Stuk 2208 (2008-2009) – Nr. 3
Zitting 2008-2009 9 april 2009
MAATSCHAPPELIJKE BELEIDSNOTA WONEN EN ZORG IN VLAANDEREN IN 2020: VISIE EN AANBEVELINGEN MOTIE VAN AANBEVELING van de dames Else De Wachter en Vera Van der Borght, de heer Tom Dehaene, de dames Michèle Hostekint en Dominique Guns en de heer Dirk de Kort
______ Zie: 2208 (2008-2009) – Nr. 1: Maatschappelijke beleidsnota – Nr. 2: Motie van aanbeveling
5683 WON WEL
Stuk 2208 (2008-2009) – Nr. 3
2
TOELICHTING
DAMES EN HEREN,
b) de woning voorzien van voldoende circulatieruimte en voldoende brede deuren om zelfstandig manoeuvreren mogelijk te maken;
Hierbij wensen de indieners van de motie een aantal gebruikte begrippen te verduidelijken.
c) het aanbrengen van lichtschakelaars en stopcontacten op zodanige hoogte dat ze zowel staand als zittend bereikbaar zijn;
De rol van het Sociaal Huis
d) het drempelloos inrichten van de woning;
Concreet fungeert het Sociaal Huis als de ‘professionele matchmaker’ tussen aanbod en vraag op het vlak van aangepaste woonformules en diensten op gemeentelijk niveau. De toeleiding heeft betrekking op het aanbod van diverse woonformules: aanpasbare woningen, aangepaste woningen, aanleunwoningen (assistentiewoningen) en kangoeroewonen, tot kleinschalig groepswonen of kleinschalige clusters voor intensieve zorg.
e) de woning uitrusten met een vlakke douche en een rolstoeltoegankelijk toilet;
De toeleiding naar het aanbod bestaat ook uit diverse diensten die zorg bieden op meer dan een vlak: thuiszorg, 24-uurs oproepbare assistentie, dagverzorgingscentra, zorghotels, boodschappen, ophaal- en klusjesdiensten en diensten voor woningaanpassingen en voor ondersteunende domotica. Aanpasbaar wonen in de sociale huisvestingssector Sociale woningbouw moet ook inzake meegroeiwonen een modelfunctie hebben ten aanzien van de private woningbouw. De meest essentiële elementen van levenslang wonen moeten in de typebestekken van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) worden opgenomen. Het betreft een verplicht na te leven sokkel bij de bouw en de grondige renovatie van sociale huur- en koopwoningen. Daarnaast moet een minimumpercentage aanpasbare woningen worden gehanteerd per woonproject; in de zin dat meegroeiwonen zeker op wijkniveau kan worden gerealiseerd. Dat moet een voorwaarde worden voor de subsidiëring van de bouw van nieuwe sociale huisvestingsprojecten of van de grondige renovatie van oudere sociale wooncomplexen. In eerste instantie dienen op wijkniveau voldoende woningen worden gebouwd of verbouwd die voldoen aan de volgende eisen: a) het realiseren van de woonfuncties op een niveau of daarin kunnen voorzien;
f) het aanbrengen van antislipvloer in toilet en badkamer. Verwezenlijkingen in een volgend stadium: a) het aanbrengen van raambedieningen op een bereikbare hoogte; b) het aanbrengen van keukenkasten op een bereikbare hoogte; c) voldoende ruimte voor het aanbrengen van een traplift; d) ruimte voor het plaatsen van een zitje in de douche; e) ruimte voor een hellend vlak naar de voordeur; f) het plaatsen van een toilet op de slaapverdieping.
Definitie woonzorgzone Elke Vlaamse woning maakt deelt uit van een woonzorgzone die doorgaans tussen de 6000 en 12.000 inwoners telt met mogelijke lagere aantallen in schaars bevolkte gebieden. Elke burger woont dus in een woonzorgzone, hoewel slechts ongeveer tien procent van de burgers effectief zorg nodig heeft. Een woonzorgzone impliceert de aanwezigheid van een kernzone met een centraal dienstenaanbod, en in die kern ook een minimale aanwezigheid van andere cruciale voorzieningen (winkels, postpunten, dokters, apothekers enzovoort). Die voorzieningen worden ruimtelijk verbonden via zeer toegankelijke en veilige voetgangerscirkels. In de kern van de woonzorgzone is er een sterke concentratie van aanpasbare en/of
3
aangepaste woningen of wooncomplexen met een zorgaanbod, en eventueel ook een woonzorgcentrum. De woonzorgzone wordt aangestuurd door de lokale overheid. Zij stimuleert een dienstverlening die ruimer is dan enkel een zorgaanbod.
