Kiezen voor de toekomst
BOUWEN EN WONEN IN 2020
Onderzoeksverslag Enquête TNS NIPO onder Nederlandse huizenbewoners
Inleiding
Bouwend Nederland heeft TNS NIPO opdracht gegeven tot een enquêteonderzoek onder Nederlandse huizenbewoners naar hun oordeel over het huidige woningaanbod, woonwensen voor de toekomst en hun beeld van de bouwsector. Dit rapport doet verslag van de enquête. In het onderzoek is mensen gevraagd naar hun oordeel over het huidige woningaanbod, woonwensen voor de toekomst en hun beeld van de bouwsector. Het rapport beoogt antwoorden te geven op de volgende vragen: - - - - - - - - -
Wat vinden Nederlanders van het huidige aanbod van woningen? In welke type woning willen Nederlanders over tien jaar wonen, en in welke soort omgeving? In hoeverre vinden mensen extra woonvoorzieningen wenselijk en in welke mate zijn ze bereid voor deze voorzieningen extra te betalen? Welke prioriteit geven consumenten aan bestedingen aan wonen ten opzichte van bestedingen aan andere zaken? Hoe groot is de steun en prioriteit die mensen geven aan plannen om het verkeer en de mobiliteit te verbeteren, en in welke mate zijn ze bereid voor deze plannen extra te betalen? Wat vinden mensen van plannen voor het invoeren van een gecombineerde dienstverlening door bouwbedrijven? Wat is het imago van de bouwsector en hoe ontstaat dit? Wat is de waardering van producten en dienstverlening van de bouwsector? Hoe groot is de kennis bij consumenten van merknamen van bouwbedrijven en in welke mate spelen merknamen een rol bij huur of koop van een woning? Wat is het publieke oordeel over het vermogen van bouwbedrijven te voldoen aan toekomstige woonbehoeften van Nederlanders?
Antwoorden op deze vragen kunnen kansen en knelpunten signaleren. Hopelijk zijn de bevindingen een richtlijn voor de bouwsector bij het beter inspelen op de woonwensen van Nederlanders in de komende jaren. Zoetermeer, april 2012
Opzet van het onderzoek
De vragen van het onderzoek zijn beantwoord op basis van een online enquête die door TNS NIPO is uitgezet onder 1140 leden van een panel. In de enquête werden 55 vragen gesteld over wonen en de bouwsector. Van de benaderde groep hebben 824 respondenten de vragenlijst volledig ingevuld en teruggestuurd (een respons van 72%). Voor de analyse van de enquêtegegevens zijn de data gewogen op leeftijd, geslacht, opleiding, gezinsgrootte en regio. Met de weging zijn de resultaten van het onderzoek op deze kenmerken representatief voor de Nederlandse bevolking. Het rapport presenteert rechte tellingen van antwoorden op enquêtevragen in procenten. Bij een aantal vraagitems is nagegaan of verschillende antwoorden zijn gegeven door respondenten met verschillende eigenschappen op de kenmerken bruto inkomen, samenstelling van het huishouden, woonstatus (huurder of huiseigenaar) en verstedelijking van het woongebied. Verschillen die significant zijn op 95% niveau zijn in het rapport gepresenteerd. Ten behoeve van een bondige presentatie zijn bij significante verschillen alleen die groepen respondenten nader beschreven die sterk afwijken van het gemiddelde antwoordpatroon. Lezers die nader geïnteresseerd zijn in verschillen tussen groepen van bewoners wordt verwezen naar een uitgebreid tabellenrapport, dat verkrijgbaar is bij Bouwend Nederland.
3
Belangrijke conclusies
Belangrijke conclusies
Het woningaanbod in Nederland -
Huurwoningen worden beduidend meer als schaars ervaren dan koopwoningen. Bijna de helft van de Nederlanders vindt dat er te weinig huurwoningen zijn. Één op de zeven respondenten geeft aan dat er in Nederland te weinig koopwoningen zijn.
-
Een derde vindt dat er te weinig woningen zijn in landelijke gebieden. Ruim een kwart van de respondenten geeft aan dat het woningaanbod in stedelijke gebieden onvoldoende is.
-
Het type woning dat het meest als schaars wordt ervaren is de eengezinswoning (door ruim een kwart). Een op de vijf vindt het aanbod van zorgwoningen of eenpersoonswoningen onvoldoende. Een op de zes ervaart het aantal vrijstaande woningen of studentenwoningen als gebrekkig. Het aantal flatwoningen wordt door een op de tien als onvoldoende ervaren.
-
Nederlanders blijken voor hun behoefte met name een schaarste te ervaren van goedkopere woningen. Iets meer dan de helft vindt dat er voor hun behoefte te weinig woningen zijn voor mensen met lage inkomens. Ruim een derde ervaart schaarste van woningen voor modale inkomens. Slechts 3% geeft aan dat het aanbod van woningen voor hoge inkomens onvoldoende is.
Toekomstige woonbehoeften
4
-
Bijna zes op de tien respondenten geeft aan dat zij over tien jaar een koopwoning wil hebben. Ondanks de inspanningen van het huidige kabinet om zoveel mogelijk mensen ertoe te bewegen een woning te kopen, is er een substantiële minderheid van bijna 30% die over tien jaar in een huurhuis wil wonen.
-
Een kwart van de huidige huurders wil over tien jaar een koopwoning bezitten. Opvallend is dat zes van de tien huidige huurders over tien jaar nog steeds wil huren.
-
Een derde geeft aan dat zij over tien jaar een eengezinswoning wil hebben. Een kwart geeft aan dat zij dan wil wonen in een vrijstaande woning. Flatwoningen zijn duidelijk minder gewild (door een op de acht respondenten). Zorgwoningen zijn ook aanmerkelijk minder in trek. Gegeven de sterke vergrijzing is het opvallend dat slechts 7% over tien jaar wil leven in een zorgwoning. Gezien het relatief grote aantal alleenwonenden is er een opvallend grote wens om in de toekomst samen te wonen. Slechts 2% wil over tien jaar bij voorkeur in een eenpersoonswoning wonen.
-
Van de huidige flatbewoners wil ruim een derde over tien jaar nog steeds in een flat wonen. Van de huidige bewoners van vrijstaande
woningen wil over tien jaar twee derde in hetzelfde type woning leven. Van de huidige bewoners van eengezinswoningen wil bijna de helft over tien jaar nog steeds wonen in dit type woning.
-
Vier op de tien ondervraagden wil over tien jaar in een gebied wonen met zowel landelijke als stedelijke kenmerken. Een derde heeft een toekomstige woonvoorkeur voor een landelijk gebied. Een minderheid van een op de vijf wil over tien jaar het liefst in een stedelijk gebied wonen.
-
Mensen die nu in een landelijk gebied wonen zijn het meest honkvast: bijna driekwart van hen wil over tien jaar nog steeds landelijk wonen. Van de mensen die nu tussen landelijk en stedelijk in wonen wil twee derde over tien jaar ook in dit type gebied wonen. Van de mensen die nu stedelijk wonen wil iets minder dan de helft over tien jaar nog steeds stedelijk wonen.
-
Van de mensen die een landelijk gebied willen verlaten, wil driekwart naar een gebied tussen landelijk en stedelijk in. Bij mensen die een stedelijk gebied willen verlaten is een gebied tussen landelijk en stedelijk het meest favoriet (bij zes van de tien ). Bijna driekwart van de mensen die een gebied tussen landelijk en stedelijk willen verlaten, wil verhuizen naar een landelijk gebied.
