‘Locatietheatergezelschappen’ in Nederland: de professionele theatergezelschappen die structureel locatietheater maken in kaart gebracht.
Bram Douwes s1331140
[email protected] Van Swinderenstraat 31b 9714 HC Groningen 06-42245540 Masterscriptie Nederlandse Taal & Cultuur Afstudeerrichting: Historische Letterkunde Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Letteren Eerste Begeleider: Prof.dr. B.A.M. Ramakers Tweede begeleider: Prof. dr. J.J. Van Maanen 31-05-2011
2
3
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Inleiding
7
Hoofdstuk 1: een omschrijving van het begrip ‘locatietheater’
9
1.1 Een formele definitie van locatietheater
9
1.2 Locatietheater is een confrontatie van twee tekensystemen
10
1.3.1 Een definitie van locatietheater
11
1.3.2 Theater-op-locatie
13
1.3.3 Intenties van de makers
14
1.4 Concrete voorbeelden van locatietheater en theater-op-locatie
15
Hoofdstuk 2: een opdeling binnen het locatietheater
17
2.1 Inhoudelijk locatietheater
17
2.2 Esthetisch locatietheater
19
Hoofdstuk 3: Methode en resultaten
25
3.1 Methode
25
3.2 Resultaten
28
Hoofdstuk 4: Discussie
33
4.1.1 ‘Sociaal locatietheater’
41
4.1.2 Een perspectief voor locatietheater anno 2011
43
Bibliografie
49
Bijlagen
53
Bijlage I; Lijst van theatergezelschappen op basis van theaterjaarboeken (1967 – 2006), na invoeren in database Theater Instituut Nederland.
55
4
Bijlage II; Lijst van theatergezelschappen op basis van theaterjaarboeken (1967 – 2006) en speellijsten zomerfestivals (2006 -2009) na invoeren in database Theater Instituut Nederland.
57
Bijlage III ; ‘Scoringskaart’
59
Bijlage IV; Scoringskaarten per gezelschap
61
Bijlage V; Enquête
95
Bijlage VI; Interview met Ab Gietelink, 20 oktober 2008
97
Bijlage VII; Interview met Johan Simons, 29 augustus 2009
99
Bijlage VIII; Interview met Ben Zwaal, 1 september 2009
101
Bijlage IX; Interview met Peter Eversmann, 1 september 2009
103
Bijlage X; Interview met Warner van Wely, 15 september 2009
105
Bijlage XI; Interview met Tom Blokdijk, 17 september 2009
107
Bijlage XII; Interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009
109
Bijlage XIII; Samenvatting interviews over locatietheater
111
5
Voorwoord Voor een student van de opleiding Nederlandse Taal & Cultuur heb ik een vreemd studietraject doorlopen; meer en meer begon mijn aandacht van de Neerlandistiek te verschuiven naar de theaterwetenschap. Een interesse die echter wel werd aangewakkerd door de studie Nederlands; ik was geïnteresseerd in de historische letterkunde – vandaar ook dat ik in deze discipline afstudeer - en veel historische teksten blijken toneelteksten te zijn. In verschillende colleges kwam ook dikwijls de toneelpraktijk van deze teksten
aan
bod;
hoe
werden
deze
teksten
opgevoerd
tijdens
de
Middeleeuwen? Dat bleek een mooie aanleiding voor mij om voor mijn bachelorscriptie deze Middeleeuwse toneelpraktijk nader te onderzoeken, en te kijken of er overeenkomsten waren met de huidige toneelpraktijk. Deze overeenkomsten bleken voornamelijk aanwezig in het locatietheater. Voor mijn gevoel was ik, na het schrijven van de bachelorscriptie, nog niet klaar met het onderwerp en zo wilde ik ook graag de masterscriptie hier aan wijden. De focus verschoof, tijdens het onderzoek, echter al snel van de Neerlandistiek naar de Theaterwetenschap. Gelijk mijn studieloopbaan. Deze scriptie is dan ook voornamelijk een scriptie over locatietheater. Toch zal er wel degelijk gerefereerd worden aan de Middeleeuwse toneelpraktijk Ik ben aan veel mensen dank verschuldigd. In de eerste plaats aan mijn scriptiebegeleiders Bart Ramakers, vanuit de opleiding Nederlandse Taal & Cultuur, en Hans van Maanen, vanuit Kunsten, Cultuur en Media: waarde mannen, bedankt voor het engelengeduld, de goede commentaren en het vertrouwen! Dank aan alle ‘tussenlezers’ van de verschillende hoofdstukken: Anton Jumelet, Frank Harbers, Willem van der Jagt en mijn eigen Sanne. Speciale dank ook aan alle ‘prominenten’ die ik heb mogen interviewen: Peter Eversmann, Tom Blokdijk, Ab Gietelink, Johan Simons, Ben Zwaal en Warner van Wely. Het was werkelijk waar een geweldige ervaring stad en land af te reizen om met deze mensen te mogen spreken. Ten slotte, in het bijzonder dank aan Karel Hupperetz; ook hem heb ik mogen interviewen, daarnaast heeft hij mij veel materiaal uit z’n bibliotheek geleend en hebben we zo nu en dan informeel afgesproken om wat over locatietheater te praten. 6
Ik heb er veel aan gehad.
7
Inleiding Toen Bewegingstheatergroep BEWTH in 1967 in het kader van
een
theaterfestival in de st. Janskerk in Utrecht een voorstelling ensceneerde, ontstond er in Nederland een nieuwe vorm van theatermaken: vanaf dat moment kozen theatergroepen er bewust voor om, naast het spelen in theaterzalen, op locatie theater te maken. In de beginperiode gebeurde dit nog vaak vanuit praktische motieven; gezelschappen kregen geen plek in een zaal aangeboden, een zaal was te duur, of een zaal was te klein. Langzaam ontwikkelde zich echter een uniek theatergenre; er werd namelijk steeds meer vanuit artistieke motieven op locatie gespeeld. Anno 2011 kan het Nederlandse theaterpubliek – in de zomermaanden, maar ook daarbuiten – kiezen uit een ruim aanbod van voorstellingen op andere plekken dan de theaterzalen. Deze vorm van theater heeft inmiddels een stevige plaats ingenomen in het Nederlandse toneelbestel; het – buiten de theaterzalen spelen – is een wezenlijk onderdeel van het Nederlandse theater geworden. Dan zou men misschien verwachten dat een en ander inmiddels ook al aardig in kaart is gebracht. Dat is echter niet het geval. Er wordt relatief weinig over deze theatervorm geschreven; niet op theoretisch vlak, laat staan dat er enige serieuze geschiedschrijving heeft plaatsgevonden. Peter Eversmann,
als
hoogleraar
theaterwetenschap
gespecialiseerd
in
locatietheater, roept in 1994 al op dat een ‘detailed history of location theatre in the Netherlands should be written in order not to lose the experience that has been built up over the past years.’ 1 Dat is tot op heden niet gebeurd. Toen ik schreef aan mijn bachelorscriptie ‘Locatietheater; de eigen middeleeuwen’, waarin het locatietheater op een aantal punten wordt vergeleken met de middeleeuwse toneelpraktijk, werd ik enorm gegrepen door deze oproep van Peter Eversmann. Vanaf dat moment was ik voornemens om in ieder geval een bijdrage te leveren aan enige geschiedschrijving rondom locatietheater. Het leek mij nuttig en interessant mijn masterscriptie daaraan te besteden. Maar waar te beginnen, als er immers nog zo weinig voor handen is? In verschillende artikelen geeft Eversmann een beknopte weergave van 1
Eversmann, 1994. Pag. 35.
8
de geschiedenis van het locatietheater aan de hand van een aantal theatergezelschappen, die volgens hem de ‘canon’ van het locatietheater in Nederland representeren: BEWTH, Hollandia, Dogtroep en Tender. Dit zijn vier
professionele
theatergezelschappen
die op een
structurele wijze
locatietheater hebben gemaakt. Omdat Eversmann spreekt van een ‘canon’, mag men zich terecht afvragen van welke gezelschappen deze groepen dan de canon zijn. In de hoop dat er ooit een ‘detailed history’ van het locatietheater in Nederland zal verschijnen, leek mij het in kaart brengen van het aantal professionele theatergezelschappen dat op een structurele wijze locatietheater (heeft ge)maakt, een goede aanzet. Vervolgens leek het me waardevol om niet alleen weer te geven hoeveel ‘locatietheatergezelschappen’ er zijn (geweest), maar om ook nog iets te zeggen over de manier waarop deze gezelschappen de locatie binnen hun voorstellingen ‘gebruikt’ (hebben). De onderzoeksvraag van deze scriptie luidt dan ook: Wat zijn de professionele theatergezelschappen, die structureel locatietheater hebben gemaakt,
en op welke wijze gebruikten deze
gezelschappen de locatie in hun voorstellingen? Ik zal de theatergezelschappen in kaart brengen vanaf 1967, toen BEWTH de eerste locatietheatervoorstelling in Nederland speelde. Het onderzoek loopt tot 1 september 2009. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, moet er echter eerst, op basis van bestaande theorie, een theoretisch kader gegeven worden waarin wordt vastgesteld wat locatietheater nu eigenlijk is, en op welke manieren een locatie binnen een locatievoorstelling gebruikt kan worden. In de eerste twee hoofdstukken van deze scriptie wordt dit theoretisch kader gegeven. In hoofdstuk drie worden vervolgens, na de methode, de resultaten weergegeven, en zo de onderzoeksvraag beantwoord. In het laatste hoofdstuk bespreek en interpreteer ik de onderzoeksresultaten, en leg ik ze voor aan enkele prominente figuren uit het ‘locatietheaterveld’, die ik heb geïnterviewd.
9
Hoofdstuk 1- Een omschrijving van het begrip ‘locatietheater’1.1 – een formele definitie van locatietheaterAnnemarie Vos- van de Kaa schrijft in haar scriptie Hollandia. Het effect van lokatie en ruimtegebruik op de toeschouwers: ‘De eenvoudigste definitie van lokatietheater is een formele die het lokatietheater slechts omschrijft in termen van datgene wat het niet is: lokatietheater is elk soort theater dat niet in een theatergebouw plaatsvindt, waar de voorstelling gebruik maakt van een plek die oorspronkelijk niet voor theater bedoeld is.’ 2 Volgens Marc Yeoman, artistiek leider van theater- en cross-over-festival Noorderzon,
is
een
dusdanig
formele
definitie
van
locatietheater
internationaal gezien zelfs de standaard. 3 Locatietheater is volgens zijn definitie: ‘theater op plekken die geen normale theaterplekken zijn. Een voorstelling in een tent in een weiland is dus geen locatietheater. Maar theater in een schoolgebouw of een oude fabriek weer wel.’ 4 Die tent in dat weiland - of in het geval van Noorderzon: het plantsoen van Groningen - fungeert namelijk op dat moment als een – speciaal daarvoor opgebouwd - klein theater(gebouw) en is daardoor een ‘normale theaterplek’ geworden. Een school of een fabriek heeft in hoofdzaak een andere functie, is geen normale theaterplek, en fungeert slechts voor de periode van de voorstelling als een theater(gebouw). Zodra de voorstelling afgelopen is, is de fabriek weer gewoon een fabriek. De tent blijft echter een theaterplek: de volgende dag wordt er immers weer een voorstelling gespeeld of hij wordt afgebroken omdat het (theater)festival voorbij is. Wanneer deze formele definitie toegepast zou worden, zou al het theater dat ‘niet in een theatergebouw plaatsvindt’ en is gesitueerd op ‘plekken die geen 2
Vos-van de Kaa, 1993. Pag. 2 Hoekstein, 2004. Pag. 42. 4 Ibidem 3
10
normale theaterplekken zijn’ locatietheater zijn. Het verschil tussen ‘gewoon’ theater en locatietheater is in deze benadering slechts van fysieke aard: theater dat wel of niet in een theatergebouw plaatsvindt. Volgens Peter Eversmann geeft een dusdanig formele benadering van locatietheater echter niet goed de betekenis van deze theatervorm binnen het Nederlandse theaterlandschap weer. 5 Eversmann stelt dat het locatietheater in Nederland inmiddels een theatergenre is geworden, met haar eigen ‘karaktertrekken en eigenaardigheden.’ 6 Een genre dat meer betekent dan slechts één specifiek aspect dat voorstellingen en theatergroepen kunnen delen: het buiten de normale theaterplekken spelen. Een formele definitie die al het theater dat buiten de ‘normale theaterplekken’ is gesitueerd, definieert als locatietheater, is daarom niet toereikend. In Nederland maakt men dan ook liever het onderscheid tussen het genre locatietheater - met haar eigen extra genrespecifieke eigenschappen, enerzijds - en theater-op-locatie anderzijds.
