De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen Een verkenning
Utrecht, januari 2011
© Oberon Postbus 1423 3500 BK Utrecht tel. 030-2306090 fax 030-2306080 e-mailadres:
[email protected]
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
2
INHOUD
1
Inleiding .......................................................................................................................................... 3
2
Stand van zaken ............................................................................................................................. 4
3
Vertrekpunt voor gemeenten ........................................................................................................ 6
4
Regierol gemeenten ...................................................................................................................... 7
5
Regie bij sociaal-economische ontwikkelingen ......................................................................... 9
6
De rol van de Lokaal Educatieve Agenda ................................................................................. 11
7
Gemeenschappelijke visie en opdracht .................................................................................... 13
Bijlage 1
Met dank aan .................................................................................................................... 14
Bijlage 2 Literatuur en documentatie ............................................................................................ 15 Bijlage 3
Begrippentest................................................................................................................... 16
Bijlage 4
Lijst met afkortingen ....................................................................................................... 17
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
1
3
Inleiding
De Lokale Educatieve Agenda (LEA) is inmiddels een ingeburgerd begrip bij gemeenten en schoolbesturen. Het biedt handvatten voor samenwerking tussen partners op het gebied van lokaal onderwijs- en jeugdbeleid. In 2010 is specifiek aandacht geschonken aan het thema “sociaaleconomische ontwikkelingen’ binnen de LEA. Het begrip “sociaal-economische ontwikkelingen” verdient daarbij enige toelichting. In beleidsnotities en in vakliteratuur worden begrippen als sociaal economische ontwikkelingen, aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt en werkgelegenheidsbeleid veelvuldig gebruikt. Soms onderscheidend van elkaar, soms ook in plaats van. Er is sprake van overlap en soms onduidelijkheid. Een korte begrippentest1 bij deskundigen bevestigt dit beeld. Het koppelen van indicatoren aan de verschillende begrippen leverde een grote diversiteit aan zienswijzen op. Eenduidigheid is niet te krijgen. In ieder geval zijn zowel onderwijsinstellingen, als ondernemers en overheid (de “drie O’s”) het erover eens dat het om diverse economische en maatschappelijke redenen belangrijk is om te werken aan gezamenlijke verbetering van de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Ook landelijk wordt dit in tal van rapporten aangegeven.
Uit de Sociaal Economische Agenda (SEA) van de gemeente Zoetermeer Frans Muijzers, wethouder Onderwijs en Sport: “Opleiding speelt een grote rol bij het krijgen en het houden van een baan. In de SEA proberen we onderwijs dus zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de praktijk in het bedrijfsleven. Dit heeft tot unieke initiatieven geleid. Ook vinden leerlingen en bedrijven elkaar veel beter als het gaat om stageplaatsen. Dit soort samenwerking is onmisbaar om het opleidingsniveau van werkzoekenden te verbeteren”.
Voor regiobrede samenwerking op het terrein van arbeidsmarkt en onderwijs en het daarbij behorende overleg is nog geen heldere, staande structuur. In die richting zou de Lokale (of Regionale) Educatieve Agenda een belangrijke rol kunnen spelen. De agenda zal zich daarbij in veel gevallen eerder richten op de regionale dan op de lokale aanpak. Deze sluit aan op de LEA-ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Om de mogelijkheden te verkennen heeft in de periode maart – september 2010 literatuuronderzoek plaats gevonden en zijn er gesprekken gevoerd met gemeenten, onderwijsorganisaties en organisaties op het gebied van werkgelegenheid2. De bevindingen van dit onderzoek en deze gesprekken zijn besproken in een expertbijeenkomst. Deze notitie doet verslag van de ervaringen die zijn opgedaan bij de verkenning en komt met een aantal conclusies en aanbevelingen.
