 1t/m 8, LIO’ers, stagiaires (ik ben praktijkbegeleider van een stagiaire SPW 3)), oudercontactpersonen, peuterleidsters, overblijfmoeders (ik beheer de administratie en begeleid de mensen20), de Brede School en Naschoolse Opvang medewerkers. Ook onderhoud ik contacten met logopedisten, de cesartherapeut, de maatschappelijk werker, de schoolarts, de leerlingbegeleiders van WSNS, de ambulante begeleiders van de REC’s (Regionale Expertisecentra) en het zorgteam van WSNS.
16
Beide programma’s hebben tot doel het voorkomen van onderwijsachterstanden van kinderen van 2,5 tot 6 jaar. Kaleidoscoop stoelt op de ontwikkelingstheorie van Piaget, die ervan uitgaat dat kinderen zich ontwikkelen door actieve betrokkenheid bij mensen, materialen en gebeurtenissen in hun omgeving. Er is speciale aandacht voor taal. De belangrijkste elementen van het Piramide programma zijn; vrij spel, projecten over thema’s, observeren en toetsen en betrokkenheid van ouders. 17 Uit onderzoek blijkt dat bij Kaleidoscoop een duidelijk effect zichtbaar is op de taalontwikkeling, zowel in de eigen taal als in het Nederlands en bij Piramide een duidelijk effect op denkprocessen. 18 Ik kan dit mede ook door mijn bezoek aan de Hildernisse school, een school voor slechthorende kinderen met ernstige spraak- en of taalmoeilijkheden. Zie Educational Research: het Rugzakje 19 Bijlage 9 : samen met de IB-er bovenbouw heb ik een gedragsprotocol opgesteld. 20 Bijlage 10: Brief aan overblijfmoeders.
Annelies van de Louw, Remedial Teaching 1, studentnummer 2117430 Essay in het kader van het overbruggingstraject naar het diploma: Master Special Educational Needs. Rotterdam, december 2005, Annelies van de Louw. De kinderen van groep ½ en 3 komen graag naar school, omdat ik ze naar hartelust laat spelen en werken in een uitdagende leeromgeving. Ze kunnen veel ervaringen opdoen. Ik reageer sensitief en responsief. Ik benader de kinderen individueel vanuit hun eigen ervaringswereld en beleving. De kinderen voelen zich veilig. Ik kom tegemoet aan de primaire behoefte van de kinderen vanuit een pedagogisch concept: behoefte aan relatie (veiligheid en beschikbaarheid), competentie (ik kan het) en autonomie (ik kan het zelf)21 en handel daarnaast ook planmatig22. Omdat ik de ouders als partners beschouw, samen zijn we verantwoordelijk voor de ontwikkeling van hun kind, bieden zij mij hun hulp aan. Ze naaien kleren (b.v prinsessenjurken) en ze verzamelen spullen voor de hoeken. Ook maken ze eten voor het Suikerfeest en Diwali. Ze zijn net zo enthousiast als de kinderen. Maar als ik met de ouders communiceer merk ik dat ze moeilijk uit de weg kunnen met interventies, die hen veel ruimte geven. Ze kunnen die ruimte niet innemen. Ook moet ik veel aandacht besteden aan de relatie. Onze westerse samenleving is meer gericht op het inhoudsniveau, de zakelijke communicatie23. Mijn collega’s van groep ½ waren erg blij met mijn leergang auditieve training24. Iedere morgen besteden we tijdens het speelleren in de grote groep de eerste 10 minuten op een speelse wijze aandacht aan de auditieve vaardigheden. De oefeningen worden geplaatst in een betekenisvolle context (b.v. auditieve synthese: s-i-n-t wordt sint). De kinderen van groep 3 kunnen allemaal analyseren en synthetiseren. En als kinderen vaardigheden beheersen kunnen de leerkrachten deze informatie kwijt in het observatie instrument, dat nu optimaal functioneert. ‘Kaleidoscoop richt zich op de brede ontwikkeling van kinderen met speciale aandacht voor de taalontwikkeling en hecht sterk aan samenwerking met ouders’. Dit