LOKALE EDUCATIEVE AGENDA Gemeente Oirschot 2013-2015
INHOUDSOPGAVE Pagina
Deel 1
Jeugdvisie
1. Inleiding
3
2. Visie
3
3. Thema’s
13
Deel 2
Doelstellingen en activiteiten LEA
1.
Uitgangspunten
16
2.
LEA 2013-2015
17
3.
Doelstellingen en activiteiten
20
1.1
Onderwijskwaliteit
21
1.2
Maatschappelijke stages
22
1.3
Passend onderwijs
23
2.1
Alcohol
23
2.2
Jongeren en politiek
24
2.3
Passend onderwijs
25
2.4
Zorg in de school
27
2.5
VVE
30
2.6
Samenwerking PO-VO
31
3.1
Brede school
33
3.2
Jeugdzorg
33
3.3
CJG
34
4.1
Passend onderwijs
36
4.2
Samenwerking PO-VO
36
Bijlage 1
Zorgstructuur
38
Bijlage 2
Positionering Jeugdvisie/ LEA
42
Bijlage 3
Rol van de gemeente
45
2
Deel 1
1.
JEUGDVISIE
Inleiding
In 2011 heeft de gemeenteraad het WMO beleidsplan vastgesteld. Dit beleidsplan geeft op hoofdlijnen een beschrijving van wat we de komende jaren willen bereiken op het gebied van maatschappelijke ontwikkeling. Jeugd is opgenomen in het WMO beleidsplan. Gezien alle nieuwe ontwikkelingen die de komende jaren op ons afkomen, hebben we naast het WMO beleidsplan, echter nog behoefte aan een duidelijke visie op jeugd. Ook in zowel de toekomstvisie als het coalitieakkoord is jeugd als specifiek aandachtsgebied genoemd. Jeugd is en blijft een kwetsbare doelgroep, minder zelfredzaam dan het volwassen deel van de bevolking. We hebben er daarom voor gekozen om, onder de kapstok van het WMO beleidsplan, een visie op jeugd voor de jaren 2013-2015 op te stellen.
De uitwerking van de jeugdvisie in doelstellingen en activiteiten is onderdeel van het jaarlijkse WMO activiteitenplan. De uitwerking van de jeugdvisie naar doelstellingen en activiteiten ten aanzien van onderwijs hebben we vastgelegd in de Lokale Educatieve Agenda 2013-2015 (LEA). Naast een duidelijke link met het WMO beleidsplan liggen er relaties met andere beleidsterreinen. We verwijzen naar bijlage 2 voor een uitwerking van de positionering van de jeugdvisie en de LEA 2013-2015 binnen het gemeentelijk beleid.
De jeugdvisie (deel 1) en de uitwerking daarvan (deel 2) vormen samen de Lokale Educatieve Agenda.
2.
Visie
“It takes a village to raise a child”
‘It takes a village to raise a child’. Het is een eeuwenoude Afrikaanse uitspraak die ervan uitgaat dat de sociale omgeving van een gezin van belang is voor het opgroeien van jeugdigen. Dit betekent dat niet alleen de ouder in beeld is bij de opvoeding van een kind, maar ook de relaties binnen de eigen sociale leefomgeving. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om een buurman, een ouder, een vrijwilliger bij een sportvereniging of een leraar. Samen vormen zij de pedagogische ‘civil society’, oftewel het geheel van netwerken en relaties in de sociale leefomgeving van een gezin die van invloed zijn op het gezond opgroeien van het kind. Zij kunnen worden beschouwd als ‘mede-opvoeders’ van een jeugdige.
3
Deze ‘civil society’ kan als volgt weergegeven worden (Paes, 2010, ‘It takes a village to raise a child’, Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en maatschappelijke zorg in Noord-Brabant):
4 3 2 1
e
Jeugdige
e
Directe relaties: opvoeders (het gezin), eventueel aangevuld door zeer naaste
1 schil: 2 schil:
familie of andere directe opvoeders e
Indirecte relaties: overige familie, vrienden, buren etc
e
Relaties met grotere groepen of instanties: verenigingen, kerk, school, horeca e.d.
3 schil: 4 schil:
Voorgaande figuur geeft de sociale netwerken rondom een jeugdige weer. Naarmate het kind ouder wordt, veranderen deze netwerken/ sociale milieus. Hierna zijn de belangrijkste sociale milieus per leeftijdscategorie weergegeven (NJI “Betere Ketens”, Van Yperen, 1994):
Globale leeftijd ± 0 – 2 jaar
Belangrijke milieus Gezin Directe familie Opvang
± 2 – 4 jaar
Gezin Directe familie Voorschoolse opvang
± 5 – 12 jaar
Gezin Directe familie School Internetgemeenschappen Buitenschoolse opvang Peer group (vriendengroepen) Verenigingen
4
Globale leeftijd
Belangrijke milieus
± 12 – 23 jaar
Gezin School Peer group (vriendengroepen) Internetgemeenschappen Verenigingen Werkkring Diverse sociaal culturele velden
De ‘civil society’ (netwerken rondom jeugdigen) kan verschillende functies hebben:
-
Als mede-opvoeder: als kinderen buiten ouderlijk toezicht zijn, zorgt de “village” ervoor dat hun veiligheid niet in het geding komt
-
Voor steun, advies of een luisterend oor voor ouders als het gaat over de opvoeding of om samen te zoeken naar hulp of informatie
-
Als steun of vertrouwenspersoon voor de jeugdige zelf
-
Als signaalgever: alarm slaan bij professionele hulpverlening als het werkelijk niet goed gaat met een kind
We hebben leerlingen uit klas 3 van het Kempenhorst College gevraagd naar wie zij toe gaan of van wie zij informatie krijgen als ze vragen hebben over alcohol en drugs, relaties en seksualiteit, vriendschappen of hun toekomst. Voor elk van deze onderwerpen geldt dat jongeren met name een beroep doen op ouders, 1
school of vrienden . Zij vormen zo een belangrijk netwerk (‘civil society’) rondom de leerlingen. Dit komt overeen met hetgeen we geschetst hebben in de hierboven staande tabel. In dit kader hebben we ook gevraagd naar het effect van voorlichtingslessen op school. Ongeveer 40% van de ondervraagde jongeren geeft aan dat het geven van voorlichting over onderwerpen zoals alcohol en drugs, roken, pesten en gezond gedrag tot de taak van de school behoort. Ongeveer 22% geeft aan meer te zijn gaan nadenken over deze onderwerpen na het volgen van deze lessen. Ongeveer 45% geeft aan ‘ een beetje meer’ te zijn gaan nadenken hierover. Op ongeveer 32% van de jongeren hebben voorlichtingslessen naar eigen zeggen geen effect.
1
Als het gaat om relaties, seksualiteit en vriendschappen vragen jongeren het vaakst advies aan eigen vrienden, als het gaat om hun
toekomst zijn hun ouders de belangrijkste adviseurs. Ten aanzien van alcohol en drugs doen jongeren in gelijke mate een beroep op hun ouders, school en vrienden.
5
Een goed werkende ‘civil society’ is van belang voor het gezond opgroeien en ontwikkelen van álle jeugdigen. Veel onderzoek laat zien dat het opvoed- en opgroeiklimaat verbetert als kinderen opgroeien in een rijk sociaal netwerk, bestaande uit meer (generaties) volwassenen dan alleen het eigen gezin (De Winter, 2011). Ouders staan er in een ‘civil society’ niet alleen voor wat betreft de opvoeding van hun kinderen. Jeugdigen ervaren op hun beurt dat de maatschappij, vertaald in bijvoorbeeld leerkrachten, sportverenigingen maar ook vrienden en buren, er voor hen is. Gezinnen in een goed werkende ‘civil society’ kunnen verantwoordelijkheden delen en zijn zelfredzamer, waardoor jeugdigen gezond, veilig en “normaal” op kunnen groeien. Het bevorderen van zelfredzaamheid van burgers is neergelegd als een belangrijke doelstelling in ons WMO beleid en onze toekomstvisie.
Een veelgehoorde uitspraak is echter dat, door de toenemende individualisering, gezinnen steeds minder goed zijn ingebed in hun sociale leefomgeving (relaties zijn minder sterk). Zij doen bij “normale” opvoed- en opgroeivragen minder snel een beroep op de sociale omgeving. Uit diverse onderzoeken blijkt dat veel ouders juist bij voorkeur mensen uit hun eigen sociale omgeving raadplegen voor steun en advies bij de opvoeding. Bij hen vinden ouders vaak herkenning, erkenning en de bevestiging die soms nodig is om bepaalde problemen te relativeren (en daarmee te ‘normaliseren’). De praktijk laat echter zien dat ouders eerder hulp of advies zoeken bij een professional. We hebben in dit kader te maken met een toename in de vraag naar opvoedingsondersteuning voor wat betreft de lichtere problematiek. Zo blijkt ongeveer een derde van de ouders (36%) met thuiswonende kinderen zich het afgelopen jaar wel eens zorgen te hebben gemaakt over de opvoeding of ontwikkeling van hun kind(eren). Hiervan heeft 60% hulp gezocht buiten het gezin, de familie of vriendenkring (cijfers 2008). Gezien het feit dat juist de groep gezinnen en jeugdigen die de (zwaardere) zorg nodig heeft (complexere problematiek), de weg naar professionele hulpverlening niet kan vinden, spreken sommigen in dit verband van een ‘overconsumptie’ door een groep die professionele hulp ‘naar verhouding minder nodig heeft’. Veel ouders weten dus niet altijd hoe ze met veel voorkomende opvoed- en opgroeivragen om moeten gaan, terwijl dit binnen een goed werkende ‘civil society’ met elkaar afgevangen kan worden.
Rol van de overheid in de ‘civil society’
Voor de overheid kan deze ontwikkeling leiden tot een spagaat. Enerzijds wil deze zich niet te veel ‘achter de voordeur begeven’ en betuttelen. Anderzijds wil deze meer zicht krijgen op risico’s en zo snel mogelijk ingrijpen zodat problemen niet verergeren. In een situatie waarin de banden van het gezin met de directe leefomgeving steeds losser worden, kan de overheid ervoor kiezen om zelf dit ‘gat’ op te vullen door het verder en steviger aanbieden van professionele zorg en bemoeizorg. Vaak heeft dit echter tot gevolg dat het compenseren van een gemis aan sociale inbedding averechts werkt. De sociale omgeving wordt hiermee namelijk niet of nauwelijks geactiveerd.
6
Lokale jeugdvisie Gezien bovenstaande ontwikkelingen moet de focus van ons gemeentelijk jeugdbeleid niet in eerste instantie liggen op problemen en risico’s (met 85% van de jeugdigen gaat het volgens het CPB goed), maar op het stimuleren en ontwikkelen van een gunstig en positief opvoed- en opgroeiklimaat voor álle jeugdigen. We moeten de nadruk leggen op het voorkomen van problemen (preventie) zonder daarbij belerend te worden. We willen de pedagogische kracht die zich bevindt in het gezin en in de sociale leefomgeving (‘civil society’) daaromheen stimuleren en versterken. We sluiten daarbij zoveel mogelijk aan bij initiatieven die vanuit de gemeenschap zelf komen. Het Centrum voor Jeugd en Gezin neemt hier een belangrijke rol bij in (en leent zich hier bij uitstek voor) door de centrale positie die zij inneemt in het gemeentelijke (preventieve) jeugdbeleid.