1.2 – Locatietheater is een confrontatie van twee tekensystemenIn beide theatervormen – locatietheater en theater-op-locatie – wordt de bewuste keuze gemaakt om op een locatie buiten het theater(gebouw) theater te maken. Dit gebeurt altijd op een locatie die in het ‘dagelijks leven’ al andere betekenissen draagt. Een theatergroep situeert bijvoorbeeld een voorstelling over de Tweede Wereldoorlog op een station. Het station is een plaats waar treinen aankomen en vertrekken en waar gereisd wordt, maar ook een plek waar je wacht of afscheid neemt. Theaterwetenschapper Wouter Hillaert noemt deze tekens authentieke tekens van een locatie. Tijdens de voorstelling verbeeldt het station een joodse wijk in de Tweede Wereldoorlog. Dit is een theatraal teken. Volgens Hillaert vindt er tijdens een voorstelling op locatie altijd een confrontatie plaats tussen theatrale tekens, die aan de voorstelling toebehoren, en authentieke tekens, die aan de locatie toebehoren. 7 De werkelijke, authentieke tekens blijven namelijk, tijdens een voorstelling, voor een publiek altijd aanwezig en actief en kunnen door het publiek geïnterpreteerd worden als theatrale tekens. In bovengenoemd voorbeeld kan 5
Eversmann, 1994. Pag. 35. Ibidem 7 Hillaert, 2004. Pag. 18/19 6
11
het authentieke teken ‘plaats waar treinen aankomen en vertrekken’, dat toebehoort aan de locatie ‘station’, geïnterpreteerd worden als een theatraal teken, dat toebehoort aan de voorstelling. Wanneer theatermakers op locatie binnen hun voorstelling gebruik maken van authentieke tekens van de locatie, spreken we van locatietheater. Op dit punt onderscheidt het genre zich ook van theater-op-locatie. Hoewel het, naar mijn mening, wel zo is dat wanneer theatermakers – op welke manier dan ook - ongebruikelijke locaties opzoeken, ze te allen tijde toeschouwers de mogelijkheid geven om authentieke tekens van een locatie als theatrale tekens, toebehorend aan de voorstelling, te interpreteren. Dit is echter niet altijd de bedoeling van de makers. Alleen als een maker hier bewust voor heeft gekozen, is een voorstelling op locatie locatietheater.
1.3.1 –Een definitie van locatietheaterDe theatergroep heeft de voorstelling over de Tweede Wereldoorlog op een station gesitueerd, omdat ze thematisch gebruik willen maken van de authentieke tekens van deze locatie binnen hun voorstelling. Ze maken dus locatietheater. De locatie wordt gebruikt ‘als deel van het esthetisch geheel met als doel de zeggingskracht van een presentatie te versterken en wordt tot betekenisdragend element’, aldus Karel Hupperetz. 8 Het station wordt niet ingezet als een vervangende ‘plaats van opvoering’, in plaats van een theatergebouw, maar is een wezenlijk theatraal onderdeel van de enscenering. In zijn proefschrift de ruimte van het theater omschrijft Peter Eversmann het locatietheater dan ook als volgt: ‘locatietheater is theater waarbij de totale ruimteconceptie tot theatraal middel is geworden.’ 9 Eversmann’s definitie geeft de essentie van het genre locatietheater goed weer, maar levert wel een probleem op: het begrip ‘totale ruimteconceptie’ is erg onduidelijk en, naar mijn mening, zelfs onjuist. Hij lijkt er namelijk aan 8 9
Hupperetz, 1991. Pag. 93. Eversmann, 1996. Pag. 201.
12
voorbij te gaan dat een locatie vaak uitgekozen wordt om specifieke authentieke tekens. Theater te Water speelde bijvoorbeeld in mei 2009 haar voorstelling
Noord
Moord,
een
voorstelling
over
de
Belgische
misdaadschrijver Simenon en zijn meesterwerk ‘Maigret’, in de haven van Delfzijl. Op die bewust uitgekozen plek was ‘Noord Moord’ locatietheater; de overlevering beweert immers dat Simenon, aangelegen in de haven van Delfzijl, zijn romanpersonage Maigret verzon. De haven van Delfzijl was vanwege dit specifieke ‘geschiedkundige’ authentieke teken een theatraal middel binnen de voorstelling, maar ‘de totale ruimteconceptie’, wat ik als een soort van geheel aan authentieke tekens interpreteer, was dit zeker niet: dat een haven een aanleg- en doorgangsplaats voor schepen is, deed er in dit geval niet toe. Een locatie kan heel goed vanwege specifieke elementen als theatraal middel optreden, zonder dat de totale ruimte als zodanig optreedt. Het lijkt mij daarom beter om een definitie van locatietheater wat minder streng te formuleren: Locatietheater is theater waarbij de locatie tot theatraal middel is geworden. Bijzonder is dat men nu vast kan stellen dat het aspect ‘buiten de theatergebouwen spelen, op plekken die geen normale theaterplekken zijn’ in geen van bovenstaande omschrijvingen van locatietheater voorkomt. Aan deze – op het eerste gezicht voor de hand liggende - ‘eis’ hoeft niet eens voldaan te worden om toch locatietheater te maken. Oud Oerol-directeur Joop Mulder zegt hier het volgende over: ‘De plek hoeft niet per se een landschap of fabriek te zijn maar kan zelfs een zwarte doos (theaterzaal, BD.) zijn. Het gaat erom dat het verhaal zich op die bewuste plek afspeelt en nergens anders.’ 1 0 Locatietheater betekent dus niet dat buiten de gebaande theaterpaden getreden moet worden, op ongebruikelijke theaterplaatsen gespeeld moet worden. Nee, het genre locatietheater ‘eist’ dat authentieke tekens van de locatie, waar de 10
Van Heteren, 2004. Pag. 32- 35.
13
voorstelling is gesitueerd, betekenisdragend binnen die voorstelling zijn. Dat de locatie optreedt als theatraal middel. En dan kan locatietheater dus zelfs in een schouwburg plaatsvinden.
1.3.2 – Theater-op-locatieTheater-op-locatie is in principe al het theater buiten de zalen dat overblijft: wanneer bij een voorstelling op locatie, de locatie geen theatraal middel is, wanneer de authentieke tekens van de locatie ook tijdens de voorstelling alleen aan de locatie toebehoren. De enige ‘voorwaarde’ waaraan theater-op-locatie, in tegenstelling tot het locatietheater, wel moet voldoen, staat beschreven in de formele definitie, die aan het begin van dit hoofdstuk is geciteerd: het moet – vanzelfsprekend wel op een ‘ongebruikelijke theaterplek’ gesitueerd zijn. Theater-op-locatie is zo, omschreven in een definitie: theater dat niet in een theatergebouw plaatsvindt, waar de voorstelling gebruik maakt van een plek die oorspronkelijk niet voor theater bedoeld is, maar waarbij de locatie niet tot theatraal middel is geworden. De locatie heeft bij theater-op-locatie-voorstellingen dezelfde functie als een theaterzaal, namelijk die van plaats van opvoering. Het blijft natuurlijk mogelijk dat het publiek toch authentieke tekens van de locatie als theatrale tekens van de voorstelling gaat interpreteren; dit maakt een voorstelling echter geen locatietheater. Die keuze ligt, naar mijn mening, alleen bij de makers.
14
1.3.3 – Intenties van de makersEen theatermaker wil dat de locatie, waar hij zijn voorstelling situeert, ‘iets’ communiceert, een betekenis overdraagt in relatie tot het thema van de voorstelling, of hij kiest daar niet voor. In alle gevallen dat een maker daar wel voor kiest, is er sprake van locatietheater; hoe vreemd en vergezocht zo’n relatie tussen de locatie en het thema van de voorstelling ook mag zijn. Het is echter niet zo dat wanneer een theatermaker vindt dat zijn voorstelling voldoet aan de eisen van zijn definitie van locatietheater, hij ook altijd locatietheater maakt. Er is namelijk veel verwarring rondom de begrippen locatietheater en theater-op-locatie. Een theatermaker kan in een winkelcentrum een voorstelling spelen, met als motivatie voor de locatiekeuze dat de theaterzaaltjes in de buurt volgeboekt zaten, en deze voorstelling doodleuk locatietheater noemen. Een andere theatermaker kan in hetzelfde winkelcentrum een voorstelling maken, omdat hij met zijn antikapitalistische voorstelling een statement wil maken in een commerciële omgeving, en deze voorstelling een theater-op-locatie-voorstelling noemen. Een theatermaker kan, naar mijn mening, ook niet per ongeluk locatietheater
maken
met een theater-op-locatie-voorstelling.
Dit lijkt
misschien vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Stel dat een theatergroep in de zomer de voorstelling Midzomernachtsdroom van Shakespeare in een bos speelt. De keuze is op deze locatie gevallen omdat de groep graag in de zomer buiten speelt, en een bos enige beschutting tegen zon en regen geeft. Een typisch theater-op-locatie-argument. Deze voorstelling zou via andere argumenten ook heel goed locatietheater kunnen zijn: een bos is voor Midzomernachtsdroom, thematisch gezien, immers de perfecte locatie. Het publiek – hiervan op de hoogte - is tijdens deze voorstelling heel goed in staat om deze locatie als een theatraal middel binnen de voorstelling te interpreteren. Dit maakt de locatie echter nog geen theatraal middel, en de voorstelling dus geen locatietheater; die ‘macht’ ligt enkel en alleen bij de theatermakers. In de werkelijkheid mag het misschien iets minder absoluut zijn dan dat ik nu voorstel, maar als toevallige omstandigheden en interpretaties van toeschouwers bepalen of een voorstelling wel of geen locatietheater is, zou het onmogelijk zijn om een overzicht te geven van locatietheatergroepen vanaf 1967. Er bestaat dan immers geen vast meetpunt. 15
De intenties van de makers van locatievoorstellingen zijn daarom bepalend en het is dus van wezenlijk belang deze te kennen. Alleen dan heeft een onderscheid tussen het genre locatietheater en theater-op-locatie zin. 1.4 -Concrete voorbeelden van locatietheater en theater-op-locatieHet onderscheid tussen locatietheater en theater-op-locatie zal ik proberen te illustreren aan de hand van twee praktijkvoorbeelden. In de eerste plaats volgt een voorbeeld van een locatietheatervoorstelling. Theatergroep Hollandia situeerde in 1993 de voorstelling M is muziek, monoloog en moord in de visafslag van Scheveningen. Op deze plek wordt de gevangen vis gedood en aan handelaren doorverkocht. ‘Gevangen worden, gedood worden en verkocht worden’ zou je kunnen omschrijven als authentieke tekens van deze locatie. Hollandia’s voorstelling was een moderne bewerking van Euripedes’ Medea: een toneelstuk over een moeder, die, uit wraak op haar man, haar twee kinderen vermoordt. Kindermoord is een van de theatrale tekens van deze voorstelling. Bij voorstellingen op locatie vindt er een confrontatie plaats tussen deze twee tekensystemen, wat ervoor zorgt dat toeschouwers authentieke tekens van de locatie (‘Gevangen worden, gedood worden en verkocht worden’) als theatrale tekens binnen het thema van de voorstelling kunnen interpreteren. Dat was, bij deze voorstelling, de insteek van Hollandia. De locatie werd ingezet als theatraal middel: de visafslag met een sterke associatie van ‘dood’ werd door er te spelen verbonden aan het verhaal van Medea. Hollandia maakte locatietheater. Toneelgroep De Appel speelde Blik, een voorstelling over een file, op het strand van Terschelling. Dit vond in juni 2009 plaats tijdens het theaterfestival Oerol. Ook bij deze voorstelling op locatie ‘botsen’ de twee tekensystemen en kunnen authentieke tekens van de locatie ‘strand’ (‘de zee’, ‘vrijheid’) als theatrale tekens binnen het thema van de voorstelling geïnterpreteerd worden. Een voorstelling over de beklemmende drukte van een file op een leeg en rustig strand kan in dit kader prima locatietheater zijn. Deze overwegingen speelden echter niet mee in de keuze om Blik op een strand te situeren. Oerol is een buitentheaterfestival, wat makers min of meer verplicht hun voorstellingen ‘buiten’ te ensceneren. En het uitgekozen stuk strand bood genoeg ruimte aan de grootse enscenering van Blik. De Appel 16
maakte met deze voorstelling theater-op-locatie: authentieke tekens van de locatie zijn geen theatrale tekens binnen het thema van de voorstelling. De locatie is wel een ongebruikelijke theaterplek, maar wordt nog steeds alleen gebruikt als plaats van opvoering.