brengt mij op het maatschappelijk debat. Kaleidoscoop vindt waardering voor de eigen cultuur belangrijk. Voor mij betekent integratie met behoud van eigen cultuur deelnemen aan de maatschappij. Ik zie toch aan de ouders van mijn kinderen dat ze zich niet zomaar kunnen aanpassen. Hun cultuur en sociale bagage staat te ver af van de Nederlandse samenleving. De aanpassing aan de Nederlandse identiteit en cultuur vind ik emotioneel wel begrijpelijk, maar onhaalbaar. De assimilatietheorie heeft ongelijk. Wij Nederlanders assimileren ook niet. Mijn man had tijdens onze fietsreis in Pakistan een ongeluk gehad. We konden 6 weken niet fietsen. Precies na één week zat ik al met een glas whisky te bridgen tussen Nederlandse ‘ontwikkelingswerkers’. Ook heb ik de ellende van First Nation People die over heel Canada in reservaten wonen, gezien. En in het hoge noorden van Canada drongen de missionarissen met hun beste bedoelingen hun mening op. Tot in 1967 werden de kinderen bij hun ouders weggehaald. Nu gaat het slecht met de Inuits (Eskimo’s is net zo’n negatief woord als gastarbeiders). Ze zijn werkloos en drinken veel. Ik ben ook van mening dat het goed zou zijn wanneer alle scholen openbare scholen zouden zijn. Godsdienstonderwijs zou een verplicht vak moeten zijn, waarin de vele godsdiensten een plek krijgen. Ik denk dat er dan ook meer tolerantie komt ten aanzien van andere godsdiensten. Iedere school moet dan hetzelfde godsdienstonderwijs geven. De financiering 21
L.M Stevens: Over denken en doen, Procesmanagement Primair Onderwijs Bijlage 11: In planmatig en handelingsgericht werken werk ik de leerlingenzorg uit. 23 Bijlage 12 : Communiceren met ouders en kinderen, hoofdstuk 2. 24 Bijlage 13: Overzicht Auditieve Training 22
Annelies van de Louw, Remedial Teaching 1, studentnummer 2117430 Essay in het kader van het overbruggingstraject naar het diploma: Master Special Educational Needs. Rotterdam, december 2005, Annelies van de Louw. van de overheid en de ouderbijdragen moeten ook hetzelfde zijn. Leerlingen weigeren om hun geloof kan dan niet meer. Thuis kan dan iedereen een eigen geloofsbeleving aan kinderen bijbrengen. Dus wat mij betreft hef artikel 23 op.
Afsluiting. Toen ik in 1981mijn diploma Speciaal Onderwijs behaalde was het zo dat alle kinderen van mijn groep 3 op hetzelfde moment begonnen met aanvankelijk lezen en in hetzelfde tempo de methode doorwerkten. Ik verbeterde de aanvankelijk leesmethode de Zevensprong. In de loop der jaren zijn de methodes verbeterd. Ze spelen steeds meer in op de verschillende niveaus in groep 3, maar toch bleef ik klassikaal lesgeven. Door mijn studie Orthopedagogiek (2004) en door het werken met (de) kinderen van de Augustinusschool (van vier tot 7 jaar) met de methode Kaleidoscoop kan ik omgaan met verschillen. Ik kan met recht spreken van een doorgaande lijn en intercultureel onderwijs. Ook kan ik nu de visies25, die ten grondslag liggen aan het pedagogisch-didactisch model van Kaleidoscoop, in de praktijk toepassen en doortrekken naar het ‘Actieve Leren’ van groep 3 en verder. In de toekomst wil ik me verdiepen in spelontwikkeling. Ik wil een intrinsieke band kunnen leggen tussen leren, spelen en werken van jonge kinderen. Ik wil nog meer leren hoe ik spel moet begeleiden, leren kijken en reflecteren op het spel van kinderen en op mijn eigen handelen. Eventueel het volgen van een opleiding tot speltherapeut om de emotioneel in de knel geraakte kinderen van de Augustinusschool nog beter te begeleiden.
25
ervaringsgericht, ontwikkelingsgericht, de theorie van Piaget en Vygotsky