Wij kunnen als gemeente de pedagogische civil society niet organiseren. Wel kunnen wij omstandigheden creëren die uitnodigen tot kennismaking, dialoog, netwerkvorming en het ontwikkelen en uitvoeren van eigen initiatieven. We versterken de civil society daar waar nodig. Zo richten wij onze aandacht bijvoorbeeld op verenigingen en het versterken van de pedagogische kracht hiervan. Kernpartner hierin is het CJG dat actief de samenleving opzoekt. Het CJG Oirschot werkt daarom ‘vindplaatsgericht’: het CJG profileert zich en ondersteunt –daar waar mogelijk - medewerkers en vrijwilligers op scholen, kinderdagverblijven, 2
peuterspeelzalen, verenigingen en het jongerencentrum . Initiatieven die komen vanuit deze (maatschappelijke) partners kunnen vanuit het CJG verder aangejaagd, ondersteund of gefaciliteerd worden. Kwetsbare groepen, zoals jonge mantelzorgers, krijgen daarbij extra aandacht.
Rol van het onderwijs
Het onderwijs heeft een belangrijke functie in de ‘civil society’. Onderwijs draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling van jeugdigen, het zorgt voor overdracht van maatschappelijke en culturele waarden en rust kinderen toe voor participatie in de samenleving. De belangrijkste zaken die jeugdigen moeten leren om te kunnen participeren in de samenleving zijn vastgelegd in ‘kerndoelen’ voor het primair en voortgezet onderwijs. Het bereiken van deze kerndoelen wordt gezien als de primaire taak van het onderwijs. Naast deze kerndoelen heeft een onderwijs ook een maatschappelijke functie. De laatste jaren heeft deze maatschappelijke functie meer aandacht gekregen én zijn de maatschappelijke verwachtingen richting het onderwijs gegroeid.
2
Voor een toelichting van de huidige zorgstructuur in Oirschot verwijzen we naar bijlage 1.
7
Zo wordt van het onderwijs steeds meer verwacht dat zij ook een opvoedkundige taak vervult. Andere voorbeelden zijn burgerschapsvorming, zorg voor veiligheid, voorkomen van alcoholgebruik, stimuleren van een gezonde leefstijl of het tegengaan van segregatie. Het onderwijs wil op een zo goed mogelijke manier en naar vermogen invulling geven aan deze maatschappelijke functie. Dit mag echter niet ten koste gaan van de onderwijskwaliteit en het bereiken van de primaire kerndoelen.
We hebben aan leerlingen in klas 3 en 4 van het Kempenhorst College de vraag gesteld welke taken een school volgens hen zou moeten uitvoeren, naast de primaire onderwijstaken. Ongeveer 40% van de jongeren ziet het geven van voorlichting over onderwerpen zoals roken, drugs, alcohol, gezond gedrag aan leerlingen als taak van de school. Ongeveer 45% van de leerlingen vindt dat een school in de gaten dient te houden of leerlingen lekker in hun vel zitten en 47% van de leerlingen vindt dat de school ook hulp en advies moet geven als leerlingen niet lekker in hun vel zitten.
Onder andere door de groeiende maatschappelijke functie van het onderwijs, maar ook door bijvoorbeeld de overheveling van een aantal taken op het gebied van onderwijshuisvesting, zijn onderwijs en gemeenten sinds de jaren ‘90 steeds meer samen gaan werken. Sinds 2006 is deze samenwerking door veel gemeenten vastgelegd in een Lokale Educatieve Agenda (LEA). Een LEA geeft invulling aan het lokale onderwijsbeleid en geeft aan waar gemeenten en onderwijs de komende jaren extra aandacht aan willen besteden. In Oirschot hebben we ervoor gekozen de LEA en de onderliggende jeugdvisie te combineren.
De LEA geeft invulling aan het lokale onderwijsbeleid. Met de hierin beschreven doelen geven we aan wat we de komende jaren als gemeente, onderwijs en eventuele andere partners willen bereiken. We zien het onderwijs daarbij als belangrijke partner in de ‘civil society’. We erkennen het belang van de maatschappelijke functie van het onderwijs. We kiezen er echter nadrukkelijk niet voor om het onderwijs een dergelijke maatschappelijke functie toe te bedelen die veel verder gaat dan we in alle redelijkheid van het onderwijs kunnen verwachten. De primaire functie van het onderwijs blijft het voorbereiden van jeugdigen op participatie in de samenleving door het realiseren van de kerndoelen. Alle zaken die we opnemen in de LEA sluiten hier direct of indirect op aan. Het onderwijs vervult met name daar waar het gaat om de signaalfunctie een belangrijke maatschappelijke functie.
Perspectiefwijzigingen
Veel partijen zijn het erover eens dat de inrichting van ons stelsel van ondersteuning en zorg voor jeugdigen de vraag naar zorg in de hand werkt. Uit diverse cijfers blijkt dat we in Nederland al enige jaren te maken hebben met een explosieve groei van het aantal jeugdigen en gezinnen dat gebruik maakt van zorg.
8
Zo steeg in de periode 1997-2007 het aantal kinderen dat gebruik maakte van de provinciaal gefinancierde jeugdzorg met gemiddeld 7,4 procent per jaar (cijfers SCP). Daarnaast zijn er schattingen dat ongeveer één op de zeven kinderen één of andere vorm van zorg ontvangt (‘rugzakjes’, PGB’s en time-out- en reboundvoorzieningen niet meegerekend). Ook het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs of met een rugzak is sinds 2003 sterk toegenomen: in het speciaal onderwijs is het aantal leerlingen gestegen van circa 55.000 naar 69.000. Het aantal leerlingen met een rugzak is in die tijd gestegen van 11.000 naar 39.000. Uit epidemiologisch onderzoek blijkt echter niet een toename van het aantal problemen onder de Nederlandse jeugd. Wel breidt het aantal diagnoses zich uit. Diagnosticeren op zich hoeft niet per definitie negatief te zijn. Het stellen van een diagnose heeft een belangrijke functie. Voor veel ouders geeft het, vaak na lange tijd, een gevoel van erkenning en herkenning. Zij voelen zich eindelijk gehoord. De nadruk zou echter niet op de zorgbehoefte maar meer op preventie en directe hulp aan gezinnen en de directe sociale omgeving van gezinnen moeten liggen. Er is een omslag nodig naar een vereenvoudigd stelsel en een nieuwe manier van werken.
“De laatste jaren is de jeugd geproblematiseerd. Elk probleem moet gediagnosticeerd met een etiket: adhd, pdd-nos, dyscalculie, tot hypersensitiviteit aan toe. Als zo’n etiket is geplakt wordt door de overheid hulp aangeboden. Daar moeten we vanaf. Nu moeten we ontproblematiseren. Die etiketjes moeten er weer af.” (Marlies Veldhijzen van Zanten)
De evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg (2009) laat de volgende conclusies zien:
1. De hulp en ondersteuning aan jeugdigen en ouders is niet goed georganiseerd 2. Burgers maken teveel gebruik van geïndiceerde zorg 3. Uitvoering van de wet is te bureaucratisch 4. Er is te weinig samenhang in het aanbod 5. De eigen kracht van de ouders en het sociale netwerk worden te weinig gebruikt.
Met de decentralisatie van de jeugdzorg wordt getracht een bijdrage te leveren aan de omslag van het jeugdzorgbestel. Deze decentralisatie heeft het kabinet uiteengezet in de visie “Perspectief op Jeugd en Gezin” (2010), als reactie op de uitkomsten van de evaluatie op de Wet op de Jeugdzorg. De focus in deze visie ligt op de eigen kracht van gezinnen en het aanbod van hulp laagdrempelig bij huis. Met de decentralisatie van de jeugdzorg wordt de gemeente financieel en uitvoeringstechnisch verantwoordelijk voor de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, zorg aan licht verstandelijk gehandicapte jeugd (LVG), jeugd- GGZ, jeugdbescherming en jeugdreclassering. De transitie wordt in fases uitgevoerd en moet in 2016 geheel zijn afgerond.
9
De decentralisatie geeft gemeenten meer mogelijkheden om zorg en ondersteuning aan jeugdigen effectiever vorm te geven. Door het samenvoegen van verschillende financieringsstromen en het laten vervallen van het recht op zorg zijn gemeenten naar verwachting beter in staat om een samenhangend aanbod van toegankelijke hulp en ondersteuning te organiseren en gespecialiseerde vormen van zorg efficiënter in te zetten.
Ook de invoering van passend onderwijs past in de geschetste ontwikkeling tot een andere manier van werken en het “normaliseren” van opgroeien en opvoeden. Het huidige stelsel van onderwijsondersteuning heeft er in de loop der jaren toe geleid dat (te) veel kinderen als hulpbehoevend worden bestempeld. Deze kinderen krijgen een bepaalde medische indicatie en worden veelal verwezen naar het (voortgezet) speciaal onderwijs of jeugdzorg. Met de invoering van passend onderwijs moet het accent verschuiven van het medisch labelen van kinderen naar het afstemmen van onderwijs op de ondersteuningsbehoefte van kinderen. De huidige indicatiesystematiek vervalt en kinderen krijgen zoveel mogelijk les binnen het reguliere onderwijs. Naast genoemde ontwikkelingen vinden er momenteel ook binnen de WMO een aantal ontwikkelingen plaats die passen in de geschetste ontwikkeling naar een genormaliseerde en meer zelfredzame samenleving. Belangrijke ontwikkelingen in dit kader, die direct invloed hebben op de doelgroep jeugd, zijn de stelselwijziging AWBZ en de invoering van de Participatiewet. Er is sprake van een kanteling in de WMO. Er is niet langer sprake van een zorgplicht van de gemeente tegenover “claims” van burgers. Er moet meer recht gedaan worden aan de specifieke situatie van de burger; een vraaggerichte aanpak (WMO beleidsplan, 2012). Passend onderwijs, de decentralisatie van de jeugdzorg maar ook de ontwikkelingen binnen de WMO zijn stelselwijzigingen, maar tegelijkertijd geven zij een maatschappelijke vernieuwing aan. Zij vragen om een andere manier van werken en een andere manier van kijken naar jeugdigen en hun (zorg)behoefte. Deze ontwikkelingen vragen om een aantal perspectiefwijzigingen (Van Beekveld & Terpstra, 2012): -
van een benadering die vertrekt vanuit problemen naar een benadering die vertrekt vanuit de talenten, mogelijkheden en ambities van jongeren;
-
van het ontlasten van mensen (professionals en jeugdigen) naar het in hun kracht zetten van mensen;
-
van een systeem waar de schotten tussen organisaties en sectoren de grenzen bepalen naar één integrale aanpak, één plan, één eindverantwoordelijke.
Kortom, een samenleving waarin jongeren die ondersteuning, begeleiding en hulpverlening krijgen die ze nodig hebben om naar hun vermogen zo “normaal” mogelijk te kunnen participeren in de maatschappij.
10
Participatie Participatie is het actief meedoen en/of meedenken door individuen of groepen van individuen aan of over de samenleving of de eigen leefomgeving. Actieve participatie heeft een positieve invloed op ontwikkelingsen ontplooiingsmogelijkheden van jongeren, vergroot hun eigenwaarde en maakt jongeren meer zelfredzaam. Ook jongeren zelf zien het belang in van participatie in de eigen leefomgeving. Zo blijkt uit de enquête die we hebben afgenomen onder leerlingen van klas 3 en 4 van het Kempenhorst College, dat 43% van de ondervraagde leerlingen het belangrijk vindt dat zij mee kunnen denken over onderwerpen/ activiteiten in de eigen omgeving. Ongeveer 34% vindt dit ‘een beetje belangrijk’. Het merendeel van de jongeren (64%) geeft aan (enigszins) te weten welke weg zij hiervoor moeten bewandelen. Leerlingen geven daarnaast aan het belangrijk (33%) of een beetje belangrijk (32%) te vinden om als jongere vrijwilligerswerk te doen. Met name vrijwilliger bij (sport)verenigingen wordt door de leerlingen als voorbeeld gegeven. Participatie kan plaatsvinden op verschillende niveaus. Op de volgende pagina geven we deze niveaus weer in een schema. Dit schema is gebaseerd op de participatieladder (Regioplan, 2008) en bewerkt voor deze jeugdvisie. We verwijzen in dit schema naar ‘schillen’. Dit betreft de ‘schillen’ zoals aangegeven in de figuur op pagina 4.