-
Als mensen in een landelijk gebied willen wonen, dan bij voorkeur in een dorp. Ruim een kwart van alle respondenten wil over tien jaar wonen in een dorp in een landelijk gebied. Een op de tien wil dan wonen in een kleinere stad in een landelijk gebied.
-
Bij mensen die in een stedelijk gebied willen wonen, zijn buitenwijken van steden en gebieden nabij centra van grotere steden de meest gewenste locaties. Een derde van alle respondenten wil in de toekomst in een van deze gebieden wonen. Een op de tien wil dan wonen in het centrum van een grotere stad of een kleinere stad in een stedelijk gebied. Een substantiële minderheid van een op de zeven ziet een dorp in een stedelijk gebied als toekomstige favoriete woonlocatie.
Belangrijke conclusies
Verkeer en mobiliteit -
Bijna zes van de tien respondenten vindt rekeningrijden een goed plan. Een kwart vindt dit zelfs een zeer goed plan. Een op de zeven respondenten staat negatief tegenover rekeningrijden.
-
Nederlanders geven doorgaans de hoogste prioriteit aan meer busverbindingen, meer treinverbindingen, vaker rijden van treinen en bredere autowegen.
5
Belangrijke conclusies
Belangrijke conclusies
-
Bijna de helft van de huiseigenaren is bereid meer te betalen voor een koopwoning waarvan zij (gedeeltelijk) zelf het ontwerp kunnen bepalen. Als deze mensen willen betalen, dan willen zij hiervoor gemiddeld 17.100 euro extra betalen.
-
Iets meer dan de helft van de respondenten is bereid eenmalig te betalen voor de installatie van klimaatvriendelijke energievoorzieningen in hun woning. Deze groep wil hiervoor gemiddeld bijna 5.500 euro betalen.
-
Financiële zaken (sparen, beleggen, afbetalen, pensioenen, etc.) en vakanties, reizen en uitstapjes zijn sterke concurrenten van consumentenbestedingen aan wonen. Aan deze zaken tezamen zouden consumenten meer dan een derde van hun extra inkomsten besteden. Kleding, uiterlijke verzorging, eten, drinken en gezondheid zijn ook substantiële concurrenten.
-
Op het gebied van wonen willen consumenten het grootste deel van extra inkomsten uitgeven aan verbouwingen van het huis, daarna achtereenvolgens aan de inrichting van de woning, extra uitgaven voor een ander huis en de tuin.
Productinnovatie -
Wat betreft plannen van gecombineerde dienstverlening door bouwbedrijven lijkt bij consumenten op voorhand weinig weerstand te zijn. Slechts één op de zeven respondenten vindt dit een slecht plan. Een derde staat er neutraal tegenover, vier op de tien vindt het een goed plan.
Imago van de bouwsector
6
-
De voor consumenten meest belangrijke aspecten van dienstverlening door bouwbedrijven zijn achtereenvolgens: kwaliteit, afspraken nakomen, vakmanschap en prijs.
-
Het oordeel van Nederlanders over recent gebouwde woningen is grotendeels positief. Driekwart vindt deze woningen er aantrekkelijk uitzien.
-
Het oordeel over de aantrekkelijkheid van recent gebouwde kantoren en bedrijfsgebouwen is ook merendeels positief. Twee derde vindt nieuwe kantoren en bedrijfsgebouwen aantrekkelijk om te zien. Ruim een derde van de respondenten heeft een negatief oordeel over de aantrekkelijkheid van pas gebouwde kantoren en bedrijfsgebouwen.
Zes op de tien mensen met ervaring met werken in recent gebouwde kantoren en bedrijfsgebouwen vindt werken in deze gebouwen prettig. Een derde heeft hier een negatief oordeel over.
-
BAM, Ballast Nedam en Heijmans zijn de drie meest bekende bouwbedrijven in Nederland. Ongeveer driekwart van de respondenten heeft aangegeven wel eens van deze bedrijven te hebben gehoord.
-
Driekwart van de ondervraagden is over het algemeen tevreden met de geleverde diensten van het bouwbedrijf waarmee ze recent ervaring hebben gehad. Een kwart is niet tevreden.
-
Bij dienstverlening door bouwbedrijven zijn Nederlanders het minst tevreden over de behandeling van klachten, aangenaam verrassen, vermogen om de bouw te vernieuwen en de bijdrage aan duurzaamheid.
-
Bij het vormen van een besluit om een woning wel of niet te kopen of huren speelt de naam van het bedrijf dat de woning heeft gebouwd doorgaans geen belangrijke rol. Driekwart van de respondenten geeft aan dat toen zij hun huidige woning kocht of ging huren, de naam van het bouwbedrijf niet belangrijk was.
-
Opgebroken wegen is de meest ervaren vorm van overlast door bouwbedrijven. Drie op de tien heeft hier vaak of continu last van.
-
De helft van de Nederlanders denkt dat bouwbedrijven in de nabije toekomst kunnen voldoen aan de woonwensen van Nederlanders. Een derde denkt dat bouwbedrijven hier gedeeltelijk toe in staat zijn. Weinig mensen (6%) hebben een uitgesproken negatieve verwachting.
Belangrijke conclusies
-
7
Het woningaanbod in Nederland Het woningaanbod in Nederland
Het woningaanbod in Nederland
Huurwoningen schaarser dan koopwoningen Respondenten is gevraagd of er voor hun behoefte in Nederland te weinig koopwoningen en/of huurwoningen zijn. Bijna de helft geeft aan dat er voldoende huur- of koopwoningen zijn. Huurwoningen worden beduidend meer als schaars ervaren dan koopwoningen. Één op de zeven respondenten geeft aan dat er in Nederland te weinig koopwoningen zijn. Bijna de helft vindt dat er te weinig huurwoningen zijn. Zijn er voor uw behoefte in Nederland voldoende koopwoningen en/of huurwoningen?
45 14
te weinig huurwoningen te weinig koopwoningen
46
voldoende huur- of koopwoningen
Antwoorden op de bovenstaande vragen naar huur- en koopwoningen zijn uitgesplitst naar drie kenmerken van respondenten: gezinscyclus, maandelijks bruto inkomen en woonstatus (huurder of huiseigenaar). Gezinscyclus is een kenmerk dat is samengesteld uit de gezinssamenstelling en de leeftijd van de hoofdkostwinner. De perceptie dat er te weinig huurwoningen zijn is met name aanwezig bij de volgende typen huishoudens: alleenstaanden en volwassen huishoudens met een hkw (hoofdkostwinner) van 50-64 jaar (ongeveer de helft is deze mening toegedaan). Deze perceptie is ook vooral aanwezig bij lage inkomens tot 2100 euro (68%). Twee derde van de huurders ervaart voor hun behoefte te weinig huurwoningen. Opmerkelijk is dat een derde van de huiseigenaren ook voor hun behoefte een tekort aan huurhuizen ervaart. De perceptie dat er te weinig koopwoningen zijn komt vooral voor bij volwassen huishoudens met een hkw tot 49 jaar (ruim 20%). Meer behoefte aan nieuwe woningen in landelijke gebieden Deelnemers aan het onderzoek is de vraag voorgelegd of er voor hun behoefte te weinig woningen zijn in landelijke en/of stedelijke gebieden. Van de respondenten die schaarste ervaren, zijn er meer die vinden dat het woningaanbod in landelijke gebieden onvoldoende is. Een derde vindt dat er te weinig woningen zijn in landelijke gebieden. Ruim een kwart van de respondenten geeft aan dat het woningaanbod in stedelijke gebieden onvoldoende is. Vier van de tien ondervraagden vindt dat er voldoende woningen zijn in landelijk en/of stedelijk gebied.