1 2
Zie Bijlage 3: begrippentest Zie Bijlage 1
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
2
4
Stand van zaken
De bestuurlijke samenwerking op het gebied van arbeidsmarkt en sociaal-economische ontwikkelingen vond tot 2008 voor een belangrijk deel plaats binnen de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid (RPA’s), die onder diverse benamingen in 21 regio’s bestonden. Deze platforms waren in feite de opvolgers van de Regionale Besturen Arbeidsvoorziening, waarin gemeenten, werkgevers en werknemers gezamenlijk verantwoordelijkheid namen voor het beleid. De RPA’s zijn ontstaan bij de totstandkoming van de wet SUWI, waarbij een nieuwe uitvoeringsstructuur voor de sociale zekerheid werd geïntroduceerd. Er ontstond een Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), waarbij sociale partners en gemeenten geen bestuurlijke verantwoordelijkheid meer droegen. Hetzelfde is het geval bij de opvolger van het CWI, het UWV Werkbedrijf. Om toch te voorzien in afstemming in de regio tussen werkgevers, werknemers en gemeenten werd van de gemeenten gevraagd de totstandkoming van een landelijk dekkend stelsel van deze regionale platforms te bevorderen. De RPA’s leverden echter geen landelijk dekkend netwerk op en functioneerden soms ook niet goed.3 Daarom is in het Regeerakkoord van 2007 vastgelegd dat gemeenten een zwaardere rol zouden moeten vervullen om te komen tot een gecoördineerd regionaal arbeidsmarktbeleid. Regio’s zijn vervolgens op een eigen wijze omgegaan met de verdere invulling van het arbeidsmarktbeleid, inclusief de rolverdeling tussen de betrokken instellingen, De bestaande samenwerkingscultuur in de regio en de beschikbare expertise hebben geleid tot grote verschillen tussen regio’s. In de praktijk zijn in veel regio’s de RPA’s nog steeds de belangrijkste platforms als het gaat om de ontwikkeling van de gezamenlijke agenda op het gebied van werkgelegenheidsbeleid. En daarmee is er dus ook nog steeds de grote variëteit tussen regio’s in de kwaliteit van het functioneren van de RPA’s of – in regio’s waar niet het RPA die rol vervult – in de kwaliteit van de gekozen andere invulling. Een belangrijk gemis van het functioneren van de RPA’s is inmiddels in de meeste regio’s opgelost, namelijk de deelname van het beroepsonderwijs aan het RPA. De komende jaren staan gemeenten voor een grote maatschappelijke opgave. Als gevolg van de economische crisis loopt de werkloosheid op. Tegelijkertijd weten we dat werkgevers op middellange termijn door de vergrijzing en ontgroening weer staan te springen om arbeidskrachten. Dat betekent dat gemeenten de komende jaren zowel een korte termijn als een lange termijn beleid moeten ontwikkelen. Een deel van deze uitdaging moet op regionaal niveau worden opgelost. Het zoekgebied van de meeste werkgevers en werkzoekenden is immers groter dan de ‘eigen gemeente’. Met een regionaal arbeidsmarktbeleid en door samen te werken met andere partijen in breder verband kan een gemeente veel beter inspelen op de actuele of toekomstige vacatures in de regio. Regionaal arbeidsmarktbeleid biedt zowel kansen in een krappe arbeidsmarkt als in de huidige laagconjunctuur Het Regeerakkoord uit 2007 geeft lokale overheden een regisserende rol op het terrein van regionaal arbeidsmarktbeleid. Gemeenten worden geacht om partijen in de regio (werkgevers, onderwijsinstellingen en ketenpartners als UWV Werkbedrijf) bij elkaar te brengen om afspraken te maken. Hoewel in het Regeerakkoord 2010 van VVD en CDA niet expliciet wordt ingegaan op de regisserende rol van gemeenten, is er wel degelijk sprake van continuïteit, gezien het voornemen dat in het akkoord wordt uitgesproken om nog sterker te decentraliseren en taken naar lagere overheden te verschuiven. Er wordt al veel geïnvesteerd in de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. De regionale samenwerking kan nog beter uitgaan van de vraag op de arbeidsmarkt. Hoewel het Rijk een ondersteunende rol speelt bij de implementatie van regionale samenwerking, blijft het een zaak van de lokale en regionale partners om afspraken te maken over concrete doelen en een gezamenlijke agenda.