De rol van de gemeente in de ontwikkeling van woonzorgzones Iedere gemeente bakent haar woonzorgzones af, gemeenten kunnen er ook voor opteren om bepaalde woonzorgzones vanuit een intergemeentelijk samenwerkingsverband aan te sturen. Kleinere gemeenten zullen wel met elkaar moeten samenwerken willen ze materieel in staat zijn om een woonzorgzone uit te bouwen. De gemeenten nemen, samen met het Vlaams Agentschap voor Wegen en Verkeer, verantwoordelijkheid op voor drempelvrije, veilige stoepen en wandelroutes. De gemeenten zorgen ervoor dat alle openbare gebouwen toegankelijk zijn, ook voor minder valide of mobiele burgers. Ze voorzien in voldoende rustpunten/banken, veilige oversteekplaatsen met onder meer lichten die voldoende lang groen blijven, en drukknoppen bij oversteekplaatsen die voldoende laag geplaatst zijn. De openbarevervoersmaatschappijen staan in voor veilige en toegankelijke opstapplaatsen. Het Sociaal Huis van de gemeente of de Sociale Huizen van alle gemeenten die een woonzorgzone vanuit een intergemeentelijk samenwerkingsverband willen aansturen gaan na welke dienstverlening, welke woon- en basiszorgvoorzieningen ontbreken en prioritair ingevuld moeten worden. Die functies kunnen zeer ruim zijn: een apotheker een dokter, winkels, een postpunt en restaurants of cafés. Vanzelfsprekend is de overheid niet verantwoordelijk voor de invulling van die functies, maar ze maakt de spreiding ervan wel bekend. Deze informatie is waardevol voor de burgers zelf, en al evenzeer voor potentiële handelaars of aanbieders van diensten. Het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt, indien nodig, aangepast om in al die functies te kunnen voorzien. De Vlaamse Regering schrijft een budget in dat een deel van de kosten van de uitbouw van woonzorgzones moet dekken.
Stuk 2208 (2008-2009) – Nr. 3
Verduidelijking van het concept regelgevingsluwte Bij het toekennen van vergunningen en de planning van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen moet men rekening houden met nieuwe evoluties in woonzorgformules. Kleinschalige woonzorgformules met diverse functies – bijvoorbeeld naast de woonfunctie ook nog een fitnesszaal, een kinesitherapeutische praktijk, een krantenwinkel of dierenoppasdienst – kunnen makkelijk ingebed worden. Een aantal veelbelovende innoverende projecten kan momenteel niet van start gaan omdat de bestaande regelgeving een obstakel vormt. Bij onze noorderburen kent men het concept ‘regelgevingsluwte’, zoals we hierboven al zagen. Dat houdt in dat de toepassing van bestaande wetgeving tijdelijk opgeschort wordt binnen een wel afgebakend gebied of terrein, precies om goede randvoorwaarden te creëren voor innoverende concepten. Als het project zijn waarde bewezen heeft, wordt onderzocht of deze praktijk veralgemeend kan worden en of de regelgeving op structurele wijze aangepast moet worden. Het concept ‘regelgevingsluwte’ spitst zich niet toe op een bepaald beleidsdomein en kan in verschillende sectoren worden ingezet. Het is aan te bevelen dat de Vlaamse Regering een wettelijke mogelijkheid tot ‘regelgevingsluwte’ inbouwt om innoverende projecten kansen te geven. Vernieuwende initiatieven in gemeenten moeten gevolgd en geëvalueerd worden door een nog op te richten Vlaams Expertisecentrum Wonen en Zorg (zie verder). Het gaat hier duidelijk om proeftuinen die na evaluatie moeten leiden tot een structurele aanpassing (of het behoud) van het wettelijk kader. Dat centrum formuleert zo nodig aanbevelingen voor aanpassingen in de wetgeving rond ruimtelijke ordening.
Financiële tegemoetkoming in de woonkost In principe zijn burgers verantwoordelijk voor de kosten van hun woonformule. Wonen is losgekoppeld van de zorg, waarvoor de overheid wel een grote verantwoordelijkheid opneemt. Voor diverse woonformules, vooral dan die met een versterkte zorgcomponent (assistentie bij activiteiten van het dagelijks leven (ADL) bijvoorbeeld) moeten er financiële tegemoetkomingen komen van de overheid. Via een publiek-private samenwerking wordt een antwoord geboden op de vraag naar assistentiewoningen en
Stuk 2208 (2008-2009) – Nr. 3
4
andere woonvormen, zoals kleinschalig groepswonen. De overheid voorziet in elke wijk of gemeente eveneens in een aantal ‘sociale assistentiewoningen’, die aan bepaalde vooropgestelde minimumeisen op het vlak van aanpasbaarheid voldoen. Dit is een opdracht van de sociale huisvestingsmaatschappijen.
