MACRO ECONOMISCHE OBSERVATIES Feiten, analyses, meningen en adviezen In plaats van een evenwichtig macro economisch beleid voert de regering, geobsedeerd door het financieringstekort, een louter financieel economische politiek waardoor ze niet alleen eenzijdig op één onderwerp focust maar ook de macro economische doorwerkingen veronachtzaamt. De economie zakt nu verder in, waardoor de schuldensanering nog moeizamer wordt. Het paard is achter de wagen gespannen. Bovendien wordt niet genoeg geanticipeerd op toekomstige uitdagingen die onherroepelijk op ons afkomen, zoals die op het gebied van milieu, energie, grondstoffen, arbeidsverhoudingen, dreigende tweedelingen op de arbeidsmarkt, verdergaande kenniseconomie en de veranderende positie van de Nederlandse economie op het wereldtoneel. Omdat de overheid in tijden van grote onevenwichtigheden de enige is die met anticyclisch beleid kan en moet compenseren, èn met ‘infrastructurele’ maatregelen het anticipatieproces kan bevorderen, is hier sprake van een verzaking van de verantwoordelijkheden. Daarom:
Tien aanbevelingen voor de macro economische overheidspolitiek van vandaag i.
ii.
iii.
iv.
v. vi.
vii. viii.
ix. x.
Stimuleer de economie door op macro economisch rendabele wijze te investeren in de fysieke, sociaal-culturele, energie- en kennisinfrastructuur. Combineer aldus een bestedingsimpuls met het anticiperen op de toekomstige uitdagingen van onder andere de problematiek van milieu, energie en grondstoffenschaarste. Doe dit gecoördineerd met andere landen met een betalingsbalansoverschot. Scheid de overheidsinvesteringen van de lopende uitgaven en hanteer daarvoor verschillende uitgavenregels. Dan kan financieel solide worden gestimuleerd en hoeven toekomstige generaties niet te worden opgezadeld met verouderde infrastructuur. Maak hierover ook afspraken in Europees verband. Stel een duidelijk beleid voor schuldsanering in het vooruitzicht, maar effectueer dit pas in betere tijden ten einde nu de bestedingen niet te frustreren. Pas hierbij de goede volgorde toe: eerst de banken, dan de private en daarna de collectieve sector. Verplicht de banken tot snel herkapitaliseren; alleen dan kan de kredietverlening goed op gang komen en heeft het stimuleringsbeleid van de overheid een groter multipliereffect. Verplicht ook het scheiden van nuts- van zakenbanken. Pleit voor een snellere en strengere invoering van de bankenunie in Europa. Stimuleer en faciliteer re-integratie-activiteiten en de daarvoor noodzakelijke om- en bijscholing c.q. werkervaringsplaatsen, zodat de beroepsbevolking toegerust blijft op en steeds kan inspelen op veranderende eisen van de arbeidsmarkt. Vorm de werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsverzekering om tot een volksverzekering voor een basispakket, waaraan dus ook zzp’ers deelnemen, met mogelijkheid tot aanvullende verzekeringen. Laat ook de werkgevers in bepaalde gevallen meebetalen, bijvoorbeeld met een premie die afhankelijk is van de WW-instroom vanuit diens bedrijf. Hierbij is te overwegen om de arbeidsongeschiktheidsverzekering te splitsen in een bedrijfsverzekering voor bedrijfsongevallen waar de werkgever verantwoordelijk voor is, en een volksverzekering voor zogeheten sociale risico’s. Pak ook andere onderdelen van de tweedeling op de arbeidsmarkt aan, bv door het stimuleren van andere opbouw uit taakelementen van functies, zodat kansarmeren en mensen ‘met een vlekje’ ook kunnen participeren. Loonaanpassingen kunnen hierbij nodig zijn. Ga niet mee met de roep om verdere vervlakking van de tariefopbouw van inkomstenbelasting. Verlaag daarentegen de inkomstenbelasting voor de laagste loongroepen, met gelijktijdige vermindering van de verschillende toeslagen, die overigens als één toeslag per huishouden worden gegeven. Dit is mogelijk en rechtvaardig omdat de totale collectieve druk voor alle inkomensgroepen nu nagenoeg gelijk is, Mitigeer de structurele stijging van de collectieve zorgkosten aanzienlijk. Haal normale levensloop- en leefstijlafhankelijke goederen uit het basispakket en pas het vergoedingensysteem aan waarbij bovendien specialisten in loondienst worden genomen. Streef naar een beperkte en beheerste begrotingsunie in Europa en het invoeren van eurobonds. Augustus 2013
Inhoud 0.
Uitgangspunten ............................................................................................ 1
1.
Problematiek en Wat te doen ......................................................................... 1
VERDIEPING: Vanuit feiten, analyses en meningen naar adviezen ............................... 5 2.
Bestedingen en productie .............................................................................. 6
3.
Beschikbaar inkomen .................................................................................... 9
4.
Arbeidsmarkt en volume sociale zekerheid......................................................11
5.
Zorg ..........................................................................................................14
6.
Openbare financiën ......................................................................................17
7.
Monetaire en financiële aangelegenheden .......................................................18
8.
Internationale aangelegenheden ...................................................................21
Augustus 2013 Jos Kok
0. Uitgangspunten Voor economische politiek op landelijk niveau is vooral de macro economie van belang. Dat wil zeggen de economie van de hele gemeenschap, met al zijn interacties. Dus niet bezien op het niveau van individuele eenheden maar op dat van (grotere) groepen. Daarbij moeten veel aspecten met hun interrelaties meegnomen worden, omdat heel veel samenhangt met heel veel. Je focussen op één deelsaspect, zoals bijvoorbeeld de financiële economie, en daar alle beleidsaandacht op richten is niet verstandig. In de macro economie zijn drie belangrijke wetten heel bepalend, die nationaal maar ook internationaal tussen landen van kracht zijn: • De bestedingen van de één genereren het inkomen van de ander (en omgekeerd), zodat bestedingsmogelijkheden (koopkracht en winsten) van essentieel belang zijn. • De één zijn schulden vormen de vermogenstitels van een ander, en zolang er vertrouwen is dat betrokkene zijn rente- en aflossingsverplichtingen van zijn schulden kan voldoen is hier geen probleem. Problemen ontstaan als het vertrouwen daarin verdwijnt. • Als de private sector door over- of onderbesteding onevenwichtigheden veroorzaakt, is de overheid de enige partij die dit kan corrigeren. Dit schept verplichtingen voor de overheid. Dat is een verantwoordelijke taak, te meer daar de overheid door verkeerd handelen ook de zaak kan verslechteren. Daarnaast is van essentieel belang dat we leven in een maatschappelijk wereldorde waar we ons niet van af kunnen zonderen door ‘het gordijn rond Nederland dicht te trekken’. In die wereldorde is een vrij marktmechanisme voor de verhandelbare goederen veelal het allocatie-instrument. Bovendien hebben door de voordurend voortschrijdende technologische ontwikkeling, globalisering en opkomst van nieuwe economieën, ontwikkelingen elders een steeds grotere impact op onze economie. We worden nog meer afhankelijk van het buitenland en hebben belang bij een open internationale instelling. Voor een goed oordeel over de situatie en advies voor het te voeren beleid is onze mens- en maatschappijvisie van basale betekenis. Wij zien de mens als een individu die naar vrijheid en ontplooiing streeft binnen een gemeenschap. De mens is een sociaal wezen, die zelfstandig deel wil uitmaken van een samenleving, met een zekere verantwoordelijkheid voor de ander en voor zijn nageslacht. Een overheid, die gedragen moet worden door een ruime meerderheid van de burgers (dat is veel meer dan 50% +ε) heeft hierbij taken om schaalvoordelen te kunnen effectueren en om de cohesie te bevorderen. Neoliberale opmerkingen als “there is no such thing as society” (Thatcher) of “de overheid is niet de oplossing maar het probleem” (Reagan) zijn dan ook onzinnig. Ook onzinnig is de gedachte dat publieke producten en diensten altijd inferieur zijn t.o.v. private. Om de huidige situatie te analyseren en vervolgens een oordeel en advies op te kunnen stellen moeten we de feiten kennen en ons refereren aan • Ervaringen en theorieën op macro economisch terrein. • Historische ontwikkelingen. • Ontwikkelingen en situaties in vergelijkbare landen. • De uitgangspunten duurzaam, solidair en vrijzinnig, die de leidraad vormen voor het GroenLinks handelen.
1. Problematiek en Wat te doen 5 jaar duurt nu al de crisis en we komen er maar niet uit. Het wordt alleen maar erger. De economische productie is lager dan aan het begin van de crisis. De overheidsfinanciën slaan uit het lood, het bankwezen is in het ongerede geraakt, het aantal faillissementen stijgt onrustbarend, en de werkloosheid loopt fors op. De Nederlander maakt zich dan ook zorgen om zijn baan, zijn inkomen, pensioen en zijn huis. De (dreigende) werkloosheid en het daaraan gekoppelde koopkrachtverlies brengen veel problemen voor betrokkenen met zich omdat ze in veel handelingen ernstig beperkt worden. Ze raken ook de macro economie. Afzetmogelijkheden verminderen, veel capaciteit blijft ongebruikt en werkervaring gaat er daardoor verloren. De economie zakt nog verder in. Na de financiële crisis en de schuldencrisis proberen alle partijen (consumenten, bedrijven, pensioenfondsen, banken, overheid) hun balansen weer op orde te brengen en matigen hun uitgaven.