3
Bron:IWI, 2008
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
5
Van de website gemeente Rotterdam Afd. Jeugd, Onderwijs en Samenleving: Op jonge leeftijd een beroep kiezen is voor veel jongeren ingewikkeld. Ze weten vaak niet wat te kiezen en weten ook niet welke perspectieven de diverse beroepen bieden. Daarom kiezen steeds minder jongeren voor technische beroepen, terwijl daar in het bedrijfsleven veel behoefte aan is. Ook verlaten jongeren vaak de school als de opleiding niet is wat zij ervan verwachten. Rotterdam wil daarom in een vroegtijdig stadium (al op de basisschool) beginnen om jongeren en hun ouders voor te lichten over kansrijke beroepen waar ze in kunnen groeien. Bovendien gaan we samen met het georganiseerde bedrijfsleven (de haven, de technische bedrijven, de zorginstellingen, etc.) aan de slag om ouders en hun kinderen duidelijk te maken dat je met een (technische) beroepsopleiding hoogwaardig en goed betaald werk kunt krijgen.
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
3
6
Vertrekpunt voor gemeenten
Gemeenten moeten een belangrijke regierol vervullen om de kloof tussen aanbod en vraag op de arbeidsmarkt te dichten. Het invullen van die regierol houdt niet in dat de gemeente zelf beslist en acteert. Het gaat juist om het met elkaar verbinden van de ambities en mogelijkheden van lokaal, regionaal en sectoraal georganiseerde partijen. Het vergt van gemeenten de nodige stuurmanskunst om hun lokale ambities in regionaal of sectoraal perspectief te plaatsen. Daar komt bij dat de processen m.b.t. vraag en aanbod op de arbeidsmarkt grotendeels autonoom verlopen en de beleidsinvloed van lokale overheden op de regionale en lokale arbeidsmarkt marginaal is. Binnen de Lokale Educatieve Agenda wordt het thema aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt door 23 % van de gemeenten opgevoerd.4 Toch spreken vele gemeentelijke beleidsplannen een hoge ambitie uit, waar het gaat om het verhogen van de arbeidsparticipatie en het versterken van de samenhang. Of deze ambities werkelijk worden gerealiseerd, is nog maar de vraag. Slechts de helft van de gemeenten voert een vorm van arbeidsmarktbeleid en de regionale samenwerking neemt nauwelijks toe5. Verder kan worden geconstateerd dat niet alle gemeenten hun doelstellingen voldoende op orde hebben6. Het beeld over regievoering is bij gemeenten niet altijd duidelijk. Regievoering door gemeenten veronderstelt: • Het vastleggen van operationele doelstellingen van beleid; • Het in kaart brengen van de activiteiten van alle actoren; • De verbinding maken tussen de activiteiten en actoren; • Het bewerkstelligen van oplossingen (inspiratie); • Het opzetten van een monitoring systeem.
4
Bron: de Lokale Educatieve Agenda 2009, Oberon, 2009 Bron: Divosa CAB monitor 6 Bron:IWI, 2008 5
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
4
7
Regierol gemeenten
Gemeenten kunnen een verschillende positie en rol innemen als het gaat om de regie.7 In dit hoofdstuk staan we stil bij de verschillende posities en rollen van de gemeenten. Daarbij richten we ons op de rol zoals de gemeente die zelf oppakt. Modellen van regie De verschillende posities en rollen die de gemeenten kunnen innemen presenteren we in een model. Met dit model wordt inzicht gegeven in de positie voor de gemeente zelf, maar het model biedt ook inzicht in de positie van de samenwerkingspartners. Het model is dus louter bedoeld als handvat om wederzijdse verwachtingen van elkaars rollen te bespreken (verwachtingenmanagement). In het model wordt een onderscheid gemaakt in de positie die een gemeente in kan nemen. Hierbij worden twee assen onderscheiden. De posities van gemeenten bevinden zich ergens op de as tussen volgend en initiërend en op de as afstand houdend en participerend. De as volgend en initiërend geeft aan in welke mate een gemeente de ontwikkelingen van het onderwerp sociaal-economische ontwikkelingen volgt of er zelf initiatieven in neemt. Initiatieven zijn bijvoorbeeld het agenderen van nieuwe onderwerpen, het vaststellen van doelen of het samenbrengen van partners. De as afstand houdend en participerend geeft aan in hoeverre de gemeente actief is bij de uitvoering van de onderwerpen, zowel op bestuurlijk als uitvoerend niveau. Houdt ze afstand en laat ze zich informeren of neemt ze deel aan overleggen en werken beleidsambtenaren onderwerpen en activiteitenplannen uit? Er zijn dan ook veel verschillende posities binnen dit assenstelsel. We gaan in theorie van vier mogelijke posities uit. In elk kwadrant één.