17
Hoofdstuk 2 – Een opdeling binnen het locatietheater2.1 – Inhoudelijk locatietheater Er is nu, op basis van de theorie van Eversmann, een werkbare definitie van locatietheater geformuleerd, waarmee men in staat is het locatietheater van al het andere buitentheater te onderscheiden. Het valt vervolgens op dat Eversmann binnen het genre locatietheater nog een onderscheid maakt in de wijze waarop een locatie op kan treden als theatraal middel. Volgens Eversmann kan een locatie ‘om inhoudelijke of esthetische redenen een communicatief element binnen een voorstelling worden.’ 1 1
Eversmann
onderscheidt dan ook ‘inhoudelijk-’ en ‘esthetisch locatietheater.’ 12 Een goed voorbeeld van een theatergezelschap dat op structurele wijze inhoudelijk locatietheater maakte, is Theatergroep Hollandia. Hollandia ontstond in 1985 uit een fusie van het Regiotheater en toneelgroep Acht Oktober, en maakte tot het samengaan met het Zuidelijk Toneel in 2001, onder artistieke leiding van Johan Simons en Paul Koek, talrijke locatievoorstellingen. Bij de eerste locatievoorstellingen van Hollandia was er nog een sterke één-op-één-relatie tussen het thema van de voorstelling en de locatie waar de voorstelling gesitueerd was. Hollandia speelde bijvoorbeeld het toneelstuk ‘Ella’ (1986) van Herbert Achternbusch, dat is gesitueerd in een kippenhok, ook daadwerkelijk in een kippenhok: ‘Het publiek vindt dat wel een belevenis, maar Hollandia zelf vindt het een vergissing. Als al uit de tekst van een stuk blijkt dat het zich afspeelt in een kippenhok, ziet het publiek toch wel een kippenhok voor zich en misschien wel een dat veel interessanter is dan het feitelijke kippenhok, hoe echt dat ook is. Spelen in een echt kippenhok ontneemt je de mogelijkheid om met een locatie een heel andere sfeer op te roepen, een heel andere extra betekenislaag aan de voorstelling toe te voegen.’
13
11
Eversmann, 1996. Pag. 201. Ibidem 13 Blokdijk, 2004. Pag. 3 12
18
Vanaf dat moment zocht Hollandia naar locaties die iets extra’s aan de voorstelling konden toevoegen, ‘die juist niet zijn waar het verhaal zich afspeelt.’ 1 4 Zo koos Hollandia er bijvoorbeeld voor om in 1989 Aeschylos’ ‘Prometheus’ op te voeren in een autosloperij in Westzaan. Aeschylos’ tekst gaat over een man, Prometheus, die het vuur van de Goden steelt, het aan de mensen geeft, en deze zo beschaving schenkt. Voor zijn daad wordt hij echter hard gestraft door Zeus: vastgeketend aan de berg Kaukasus pikt een adelaar elke dag aan zijn lever, terwijl deze elke nacht weer aangroeit. Bij deze tekst zocht Hollandia een locatie die een extra betekenislaag aan de voorstelling kon toevoegen. De keuze viel op een verlaten autosloperij. Op deze manier ensceneerde Hollandia het verhaal van de man die ‘ons’ beschaving schonk zo op een locatie, die in feite symbool staat voor het verval van diezelfde beschaving: in een autosloperij worden immers kapotte en oude auto’s gesloopt. Volgens Blokdijk geeft de locatie op deze manier ‘een zwartgallig commentaar’ op het verhaal. 1 5 Alsof alle moeite en pijn van Prometheus voor niets zijn geweest. Bij beide bovengenoemde voorstellingen van Hollandia – ‘Ella’ en ‘Prometheus’ - is de locatie, vanwege ‘inhoudelijke redenen’ een theatraal middel binnen de voorstelling geworden. Er is dus in beide gevallen sprake van ‘inhoudelijk locatietheater’, hoewel er tussen de voorstellingen wel degelijk een verschil lijkt te zijn in de relatie die voorstelling en locatie met elkaar aangaan. Bij ‘Ella’ is deze relatie nog vrij een-op-een - de voorstelling wordt immers op de plek gespeeld die door de tekst letterlijk wordt ‘gegeven’ - , bij Prometheus wordt er bewust een unieke en afwijkende locatie gekozen, die betekenis kan toevoegen aan de voorstelling.
Hier stuit men op een
probleem rond de term ‘inhoudelijk locatietheater’, die Peter Eversmann gebruikt. Deze term maakt namelijk geen onderscheid tussen deze twee vormen van ‘inhoudelijk locatietheater’, terwijl een dergelijk onderscheid wil zichtbaar gemaakt zou moeten worden. Het zijn namelijk twee verschillende manieren 14 15
waarop
de
locatie
als
theatraal
middel
wordt
gebruikt.
Blokdijk, 2004. Pag. 3 Blokdijk, 2004. Pag. 9.
19
Binnen het inhoudelijk locatietheater moet men opnieuw een onderscheid maken worden tussen twee vormen; een vorm waarbij de relatie tussen de inhoud en de locatie heel direct is, en een vorm waarbij de relatie tussen de inhoud en de locatie meer associatief van aard is. Er
is
echter
nog
een
probleem
met
het
begrip
‘inhoudelijk
locatietheater’. De locatie staat immers, in deze vorm van locatietheater, altijd in relatie tot de grote lijnen, de essentie van de voorstelling – het thema, dus en niet zozeer tot alles wat er tijdens een voorstelling gebeurt – de inhoud. Beter lijkt het mij daarom, om in plaats van ‘inhoudelijk locatietheater’, thematisch locatietheater te gebruiken. En daarbinnen dus opnieuw een onderscheid te maken tussen direct thematisch locatietheater en associatief thematisch locatietheater.
2.2 – Esthetisch locatietheaterNaast dat een locatie om thematische redenen een theatraal middel binnen een voorstelling kan worden,
kan een locatie dit ook om ‘esthetische redenen
worden.’ 1 6 Eversmann noemt deze vorm van locatietheater: esthetisch locatietheater. Een goed voorbeeld van een groep die op structurele wijze esthetisch locatietheater maakt is Bewegingstheater BEWTH. BEWTH ontstond in 1965, geïnitieerd
door Frits Vogels, en
voortkomend uit de school van Bewegingstheater te Amsterdam. BEWTH maakte tot 2005, in verschillende samenstellingen, voorstellingen op locatie. In dat jaar werd de overheidssubsidie stopgezet, en hief de groep zich noodgedwongen op. Bij het thematisch locatietheater bestaat er nog een duidelijke scheiding tussen de tekst of het thema van de voorstelling en de locatie, waar gespeeld wordt; bij het esthetisch locatietheater is de locatie het thema van de voorstelling. De locatie waar een esthetische locatievoorstelling geënsceneerd is, is zelf het hoofdonderwerp van de voorstelling. In 1984 speelde BEWTH de voorstelling ‘Het is ’t Gras’ in de inmiddels afgebroken staalfabriek Demka, te Utrecht. Hieronder staan, puntsgewijs, een aantal momenten uit deze voorstelling beschreven, die kenmerkend voor een 16
Eversmann, 1996. Pag. 201.
20
esthetische locatievoorstelling zijn: •
Aan het begin van de voorstelling houdt een man een monoloog. Aan het einde van zijn monoloog klinkt een oorverdovend lawaai, en kijkt de man verschrikt op. Een groot doek, dat achter de man hangt, wordt snel weggetrokken. Op dit moment openbaart de staalfabriek zich, als een grote, lege, vervallen ruimte, voor de eerste keer aan het publiek. De handeling wordt door middel van het oorverdovende lawaai en de schrikreactie van de man dusdanig sterk benadrukt dat het meteen duidelijk is dat het om iets belangrijks gaat. De man draait zich vervolgens om en kijkt de lege ruimte in. Op deze manier bepaalt hij nu de kijkrichting van het publiek en maakt zo het tafereel waar naar hij kijkt belangrijker dan hijzelf. Voor iedereen is het nu duidelijk dat vanavond datgene wat we achter de man waarnemen centraal staat: de staalfabriek. En dan niet in zijn historische of functionele betekenis, maar als autonoom esthetisch object.
•
In een tweetal scènes van ‘Het is ’t Gras’ wordt de suggestie gewekt alsof de voorstelling toch nog uitgaat van een of ander thema. Dit betreft in de eerste plaats een scene aan het begin van de voorstelling waar mensen met koffers en lange jassen rondlopen in de nevelige hal van de staalfabriek; een sterke associatie met wachtende reizigers op een station. In de tweede plaats betreft dit een scene, meer naar het einde van de voorstelling, waarin twee mensen, van bovenaf gefilmd, van een donkergrijs grondvlak naar een, daarvan sterk gescheiden, lichtgrijs grondvlak lopen en daar hun sokken aandoen: een associatie met een strandtafereel, waar mensen even kort met hun blote voeten in de zee hebben gestaan. Het uitgangspunt van deze twee scènes is echter niet thematisch. De esthetiek van de locatie roept, volgens BEWTH, associaties op, die resulteren in de gespeelde scènes: de nevel doet denken aan reizigers, en het merkwaardige in grijstinten opgedeelde grondvlak aan een kustlijn, waarbij het donkergrijze gedeelte dan de zee, en het
21
lichtgrijze gedeelte het strand is. Doordat dusdanige scènes gespeeld worden, wordt de esthetische kwaliteit van de locatie nog eens benadrukt, omdat zij blijkbaar in staat is zulke associaties op te roepen. •
Voor het analyseren van ‘Het is ’t Gras’ heb ik gebruik gemaakt van een
televisieregistratie.
Of
in
dit
geval
beter
gezegd;
een
televisieadaptatie. BEWTH achtte het namelijk ‘niet goed doenlijk om sfeer en licht van de voorstellingen met film goed weer te geven.’ 1 7 Daarom werden voorstellingen niet geregistreerd, maar werd er van sommige voorstellingen een aparte versie voor televisie gemaakt. Hoewel een dusdanige adaptatie niet één-op-één weergeeft wat het publiek bij de voorstelling heeft gezien of ervaren, zorgt het er echter wel voor dat men de voorstelling zo krijgt voorgeschoteld zoals BEWTH het bedoeld had; men krijgt precies te zien wat men zou ‘moeten zien.’ De camera bepaalt immers de focus van de toeschouwer, in dit geval de televisiekijker. En wat die toeschouwer in de televisieadaptatie van ‘Het is ‘t Gras’ veelal te zien krijgt zijn lange ‘shots’ van vervallen muren, trappen, stalen constructies, de lichtval in het gebouw, etcetera. Het wordt mij, als toeschouwer, op deze manier eens te meer duidelijk dat deze elementen in de voorstelling centraal staan. Ik moet als het ware de staalfabriek als autonoom ‘kunstobject’ in al haar glorie ervaren. •
Een ander moment, dat ik hier als laatste wil beschrijven, is misschien wel het beste voorbeeld van de subtiele en heldere wijze waarop BEWTH aan haar publiek duidelijk maakt dat de esthetische kwaliteit van
de
staalfabriek
centraal
staat
in
‘Het
is
’t
Gras’.
Tijdens een lang ‘shot’ van een vervallen muur, loopt er ineens een man in een bijzonder net pak voorbij. De esthetische tegenstelling met de vervallen muur is meteen duidelijk, maar wat opmerkelijk is, is dat deze tegenstelling vanuit het perspectief van de staalfabriek aan de toeschouwer wordt gepresenteerd: de camera volgt niet de man die langs de muur loopt, maar blijft zich focussen op de muur, terwijl de 17
Schade/Zwaal, 2005. Pag. 25
22
man weer uit beeld loopt. Krachtiger kan BEWTH niet weergeven wat het hoofdonderwerp van ‘Het is ’t Gras’ is. Hoewel BEWTH haar theatervorm zelf omschrijft als architecturaal theater, en er in de theorie rondom locatietheater, ook nog wel eens de term architecturaal
locatietheater
wordt
gebruikt,
doet
de
term
esthetisch
locatietheater, naar de theorie en indeling van Eversmann, het meeste recht aan het soort theater dat BEWTH maakte. De term architecturaal locatietheater suggereert namelijk dat de locatie om haar architecturale eigenschappen een theatraal middel is. Dit is echter niet uitsluitend het geval. Wanneer men bijvoorbeeld kijkt naar ‘Het is ‘t Gras’, kan men zien dat BEWTH zich ook concentreert op de lichtval, en zelfs het geluid van de locatie: er wordt ritme gemaakt op leidingen die door de staalfabriek lopen. Als toeschouwer kan men dat geluid als een autonoom geluid van de locatie waarnemen: het geluid behoort net zo tot de locatie als elk architecturaal element. Bij deze vorm van theater is het beter te zeggen dat de locatie om het geheel aan esthetische eigenschappen een theatraal middel is: licht, geluid, architectuur, etcetera. In het eerste hoofdstuk is uitgelegd dat er bij voorstellingen op locatie altijd een spanningsveld is tussen authentieke tekens van een locatie en theatrale tekens van een voorstelling, wat ervoor kan zorgen dat authentieke tekens als theatrale tekens geïnterpreteerd kunnen worden. Dat lijkt de essentie van locatietheater, en vindt altijd plaats bij thematisch locatietheater of het nu om direct thematisch locatietheater of associatief thematisch locatietheater gaat; het authentieke teken kippenhok wordt geïnterpreteerd als theatraal teken binnen een voorstelling over een kippenhok of het authentieke teken verval wordt geïnterpreteerd binnen een voorstelling over een man die ‘ons’ de beschaving schonk. Dit spanningsveld ontbreekt echter bij het esthetisch locatietheater. De esthetische kwaliteit van de locatie is in deze vorm immers het enige onderwerp van de voorstelling. Wanneer BEWTH bijvoorbeeld een voorstelling in een kerk speelt, en daar gedurende tien minuten, een scene toont waarbij een acteur ‘danst’ met een pilaar, is het theatrale teken dat wordt gecommuniceerd kijk, hoe mooi de pilaar is; het authentieke teken is de pilaar zelf. 23
Men kan nu iets opmerkelijks constateren. Wanneer men een thematische locatievoorstelling wegneemt van de locatie, en in een theaterzaal plaatst, zal de betekenis drastisch veranderen. De voorstelling gaat immers geen specifieke relatie meer aan met een locatie. Wanneer men een esthetische locatievoorstelling wegneemt van de locatie, houdt men überhaupt geen voorstelling meer over; zonder die specifieke locatie zal er immers geen voorstelling kunnen bestaan. Op dit punt in deze scriptie is er een theoretisch kader gegeven, waarbinnen het begrip locatietheater nauwkeurig is beschreven en bovendien uiteengezet is op welke manieren de locatie als theatraal middel kan optreden. Het is nu mogelijk om de onderzoeksvraag te beantwoorden. In het volgende hoofdstuk worden de professionele theatergezelschappen die structureel locatietheater hebben gemaakt, en de manier waarop ze de locatie in hun voorstellingen gebruikten, in kaart gebracht. Er moeten – voor de methode en resultaten van het onderzoek – nog twee zaken ten aanzien van de onderzoeksvraag opgemerkt worden: •
Professionele theatergezelschappen zijn theatergezelschappen waarbij de vaste kern bestaat uit afgestudeerde kunstenaars en/of ‘makers’ die kunnen rondkomen van de inkomsten uit de activiteiten van het gezelschap.