Vrijwilligerswerk en sociale economie in de woonzorgzone Bepaalde diensten zijn enkel leefbaar omdat hun deels gefinancierde werking aangevuld wordt door de niet onbelangrijke inzet van vrijwilligers en door de sociale economie. Een actief vrijwilligersnetwerk in elke gemeente draagt in hoge mate bij tot de financiële haalbaarheid van diensten die het comfort van zorgvragers sterk verhogen. Ook de sociale economie draagt bij tot de leefbaarheid van bepaalde diensten. (Noot: De sociale economie heeft haar waarde al bewezen in vernieuwende woonzorgprojecten, zoals in Wervik.) In de woonzorgzone kunnen de klusjes-, boodschappen- en poetsdiensten, het toezicht op en het onderhoud van het openbaar domein, voor een groot deel gerealiseerd worden via sociale-economieprojecten.
Een Expertisecentrum Wonen en Zorg Er is in ons land al heel wat expertise op het vlak van vernieuwende woonzorgmodellen. Zo zijn er verschillende proeftuinen, maar een goed overzicht van deze projecten ontbreekt. Omdat de meeste van deze projecten van korte duur zijn, is het moeilijk om er langetermijnlessen uit te trekken. De evaluatie is ook niet uniform, wat de transparantie niet ten goede komt. Het is aan te bevelen om in Vlaanderen een expertisecentrum op te richten dat dergelijke projecten of proeftuinen kan sturen en evalueren, en op basis daarvan dan aanbevelingen kan doen aan het beleid. Dit centrum zou ook de communicatie over de resultaten van innoverende woonzorgprojecten voor zijn rekening kunnen nemen, zowel voor het grote publiek als voor specifieke organisaties. Het expertisecentrum kan een platformfunctie vervullen door ervoor te zorgen dat uit de bestaande initiatieven de nodige ervaring kan worden gehaald, dat de initiatiefnemers elkaar makkelijker vinden en door ideeën te ontwikkelen voor verdere innovaties.
Een interdepartementele beleidscel rond wonen, zorg en ruimtelijke ordening Uit de maatschappelijke beleidsnota Wonen en Zorg in Vlaanderen in 2020, Visie en Aanbevelingen, blijkt duidelijk dat de verschillende beleidsverantwoordelijkheden op elkaar afgestemd moeten worden om een geïntegreerd woonzorgbeleid te realiseren. Om deze afstemming de nodige slagkracht en impulsen te geven, is het zinvol om een permanente interdepartementale beleidscel op te richten waarin specialisten op het vlak van wonen, zorg en ruimtelijke ordening hun krachten bundelen. Deze cel zal bevoegd zijn voor beleidsvoorbereidend werk. Hij kan de voorwaarden voor innoverende woonzorgprojecten uitwerken – zoals concrete parameters van regelgevingsluwte – en ervoor zorgen dat de resultaten, gekoppeld aan concrete conclusies en aanbevelingen, doordringen tot bij de bevoegde beleidsverantwoordelijken. De beleidscel kan dit doen in nauwe samenwerking met het op te richten Expertisecentrum Wonen en Zorg. Innoverende woonzorgprojecten en aanpassing van de wetgeving op de ruimtelijke ordening Het nieuwe Structuurplan Vlaanderen kan een dankbare gelegenheid bieden om innoverende woonzorgprojecten voldoende ademruimte te geven. We stelden reeds voor om hiervoor tijdelijk het concept regelgevingsluwte te hanteren; maar uiteindelijk moet, na evaluatie van een aantal proeftuinexperimenten, het ook mogelijk worden om de vigerende wetgeving op ruimtelijke ordening aan te passen. Zo is het zinvol om in de ruimtelijke ordening de procedure om wijzigingen te verkrijgen voor innoverende projecten te versnellen en te vereenvoudigen. Een toekomstgericht woonzorgbeleid vraagt onder meer om een soepel vergunningsbeleid voor alternatieve, kleinschalige vormen van groepswonen. Toegankelijkheid in de woonzorgzone Toegankelijkheid is niet enkel een kwestie van aanpasbaar of aangepast wonen, maar ook van een toegankelijke omgeving. De toegankelijkheid en mogelijke obstakels op het vlak van het openbaar domein en publieke voorzieningen moeten in elke woonzorgzone worden onderzocht. In samenwerking met een toegankelijkheidsdeskundige, en al dan niet een externe partner zoals het Vlaams Agentschap Wegen
5
en Verkeer en openbarevervoersmaatschappijen, kan elke gemeente deze obstakels in kaart brengen en een lijst met verbeteringen opstellen. Het verhogen van de toegankelijkheid van een wijk of gemeente past in de mobiliteitsconvenanten tussen gemeenten, provincies, De Lijn en de Vlaamse overheid. Toegankelijkheid moet verder ook gelden als een permanent aandachtspunt van het Sociaal Huis. De overheid dient intussen de nodige impulsen te blijven geven in de vorm van bijvoorbeeld aanpassingspremies voor openbare gebouwen. Zij dient er ook op toe te zien dat de al bestaande wet op toegankelijkheid effectief wordt nageleefd.