afstand houdend volgen
plannen
beheersen
bouwen
volgend
initiërend
participerend We lichten de vier posities toe: Type VOLGEN Op afstand – Volgend De gemeente neemt niet of weinig het initiatief en reageert voornamelijk op wat de andere partijen, waaronder ook andere gemeenten doen. De gemeente neemt niet of weinig actief deel aan operationele overleggen (netwerken). De regie beperkt zich tot afstemming tussen de verschillende systemen (ketenregie), maar daarin is de gemeente voornamelijk volgend. Tot dit type behoren vooral, maar niet uitsluitend kleinere gemeenten, die niet de beleids- en uitvoeringscapaciteit hebben om een actief netwerk op te bouwen en een voortrekkersrol te spelen. Het kan echter ook gaan om grotere gemeenten die op een specifiek terrein geen beleids- en uitvoeringscapaciteit hebben. Bij deze vorm van regie is het belangrijk dat de gemeente uitlegt wat het rijksbeleid inhoudt en overlegt over de wijze waarop resultaten moeten worden gerealiseerd. Soms zal het moeilijk zijn om lokale partijen aan tafel 7
Hoezo MBO ? , een educatieve agenda voor het MBO, Oberon & KBA, 2010
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
8
te krijgen. Dan kan de gemeente proberen het terrein waarop ze regie voert te verbreden (bijvoorbeeld zorg, onderwijs en veiligheid) of het thema in een regionaal verband aan de orde te stellen. Type PLANNEN Op afstand – Initiërend De gemeente heeft eigen beleid en beleidsdoelen geformuleerd en voert een duidelijke regierol op basis van bestuurlijke afspraken (convenanten). De gemeente richt zich op het maken van afspraken over de samenhang tussen de verschillende systemen. De afspraken hebben betrekking op resultaten en processen die nodig zijn voor de realisatie daarvan. De gemeente heeft een beperkte rol in de samenwerkingsnetwerken en heeft daarin geen voortrekkersrol. Zij houdt zich daarbij aan de eisen van goed procesmanagement en is duidelijk over haar rol en wat zij wil bereiken. Het is de bedoeling dat in een dergelijke structuur partijen elkaar makkelijk kunnen vinden op basis van een wederzijdse afhankelijkheid. Type BEHEERSEN Participerend – Volgend De gemeente heeft bestuurlijk afspraken gemaakt over te realiseren doelen, is actief aanwezig in de netwerken, maar laat het initiatief aan de veldpartijen. Het is daarbij van belang dat de gemeente inzicht heeft in de ambities en belangen van de verschillende partijen. Samenwerking ontstaat vooral door een gedeeld belang. De gemeente is niet de motor van het proces, maar dat zijn de partijen zelf. De rol van de gemeente spitst zich toe op het faciliteren van processen binnen de systemen en het monitoren en bewaken van kwaliteit en resultaten. Type BOUWEN Participerend – Initiërend De gemeente participeert zowel op bestuurlijk, beleidsmatig als uitvoerend niveau actief in de netwerken en speelt daarin een initiërende rol. De gemeente is actief binnen de systemen en heeft de lokale partijen betrokken bij de visieontwikkeling. De gemeente fungeert vaak als motor van het proces, door actief deel te nemen met goed ingevoerde ambtenaren. Binnen de netwerken heerst een ‘wij-gevoel’. Partijen zoeken elkaar op en ondernemen gezamenlijk activiteiten. Hoewel ook weer niet uitsluitend, gaat het hier vooral om grotere gemeenten die de capaciteit hebben om een dergelijke rol te spelen.