8
landelijke gebieden
34 28
stedelijke gebieden
42
voldoende woningen in stedelijk of landelijk gebied
Als we kijken naar mensen met een verschillende gezinscyclus, inkomen en woonstatus ontstaat het volgende beeld. De perceptie dat er te weinig woningen zijn in landelijke gebieden komt vooral voor bij lage inkomens tot 2100 euro (46%) en huurders (41%).
Het woningaanbod in Nederland Het woningaanbod in Nederland
Zijn er voor uw behoefte voldoende woningen in landelijke en/of stedelijke gebieden?
De perceptie dat er te weinig woningen zijn in stedelijke gebieden is relatief vaak aanwezig bij alleenstaanden t/m 64 jaar (circa 40%). Deze perceptie komt ook vaak voor bij lage inkomens tot 2100 euro (42%) en huurders (41%). Nederlanders ervaren vooral tekort aan eengezinswoningen Respondenten is verzocht aan te geven of er in Nederland voor hun behoeften te weinig woningen zijn van een bepaalde type. (Zij konden meerdere soorten woningen aangeven). Het type woning dat het meest als schaars wordt ervaren is de eengezinswoning (door ruim een kwart). Één op de vijf vindt het aanbod van zorgwoningen of eenpersoonswoningen onvoldoende. Één op de zes ervaart het aantal vrijstaande woningen of studentenwoningen als gebrekkig. Het aantal flatwoningen wordt door een op de tien als onvoldoende ervaren. Dan is er nog een zeer kleine groep (1%) die vindt dat er voor hun behoefte te weinig recreatiewoningen zijn.
9
Het woningaanbod in Nederland
Het woningaanbod in Nederland
Van welk type woningen is er in Nederland te weinig gezien uw behoefte (u kunt meerdere soorten woningen aangeven)? 27
eengezinswoning
21
zorgwoning
20
eenpersoonswoning
17
vrijstaande woning
16
studentenwoning
11
flatwoning
recreatiewoning
genoeg woningen van het gewenste type
1 33
We hebben op drie kenmerken onderzocht of er verschillen zijn in de perceptie van schaarste van het type woning: gezinscyclus, inkomen en woonstatus. Een ervaren schaarste van flatwoningen komt met name voor bij alleenstaanden t/m 39 jaar (17%) en van 50-64 jaar (20%). Flatwoningen worden ook relatief vaak als schaars ervaren door lage inkomens tot 2100 euro (19%) en huurders (15%). De perceptie dat er te weinig vrijstaande woningen zijn is vooral aanwezig bij alleenstaanden t/m 39 jaar (30%), volwassen huishoudens met een hkw t/m 49 jaar (24%) en huishoudens met kinderen (23%). Lage inkomens minder dan 2100 euro (36%) en huurders (41%) hebben ook meer dan gemiddeld deze perceptie. Een tekort aan eengezinswoningen wordt met name ervaren door alleenstaanden t/m 39 jaar (37%), volwassen huishoudens met een hkw t/m 49 jaar (circa een derde) en huishoudens met kinderen (31%). Een gebrekkig aantal een-persoonswoningen wordt vaker gesignaleerd door alleenstaanden t/m 39 jaar (49%), van 40-49 jaar (32%), en van 50-64 jaar (56%). Deze perceptie komt ook vaker voor bij huurders (27%) en lage inkomens tot 2100 euro (33%). Ruim 30% van de alleenstaanden ouder dan 50 jaar en volwassen huishoudens met een hkw van 65 plus vindt dat er te weinig zorgwoningen zijn.
10
Van welk type prijsklasse woningen is er te weinig (drie typen prijsklassen: woningen voor mensen met lage, modale en hogere inkomens)?
37 3 24
woningen voor lage inkomens woningen voor modale inkomens woningen voor hogere inkomens genoeg woningen voor gewenste prijsklasse
De perceptie dat studentenwoningen schaars zijn is vooral aanwezig bij alleenstaanden t/m 39 jaar (23%), volwassen huishoudens met een hkw van 40-49 jaar (25%) en lage inkomens tot 2100 euro (25%).
Het woningaanbod in Nederland
55
Grote behoefte aan woningen voor lage inkomens Nederlanders blijken voor hun behoefte met name een schaarste te ervaren van goedkopere woningen. Respondenten is gevraagd wat zij vinden van het aanbod van woningen van drie typen prijsklassen; woningen voor mensen met lage, modale en hogere inkomens. Iets meer dan de helft vindt dat er voor hun behoefte te weinig woningen zijn voor mensen met lage inkomens. Ruim een derde ervaart schaarste van woningen voor modale inkomens. Slechts 3% geeft aan dat het aanbod van woningen voor hoge inkomens onvoldoende is. Een kwart vindt het aanbod van woningen in de diverse prijsklassen voldoende. De verdeling van antwoorden over de prijsklassen van woningen verschilt sterk van de verdeling van Nederlanders over de drie inkomenscategorieën. Dit kan een aanwijzing zijn dat veel Nederlanders de behoefte hebben om relatief goedkoop te wonen. Wat betreft een ervaren tekort aan duurdere en goedkopere woningen, zijn de volgende verschillen tussen de onderscheiden inkomensgroepen aanwezig. De perceptie dat er te weinig woningen voor lage inkomens zijn is met name aanwezig bij lage inkomens tot 2100 euro (84%). Echter, ruim de helft van de mensen met een inkomen tussen 2100 en 3100 euro (55%) vindt ook dat er voor hun behoefte te weinig woningen voor lage inkomens zijn. Opmerkelijk is dat van de mensen met een inkomen van meer dan 3000 euro, nog ruim een derde vindt dat er voor hun behoefte te weinig woningen zijn voor mensen met een laag inkomen. Een tekort aan woningen voor modale inkomens wordt vooral ervaren door mensen met een inkomen tussen 2100 en 4000 euro (45%). Opvallend is dat zo’n tekort ook wordt gezien door bijna een derde van de mensen met een inkomen van meer dan 4000 euro. Tussen de inkomensgroepen zijn geen substantiële verschillen in een gepercipieerd tekort aan woningen voor hoge inkomens. Bij mensen met inkomens van meer dan 3100 euro vindt slechts 4% dat er te weinig woningen van dit type zijn.