11
1. Bedenken: Jeugdigen denken actief mee over en/of komen met eigen initiatieven ter verbetering van hun sociale leefomgeving. Voorbeelden zijn jongeren die actief meedenken over beleid (zoals schoolbeleid, beleid van de sportvereniging of gemeentelijk beleid). De sociale netwerken van deze jeugdigen bevinden zich binnen alle schillen.
2. Uitvoeren: Jeugdigen doen actief en vrijwillig mee in de organisatie van activiteiten in hun sociale leefomgeving waarbij zij zich betrokken voelen. Voorbeelden zijn jongeren die als vrijwilliger training geven bij een vereniging, jongeren die vrijwillig meehelpen bij activiteiten op school of jongeren die als vrijwilliger meehelpen bij diverse evenementen. De sociale netwerken van deze jeugdigen bevinden zich binnen alle schillen.
Mate van participatie
3. Deelnemen (georganiseerd): Jeugdigen doen actief en georganiseerd mee aan activiteiten in hun sociale leefomgeving. Voorbeelden zijn jongeren die actief sporten bij een sportvereniging, jongeren die op vrijwillige basis mee doen aan naschoolse activiteiten of jongeren die lid zijn van een cultureel centrum. De sociale netwerken van deze jeugdigen bevinden zich binnen alle schillen.
4. Deelnemen (ongeorganiseerd): Jeugdigen doen actief maar ongeorganiseerd mee aan activiteiten in hun sociale leefomgeving. Voorbeelden zijn jongeren die met vrienden voetballen in de buurt, jongeren die met vrienden thuis muziek luisteren of jongeren die samen een openluchtzwembad bezoeken. De sociale netwerken bevinden zich in de tweede en derde schil.
5. Betrokken: Jeugdigen zijn betrokken bij hun sociale leefomgeving, maar doen hier niet actief aan mee. Voorbeelden zijn jongeren die de lokale krant lezen, het nieuws volgen of sportevenementen bekijken op tv, maar hier zelf niet actief aan meedoen of een actieve bijdrage aan leveren. De sociale netwerken van deze jeugdigen beperken zich grotendeels tot de tweede schil.
6. Geen of weinig participatie: Jeugdigen die zich niet betrokken voelen, actief meedoen of een actieve bijdrage leveren aan hun sociale leefomgeving. Deze jongeren hebben weinig sociale contacten buiten het eigen gezin. De sociale netwerken van deze jeugdigen beperken zich grotendeels tot de tweede schil.
12
We willen zoveel mogelijk ontwikkelings- en ontplooiingsmogelijkheden voor jeugdigen creëren, waardoor zij de kans krijgen om naar vermogen zo actief mogelijk te participeren in de samenleving en/of de eigen leefomgeving.
4.
Thema’s
Op basis van bovenstaande visie stellen we in de uitwerking van deze jeugdvisie drie thema’s centraal:
1.
Maatschappelijke opvoeding: Maatschappelijk opvoeding betreft alle activiteiten in de sociale omgeving van het gezin rondom het opvoeden van jeugdigen.
2.
Participatie: Participatie is het actief meedoen en/of meedenken door individuen of groepen van individuen aan of over de samenleving of de eigen leefomgeving.
3.
Zorg voor elkaar: Zorg voor elkaar is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en maatschappelijke organisaties (waaronder de gemeente) als het gaat om het creëren en in stand houden van een gezond opgroei- en opvoedklimaat van jeugdigen.
Maatschappelijke opvoeding
Definitie: Maatschappelijk opvoeding betreft alle activiteiten in de sociale omgeving van het gezin rondom het opvoeden van jeugdigen.
Uitgangspunten maatschappelijke opvoeding
1. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind(eren). Het gezin zorgt daarmee zelf, met hulp van de sociale omgeving (familie, vrienden en medeopvoeders zoals leraren en sporttrainers) voor de opvoeding van kinderen. 2. Als gemeente stimuleren we zoveel mogelijk de pedagogische kracht van de sociale omgeving van het gezin.
13
Participatie
Definitie: Participatie is het actief meedoen en/of meedenken door individuen of groepen van individuen aan of over de samenleving of de eigen leefomgeving.
Uitgangspunten participatie
1. Om zoveel mogelijk ontwikkelings- en ontplooiingsmogelijkheden voor jeugdigen te creëren, vinden wij het van belang dat alle jongeren de kans krijgen om naar vermogen zo actief mogelijk mee te doen en mee te denken over de samenleving en/of hun eigen sociale leefomgeving. 2. Als gemeente stimuleren en faciliteren we, daar waar mogelijk, jeugdigen om zo actief mogelijk mee te doen en na te denken in en over de samenleving en/of hun eigen leefomgeving. 3. Als gemeente stimuleren we maatschappelijke organisaties om binnen hun eigen mogelijkheden jeugdigen zo actief mogelijk mee te laten doen en mee te laten denken in en over hun eigen sociale leefomgeving.
Zorg voor elkaar.
Definitie: Zorg voor elkaar is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en maatschappelijke organisaties (waaronder de gemeente) als het gaat om het creëren en in stand houden van een gezond opgroei- en opvoedklimaat van jeugdigen.
14
Uitgangspunten zorg voor elkaar
1. Wij leggen de focus in deze jeugdvisie niet op het problematiseren van jeugdigen, maar zetten zoveel mogelijk in op “normaliseren” en het positief benaderen van opvoeden en opgroeien (van ‘illness naar welness’). 2. We zetten in op een versterking (‘empowerment’) van ouders in hun opvoedkundige taken: “mensen helpen zichzelf te helpen”’ in plaats van alleen “mensen helpen”. Dit betekent dat eventuele opvoedingsondersteuning of –hulp gebeurt vanuit het principe dat bij de opvoeder wordt ‘aangeschoven’. We nemen geen zorgtaken en verantwoordelijkheden van de opvoeder over, als dit niet noodzakelijk is. 3. We willen ouders en mede-opvoeders (professioneel en niet-professioneel) in de sociale leefomgeving van de jeugdige en het gezin: −
meer handvatten bieden voor en kennis vergroten over opvoeden (algemene opvoedondersteuning) om gezinnen op een positieve wijze te kunnen ondersteunen;
−
versterken in hun signalerende rol;
−
in de gelegenheid stellen om, mocht dat nodig zijn, snel professionele ondersteuning in te schakelen. Het CJG is daarbij de eerste ingang.
Het CJG vervult een spilfunctie bij het realiseren van deze 3 taken en werkt hiervoor vindplaats gericht. 4. Bij intensievere vormen van hulp en zorg biedt het CJG de doorgeleiding naar specialistische zorg. Nadat de decentralisatie van de jeugdzorg is gerealiseerd, ligt de verantwoordelijkheid op de uitvoering bij het CJG. 5. We zetten in op het creëren van een effectieve, vindplaatsgerichte zorgstructuur voor jeugdigen van 0-23 jaar zoals beschreven in bijlage 1.
15
Deel 2
1.
DOELSTELLINGEN EN ACTIVITEITEN LEA
Uitgangspunten
In 2008 heeft de gemeente Oirschot, in samenwerking met betrokken partners, een jeugdbeleid opgesteld. Onderdeel van dit jeugdbeleid was de Lokale Educatieve Agenda 2009-2012. Inmiddels hebben we de in deze LEA opgenomen activiteiten uitgevoerd en willen we hier nu vervolg en verdieping aan geven met een LEA voor de jaren 2013-2015. Met deze periode sluiten we aan bij de termijnen in het WMO beleidsplan.
Oirschotse jongeren van 12 t/m 18 jaar op school: (Jeugdmonitor 12 t/m 18 jaar 2011 GGD Brabant-Zuidoost) •
95% van de Oirschotse jongeren volgt een opleiding in het voortgezet onderwijs, praktijkonderwijs, hoger onderwijs of universitair onderwijs. Ongeveer 3% volgt onderwijs op de basisschool. Ongeveer 2% volgt een andere opleiding en 0,5% zit niet meer op school.
•
26% van de jongeren heeft in de afgelopen 4 weken wegens ziekte verzuimd van school, ten opzichte van 30% in de regio.
•
4% heeft de afgelopen 4 weken gespijbeld van school, ten opzichte van 7% in de regio.
•
96% vindt school leuk of staat hier neutraal tegenover. Ongeveer 4% vindt school niet leuk.
•
9% is de afgelopen 3 maanden regelmatig gepest op school t.o.v. 10% in de regio.
•
10% van de jongeren heeft de afgelopen 3 maanden regelmatig anderen gepest t.o.v. 9% in de regio.
•
98% voelt zich veilig op school.
•
93% van de jongeren voelt zich een beetje tot zeer vrolijk, 5% is hierin neutraal en 2% voelt zich een beetje somber.
We hebben de onderliggende LEA opgesteld in samenwerking met de lokale schoolbesturen/ directies (VOBO, SKOBOS, RBOB) en de gemeente in de werkgroep LEA.
Voor het opstellen van de LEA 2013-2015 hebben diverse beleidsnota’s als uitgangspunt gediend. Zo vormt het WMO beleidsplan de kapstok, maar hebben ook de afzonderlijke beleidsplannen van de schoolbesturen gediend als inspiratie. Daarnaast hebben we gekeken naar de Jeugdmonitor van de GGD, het lokale gezondheidsbeleid en het doorontwikkelplan CJG. De basis voor de LEA vormt de jeugdvisie zoals uitgewerkt in deel 1.
16
Bij het opstellen van de Lokale Educatieve Agenda zijn we uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
-
Met de LEA geven we invulling aan het lokale onderwijsbeleid. We stellen hiermee prioriteiten vast tussen onderwijs en gemeente, waar we de komende jaren blijvend of extra aandacht aan willen besteden.
-
De wettelijke verankering van de LEA is terug te vinden in de Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet Ontwikkelingskansen door Educatie.
-
We laten onderwijshuisvesting binnen de LEA buiten beschouwing. Dit onderwerp bespreken we tijdens het reguliere Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO).
-
De LEA is een flexibel document. Dat wil zeggen dat nieuwe ontwikkelingen of nieuwe inzichten kunnen leiden tot een aanpassing.
-
De primaire doelgroep van de LEA zijn jongeren in het primair en voortgezet onderwijs in de gemeente Oirschot. Voor een aantal onderwerpen breiden we deze doelgroep uit naar kinderen van 0-4 jaar.
-
3
De primaire partners in de LEA zijn de schoolbesturen van het primair en voortgezet onderwijs in de gemeente Oirschot en de gemeente. Mocht een bepaald onderwerp betrekking hebben op een bredere doelgroep, bijvoorbeeld kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, dan betrekken we ook deze partners.
-
In de LEA nemen we uitsluitend onderwerpen op waarvoor scholen en/of gemeente eindverantwoordelijk zijn. Onderwerpen waarvan de primaire verantwoordelijkheid bij de ouders ligt nemen we niet op in de LEA.
-
2.
De LEA geeft geen financieel kader voor de verschillende onderwerpen.