Macro Ec Observaties
augustus ’13
1
Daardoor zijn we in een forse bestedingscrisis terecht gekomen. Er zijn inmiddels duidelijke overeenkomsten met de jaren 30, zij het met een veel sterkere internationale verwevenheid dan destijds, waarbij de Noord-Zuidverhouding in Europa nog een aparte dimensie geeft aan het geheel. Ook zijn er zorgen om de toekomst, die er niet rooskleurig uitziet. Een toekomst met een afbrokkelende solidariteit, onbetaalbare energie, verder toenemende vervuiling, en sterk oplopende zorgkosten die andere bestedingsmogelijkheden verdringen. Bovendien moeten wij anticiperen op ontwikkelingen die we niet kunnen (en ook niet moeten willen) keren. Zoals de verdergaande vergrijzing, de technologische ontwikkelingen, de globalisering en de veranderende arbeidsverhoudingen waarin veel lossere dienstbetrekkingen gelden. Kortom, veel uitdagingen. Nederland presteert nu op veel gebieden slechter dan vergelijkbare landen. Zo bevinden we ons qua economische groei in de achterhoede van Europa, is het consumentenvertrouwen het meeste gedaald en is de afhankelijkheid van fossiele energie veel groter dan in omringende landen. Als dat zo doorgaat zouden beleggers het vertrouwen in Nederland kunnen verliezen en een hogere rentevergoeding gaan eisen. Het is van groot belang dat de groei weerkeert en voldoende nieuwe banen worden gecreëerd, en Nederland zich optimaal voorbereidt voor de toekomstige situaties. Anders is de verzorgingsstaat financieel niet meer houdbaar, en zijn er niet voldoende middelen voor de uitbouw naar een echt duurzame economie. Bovendien kunnen particulieren en overheid hun schuldpositie pas echt aanpakken als de economie gaat groeien. Dan zullen ook de belasting- en premie-inkomsten weer stijgen en de werkloosheidsuitgaven dalen en aldus de overheidsfinanciën weer op orde komen. Wat moet de overheid doen? Bestedingscrisis en uitdagingen vereisen selectief stimuleren met investeringen [aanbeveling i, en nader uitgewerkt in paragraaf 2] De behoefte om te ontschulden, de onzekerheid over het toekomstig inkomen en het geringe vertrouwen in de toekomst veroorzaken een dramatische terugval van de particuliere bestedingen. Dit is heel anders dan de crisis in de jaren 80, toen de te geringe winstgevendheid de achterliggende oorzaak was. Het medicijn van loonmatiging en arbeidstijdverkorting dat toen werkte, heeft nu een averechts effect. Nu is immers de vraagkant van de economie het grote probleem; die moet gestimuleerd worden. Door het nu gevoerde bezuinigingsbeleid raken we steeds verder achterop. De bestedingsuitval wordt steeds ernstiger. Door dit beleid komt straks het herstel later, trager en vanuit een dieper dal dan nodig is. Een drastische koerswijziging van het economische beleid is noodzakelijk. Een stimulering van de zijde van de overheid is nu geboden, om het achterblijven van de particuliere bestedingen te compenseren. Bestedingspolitiek dus; die moet voor betere afzetverwachtingen zorgen. Dat is nu veel belangrijker dan een nog verdere verlaging van de rentestand. Die stimulering zal vooral selectief op structurele zaken moeten worden gericht, met name in de investeringssfeer. Selectief, omdat niet iedere groei gewenst is. Ook toekomstige generaties moeten minstens op een zelfde welzijnsniveau als wij kunnen leven. Duurzaamheid is dan het sleutelwoord. Geen roofbouw plegen; noch op de natuur, noch op de grondstoffenvoorraad, noch voor de draagkracht van toekomstige generaties. De eis van duurzaamheid heeft dan ook consequenties voor het hergebruik van grondstoffen, het gebruik van schone energie, en ook voor financiële soliditeit van het geheel. We moeten het crisisbeleid ook richten op de toekomst, zodat milieu- en energiebeleid niet als een luxe zaak wordt gezien, die we ons nu even niet kunnen permitteren. Met name de bouwsector behoeft stimulansen door middel van belastingfaciliteiten en subsidies voor, alsook directe overheidsinvesteringen in structurele activiteiten. Vooral investeringen ten behoeve van de verduurzaming van de Nederlandse economie. Dergelijke activiteiten hebben ook de minste weglek naar het buitenland. Overigens is het belangrijk onderscheid te maken tussen weglek naar Europa en die naar andere gebieden. Een weglek naar Europa levert daar grotere bestedingsmogelijkheden, waarvan onze export kan profiteren. Die profiteert immers meer van import uit andere Europese landen dan van die van landen daarbuiten. Het is in dit licht überhaupt verstandig de stimuleringspolitiek gecoördineerd gezamenlijk door de noordelijke landen met een betalingsbalansoverschot uit te voeren. Verschillende uitgavenregels voor overheidsinvesteringen en lopende uitgaven [aanbeveling ii, paragraaf 6] Zo’n overheidsstimulering vooral in investeringen is bij de huidige extreem lage rentestanden en het structurele spaar/betalingsbalansoverschot alleszins verantwoord. Het is mal om voor alle overheidsinvesteringen te eisen dat die uit lopende inkomsten gefinancierd worden. Dat doen gezonde bedrijven ook niet. Daarom is de eis van structureel begrotingsevenwicht onjuist. Deze ge-
Macro Ec Observaties
augustus ’13
2
dachtegang vereist wel dat de investeringsuitgaven van lopende uitgaven worden onderscheiden en dat de financiële beleidsregels daartoe worden aangepast; ook in EU-verband. Binnen een verantwoorde solvabiliteitsmarge kan voor de financiering van overheidsinvesteringen - als de betalingsbalanssituatie dat toelaat – geleend worden op de kapitaalmarkt. Tegenover de schuld moet een gezonde infrastructuur staan. Het moet daarom gaan om macro economisch rendabele investeringen in fysieke, sociaal culturele, energie- of kennisinfrastructuur, waardoor op termijn meer of betere afzet is te verwachten, en/of lagere (maatschappelijke) kosten. Daar moet niet op worden bezuinigd, toekomstige generaties moeten niet worden opgezadeld met verouderde infrastructuur. Bovendien moeten we ons ook realiseren dat de toekomstige generaties vanwege het nationale spaaroverschot per saldo de bezitters zijn van de bij die schuld behorende vermogenstitels. De lopende rekening van de overheidsbegroting behoort structureel minstens in evenwicht te zijn. Structureel, omdat correctie voor conjunctuurfasen geboden is om de ingebouwde stabilisatoren niet te elimineren. Aanpak schuldenproblematiek [aanbeveling iii, paragraaf 7] De oorsprong van de huidige bestedingscrisis ligt onder andere in het overmatig schulden aangaan en de onverantwoorde kredietverlening. Deze schuldproblematiek speelt ook in Nederland hoewel het een vermogend land is. Dit vooral vanwege de verdeling van de schulden en de vermogens over de sectoren en personen, alsmede omdat nogal wat vermogens (vooral die in huizen en in pensioenopbouw) niet snel liquide zijn te maken als de rente en aflossingsverplichtingen dit noodzakelijk zouden maken. Met name de schuldenproblematiek van overheid en huiseigenaren vraagt om een oplossing, waarvan nu wel de aanpak duidelijk moet zijn, maar waarvan de effectuering in moet gaan wanneer de economie weer opleeft. Nu effectueren leidt immers tot een verdere daling van de bestedingen waardoor de groei en de werkgelegenheid nog verder onder druk komen te staan, en de schuldproblematiek nog zwaarder gaat wegen. Het uitzetten van een heldere koers kan echter wel bijdragen aan het reduceren van de onzekerheid bij consumenten. Hierbij moeten vanwege de compenserende taak van de overheid (anticyclisch optreden) de overheidsschulden die bovendien een sterk conjunctureel element bevatten als laatste aan de beurt komen. In dit verband moet ook voor een algehele afschaffing van de fiscale bevoordeling van vreemd vermogen (fiscaal aftrekbaar) t.o.v. eigen vermogen worden gepleit. Gezond bankwezen absoluut noodzakelijk [aanbeveling iv, paragraaf 7] De schuldsanering is nodig voor het weer gezond maken van de balansposities. Dat moet ook voor financiële instellingen die zover in het ongerede zijn geraakt, dat de kredietverlening ernstig wordt gehinderd. Het gezond maken van het bankwezen is van prioritair belang. Als de kredietverlening aan het bedrijfsleven weer op gang komt, kan immers ook het genoemde stimuleringsbeleid van de overheid een groter multipliereffect hebben. Hiervoor is primair een snel doorgevoerde herkapitalisatie vereist. Daarnaast zijn voor een gezonde financiële sector een goed resolutiesysteem en een deposito-garantiestelsel en daarmee ook een scheiding van nuts- van zakenbanken van wezenlijk belang. Op deze punten worden weliswaar in Europees verband plannen gesmeed in de vorming van een bankenunie, maar het gaat allemaal te beperkt, te traag, en met veel aandacht voor de (korte termijn) eigen belangen. Door de internationale verwevenheid is hier een Europese aanpak noodzakelijk. Deze is voor Nederland met zijn grote bankensector van eminent belang is. Nederland moet dus hier een sterke pleitbezorger zijn. Houd rekening met ontwikkelingen op de arbeidsmarkt [aanbeveling v, paragraaf 4] De huidige sterk oplopende werkloosheid en vooral de toekomstige ontwikkelingen vereisen extra aandacht voor de problematiek van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, met name voor de kwaliteitsaspecten daarvan. Als de productiestructuur door de technologische ontwikkelingen verandert, en de Nederlandse positie door de globalisering anders wordt, heeft dat consequenties voor de mogelijke werkgelegenheid en de kennis en vaardigheden die daarvoor vereist zijn. Gewaakt moet worden voor een ongepast zelfvertrouwen als zou onze economie structureel automatisch erg gezond blijven. De prijsconcurrentiepositie, de kennisintensiteit en het innovatief vermogen van onze productiestructuur zijn nu op zich redelijk te noemen, maar vergen wel een continue alertheid om niet achterop te raken. Het is belangrijk om de beroepsbevolking qua kennis en vaardigheden adequaat voor te bereiden op structurele aanpassingen. Daarbij is speciale aandacht nodig voor de oudere werkloze of niet geheel arbeidsgeschikte. Nu wordt er veel op prijs en weinig op kwaliteit gefocust; zo zien we veel aandacht voor kosten van WW en ontslag, weinig aandacht voor kennis en creativiteit bevorderend onderwijs, terwijl er zelfs op re-integratie-activiteiten wordt bezuinigd. Het devies moet juist zijn: investeer in de kwaliteit (inclusief het innovatief vermogen) van de beroepsbevolking, dus in kennis, onderzoek, scholing en effectieve re-integratieactiviteiten. Bezuinig daar niet op, en zeur niet zo over de kosten van de WW-periode, maar gebruik die periode om dit aspect bijvoorbeeld d.m.v. proefplaatsingen voor werkervaring en scholing on the job, goed op te pakken. Geef daarbij eventueel een tijdelijke loonsuppletie uit de WW gelden.
Macro Ec Observaties
augustus ’13
3
Vermijd tweedelingen op de arbeidsmarkt [aanbevelingen vi en vii, paragraaf 4] De arbeidsmarkt werkt verre van optimaal, zoals ook blijkt uit een groot aantal tweedelingen tussen groepen die aanmerkelijk verschillende kansen of rechten hebben. Zoals die tussen hoger en lager opgeleiden, tussen jong en oud, tussen allochtonen en autochtonen, tussen volledig fitte en (iets) gehandicapte mensen, en tussen flexwerkers en vaste contractanten. Hierdoor vindt geen optimale allocatie van ‘menselijk kapitaal’ plaats, en blijven mensen onterecht en onnodig aan de zijlijn. Het betekent ook een groot rechtvaardigheidsprobleem. Een stevige beleidsaandacht is dus vereist, die zich zowel op sociale zekerheidsvragen alsook op de inrichting van banen en functies richt. Zo zullen de vangnetten voor tijdelijke overbruggingsperioden voor alle groepen, dus ook de zzp’ers, moeten gelden. Dat zal een overgang van de werknemersverzekeringen WW en WIA naar een volksverzekeringachtig stelsel vragen. Met name voor een basispakket, met mogelijkheid tot aanvullende verzekeringen. Laat ook de werkgevers meebetalen, bijvoorbeeld met een premie die afhankelijk is van de WW-instroom vanuit diens bedrijf. Ook is in zo’n stelsel te overwegen om de arbeidsongeschiktheidsverzekering te splitsen in een bedrijfsverzekering voor bedrijfsongevallen waar de werkgever verantwoordelijk voor is, en een volksverzekering voor de sociale risico’s. Daarenboven is het van belang dat ook de capaciteiten van de niet allerfitste en de niet allergewildste werknemers worden gebruikt en er voldoende banen voor hen zijn. Dit zal een herinrichting van functies naar taakelementen vergen en een aanpassing van de loonstructuur. Maar ook alle stimulansen, zoals subsidies, kennisoverdracht en gericht inkoopbeleid van de collectieve sector. Verminder rondpompen tussen belasting en toeslagen [aanbeveling viii, paragraaf 3] Ondanks deze tweedelingen is de inkomensverdeling in Nederland – internationaal gezien – als redelijk te typeren. Wel neemt ook hier de ongelijkheid toe en komen er weer armoedeverschijnselen. Opvallend is dat de gemiddelde collectieve druk (van alle belastingen en premies) voor alle inkomensgroepen in dezelfde orde van grootte ligt, rond de 40%. Dit leidt tot de gedachte om in tegenstelling tot veel adviezen, de structuur van de belastingtarieven juist minder te vervlakken en het tarief voor de laagste inkomensgroepen te verlagen. Dat geeft ook ruimte om het toeslagencircus in te perken. Om de armoedeval, en ook de fraude, tegen te gaan kunnen die toeslagen beter gecombineerd per huishouden met één afbouwtraject worden gegeven. Een verdere verschuiving van loonbelasting naar de btw moet worden afgeraden, omdat daardoor de druk voor de laagste inkomensgroepen juist toeneemt; hier zijn echter lastenverschuivingen naar energie en vet om wijzigingen in consumptie- of productiepatroon te stimuleren wel zinvol. Mitigeer kostenstijging zorg [aanbeveling ix, paragraaf 5] Bij doorzetting van de fors stijgende kostentrend wordt het beslag van de (verplicht betaalde) zorg op de nationale bestedingen heel hoog en kan de solidariteit en bijgevolg de verzorgingsstaat onder druk komen staan. De sterk stijgende kostentrend zal in ieder geval gemitigeerd of nog liever gestopt moeten worden. Dat roept om een kritische blik naar wat wel en niet onder een collectief en verplicht verzekerd basispakket behoort te vallen, waar eigen bijdragen aan de orde zouden moeten of kunnen zijn, en wie dat in welke mate kan opbrengen. Ook om het vergoedingensysteem tegen het licht te houden; dit door bijvoorbeeld de vergoeding per verrichting (gedeeltelijk) te vervangen door een abonnementsysteem of vergoeding per ziekte-intake. Voorts is aan te bevelen om specialisten alleen in loondienst van ziekenhuizen te laten werken. Daarnaast zal een gezonde levensstijl, zoals meer bewegen en minder vetgebruik, moeten worden gestimuleerd. Ook kunnen woningaanpassingen gestimuleerd worden om bejaarden langer zelfstandig te laten wonen. Problematiek van euro en van Noord vs. Zuid Europa [aanbeveling x, paragraaf 8] De Europese samenwerking, ook met Zuid en Oost Europese landen, is voor de Nederlandse economie van levensbelang is. Drie kwart van onze export gaat naar Europa. Wij hebben dan ook last van de toenemende divergentie tussen Noord en Zuid Europese landen, waardoor onze afzetmogelijkheden verminderen. Deze divergentie begint – ook vanuit sociaal oogpunt - inmiddels onhoudbare vormen aan te nemen. Dit alles zet de stabiliteit en de duurzaamheid van de economische relaties onder druk. Wij hebben daarom belang bij veel striktere solidariteitsacties van de noordelijke landen met het Zuiden, zodat het Zuiden meer van onze producten kan afnemen. Daarom moet Nederland zich in Europees verband hard maken voor stimulering door de noordelijke landen met een betalingsbalansoverschot. Zo’n gecoördineerde stimulering, eventueel gepaard met een beheersbare inflatie en daarmee verslechtering van de prijsconcurrentiepositie, zal voor het Zuiden behulpzaam zijn. Langs die weg kan ook een begin worden gemaakt naar een beheerste en beperkte begrotingsunie. Daarenboven zou de introductie van Eurobonds nu eens goed ter hand moeten worden genomen, teneinde het speculeren tegen uiteenlopende landen in het eurogebied het hoofd te kunnen bieden. Ook dat komt de stabiliteit ten goede. Überhaupt is bij de veranderende positie van Europa in de mondiale economie een verdere en diepgaandere samenwerking geboden.