11
Toekomstige woonbehoeften
Een op drie Nederlanders wil over tien jaar een huurwoning De vraag is voorgelegd of mensen over tien jaar in een huurhuis of een koophuis willen wonen. Bijna zes op de tien respondenten geeft aan dat zij dan een koopwoning willen hebben. Ondanks de inspanningen van het huidige kabinet om zoveel mogelijk mensen ertoe te bewegen een woning te kopen, is er een substantiële minderheid van bijna 30% die over tien jaar in een huurhuis wil wonen. Een op de acht respondenten weet nog niet of zij over tien jaar huurder of huiseigenaar wil zijn. Wilt u over tien jaar in een huurhuis of een koophuis wonen? 56 28
Toekomstige woonbehoeften
3 13
koophuis huurhuis anders weet nog niet
Als we de gewenste woonstatus van de respondenten over tien jaar vergelijken met hun huidige woonstatus, ontstaat het volgende beeld. Het aandeel huurders dat over tien jaar een koopwoning wil bezitten (25%) is groter dan het aandeel kopers dat over tien jaar wil huren (13%). Van de huidige huiseigenaren wil 72% over tien jaar nog steeds in een koopwoning leven. Opvallend is dat van de huidige huurders 59% over tien jaar nog steeds wil huren. Huurders die over tien jaar een koopwoning willen bezitten en huiseigenaren die dan willen huren, hebben de volgende eigenschappen op de kenmerken gezinscyclus en inkomen:
12
-
Huurders die over tien jaar een koopwoning willen bezitten zijn vaker dan gemiddeld alleenstaanden t/m 39 jaar (63% van deze huurders wil kopen). Hoe langer men alleenstaand blijft na het 40e levensjaar, des te minder is men geneigd nog over te stappen naar een koopwoning. De wens om over te schakelen van huren op kopen is ook sterk aanwezig bij volwassen huishoudens met een hkw t/m 39 jaar (56% wil kopen). Als de hkw van dit type huishouden ouder wordt, dan neemt de wens tot kopen af. De neiging in de toekomst te kopen komt verder meer voor bij hurende huishoudens met kinderen (33%) en inkomens boven de 4000 euro (43%).
-
Huiseigenaren die over tien jaar willen huren zijn vooral alleenstaande 65 plussers (62% wil huren), volwassen huishoudens met een hkw van 50-64 jaar (20%) en een hkw van 65 jaar en ouder (26%).
Eengezinswoning en vrijstaande woning over tien jaar nog het meest favoriet In welke type huizen willen Nederlanders in 2022 wonen? Een derde geeft aan dat zij dan een eengezinswoning wil hebben. Een kwart geeft aan dat zij dan wil wonen in een vrijstaande woning. Flatwoningen zijn duidelijk minder gewild (door een op de acht respondenten). Zorgwoningen zijn ook aanmerkelijk minder in trek. Gegeven de sterke vergrijzing, is het opvallend dat slechts 7% over tien jaar wil leven in een zorgwoning. Gezien het relatief grote aantal alleenwonenden, is er een opvallend grote wens om in de toekomst samen te wonen. Slechts 2% wil over tien jaar bij voorkeur in een eenpersoonswoning wonen. Andere soorten woningen worden niet of nauwelijks genoemd. In welk type huis wilt u in 2022 wonen?
26
vrijstaande woning
13
flatwoning
7
zorgwoning
6
anders
4
boederij
eenpersoonswoning
2
recreatiewoning
1
weet nog niet
Toekomstige woonbehoeften
33
eengezinswoning
7
13
Toekomstige woonbehoeften
Toekomstige woonbehoeften
14
De aantallen respondenten maken het mogelijk om bij drie soorten bewoners de huidige woonsituatie te vergelijken met de gewenste woonsituatie over tien jaar: bewoners van flatwoningen, vrijstaande woningen en van eengezinswoningen. Van de huidige flatbewoners wil ruim een derde (37%) over tien jaar nog steeds in een flat wonen. Als deze bewoners willen veranderen, dan zijn vaak genoemde typen woningen de vrijstaande woning (10%), de eengezinswoning (27%) en de zorgwoning (14%). Van de huidige bewoners van vrijstaande woningen wil over tien jaar twee derde (66%) in dezelfde type woning leven. Vaak genoemde andere woningen zijn voor deze groep de flat (8%) en de eengezinswoning (8%). Van de huidige bewoners van eengezinswoningen wil bijna de helft (45%) over tien jaar nog steeds wonen in dit type woning. Een vijfde (22%) wil dan een vrijstaande woning. Andere vaak genoemde woningen zijn de flat (9%) en de zorgwoning (9%). Mensen die over tien jaar willen wonen in een bepaald type woning (inclusief de mensen die al in het gewenste type wonen) hebben meer dan gemiddeld de volgende eigenschappen op de kenmerken gezinscyclus en inkomen: - Eengezinswoningen: Alleenstaanden t/m 39 jaar (56% wil over tien jaar een eengezinswoning), alleenstaanden van 40-49 jaar (43%) en huishoudens met kinderen (43%), inkomens tot 4000 euro (ongeveer een derde). -
Vrijstaande woningen: Volwassen huishoudens met een hkw t/m 39 jaar (51%), volwassen huishoudens met een hkw van 40-49 jaar (35%), huishoudens met kinderen (44%), inkomens van 3100-4000 euro (31%), inkomens meer dan 4000 euro (46%).
-
Flatwoningen: alleenstaanden vanaf 50 jaar (ongeveer 40%).
-
Zorgwoningen: alleenstaande 65 plussers (32%), volwassen huishoudens met een hkw van 65 plus (36%), inkomens minder dan 3100 euro (ongeveer 10%).
-
Eenpersoonswoningen: alleenstaanden van 50-64 jaar (11%), inkomens minder dan 2100 euro (5%).
-
Boerderij: volwassen huishoudens met een hkw van 40-49 jaar (8%) en huishoudens met kinderen (9%).
Bijna de helft wil over tien jaar wonen tussen landelijk en stedelijk Door suburbanisatie en annexatie van dorpen door steden is in Nederland in de afgelopen decennia het onderscheid tussen stedelijke en landelijke gebieden kleiner geworden. De resultaten van de enquête geven aan dat veel Nederlanders dit geen negatieve ontwikkeling vinden. Gevraagd naar het soort woongebied waar men over tien jaar wil wonen, geeft vier op de tien respondenten aan dat zij dan bij voorkeur in een gebied willen wonen met zowel landelijke als stedelijke kenmerken. Een derde heeft een toekomstige woonvoorkeur voor een landelijk gebied. Een minderheid van een op de vijf wil over tien jaar het liefst in een stedelijk gebied wonen. In welk soort woongebied wilt u over tien jaar wonen? 43
4
landelijk stedelijk weet niet
Een vergelijking van het huidige woongebied met het gewenste gebied over tien jaar laat het volgende beeld zien. Mensen die nu in een landelijk gebied wonen zijn het meest honkvast: bijna driekwart (73%) van hen wil over tien jaar nog steeds landelijk wonen. Van de mensen die nu tussen landelijk en stedelijk in wonen wil twee derde (67%) over tien jaar ook in dit type gebied wonen. Van de mensen die nu stedelijk wonen wil een minderheid van 44% over tien jaar nog steeds stedelijk wonen.
Toekomstige woonbehoeften
32 22
tussen landelijk en stedelijk in
Als mensen in een andere type gebied willen wonen, wat zijn dan hun favoriete locaties? Van de mensen die een landelijk gebied willen verlaten, wil driekwart (74%) naar een gebied tussen landelijk en stedelijk in. Een vijfde (19%) wil naar een stedelijk gebied, Bij mensen die een stedelijk gebied willen verlaten is een gebied tussen landelijk en stedelijk het meest favoriet (bij 59%). Van deze groep wil 39% in een landelijk gebied wonen. Bij de mensen die een gebied tussen landelijk en stedelijk willen verlaten, is een landelijk gebied de meest gewenste locatie (bij 70%). Een vijfde van deze groep (18%) wil verhuizen naar een stedelijk gebied. Bij de kenmerken gezinscyclus en inkomen is gekeken welke groepen mensen een bovengemiddelde voorkeur hebben om over tien jaar in een bepaald gebied te wonen (inclusief de groepen die er al wonen). Dit geeft het volgende beeld:
15
Toekomstige woonbehoeften
Landelijk wonen over tien jaar: dit zijn met name volwassen huishoudens met een hkw van 40-49 jaar (39% wil landelijk wonen), huishoudens met kinderen (41%) en inkomens tussen 2100 en 3100 euro (38%). Stedelijk wonen over tien jaar: dit zijn vooral alleenstaanden tussen 40 en 64 jaar (bijna 40%), lage inkomens van minder dan 2100 euro (27%) en hoge inkomens van meer dan 4000 euro (25%).