LEA 2013-2015
De basis van de LEA wordt gevormd door de in deel 1 weergegeven jeugdvisie. In deze visie zijn we ingegaan op de maatschappelijke functie van het onderwijs. We hebben gesteld dat het onderwijs een van de belangrijkste partners in een ‘civil society’ is. We erkennen ook lokaal gezien het belang van deze maatschappelijke functie van het onderwijs. We kiezen er echter nadrukkelijk niet voor om het onderwijs een dergelijke maatschappelijke functie toe te bedelen die veel verder gaat dan we in alle redelijkheid van het onderwijs kunnen verwachten. De primaire functie van het onderwijs blijft het voorbereiden van jeugdigen op participatie in de samenleving door het realiseren van de kerndoelen. Door de invulling van deze kerntaak levert het onderwijs een belangrijke bijdrage aan het gezond opvoeden en opgroeien van alle jeugdigen.
3
Schoolbestuur en/of vertegenwoordiging van het schoolbestuur door schooldirectie.
17
In dit kader kiezen we niet voor een brede LEA met veel partners en veel verschillende onderwerpen. We hebben de keuze gemaakt voor een beperkt aantal onderwerpen, waarmee we denken bij te dragen aan het creëren van een gezond opvoed- en opgroeiklimaat van jeugdigen.
We hebben onderwerpen opgenomen in de Lokale Educatieve Agenda: 1. waarvoor niet de ouders maar scholen en/of gemeenten primair eindverantwoordelijk zijn en; 2. waartoe we wettelijk verplicht zijn of; 3. waaraan we extra aandacht willen besteden op basis van landelijke ontwikkelingen of; 4. waaraan we extra aandacht willen besteden omdat de specifieke Oirschotse situatie daarom vraagt.
Ad 1)
Verantwoordelijkheid ouders
We hebben de keuze gemaakt om uitsluitend onderwerpen op te nemen waarvan we vinden dat de ouders hier niet primair verantwoordelijk voor zijn. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind(eren). Daar horen onderwerpen bij zoals een gezonde leefstijl (o.a. gezonde voeding, sport en bewegen, roken, drugs, seksualiteit). Scholen besteden in veel gevallen wel aandacht aan deze onderwerpen, onder andere door extra voorlichting of ondersteuning aan ouders en kinderen, maar zijn niet eindverantwoordelijk hiervoor. Voor de onderwerpen zoals opgenomen in het hiernavolgende schema zijn de school of gemeente wél eindverantwoordelijk.
Ad 2)
Wettelijke verplichting
Gemeenten en onderwijs zijn wettelijk verplicht om jaarlijks overleg te voeren en afspraken te maken over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden. We hebben in de lokale situatie (primair en voortgezet onderwijs) niet of nauwelijks te maken met etnische segregatie. Ongeveer 95% van de jongeren in Oirschot is autochtoon. Ongeveer 3% is westers allochtoon en ongeveer 2% niet-westers allochtoon. Het voorkomen van segregatie en het bevorderen van integratie is lokaal geen issue en hebben we om die reden niet opgenomen in de LEA. We hebben wel te maken met onderwijsachterstanden in de vorm van gewichten leerlingen. In het primair onderwijs heeft ongeveer 5% 4
van de leerlingen een leerlingengewicht (waarvan 1% een gewicht 1,2 en 4% een gewicht 0,3) . Deze gewichtenleerlingen zijn vrij gelijkmatig verspreid over de verschillende scholen. Het percentage gewichtenleerlingen op de scholen loopt van 2% (Antoniusschool), tot 8% (Paulusschool). We zien daarom geen reden om in te zetten op het komen tot een meer evenwichtige verdeling van leerlingen met onderwijsachterstanden.
4
Op basis van landelijke gewichtenregeling. Gewichten zijn gebaseerd op het opleidingsniveau van de ouders.
18
Wel besteden we extra aandacht aan gewichtenleerlingen in het kader van VVE (voor- en vroegschoolse educatie). Voor de uitwerking hiervoor verwijzen we naar paragraaf 3 doelstellingen en activiteiten.
In het kader van de Wet OKE (Ontwikkelingskansen door Educatie) is de gemeente verplicht overleg te voeren met scholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen over: −
een zo groot mogelijke deelname van het aantal kinderen aan voorschoolse educatie;
−
de wijze waarop die kinderen worden toegeleid naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, en
−
de organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie, en
−
resultaten van vroegschoolse educatie.
Deze onderwerpen hebben we opgenomen in de LEA onder de noemer VVE. Ad 3)
Landelijke ontwikkelingen
We hebben de komende jaren te maken met een aantal (nieuwe) landelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het lokale onderwijsbeleid. Hier komen nieuwe (wettelijke) taken uit voort. Dit betreft de invoering van passend onderwijs, transitie jeugdzorg, (door)ontwikkeling van het CJG, nieuwe regelgeving rondom maatschappelijke stages en de Wet Ontwikkelingskansen door Educatie. We hebben deze onderwerpen en de activiteiten die hieruit voortkomen opgenomen in de LEA. Ad 4)
Lokale ontwikkelingen
Het gedrag van jongeren in Oirschot is op veel gebieden, zoals sport en beweging, lichamelijke en geestelijke gezondheid, voeding en roken, vergelijkbaar met dat van jongeren in de regio. Alcoholconsumptie onder jongeren (12-18 jaar) is in Oirschot echter aanzienlijk en structureel hoger dan 5
landelijke en regionale gemiddelden . We hebben er daarom voor gekozen dit onderwerp op te nemen in de LEA, ondanks het feit dat scholen hier niet eindverantwoordelijk voor zijn. We nemen nadrukkelijk niet de verantwoordelijkheid van ouders op dit gebied over, maar willen wel aanvullend hierop extra aandacht besteden aan overmatig alcoholgebruik door jongeren, gezien de negatieve gevolgen hiervan. Daarnaast hebben we de ‘eigenwijsdag’ en de ‘jeugdgemeenteraad’ opgenomen in de LEA. Beide zijn lokale initiatieven voor leerlingen van het primair en voortgezet onderwijs.
5
Bron: Tabellenboek Jeugdmonitor 2007 en 2011
19
Bovenstaande selectie betekent niet dat we geen aandacht besteden aan alle andere onderwerpen zoals leerplicht, voortijdig schoolverlaten, sport en bewegen en veiligheid in en om de school. We besteden hier op reguliere basis aandacht aan en voldoen aan onze wettelijke taken. We besteden echter geen extra aandacht aan deze onderwerpen. De onderwerpen zijn onder te verdelen in drie categorieën. Voor de eerste categorie geldt dat de scholen in principe zelf eindverantwoordelijk zijn. De gemeente heeft hier een ondersteunende en eventueel faciliterende rol. In de tweede categorie delen scholen en gemeente verantwoordelijkheid. Gemeente en scholen werken samen aan het bereiken van de doelstellingen. In de derde categorie staan onderwerpen waarover de gemeente eindverantwoordelijkheid heeft. Scholen hebben hierbij een ondersteunende rol. In de vierde categorie staan onderwerpen waar we een meer regionale verantwoordelijkheid voor geldt.
LEA 2013-2015 gemeente Oirschot
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Categorie 4
School verantwoordelijk
Gemeente/ school delen
Gemeente
Regionale
verantwoordelijkheid
verantwoordelijk
verantwoordelijkheid
2.1 Alcohol
3.1 Brede school
1.1 Onderwijskwaliteit
Thema’s jeugdvisie
Maatschappelijke opvoeding
1.2 Maatschappelijke
Participatie
2.2 Jongeren en politiek
stages 1.3 Passend onderwijs
2.3 Passend onderwijs
3.2 Jeugdzorg
4.1 Passend onderwijs
2.4 Zorg in de school
3.3 CJG
4.2 Samenwerking PO-
2.5 VVE
Zorg voor elkaar
VO
2.6 Samenwerking POVO
3.
Doelstellingen en activiteiten
Voor elk van de in bovenstaand schema genoemde onderwerpen hebben we doelstellingen en activiteiten geformuleerd. Een aantal van deze doelstellingen en activiteiten komen terug in het WMO activiteitenplan, onderdeel jeugd.
20
Per onderwerp geven we een korte beschrijving van het onderwerp, de doelstelling en de doelgroep weer. Daarnaast geven we aan welke partners bij de realisatie van de doelstelling betrokken zijn en in welke beleidsnota’s de doelstelling opgenomen is. Per activiteit geven we aan welke partij kartrekker is in de kolom “wie”. Dit betekent niet dat andere partijen hier niet bij betrokken zijn, maar zij hebben geen eindverantwoordelijkheid. We geven de periode aan waarin de activiteiten plaatsvinden en beschrijven vanuit welke beleidsnota de actie uiteindelijk wordt uitgevoerd. Zo worden activiteiten in het kader van het CJG uitgevoerd vanuit het WMO beleidsplan en het doorontwikkelplan CJG. Vanuit de LEA volgen we deze ontwikkelingen en werken mee aan de uitvoering, maar zijn geen kartrekker hierin.
1. 1 Onderwijskwaliteit
Onderwijskwaliteit is een primaire verantwoordelijkheid van de school. Alle scholen in Oirschot, zowel primair als voortgezet onderwijs, hebben het vertrouwen van de onderwijsinspectie, staan onder regulier toezicht van de Inspectie en scoren tenminste voldoende als het gaat om onderwijskwaliteit. Scholen streven ernaar dit niveau van onderwijskwaliteit te handhaven en/of te verbeteren in het belang van de leerlingen. Dit is met name een interne aangelegenheid van de scholen. Met betrekking tot een aantal zaken kan samenwerking tussen LEA partners echter meerwaarde hebben ter verbetering of in standhouding van de onderwijskwaliteit. Indien dit het geval is, bespreken we dit in de werkgroep LEA. Zo kan ‘contextrijk’ leren (meer) vorm krijgen door samenwerking tussen gemeente, onderwijs en andere maatschappelijke partners. Ook taalbeleid en dyslexie zijn hier een voorbeeld van. We proberen hierbij zoveel mogelijk een positieve insteek te hanteren. Zo hebben we bijvoorbeeld een uitstekende techniek afdeling op het Kempenhorst College. Hoe kunnen we andere partners hierbij betrekken (contextrijk leren), hoe kunnen basisscholen hiervan mee profiteren en hoe krijgen we meer leerlingen ertoe om voor techniek te kiezen? Dit zijn vragen die in de LEA aan bod kunnen komen. Hoe kunnen we andere partners hierbij betrekken (contextrijk leren), hoe kunnen basisscholen hiervan mee profiteren en hoe krijgen we meer leerlingen ertoe om voor techniek te kiezen? Dit zijn vragen die in de LEA aan bod kunnen komen. We nemen op dit moment alleen taalbeleid op als specifiek onderwerp als het gaat om onderwijskwaliteit. Veel scholen in het primair onderwijs scoren minder goed qua cito-scores als het gaat om taal en woordenschat. Daarnaast hebben we in Oirschot te maken met een hoog percentage dyslexie leerlingen, zowel in het basis- als het voortgezet onderwijs. Op het moment dat andere onderwerpen een rol gaan spelen tijdens de uitvoeringsperiode van de LEA voegen we deze onderwerpen toe.
21
Doelstelling:
Het instandhouden of verbeteren van de onderwijskwaliteit ten aanzien van: A.
Taalbeleid en dyslexie
B.