Macro Ec Observaties
augustus ’13
4
VERDIEPING: Vanuit feiten, analyses en meningen naar adviezen De actuele feiten worden veelal weergegeven door statistische cijfers, die betrekking hebben op de jaren vanaf 2008, met een referentiecijfer van 2000, 2001 of het gemiddelde van deze twee jaren erbij. Daar waar nodig en mogelijk worden ook gegevens van vergelijkbare landen gegeven. De meeste gegevens komen van gerenommeerde instellingen als CBS, CPB, ECB, Eurostat OECD en UWV. CPB cijfers komen uit CEP 2013; inmiddels zijn voor sommige van de hier gepresenteerde gegevens nieuwe ramingen verschenen. Daarin zijn bijvoorbeeld productie, investeringen en werkloosheid nog ongunstiger geworden; augustuscijfers (kerngegevens van de concept-MEV) zijn, voor zover bekend in de tabellen weergegeven. Van de analyses en meningen is een aantal verschenen in de tijdschriften en debatten in ‘economenland’, zoals die o.a. hun weerslag vinden in ESB en op de website van MeJudice. De onderstaande paragrafen behandelen met name de volgende onderwerpen: 2. Bestedingen en productie:
Stimuleer voor conjunctuur en structuur Problematiek van energieafhankelijkheid, grondstoffenuitputting enz. Consequenties globalisering en technologische ontwikkeling voor productiestructuur Kenniseconomie en innovatie
3. Beschikbaar inkomen:
Inkomens- en vermogensverdeling Loonmatigingsproblematiek Belastingen en toeslagen
4. Arbeidsmarkt en volume sociale zekerheid
Kwantiteit en kwaliteit arbeidsaanbod en arbeidsvraag Belang re-integratie, werkervaring en scholing Tweedelingen op de arbeidsmarkt Functie-inhoud en banen voor kansarmere groepen Ontslagrecht en WW-duur WW en WIA soort volksverzekering
5. Zorg
Hoe verantwoord de kostenontwikkeling af te remmen Eigenaardige markt voor zorgproducten
6. Openbare Financiën
Splits overheidsinvesteringen van lopende uitgaven bij financiële beleidsregels
7. Monetaire en financiële aangelegenheden Schuldenproblematiek Woningmarkt Bankensector en bankenunie Pensioenproblematiek
8. Internationale aangelegenheden
Problematiek onevenwichtigheden in betalingsbalansen Gecoördineerd stimuleren door landen met overschot op betalingsbalans Noord Zuid problematiek in Europa Euro en eurobonds Belang Europese samenwerking en integratie.
Macro Ec Observaties
augustus ’13
5
2. Bestedingen en productie Feiten T. 2.1 Kerncijfers Bestedingen en productie Groei in % (CEP cijfers) Bruto binnenlands product
00/01
‘08
‘09
2,9
1,8
-3,7
1,6
0,9 -1,2
-1¼
3,4
1,8
-5,6
1,1
1,4 -1,9
-1¾
2,8
1,3
-2,1
0,3
-1,1 -1,6
-2¼
4,0
3,1
4,9
0,3
-0,6 -0,8
-1¼
-5,2 12,3 -2,9
-11¼
a
a
Productie marktsector
Consumptie huishoudens Overheidsbestedingen
a
a
Bruto investeringen bedrijven (excl. woningen)
a
Investeringen in woningen a
-2,5
‘10
7,1 -15,7
‘11
2,4 -0,2 -14,8 -13,2
‘12
‘13
6,5 -9,2
-¼
voor 2011 en later cijfers uit concept MEV
T. 2.2 Productie sectoren Groei in % (CBS cijfers)
00/01
‘08
‘09
‘10
‘11
‘12
’13 (I)
Landbouw
1,5
2,2
-4,5
-1,1
1,6
-0,6
-4,9
Nijverheid
4,4
0,7
-7,0
7,5
0,3
-0,4
2,8
Bouw
2,7
3,2
-5,5
-11,1
4,5
-8,4
-3,0
Commerciële diensten
3,3
2,2
-4,8
1,3
2,8
-0,9
-1,6
(w.v. handel
2,5
0,9
-6,8
4,8
3,0
-1,4
.)
T. 2.3 Ontwikkelingen energie-intensiteit*, enige EU landen (o.b.v. Eurostatcijfers) NL in ’02 = 100
‘02
’05
‘08
‘10
NL
100
99,8
92,8
98,0
Duitsland
97,8 (100)
96,5 (98,6)
88,4 (90,4)
88,1 (90,1)
Spanje
98,5 (100)
98,5 (100)
89,2 (90,6)
85,0 (86,3)
Denemarken
62,9 (100)
59,2 (94,1)
55,6 (88,4)
58,2 (92,5)
* energiegebruik/BBP . Tussen haakjes per land o.b.v. 2002= 100
T. 2.4 Ontwikkelingen energie-intensiteit (cijfers van De Groot en Mulder) ‘87-‘05 % per jaar
‘87-‘95
‘95-‘05
NL
OECD
NL
OECD
NL
OECD
EU12
Macro
-0,4
-2,0
1,4
-0,9
-1,7
-2,9
-1,7
Industrie
-0,2
-2,1
1,1
-0,3
-1,3
-3,7
-1,4
Diensten
0,4
-1,3
2,7
-1.2
-1,4
-1,5
-0,6
-1,1
-1,8
-2,4
-0,6
-0,1
-2,6
-2,3
Landbouw
T 2.5 Aantal uitgesproken faillissementen CBS cijfers
Macro Ec Observaties
augustus ’13
6
T.2.6 Energieproductiviteit (inverse van energie intensiteit) Nederland t.o.v. OECD gemiddelde NL t.o.v. OECD gemiddelde (cijfers van De Groot en Mulder)
De gegevens van T.2.4 en T.2.6 komen van De Groot en Mulder zie bv ESB van 9 december 2011)
T.2.7 Aandeel duurzame energie in EU landen (cijfers Eurostat) 2011
EU 27
Nederland
Duitsland
Denemarken
Spanje
Frankrijk
13,0
4,3
12,3
23,1
15,1
11,5
T 2.8 Innovation Union Scoreboard 2013 i
Note: Average performance is measured using a composite indicator building on data for 24 indicators going from a lowest possible performance of 0 to a maximum possible performance of 1. Average performance reflects performance in 2010/2011 due to a lag in data availability
Analyse en Meningen 1. De huidige eenzijdige focus op financieel economische zaken (w.o. ook schuldsanering) verzaakt de aandacht voor de conjuncturele en structurele problemen. 2. In dezelfde lijn is er een overmatige aandacht voor prijsconcurrentie die ten koste gaat van concurrentie op kwaliteit en vernieuwing. Bij het kabinet is überhaupt geen duidelijke en consequente visie te onderkennen op wat nodig is om hoofd te bieden aan uitdagingen van de toekomst. Uitblijven van structurele hervormingen m.b.t. arbeid en energie-intensiteit, en afhankelijkheid van fossiele energie en nog niet recyclebare gebruik van grondstoffen. Als er al een visie is, dan is die louter op kosten en prijzen gefixeerd en worden kwaliteit- en duurzaamheidaspecten onderbelicht. 3. Bij nogal wat mensen leeft ten onrechte de gedachte dat de huidige conjuncturele crisis eerst moet worden opgelost, en dat de aanpak van structurele problemen van milieu, energie, grondstoffenschaarste nu als luxe problemen moeten worden gezien. 4. We hebben een conjuncturele depressie die al lange tijd aanhoudt. Na de kredietcrisis en de schuldencrisis nu een echte bestedingscrisis. Deze heeft veel gemeen met die uit de jaren 30, zoals die na de uitbundige jaren 20 was ontstaan. Deze bestedingscrisis wordt nog sterk be-
Macro Ec Observaties
augustus ’13
7
5. 6.
7.
8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
17.
vorderd door de bezuinigingspolitiek. Loonmatiging, pensioenkortingen, overheidsbezuinigingen, gestimuleerde versnelde schuldaflossingen en btw-verhogingen dragen hier aan bij. Van de verschillende economische visies (austerians vs. neokeynesianen) gaat onze voorkeur in de huidige situatie naar een neokeynesiaanse aanpak. Een volkshuishouding is wezenlijk iets anders dan een gezins- of een bedrijfshuishouding. Het rare beeld dat de afgelopen jaren is geschetst van de overheidsschuld als ondraagbare last moet van tafel. Tegenover passiva staan – als het goed is en het geld niet verjubeld – ook activa: vooral infrastructuur en menselijk kapitaal. Bovendien zijn per saldo - omdat Nederland structureel een spaaroverschot heeft- de Nederlanders zelf de bezitters van de schuldtitels. Het consumentenvertrouwen ligt op een dieptepunt, ook is het vertrouwen van bedrijven in de toekomst nog steeds zeer laag. En dus houden ook burgers en bedrijven die wel de mogelijkheden tot extra bestedingen hebben toch de hand op de knip. Dat is een spiraal die niet spontaan wordt doorbroken. Reden voor overheidsinterventie. Een verdere renteverlaging heeft weinig zin bij slechte afzetverwachtingen; bovendien is dit rampzalig voor de dekkingsgraad van pensioenfondsen, en bijgevolg voor de bestedingsmogelijkheden van gepensioneerden. Het is dus zaak de afzetverwachtingen te laten verbeteren. Het aantal faillissementen neemt inmiddels schrikbarende hoogten aan; het is 2 à 3 keer zo hoog als aan het begin van de eeuw. Grote terugval van de bouwsector is zorgwekkend, ook omdat het risico reëel wordt dat er straks een schrijnend tekort aan bouwvakkers ontstaat. Structureel heeft Nederland een te grote afhankelijkheid van fossiele energie. Op zich is de hoge energie-intensiteit van Nederland te verklaren uit de aanwezigheid van aardgas, uitgebreide glastuinbouwsector en van veel koelwater (zee), maar de verschillen met omringende landen zijn wel erg frappant. Zorgwekkend is vooral de geringe afname van de energie-intensiteit, met name in vergelijking met die van andere omliggende landen. Hergebruik van grondstoffen moet een enorme stap vooruit maken om de naderende schaarste het hoofd te kunnen bieden. Dit ook internationaal aanpakken. Qua innovatie doet Nederland het redelijk, wel is alertheid en proactief handelen noodzakelijk, waarbij speciaal aandacht voor de werkervaring en kwaliteit van de beroepsbevolking speciale opletpunten zijn (zie ook paragraaf 4). Ook aanpak van problematiek van kennisintensiteit meer met mond beleden, dan met daden. Voor zover die er is, geldt die vooral voor bestaande bedrijven en technieken, met reeds gevestigde belangen. Het krenterige beleid met betrekking tot onderwijs en onderzoek is illustratief, evenals de geringe aandacht voor innovatieve nieuwkomers. Nederland moet actief anticiperen op structurele aanpassingen in wereldeconomie, van globalisering en overgang naar kennis- en informatie-economie. Het gevaar is aanwezig van een onterechte zelfgenoegzaamheid dat alles goed komt en Nederlandse economie sterk genoeg is.