•
De zinsnede ‘structureel locatietheater maken’ uit de onderzoeksvraag betekent dat het maken van locatietheater een wezenlijk onderdeel van het artistieke profiel van het theatergezelschap is; dat het een van de uitgangspunten van het gezelschap betreft.
24
Hoofdstuk 3 - Methode en resultaten 3.1 – Methode Om in de eerste plaats te bepalen welke theatergezelschappen überhaupt
25
structureel
voorstellingen
op
locatie
hebben
gemaakt,
heb
ik
alle
theaterjaarboeken vanaf het seizoen 1966/1967 – het jaar dat BEWTH de eerste locatievoorstelling speelde - tot en met het seizoen 2005/2006 doorgenomen - het seizoen waarin het laatste theaterjaarboek verscheen. Deze theaterjaarboeken
bezitten
nauwkeurige
voorstellingsoverzichten
per
gezelschap. Als uit deze overzichten bleek dat een gezelschap voorstellingen op andere locaties – bijvoorbeeld ‘bos’, of ‘fabriekshal’ - dan een ‘theater’ of ‘podium’ situeerde, noteerde ik het gezelschap. Vervolgens hield ik per gezelschap bij hoe vaak en in welke seizoenen ze voorstellingen op ‘ongebruikelijke theaterplekken’ situeerden. Naarmate ik meer theaterjaarboeken doornam, viel het al snel op dat sommige
theatergezelschappen
veel
en
vaak
op
‘ongebruikelijke
theaterplekken’ speelden, en dat het bij andere gezelschappen slechts zeer sporadisch of zelfs eenmalig
voorkwam; deze werden meteen
weer
doorgestreept. Zij konden immers in ieder geval niet structureel locatietheater hebben gemaakt. Omdat mijn onderzoeksvraag zich puur richt op theatergezelschappen, werden gezelschappen uit andere disciplines – opera, dans, circus etc. - , per definitie niet genoteerd. Na het doornemen van vijfendertig theaterjaarboeken, was er een lijst van
honderdzeventig
theatergezelschappen
ontstaan,
die
professionele
‘locatietheatergezelschappen’ – dat zijn professionele theatergezelschappen die structureel locatietheater maken - zouden kunnen zijn. Om vervolgens te bepalen of de – uit de theaterjaarboeken geselecteerde gezelschappen professionele producties maakten, raadpleegde ik de database van het Theater Instituut Nederland. In deze database worden alle professionele producties bijgehouden. En omdat ik alleen geïnteresseerd ben in professionele theatergezelschappen
– en ik aan mag nemen dat
professionele gezelschappen, professionele producties maken - was dit voor mij de vuurproef; stond een theatergezelschap in de database, dan had een gezelschap in ieder geval een of meerdere professionele producties gemaakt, stond een groep niet in de database, dan mogen we aannemen dat het gezelschap voornamelijk semiprofessioneel of op amateurbasis werkte. Nadat ik alle honderdzeventig gezelschappen had ingevoerd in de 26
database van het Theater Instituut, bleven er nog vierenzestig gezelschappen over, die een positief resultaat hadden gegeven (zie bijlage I). De overige honderdzes gezelschappen gaven geen resultaat in de database van het Theater Instituut; deze gezelschappen hebben dus geen professionele producties gemaakt, en zijn zeer waarschijnlijk geen professionele theatergezelschappen. Om te bepalen welke gezelschappen in de periode 2006 – 2009 structureel voorstellingen op ‘ongebruikelijke theaterplekken’ situeerden – het laatste theaterjaarboek verscheen immers in 2006 -, raadpleegde ik in oktober 2008 de speellijsten van vier belangrijke, en representatieve ‘locatietheaterfestivals’: Oerol, Noorderzon, De Parade en het Zeeland Nazomer Festival. Op de speellijsten van deze festivals vielen twee theatergezelschappen op. Deze gezelschappen werden, na een ‘check’ op professionaliteit in de database van het Theater Instituut, toegevoegd aan de lijst (zie bijlage II). Op dit punt van het onderzoek was het in ieder geval duidelijk dat er zesenzestig
theatergezelschappen
geregeld
voorstellingen
op
locatie
situeerden, en dat een aantal van deze producties – volgens de database van het
Theater
Instituut
Nederland
–
professioneel
waren.
Maar
om
daadwerkelijk vast te kunnen stellen of deze gezelschappen an sich professioneel waren, en structureel locatietheater maakten, moest ik alle groepen nauwkeuriger in kaart brengen. Ik stelde vervolgens een soort van ‘scoringskaart’ op (zie bijlage III), waarin ik per gezelschap wilde vaststellen of a. Het gezelschap professioneel was b. Het spelen op locatie een wezenlijk onderdeel van het artistieke profiel van het gezelschap was c. De locatie bij een locatievoorstelling van het gezelschap een ‘theatraal middel’ / ‘betekenisdragend element’ was. Als een gezelschap zou voldoen aan alle drie bovenstaande voorwaarden, betrof het een‘locatietheatergezelschap’; een professioneel theatergezelschap dat structureel locatietheater maakte. Als een gezelschap daadwerkelijk een ‘locatietheatergezelschap’ was, wilde ik ten slotte vaststellen op welke wijze 27
de locatie gebruikt werd in voorstellingen; om haar esthetische, direct thematische of associatief eigenschappen. Om de scoringskaart per gezelschap in te kunnen vullen, ging ik in de eerste plaats op zoek naar beschikbaar bronnenmateriaal; publicaties, artikelen of recensies over een gezelschap. Op basis hiervan was ik in staat om de ‘scoringskaart’ voor drieëntwintig van de zesenzestig gezelschappen in te vullen (zie bijlage IV). Op basis van beschikbaar bronnenmateriaal vielen er over de overige drieënveertig gezelschappen nog geen conclusies te trekken. Om ook voor deze gezelschappen te kunnen bepalen of het wel of geen locatietheatergezelschap betrof, heb ik een enquête (zie bijlage V) opgesteld. Van veertig van de drieënveertig overgebleven gezelschappen kon ik de contactgegevens achterhalen. Drie theatergezelschappen bleven ‘onvindbaar’: van die gezelschappen kon dus niet bepaald worden of ze op professioneel niveau structureel locatietheater hebben gemaakt. Mijn voorkeur ging uit naar het telefonisch afnemen van de enquête, omdat men dan vaak net iets meer te weten komt, en wat makkelijker door kan
vragen.
Eenendertig
gezelschappen
hebben
meegewerkt
aan
de
telefonische enquête, zes gezelschappen hebben de schriftelijke enquête per mail ingevuld (zie bijlage IV). Drie theatergezelschappen reageerden op telefoontjes, noch op mails; van twee van deze gezelschappen heb ik op basis van online materiaal de ‘scoringskaart’ ingevuld, van een gezelschap kon niet vastgesteld worden of het wel of geen locatietheatergezelschap was. In paragraaf 3.2 volgen nu de resultaten van het onderzoek.
3.2 - Resultaten -
28
Tabel 1: Lijst potentiële ‘locatietheatergezelschappen’
29
In tabel 1 kan men aflezen welke zesenzestig theatergezelschappen potiëntele locatietheatergezelschappen zijn. Van elk gezelschap kan men aflezen in welk jaar het gezelschap is opgericht, of het gezelschap op 1 september 2009 nog actief was, en als dat niet het geval is; wanneer het gezelschap is gestopt. Vervolgens kan men per gezelschap aflezen of het een professioneel gezelschap betreft. Indien dit het geval is kan men aflezen of het betreffende gezelschap het spelen van locatievoorstellingen als wezenlijk onderdeel van het artistiek profiel beschouwt of beschouwde, en ten slotte – als dit ook geldt – of de locatie bij een voorstelling op locatie optreedt of optrad als theatraal middel. Als ook aan deze laatste voorwaarde wordt voldaan, is een gezelschap een ‘locatietheatergezelschap’: een professioneel theatergezelschap
dat
structureel locatietheater maakt of maakte. Van de zesenzestig onderzochte theatergezelschappen was er over vier gezelschappen (De Roadies, Stichting Akwakorta, Stichting Beeldend Theater, en Theatergroep Trajekt) geen informatie te vinden; zij vielen af. Er voldoen vervolgens vier gezelschappen niet aan de eerste voorwaarde; deze vier
gezelschappen
gezelschappen
zijn
voldoen
geen niet
professionele aan
de
theatergezelschappen.
tweede
voorwaarde;
van
Elf deze
gezelschappen is het spelen op locatie geen wezenlijk onderdeel van hun artistiek profiel. Ten slotte voldoen zestien gezelschappen niet aan de laatste voorwaarde; op locatie is de locatie geen theatraal middel. Er blijven zevenentwintig theatergezelschappen over die aan alle drie de voorwaarden voldoen. Het zijn professionele gezelschappen, die het spelen op locatie als wezenlijk onderdeel van hun artistieke profiel zien, en op locatie de locatie als theatraal middel inzetten in hun voorstellingen. Hiermee is de hoofdvraag van deze scriptie beantwoord. In
onderstaande
tabel
ziet
men
de
zevenentwintig
locatietheatergezelschappen opnieuw weergegeven. In deze tabel is af te lezen hoe deze gezelschappen de locatie inzetten als theatraal middel; maken ze esthetisch locatietheater, direct thematisch locatietheater of associatief thematisch locatietheater?
30
Tabel 2: Locatietheatergezelschappen en de wijze waarop ze locatietheater maken / maakten
In
tabel
2
kan
men
aflezen
dat
dertien
van
de
zevenentwintig
locatietheatergezelschappen direct- en associatief thematisch locatietheater maakten. Zes locatietheatergezelschappen maakten specifiek associatief thematisch locatietheater, één gezelschap maakte specifiek direct thematisch locatietheater en één gezelschap maakte specifiek esthetisch locatietheater. Vijf gezelschappen maakten alle vormen van locatietheater, één gezelschap maakte een combinatie van associatief thematisch locatietheater en esthetisch locatietheater.
Bovenstaande
gegevens
staan
nog
eens
uitgewerkt
in
onderstaande grafiek.
Figuur 1: verdeling van wijze waarop gezelschappen locatietheater maakten
31
Verdeling van wijze waarop gezelschappen locatietheater maakten Esthetisch LT
5
1
Direct Thematisch LT 1 Associatief Thematisch LT 6
0 1 13
Esthetisch LT & Direct Thematisch LT Esthetisch LT & Associatief Thematisch LT Direct Thematisch LT & Associatief Thematisch LT Esthetisch LT & Direct Thematisch LT & Associatief Thematisch LT
In deze grafiek valt tevens af te lezen dat er, over de gehele periode, acht gezelschappen zijn geweest die een specifieke vorm van locatietheater hebben gemaakt (of alleen esthetisch-, of alleen direct thematisch- of alleen associatief thematisch locatietheater). Negentien locatietheatergezelschappen maakten op een niet-specifieke manier locatietheater.
Figuur 2: Aantal locatietheatergezelschappen in periode 1967 - 2009
32
Aantal locatietheatergezelschappen in periode 1967 - 2009 25 20 Aantal
15 10 5
19
67 19 69 19 71 19 73 19 75 19 77 19 79 19 81 19 83 19 85 19 87 19 89 19 91 19 93 19 95 19 97 19 99 20 01 20 03 20 05 20 07 20 09
0
Jaartal
Figuur 3: Verdeling specifiek en niet-specifiek locatietheater in 1989, 1999 en 2009.