Overige onderwerpen
Doelgroep:
Leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs
Partners:
Primair onderwijs, voortgezet onderwijs, gemeente, eventueel andere maatschappelijke partners
Beleidsnota’s: LEA
Activiteit
Wie
Periode
Beleid
Uitwisselen van kennis en ervaring en daar waar nodig
PO, VO
2013-2015
LEA
Onderzoeken mogelijkheden ‘Bibliotheek op School’ op
PO,
2013
LEA
de scholen voor primair onderwijs in de kleine kernen
gemeente
2013-2015
LEA
inhoudelijke afstemming m.b.t. taalbeleid tussen het primair en voortgezet onderwijs
(Middelbeers, Oostelbeers en Spoordonk) Uitwisselen van kennis en ervaring en daar waar nodig
PO, VO
inhoudelijke afstemming over het signaleren en ‘behandelen’ van dyslexie leerlingen tussen het primair en voortgezet onderwijs
1.2 Maatschappelijke stages
Vanuit de jeugdvisie willen we zoveel mogelijk ontwikkelings- en ontplooiingsmogelijkheden voor jeugdigen creëren. We vinden het van belang dat alle jongeren naar vermogen zo actief mogelijk kunnen meedoen en meedenken over de samenleving en hun eigen leefomgeving. Vrijwilligerswerk is hier bij uitstek een geschikt medium voor. Op dit moment vervult ongeveer 15% van de Oirschotse jongeren tussen de 12 en 6
18 jaar vrijwilligerswerk (t.o.v. 11% in de regio Zuidoost-Brabant) . Ook vanuit de rijksoverheid wordt het belang van vrijwilligerswerk door jongeren gezien. In dit kader is sinds het schooljaar 2011-2012 een maatschappelijke stage voor leerlingen van het voortgezet onderwijs verplicht. Op basis van het nieuwe regeerakkoord verdwijnt deze verplichting per 2015 (schooljaar 2015-2016).
6
Kernindicatoren Jeugdmonitor 12 t/m 18 jaar 2011 GGD Brabant Zuidoost
22
Doelstelling:
Het stimuleren van vrijwilligerswerk door jeugdigen waardoor zij a) kennis maken met vrijwilligerswerk en b) een bijdrage leveren aan hun eigen leefomgeving.
Doelgroep:
Leerlingen in het voortgezet onderwijs
Partners:
Voortgezet onderwijs, Welzijn Best Oirschot, gemeente
Beleidsnota’s: WMO (jeugd), LEA
Activiteit
Wie
Periode
Beleid
Continuering maatschappelijke stages in het
VO
2013-2015
LEA
In kaart brengen mogelijkheden voor vervolg
VO.
2013-2015
LEA
maatschappelijke stages vanaf schooljaar 2015-2016
gemeente
Kempenhorst College
1.3 Passend onderwijs
Zie 2.2. passend onderwijs
2.1 Alcohol
Het gedrag van jongeren in Oirschot is op veel gebieden vergelijkbaar met dat van jongeren in de regio. Alcoholconsumptie onder jongeren (12-18 jaar) is in Oirschot echter aanzienlijk hoger dan landelijke en 7
regionale gemiddelden (2011) : Oirschot
Regio
Drinkt 20 glazen alcohol of meer per week
10%
5%
Is in de afgelopen 4 weken dronken of aangeschoten geweest
23%
19%
Heeft in de afgelopen 4 weken alcohol gedronken
49%
41%
Heeft in de afgelopen 4 weken tenminste 1 x 5 glazen of meer gedronken
39%
30%
Ook in 2007 (Jeugdmonitor GGD Brabant Zuidoost) was er onder Oirschotse jongeren sprake van een aanzienlijk hogere alcoholconsumptie dan bij jongeren uit de regio. Het probleem lijkt hiermee structureel te zijn. Overmatig alcoholgebruik op jonge leeftijd heeft vele negatieve effecten. Alcohol is extra ongezond tijdens de groei, verstoort de ontwikkeling van de hersenen en kan zelfs blijvende schade aan de hersenen veroorzaken. 7
Kernindicatoren Jeugdmonitor 12 t/m 18 jaar 2011 GGD Brabant Zuidoost
23
Bij jongeren die regelmatig drinken is de kans op alcoholverslaving op latere leeftijd groter. Jongeren die veel alcohol consumeren hebben minder goede school-, studie- en werkprestaties en de kans op onveilig vrijen wordt vergroot. Door alcoholgebruik vindt een toename van ongelukken en agressie plaats en in extreme gevallen kan veel drinken in korte tijd zelfs leiden tot een alcoholvergiftiging, bewusteloosheid, coma of overlijden. Gezien de hoge mate van alcoholconsumptie onder Oirschotse jongeren en de gevolgen die hierdoor kunnen optreden, nemen we het onderwerp alcohol op in de LEA. De primaire verantwoordelijkheid t.a.v. alcoholgebruik blijft echter bij de ouders liggen. We nemen niet de verantwoordelijkheid van ouders op dit gebied over, maar willen wel aanvullend hierop extra aandacht besteden aan dit onderwerp binnen het onderwijs. Het tegengaan van overmatig alcoholgebruik kan zowel in preventieve als in handhavende zin. We richten ons in de LEA uitsluitend op de preventieve kant. Doelstelling:
Het voorkomen, verminderen of uitstellen van het alcoholgebruik onder jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 18 jaar.
Doelgroep:
Leerlingen in groep 8 van het primair onderwijs en jongeren in het voortgezet onderwijs
Partners:
Primair en voortgezet onderwijs, gemeenten, maatschappelijke organisaties
Beleidsnota’s: LEA, WMO (jeugd)
Activiteit
Wie
Periode
Beleid
Voorlichtingslessen aan leerlingen PO door het
PO,
2013-2015
Gezondheidsbeleid
jongerenwerk
gemeente
Voorlichtingslessen aan leerlingen VO door Stichting
VO,
2013-2015
Gezondheidsbeleid
Voorkom
gemeente
Eventueel aanvullende preventieactiviteiten,
PO, VO,
2013-2015
Gezondheidsbeleid
waaronder voorlichting, voor leerlingen en/of ouders
gemeente
2.2 Jongeren en politiek
Vanuit de jeugdvisie willen we jongeren stimuleren om actief mee te doen en/of mee te denken aan of over de samenleving of de eigen leefomgeving. De jeugdgemeenteraad (PO) en de eigenwijsdag (VO) zijn lokale initiatieven vanuit gemeente en onderwijs om jongeren kennis te laten maken met de politiek en gestimuleerd worden om na te denken over (de verbetering van) hun eigen leefomgeving.
24
Beide initiatieven lopen al jarenlang (sinds 1996 respectievelijk 2004) en voeren we sindsdien op dezelfde manier uit. De laatste jaren merken we dat de belangstelling en betrokkenheid van jongeren verminderden. We willen daarom samen met de betrokken partners nadenken over de doelen, rollen en verantwoordelijkheden van deze initiatieven. We omarmen nog steeds de doelstelling om de maatschappelijke participatie van jongeren te bevorderen.
Doelstelling:
Het stimuleren van jongeren om actief mee te doen en/of mee te denken aan of over de samenleving of de eigen leefomgeving.
Doelgroep:
Leerlingen in groep 8 van het basisonderwijs en leerlingen voortgezet onderwijs.
Partners:
PO, VO, gemeente, incidenteel andere maatschappelijke partners
Beleidsnota’s: WMO (jeugd), LEA
Activiteit
Wie
Periode
Beleid
Op basis van uit te voeren evaluatie stopzetting,
PO,
2013
LEA
aanpassing of continuering van huidige vorm van
gemeente
2013
LEA
jeugdgemeenteraad Op basis van uit te voeren evaluatie stopzetting,
VO,
aanpassing of continuering van huidige vorm van
gemeente
eigenwijsdag
2.3 Passend onderwijs
De invoering van de wet Passend onderwijs heeft voor zowel scholen als gemeenten veel gevolgen. De wet moet ervoor zorgen dat leerlingen in de toekomst een zo passend mogelijke plek in het onderwijs krijgen. Niet de huidige indicatie maar de ondersteuningsvraag van de leerling staat centraal. Er wordt niet langer uitgegaan van de beperking van de leerling maar van de vraag ‘met welke ondersteuning kan deze beperking opgeheven worden?’. Dit moet uiteindelijk leiden tot zo passend mogelijk onderwijs voor alle leerlingen, minder bureaucratie, budgettaire beheersbaarheid en transparantie, beter toegeruste leerkrachten, geen thuisblijvers en meer afstemming tussen verschillende sectoren. Voor de uitvoering van deze wet worden samenwerkingsverbanden voor het primair en samenwerkingsverbanden voor het voortgezet onderwijs ingericht. Deze samenwerkingsverbanden krijgen de verantwoordelijkheid over de uitvoering en financiering van passend onderwijs:
25
Samenwerkingsverband primair onderwijs: Bergeijk, Bladel, Cranendonck, Eersel, Heeze-Leende (gedeeltelijk), Oirschot, Reusel De Mierden, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre
Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs: Bergeijk, Best, Bladel, Eersel, Eindhoven, Heeze-Leende (gedeeltelijk), Nuenen, Oirschot, Reusel De Mierden, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre
Voor scholen betekent de wet concreet dat zij per 1 augustus 2014 moeten voldoen aan de zorgplicht, d.w.z. dat zij voor elke leerling die zich aanmeldt bij de school een passend onderwijsaanbod moeten doen, al dan niet op de eigen school. De verantwoordelijkheid voor passend onderwijs ligt dus bij de scholen/ schoolbesturen. Ook de gemeenten zijn in het kader van passend onderwijs echter een aantal taken en verantwoordelijkheden toebedeeld:
-
Jeugdzorg: De gemeente is/wordt verantwoordelijk voor jeugdzorg. Dit betreft alle zorg die het onderwijs niet direct alleen kan of wil oplossen. In dit kader is afstemming tussen onderwijs en het gemeentelijk jeugdzorgdomein van essentieel belang, met name om de gedachte één kind, één gezin, één plan te kunnen verwezenlijken. Deze afstemming is formeel vorm gegeven in de verplichting richting de schoolbesturen om Op Overeenstemming Gericht Overleg met de gemeenten in het samenwerkingsverband te voeren over het ondersteuningsplan. Dit overleg is gericht op het bereiken van overeenstemming, de gemeente heeft geen instemmingsrecht.
-
Leerlingenvervoer: de invoering van passend onderwijs kan gevolgen hebben voor leerlingenvervoer. Gemeenten zijn hiervoor verantwoordelijk.
-
Onderwijshuisvesting: de invoering van passend onderwijs kan gevolgen hebben voor onderwijshuisvesting. Meer zorgleerlingen betekent niet per direct dat er aanpassingen in de huisvesting dienen te komen, maar we dienen hier wel rekening mee te houden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor onderwijshuisvesting.
-
Leerplicht: De leerplichtambtenaar is verantwoordelijk voor leerlingen die buiten de boot dreigen te vallen (waarvoor geen passend onderwijsaanbod geboden kan worden) én heeft een signaalfunctie richting Onderwijsinspectie in het geval scholen zich onttrekken aan de zorgplicht.
. Doelstelling:
Alle scholen voor het primair en voortgezet onderwijs in Oirschot voldoen vanaf 1 augustus 2014 aan de zorgplicht passend onderwijs.