Beleidsplannen • Steeds verder bezuinigen; 3% hysterie. • Voortdurende roep op schuldaflossing • Sectorbeleid van Rutte I en II achterhaald (zie bv Brakman en Garritsen op de Me Judice website), beetje vergroening, energiebeleid. Daar is wel kritiek op Advies a. Aandacht nodig voor conjuncturele én structurele problemen, in onderlinge samenhang. Maak duidelijk dat deze componenten niet strijdig zijn, maar elkaar juist versterken. b. Voor de conjunctuur geldt dat er behoefte is aan een beduidende bestedingsimpuls van de zijde van de overheid, vooral in de investeringssfeer. Graag internationaal gecoördineerd. Bij de huidige extreem lage rentestanden en het structurele overschot op de betalingsbalans (zie paragraaf 6 en 8) is dit alleszins verantwoord. Met name de bouwsector behoeft stimulansen door middel van belastingfaciliteiten en subsidies voor alsook directe overheidsinvesteringen in structurele activiteiten en vooral investeringen ten behoeve van de verduurzaming van de Nederlandse economie (bv uitbreiding en verbetering voor isolatie, railnetwerk, energievoorziening, woningaanpassingen voor ouderen en gehandicapten). Dergelijke activiteiten hebben ook de minste weglek naar het buitenland. Overigens is het belangrijk onderscheid te maken tussen weglek naar Europa, waarvan een belangrijk deel kan worden terugverdiend omdat 75% van onze export daar heen gaat (zie paragraaf 8) en die naar andere gebieden. c. Investeer in kwaliteit (incl. innovatief vermogen) ten behoeve van de toekomstige productiestructuur. Dus in kennis, onderzoek en scholing (zie ook paragraaf 4). Voor de inhoud van het onderwijs geldt nog speciaal dat die ook moet bijdragen aan de kritische en creatieve eigenschappen en dat mensen gevormd moeten worden die permanent moeten kunnen blijven leren en zich kunnen aanpassen aan veranderende (ook culturele) omstandigheden. Het bildungs-
Macro Ec Observaties
augustus ’13
8
element, dat steeds meer wordt afgebroken, kan daarvoor een belangrijke bijdrage leveren. Nu is er vooral veel aandacht voor wat het (dominante) bedrijfsleven op korte termijn vraagt. Op zich terecht dat de bètavakken in de belangstelling staan, maar ook de humaniora zijn van wezenlijk belang.
3. Beschikbaar inkomen Feiten T 3.1 Kerncijfers prijzen, lonen en koopkracht Groei in % (CEP cijfers) Consumentenprijsindex Loonvoet marktsector Loonvoet overheid
00/01 ‘08 a
a
a
Netto minimumuitkering Koopkracht, mediaan alle huishoudens
a
Koopkracht minima uitkering alleenst. ouder Arbeidsinkomensquote a
a
‘09
‘10
‘11
‘12
’13
3,5
2,5
1,2
1,3
2,3
2,5
2¾
5,4
3,3
2,2
1,7
1,9
1,8
1¾
5,1
4,7
3,3
1,3
0,8
1,7
1¼
5,0
2,0
1,8
0,9
1,2
2,0
-½
2,2
-0,1
1,7
-0,5 -1,0
-2,5 -1¼
2,8
-0,3
3,3
-0,5 -0,6
-2,0
-2
79 80,5
82
80,2 79,3 80,8 78,7
voor 2011 en later cijfers uit concept MEV
T 3.2 Inkomensverdeling in EU landen; beschikbaar equivalent huishoudinkomen (Eurostat
cijfers 2010 ii, Gini coëfficiënt)1
1
Gini coëfficiënt is 0 bij perfecte gelijkheid, en 1 bij perfecte ongelijkheid, d.w.z. alle inkomen bij een persoon; VK 2011, Ierland ontbreekt
T 3.3 Gemiddelde belastingdruk in procenten van het bruto inkomen in 2009 10% groep
Totaal
1+2
3
4
5
6
7
8
9
10
10,6
1,5
2,1
3,2
4,7
6,1
7,2
8,6
11,1
20,1
Premies volksverzekering
9,0
5,1
6,9
9,0
10,8
10,6
10,7
10,7
10,1
6,8
Premies werkn. verzekering
4,8
1,9
2,5
3,6
4,7
5,4
5,9
6,0
5,9
4,0
Inkomsten belasting
Premies ziektekosten
6,9
10,2
9,1
9,1
8,7
8,3
7,9
7,4
6,5
4,2
Indirecte belasting
10,2
23,3
15,9
13,8
12,7
11,0
11,1
10,0
8,4
5,9
Totaal
41,5
42,1
36,5
38,8
41,5
41,5
42,9
42,7
42,1
41,2
100
7
6
7
8
9
11
13
15
24
100
12
7
8
9
10
12
13
14
16
Aandeel besteedbaar inkomen Aandeel indirecte belasting Bron Trimp en De Kam in ESB
Macro Ec Observaties
(d.d. 25 nov. 2011) op basis van CBS cijfers
augustus ’13
9
T 3.4 Armoede (bron armoedesignalement CBS/SCP) % van alle huishoudens Huishoudens met laag inkomen HH met langdurig a
b
a
laag inkomen
‘00
‘08
‘10
11,8
7,5
7,4
9,2
2,4
c
5,4
2,6
‘12 2,5
‘13 9,4
met prijsontwikkeling geïndexeerd bijstandsniveau van alleenstaande in 1979
b
4 jaar of langer c2011
T 3.5 Ontwikkeling Beschikbaar inkomen huishouden en BBP
T 3.6 De vermogensverdeling anno 2009 (CBS artikel van Jack Claessen)
NB: Gemiddeld genomen bestaat 2/3 van het vermogen bestaat uit eigen woningen
Analyse en Meningen 1. De inkomensverdeling valt – zeker internationaal gezien – wel mee. Wel zien we volgens de OECD studie GROWING INCOME INEQUALITY IN OECD COUNTRIES: WHAT DRIVES IT AND HOW CAN POLICY TACKLE IT? dat in de meerderheid van de landen (ook in Nederland) de inkomensongelijkheid toeneemt. 2. Problematisch is dat de armoede sinds het begin van de crisis weer toeneemt, waarbij nu ook berichten in de pers komen van armen die niet naar de dokter durven vanwege de kosten van de eigen bijdrage. 3. Het aandeel van het BBP dat terecht komt in de huishoudportemonnee is de afgelopen twintig jaar substantieel gedaald, terwijl dat van de overheid en bedrijven juist is gestegen. Dit hangt samen met de gematigde loonontwikkeling, en ook met extra zorguitgaven en hogere pensioenpremies. Dit is ook een oorzaak dat de consumptie zo achterblijft, wat inmiddels op zijn beurt er weer toe leidt dat de afzetverwachtingen te gering zijn, waardoor de investeringen inzakken. (Zie ook het betoog van Van Duijn op Me Judice iii) 4. Het is niet waar dat de rijkeren veel meer belasting en premie betalen van hun inkomen dan de armeren, vooral omdat het aandeel van indirecte belastingen en ziektekosten bij de lager betaalden hoog is. In feite hebben we al een vlaktax. Daar staat wel een carrousel van toeslagen tegenover.
Macro Ec Observaties
augustus ’13
10
5. Hoewel de inkomensverdeling in Nedreland niet extreem scheef is, is de vermogensverhoudingen wel scheef te noemen en lijkt ook steeds schever te worden als gevolg van de cumulatie van inkomensongelijkheid en de aanhoudende lage AIQ. Ook in termen van bijdragen aan de oplossing van de crisis lijken kapitaalbezitters goeddeels de dans te ontspringen. 6. Naast de algemene scheefheid van de vermogensverdeling is ook de relatieve rijkdom van ouderen veel in de aandacht. Daarbij zijn wel twee belangrijke aandachtspunten in het geding. Ten eerste is het normaal dat ouderen die gespaard hebben vermogender zijn dan jongeren die nog moeten sparen. Ten tweede veel vermogen zit vast in ‘stenen’, de eigen woning, wat heel anders benaderd moet worden dan meer liquide te maken vermogenstitels. Beleidsplannen • Roep om loonmatiging, vooral in collectieve sector • Voorstellen cie. Van Dijkhuizen om tariefstructuur inkomstenbelasting te vervlakken • Voorstellen cie. Van Dijkhuizen om verschillende toeslagen te combineren en per huishouden uit te keren. Advies a. De inkomensverdeling is (nog) niet zo’n gigantisch probleem maar vraagt wel waakzaamheid voor de allerarmsten. De verdeling van de vermogens en de ontwikkeling daarin vragen wel nadere aandacht. b. Er is best nog wel ruimte voor een nivellerende belastingaanpassing in de belasting- en premiedruk. Met name door verlaging voor de lagere inkomensgroepen. Dan kan daarbij ook het rondpompverschijnsel met toeslagen worden gestopt of aanzienlijk gemitigeerd. c. Voorstellen om toeslagen te combineren moet worden toegejuicht, om zo fraude te verminderen en ook armoedeval tegen te gaan, door één evenwichtig afbouwtraject. d. Een belastingverschuiving van inkomstenbelasting naar btw is af te raden, waarbij lastenverschuivingen naar energie en vet om wijzigingen in consumptie- of productiepatroon te stimuleren wel zinvol zijn. e. Forse loonmatiging is nu niet het juiste medicijn, omdat daardoor de bestedingen en dus de economische groei en werkgelegenheid verder onder druk komen (zie paragraaf 2), alsook het verschil in prijsconcurrentie tussen Noord en Zuid Europa vergroot wordt, wat uiteindelijk slecht is voor de Nederlandse economie (zie paragraaf 8). Überhaupt zal Nederland zich voor zijn factor arbeid veel meer op kwaliteit (inclusief innovatief vermogen) dan op prijs moeten richten. Op prijs verliezen we het toch van de opkomende economieën (zie ook paragraaf 4).