Verdeling specifiek en niet-specifiek locatietheater in 1989, 1999 en 2009 100%
Percentage
80% 60%
Niet-specifiek
40%
Specifiek
20% 0% 1989
1999
2009
Jaartal
Hoofdstuk 4 – Discussie-
33
De resultaten van het kwantitatief onderzoek wijzen uit dat het aantal gezelschappen dat structureel locatietheater maakt vanaf 2005 licht is gedaald (zie figuur 2). Op het hoogtepunt, in 2003, kende Nederland eenentwintig professionele locatietheatergezelschappen; in 2009 waren dat er nog zeventien. Waarschijnlijk ligt dat aantal nu, anno 2011, nog lager. Het, door Peter Eversmann, aangemerkte Canon van Locatietheatergezelschappen – BEWTH, Hollandia, Dogtroep en Tender - , die elk afzonderlijk een bepaalde stroming binnen het locatietheater representeerde, is inmiddels, na de subsidiestop van Dogtroep in 2009, uit elkaar gevallen. Hun ‘erfenis’ is niet overgenomen door nieuwe gezelschappen. Johan Simons, oud-artistiek leider van Hollandia, gelooft dat er ‘geen groep meer bestaat die locatietheater maakt, op die manier hoe zij het maakten.’
18
Ook Ben Zwaal, oud-artistiek
leider van BEWTH, denkt ‘dat er nu niet langer in hun lijn locatietheater wordt gemaakt.’ 19 Als er vervolgens nauwkeuriger gekeken wordt naar tabel 2, kan er tevens geconcludeerd worden dat er nog maar weinig gezelschappen zijn die een specifieke vorm van locatietheater maken; van de zeventien overgebleven locatietheatergezelschappen in 2009 kiezen er nog maar drie voor een specifieke vorm als direct thematisch-, associatief thematisch- of esthetisch locatietheater. In figuur 3 kan men zien dat professionele theatergezelschappen, die op een structurele wijze locatietheater maakten in 2009 veel minder specifiek voor een vorm kozen dan in 1989 en 1999 het geval was; in 1989 maakte 33,3% (drie van de negen gezelschappen) een specifieke vorm van locatietheater, in 1999 was dit nog 31,6 % (zes van de negentien gezelschappen), in 2009 werd dit door nog door 17,6% (drie van de zeventien) van de gezelschappen gedaan. Hoewel het aantal locatietheatergezelschappen is afgenomen, lijkt het erop dat het aantal voorstellingen op locatie zeker niet minder is geworden. Er is de laatste jaren in Nederland sprake van zogenaamde ‘festivalisering’ van kunst en cultuur; het culturele aanbod wordt steeds meer thematisch gegroepeerd, en in relatief korte periodes aangeboden. Het locatietheater lijkt 18 19
Zie Bijlage VII; interview met Johan Simons, 29 augustus 2009. Zie Bijlage VIII; interview met Ben Zwaal, 1 september 2009.
34
zich uitstekend te lenen voor deze ‘festivalisering’: aan de ene kant worden allerhande festivals voorzien van ‘locatietheaterachtige’ projecten, aan de andere kant is er ook een groot aantal locatietheaterfestivals. Of het nu het Zeeland Nazomer Festival, Oerol of Noorderzon betreft; volgens de artistieke directies
ligt
de
bezoekersaantallen
nadruk
nog
groeien,
en
steeds het
op
het
aanbod
locatietheater
neemt
zeker
–
de
niet
af.
Als er echter kritisch gekeken wordt naar het aanbod van de festivals, is een duidelijke verschuiving van locatietheater naar theater-op-locatie waar te nemen. Een verschuiving van voorstellingen waarbij tekst of thema en locatie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, naar een lossere vorm, waarbij de locatie
voornamelijk
als
een
mooi
decor
lijkt
te
functioneren.
Theaterwetenschapper Karel Hupperetz vraagt zich dan ook af wat je ‘nu nog op Oerol locatietheater kan noemen’: ‘Er zijn incidentele producties die de naam mogen hebben, maar er zijn ook een heleboel die kunnen op andere plekken. Het merkwaardige is dat je ook ziet dat producties die voor Oerol gemaakt zijn, op andere plekken te zien zijn.’ 20 Er zijn talrijke voorbeelden te geven van voorstellingen die voor een locatie op Oerol gemaakt zijn, maar vervolgens ook in het gewone zalencircuit opduiken. De merkwaardigste voorstelling die ik in dit licht heb gezien, is Blik van Toneelgroep De Appel, die ik al eerder in deze scriptie heb aangehaald. Deze voorstelling, op en over een snelweg, zag ik voor het eerst op Oerol 2009, waar op het strand een snelweg was nagebouwd. Ik vond deze voorstelling toen al nauwelijks locatietheater – waarom niet een voorstelling op en over een snelweg ook daadwerkelijk op een (snel)weg spelen?-, maar was verbijsterd toen ik een kleine drie maanden later dezelfde voorstelling bezocht in het Appeltheater in Den Haag. De voorstelling ‘werkte’ in de theaterzaal beter dan op locatie en mij bekroop het gevoel dat deze voorstelling voor de zaal gemaakt was, en voor de locatie aangepast. Hupperetz
denkt
locatietheatergezelschappen, 20
dat en
de de
afname
verschuiving
van van
het de
focus
aantal van
Zie Bijlage XII; interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009.
35
locatietheater naar theater-op-locatie, veroorzaakt wordt door een gebrek aan beleid op het gebied van locatietheater. 21 Een blik op de huidige basisinfrastructuur
leert
ons
dat
locatietheater
niet
wordt
genoemd.
‘Locatietheater wordt niet beschouwd als een meerwaarde’, volgens Ab Gietelink van Theater Nomade, ‘dat je op locatie speelt, maakt de Raad van Cultuur geen ruk uit.’ 22 Veel locatietheatergezelschappen krijgen na verloop van tijd te horen dat ze niet ‘vernieuwend’ bezig zijn; het overkwam BEWTH in 2005 en Dogtroep in 2009. Een logische, kritische kanttekening als men het locatietheater als vormexperiment van het reguliere theater beschouwt. Dit is echter onjuist; zoals Peter Eversmann aantoonde in zijn proefschrift ‘De Ruimte van het Theater’ is locatietheater een genre, ‘met zijn extra genrespecifieke eigenschappen’ 23 – het zou dus ook als zodanig beoordeeld moeten worden. Maar dat is niet gebeurd. Ben Zwaal: ‘er is nooit een advies gekomen; dat is een ruimer cultureel fenomeen.’ 24 Het is, volgens Hupperetz, ook moeilijk slechts met de vorm ‘op locatie spelen innoverend te blijven.’ 25 Maar op deze manier zijn toch in ieder geval twee
unieke
locatietheatergroepen,
met
internationale
allure,
uit
het
Nederlandse toneelbestel verdwenen. Ook de verschuiving van locatietheater naar theater-op-locatie is zo goed te verklaren: geen bijzonder beleid op locatietheater betekent ook voor veel groepen afnemende subsidiebedragen, en meer behoefte aan eigen inkomsten. Theater-op-locatie-voorstellingen zijn nog publieksvriendelijker dan locatietheater, vaak sensationeler, en misschien wel het belangrijkste: niet afhankelijk van een unieke plek, en dus op meer plekken te spelen. Theaterop-locatie is dus in feite commercieel interessanter dan locatietheater. Het is overigens vooralsnog niet de verwachting dat het locatietheater, afgaande op de brief die de Staatssecretaris van OCW - Halbe Zijlstra - naar de Raad van 21
Ibidem. Zie Bijlage VI; interview met Ab Gietelink, 20 oktober 2008. 23 Eversmann, 1996. Pag. 35. 24 Zie Bijlage VIII; interview met Ben Zwaal, 1 september 2009. 25 Zie Bijlage XII; interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009. 22
36
Cultuur stuurde, de komende jaren wel een ‘eigen plek’ krijgt. En nu theatergezelschappen een bepaalde bezettingsgraad moeten gaan halen om voor subsidie in aanmerking te komen, lijkt het me waarschijnlijk dat het theater-op-locatie nog meer terrein zal winnen op het locatietheater. Maar niet alleen gebrek aan waardering vanuit de overheid is een probleem, ook de media weten het locatietheater vandaag de dag nog maar moeilijk op waarde te schatten. Terwijl de kranten in de jaren zeventig en tachtig pagina’s volschreven over de bijzondere locaties waar Hollandia en BEWTH hun voorstellingen situeerden, ‘lees je nu veel minder’, meent Johan Simons. 26 Theatercritica Annet Embrechts van de Volkskrant vertelt: ‘Toen Vis-a-Vis onlangs twintig jaar bestond had ik niets liever gewild dan daar een mooi stuk over maken, maar theatercoördinator Hein Janssen zag daar de zin niet van in.’ 27 De oorzaak van het gebrek aan beleid bij de overheid en het gebrek aan waardering bij de media ligt ook bij het locatietheater zelf; er is te weinig kennis over locatietheater omdat er, volgens Simons, ‘te weinig theorie op los gelaten
is.’ 28
Het
proefschrift
van
Eversmann,
verschillende
afstudeerscripties, en de artikelen van onder andere Hupperetz en Hillaerts, geven naar mijn mening echter prima mogelijkheden om het locatietheater binnen een theoretisch kader te plaatsen. Volgens mij is het probleem echter dat er over de hele breedte (publiek, makers, pers en overheid) een soort basiskennis van de theorie rondom locatietheater ontbreekt. Net zoals men als kind leert dat theater ‘doen alsof’ is, zou iedere bezoeker van locatietheater zich moeten afvragen in welke relatie de locatie tot het thema of de tekst van de voorstelling staat, want ‘als de toeschouwer die vraag niet stelt, is er ook geen locatietheater’, volgens Tom Blokdijk. 29 Deze vorm van identiteitscrisis deed zich al voor ten tijde van Hollandia. Blokdijk: ‘Doordat wij erover schreven, hebben wij gestimuleerd dat mensen 26
Zie Bijlage VII; interview met Johan Simons, 29 augustus 2009. Kok, 2010 II. Pag. 1-2. 28 Zie Bijlage VII; interview met Johan Simons, 29 augustus 2009. 29 Zie Bijlage XI; interview met Tom Blokdijk, 17 september 2009. 27
37
zich die vragen gingen stellen. Ook de pers. Ik schreef het op om het denken over locatie te stimuleren. Een vorm van locatie-educatie.’ 30 Een
theoretische
basiskennis
lijkt
dus
noodzakelijk
om
het
genre
locatietheater goed te kunnen onderscheiden van al het andere reguliere en buitentheater. Als men gaat inzien welke unieke hoofdvraag – wat is de relatie tussen voorstelling en locatie? – aan locatietheatervoorstellingen ten grondslag ligt, krijgt het locatietheater vanzelf meer status en waardering. De behoefte aan theorievorming rondom locatietheater werd ook opgemerkt tijdens de debatten en gesprekken in het kader van de locatietheatertentoonstelling ‘Ergens en Overal’, die het Theater Instituut Nederland vorig jaar organiseerde. In het verslag van een expertmeeting kunnen we lezen: ‘Om meer erkenning af te dwingen, meent Embrechts, moeten theatermakers veel meer bekendheid creëren, veel beter laten weten dat ze er zijn. Niet alleen door mooie theatervoorstellingen te maken maar ook door theorievorming en debat aan te moedigen.’
31
De tentoonstelling ‘Ergens en Overal’ miste zelf ook een sterke theoretische component, merkt Embrechts vervolgens terecht op. 32 Je zat toch weer gewoon te kijken naar mooie plaatjes van stranden en fabrieken, en te lezen over de ontberingen van de makers op die locaties; de vraag wat de locatie nu precies deed met de voorstelling werd nergens gesteld. Een gemiste kans. In het programmablad van ‘Ergens en Overal’ staat echter wel iets interessants:
in
theaterjournalist
het
essay
Kester
‘Verslaafd
Freriks
een
aan
de
beknopte
rauwe
ruimte’
geschiedenis
van
geeft het
locatietheater, bespreekt hij de huidige stand van zaken en probeert hij zijn bevindingen van het locatietheater te theoretiseren. Om te beginnen geeft Kester Freriks zijn eigen definitie van locatietheater, wat ook meteen de meest recent gepubliceerde definitie van locatietheater is: 30
Ibidem. Kok, 2010 II. Pag. 2 32 Ibidem. 31
38
‘Locatietheater kun je definiëren als elke voorstelling die zich buiten het theatergebouw afspeelt en waarin de plaats van handeling van beslissende invloed is op het artistieke resultaat.’ 33 Deze definitie is, naar mijn mening, uiterst onnauwkeurig en onjuist. Los van het feit dat begrippen als ‘plaats van handeling’, ‘beslissende invloed’ en ‘artistiek resultaat’ bijzonder vaag zijn, slaat Freriks’ definitie de plank goed mis door te stellen dat locatietheater ‘zich per definitie buiten het theatergebouw afspeelt.’ We weten inmiddels dat dat niet waar is, dat locatietheater zelfs prima in een theatergebouw kan plaatsvinden. Het is immers
geen
vormexperiment
dat
noodzakelijkerwijs
‘buiten
het
theatergebouw’ is gesitueerd; het is een theatergenre waarbinnen voorstelling en locatie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Freriks spreekt zichzelf later ook tegen door te verhalen over een prachtige locatievoorstelling die hij in de schouwburg van Amsterdam heeft gezien. En dat is, naar mijn mening, toch echt een theatergebouw. Je zou nu zelfs kunnen zeggen dat Freriks met zijn onjuiste definitie vooral de beleidsmakers in de kaart speelt, terwijl het ongetwijfeld z’n bedoeling was een positieve bijdrage te leveren aan de bijzondere status van het locatietheater. Wanneer ik Peter Eversmann, ruim vijftien jaar na dato, vraag of hij nog steeds achter zijn destijds geformuleerde definitie van locatietheater – locatietheater is theater waarbij de totale ruimteconceptie theatraal middel wordt – staat, knikt hij instemmend. Tegenwoordig heeft hij echter wel een probleem met de term ‘locatietheater’ zelf. Hij spreekt nu liever, ook voor Nederland, van ‘site-specific-theatre’: ‘Die term geeft beter weer wat bedoeld wordt met het genre, namelijk dat de plek waar je speelt en de voorstelling een hele specifieke relatie met elkaar aangaan.’ 34 Volgens Karel Hupperetz en Tom Blokdijk moet een goede definitie van het 33 34
Freriks, 2010. Pag. 9. Zie Bijlage IX; interview met Peter Eversmann, 1 september 2009.