Doelgroep:
Leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs
Partners:
Primair en voortgezet onderwijs, gemeenten, samenwerkingverbanden PO en VO
Beleidsnota’s: LEA, WMO (jeugd)
26
Activiteit
Wie
Periode
Beleid
Overleg gemeente – PO/VO over
PO, VO,
2013
LEA
2013
LEA
LEA
-
ondersteuningsprofielen scholen PO en VO
-
gevolgen voor gemeentelijk preventie- en
gemeente
ondersteuningsaanbod voor jeugd/ transitie jeugdzorg Overleg gemeente – samenwerkingsverbanden over
PO, VO,
ondersteuningsplan samenwerkingsverbanden PO en
RSV,
VO
gemeente
Overeenstemming (conform door beide partijen
PO, VO,
Vóór 1 mei
vastgestelde procedure voor OOGO) over
RSV,
2014
ondersteuningsplannen PO en VO tussen gemeenten
gemeente
en samenwerkingsverbanden PO en VO In kaart brengen gevolgen voor leerlingenvervoer
Gemeente
2013-2014
LEA
In kaart brengen gevolgen voor onderwijshuisvesting
Gemeente
2013-2014
LEA
Vaststelling ondersteuningsplan
Inspectie
Vóór 1 aug
LEA
2014 Implementatie passend onderwijs
PO, VO
Vanaf 1 aug
LEA
2014
2.4 Zorg in de school
Een dekkende en effectieve zorgstructuur in en rond het onderwijs is essentieel voor het gezond opgroeien van jeugdigen. Uitgangspunt voor deze zorgstructuur in Oirschot is het bieden van zorg zo dicht mogelijk bij het kind. Dat betekent dat we eerst binnen de eigen organisatie kijken welke zorg of ondersteuning geboden kan worden, bijvoorbeeld door de eigen leerkracht, intern begeleider of intern zorgteam van de school. In deze setting worden de lichtere casussen behandeld die rechtsreeks te maken hebben met het kind en zijn of haar leeromgeving. Als de vraag te complex is en/ of er sprake is van meervoudige problematiek, dan kan de vraag doorgeleid worden naar het bovenschoolse casuïstiekoverleg (ZAT). In het ZAT zijn hulpverleners van verschillende instellingen vertegenwoordigd. Er zijn in Oirschot twee bovenschoolse casuïstiekoverleggen actief: 12- overleg (Netwerk jeugdhulpverlening/ZAT 12-) en het ZAT 12+. Voor een uitgebreide toelichting op deze lokale zorgstructuur verwijzen we naar bijlage 1.
27
Welke ondersteuning de school wel en welke ondersteuning de school niet kan bieden, kan verschillen per school. In het kader van de invoering van de Wet passend onderwijs stellen scholen een ondersteuningsprofiel op. In dit profiel geven zij aan welke zorg de school kan bieden. Uit dit profiel blijkt welke ondersteuning de school aan leerlingen kan geven en welke leerlingen (met welke ondersteuningsbehoefte) de school dus een passend onderwijsaanbod kan doen. In dit kader is samenwerking en afstemming met het gemeentelijk jeugdzorgdomein essentieel. In de Wet Passend 8
Onderwijs is opgenomen dat het bevoegd gezag van een school “zo nodig in overleg dient te treden met ” uitvoeringsorganen van andere jeugd(zorg)domeinen, waaronder organen die vallen onder de huidige Wet op de Jeugdzorg en de uitvoerende instantie van de Jeugdgezondheidszorg. De activiteiten die genoemd zijn bij 2.2. passend onderwijs, 3.1 Jeugdzorg en 3.2 CJG hebben dan ook een directe relatie met 2.3 zorg in de school.
Doelstelling:
Het doorontwikkelen (kwaliteitsverbetering) van een dekkende zorgstructuur in en rond het onderwijs en de wettelijke schakel naar het onderwijs vanuit het CJG.
Doelgroep:
Jeugdigen in de leeftijd van 4 tot 16 jaar die woonachtig zijn in Oirschot. We willen vanzelfsprekend een dekkende zorgstructuur realiseren voor jeugdigen van 0 tot 23 jaar. Deze brede doelstelling hebben we opgenomen in het doorontwikkelplan CJG. In het kader van de LEA richten we ons uitsluitend op jeugdigen binnen het primair en voortgezet onderwijs in Oirschot (4-16 jaar).
Partners:
PO, VO, gemeente, partners in het brede jeugdzorgdomein, CJG
Beleidsnota’s: WMO activiteitenplan (onderdeel jeugd), CJG doorontwikkelplan, LEA
8
Artikel 8 lid 2 voor het WPO, Artikel 17 b voor het WVO
28
Activiteit
Wie
Periode
Beleid
Overleg gemeente, PO en VO over afstemming
gemeente
2012-2013
LEA
Kwaliteitsverbetering zorgstructuur primair onderwijs,
PO,
2013-2015
Doorontwikkel-
o.a:
gemeente
transitie jeugdzorg en passend onderwijs/ zorg in en om de school
plan CJG
Inzet schoolmaatschappelijk werk Spreekuur JGZ (Infopunt Opvoeding) Interne zorgteams basisonderwijs (incl. inzet JGZ (GGD) en SMW) Basis- en Maatwerkpakket JGZ (GGD) ZAT 12- (Netwerk jeugdhulpverlening) Evt. aanvulling/ uitbreiding van functies
Kwaliteitsverbetering zorgstructuur voortgezet
VO,
onderwijs, o.a:
gemeente
•
2013-2015
Doorontwikkelplan CJG
Inzet schoolmaatschappelijk werk Intern zorgteam voortgezet onderwijs (incl. inzet JGZ (GGD) en SMW) Basis- en Maatwerkpakket JGZ (GGD) ZAT 12+ Evt. aanvulling/ uitbreiding van functies
Het voeren van een inhoudelijke discussie en het als
PO, VO,
resultaat daarvan maken van niet-vrijblijvende
gemeente
2013-2015
Doorontwikkelplan CJG
afspraken over rollen, regie en verantwoordelijkheden tussen gemeente en onderwijs ten aanzien van zorg voor leerlingen Het maken van afspraken over rollen, regie en verantwoordelijkheden tussen voorschoolse
gemeente
2013-2015
Doorontwikkelplan CJG
voorzieningen, basisscholen en gemeente (CJG) ten aanzien van de overdracht van zorg voor jeugdigen (aansluiting zorgstructuur voor- en vroegschools, zie ook 2.5 VVE)
29
2.5 VVE
Voor- en vroegschoolse educatie houdt in dat kinderen op jonge leeftijd meedoen aan educatieve programma’s. De programma’s beginnen in een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf (voorschool) en lopen door in de eerste twee groepen van de basisschool (vroegschool). De doelstelling van het landelijk VVE beleid is om de ontwikkeling van kinderen uit achterstandsgroepen zodanig te stimuleren dat hun kansen op een goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière worden vergroot. Het gaat hierbij met name om het risico op of een feitelijke taalachterstand. Gemeenten zijn wettelijk verplicht invulling te geven aan VVE. Dit is vastgelegd in de Wet Ontwikkelingkansen door Educatie. Hoe we hier als gemeente, in samenwerking met onze partners, invulling aan willen geven, hebben we beschreven in de door het college vastgestelde notitie “Wet OKE gemeente Oirschot”. Naast de voor- en vroegschoolse educatie met als doel achterstanden te voorkomen of te verminderen, willen we ook een meer doorgaande leerlijn tussen voor- en vroegschool creëren. Dit betekent meer samenwerking, meer inhoudelijke afstemming en meer aandacht voor overdracht van kinderen van voor- naar vroegschool.
Doelstelling:
1.
We geven uitvoering aan de Wet OKE zoals beschreven in de notitie “Wet OKE gemeente Oirschot”. Daarbij hebben we de komende jaren extra aandacht voor:
-
Het maken van resultaatafspraken met voor- en vroegschool
-
Inhoudelijke afstemming van VVE programma’s tussen voor en vroegschool
-
Evaluatie van de invoering van de Wet OKE
2.
We creëren een meer doorgaande leerlijn tussen voor- en vroegschool, met extra aandacht voor:
-
Inhoudelijke afstemming ten aanzien van sociaal- emotionele ontwikkeling en taalontwikkeling van kinderen
-
Inhoudelijke afstemming ten aanzien van het pedagogisch handelen door pedagogisch medewerkers en leerkrachten.
Doelgroep:
-
Inhoudelijke afstemming ten aanzien van zorg voor jeugdigen
-
Overdracht van leerlingen van voor- naar vroegschool
Jeugdigen op kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, en groep 1 en 2 van het basisonderwijs
Partners:
Kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, PO, gemeente
Beleidsnota’s: LEA
30
Activiteit
Wie
Periode
Beleid
Het maken van resultaatafspraken met voor- en
Gemeente
2013
LEA
Inhoudelijke afstemming van “ VVE programma’s”
Kdv, psz,
2013-2014
LEA
tussen voor en vroegschool
PO
Evaluatie van de invoering van de Wet OKE, o.a. op
Gemeente
2013
LEA
Kdv, psz,
2013-2015
LEA
2013
LEA
2013-2015
LEA
vroegschool over VVE
basis van rapport onderwijsinspectie eventueel bijstellen notitie “Wet OKE gemeente Oirschot” Inhoudelijke afstemming ten aanzien van: -
sociaal- emotionele ontwikkeling
PO,
-
taalontwikkeling
gemeente
-
pedagogisch handelen
-
zorg voor jeugdigen
Evaluatie + bijstelling overdrachtsformulier en
Kdv, psz,
overdrachtsprotocol van voor- naar vroegschool
PO, gemeente
Jaarlijks overleg met kinderdagverblijven,
Gemeente
peuterspeelzalen, primair onderwijs, gemeente
2.6 Samenwerking PO-VO
We willen een meer doorgaande leerlijn voor jongeren gedurende hun schoolcarrière creëren. Jongeren starten veelal bij een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal, stromen door naar het basisonderwijs, maken de overstap naar het voortgezet onderwijs en vervolgen hun studie bij het middelbaar beroepsonderwijs, hoger onderwijs of wetenschappelijk onderwijs. We beperken ons in deze LEA tot een doorgaande leerlijn van voorschool (kinderdagverblijf of peuterspeelzaal), naar het primair onderwijs, naar het voortgezet onderwijs. De afstemming tussen voorschool en primair onderwijs valt onder 2.3 VVE. Voor wat betreft (meer) afstemming en samenwerking tussen het primair en voortgezet onderwijs richten we ons met name op de lokale basisscholen en de doorstroming naar het Kempenhorst College. Wij proberen het Heerbeeck College, als onderdeel van VOBO, op onderdelen hierbij te betrekken. Ongeveer 46% van de leerlingen uit Oirschot kiest voor het Kempenhorst College.
31
Een aanzienlijk ander gedeelte (31%) kiest voor het Heerbeeck College in Best. Om een meer doorgaande leerlijn van het primair naar het voortgezet onderwijs te creëren richten we ons met name op de warme overdracht van leerlingen, structurele kennisoverdracht over leerinhouden (rekenen en taal), uitwisseling van kennis en ervaring tussen leerkrachten en zorg in de school.
Doelstelling:
Structurele(re) en nauwe(re) samenwerking PO en VO door: a) Continuering gestructureerde overdracht leerlingen van PO naar VO. PO en VO informeren elkaar structureel en over een langere periode over de leerlingen die van PO naar VO overstappen. Informatieoverdracht vindt vooraf en achteraf plaats. Extra nadruk op leerlingen met extra zorgbehoefte. b) Structurele kennisoverdracht PO en VO over leerinhouden (rekenen, taal) c) Uitwisseling van kennis en ervaring tussen medewerkers van PO en VO d) Zorg in de school
Doelgroep:
Leerlingen PO en VO
Partners:
PO, VO, gemeente
Beleidsnota’s: LEA
Activiteit
Wie
Periode
Beleid
Inzet gezamenlijke orthopedagoog Kempenhorst
PO, VO
2013-2015
LEA
Uitwisseling van leerinhouden rekenen en taal
PO, VO
2013-2015
LEA
Afstemming ondersteuningsplannen
PO, VO,
2013-2015
LEA
(samenwerkingsverband) en ondersteuningsprofielen
gemeente
2013-2015
Doorontwikkel-
College en (een gedeelte van) de basisscholen + eventuele uitbreiding van de pilot.