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
5
9
Regie bij sociaal-economische ontwikkelingen
De positie die een gemeente inneemt bij de regie op sociaal-economische ontwikkelingen wordt voor een groot deel bepaald door de context waarin de gemeente zich bevindt. Een kleine gemeente zal eerder een volgende positie innemen en een grotere gemeente zal eerder kiezen voor een bouwende rol.8 Onderzoek door de Inspectie voor Werk en Inkomen laat zien dat gemeenten over het algemeen voor een plannende rol kiezen, waarbij zij faciliteren en stimuleren.9 Bij deze vorm van regie stimuleert en ondersteunt de gemeente andere partijen om samen te werken. Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid (RPA) en Platforms Onderwijs Arbeidsmarkt (POA) zijn voorbeelden van bestuurlijke en institutionele samenwerking, waarbij het niet altijd vanzelfsprekend is dat de gemeente ook de regie heeft. Meestal is sprake van een gezamenlijke regie op de ontwikkeling van regionaal arbeidsmarktbeleid. Daar waar nog geen samenwerking bestond op regionaal arbeidsmarktterrein, zijn de gemeenten zich nog aan het oriënteren op een aanpak of wil men bestaande samenwerkingsvormen voorzichtig uitbreiden met een gezamenlijke aanpak voor arbeidsmarktbeleid. Gemeenten willen vooral de bestuurlijke en ambtelijke verhoudingen niet verstoren. Hierdoor trekken zij de regie ook niet nadrukkelijk naar zich toe. Gemeenten die al intensief regionaal samenwerken zijn gewend om landelijk beleid te vertalen naar de regionale praktijk en komen daardoor ook sneller met een regionale aanpak. Zo zijn er in diverse regio’s portefeuillehoudersoverleggen tussen gemeenten, zoals overleggen over de portefeuilles werk en inkomen, werkgelegenheid en onderwijs/arbeidsmarkt. Vaak zitten gemeenten nog in een oriënterende fase. Enerzijds zeggen gemeenten dat dit komt doordat arbeidsmarktbeleid veel raakvlakken heeft met andere beleidsterreinen. Anderzijds vinden zij het lastig om alle actoren bij elkaar te brengen en een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen. Toch bestaat er een behoefte aan samenhangend beleid om knelpunten op te lossen. Gemeenten kiezen daarbij voor de ontwikkeling van onderop, aansluitend bij een bestaande samenwerkingsstructuur. Samenwerking binnen gemeenten Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat ook samenwerking binnen gemeenten nodig is. Het blijkt dat, met name in grotere gemeenten, beleidsontwikkeling vanuit de afdelingen economische zaken, sociale zaken en onderwijs veelal nog gescheiden werelden zijn. Het werkgelegenheidsbeleid (stimuleren en voorwaardenscheppend zijn voor het bedrijfsleven) is vooral belegd bij de afdelingen economische zaken en het arbeidsmarktbeleid (gekoppeld aan de inzet van instrumenten voor uitkeringsgerechtigden die aan het werk geholpen moeten worden) ligt vooral bij afdelingen sociale zaken, onderwijs en welzijn (onderwijs, jeugd). Op een enkele uitzondering na is er nog geen sprake van het integreren van de sociale en economische componenten in het arbeidsmarktbeleid. Veel gemeenten richten zich op hun eigen gemeentegebied en geven geen prioriteit aan regionaal arbeidsmarktbeleid. Ontwikkeling gezamenlijk beleid Een andere variant van vastleggen van arbeidsmarktbeleid is een regionale agenda. Hierin wordt voor een langere periode vastgelegd op welke wijze in die periode de knelpunten op de regionale arbeidsmarkt zullen worden aangepakt. Deze agenda is vaak gebaseerd op de collegeprogramma’s van de deelnemende gemeenten. In de meeste gevallen staat verhoging van de arbeidsparticipatie wel op de agenda van de verschillende partijen. Ontwikkeling van regionaal arbeidsmarktbeleid blijft echter nog beperkt tot het formuleren van uitgangspunten, het tekenen van een intentieverklaring of vaststellen van een plan dat uitgewerkt moet worden in projecten. Of er wordt samengewerkt aan projecten voor doelgroepen als 8 9
Bron: Hoezo MBO ? , een educatieve agenda voor het MBO, Oberon & KBA, 2010 Bron:IWI, 2008
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
10
ouderen, niet-uitkeringsgerechtigden, of aan een vraaggerichte werkgeversbenadering, maar niet vanuit een lange termijnvisie op regionaal arbeidsmarktbeleid. In deze bestaande samenwerkingsvormen trekt de gemeente de regie niet naar zich toe, maar blijft uitgaan van de afspraken die op bestuurlijk niveau zijn gemaakt tussen partijen. Waar nog geen samenwerking bestond, zijn gemeenten zich aan het oriënteren op een aanpak of wil men bestaande samenwerkingsvormen van onderop uitbreiden met een gezamenlijke aanpak voor arbeidsmarktbeleid. De faciliterende rol die gemeenten aannemen leidt nog niet altijd tot totstandkoming van een gezamenlijke visie en aanpak op regionaal arbeidsmarktbeleid. Samenwerking tussen gemeentelijke afdelingen en tussen gemeenten in de regio is vaak nog per beleidsterrein georganiseerd. Daardoor komen gemeenten zowel intern als extern nog niet tot een samenhangende visie op terrein van regionaal arbeidsmarktbeleid. Gemeenten zien wel de noodzaak tot verbinden, maar komen nog niet overal in actie, mede omdat het verbinden van de beleidsterreinen als complex ervaren wordt en ze nog niet voor zich zien hoe dat moet.