39
locatietheater vooral ‘flexibel’ zijn. Blokdijk zegt: ‘Het is niet zo dat een locatie of betekenis draagt binnen een voorstelling of geen betekenis draagt binnen een voorstelling. Het gaat in schalen. En misschien bestaat er wel geen helemaal 0 of helemaal 100. We moeten oppassen dat locatietheater niet als zuiverheid in de leer wordt.’ 35 Hupperetz merkt wel op dat een definitie van locatietheater ‘in ieder geval het onderscheid
moet
maken
tussen
locatietheater
en
al
het
andere
buitentheater.’ 36 Ook Kester Freriks maakt in zijn essay een onderscheid tussen locatietheater en theater-op-locatie: ‘Locatietheater kan alleen daar gespeeld worden, op die bewuste plek, en nergens anders. De vrijzinnige variant heet theater-op-locatie. Dat zou je een soort theater als ansichtkaart kunnen noemen; plak een willekeurige
voorstelling
in
een
fraaie
omgeving,
en
er
is
locatietheater. Maar dat is foutief gedacht. Kunst van fraaie prenten is geen volwassen, hoogstaande discipline, en dat is locatietheater wel.’ 37 Theaterwetenschapper
Eugene
van
Erven
maakt
een
nog
specifieker
onderscheid tussen ‘locatietheater dat de openbare ruimte hoofdzakelijk als decor gebruikt, omdat je buiten hoog, groot en luidruchtig kunt zijn, bijvoorbeeld (‘plop art’ of ‘dumpkunst’) en locatietheater, dat echt geïnteresseerd is in de specifieke plek en uitvoerig archeologisch of sociologisch onderzoek doet om te komen tot dieptelandkaarten (‘deep maps’), waarin betekenislagen die door de tijd heen zijn ontstaan op elkaar gestapeld worden en alle zichtbaar worden gemaakt.’ 38 De opvatting dat een onderscheid tussen locatietheater en theater-oplocatie relevant is, lijkt breed gedragen. We stuiten echter op een probleem bij het beschrijven van dit onderscheid, omdat de termen ‘locatietheater’ en 35
Zie Bijlage XI; interview met Tom Blokdijk, 17 september 2009. Zie Bijlage XII; interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009. 37 Freriks, 2010. Pag .9 38 Kok, 2010 I. Pag 1. 36
40
‘theater-op-locatie’ vaak door elkaar gebruikt worden. Van Erven gebruikt bijvoorbeeld twee keer de term ‘locatietheater’, terwijl hij, naar mijn mening, de theatervorm ‘die de openbare ruimte hoofdzakelijk als decor gebruikt’ beter theater-op-locatie kan noemen. Ook gezelschappen bedienen zich vaak van de verkeerde terminologie. Hupperetz zegt hierover: ‘Heel veel Oerol-producties is buitentheater, en geen locatietheater. Dat is ook legitiem, maar dan moet je het geen locatietheater noemen.’ 39 Waarschijnlijk is er, zoals ik al eerder schreef, voldoende theorie rond locatietheater: er zijn genoeg handvaten om een juiste omschrijving van het locatietheater te geven en een goed onderscheid te kunnen maken tussen locatietheater en theater-op-locatie. Er is echter geen eenduidige basistheorie, geen consensus, zou je kunnen zeggen. Hierdoor worden begrippen als ‘locatietheater’ en ‘theater-op-locatie’ te pas en te onpas door elkaar gebruikt, en definities naar eigen believen aangepast. Natuurlijk moet een definitie ‘flexibel’ zijn, maar een heldere ‘basisomschrijving’ helpt publiek, pers en overheid
het
locatietheater
beter
te herkennen
en
te
begrijpen,
en
waarschijnlijk ook meer te waarderen.
4.1.1 – ‘sociaal locatietheater’ In deze roerige tijden, waarin het lijkt of alle kunstvormen hun bestaansrecht moeten verantwoorden, is het niet onbelangrijk te bespreken wat de meerwaarde van locatietheater - voor makers en toeschouwers - is. Voegt het locatietheater nog iets anders toe aan het theater in Nederland, behalve de bijzondere relatie die voorstelling en locatie met elkaar aangaan? 39
Zie Bijlage XII; interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009.
41
Een specifieke meerwaarde van het locatietheater is de zogenaamde ‘sociale component’, die binnen een locatievoorstelling op twee niveaus aanwezig kan zijn. Dat kan allereerst op het niveau van de voorstelling zelf. Peter Eversmann ontdekte deze ‘sociale’ vorm van locatietheater een aantal jaren geleden: ‘Ik ben daar achter gekomen doordat ik een proefschrift begeleidde van een Canadese. Zij beschreef hoe theatermakers een verlaten en vervallen ziekenhuis in een klein Amerikaans stadje revitaliseerden. Dat ziekenhuis werd sinds de jaren vijftig niet meer gebruikt, maar had daarvoor een grote rol gespeeld in de geschiedenis van dat stadje. De theatermakers onderzochten wat, vanuit de sociale geschiedenis van de locatie, de theatrale mogelijkheden waren. De verhalen van de mensen uit de gemeenschap, die bij het ziekenhuis woonden of er zelfs werkten, speelden in dat project een belangrijke rol.’ 40 Volgens Eversmann is deze vorm van locatietheater zelfs een nieuw subgenre, dat naast het thematisch en esthetisch locatietheater bestaat: ‘Die hele sociale component waarbij theatermakers samenwerken met mensen uit die relatief kleine gemeenschap, uitgaande van de locatie en de relatie van de locatie met de mensen die daar wonen, is een mooie aanvulling op thematisch en esthetisch locatietheater.’ 41 Binnen het huidige locatietheater valt op dat er relatief veel locatietheater wordt gemaakt dat uitgaat van deze sociale component. Zeker bij de nieuwe generatie ‘locatietheatermakers’, zoals Lotte van den Berg en Dries Verhoeven,
komt
deze
variant
vaak
voor.
Verhoeven
ensceneerde
bijvoorbeeld de voorstelling ‘Niemandsland’ in een volksbuurt; in deze volksbuurt werden toeschouwers rondgeleid door een allochtone gids, terwijl ze, via een koptelefoon, naar zijn of haar levensverhaal luisterden. Dat waren verhalen die niet zozeer specifiek over die locatie gingen, maar wel een soort 40 41
Zie Bijlage IX; interview met Peter Eversmann, 1 september 2009. Ibidem.
42
van sociale relatie met die locatie hadden. Het waren immers de verhalen van de mensen die daar woonden. Ook ‘gevestigde’ locatietheatergezelschappen als Peergroup en het 5e Kwartier maken voornamelijk voorstellingen in deze trant: naar een plek gaan, uit eerste hand – van bewoners bijvoorbeeld – verhalen verzamelen over die plek, en vervolgens op basis van die verhalen een voorstelling maken. In die voorstelling spelen vervolgens bewoners, of andere personen die aan die plek verbonden zijn, ook nog dikwijls een rol. In
feite
is
in
alle
bovengenoemde
voorbeelden
van
‘sociaal
locatietheater’ gewoon sprake van direct thematisch locatietheater: de relatie tussen het thema van de voorstelling en de locatie waar deze is gesitueerd, is zonder uitzondering één-op-één. De voorstellingen van Peergroup, het 5e Kwartier en Dries Verhoeven gaan immers, min of meer, over de locatie waar de voorstelling gespeeld wordt. Toch maakt Eversmann een onderscheid tussen deze ‘sociale’ vorm van locatietheater en andere vormen van locatietheater; hij ziet locatietheater ‘waarbij de sociale component een grote rol speelt als een verbijzondering van het thematisch locatietheater.’ 42 Het lijkt erop dat binnen het ‘sociaal locatietheater’ de locatie meer gebruikt wordt vanwege zijn sociale context dan als theatraal middel, dat ofwel een directe betekenisrelatie met het thema van de voorstelling (direct thematisch en esthetisch locatietheater) heeft ofwel met haar betekenis het thema van de voorstelling kan ‘kleuren’ (associatief thematisch locatietheater). Het gaat bij deze vorm van locatietheater niet om de betekenis van de locatie zelf, maar om de verhalen, personen en gebeurtenissen die aan de locatie ‘toebehoren’. Deze vorm van locatietheater heeft een sterk maatschappelijk karakter; een theatermaker gaat, op basis van een locatie, in feite aan de slag met een gemeenschap. Dit roept sterke associaties op met begrippen als ‘community art’ en ‘community theatre’. Niet alleen omdat het thema van deze vorm van locatietheater de locatie zelf is – en vaak voor een locatie gekozen wordt, die binnen een gemeenschap een bijzondere rol vervult (de buurt, een ziekenhuis, een oude fabriek) – ook en vooral omdat de verhalen van die gemeenschap de basis vormen voor de voorstellingen, waarin mensen uit die gemeenschap vaak ook nog eens een rol spelen. Het ‘sociaal locatietheater’ kan, net als ‘community art’ en ‘community theatre’, ‘het bewustzijn, het zelfvertrouwen 42
Ibidem.
43
en de sociale cohesie tussen bewoners versterken:’ 43 ‘Door het prikkelen van de verbeelding stellen velen zich meer open voor elkaars visie en denkwijze en blijken sociale verschillen ineens toch overbrugbaar.’ 44
4.1.2 - Het perspectief van locatietheater anno 2011Binnen het locatietheater is er ook op een ander niveau sprake van een sociale component. Deze is in feite altijd aanwezig, en is geen onderdeel van de voorstelling zelf, maar meer het resultaat van het spelen op locatie. Een van de belangrijkste verworvenheden van het locatietheater betreft namelijk een verandering in de relatie tussen toeschouwers en spelers. Kester Freriks schrijft hier, in zijn essay, het volgende over: ‘Bij locatietheater valt de scheiding weg tussen toeschouwer en speler; meer dan in een schouwburgzaal vormt het publiek een eenheid met de acteurs. Allen ervaren we dezelfde hitte, regen, wind, zonsondergang, meeuwenroep, zijn we onderdeel van hetzelfde landschap.’ 45 Dat toeschouwers zich bij een locatievoorstelling meer verbonden ‘voelen’ met de acteurs, werd ook al aangetoond in het onderzoek dat Annemarie VosVan de Kaa in 1993 uitvoerde bij voorstellingen van Hollandia. Zij onderzocht
voor
ruimtegebruik
van
haar
doctoraalscriptie
theatergroep
het
Hollandia
effect op
de
van
locatie-
en
toeschouwers,
en
concludeerde dat ‘de manier waarop Hollandia voorstellingen op locatie maakt een hoge mate van de betrokkenheid in de relatie toeschouwers – voorstelling bewerkstelligt.’ 46 ‘De toeschouwer voelt zich, in vergelijking met conventionelere schouwburgvoorstellingen, meer onmisbaar onderdeel van dat zelfde geheel,’ 47 omdat toeschouwers en spelers, zoals Freriks al illustreerde, 43
Kok, 2010 I. Pag. 4. Ibidem. 45 Freriks, 2010. Pag. 15. 46 Vos van de Kaa, 1993. Pag. 6 47 Ibidem. 44
44
bij voorstellingen op locatie dezelfde omstandigheden delen. Locatietheater zorgt, volgens Johan Simons, voor een dynamische, intense en zelfs ‘fysieke voorstellingservaring van het publiek, wat je in het theater nooit voor elkaar kan krijgen.’ 48 Het is echter wel waar Simons ook ‘binnen
het
voorstellingen
theater
naar
het
zaallicht
op
zoek
aan
te
is.’ 49
Door
laten,
hoopt
bijvoorbeeld Simons
tijdens
eenzelfde
betrokkenheid van de toeschouwers als op locatie te bewerkstelligen. 50 Het theater-op-locatie heeft de laatste jaren, zoals in paragraaf 4.1 besproken, flink terrein gewonnen op het locatietheater. Het aantal locatietheatergezelschappen is licht gedaald; de ‘canon’ is uit elkaar gevallen. Als men de nog bestaande locatietheatergezelschappen nauwkeuriger bekijkt, kan men tevens zien dat er nog weinig locatietheater wordt gemaakt dat uitgaat van de – in de eerste twee hoofdstukken van deze scriptie – besproken ‘strenge’ opvattingen over locatietheater. Men kan zich dan ook met recht afvragen hoeveel van de locatietheatergezelschappen op de – in bijlage II bijgevoegde lijst nu nog hoofdzakelijk en consequent locatietheater maken. De nieuwe generatie ‘locatietheatermakers’ - Dries Verhoeven, Lotte van den Berg, Theun Mosk, Boukje Schweigmann en Jetse Batelaan - ensceneren net zo lief, en net zo vaak, in de zaal als op locatie. Lotte van den Berg, die met haar gezelschap Omsk heel letterlijk een erfenis van Dogtroep heeft overgenomen, heeft zelfs haar eigen theater in Dordrecht. En als deze nieuwe lichting makers een voorstelling op locatie ensceneert, is de keuze voor de locatie niet per definitie ‘artistiek’ gemotiveerd. Men zou nu – vrij dramatisch -
kunnen stellen dat het genre
locatietheater, met haar specifieke artistieke eigenschappen, passé is. Maar men kan zich vervolgens ook afvragen of dat erg is. Jos Thie zegt het volgende: ‘Het gaat er niet om locatietheater als aparte discipline te benoemen, maar om werken op locatie volwaardig onderdeel te laten uitmaken van de kunsten dat, buiten de reguliere theaters, een verbinding kan aangaan met de openbare ruimte en instellingen die daar nog meer 48
Zie Bijlage VII; interview met Johan Simons, 29 augustus 2009. Ibidem 50 Ibidem 49
45
opereren – zodat theater zijn elitaire karakter verliest en weer een rol speelt in het maatschappelijk debat.’