(scholen) in het kader van passend onderwijs tussen PO, VO en gemeente Afstemming tussen ZAT 12 – en ZAT 12 + en intern
gemeente
zorgteam Kempenhorst College door het CJG Uitwisseling kennis en ervaring tussen leerkrachten PO
plan CJG PO, VO
2013-2015
LEA
en VO
32
3.1
Brede school
Er is geen eenduidige definitie van een brede school te geven. In het kader van deze LEA definiëren we een brede school daarom als een school waaraan één of meerdere maatschappelijke functies gekoppeld zijn, waardoor de ontwikkelingskansen van leerlingen worden vergroot. Een fysieke verbinding tussen de verschillende functies is een logisch gevolg hiervan, maar is niet per definitie noodzakelijk. In Oirschot kennen we reeds diverse scholen waaraan maatschappelijke functies gekoppeld zijn. Dit betreft met name kinderopvang en buitenschoolse opvang. Op termijn kunnen ook andere functies, zoals bibliotheekwerk, gekoppeld worden aan onderwijs. Fysiek gezien liggen hier mogelijkheden aangezien we de komende jaren te maken krijgen met forse leegstand in basisscholen als gevolg van dalende leerlingenaantallen. Inhoudelijk gezien, erkennen we een duidelijke meerwaarde in samenwerking tussen onderwijs en maatschappelijke voorzieningen zoals kinderopvang. Door een inhoudelijke (en fysieke) relatie tussen kinderopvang en onderwijs kunnen we een (meer) doorgaande leerlijn creëren. Andere maatschappelijke voorzieningen, zoals bibliotheekwerk, zijn aanvullend op onderwijs en hebben daarmee ook een duidelijke meerwaarde voor de scholen.
Doelstelling:
1.
Van solo-onderwijsvoorzieningen komen tot onderwijsvoorzieningen met een maatschappelijke functie door samenwerking met maatschappelijke partners
2.
Bestaande ‘brede scholen’ indien mogelijk en voor alle partijen wenselijk, uitbreiden met maatschappelijke functies.
Doelgroep:
Jeugdigen van 0 tot 16 jaar
Partners:
PO, VO, kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, andere maatschappelijke partners
Beleidsnota’s: LEA
We nemen geen specifieke acties op onder dit thema. Onderwijshuisvesting valt buiten de LEA. Acties met betrekking tot inhoudelijke samenwerking tussen voor- en vroegschool hebben we beschreven onder 2.4 VVE.
3.2
Jeugdzorg
Met ingang van 1 januari 2015 komt er een nieuwe stelselwijziging van de jeugdzorg. Met deze wijziging wil de landelijke overheid de druk op de gespecialiseerde jeugdzorg terugdringen en de verkokerde manier van werken in de jeugdzorg aanpakken. Alle jeugdzorg komt in handen van gemeenten, die hiermee een integrale aanpak van jeugdzorg gaan organiseren. Van preventie en licht pedagogische hulp tot en met de zware jeugdzorg. Er komt één financieringssysteem.
33
De centra voor Jeugd en Gezin gaan functioneren als front office voor de jeugdzorg. Gemeenten krijgen hierdoor de vrijheid om op lokaal niveau de zorg voor jeugd te regelen. In het belang van jeugdigen met extra ondersteuningsbehoefte is het van belang om ontwikkelingen rondom passend onderwijs en de transitie jeugdzorg op elkaar af te stemmen. De zorg voor de leerling op school moet afgestemd zijn op de zorg rondom het gezin, oftewel ‘één kind, één gezin, één plan’. Scholen zijn verantwoordelijk voor de zorg rondom het kind op school, gemeenten voor de zorg rondom het kind en het gezin daarbuiten.
Doelstelling:
Voldoende, effectieve afstemming en samenwerking tussen onderwijs en gemeentelijke jeugdzorgdomein.
Doelgroep:
Jeugdigen in het PO en VO
Partners:
PO, VO, gemeenten (CJG) en alle overige partners die een rol hebben in zorg rondom jeugdigen.
Beleidsnota’s: WMO (jeugd), LEA
We voeren structureel overleg over bovenstaande doelstelling (zie 2.2 zorg in de school) en de gevolgen voor onderwijs en gemeente. Naar aanleiding van dit overleg kunnen we op termijn concrete acties formuleren.
3.3
CJG
Het Centrum voor Jeugd en Gezin is verantwoordelijk voor de uitvoering van vijf (wettelijke) taken (afgeleid vanuit prestatieveld 2 van de WMO en de Wet op de Jeugdzorg): -
Bieden van informatie en advies
-
Signaleren van problemen van jeugdigen en opvoeders
-
Bieden van toegang tot en toeleiden naar hulpaanbod
-
Aanbieden van licht-pedagogische hulp
-
Coördinatie van zorg
Het CJG Oirschot geeft invulling aan deze taken en werkt daarbij zoveel mogelijk vindplaatsgericht. Dit om uitvoering te geven aan het uitgangspunt ‘ zorg zo dicht mogelijk bij het kind’ én aan de wettelijke eis dat het CJG is aangesloten op zorgstructuren van het onderwijs. Dit betekent dat we zorg en ondersteuning bieden op die plekken waar jeugdigen en ouders veel komen: peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen (vindplaatsen). Het gaat om ondersteuning en hulp aan zowel ouders en jeugdigen, als aan leerkrachten en medewerkers op de vindplaatsen. De medewerkers van het CJG zijn op deze plekken vertegenwoordigd en maken deel uit van de interne zorgteams van de verschillend organisaties.
34
Het CJG is een netwerkorganisatie. Tot de kernpartners van het CJG behoren Zuidzorg (jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar), GGD (jeugdgezondheidszorg 4-19 jaar), Lumensgroep (maatschappelijk werk) en Welzijn Best Oirschot (jongeren(opbouw)werk). We rekenen alle activiteiten van deze instellingen ten behoeve van de doelgroep jeugd tot de activiteiten van het CJG.
Onderwijs vervult in dit kader drie rollen. Scholen zijn vindplaatsen, hebben een belangrijke signaalfunctie en bieden lichte vormen van hulp/ ondersteuning (intern zorgteam). Deze ondersteuning richt zich met name op problemen die gerelateerd zijn aan leerprestaties en leergedrag op school.
Doelstelling:
We hebben in Oirschot een efficiënt en doelmatig Centrum voor Jeugd en Gezin: -
Dat voldoet aan het wettelijke basismodel zoals opgelegd door de rijksoverheid aan de gemeente Oirschot.
-
Dat voorbereid is op de (gefaseerde) overheveling van specialistischere vormen van jeugdzorg van de provincie naar de gemeente Oirschot (transitie jeugdzorg).
-
Op termijn (na de transitie) uitvoering geeft aan de uitvoering van specialistischere vormen van jeugdzorg die op het moment van schrijven nog wordt uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg.
-
Dat invulling geeft aan de eigen visie en uitgangspunten zoals neergelegd in deze Jeugdvisie, de LEA en het ontwerpplan.
Doelgroep:
Jeugdigen in het PO en VO
Partners:
PO, VO, gemeenten (CJG) en alle overige partners die een rol hebben in zorg rondom jeugdigen.
Beleidsnota’s: WMO (jeugd), LEA
35
Activiteit
Wie
Periode
Beleid
In samenwerking tussen het CJG en het onderwijs het
Gemeente,
2013-2015
Doorontwikkel-
evalueren en indien nodig verbeteren van:
PO, VO
-
plan CJG
Uitvoeren van de signaalfunctie van het onderwijs
-
Aansluiting interne zorgteams PO en VO met het CJG
-
Gebruik van Zorg voor Jeugd door het onderwijs
Het vraaggericht bieden van extra ondersteuning aan
Gemeente,
scholen/leerkrachten in het kader van passend
PO, VO
2013-2015
LEA
onderwijs (toename aantal leerlingen met grotere zorgbehoefte) door het CJG
4.1
Passend onderwijs
Zie 2.4 passend onderwijs
4.2
Samenwerking PO-VO
Onder paragraaf 2.6 hebben we doelstellingen en activiteiten geformuleerd om te komen tot een meer doorgaande leerlijn voor jongeren tussen het primair en voortgezet onderwijs. Voor wat betreft (meer) afstemming en samenwerking tussen het primair en voortgezet onderwijs richten we ons met name op de lokale basisscholen en de doorstroming naar het Kempenhorst College. Een aanzienlijk percentage (31 %) van de basisschoolleerlingen in Oirschot vervolgt hun opleiding echter op het Heerbeeck College in Best. Daarnaast gaan jongeren ook naar scholen voor voortgezet onderwijs in andere gemeenten. Om voor zoveel mogelijk jongeren een (meer) doorgaande leerlijn te creëren, moeten we daarom niet alleen met het Kempenhorst College maar ook met andere scholen samenwerken. Uit praktisch oogpunt proberen we deze samenwerking in eerste instantie, naast het Kempenhorst College, met het Heerbeeck College vorm te geven.
36
Doelstelling:
Meer en structurele afstemming/ samenwerking tussen de lokale basisscholen, het Kempenhorst College en het Heerbeeck College in Best, met daarbij extra aandacht voor de overdracht van leerlingen van PO naar VO.
Doelgroep:
Leerlingen PO en VO
Partners:
PO, VO, gemeente
Beleidsnota’s: LEA
Activiteit
Wie
Periode
Beleid
Het creëren van meer en structurele afstemming/
PO, VO,
2013-2015
LEA
samenwerking tussen de lokale basisscholen, het
Heerbeeck
Kempenhorst College en het Heerbeeck College in
College
Best, met daarbij extra aandacht voor de overdracht van leerlingen van PO naar VO. We maken zo min mogelijk nieuwe afspraken maar gaan daarbij uit van bestaande afspraken tussen het primair onderwijs en het Kempenhorst College.
37
BIJLAGE 1
ZORGSTRUCTUUR
Figuur 1. Zorgstructuur in Oirschot in relatie tot het CJG
In bovenstaand schema hebben we de zorgstructuur in Oirschot in relatie tot het CJG gevisualiseerd. Uitgangspunt is dat we zorg zo dicht mogelijk bij het kind aanbieden. Dat betekent dat eerst binnen de eigen organisatie wordt gekeken welke zorg of ondersteuning geboden kan worden, bijvoorbeeld door de eigen leerkracht, intern begeleider of intern zorgteam van de school. In deze setting worden de lichtere casussen behandeld die rechtstreeks te maken hebben met het kind en zijn of haar leeromgeving. Als de vraag te complex is en/ of er sprake is van meervoudige problematiek, dan kan de vraag doorgeleid worden naar het 9
bovenschoolse casuïstiekoverleg (ZAT). In het ZAT zijn hulpverleners van verschillende instellingen vertegenwoordigd. Er zijn in Oirschot drie casuïstiekoverleggen actief: 12- overleg, 12+ overleg en het casuïstiekoverleg binnen Kempenhorstcollege.
Rol van het CJG Het CJG is verantwoordelijk voor de uitvoering van vijf (wettelijke) taken (afgeleid vanuit prestatieveld 2 van de WMO en de Wet op de Jeugdzorg):
9
We merken op dat de zorgroute op het Kempenhorstcollege iets anders verloopt. De school heeft een eigen zorgteam waar de IB-ers
en afdelingsleiders deel van uitmaken. Bij het overleg schuiven externe hulpverleners van diverse instellingen aan.