Toekomstige woonbehoeften
Over tien jaar wonen tussen landelijk en stedelijk in: dit zijn met name volwassen huishoudens met een hkw t/m 39 jaar (56%), volwassen huishoudens met een hkw van 65 plus (49%) en inkomens van meer dan 3100 euro (ruim 45%). Een kwart wil over tien jaar wonen in een dorp in landelijk gebied In de enquête is de vraag verder toegespitst op het soort woongebied waar mensen over tien jaar willen wonen. Als mensen in een landelijk gebied willen wonen, dan bij voorkeur in een dorp. Ruim een kwart van alle respondenten wil over tien jaar wonen in een dorp in een landelijk gebied. Een op de tien wil dan wonen in een kleinere stad in een landelijk gebied. Bij mensen die in een stedelijk gebied willen wonen, zijn buitenwijken van steden en gebieden nabij centra van grotere steden de meest gewenste locaties. Een derde van alle respondenten wil in de toekomst in een van deze gebieden wonen. Een op de tien wil dan wonen in het centrum van een grotere stad of een kleinere stad in een stedelijk gebied. Een substantiële minderheid van een op de zeven ziet een dorp in een stedelijk gebied als toekomstige favoriete woonlocatie. Wilt u in een landelijk/stedelijk gebied in een dorp/stad wonen?
28
dorp in landelijk gebied
17
buitenwijk van een stad
16
nabij centrum van een stad
14
dorp in stedelijk gebied
11
kleinere stad in landelijk gebied
kleinere stad in stedelijk gebied
5
centrum van een stad
5
weet niet
16
4
Mensen in de volgende categorieën van gezinscyclus en inkomen hebben een grotere voorkeur voor toekomstig wonen in de nader gespecificeerde woongebieden (inclusief de mensen die al wonen in de gewenste gebieden): -
Het centrum: alleenstaanden van 50 jaar en ouder (ruim 10% wil daar over tien jaar wonen) en mensen met een inkomen van minder dan 3100 euro (5%).
-
Nabij het centrum: alleenstaanden t/m 49 jaar (ongeveer 20%), volwassen huishoudens met een hkw van 50-64 jaar (21%), inkomens van minder dan 2100 euro (24%).
-
Buitenwijken van grotere steden: alleenstaanden tussen 40-64 jaar (ongeveer een kwart) en inkomens meer dan 4000 euro (26%).
-
Kleinere steden in landelijke gebieden: volwassen huishoudens met een hkw t/m 39 jaar (20%) en inkomens tussen 3100-4000 euro (18%).
-
Kleinere steden in stedelijke gebieden: alleenstaanden t/m 39 jaar (11%) en inkomens tussen 3100-4000 euro (7%).
-
Dorpen in stedelijke gebieden: alleenstaanden t/m 39 jaar (26%) inkomens minder dan 3100 euro en inkomens meer dan 4000 euro (ruim 15%).
-
Dorpen in landelijke gebieden: alleenstaande 65 plussers (31%), volwassen huishoudens met een hkw van 40-49 jaar (33%), huishoudens met kinderen (36%) en inkomens tussen 2100 en 4000 euro (ongeveer 30%).
Toekomstige woonbehoeften
Helft van bewoners grote steden wil over tien jaar in een andere omgeving wonen De vragen over zowel de huidige woonomgeving als de gewenste woonomgeving over tien jaar maken een vergelijking door de tijd mogelijk. Als we kijken naar de gewenste (im)mobiliteit wat betreft de nader gespecificeerde woongebieden ontstaat het volgende beeld. Mensen die nu in een dorp wonen in een landelijk gebied lijken het meest tevreden met de huidige woonomgeving. 79% van hen wil over tien jaar ook wonen in dit type gebied. Een dorp in een stedelijke omgeving heeft ook doorgaans tevreden bewoners. 64% van de bewoners van dit type gebied wil er over tien jaar nog steeds wonen. Zes van de tien bewoners van kleine steden in landelijke omgevingen (58%) wil over tien jaar dezelfde woonlocatie aanhouden. De overige locaties (buitenwijken, nabij centra van grotere steden, kleine steden in stedelijke omgevingen en centra van grotere steden) zijn als woongebied minder populair. Circa de helft van de bewoners van deze gebieden wil over tien jaar ergens anders wonen.
17
Verkeer en mobiliteit
Steun voor rekeningrijden Respondenten is gevraagd wat zij vinden van plannen voor het invoeren van een systeem van rekeningrijden. Hierbij is uitgelegd dat bij dit systeem automobilisten meer betalen aan de overheid naarmate zij meer kilometers rijden, maar dat alle automobilisten minder wegenbelasting gaan betalen. Een meerderheid van bijna 60% van de respondenten vindt rekeningrijden een goed plan. Een kwart vindt dit zelfs een zeer goed plan. Een minderheid van 15% staat negatief tegenover rekeningrijden. Wat vindt u van de plannen voor het invoeren van een systeem van rekeningrijden?
23
zeer goed
36
goed
23
niet goed, niet slecht
slecht
8
zeer slecht
7
Verkeer en mobiliteit
weet niet
4
De steun voor het plan blijkt niet afhankelijk te zijn van het gebied waar men woont (landelijk of meer stedelijk). De hoogte van het inkomen heeft een positief effect op steun. Van de lage inkomens tot 2100 euro vindt iets meer dan de helft (53%) rekeningrijden een goed plan. Van de inkomens meer dan 2100 euro vindt ongeveer twee derde dat rekeningrijden een goed idee is. Weinig animo om extra te betalen voor oplossing van fileproblemen Deelnemers aan het onderzoek is gevraagd zich de fictieve situatie voor te stellen waarin de overheid de mogelijkheid heeft de fileproblemen van Nederland op te lossen, en vervolgens is hen gevraagd wat zij daarvoor maandelijks aan de overheid extra willen afdragen, opdat deze mogelijkheid kan worden gerealiseerd. Driekwart van de respondenten wil hier niets extra voor betalen. Een op de acht respondenten wil extra betalen, maar niet meer dan 10 euro. Een op de tien wil hiervoor maandelijks meer dan 10 euro betalen. Deze bevindingen geven aan dat het publieke draagvlak voor geldelijke beleidsintensiveringen met betrekking tot het fileprobleem die niet ten koste gaan van andere beleidsterreinen, zeer gering is.
18
Hoeveel wilt u maandelijks aan de overheid extra afdragen om de fileproblemen op te lossen? 74 13 5 6
niet 1-10 euro 11-25 euro meer dan 25 euro
De bereidheid tot extra betalen voor het oplossen van het fileprobleem hangt niet samen met de stedelijkheid van het gebied waar men woont, wel met het inkomen. Van de inkomens minder dan 2100 euro wil slechts 19% extra betalen. Bij inkomens tussen 2100 en 4000 euro is dit aantal ongeveer driekwart. Van de inkomens hoger dan 4000 euro wil bijna de helft extra betalen.