4. Arbeidsmarkt en volume sociale zekerheid Feiten T 4.1 Beroepsbevolking nationale definitie (CEP cijfers) 00/01
X 1000 personen
‘08
’ 09
‘10
‘11
‘12
’13
Beroepsbevolking 15-64
7187 7801 7846 7817 7811 7894 7945
Werkzame beroepsbevolking 15-64
6926 7501 7469 7391 7392 7387 7340
Werkloze beroepsbevolking 15-64
261
Idem, in % van de beroepsbevolking
a
Bruto participatiegraad 20-64 jaar (in %) a
300
377
426
419
507
605
3,8
3,8
4,8
5,4
5,4
6,4
8½
70,5
75,3
75,8
75,7
75,9
76,6
77,3
voor 2011 en later cijfers uit concept MEV
T 4.2 Werkloosheid per leeftijdscategorie (CBS) %
15-65
‘08
3,8
‘09
15-25
25-45
45-65
8,4
3,0
3,5
4,8
11,0
4,1
3,9
‘10
5,4
11,7
4,7
4,6
11
5,4
9,8
4,9
4,7
a
a
‘12
6,4 (15,5)
12,6 (28,4)
5,9
5,4
Juli ‘13
8,7
17,0
7,9
7,5
a
niet westerse allochtonen
Macro Ec Observaties
augustus ’13
11
T 4.3 Werkloosheid naar opleiding en herkomst (CBS cijfers) %
‘01
‘08
‘09
‘10
‘11
‘12
Totaal persoonskenmerken
3,5
3,8
4,8
5,4
5,4
6,4
4,9
6,1
7,4
8,7
7,8
.
middelbaar
laag
2,9
3,5
4,5
5,1
5,2
.
hoog
2,9
2,6
3,2
3,7
3,8
.
autochtoon
2,9
3,1
3,9
4,5
4,2
5,0
allochtoon
6,5
7,0
8,6
9,6
10,2
12,0
westerse allochtoon
4,7
5,0
6,1
6,5
7,1
8,2
niet-westerse allochtoon
8,5
8,9
10,9
12,6
13,1
15,5
Met startkwalificatie
2,9
3,1
4,0
4,5
4,6
.
Zonder startkwalificatie
4,9
6,1
7,4
8,7
7,8
.
T 4.4 Werkhervattingskans (bron UWV) Werkhervattingskans
Jonger dan 55 jaar
47
Ouder dan 55 jaar
27
Totaal WW
45
a
a
% Binnen een jaar na werkloosheid aan het werk
T 4.5 Employment protection in OECD and selected non-OECD countries, 2008* Scale from 0 (least restrictions) to 6 (most restrictions) Protection of permaRegulation on temSpecific requirenent workers against porary forms of ments for collective (individual) dismissal employment dismissal Belgium 1,94 2,67 4,13 Denmark 1,53 1,79 3,13 Finland 2,38 2,17 2,38 France 2,60 3,75 2,13 Germany 2,85 1,96 3,75 Italy 1,69 2,54 4,88 Netherlands 2,73 1,42 3,00 Spain 2,38 3,83 3,13 United Kingdom 1,17 0,29 2,88
OECD employment protection index 2,61 1,91 2,29 3,00 2,63 2,58 2,23 3,11 1,09
* For France data refer to 2009. This indicator refer to version 3 as defined in the methodology. Source: OECD. To find out more about the methodology used to calculate the OECD employment protection indicators, see iv.
T 4.6 Werknemersverzekeringen (CBS cijfers) X 1000
‘00
‘08
‘09
‘10
‘11
‘12
Totaal AO
942
842
834
830
828
820
WAO
760
580
542
503
464
424
IVA
11
17
24
32
40
WGA
38
54
72
92
111
WAJONG
126
172
185
198
214
221
WW
204
175
220
267
260
300
T 4.7 Aandeel werknemers met een flexibele arbeidsrelatie naar leeftijd
Analyse en Meningen 1. De werkloosheid loopt snel op, nadat eerst nog arbeid was vastgehouden door bedrijven i.v.m. de verwachte toekomstige schaarste als gevolg van pensionering van de babyboomgeneratie. 2. De cijfers geven nog een te gunstig beeld, omdat veel verborgen werkloosheid zit in ontmoedigd aanbod en in zzp’ers die nagenoeg zonder opdrachten zitten.
Macro Ec Observaties
augustus ’13
12
3. De sterk oplopende werkloosheid betekent dat de problematiek van minder bestedingmogelijkheden en daardoor minder vrijheden van handelen voor aanmerkelijk meer mensen opgaat, maar ook dat veel meer werkervaring voor (toekomstige) bedrijvigheid verloren gaat. 4. Het verder versoberen van de WW (duur en hoogte) betekent een verminderde werking van de ingebouwde stabilisator en daarmee een procyclisch beleid, wat de economische groei en de werkgelegenheid verder zal remmen. 5. De oplopende jeugdwerkloosheid is vooral een conjunctureel probleem. Als die lang aanhoudt, komt de betreffende generatie wel structureel op achterstand. 6. Bij de hoge werkloosheid van ouderen, die ook moeilijk weer aan werk komen, en ook bij de hoge werkloosheid van allochtonen spelen discriminatie-effecten en aspecten van verouderde en inadequate kennis en ervaring een rol. Dat zijn meer structurele (gedrags)aspecten. 7. Re-integratieactiviteiten zijn noodzakelijk om de kennis en vaardigheden van deze oudere en allochtone werklozen bij te spijkeren. Als deze activiteiten nog niet effectief genoeg zijn, moet de overheid ze niet afschaffen, wat het kabinet feitelijk doet, maar juist verbeteren! 8. Voor re-integratie geldt namelijk een belangrijke verantwoordelijkheid van de gemeenschap omdat de persoon in kwestie het niet kan betalen, en de nieuwe werkgever er nog niet is. De oude werkgever is vaak gevlogen. 9. Het belang van de kwaliteit van de beroepsbevolking, waarvoor de eisen tijdens het werkzame leven door de voortgaande technologische ontwikkeling en globalisering steeds sneller veranderen en verscherpen, neemt fors toe ten opzichte van dat van de prijs. Dit geldt zeker in de internationale context waarin opkomende economieën altijd op prijs beter concurrerend zijn terwijl hun kwaliteit heel behoorlijk is. Als de WW-periode gebruikt wordt om de transitiewerklozen hiertoe ‘bij te spijkeren’ , dan vervult de sociale zekerheid de rol an smeerolie in een dynamische economie. 10. Sociologische en sociaalpsychologische studies tonen aan dat werk ook een belangrijke levensvervulling en middel tot zelfontplooiing is voor mensen. Het is daardoor te beperkt om alleen het netto loon als aanbodbepalende factor te beschouwen. Bijgevolg geven werkgelegenheidsdoorrekeningen van een wijziging van de collectieve lasten wellicht een overschatting van het effect van die verandering. 11. De omvang van de beroepsbevolking zal absoluut, maar ook relatief ten opzichte van de gehele bevolking, door de vergrijzing sterk afnemen. 12. Op het gebied van arbeidsongeschiktheid, incl. de WAJONG, zijn in het recente verleden veel maatregelen ingevoerd, weer een nieuw beleid leidt alleen maar tot verder onrust en aandacht voor de verkeerde zaken. 13. De zekerheid van werknemers qua ontslagbescherming bevindt zich in Nederland gemiddeld genomen in de middenmoot van vergelijkbare landen in West Europa. De vaste contractanten hebben aanzienlijk meer bescherming en de flexwerkers aanmerkelijk minder. 14. Het aantal flexcontracten neemt fors toe. Daar is een keerzijde aan. Het verschil in zekerheid t.o.v. vaste contractanten is erg groot, wat bijvoorbeeld gevolgen heeft vooronder andere de hypotheekverstrekking. Dat betekent een beperking van de vrijheid van handelen. 15. Dit verschil in zekerheid geldt ook voor zzp’ers. 16. Flexwerkers worden volgens UWV aanmerkelijk vaker werkloos en of arbeidsongeschikt dan werknemers met een vast contract. 17. Souplesse ten aanzien van ontslagprocedures is efficiënter in tijden van hoogconjunctuur dan in laagconjunctuur. Tijdens een grote vraag naar arbeid kan ontslag namelijk veel sneller leiden tot een optimalere allocatie van menselijk kapitaal, omdat de ontslagene gemakkelijker een passende baan kan vinden. 18. Volgens een aantal studies komen vaste contractanten bepaalde types innovatievermogen ten goede, omdat werknemers dan de prikkel hebben te investeren in bedrijfsspecifieke kennis. (zie bv. Kleinknecht e.a. in ESB van 8 maart 2013). 19. Door de toenemende (bedrijfsspecifieke) kennisintensiteit van veel werkprocessen, neemt de eenmalige afschrijving op het menselijk kapitaal van werknemers bij baanwisseling of ontslag eveneens toe. 20. De arbeidsmarkt kent een aantal tweedelingen tussen groepen die aanmerkelijk verschillende kansen of rechten hebben, zoals die tussen hoger en lager opgeleiden, tussen allochtonen en autochtonen, mensen met en zonder ‘vlekje’, en tussen flexwerkers en vaste contractanten. Dit probleem vereist stevige beleidsaandacht omdat dit naast de rechtvaardigheidsproblemen ook risico’s met zich zal brengen dat de ontwikkeling van het Nederlandse menselijke kapitaal niet optimaal plaats vindt. • • •
Beleidsplannen Participatiewet Sociaal akkoord WW aanpassing
Macro Ec Observaties
augustus ’13
13
• •
Ontslagregeling Quota voor aantal arbeidsongeschikten, verplichting of afspraken
Advies a. Investeer in de kwaliteit (inclusief het innovatief vermogen) van de beroepsbevolking, dus in kennis, onderwijs en effectieve re-integratieactiviteiten. b. Verkort niet de WW rechten, maar gebruik de WW periode voor het opdoen van werkervaring in een nieuwe baan met eventueel een tijdelijke (afnemende) loonsuppletie tijdens het groeien naar oude productiviteitsniveau, of om toe te groeien naar een lager salaris c. De aanpassing van het ontslagrecht voor vaste contractanten kan in tijden van hoogconjunctuur wenselijk zijn om een gewenste reallocatie van personeel soepel te laten verlopen. Doe het niet als de economie in depressie is, want dat leidt alleen maar tot extra bestedingsuitval. d. Als de ontslagprocedures worden versoepeld moet dat gecombineerd worden met het stimuleren c.q. faciliteren van concrete activiteiten voor herplaatsing naar structurele banen. e. Überhaupt moeten de verschillen in baanbescherming tussen flexibele en vaste arbeidsrelaties minder groot worden en moeten de flexibele arbeidsrelaties vaster worden. f. Vorm de werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsverzekering om tot een volksverzekering voor een basispakket, waaraan dus ook zzp’ers deelnemen, met mogelijkheid tot aanvullende verzekeringen. Laat ook de werkgevers in bepaalde gevallen meebetalen, bijvoorbeeld met een premie die afhankelijk is van de WW-instroom vanuit diens bedrijf. Hierbij is te overwegen om de arbeidsongeschiktheidsverzekering te splitsen in een bedrijfsverzekering voor bedrijfsongevallen waar de werkgever verantwoordelijk voor is, en een volksverzekering voor zogeheten sociale risico’s. g. Pak ook andere onderdelen van de tweedeling op de arbeidsmarkt aan, bv door het stimuleren van andere opbouw uit taakelementen van functies, met eventuele loonaanpassingen, zodat kansarmeren en mensen ‘met een vlekje’ ook kunnen participeren. Stimuleer dit onder meer met kennisvergaring en –overdracht, gericht inkoopbeleid van de collectieve sector en eventueel subsidies. (zie bv paragraaf 4.6 en 9.3 van de UWV publicatie over kennis voor SZ v). h. Is het echt verstandig de WAJONGEREN, die toch een specialistische aanpak nodig hebben, door 400 verschillende gemeenten te laten re-integreren? i. Waarom kunnen andere landen wel quota voor het in dienst nemen van arbeidsongeschikten hanteren, en Nederland niet? j. Is deeltijdpensioen (op maat, niet generiek) voor sommige ouderen als uitdrukkelijk tijdelijke conjuncturele maatregel wellicht een optie om ruimte te creëren voor andere werknemers? k. Structureel zal de pensioenleeftijd gekoppeld moeten worden aan de levensverwachting (zie ook paragraaf 7). Schep hier ook duidelijkheid over, zodat tijdelijke conjuncturele maatregelen geen onterechte verwachtingen kunnen wekken.