51
Het locatietheater met een ‘sociale component’ lijkt een trend; een groot aantal van de nog bestaande locatietheatergezelschappen ‘flirt’ tenminste met sociaal locatietheater en van de nieuwe generatie makers lijkt alleen Boukje Schweigmann
wat meer
te
neigen
naar
de esthetische
variant
van
locatietheater. Wat Thie omschrijft, lijkt dus sterk op de inmiddels ontstane situatie. Zoals ik al eerder schreef, speelt tegenwoordig, in een keuze voor een locatie, veel meer de sociale context dan de artistieke kwaliteit van de locatie een rol. Maar ook het feit dat toeschouwers op locatie meer betrokken zijn bij de voorstelling speelt mee. De keuze om op locatie te spelen lijkt tegenwoordig veel meer publiek dan artistiekinhoudelijk gemotiveerd; voorstellingen op locatie moeten in de eerste plaats toeschouwers betrokken maken en/of ‘ de sociale cohesie onderling bevorderen’. Dat dat wellicht met een artistiek interessante relatie voorstelling – locatie gepaard gaat, is mooi meegenomen, maar niet langer noodzakelijk. Na een periode waarin er veel over locatietheater is geschreven, en het succesvol en minder succesvol is getheoretiseerd, is het schrijven over locatietheater en het nadenken over de relatie locatie – voorstelling, volgens Peter Eversmann, ‘veel minder geworden.’ 52 Hiermee verdwijnen strenge, maar interessante, opvattingen over het locatietheater als genre binnen het theater. Deze ontwikkeling is echter niet per definitie negatief. Minder specifieke theorievorming en minder strikt locatietheater lijkt ook te impliceren dat het spelen op locatie een meer vanzelfsprekend onderdeel wordt van het theater in het algemeen. Theatermakers lijken zich steeds beter bewust van wat het spelen op locatie kan opleveren, vooral in de relatie spelers – toeschouwers. Op locatie spelen kan de afstand ‘tussen consument en producent verkleinen’, zegt Karel Hupperetz. 53 Dit sociale aspect lijkt onlosmakelijk verbonden te zijn met het spelen op locatie; zo kan een theatermaker, wanneer hij het voor z’n 51
Kok, 2010 II. Pag. 2 Zie Bijlage IX; interview met Peter Eversmann, 1 september 2009. 53 Zie Bijlage XII; interview met Karel Hupperetz, 23 september 2009. 52
46
voorstelling noodzakelijk acht de afstand tussen speler en toeschouwer te verkleinen, ervoor kiezen een voorstelling op locatie te ensceneren in plaats van in een zaal. Of hij kan locatietrucs toepassen in een theater: Johans Simons laat, tijdens sommige voorstellingen, niet voor niets het licht aan. Het onderzoek van Vos- van de Kaa wees immers al uit dat wanneer toeschouwers en acteurs dezelfde omstandigheden ondergaan, toeschouwers zich meer betrokken voelen bij de voorstelling. Zo probeert ook Simons – nu een man van de grote zalen (per definitie afstand!) – de afstand tussen toeschouwer en voorstelling te verkleinen. Hij heeft natuurlijk al wel de nodige ervaring. Een grotere betrokkenheid van de toeschouwer bij het theater is altijd wenselijk, maar de cultuurpolitiek van de laatste jaren heeft het publiek, en haar wensen, wel heel erg centraal gesteld. Vanuit de overheid gebezigde termen als ‘laagdrempeligheid’ en ‘toegankelijkheid’, en opvattingen dat ‘kunst minder van en voor de elite moet zijn’, dwingen theatermakers publieksvriendelijker en, in ieder geval, publieksgerichter te zijn. Dat verklaart voor een groot deel waarom theatermakers steeds vaker een locatie opzoeken – het aantal voorstellingen op locatie is immers zeker niet gedaald- , en het aanbod van en de aandacht voor de festivals toeneemt. Maar het verklaart ook waarom er steeds minder vanuit artistieke argumenten en steeds meer vanuit ‘publieksargumenten’ op locatie geënsceneerd wordt. Dat levert overigens niet per se minder theater op; de voorstelling ‘Stek’ van Het 5 e Kwartier – waar toeschouwers volksbuurten bezoeken en daar de verhalen van de bewoners zien en horen – is ‘sociaal locatietheater’ bij uitstek, laagdrempelig en toegankelijk, maar ook van hoge kwaliteit. Het opmerkelijke is dat wat men nu probeert te bereiken door op locatie te spelen – verbindingen leggen met een gemeenschap, betrokkenheid creëren bij toeschouwers - in de middeleeuwse toneelpraktijk in Nederland vanzelfsprekend aanwezig was. Als men bijvoorbeeld kijkt naar een middeleeuws zottenfeest, ziet men dat er tijdens zo’n zottenfeest een enorme verbondenheid bestond tussen de spelers, toeschouwers en de gemeenschap. Hisoricus Herman Pleij schrijft in een artikel in Een Theatergeschiedenis der Nederlanden over zo’n zottenfeest: ‘Beroepsnarren van stadswege of lokale rederijkerskamers komen uit 47
alle windrichtingen om meer dan een week lang onder auspiciën van de stad hun zotheid op gevarieerde wijze te tonen. (…) De zotten huppelen op hun paardjes binnen, houden mallotige optochten en bespotten alles wat de burger in het geregelde leven kon benauwen.’ 54 De hele middeleeuwse stad was tijdens een zottenfeest betrokken bij een toneelvoorstelling. Iedereen deed mee aan de feestvieringen en elke inwoner van de stad had min of meer een rol. De narren en rederijkers namen tijdens het feest de hoofdrollen op zich; bovenaan in de hiërarchische orde van het zottenrijk voerden zij de teksten op, terwijl de inwoners tekstloos de onderdanen ‘speelden’. 55 In 2001 concludeerde Pleij: ‘Heel in het algemeen leven er in de middeleeuwen nog sterke tradities in de massacultuur, die het onderscheid tussen speler en publiek minder beslist maken dan nu doorgaans het geval is.’ 56 Wanneer men kijkt naar de beweegredenen van de eerste lichting theatergezelschappen
die
hun
voorstellingen
buiten
de
theaterzalen
ensceneerden en locaties opzochten, kan men concluderen dat deze overwegend ‘publieksgemotiveerd’ waren. Theatergroep Hollandia ontstond zelfs heel direct uit een politieke opdracht om ‘theater te maken voor mensen die niet naar het theater gaan.’ Om deze mensen toch te bereiken, werd er gezocht naar een laagdrempelige, toegankelijke theatervorm, waarin de afstand tussen toeschouwer en speler kleiner zou zijn dan in de zaal. Vanuit historisch oogpunt gezien, is het niet vreemd dat Hollandia ervoor koos voorstellingen op locatie te ensceneren om aan deze opdracht te voldoen. Deze vroege periode van het locatietheater is, als het ware, een moderne equivalent van de middeleeuwse opvoeringspraktijk. Na deze beginperiode gingen theatermakers echter steeds vaker vanuit artistieke overwegingen voorstellingen op locatie ensceneren. Met als gevolg dat het locatietheater een duidelijke aparte stroming binnen het theater is geworden. Als men echter een blik werpt op het huidige locatietheater, ziet 54
Pleij, 1996. Pag. 112. Ibidem. 56 Pleij, 2001. Pag. 269. 55
48
men dat artistieke motieven om op locatie te ensceneren naar de achtergrond zijn
verdwenen
en
inmiddels
weer
plaats
hebben
gemaakt
voor
‘publieksgerichte’ motieven. Het huidige locatietheater lijkt zo weer sterk op het locatietheater uit de beginperiode, en dus ook op de middeleeuwse opvoeringspraktijk. Met het ensceneren van voorstellingen op locatie kan theater aansluiting vinden bij een breed publiek en een nauwe verbintenis aangaan met de maatschappij. Bovendien kunnen voorstellingen op locatie de relatie tussen toeschouwers en spelers intensiveren, zodat toeschouwers zich betrokkener voelen bij de - in een voorstelling- aangesneden onderwerpen, en het theater - als kunstvorm- an sich. Dit zijn, met de dreigende cultuurcrisis in het achterhoofd, belangrijke waarden van het locatietheater.
Bibliografie Blokdijk, T. ZT Hollandia Locatie/Theater. Lommel, 2003. Douwes, B. Locatietheater: de eigen middeleeuwen? Het performatieve karakter van de voorstelling-publieks-verhoudingen van het middeleeuwse toneel en het moderne locatietheater vergeleken. Bachelorscriptie. Groningen, 2006. Eversmann, Peter. ‘Breaking down the house. Empirical explorations into the effects that the theatrical environment has on the spectator.’ Tijdschrift voor Theaterwetenschap 33 (1993), 21-36.
49
Eversmann, Peter. De ruimte van het theater. Een studie naar de invloed van de theaterruimte op de beleving van voorstellingen door de toeschouwer. Dissertatie. Amsterdam, 1996. Eversmann, Peter. ‘Theatre on location in the Netherlands’. Western European Stages 6 (1994), 35-49. Freriks, Kester. ‘Verslaafd aan de rauwe ruimte. De bloei van locatietheater in Nederland.’ Ergens & Overal festivalkrant. Amserdam; 2010; 8 – 15. Heteren, Lucia van. ‘Locatietheater en theater op locatie: een debat.’ In: Noorderbreedte 3(2004), 32-35. Hillaert, Wouter. ‘Theater gewonnen uit eigen bodem.’ (2004) , 17-25. Hoekstein, Janine. ‘Marc Yeoman: Noorderzon is the place to be.’ Noorderbreedte 3 (2004), 42-44. Hupperetz, Karel. ‘Theater op locatie. De weg van schouwburg naar fabriekshal.’ Eds. Bunt, Maarten e.a. Out of Frames. Scenografie over de grenzen. Groningen: 1991 : 89 -110
Kok, Lonneke. De toekomst van het theater ligt op straat I. Verslag van expertmeeting over locatietheater. Lucasbolwerk, Utrecht, 25 mei 2010. Beschikbaar via: www.theaterinstituut.nl/Media/Files/Theaterinstituut/Tentoonstellingen/Versl ag-expertmeeting-locatietheater-25-mei-2010 Kok, Lonneke. De toekomst van het theater ligt op straat II. Verslag van expertmeeting over locatietheater. Lucasbolwerk, Utrecht, 26 mei 2010. Beschikbaar via: www.theaterinstituut.nl/Media/Files/Theaterinstituut/Tentoonstellingen/Versl ag-expertmeeting-locatietheater-26-mei-2010
50
Pleij, Herman. ‘Op het zottenfeest van Brussel wordt Meester Oom als vorst in een massaspel beëdigd. De stedelijke feestviering van bevrijdend ritueel naar gecontroleerd schouwtoneel.’ Een theatergeschiedenis der Nederlanden: tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen.