38
-
Bieden van informatie en advies
-
Signaleren van problemen van jeugdigen en opvoeders
-
Bieden van toegang tot en toeleiden naar hulpaanbod
-
Aanbieden van licht-pedagogische hulp
-
Coördinatie van zorg
Het CJG geeft invulling aan deze taken en werkt daarbij zoveel mogelijk vindplaatsgericht. Dit om uitvoering te geven aan de doelstelling dat we zorg zo dicht mogelijk aanbieden bij het kind én aan de wettelijke eis dat het CJG is aangesloten op zorgstructuren van het onderwijs. Dit betekent dat we zorg en ondersteuning bieden op die plekken waar jeugdigen en ouders veel komen: peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen (vindplaatsen). Het gaat om ondersteuning en hulp aan zowel ouders en jeugdigen, als aan leerkrachten en medewerkers op de vindplaatsen. De medewerkers van het CJG zijn op deze plekken 10
vertegenwoordigd en maken deel uit van de interne zorgteams.
CJG medewerkers hebben de mogelijkheid om een probleem of situatie in het schooloverstijgende casuïstiekoverleg (ZAT) te bespreken, als dit nodig blijkt. Het basisonderwijs en de voorschoolse voorzieningen nemen geen deel aan deze casuïstiekoverleggen, dit geldt wel voor de CJG medewerkers. Het CJG is verantwoordelijk op de aansturing van de ZAT’s. Vandaar dat de CJG coördinator deze overleggen voorzit. Op dit moment heeft het Kempenhorstcollege nog een eigen casuïstiekoverleg, de CJG medewerkers en de CJG coördinatoren nemen wel deel aan dit overleg.
Aanbod van het CJG in relatie tot de zorgstructuur Het CJG is een netwerkorganisatie. Tot de kernpartners van het CJG behoren Zuidzorg (jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar, GGD (jeugdgezondheidszorg 4-19 jaar), Lumensgroep (maatschappelijk werk) en Welzijn Best Oirschot (jongeren(opbouw)werk). We rekenen alle activiteiten van deze instellingen ten behoeve van de doelgroep jeugd tot de activiteiten van het CJG. We zetten deze medewerkers zoveel mogelijk in op de vindplaatsen, ter versterking van de zorgstructuur. In figuur 2- waarin de activiteiten van het CJG tot uitdrukking komen- hebben we deze activiteiten tot benoemd onder de term “CJG ambulant”. Onder deze activiteiten vallen op de scholen en de voorschoolse voorzieningen de deelname aan de interne zorgteams en de eigen spreekuren.
10
Belangrijk is om op te merken dat de figuur op de vorige pagina weergeeft op welke plekken het CJG op structurele basis is
vertegenwoordigd (bijvoorbeeld via inloopspreekuren). We onderkennen dat er nog andere plekken te benoemen zijn waar een jeugdige tijd doorbrengt en die als dusdanig te benoemen zijn als “opvoedmilieu”. Voorbeelden: het verenigingsleven, de werkkring of het gezin zelf. Het CJG Oirschot is er voor iedereen met een opvoed- en opgroeivraag, dit betekent dat ook bijvoorbeeld vrijwilligers terecht kunnen bij het CJG voor informatie of advies. Het CJG Oirschot wil zich ook onder deze doelgroep verder profileren.
39
Figuur 2. Aanbod CJG
Zorgstructuur 0-4 jaar Opvoedspreekuur Zuidzorg voor ouders/ professionals bij kinderdagverblijven/ peuterspeelzalen Zorgteams kinderdagverblijven/ peuterspeelzalen Inzet JGZ (Zuidzorg) in zorgteams Basis- en Maatwerkpakket Zuidzorg Spreekuren consultatiebureaus
Zorgstructuur basisonderwijs Inzet schoolmaatschappelijk werk (Lumens Groep) Spreekuur JGZ (Infopunt Opvoeding) (GGD) Zorgteams basisonderwijs Inzet JGZ (GGD) en SMW (Lumensgroep) in zorgteams Basis- en Maatwerkpakket JGZ (GGD)
40
Zorgstructuur voorgezet onderwijs Inzet Schoolmaatschappelijk (Lumens Groep) Zorgteams voortgezet onderwijs Inzet JGZ (GGD) en SMW (Lumensgroep) in zorgteams Basis- en Maatwerkpakket JGZ (GGD) op school
Schooloverstijgende casuïstiekoverleggen (12-/ 12- en Kempenhorst) Deelname Zuidzorg, GGD, Lumens Groep en jongeren(opbouw)werk Deelname coördinator CJG Deelname leerplichtambtenaar Deelname andere instellingen
Inlooppunt CJG bij SCC de Enck Aanstelling CJG coördinator Telefonische bereikbaarheidsdiensten CJG medewerkers (Zuidzorg, GGD, Lumens Groep en Welzijn Best Oirschot) Fysieke bezetting CJG loket door CJG medewerkers (Zuidzorg, GGD, Lumens Groep en Welzijn Best Oirschot) Continuering virtueel CJG (website)
Reguliere activiteiten door kernpartners CJG Oirschot Project Stevig Ouderschap Kindobservaties bij peuterspeelzalen en kinderdagverblijven Gebruik Zorg voor Jeugd Activiteiten in kader van de leerplicht
41
BIJLAGE 2
POSITIONERING JEUGDVISIE/LEA Positionering jeugdvisie/ LEA 2013-2015 binnen gemeentelijk beleid.
Het WMO beleidsplan bevat doelstellingen en resultaten op de negen prestatievelden voor de WMO voor de periode 2012-2015. Het is geen in detail uitgewerkt plan maar een groeimodel waarmee we flexibel in kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen. Het WMO beleidsplan is een kapstok voor beleid op gebied van maatschappelijke ontwikkeling. De gemeenteraad heeft er in dit kader voor gekozen om geen doelgroepenbeleid meer te hanteren. Alle doelgroepen vallen in principe onder de WMO. Zoals reeds in de inleiding aangegeven hebben we de keuze gemaakt om voor de specifieke doelgroep jeugd, naast het WMO beleidsplan, een duidelijke visie op te stellen als leidraad voor alle ontwikkelingen die de komende jaren op ons af gaan komen, waaronder transitie jeugdzorg en de ontwikkeling van het CJG.
De uitwerking van de jeugdvisie in doelstellingen en activiteiten is onderdeel van het jaarlijkse WMO activiteitenplan. Op basis van nieuwe ontwikkelingen en kerntakendiscussies kunnen de activiteiten jaarlijks wijzigen. De uitwerking van de jeugdvisie naar doelstellingen en activiteiten ten aanzien van onderwijs hebben we vastgelegd in de Lokale Educatieve Agenda 2013-2015 (LEA). Vanzelfsprekend zit er enige overlap in de doelstellingen en activiteiten ten aanzien van jeugd en onderwijs, aangezien de doelgroep grotendeels gelijk is. Voor de uitvoering van alle activiteiten geeft het WMO beleidsplan een financieel kader.
Naast een duidelijke link met het WMO beleidsplan liggen er relaties met andere beleidsterreinen. Zo komen een aantal zaken die uitgewerkt zijn in het gezondheidsbeleid, terug in deze visie. Daarnaast komt één van de kerngedachten vanuit het coalitieakkoord en de toekomstvisie “de kracht van een gemeenschap komt uit de mensen zelf” in deze visie duidelijk naar voren.
42
WMO beleidsplan 2012-2015
Jeugdvisie 2013-2015 2013-2015
Doorontwikkelplan CJG 2013-2015
Doelstellingen/ activiteiten LEA 2013-2015
WMO activiteitenplan 2013 (incl. onderdeel jeugd)
2013
= Lokale Educatieve Agenda
Afbakening We hebben de jeugdvisie opgesteld voor álle jeugdigen van -9 maanden tot 23 jaar. In de jeugdvisie hebben we vastgelegd hoe we als lokale overheid aankijken tegen jeugd, wat we de komende jaren samen met onze partners willen bereiken en wat onze rol als gemeente daarin is. De visie is opgesteld voor de periode 2013-2015 en sluit daarbij aan bij het WMO beleid. We kijken daarbij met name naar het opgroei- en ontwikkelklimaat van jeugdigen en de rol van de sociale omgeving daarin. Wonen en werken laten we in deze visie buiten beschouwing. Deze onderwerpen zijn voldoende ingebed in het WMO beleidsplan en het volkshuisvestingsbeleid (o.a. startersbeleid).
43
Lokale Educatieve Agenda De jeugdvisie en de uitwerking daarvan vormen samen de Lokale Educatieve Agenda. De LEA is opgesteld in samenwerking met het lokale onderwijsveld en geeft onze ambitie voor het lokale onderwijsbeleid in de periode 2013-2015 weer. We laten onderwijshuisvesting hierbij buiten beschouwing. Dit onderwerp bespreken we met de schoolbesturen in het reguliere Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO). Doelgroep van de LEA zijn jeugdigen die primair of voortgezet onderwijs volgen in de gemeente Oirschot. De doelgroep is daarmee smaller dan de doelgroep in de jeugdvisie. Voor een aantal thema’s zijn, naast het onderwijs, ook andere partners van belang. Deze partners betrekken we vanzelfsprekend bij de invulling van de betreffende thema’s. Op structurele basis zijn alleen het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en de gemeente betrokken.
Proces We hebben de jeugdvisie 2013-2015 opgesteld in de tweede helft van 2012, na vaststelling van het WMO beleidsplan. We hebben onze ideeën m.b.t. de jeugdvisie in oktober besproken met de gemeenteraad. Daarnaast hebben we de visie en de daarin verwoorde uitgangspunten besproken met de volgende partners:
-
WMO Adviesraad Oirschot
-
Primair en voortgezet onderwijs Oirschot
-
Kernpartners CJG
-
Welzijn Best Oirschot (jongerenwerk)
-
Leerlingen klas 3 Kempenhorst College (schriftelijke enquête)
We hebben alle opmerkingen van de verschillende partners en de gemeenteraad verwerkt in de definitieve jeugdvisie 2013-2015. Na bespreking van de visie met de gemeenteraad in januari, stelt het college de visie begin februari 2013 vast. Daarnaast stelt het college de uitwerking van de LEA, het activiteitenplan WMO (onderdeel jeugd) en het doorontwikkelplan CJG vast. Met het vaststellen van deze documenten leggen we de visie, doelstellingen en activiteiten voor de Oirschotse jeugd van 0-23 jaar voor de jaren 2013-2015 vast.
44
BIJLAGE 3
ROL VAN DE GEMEENTE
Per thema vervullen we als gemeente, daar waar (financieel) mogelijk, de volgende rollen:
Regie
Voorwaarden
Toelichting
scheppend
X
Maatschappelijke opvoeding
Als gemeente stimuleren we zoveel mogelijk de pedagogische kracht van de sociale omgeving van het gezin. We bieden een voorwaardenscheppende rol om de sociale netwerken en steunstructuren rondom een jeugdige en een gezin (‘civil society’) te versterken. We sluiten daarbij zoveel mogelijk aan bij initiatieven vanuit de gemeenschap.
X
Participatie
Als gemeente stimuleren en faciliteren we, daar waar mogelijk, jeugdigen om mee te doen en na te denken in en over de samenleving en/of hun eigen leefomgeving. We stimuleren maatschappelijke organisaties om binnen hun eigen mogelijkheden jeugdigen zo actief mogelijk mee te laten doen en mee te laten denken in en over hun eigen sociale leefomgeving. We sluiten daarbij zoveel mogelijk aan bij initiatieven vanuit de gemeenschap.
Zorg voor elkaar
X
We hebben en nemen de regie als het gaat om het snel organiseren en verkrijgen van hulp aan individuele jeugdigen of gezinnen met wie het niet goed gaat. Hiervoor zijn sluitende afspraken met betrokken partners essentieel.
45