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
6
11
De rol van de Lokaal Educatieve Agenda
Het overleg tussen overheid, ondernemers en onderwijs over sociaal-economische ontwikkelingen kenmerkt zich als een zoektocht van drie partijen, die het belang van de thema’s onderschrijven, maar nog niet altijd de juiste vorm hebben gevonden. Daar komt bij dat niet iedere regio dezelfde arbeidsmarktproblematiek kent en maatwerk belangrijk is. Beleidsontwikkeling en de afspraken daarover vinden meestal plaats in regionaal verband. De Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid (RPA) en Platforms Onderwijs Arbeidsmarkt (POA) zijn voorbeelden hiervan. Binnen de Lokaal Educatieve Agenda (LEA) zien we dat gemeenten en beroepsonderwijs steeds meer beseffen dat zij gemeenschappelijke belangen delen. Denk bijvoorbeeld aan de aanpak van voortijdig schoolverlaten, de opvang van risicojongeren, het tegengaan van jeugdwerkloosheid, het streven naar sociale integratie en het versterken van de sociale economie. Toch is een kwalitatief goede en duurzame samenwerking ook hierin geen vanzelfsprekendheid. Het is dan ook niet wenselijk dat de Lokaal Educatieve Agenda, ook al wordt hij regionaal opgezet, de plek in gaat nemen van bestaande regionale overleggen over sociaal-economische ontwikkelingen en arbeidsmarktbeleid. Deze laatste overleggen zijn ook veel breder georganiseerd en hebben een meer omvattende focus. Wel kunnen de afspraken tussen gemeenten en onderwijsinstellingen binnen de Lokaal Educatieve Agenda een fundament leggen onder het breder overleg. Gemeenten en onderwijsinstellingen hebben met de Lokaal Educatieve Agenda immers een al bestaand instrument in handen, dat een platform biedt om ook op dit thema afspraken te maken. Het is daarbij wel van belang de thema’s voor de LEA vooraf goed te benoemen, zodat voor alle partijen (ook in een groter verband) helder is waarover binnen de Lokaal Educatieve Agenda afspraken worden gemaakt. Binnen het thema “sociaaleconomische ontwikkelingen loert het gevaar van “alles hangt met alles samen”, Daarom is het aanbrengen van focus en een beperking in de onderwerpen die op de LEA besproken worden, van belang. Binnen de LEA zal er vooral sprake zijn van een overleg tussen gemeente en onderwijs. De thema’s die een relatie hebben met arbeidsmarktbeleid en sociaal-economische ontwikkelingen waarover binnen de LEA afspraken kunnen worden gemaakt, moeten een urgentie hebben voor beide partners in het overleg. Deze thema’s zullen binnen het overleg over het algemeen direct gerelateerd worden aan thema’s op het gebied van zorg om ook de preventieve aspecten van toeleiding naar de arbeidsmarkt in beeld te houden. De volgende samenwerkingsthema’s komen dan aan de orde10: • Leerplicht, kwalificatieplicht en RMC; • De Wet Investeren in Jongeren (WIJ); • Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO); • Zorg (Centra voor Jeugd en Gezin, Zorg in en om de school, Passend onderwijs); • De Wettelijke Zorgplicht Arbeidsmarktperspectief; • Convenanten voortijdig schoolverlaten; • Plusvoorzieningen overbelaste jongeren. De urgentie van samenwerking tussen gemeenten en beroepsonderwijs komt niet alleen voort uit een reeks van wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Daarachter liggen vanzelfsprekend de maatschappelijke problemen, die de wetten beogen aan te pakken. Door de LEA te gebruiken voor het maken van een aantal basisafspraken t.b.v. sociaal-economische beleidsontwikkeling is een eerste belangrijke stap gezet. Maar daarmee zijn we er nog niet. Er is nog een aantal randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan om de uitkomsten van het LEA-overleg een plek te geven binnen het arbeidsmarktoverleg in groter verband. 10