5. Zorg Feiten T 5.1 Zorguitgaven en hun financiering (de
Kam en Donders; preadvies KVS 2012) Uitgaven 2012
Mld €
Inkomsten 2012
Mld € 16,0
AWBZ
27,1
AWBZ premie
ZVW
36,8
ZVW
Bijdragen aan gemeentefonds
1,4
Nominale premie
16,3
Overheid
1,8
Inkomensafh. premie
20,6
Beheerskosten ZVW Overige posten (vooral rentes) Expl. overschot ZVW Totaal
2,5
Eigen betalingen*
3,6
0,3
Belastingmiddelen
10,9
1,8
Exploitatietekort AWBZ
71,7
T 5.2 Zorguitgaven per categorie (CBS vi)
4,3
Totaal
71,7
*eigenbijdrage AWBZ (€1,7 mld.), plus eigenrisico (€1,8 mld.) en eigen bijdrage ZVW (€0,1 mld.)
Macro Ec Observaties
augustus ’13
14
T 5.4 Zorguitgaven (CEP cijfers)
T 5.3 Kostenontwikkeling gezondheid % per jaar
Totaal
Pijs
Totaal
Volume Demog.
Overig
99-03
9,7
5,7
4,0
1,1
2,9
03-05
3,8
0,0
3,9
1,0
2,9
05-07
5,0
1,9
3,1
1,0
2,0
07-10
5,3
1,1
4,2
1,3
2,9
Nationaal kompas Volksgezondheid (RIVM vii)
Niveau % BBP
‘00
‘08
‘10
‘12
‘13
Totaal
6,0
8,8
10,1
10,7
10,8
w.v. AWBZ
3,1
3,4
3,8
4,3
4,2
ZVW
2,9
Overig (w.o. WMO)
5,1
5,8
5,9
6,2
0,4
0,5
0,6
0,5
T 5.5 Werkgelegenheid zorg en welzijn ‘00/01
‘08
‘09
‘10
‘11
11,7
14,0
14,4
15,2
15,6
Aandeel in totale werkgelegenheid in %, CBS cijfers
T 5.6 aandeel uitgaven gezondheidzorg (% BBP, OECD 2010 viii)
Analyse en Meningen 1. De gezondheidsuitgaven groeien sterker dan de overige bestedingen, waardoor het aandeel in de nationale bestedingen rap oploopt. Scenarioberekeningen spreken van een forse verdringing in de bestedingsmogelijkheden. 2. De kosten van de zorg stijgen sterk omdat door de ontwikkelingen in de medische technologie, wat veelal een flinke kwaliteitsverbetering veroorzaakt en het karakter van nogal wat ziektes verandert van fataal naar chronisch. Dat heeft per definitie gemiddeld hogere kosten voor langer levende ouderen tot gevolg, nog versterkt doordat de ingrepen veel duurder worden. 3. In veel OECD landen bedragen de uitgaven voor de gezondheidszorg tussen de 10 en 15% van het BBP. Nederland zit aan de bovengrens, wel ver achter de VS. 4. Een heel groot deel van de gezondheidsuitgaven loopt via door van overheidswege verplicht opgelegde verzekeringen, waardoor de betreffende premies tot de collectieve lastendruk worden gerekend. Deze hogere lastendruk roept – zo wordt verondersteld – gedragsreacties op zoals poging tot afwenteling, effect op arbeidsaanbod e.d.. 5. Door het collectieve (verplichte) verzekeringsstelsel is er sprake van drie vormen van solidariteit: door de inkomensafhankelijke premie betalen mensen met hogere inkomens meer dan de lagere inkomensgroepen (inkomenssolidariteit), er is sprake van risicosolidariteit van jongeren t.o.v. de ouderen (ouderen hebben meer zorgkosten) en er is sprake van risicosolidariteit van gezonde mensen met niet gezonde mensen (niet gezonde mensen betalen geen hogere premie dan gezonde mensen). 6. Aparte aandacht verdient in hoeverre de solidariteit ook op moet gaan voor gezondheidsrisico’s die samenhangen met (beïnvloedbare) ongezonde levensstijl. 7. Bij doorzetting van deze kostenstijgingtrend wordt het beslag van de (verplicht betaalde) zorg op de nationale bestedingen wel heel hoog en kan de solidariteit onder druk komen te staan. 8. Genoemde trends veroorzaken ook dat de zorgsector een steeds groter aandeel van de beroepsbevolking nodig heeft, te meer daar de arbeidsproductiviteitsstijging van de zorg achterblijft bij die van de gemiddelde productie. 9. Er wordt gesproken over een gereguleerde markt voor zorg. De regulering betreft met name de acceptatieplicht voor een verzekering van een basispakket om er voor te zorgen dat ieder de gepaste zorg kan krijgen en bovendien een aantal maatregelen om het marktfalen tegen te gaan. Er wordt een eigen risico op jaarbasis gevraagd en er zijn praktisch geen eigen bijdragen per verrichting. Er is weliswaar een nominale premie per verzekerde, die door verzekerings-
Macro Ec Observaties
augustus ’13
15
10.
11. 12. 13. 14.
15.
maatschappijen wordt vastgesteld (en waarbij zij geen premiedifferentiatie mogen toepassen), maar daarnaast is er nog vanuit een inkomensafhankelijke verplichte bijdrage een forse verevening tussen de verzekeringsmaatschappijen, om het verschil in risicopopulaties van deze maatschappijen te compenseren. Bovendien wordt naar de minder draagkrachtige verzekerden (60%!) een zorgtoeslag rondgepompt. De schade van langdurige zorg is moeilijk objectiveerbaar, vaak niet tot één moment van schade te herleiden en tevoren te berekenen. De kosten hebben een lange tijdshorizon, en variëren sterk in de tijd onder invloed van technologische en sociale veranderingen. Het is dan ook moeilijk hier een particuliere verzekering te hanteren. Zorgverzekeraars hebben in het huidige systeem een sterke prikkel om doelmatige zorg in te kopen. Dat gebeurt op dit moment vooral op het gebied van geneesmiddelen en ziekenhuizen. De marktverhoudingen zijn hier overigens niet zo helder, zie 12 en 14 hieronder. De markt bevat globaal drie partijen, de zorgaanbieders, de zorgverzekeraars die de zorg inkopen, en de consumenten die uiteindelijk de zorg ontvangen en de premie aan verzekeraars betalen. Hier treden vreemde markteffecten op, omdat Er sprake is van asymmetrische informatie waar de zorgaanbieders veel meer kennis hebben dan de zorgvragers, en de zorgaanbieders veelal per verrichting worden betaald en uiteindelijk bepalen welk product wordt aangeboden. De burger heeft eigenlijk twee rollen: als verzekerde betaalt hij premie (en wil zo min mogelijk betalen) en als patiënt gebruikt hij zorg (en wil dan dat alles uit de kast wordt gehaald). Als consument heeft hij wanneer hij eenmaal zijn premie heeft betaald vanwege de markt geen rem op zijn consumptie. Dit zeker wanneer hij al meer kosten heeft gemaakt dan onder zijn eigen risico valt. Hij kan dan praktisch ongelimiteerd consumeren. De markt voor zorgverzekeraars is een eigenaardige. Door de aanwezigheid van vier dominante partijen zou dit als een oligopolie moeten worden beschouwd, waar niet gemakkelijk nieuwe aanbieders kunnen toetredenen en het risico van (latente) prijsafspraken zeer wel aanwezig is. Toch spelen nu kleine partijen, bij de prijszetting een rol, en stapt jaarlijks meer de 5% over.
Beleidsplannen AWBZ aanpassen
De AWBZ grotendeels wordt opgesplitst: grote delen (ondersteuning en begeleiding) gaan naar de gemeenten, verpleging en de ggz gaan naar de Zorgverzekeringswet en er blijft wellicht alleen een kernvoorziening over voor langdurige, onverzekerbare zorg. De transitie van delen van de AWBZ naar de WMO is al in voorbereiding.
Advies a. De ophef over het vergroten van de inkomensafhankelijke premie komt vreemd over gezien het grote aandeel dat ze in feite nu al hebben en het rondpompverschijnsel dat zeer fraudegevoelig is. Het is alleszins redelijk en vermoedelijk ook efficiënter uit te voeren om meer inkomensafhankelijkheid in te brengen. Dat betekent wel enige inkomenspolitiek via de premies zoals ook bij de sociale zekerheid, maar bij de zorg naast een nominale premie van verzekeringsmaatschappijen die een markttaak hebben. b. Overwogen moet worden of een ‘abonnementssysteem’ of vergoeding per ziekte-intake in plaats per verrichting een groter gewicht in de vergoeding van de zorgaanbieders kan hebben. Dat kan de volumegroei iets remmen, voor zover die door de aanbodkant wordt geïnduceerd. In ziekenhuizen zouden artsen in loondienst moeten werken en niet in een eigen maatschap (in feite een onderneming binnen het ziekenhuis). c. Voor de vraagkant is een kritische blik vereist naar wat wel en niet onder een collectief en verplicht verzekerd basispakket behoort te vallen, en wat onder de normale ‘eigen verantwoordelijkheid’ hoort te vallen. Hiervoor moeten duidelijke en evenwichtige criteria gelden, zodat er geen ad hoc beleid wordt gevoerd. Het gaat dan onder andere om het voorkomen van ongewenste risicoselectie door verzekeraars, van zelfselectie van verzekerden met risico’s voor de volksgezondheid, van problemen voor chronisch zieken, van het afwentelen van normale aan leeftijd of levensstijl verbonden kosten op de gemeenschap. d. Speciale aandacht zal hier vereist worden voor de activiteiten die samenhangen met een ongezonde levensstijl zoals te veel en te vet eten, te weinig beweging en overmatig gebruik van drugs en alcohol. Dit roept om een beleid voor het faciliteren van een gezonde levensstijl zoals het aanleggen meer veilige fietspaden, het invoeren vettaks enz. e. Stimuleer woningaanpassingen, die de bouwsector ten goede komen, waardoor mensen langer in hun eigen huis kunnen blijven wonen en waardoor structureel de kosten van ouderenzorg verminderen. f. Het systeem van eigen risico zou meer moeten worden aangevuld c.q. gedeeltelijk vervangen met eigen bijdragen per behandeling(enreeks), voor zover het niet om chronische gevallen gaat. Belangrijk is dat het om substantiële bedragen moet gaan omdat anders relatief te hoge
Macro Ec Observaties
augustus ’13
16
administratiekosten in het geding zijn. Ook zou hier een inkomensafhankelijkheid ingevoerd kunnen worden.