In de volgende tabel is voor ieder beleidsalternatief het gemiddelde vermeld van de scores die door respondenten zijn toegekend (1 is het laagste belang, 10 is het hoogste belang). Nederlanders geven doorgaans de hoogste prioriteit aan meer busverbindingen, meer treinverbindingen, vaker rijden van treinen en bredere autowegen. Op een schaal van 1 tot 10 geven ze voor deze opties een gemiddelde score van rond de zeven. Van iets minder groot belang achten zij een uitbreiding van het aantal fietspaden en het vaker rijden van bussen (gemiddelde score van zes en een half). Een uitbreiding van het aantal autowegen heeft ook niet de hoogste prioriteit (gemiddelde score van vijf en een half).
Verkeer en mobiliteit
Nederlanders willen vooral bredere autowegen en meer bus- en treinverbindingen Respondenten is de vraag voorgelegd waaraan de overheid meer aandacht zou moeten besteden bij het verbeteren van het verkeer en vervoer in Nederland. Hen is een tiental beleidsopties gepresenteerd, met het verzoek deze in volgorde van voorkeur te rangschikken van meest gewenst naar minst gewenst. De volgende opties dienden zij te rangschikken: meer autowegen, bredere autowegen, meer treinverbindingen, treinen rijden vaker, meer busverbindingen, bussen rijden vaker, meer tram- en metroverbindingen, tram en metro rijden vaker, meer fietspaden en meer wandelpaden.
Een uitbreiding van het aantal wandelpaden, meer tram- en metroverbindingen en het vaker rijden van tram en metro worden beschouwd als het minst urgent.
19
Verkeer en mobiliteit
Waaraan zou de overheid meer aandacht moeten besteden bij het verbeteren van het verkeer en vervoer in Nederland? 7
bredere autowegen
6,9
meer busverbindingen
meer treinverbindingen
6,8
meer fietspaden
6,8 6,6
treinen rijden vaker
6,4
meer autowegen
bussen rijden vaker
5,6
meer wandelpaden
4,9
meer tram- en metroverbindingen
Verkeer en mobiliteit
tram en metro rijden vaker
4,4 3,7
Samengevat kunnen we stellen dat wat betreft het autoverkeer veel Nederlanders vooral de wegen verbreed willen zien. Wat betreft het treinverkeer willen zij zowel een uitbreiding van het aantal verbindingen als van de rijfrequentie. Bij het busverkeer is voornamelijk een uitbreiding van het aantal verbindingen gewenst. De veel voorkomende wens het aantal fietspaden te vergroten is een verrassende bevinding die tot nu toe weinig aan de orde is geweest in het publieke debat. We zijn nagegaan of de gestelde prioriteiten aan verkeersverbeteringen samenhangen met de stedelijkheid van het woongebied en het inkomen. Mensen in landelijke gebieden geven gemiddeld meer prioriteit aan meer autowegen (score 6) dan mensen in stedelijke gebieden (score 5,2). Lagere inkomens hechten meer belang aan openbaar vervoer en fiets- en wandelpaden, hogere inkomens vinden autowegen belangrijker.
20
Bestedingen aan wonen
Helft van huiseigenaren wil extra betalen voor eigen ontwerp Een belangrijke trend op het gebied van bouwen en wonen in Nederland is dat consumenten meer mogelijkheden krijgen om zelf te bepalen hoe hun huis er uitziet en met welke voorzieningen de woning is uitgerust. Wij hebben huisbewoners bij twee soorten invloedmogelijkheden gevraagd of en hoeveel zij hiervoor extra willen betalen: invloed op het ontwerp van een koopwoning en de installatie van milieuvriendelijke energievoorzieningen. Bijna de helft (47%) van de huiseigenaren is het eens met de stelling dat zij bereid zijn meer te betalen voor een koopwoning waarvan zij (gedeeltelijk) zelf het ontwerp kunnen bepalen. Aan deze groep respondenten is vervolgens gevraagd hoeveel zij hiervoor eenmalig willen betalen. Deze mensen zijn bereid hiervoor gemiddeld 17.100 euro extra te betalen. Wilt u extra betalen voor invloed op het ontwerp van een koopwoning? 10
helemaal mee eens
37
mee eens
29
niet mee eens, niet mee oneens
13
mee oneens
helemaal mee oneens
6
weet niet
6
Bestedingen aan wonen
Helft van de Nederlanders wil betalen voor een milieuvriendelijke woning Iets meer dan het helft (52%) van de respondenten is het eens met de stelling dat zij bereid zijn eenmalig te betalen voor de installatie van klimaatvriendelijke energievoorzieningen in hun woning. Deze groep wil hiervoor gemiddeld bijna 5.500 euro betalen.
21
Bestedingen aan wonen
Huiseigenaren willen vaker betalen voor de installatie van klimaatvriendelijke woonvoorzieningen (60%) dan huurders (43%). Van de groep die wil betalen, willen huiseigenaren ook meer betalen voor de installatie (gemiddeld 6.200 euro) dan huurders (gemiddeld 3.200 euro). Wilt u extra betalen voor de installatie van milieuvriendelijke energievoorzieningen in uw woning?
9
helemaal mee eens
43
mee eens
28
niet mee eens, niet mee oneens
mee oneens
8
helemaal mee oneens
6
weet niet
6
Bestedingen aan wonen
Financiële zaken en vakanties concurreren met woonbestedingen Als consumenten er financieel op vooruitgaan, aan welke zaken zijn zij dan geneigd hun geld uit te geven? Het antwoord op deze vraag kan ons inzicht geven in typen bestedingen die concurreren met bestedingen op het gebied van wonen. Respondenten van de enquête is de fictieve situatie voorgelegd dat zij vanaf nu maandelijks 1000 euro meer te besteden hebben. Vervolgens is hun gevraagd aan welke zaken ze deze 1000 euro dan zouden besteden. Het bedrag konden ze verdelen over 19 bestedingscategorieën, waaronder 4 categorieën op het gebied van wonen: uitgaven aan het huis (zoals verbouwingen), inrichting van de woning, de tuin en extra huur of hypotheeklasten van een grotere en/of betere woning. De onderstaande tabel laat per bestedingscategorie het gemiddelde bedrag zien dat respondenten extra willen uitgeven als zij er maandelijks netto 1000 euro op vooruit gaan. De tabel maakt duidelijk dat financiële zaken (sparen, beleggen, afbetalen, pensioenen, etc.) en vakanties, reizen en uitstapjes geduchte concurrenten zijn van uitgaven aan wonen. Aan deze zaken tezamen zouden consumenten meer dan een derde van hun extra inkomstem besteden. Kleding, uiterlijke verzorging, eten, drinken en gezondheid zijn ook substantiële concurrenten. Op het gebied van wonen willen consumenten het meeste geld uitgeven aan verbouwingen van het huis (gemiddeld 88 euro per maand). Op de tweede plaats komen uitgaven aan de inrichting van de woning (67 euro), gevolgd door extra uitgaven voor een ander huis (55 euro) en de tuin (38 euro). Dit is een indicatie dat bewoners doorgaans meer prioriteit geven aan verbetering van de huidige woning dan aan het vinden van een ander huis.