Bron: Hoezo MBO?, een educatieve agenda voor het MBO, Oberon & KBA, 2010
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
12
Het is van belang om: • Alle betrokken partners goed te kennen; • De relevante netwerken goed te onderhouden; • Gegevens te verzamelen en beschikbaar te stellen; • Prioriteiten vast te leggen; • Richtlijnen en afspraken vast te leggen; • Afspraken uit het LEA-overleg te communiceren naar interne (binnen de gemeente) en externe partijen
Uit het Strategisch Meerjarenplan van de Lentiz Onderwijsgroep: Om leerlingen en studenten een goed beeld te geven van wat er op de arbeidsmarkt en in het vervolgonderwijs speelt, is het noodzakelijk dat onze scholen een actieve rol vervullen in de keten school-samenleving. Het onderwijs binnen Lentiz stopt niet na het behalen van een diploma of startkwalificatie. Er is een samenhangend aanbod nodig vanaf 12-jarige leeftijd tot en met het einde van de loopbaan. Met name voor het beroepsonderwijs zoekt Lentiz de samenwerking met bedrijven, instellingen en andere werkgevers om dit onderwijsaanbod na de initiële fase verder te ontwikkelen.
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
7
13
Gemeenschappelijke visie en opdracht
Uit de gesprekken die zijn gevoerd met de verschillende deskundigen is een gemeenschappelijke visie en opdracht te destilleren. Een rode draad in de agenda is de belangrijke betekenis van het onderwijs en de kennisinfrastructuur voor economische groei en de opdracht van het onderwijs om hier maximaal aan bij te dragen. Dit betekent samengevat: a. Kwalificeren voor de arbeidsmarkt: na de economische crisis is er over enkele jaren weer een tekort aan goed opgeleide arbeidskrachten. Daarbij is nadrukkelijk aandacht gewenst voor de voor de economie cruciale tekortsectoren. b. Zoveel mogelijk bijdragen aan een leven lang leren en aan de noodzakelijke stijging van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking om economisch te kunnen blijven concurreren. c. Gerichte agendavorming op basis van goede informatie, als onderdeel van meer resultaat- en vraaggericht werken. Aansluitend op de visie en de opdracht, is er, in de gesprekken, voor de beleidsuitvoering een aantal essentiële randvoorwaarden benoemd. Het regionaal arbeidsmarktbeleid is niet geheel vastgelegd in wet- en regelgeving. Dat biedt gemeenten en andere partijen veel vrijheid. Om tot een effectief regionaal arbeidsmarktbeleid te komen onderkennen echter alle partijen het belang van het stellen van randvoorwaarden. Hierbij gelden de volgende aanbevelingen: 1. Baseer het beleid altijd op een goede analyse van de regionale arbeidsmarkt. Partijen als het UWV Werkbedrijf, Colo en de Kamer van Koophandel leveren hiervoor bruikbare informatie aan. 2. Redeneer vanuit de vraag van werkgevers en vertaal die naar een realistische aanpak waardoor ook mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt toegeleid kunnen worden naar werk. 3. Vertaal de gezamenlijke ambities en beleidsdoelstellingen naar de uitvoering. 4. Zoek naar een goede verdeling van taken. Niet ieder probleem hoeft door de (grotere) gemeente opgepakt en uitgevoerd te worden. Maak gebruik van de aanwezige kennis en ontwikkelkracht van andere gemeenten, ROC’s of kenniscentra. 5. Niet alle beleid is regionaal. Lokale aanpakken (zoals wijkgericht werken of lokale werkgeversprojecten) kunnen zelfs een grote meerwaarde hebben. Zorg er wel voor dat ze goed aangesloten zijn op de andere plannen.