6. Openbare financiën Feiten T 6.1 Collectieve sector, saldo, schuld en lasten Niveau in % van BBP (CEP cijfers) EMU-saldo collectieve sector
a a
‘00
‘08
‘09
‘10
‘11
‘12
‘13
2,0
0,5
-5,6
-5,1
-4,3
-4,1
-3,0
EMU-schuld collectieve sector (ultimo jaar)
53,8 58,5 60,8 63,1 65,7 71,3 74,5
Collectieve lasten
39,9 39,2 38,2 38,8 38,6 39,0 39,9
a
voor 2011 en later cijfers uit concept MEV
T 6.2 Overheidsbestedingen Niveau % BBP (CEP cijfers) Openbaar bestuur
‘00
‘08
‘10
‘12
‘13
10,3
10,4
11,3
10,8
10,5
Veiligheid en defensie
2,6
2,9
3,1
3,0
3,0
Infrastructuur
1,6
1,7
1,9
1,6
1,6
Onderwijs
4,8
5,1
5,4
5,5
5,5
Zorg
6,0
8,8
10,1
10,7
10,8
11,2
11,1
12,6
12,9
13,4
3,7
2,3
1,9
1,8
1,7
45
46,3
50,9
50,1
50,3
Sociale zekerheid Rentelasten Bruto uitgaven
Analyse en Meningen 1. Alles wordt natuurlijk door een noemereffect beïnvloed. Daling van BBP leidt automatisch tot stijging van quotes. 2. Opvallende stijgers zijn Zorg en Sociale Zekerheid, waar voor Zorg vooral structurele ontwikkelingen en voor Sociale Zekerheid vooral conjuncturele ontwikkelingen een rol spelen 3. Overheidsschuld, die ook stijgt door reddingsacties voor banken, moet beheersbaar blijven. Maar de problematiek moet niet overtrokken worden. De toekomstige generaties erven niet alleen de schuld, maar – omdat Nederland een structureel spaar/betalingsbalansoverschot heeft – ook het bezit van de daaraan verbonden vermogenstitels. Bovendien staat er – als het goed is – een fysieke, sociaal-culturele en kennisinfrastructuur tegenover. 4. Opvallend is dat rentelasten als percentage van het BBP niet stijgen. Dit is gevolg van scherp dalende rentestanden voor Nederlandse overheidsobligaties. 5. Het is mal om voor alle investeringen te eisen dat die uit lopende inkomsten gefinancierd worden. Dat doet een bedrijf ook niet. Voor rendabele investeringen (in fysieke, sociaal culturele of kennis)infrastructuur moet je – binnen een veilige solvabiliteitsmarge - kunnen lenen. Daarom is de eis van structureel begrotingsevenwicht voor alle uitgaven en inkomsten onjuist. 6. Je kan niet zeggen dat de collectieve lasten zo gigantisch de pan uitrijzen, zoals door sommige commentatoren wordt beweerd. 7. Onder de cijfers van de bestedingen vallen niet de garantiebepalingen; die kunnen nog aardige tegenvallers genereren. 8. Volgens het CPB is het houdbaarheidstekort van de overheid (waarbij voor ongewijzigd beleid rekening is gehouden met toekomstige uitgaven, ook vanwege vergrijzing, en inkomsten) sinds de verhoging van de AOW leeftijd geen probleem meer. 9. Waarom zou 3%-norm die (misschien?) gemiddeld voor EU als geheel wel adequaat is altijd en gelijkelijk in alle EU/Euro-landen moeten gelden? Is meebewegen met conjunctuur en differentiatie tussen landen niet veel logischer? Beleidsplannen • Bezuinigen en lasten verzwaren • Structurele aanpak van AWBZ • Maatregelen Sociale Zekerheid • Loonmatiging/ nullijn in collectieve sector
Macro Ec Observaties
augustus ’13
17
Advies a. Uit oogpunt van conjunctuurpolitiek nu ophouden met bezuinigen. Stimuleer met investeringen in structurele aanpassingen van de economie (zie ook paragraaf 2). b. Pas daarom financiële beleidsregels aan door onderscheid te maken tussen lopende uitgaven en investeringsuitgaven, zoals ook in de staten van de VS gebeurt. Maak ook zulke afspraken in EU-verband. c. Zoek aansluiting bij structurele begrotingsbeleid uit jaren zeventig en tachtig toen wel nadrukkelijk relatie werd gelegd met de externe positie. d. Als de betalingsbalanssituatie dat toelaat kan voor de financiering van een deel van de overheidsinvesteringen geleend worden op de kapitaalmarkt. Het moet gaan om macro economisch rendabele investeringen, wat ex ante kosten baten analyses van een onafhankelijke instelling vereist. Deze leenfinanciering kan slechts voor een deel van de investeringen omdat voldaan moet worden aan de eis om binnen een verantwoorde solvabiliteitsmarge te blijven. e. De lopende rekening van de overheidsbegroting behoort structureel minstens in evenwicht te zijn. Structureel, omdat correctie voor conjunctuurfasen geboden is teneinde de ingebouwde stabilisatoren niet te elimineren. f. Natuurlijk moet overheidsschuld beheersbaar zijn (zie ook paragraaf 7), maar pak de schuldsanering nu niet of zeer beperkt aan, maar doe dat in de tijd dat de economie weer groeit. Geef dan geen belastingcadeautjes weg, zoals paars II dat zo deed in 2001. g. Aan zorguitgaven moet je wat doen. Daar ontkomen we niet aan. Denk daar wel strategisch en principieel over en doe geen ad hoc paniekmaatregelen; denk principieel na over wat collectief en wat privaat behoort te zijn (zie paragraaf 5). h. Dat geldt ook voor andere overheidsuitgaven voor bv onderwijs, cultuur en natuur.
7. Monetaire en financiële aangelegenheden Feiten In 2011 staan meer dan 1 mln. hypotheken ‘onder water’; bij gezinnen tot 35 jaar meer dan 60%, gemiddeld voor een bedrag tussen de € 25 en 30 dzd. (CBS). T 7.1 Financiële gegevens I 99/08
‘09
‘10
‘11
‘12
Hypotheekrente nieuwe contracten
% (CEP cijfers)
5,0
4,9
4,4
4,6
4,1
Rente 10- jaars staatsobligaties
4,4
3,7
3,0
2,9
1,9
Mutatie prijsindex bestaande woningen
7,5
-3,3
-2,0
-2,3
-5,9
-7,5
36,3
5,7
-11,9
9,7
.
3,3
3,7
3,6
2,1
Mutatie AEX-index ultimo jaar Groei kredietverlening aan niet-financiële bedrijven
T 7.2 Financiële gegevens II CEP cijfers Gezinnen % beschikb. inkomen
99/08
Aandelen bezit
2011
67
41
Eigen woningbezit
393
452
Hypotheekschuld
167
235
Niet financiële bedrijven %
99/08
2011
Solvabiliteit
45,9
47,9
Rentabiliteit
10,1
9,5
.
28,8
Eigen vermogen woningcorporaties a Financiële instellingen %
2012
Solvabiliteit banken
.
4,5
Dekkingsgraad pensioenfondsen
.
102
a
T 7.3 ECB herfinancieringsrente (ECB)
%BBP
Macro Ec Observaties
augustus ’13
18
7.4 Netto vermogen 2011 Credit suisse
T 7.5 Schulden ( 2010; OECD cijfers ix)
T 7.6 Ontwikkeling huizenprijzen
Analyse en Meningen 1. Hoewel Nederland een vermogend land is, is er sprake van een schuldenproblematiek. De verdeling van schulden en vermogens (zie ook paragraaf 3) over sectoren en personen, alsmede de mate waarin de vermogens snel liquide zijn te maken zijn hier belangrijke oorzaken. 2. Schuldsanering is nodig; schulden zijn immers een van de oorzaken van de crisis. Maar saneer geleidelijk en vooral op het moment dat het kan d.w.z. in betere tijden. Nu effectueren leidt Macro Ec Observaties
augustus ’13
19
3. 4.
5.
6.
7. 8. 9. 10. 11.
12. 13. 14.
15. 16. 17.
18. 19.
namelijk tot een verdere daling van de bestedingen waardoor de groei en de werkgelegenheid nog verder onder druk komen te staan. Het uitzetten van een heldere koers kan echter wel bijdragen aan het reduceren van de onzekerheid bij consumenten. Hierbij moeten vanwege de compenserende taak van de overheid (anticyclisch optreden) de overheidsschulden die bovendien een sterk conjunctureel element bevatten als laatste aan de beurt komen. Schulden zijn ongelijk verdeeld. Met name de schulden die verbonden zijn aan de vastgoedsector zijn zodanig dat, hoewel Nederland als totaal een spaaroverschot heeft, er vertrouwensproblemen zijn ontstaan. Sommige huizenbezitters (vooral jonger dan 35 jaar, maar ook ouder) zijn in ernstige financiele moeilijkheden gekomen en zitten vast. Dit wordt nog verergerd door hun baanonzekerheid. Hierdoor is de ‘voeding’ weggevallen, waardoor de keten van doorstroming is stilgevallen en ook ouderen niet meer van hun bakstenen afkomen. Door te rigoureus aanpakken van de hypotheekschuldenproblematiek en het voor starters heel lastig maken om nieuwe hypotheken af te sluiten wordt de problematiek verder verergerd. Hierdoor ontstaat een gebrek aan nieuwe toetreders waardoor de woningmarkt totaal stil ligt, wat bijdraagt aan een verdere prijsdaling van woningen. Overigens zijn ook het zeepbelkarakter, de overcapaciteit (vooral bij commercieel vastgoed) en de oplopende werkloosheid debet aan de prijsdaling in de vastgoedsector. De eerder opgetreden forse prijsstijging die tot de zeepbel leidde kwam in meer landen voor; ook in landen met minder gunstige mogelijkheden voor fiscale aftrek van de hypotheekrente. Er zijn namelijk meer landen met hypotheekrenteaftrekmogelijkheden, die echter doorgaans minder gunstig zijn dan in Nederland en recentelijk vaak ook sterk zijn verminderd. Er zijn ook landen waar ze geheel zijn afgebouwd x. Door de versnelde aflossingen van bestaande hypotheken verbeteren wel de balansposities van banken maar komen de bestedingen en daarmee de totale economie nog verder onder druk. De voortgaande daling van de woningprijzen is rampzalig voor de huiseigenaren, de banken en de woningbouwcorporaties. Dit is bijgevolg slecht voor groei en werkgelegenheid. Het is uit bestedingsoogpunt niet wenselijk en uit prudentie ook niet nodig om alle hypotheekschulden volledig af te lossen. Regels voor de feitelijke aflossing kunnen gebaseerd zijn op een aan te houden veilige verhouding (bv 50%) tot de waarde van het onderpand. Niet alleen voor woninghypotheken maar ook voor bedrijven is een relatieve bevoordeling van schuldfinanciering boven financiering met eigen vermogen aan de orde. Een belangrijk probleem van de financiële sector wordt gevormd door de te risicovolle beleggingen en kredieten van de banken. Daar speelt echter niet alleen het casinogedrag van bankmedewerkers een rol, maar ook macro economische factoren. Zo raken de invloed van de recessie op de kredietwaardigheid van de kredietnemers, de situatie op woningmarkt en de leegstand van kantoren alsook hypotheekschulden de reële waarde van de activa en daarmee de soliditeit van de financierende instellingen. Hoe moet je in een aanhoudende recessie die kredieten en beleggingen waarderen op de bankbalans? Dat is dus ingewikkeld, waarbij bovendien de zwarte piet voor intransparantie op veel plaatsen gelegd kan worden. In Nederland heeft de financiële sector volgens Bijlsma (ESB blog van 15 januari jl) een balanstotaal die 4 à 4½ maal het BNP bedraagt. Dat is heel fors en roept problemen op bij depositogaranties en steun voor systeembanken, zeker als de solvabiliteit slechts 4,5% bedraagt. De problematiek van de financiële sector, die ook de verzekeringsmaatschappijen, de pensioenfondsen en alle mogelijke beleggingsmaatschappijen zoals hedgefunds en private equity bedrijven betreft, vereist een internationale aanpak, omdat deze sector internationaal zeer verweven is, mondiaal opereert en gemakkelijk van het ene land naar het andere kan overstappen, c.q. hun transacties weg kan sluizen. Met de plannen voor de bankenunie gebeurt wel wat in Europees verband. Toezicht, herkapitalisatie, resolutie en Europees depositogarantie. Dat kan meer en sneller. Ook de commissie structuur Nederlandse banken (cie. Wijffels) blijft steken in een slap akkoord over de eisen van herkapitalisatie en splitsing van nuts- en zakenbankactiviteiten xi. Doordat het centrale toezicht van de ECB zeker voorlopig alleen de grote banken betreft kunnen nationale belangen bij het toezicht op kleine banken de problemen doen verhullen. Het Nederlandse bedrijfsleven opereert internationaal en heeft daarom ook internationaal opererende banken nodig. Bovendien heeft Nederland grote banken, wat het too big to fail probleem raakt. Om die redenen heeft juist Nederland baat bij een Europese bankenunie, zodat onze grote banken in feite Europees gegarandeerde banken worden. Nederland moet de bankenunie dan ook van harte ondersteunen. Het verzwaren van de eigen vermogenseisen op de balans vergroot de soliditeit en is daardoor op zich een goed middel om de risico's van too big to fail te verminderen. Maar waarom blijft het Eurogebied achter op VK en Zwitserland? Door de herkapitalisatie-eisen is gedurende een periode minder kredietverlening mogelijk. Is hier een soort garantie door de overheid in te voeren om het MKB boven water te houden? Na
Macro Ec Observaties
augustus ’13
20
20.