22
Waaraan zou u 1000 euro extra per maand besteden? 192
sparen, beleggen, afbetalen etc. 145
vakantie, reizen, uitstapjes 88
wonen: huis 74
kleding, uiterlijke verzorging wonen: inrichting
67
eten, drinken, uit eten gaan
65
wonen: extra huur of hypotheek andere woning
55
gezondheid
55
wonen: tuin
38
auto, motor, boot etc.
34
computer etc.
32
uitgaan
28
anders
26
sport, spel, en hobby
24
goede doelen
21
scholing, cursussen
17
tv, radio, etc.
15
huishoudelijke apparaten
14
boeken, tijdschriften, etc.
11
Bestedingen aan wonen
Als mensen 1000 euro extra zouden kunnen besteden, dan zouden huiseigenaren hiervan iets meer besteden aan wonen (gemiddeld 260 euro) dan huurders (gemiddeld 230 euro). Huurders en huiseigenaren verschillen ook in prioriteiten wat betreft extra bestedingen aan de verschillende onderdelen van wonen. Huurders zouden het grootste deel besteden aan de inrichting van de woning (gemiddeld 88 euro), gevolgd door extra huurof hypotheekkosten van een andere woning (60 euro), verbouwing aan het huis (55 euro) en de tuin (27 euro). Huiseigenaren zouden het meest uitgeven aan verbouwing van het huis (gemiddeld 107 euro), gevolgd door inrichting van de woning (56 euro), extra huur- of hypotheekkosten van een andere woning (52 euro) en de tuin (45 euro).
23
Productinnovatie
Kans op realiseren van plan gecombineerde dienstverlening Deelnemers aan het onderzoek is uitgelegd dat de bouwwereld plannen aan het ontwikkelen is om gecombineerde dienstverlening aan te bieden. Hierbij worden verschillende soorten dienstverlening tezamen aangeboden door een bedrijf, zoals bouwen, verkopen, energievoorziening, onderhoud, etc. Tegen deze plannen lijkt bij woonconsumenten op voorhand weinig weerstand te zijn. Slechts 15% vindt dit een slecht plan. Een derde staat er neutraal tegenover, vier op de tien vindt het een goed plan. Wat vindt u ervan dat de bouwwereld plannen aan het ontwikkelen is om een systeem van gecombineerde dienstverlening aan te bieden?
6
zeer goed
36
goed
34
niet goed, niet slecht
12
slecht
zeer slecht
weet niet
3 9
Productinnovatie
Huiseigenaren vinden het plan van gecombineerde dienstverlening vaker een slecht plan (19%) dan huurders (10%).
24
Evenwichtig beeld van de bouwsector Het imago van de bouwsector onder de Nederlandse bevolking is weinig uitgesproken. Bijna de helft heeft een neutraal oordeel over de bouw. Iets meer mensen hebben een positief beeld (30%) dan een negatief beeld (23%). Een vergelijking met eerdere metingen (in 2004 en 2008) laten twee ontwikkelingen zien. Het aantal mensen met een neutraal beeld (47%) is toegenomen. In de voorgaande twee metingen was dit aandeel nog een derde. Ten opzichte van 2004 zijn in 2012 minder mensen met een zeer positief of negatief beeld. Dit aantal is gedaald van 35% naar 18%. Huiseigenaren hebben vaker een positief oordeel over het imago van de bouwsector (34%) dan huurders (25%).
Het imago van de bouwsector
Het imago van de bouwsector
Hoe is het imago van de bouwsector?
positief
30 47 23
neutraal negatief
Kwaliteit en afspraken nakomen voorop Respondenten is een elftal aspecten van dienstverlening door bouwbedrijven voorgelegd. Vervolgens is gevraagd welk van deze aspecten zij het meest belangrijk vinden voor hun oordeel over de bouw. Hieruit is een top vier van meest belangrijke aspecten te destilleren. Dit zijn achtereenvolgens kwaliteit, afspraken nakomen, vakmanschap en prijs. Andere aspecten worden sporadisch genoemd als meest belangrijk voor het oordeel over de bouwsector. In de periode 2004-2012 is het aspect werkgelegenheid iets minder belangrijk geworden. Het aandeel dat dit aspect noemde is gedaald van 10% naar 6%. Klantgerichtheid werd in 2004 en 2008 genoemd door 1%, in 2012 door 5%. De overige aspecten laten hetzelfde beeld zien als in 2004 en 2008.
25
Het imago van de bouwsector
Het imago van de bouwsector
Welke aspecten vindt u het meest belangrijk voor uw oordeel over de bouw?
kwaliteit
22
afspraken nakomen
19
vakmanschap
16
prijs
11
werkgelegenheid
6
klantgerichtheid
5
openheid van de sector
5
economisch belang
3
milieuvriendelijk
3
vormgeven van de omgeving
2
anders
1
vernieuwing
1
weet niet
7
Mediaberichten belangrijk voor imago Aan mensen is gevraagd hoe bij hun de beeldvorming over de bouwsector is ontstaan (zij konden meerdere antwoordcategorieën aangeven). De grootste groep (vier op de tien) geeft aan dat hun beeld via berichten in de media is ontstaan. Een kwart heeft zijn oordeel gevormd door eigen ervaringen als klant of door kennissen die werken in de bouwsector. Andere redenen worden sporadisch genoemd. In de periode 2004-2012 is het aantal mensen dat het beeld baseert op eigen ervaringen als klant toegenomen, van 18% naar 27%. Hoe is uw beeldvorming over de bouwsector ontstaan?
43
berichten in de media
27
eigen ervaring als klant van bouwbedrijven
24
ken mensen die werken in de bouwsector
8
werk zelf in de bouwsector
werk bij een bedrijf dat opdrachtgever is van bouwbedrijven anders
2 8
Positief oordeel over recente gebouwen Respondenten is gevraagd een oordeel te geven over woningen en andere gebouwen die de afgelopen jaren in Nederland zijn verrezen. Het oordeel
26
Het imago van de bouwsector
van Nederlanders over recent gebouwde woningen is grotendeels positief. Driekwart vindt deze woningen er aantrekkelijk uitzien. Deze mensen geven een voldoende rapportcijfer voor recent gebouwde woningen in Nederland (score 6 tot en met 10). Een op de vijf vindt de nieuwe woningen er zelfs zeer aantrekkelijk uitzien (score 8 tot en met 10). Een vijfde van de Nederlanders vindt de nieuw gebouwde woningen niet aantrekkelijk. Wat is uw oordeel over woningen en andere gebouwen die de afgelopen jaren in Nederland zijn verrezen?
19
zeer aantrekkelijk (8-10)
56
aantrekkelijk (6-7)
17
onaantrekkelijk (4-5)
zeer onaantrekkelijk (1-3)
4
weet niet
3
Het oordeel over de aantrekkelijkheid van recent gebouwde kantoren en bedrijfsgebouwen is ook merendeels positief. Twee derde vindt nieuwe kantoren en bedrijfsgebouwen aantrekkelijk om te zien. 15% vindt deze gebouwen zeer aantrekkelijk (score 8 tot en met 10). Ruim een derde van de respondenten heeft een negatief oordeel over de aantrekkelijkheid van pas gebouwde kantoren en bedrijfsgebouwen. Hoe oordeelt u over de aantrekkelijkheid van recent gebouwde kantoren en bedrijfsgebouwen?
zeer aantrekkelijk (8-10)
15 49 23 13
aantrekkelijk (6-7) onaantrekkelijk (4-5) zeer onaantrekkelijk (1-3)
Deelnemers aan het onderzoek is ook de vraag voorgelegd hoe prettig zij het vinden om te werken in recent gebouwde kantoren en bedrijfsgebouwen. Van de mensen die hier ervaring mee hebben is het oordeel als volgt. Zes op de tien vindt het werken in deze gebouwen prettig. Een derde heeft hier een negatief oordeel over.