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
Bijlage 1 Met dank aan
Gemeenten: Merijn Bolhuis, gemeente Almere Rene Boone, gemeente Goes Hanneke van der Meer, gemeente Haarlem Paul Platt, gemeente Haarlem Wido Bijlmakers, gemeente Helmond Carel Dahmen, gemeente Helmond Fred Nilsen, gemeente Lelystad Marcel Verhoef, gemeente Oss Nico van Wijk, gemeente Rotterdam Dianne Wind, gemeente Rotterdam Hella Kuipers, gemeente Utrecht Wytse de Jong, gemeente Utrecht Mariéle van Luyt, gemeente Woerden Hanneke Steijn, gemeente Woerden Yvonne van Amstel, gemeente Zoetermeer Onderwijs: Niek Barendregt, College van Bestuur AOC Edudelta Kees Elsinga,College van Bestuur Gooise Scholen Federatie Gert Kant, College van Bestuur Lentiz Onderwijsgroep Ben Geerdink, College van Bestuur ROC Rijn IJssel Leo de Wit, MBO Raad Overigen: Wouter van Casteren, Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel Arnoud Boer, Divosa Lazlo van Donkelaar, Donkelaar en Schüller, adviseurs Hiske van der Meulen, provincie Utrecht Christian Melsen, Technocentrum Utrecht Corine Dijkstra, VNG
14
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
15
Bijlage 2 Literatuur en documentatie -
De Lokale Educatieve Agenda 2009, Oberon, 2009 Regionale verkenningen, handreiking voor gemeenten en voortgezet onderwijs, Oberon, 2010 Hoezo MBO?, een educatieve agenda voor het MBO, Oberon & KBA, 2010 K. van Dijken, De Zoetermeerse Sociaal Economische Agenda, Nicis, 2009 Th. Camps e.a., MBO en economie, impuls Economische Agenda vanuit MBO, Berenschot i.o.v de MBO Raad, 2010 S. de Zwart e.a., Van alliantievorming tot arrangementen, Berenschot i.o.v. de MBO Raad, 2010 Inspectie Werk en Inkomen, Regionale samenwerking arbeidsmarktbeleid, verkennende studie, 2008 Factsheet VNG Regionaal Arbeidsmarktbeleid, 2010
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
16
Bijlage 3 Begrippentest
Indicator
Jeugdwerkloosheid Beroepsbevolking Toekomstige werkgelegenheid Investeringsklimaat Mobiliteit Gebiedsontwikkeling Internationalisering Duurzaamheid Branches Individuele benadering Tekort aan vaklieden Vergrijzing en ontgroening Kengetallen Stages Ondernemerschap Mismatch Kwaliteit beroepsbevolking Sectorale benadering Onderwijskwaliteit Een leven lang leren Wet WIJ Voortijdig schoolverlaten Loopbaanbegeleiding Wajong
Sociaal economische ontwikkelingen
Aansluiting onderwijsarbeidsmarkt
Werkgelegenheidsbeleid
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
Bijlage 4 Lijst met afkortingen AOC CJG COLO CWI IWI KBA LEA MBO POA RMC ROC RPA SUWI UWV VNG VSV WEC WIJ WMO ZAT ZIOS
: Agrarisch Opleidingscentrum : Centrum voor Jeugd en Gezin : Centraal orgaan van Landelijke Opleidingsorganen voor het bedrijfsleven : Centrum voor Werk en Inkomen : Inspectie Werk en Inkomen : Kenniscentrum Beroepsonderwijs en Arbeidsmarkt : Lokale Educatieve Agenda : Middelbaar Beroeps Onderwijs : Platform Onderwijs Arbeidsmarkt : Regionale Meld- en Coördinatiefunctie : Regionaal Opleidingscentrum : Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid : Structuur Utvoering Werk en Inkomen : Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen : Vereniging van Nederlandse Gemeenten : Voortijdig Schoolverlaten : Wet op de Expertise Centra : Wet Investeren in Jongeren : Wet Maatschappelijke Ondersteuning : Zorg- en Adviesteams : Zorg in en om de school
17
Oberon – De Lokale Educatieve Agenda en sociaal-economische ontwikkelingen
Colofon Deze notitie maakt deel uit van het landelijke LEA-ondersteuningstraject, gefinancierd door het Ministerie van OCW. Tekst en samenstelling Pim Kalkman (Donkelaar en Schüller, adviseurs) Ton Klein (Oberon) Opdrachtgever Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
18