21. 22.
23. 24.
herkapitalisatie kan het bankwezen meer krediet verlenen, waardoor ook het stimuleringsbeleid van de overheid een groter multipliereffect kan hebben. (zie V. Wijnbergen e.a. ESB dd 12-72013). Het splitsen in nuts- en zakenbanken ligt voor de hand. Heeft (in de VS) ook jaren goed gewerkt, tot het in de jaren 90 werd afgeschaft. Wel is het lastig precies te bepalen wat het nutsdeel is en wat het zakenbank deel. Overigens heeft de Nederlandse overheid nu een uitgelezen kans om met de SNS-bank een nutsbank te beginnen. (zie V. Praag in ESB dd 12-7-2013). Naast het transparantie- (en inzicht)probleem bestaat ook het probleem dat degenen die moeten controleren op de balanswaarderingen, de accountants, niet onafhankelijk genoeg zijn. Ze worden immers betaald door de banken. (Überhaupt een vraagpunt m.b.t. accountants). Omdat – macro economisch gezien- het actieve deel van de bevolking altijd moet werken voor de gehele bevolking, ook de gepensioneerden (tenzij je het buitenland voor je laat werken), is de pensioneringsleeftijd het belangrijkst. Het belang van kapitaaldekking moet überhaupt niet overschat worden. Door de dekkingsgraadproblematiek worden nu de bestedingen gegijzeld. Kapitaaldekking van pensioenen brengt een grote spaarquote met zich; dat draagt bij aan financiële middelen voor de investeringen voor de (toekomstige) productiecapaciteit. Voor de dekkingsgraad van de pensioenfondsen moet een realistisch (lange termijn) rendement op aandelen en obligaties worden gehanteerd, zonder pieken en dalen, en ook zonder inflatiewinsten op vermogenstitels.
Beleidsplannen • Uitbouw bankenunie • Hypotheek en woningmarktmaatregelen • Pensioenplannen • Rapport cie. Wijffels Advies a. Stimuleer starters zo veel mogelijk als verantwoord is, om een huis te kopen. Handhaaf daartoe de hypotheekrenteaftrek juist alleen voor starters voor zeg maximaal 15 jaar en tegen het tarief van de laagste belastingschijf. Laat de toegestane loan to value verhouding voor de hoogte van de hypotheek over aan de inschatting van de inkomensverwachtingen door de financier. b. Zet voor bestaande gevallen straks bij opleving van de economie meteen een geleidelijke maar ook substantiële afbouw van de aftrekmogelijkheden in. Geef daarover nu duidelijkheid. c. Baseer de renteaftrekmogelijkheid op een forfaitaire aflossingsregel; op een eenvoudige wijze ieder jaar minder. Dit kan los staan van de feitelijke aflossing, die niet volledig hoeft te zijn, maar wel tot een veilig niveau (bv. 60% van de executiewaarde) moet gaan. d. Geef aftrekmogelijkheden tegen het tarief van de laagste belastingschijf, zodat het voordeel onafhankelijk is van de hoogte van het inkomen. e. Schaf gedrochten van 2e leningen af, die maken het onnodig ingewikkeld. f. Schaf überhaupt de fiscale bevoordeling van schuldfinanciering geleidelijk af. g. Nederland moet de bankenunie volmondig en con amore steunen. Het moet allemaal wel sneller en een graadje dieper gaan; met name voor de herkapitalisatie-eisen. Eis toezicht door de ECB op alle banken. h. Ondersteun van harte het voorstel om, indien nodig, obligatiehouders en andere crediteuren van banken te verplichten om hun vorderingen te converteren in aandelen van die banken, zodat de balansposities safer worden. i. Bezie ook algemener hoe schulden (gedeeltelijk) omgezet kunnen worden in (mede)eigendom van schuldeiser; de hypotheekverstrekker wordt gedeeltelijk huurbaas, de kredietverlener aandeelhouder. j. Bezie de mogelijkheid een nutsbank op te richten vanuit de SNS-bank. k. Verbeter de onafhankelijkheid van de controlerende beroepsgroep. l. Stel bankiers hoofdelijk aansprakelijk voor verliezen bij uitermate risicovol gedrag. m. Stel pensioneringsleeftijd afhankelijk van levensverwachting. n. Stel duurzame en realistische eisen op voor de dekkingsgraad van pensioenfondsen.
8. Internationale aangelegenheden Feiten In 2009 komt ca 55% van de import vanuit de EU, terwijl ca 75% van de export naar EU landen gaat. Van deze 75% gaat 53% naar de vier belangrijkste partners (D, B, F en VK) en ca. 15% naar de landen van Zuid en Oost Europa. Macro Ec Observaties
augustus ’13
21
T 8.1 Betalingsbalans en concurrentiepositie van Nederland CEP cijfers
00/01
‘08
‘09
‘10
‘11
‘12
‘13
Saldo lopende rekening NL
% BBP
5,8
4,7
3,2
5,1
8,3
8,0
8¾
Verbetering prijsconcurrentie NL
%
0,8
0,8
3,7
2,3
0,9
1,9
½
(1)
Het verschil tussen Noord en Zuid Europa wordt hier gemodelleerd door het verschil tussen Nederland en Spanje T 8.2 Verschil Nederland-Spanje Betalingsbalanssaldo l.r.
%1
Overheidsschuld
%
Overheidssaldo
2
2
%
3
‘08
‘09
‘10
‘11
13,8
8,9
11,6
12,0
‘12
18,3
6,9
-1,6
-3,8
-13,0
5,1
5,6
4,6
4,9
6,5
Rente staatsobligaties
%
-0,23
-0,37
-2,22
-3,15
-3,78
Groei BBP
%4
0,9
0
1,9
0,6
0,4
4
-8,2
-14,9
-15,6
-17,3
-19,7
5
16
18
16
17
Niveau werkloosheid BBP/hoofd
% %
‘13
0,8
1
%punt van BBP, OECD cijfer, 2 %punt van BBP 3 %punt ultimo 4 %punt 5 koopkrachtpariteit 2,3,4,5 Eurostatcijfers. NB: vóór 2008 had Spanje een beter overheidssaldo dan Nederland, over de periode 2004-2007 gemiddeld 1,7%punt per jaar
Analyse en Meningen 1. De betalingsbalans geeft het financieringstekort of overschot van de gehele economie, en is daardoor een betere indicatie voor de toestand van de nationale economie dan het financieringstekort van één sector, de overheid. 2. Structurele betalingsbalansonevenwichtigheden (tekorten èn overschotten) leiden tot instabiliteit in de wereldeconomie. Omdat Nederland al meer dan 30 jaar een betalingsbalansoverschot heeft, laat het niet alleen investeringen aan Nederland voorbijgaan, doordat we in het buitenland beleggen of investeren, maar is het ook mede verantwoordelijk voor de instabiliteiten. 3. Nederland is voor zijn in- en uitvoer zeer sterk gerelateerd aan Europa en de EU. Het is daarom van het grootste belang dat de afzetmarkten in de EU, ook die in Zuid en Oost Europa, voldoende blijven. Te veel krimp aldaar is slecht voor de Nederlandse economie. 4. De verschillen tussen Noord en Zuid Europa worden ondanks, eigenlijk dankzij, de opgelegde herstelmaatregelen voor Zuid steeds groter. We zitten duidelijk op de verkeerde weg. 5. Het is absoluut noodzakelijk voor de Zuid Europese landen om meer te gaan groeien. Daar moet het Noorden bij helpen, waarvoor een gezamenlijk stimuleringspolitiek voor de Noordelijke landen met een overschot op de betalingsbalans gewenst is. Daarbij mag ook een beheerste verslechtering van de prijsconcurrentiepositie optreden. 6. Dat laat onverlet dat Zuid Europese landen wel hun concurrentiepositie drastisch moeten verbeteren, waarvoor structurele economische hervormingen noodzakelijk zijn. 7. De punten 5 en 6 moeten een aanzet geven voor een beperkte en beheerste begrotingsunie. 8. Omdat je binnen een muntunie gemakkelijk kunt overstappen naar rentedragende leningen van een veiliger beoordeeld land, gaan de rentestanden verder uiteenlopen in tijden van paniek rond de safeheid van beleggingen. Eurobonds is daarvoor een oplossing. Als dat tot een rentestijging leidt voor de Noordelijke landen is dat (gedeeltelijk) ook een correctie voor de extreem lage rentestanden die zij als cadeautje van de Zuidelijke landen kregen. Door de grotere safe beleggingsmarkt voor één titel kan (volgens sommige theorieën) bij de invoering van Eurobonds de rente ook voor het Noorden nog iets dalen. 9. Het ESM kan als een door alle eurolanden gegarandeerde instelling relatief goedkoop met eurobonds op de kapitaalmarkt lenen. Als het ESM staatsobligaties opkoopt, en op verschillende - afhankelijk van hun status en hun voortgang met de hervormingen - condities leningen verschaft aan landen wordt de schuld gemeenschappelijk gefinancierd en gaat de risicopremie naar deze Europese instelling (en dus de eurolanden) in plaats van naar de marktpartijen. Dan dragen alle landen gezamenlijk het risico. 10. Het Noorden heeft veel geëxporteerd naar het Zuiden, dat zijn munt niet kon devalueren. vervolgens heeft het Noorden daar belegd en wordt nu getrakteerd op een extreem lage rentestand voor zijn schulden. Dat schept verplichtingen, en geeft geen pas om als Noordelijke landen voortdurend te klagen dat er alsmaar in een bodemloze zuidelijke put wordt gestort, Macro Ec Observaties
augustus ’13
22
dit te meer omdat die put voor een groot deel uit noordelijke banken bestaat, die hadden belegd in zuidelijke landen. 11. Door de veranderende positionering op het economische wereldtoneel kunnen Europese landen alleen nog gezamenlijk bij een verder- en diepergaande samenwerking een rol van betekenis spelen. Beleidsplannen • Europa en Trojka blijven maar op de soberheidslijn zitten Advies a. Afstappen van de soberheidslijn. b. Gezamenlijk stimulering door overheden van landen met een overschot op de betalingsbalans c. Laat de lonen in Noord wat meer oplopen, zodat het Zuiden op de nullijn kan blijven en niet loondalingen hoeft door te voeren om hun prijsconcurrentiepositie te verbeteren en de binnenlandse bestedingen verder hoeft te verminderen d. Voer Eurobonds in. e. Steun het proces van verdergaande Europese samenwerking en integratie. Draag de voordelen en noodzaak hiervan co amore uit naar de bevolking.
-0-
i
http://ec.europa.eu/enterprise/policies/innovation/facts-figures-analysis/innovation-scoreboard/index_en.htm http://www.indicators.be/nl/indicator/inkomensongelijkheid?detail= iii http://www.mejudice.nl/video/detail/jaap-van-duijn-over-de-onbalans iv www.oecd.org/employment/protection v http://www.uwv.nl/overuwv/Images/Kennis_beleid_en_uitvoering_Sociale_Zekerheid_sep_2099.pdf vi http://www.gezondheidszorgbalans.nl/kosten/zorguitgaven/totale-zorguitgaven/ vii http://www.nationaalkompas.nl/zorg/trends-in-kosten/ viii http://www.gezondheidszorgbalans.nl/kosten/zorguitgaven/zorguitgaven-en-bruto-binnenlands-product/ ix http://www.oecd.org/eco/public-finance/Debt-and-macroeconomic-stability.pdf x http://www.homefinance.nl/hypotheek/informatie/hypotheekrenteaftrek/hypotheekrenteaftrekbuitenland.asp#bm3 xi http://www.economie.nl/weblog/het-rapport-van-de-commissie-structuur-nederlandse-banken%E2%80%93-een-gemiste-kans ii
Macro Ec Observaties
augustus ’13
23