Begeleiding voor maatschappelijk kwetsbare doelgroepen met een specifieke zorgbehoefte Verschillende diensten bieden woonbegeleiding aan aan bepaalde groepen, zoals jongeren uit de bijzondere jeugdzorg, mensen met een permanente functionele of psychische beperking, mensen die uit de gevangenis komen, generatiearmen en ex-psychiatrische patiënten. Deze mensen hebben vaak begeleiding nodig, een bevoegdheid van het Ministerie van Welzijn. Ofschoon woonbegeleiding voor deze uiteenlopende doelgroepen een eigen expertise vergt, duiken er wel soortgelijke problemen op in het soms moeizame omgaan met wonen, en vooral in de zoektocht naar goede en betaalbare woningen op de privémarkt en op de socialehuisvestingsmarkt. Het is wenselijk stappen te zetten om op dit vlak sectoroverschrijdend samen te werken, bijvoorbeeld in de vorm van een gefaseerd traject of van enkele proeftuinen in samenwerking met de sociale huisvestingsmaatschappijen en met begeleiding vanuit de sector welzijn.
Else DE WACHTER Vera VAN DER BORGHT Tom DEHAENE Michèle HOSTEKINT Dominique GUNS Dirk DE KORT
–––––––––––––––
Stuk 2208 (2008-2009) – Nr. 3
Stuk 2208 (2008-2009) – Nr. 3
6
MOTIE VAN AANBEVELING Het Vlaams Parlement, – gelet op de werkzaamheden van de ad-hoccommissie Wonen en Zorg van september 2008 tot heden; – gelet op de analyse van de toekomstige beleidsopties inzake de combinatie van wonen en zorg in Vlaanderen die door deze commissie werden gemaakt aan de hand van hoorzittingen, werkbezoeken en een visieworkshop met een veertigtal experts, georganiseerd door het Instituut voor Samenleving en Technologie; – gelet op de maatschappelijke beleidsnota Wonen en Zorg in Vlaanderen in 2020, Visie en Aanbevelingen, die hiervan het resultaat is en als basis diende voor het debat in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement op 22 april 2009; – gelet op het Vlaamse regeerakkoord 2004-2009, waarin is gesteld dat de beleidsdomeinen wonen en welzijn zowel een vorm van samenwerking als van afbakening vragen; – overwegende dat het inzicht groeit dat mede – maar niet uitsluitend – als gevolg van de vergrijzing, de zorg voor zeer uiteenlopende segmenten van de bevolking niet losgekoppeld kan worden van een adequate woonsituatie; – overwegende dat het woonzorgbeleid geleidelijk aan verschuift van bovenlokaal naar lokaal niveau en tegelijk gefaciliteerd wordt door wetgeving op andere niveaus; – overwegende dat de vraag naar aanpasbare en aangepaste woningen stijgt; evenals de vraag naar zorginstellingen, assistentiewoningen en sociale woningen voor zorgbehoevenden; – overwegende dat er behoefte is aan een goede omschrijving van de vereisten waaraan een aanpasbare of aangepaste woning moet voldoen; – overwegende dat naast een aangepaste woonvorm, ook de directe woonomgeving en de aanwezigheid van voorzieningen beslissende factoren kunnen zijn die ervoor zorgen dat ouderen of personen met een fysieke of psychische beperking kunnen (blijven) wonen in een bepaalde wijk of buurt;
– overwegende dat mensen zolang mogelijk in hun vertrouwde omgeving willen blijven wonen, ook wanneer ze zorgbehoevend worden en goede zorg aan huis, of in een aangepaste woonformule in de nabije omgeving van hun vertrouwde buurt, wijk of dorp willen; – overwegende dat het voorgaande veronderstelt dat elke woning gelegen moet zijn in een zone waar een bepaald niveau van basisvoorzieningen en een minimaal zorgaanbod aanwezig zijn en dat de toegankelijkheid van die voorzieningen en het zorgaanbod voor personen met een beperking gegarandeerd moeten zijn; – overwegende dat dat impliceert dat er op het vlak van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening essentiële garanties ingebouwd moeten worden om de aanwezigheid en de toegankelijkheid van die basisvoorzieningen en dat zorgaanbod mogelijk te maken; – overwegende dat er op lokaal vlak een duidelijke behoefte is aan één organisatiestructuur die de lokale behoeften inzake wonen, zorg en ruimtelijke ordening kan overzien en die tegelijkertijd zorgt voor de nodige coördinatie tussen de diverse actoren op deze verschillende deelterreinen; – overwegende dat het aan te raden is om van duurzaam wonen – met als belangrijke component aanpasbaar en aangepast bouwen en verbouwen – een onderdeel te maken van elke architectuuropleiding; – overwegende dat de overheid aanpasbaar bouwen en verbouwen vrijblijvend kan stimuleren via een ‘prestatierapport inzake aanpasbaarheid’, waarbij de makelaar of verkoper aangeeft in welke mate een woning aanpasbaar is, bijvoorbeeld door verschuivende wanden, wachtleidingen op de benedenverdieping of toegankelijke sanitaire voorzieningen; – vraagt de Vlaamse Regering: 1° om het Sociaal Huis een cruciale rol te geven en te ondersteunen bij de organisatie van het wonen van zorgbehoevenden; 2° ervoor te zorgen dat burgers een beroep kunnen doen op consulenten voor hun specifieke vragen over woonformules, meegroeiwonen/
7
woningaanpassingen, domotica, premies, zorgverlening en ondersteunende diensten; deze consulenten moeten kunnen worden geraadpleegd via een interactieve website, via teleconsultatie, in een ruimte van het Sociaal Huis, in de regionale dienstencentra en/of tijdens een huisbezoek; 3° om op regelmatige basis convenanten af te sluiten met de bouwsector waarin deze laatste er zich toe engageert om bepaalde bepalingen inzake aanpasbaar of aangepast bouwen na te leven; 4° de invulling van enkele bepalingen inzake aanpasbaar of aangepast bouwen als voorwaarde te stellen voor de uitkering van een verbouwingspremie; 5° minimumvoorwaarden op te leggen inzake aanpasbaar bouwen van sociale huur- of koopwoningen en bij de begrotingsbesprekingen de omvang van de hiervoor vereiste financiële middelen te bepalen; 6° een minimumpercentage sociale woningen voor te behouden voor de huisvesting van doelgroepen met een specifieke zorgbehoefte; 7° aangepaste woonbegeleiding voor kwetsbare doelgroepen uit te werken waarbij de welzijnssector een duidelijke begeleidingsovereenkomst aangaat met de sociale huisvestingsmaatschappij; 8° het concept en de definitie van de woonzorgzone te verankeren in de regelgeving; 9° de gemeenten te stimuleren bij het ontwikkelen van woonzorgzones; 10° regelgevingsluwte te voorzien om vernieuwende projecten in de woonzorg mogelijk te maken; 11° financiële tegemoetkomingen uit te werken voor de ondersteuning van bepaalde woonformules; 12° de ontwikkeling van de sociale economie (klusjes-, boodschappen- en poetsdiensten, toezicht en onderhoud van het openbaar
Stuk 2208 (2008-2009) – Nr. 3 domein) te ondersteunen bij de uitbouw van woonzorgzones;
13° een Expertisecentrum Wonen en Zorg op te richten; 14° een Interdepartementale Beleidscel Wonen, Zorg en Ruimtelijke Ordening op te richten; 15° innoverende woonzorgprojecten mogelijk te maken; 16° de gemeenten ertoe aan te zetten om de toegankelijkheid van woonzorgzones te verhogen; 17° van het thema duurzaam wonen – met als belangrijke component aanpasbaar en aangepast bouwen en verbouwen – een onderdeel te maken van elke architectuuropleiding; 18° aanpasbaar bouwen en verbouwen vrijblijvend te stimuleren via een nieuw in te voeren optioneel ‘prestatierapport inzake aanpasbaarheid’.
Else DE WACHTER Vera VAN DER BORGHT Tom DEHAENE Michèle HOSTEKINT Dominique GUNS Dirk DE KORT
–––––––––––––––