27
Het imago van de bouwsector
Het imago van de bouwsector
Hoe vindt u het om te werken in recent gebouwde kantoren en bedrijfsgebouwen?
14
zeer prettig (8-10)
47
prettig (6-7)
22
onprettig (4-5)
10
zeer onprettig (1-3)
7
weet niet
BAM is de bekendste BAM, Ballast Nedam en Heijmans zijn de drie meest bekende bouwbedrijven in Nederland. Ongeveer driekwart van de respondenten heeft aangegeven wel eens van deze bedrijven te hebben gehoord. Circa de helft herkent de namen Strukton, DuraVermeer en VolkerWessels. Het bouwmerk TBI wordt nog door weinig Nederlanders (8%) herkend. Een op de vijf respondenten geeft zelf aan van een ander bouwbedrijf te hebben gehoord. Heeft u wel eens gehoord van de volgende bedrijven?
81
BAM
78
BallastNedam
72
Heijmans
53
Strukton
47
DuraVermeer
45
VolkerWessels
Andere bouwbedrijven
18
TBI
geen van deze
8 5
Weinig ervaring met bouwbedrijven Een op de zeven respondenten (14%) geeft aan dat zij in de afgelopen jaren ervaringen heeft opgedaan met bouwbedrijven (n=113).
28
ja
14 86
Het imago van de bouwsector
Heeft u in de afgelopen jaren ervaringen opgedaan met bouwbedrijven?
nee
Van deze groep heeft bijna 10% ervaring met BAM of Heijmans. Overige bekende bouwbedrijven worden niet of nauwelijks genoemd. Driekwart van de respondenten noemt zelf een ander bouwbedrijf waarmee ze recent ervaring hebben gehad. Tevredenheid over dienstverlening Driekwart van de ondervraagden is over het algemeen tevreden met de geleverde diensten van het bouwbedrijf waarmee ze recent ervaring hebben gehad. Een kwart is niet tevreden. Bent u over het algemeen tevreden met de geleverde diensten van het bouwbedrijf waarmee u recent ervaring heeft gehad?
27
zeer tevreden
47
tevreden
niet tevreden, niet ontevreden
0 18
ontevreden
8
zeer ontevreden
weet niet / geen oordeel
1
Klachten beter behandelen en meer aangenaam verrassen Respondenten is een twaalftal aspecten van dienstverlening van bouwbedrijven voorgelegd. Bij ieder aspect konden ze aangeven of ze hiermee recente ervaring hebben en zo ja, in welke mate ze er tevreden over waren. Uit de gegeven antwoorden kan een lijst van meer en minder urgente verbeterpunten worden gedestilleerd. In de volgende grafiek is het percentage mensen vermeld dat ontevreden is over ervaringen met de verschillende aspecten van dienstverlening. Klanten zijn het minst tevreden over de behandeling van klachten en het aspect aangenaam verassen. Drie op de tien klanten geeft aan hierover niet tevreden te zijn. Een kwart vindt
29
Het imago van de bouwsector
Het imago van de bouwsector
bouwbedrijven tekort schieten bij het vermogen om de bouw te vernieuwen en een bijdrage te leveren aan duurzaamheid. Een op de vijf heeft een negatief oordeel over de bereikbaarheid voor klachten, het oplossen van problemen en het nakomen van afspraken en garanties. Met betrekking tot andere aspecten van dienstverlening zijn relatief weinig ontevreden klanten. Kanttekening hierbij is dat relatief weinig respondenten (circa 100) een oordeel hebben gegeven over de 12 dienstverleningsaspecten. Over welke aspecten van dienstverlening van bouwbedrijven bent u ontevreden? behandeling van klachten
28
aangenaam verrassen
28
vermogen om de bouw te vernieuwen
24
bijdrage aan duurzaamheid
23
bereikbaarheid voor klachten
21
oplossen van problemen
20
nakomen van afspraken en garanties
20
kwaliteit van antwoorden op vragen
17
kwaliteit van geleverde woning
16
servicekosten van woning
15
informatie over woning (voorafgaand)
15
bereikbaarheid voor vragen
14
Naam van het bouwbedrijf onbelangrijk bij huur of koop Bij het nemen van een besluit om een woning wel of niet te kopen of te huren speelt de naam van het bedrijf dat de woning heeft gebouwd doorgaans een geringe rol. Driekwart van de respondenten geeft aan dat toen zij hun huidige woning kocht of ging huren, de naam van het bouwbedrijf niet belangrijk was. Voor een derde was dit zelfs zeer onbelangrijk. Slechts een op de tien bewoners vond de naam van het bouwbedrijf een belangrijk punt van overweging. In hoeverre speelt bij het vormen van een besluit om een woning wel of niet te kopen of te huren de naam van het bedrijf dat de woning heeft gebouwd een rol? zeer belangrijk
3 8
belangrijk
13
enigszins belangrijk
38
onbelangrijk
35
zeer onbelangrijk
weet niet
30
5
Het imago van de bouwsector
Het belang dat wordt toegekend aan de naam van het bouwbedrijf is afhankelijk van de woonstatus. Huurders vinden de naam vaker onbelangrijk (72%) dan huiseigenaren (54%). Opgebroken wegen grootste overlast bouwbedrijven Respondenten is gevraagd hoe vaak zij last hebben van bepaalde vormen van overlast bij activiteiten van bouwbedrijven. De onderstaande tabel geeft voor de onderscheiden vormen van overlast het percentage mensen dat vaak of continu overlast ervaart. Opgebroken wegen is de meest ervaren vorm van overlast. Drie op de tien heeft hier vaak of continu last van. Een op de acht heeft regelmatig last van rommel, lawaai of vertraging met reizen. Bijna niemand heeft vaak last van stank, of vervelend gedrag van bouwvakkers. Hoe vaak heeft u last van bepaalde vormen van overlast bij activiteiten van bouwbedrijven? 28
opgebroken wegen
rommel in de buurt
13
lawaai
12
vertraging met reizen
12 3
stank
1
vervelend gedrag van bouwvakkers
Perceptie van vermogen bouwbedrijven merendeels positief Op de vraag of bouwbedrijven in de nabije toekomst kunnen voldoen aan de woonwensen van Nederlanders, geeft de helft een bevestigend antwoord. Een derde denkt dat bouwbedrijven hier gedeeltelijk toe in staat zijn. Weinig mensen (6%) hebben een uitgesproken negatieve verwachting. Denkt u dat bouwbedrijven in de nabije toekomst kunnen voldoen aan de woonwensen van Nederlanders? 6
volledig
45
grotendeels wel
34
enigszins/gedeeltelijk
6
grotendeels niet
helemaal niet
weet niet
0 9
31
Postbus 340 2700 AH Zoetermeer
t 079 3 252 252 f 079 3 252 290
e
[email protected] w www.bouwendnederland.nl
2012 04 007
Bouwend Nederland Zilverstraat 69