Eds. R.L.
Erenstein. Amsterdam: 2001: 112-120 Pleij, Herman. Spectaculair kluchtwerk, De strijd om de broek als theater.’. Spel en Spektakel. Middeleeuws toneel in de Lage Landen. Eds. H. van Dijk, B. Ramakers, Amsterdam, 2001: 263-281. Pauwels, Guido (reg.) (1984). Het is ’t Gras (televisie-uitzending). Nederland; Nos. Schade, Carol & Zwaal, Ben. BEWTH Voltooid: 1965 – 2005. Bussum, 2005. Videoregistratie van Prometheus door Theatergroep Hollandia. 12 september 1990, Nederland. Vos-van de Kaa, A. Hollandia. Het effect van lokatie en ruimtegebruik op de toeschouwers. Doctoraalscriptie. Amsterdam, 1993.
51
52
BIJLAGEN
53
54
BIJLAGE I Lijst van theatergezelschappen op basis van theaterjaarboeken (1967 – 2006), na invoeren in database van Theater Instituut Nederland.
55
BIJLAGE II Lijst van theatergezelschappen op basis van theaterjaarboeken (1967 – 2006) en speellijsten zomerfestivals (2006 -2009), na invoeren in database van Theater Instituut Nederland.
56
57
BIJLAGE III ‘Scoringskaart’ -------------------Naam: Plaats: Periode: Professioneel gezelschap: Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel: Locatie theatraal middel: LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt:
58
59
BIJLAGE IV Scoringskaarten per gezelschap
Naam: Theatre Espace Plaats: Amsterdam, Noord-Holland Periode: 1991 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NEE Locatie theatraal middel: NVT LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Judith Nab, oktober 2008: Groep ontvangt verschillende theatersubsidies. Professionals. Judith Nab leeft van inkomsten uit gezelschap. Of er op locatie gespeeld wordt, hangt van voorstelling af. Vaak is het werk locatie-specifiek, maar groep maakt ook voorstellingen voor de kleine zalen of installaties voor tentoonstellingen Voorstellingen zijn, over het algemeen, zonder acteurs. Installaties met video’s en stemmen van acteurs. De locatie is niet altijd betekenisdragend. Groep maakt meer theatrale installaties. Naam: Fields of Wonder Plaats: Leiderdorp, Zuid Holland Periode: 2002 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: NEE Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NVT Locatie theatraal middel: NVT LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Geert van der Velden, oktober 2009: Groep ontvangt geen subsidie voor theatervoorstellingen; er wordt gewerkt met veel vrijwilligers, amateurs. Van der Velden beschouwt Fields of Wonder als een semiprofessioneel gezelschap. Groep maakt wel overwegend locatietheater, is echt handtekening van de groep. Groep speelt langere tijd op een bijzondere locatie. Voorstellingen zijn nietthematisch; locatie zorgt niet voor thema, en thema zorgt niet voor locatie, volgens Van der Velden. Lijkt op BEWTH. Van der Velden zegt dat het publiek daar vaak aan refereert. Groep laat zich inspireren door de kracht en de kwaliteiten van een ruimte, zoals bijvoorbeeld oppervlaktelijnen. Van der Velden noemt dat wat hij maakt liever een scenografie dan theater.
60
Naam: Theater Beest en Zoo Plaats: Onbekend Periode: 1983 - 1989 Professioneel gezelschap: ONBEKEND Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: ONBEKEND Locatie theatraal middel: ONBEKEND LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: ONBEKEND Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----In de database van het Theater Instituut Nederland zien we dat Tussen Beest en Zoo een aantal producties op locatie heeft gemaakt. Er is echter geen verdere informatie te vinden, ook geen contactgegevens van betrokkenen. Naam: Wespetheater Plaats: ... , Noord-Holland Periode: 1979 - 1982 Professioneel gezelschap: Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: Locatie theatraal middel: LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: ----Op www.zthollandia.nl (maart 2009) valt te lezen:
JA JA NEE NEE NVT
‘In 1979 is Johan Simons een van de mede-oprichters van het Wespetheater, een acteurscollectief dat zich laat inspireren door het beroemde Werkteater. Het Wespetheater treedt op voor kinderen en volwassen in buurthuizen met stukken die ingaan op concrete gebeurtenissen en omstandigheden in de wijk. In de zomer trekken ze met een tent door de provincie Noord-Holland en spelen stukken over de geschiedenis van de streek.’ Het Wespetheater was een van de vele gesubsidieerde vormingstheater-gezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken.
61
Naam: Theatergroep Zonder Olga Plaats: Utrecht, Utrecht Periode: 1998 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Frank van den Heuvel, oktober 2008: Groep ontvangt geen structurele subsidie, wel ad-hoc subsidies. Professionele, smalle, cast & crew die ‘ervan kan leven.’ Groep maakt altijd buitentheater, nooit in zalen. Soms is de ruimte betekenisdragend; de makers gaan er echter nooit van uit. Groep speelt soms ook in tenten. Naam: Theatergroep Koper Plaats: Utrecht, Utrecht Periode: 1998 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: NEE Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NVT Locatie theatraal middel: NVT LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Quirine Donia, oktober 2008: Groep ontvangt jaarlijkse gemeentesubsidie, zijn geen afgestudeerde kunstprofessionals. Kunnen er ‘niet van leven.’ Groep maakt zowel voorstellingen op locatie als in theaterzalen. Wanneer de locatie opgezocht wordt, voegt de ‘ruimte wel iets toe aan de locatie’, volgens Donia. Naam: De Maatschap Internationaal Plaats: Tilburg, Brabant. Periode: 1986 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: Locatie theatraal middel: LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT
JA NEE NVT NEE
62
----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Jan Doms, oktober 2008: Professioneel gezelschap met vaste kern. De Maatschap is niet een pure theatergroep, balanceert op rand beeldende kunst en theater. Doms: ‘theatermakers vinden het beeldende kunst en andersom.’ Gezelschap gaat uit van projecten; locatie of zaal maakt weinig uit. Wel ooit op locatie begonnen, maar toen ook naar zalen verhuisd. Naam: Stichting Parels voor de Zwijnen Plaats: Amsterdam, Noord-Holland Periode: 2001 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NEE Locatie theatraal middel: NVT LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Saskia Huybrechtse, oktober 2008: Structurele gemeentesubsidie tot 2012. Professionals werken met amateurs aan voorstellingen; dat is een artistieke keuze. Spelen het liefst op locatie, dan is de ruimte altijd betekenisdragend, maar wel ondergeschikt aan verhaal. Groep ziet zichzelf echter niet als een gezelschap dat structureel locatietheater maakt; het is geen onderdeel van hun artistiek profiel. Naam: Theater Tuig Plaats: Overschild, Groningen Periode: ... – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Enquête via e-mail, ingevuld door artistiek leider Ilse Janssen op 6 oktober 2008: 1. Ontvangt de theatergroep op dit moment subsidie? Zo ja, van wie (fonds/provincie/rijks)? nee 2. Is Theater Tuig een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers 'ervan leven', zijn het afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?) ja [is het korte antwoord maar je zult begrijpen dat dit minder dan minimaal is!] 3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep? Locatie ja zeker, dat in de eerste plaats
63
4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel? Is deze een betekenisdragend element binnen de voorstelling. Zo ja, kunt u dat toelichten? ja, we pogen altijd de voorstelling daarin af te stemmen [of beter, we zoeken dan een locatie die aansluit bij de voorstelling/thema] 5. Wat is op locatie de relatie tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is deze thematisch of meer esthetisch (BEWTH) van aard? buitenlocaties zijn vaak alleen al om dat feit waardevol, het buiten spelen dus meer esthetisch van aard indien enigszins tot de mogelijkheden dan natuurlijk ook thematisch [maar in de praktijk is dit een te hoog gegrepen wens] Hoewel Janssen zelf betoogt dat de locatie binnen de voorstellingen van Tuig een betekenisdragend element is, vind ik dat – op basis van haar verdere antwoorden en de informatie op de website (www.theatertuig.nl, geraadpleegd maart 2009) - niet. We zien op de website voornamelijk beeldmateriaal van grote objecten in lege ruimtes, waar ik in geen gevallen een betekenisrelatie tussen voorstelling en locatie vermoed. Of zoals Theater Tuig zelf al op de website dat er ‘bij voorkeur naar locaties wordt gezocht die zich lenen om te werken met hun grote objecten.’ Naam: Stichting Bontempi Plaats: Rotterdam, Zuid-Holland Periode: 1985 - 1996 Professioneel gezelschap: NEE Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NVT Locatie theatraal middel: NVT LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Enquête via e-mail, ingevuld door artistiek leider Saskia Meulendijks op 9 oktober 2008: 1. Ontvangt de theatergroep op dit moment subsidie? Zo ja, van wie (fonds/provincie/rijks)? Gemeente Rotterdam (zeer kleine eenmalige bijdrage). Fonds voor de Beeldende Kunsten, nl. mijn Startstipendium 2. Is Theater Tuig een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers 'ervan leven', zijn het afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?) Het was een professionele beeldende theatergroep die gebruik maakte van amateurspelers die niet in geld betaald werden, maar in diners, pret, scholing en feest. Zelf heb ik de theatergroep gefinancierd met mijn Startstipendium, Kunstsubsidies en de Uitkoopsommen. 3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep? Zowel op locatie als in zalen, waarbij de zaal ( en de omgeving ervan) ook als locatie werd behandeld. 4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel? Is deze een betekenisdragend element binnen de voorstelling. Zo ja, kunt u dat toelichten? Uiteraard. Bij het beeldend theater draagt elk element betekenis en is onderdeel van de lading van de voorstelling. Alle reizende voorstellingen werden dan ook
64
aangepast aan de verschillende locaties en zalen. 5. Wat is op locatie de relatie tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is deze thematisch of meer esthetisch (BEWTH) van aard? Ik ben als scenograaf in staat om elke locatie naar mijn hand te zetten. Een deel gebruik ik, een ander deel pas ik aan. De relatie was dus associatief, maar in de esthetische zin. Meulendijks beschouwt Bontempi als een professionele theatergroep, die structureel locatietheater maakte. Ik heb mijn vraagtekens. In de eerste plaats bij het professionele karakter van het gezelschap, in de tweede plaats spreekt de opmerking ‘ik ben in staat elke locatie naar mijn hand te zetten’ het idee dat binnen het locatietheater de locatie als zelfstandig theatraal middel optreedt tegen. Naam: Stichting La Vie Sur Terre Plaats: Amsterdam, Noord-Holland Periode: 2001 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Geen reacties ontvangen op verschillende telefoontjes en mails. Groep maakt waarschijnlijk ook geen locatieTHEATER, maar meer locatieMUZIEK. Zo valt er te lezen op de website www.laviesurterre.nl (geraadpleegd maart 2009): ‘The foundation La Vie sur Terre was initiated by composer Merlijn Twaalfhoven to realize music projects that cross boundaries between people, art forms and cultures. We make art on unusual locations, creating space for unconventional encounters between people of different backgrounds.’ Naam: Silo Theater Plaats: Amsterdam, Noord-Holland Periode: 1995 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag telefoongesprek met Milou Veling, oktober 2009: Gezelschap bestaat uit afgestudeerde theatermakers en beeldend kunstenaars, ontvangt incidenteel subsidie. Gezelschap speelt uitsluitend op locatie, waar voornamelijk soort van
65
theatrale installaties worden gebouwd. Locatie is geen theatraal middel binnen de voorstelling. Naam: Stichting Akwakorta (Stichting Wat Mij Het Water Gaf) Plaats: Amsterdam, Noord-Holland Periode: Jaren 80 Professioneel gezelschap: ONBEKEND Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: ONBEKEND Locatie theatraal middel: ONBEKEND LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: ONBEKEND Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----In de database van het Theater Instituut Nederland zijn een viertal producties opgenomen, die allen op locatie zijn. Er is echter verder niets over deze stichting, dit gezelschap, te vinden. Naam: Stichting Beeldend Theater Plaats: Amsterdam, Noord-Holland Periode: jaren 70 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Stichting Beeldend Theater was een van de vele gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken. Naam: Stichting Theater Adhoc Plaats: Arnhem, Gelderland Periode: 1996 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap:
JA NEE
66
Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag van telefoongesprek met productie-assistente Annemarie Hagenaars, oktober 2008: Op de website van Theater Adhoc (www.theateradhoc.nl, geraadpleegd oktober 2008) vinden we een notitie uit het beleidsplan: ‘Wij willen niet zozeer locatietheater maken (vanwege de architectonische of industriële meerwaarde van een bepaalde plek) maar veeleer interveniëren op ‘plekken in de werkelijkheid’ die een artistiek-inhoudelijke relatie hebben met ons onderzoeksthema. Op iedere lokatie zullen we de voorstelling een dialoog laten aangaan met de specifieke omstandigheden. (de ene keer een geënscèneerde rondleiding door een gebouw, de andere keer een voorstelling in het décor van een laboratoriumexperiment.) In die zin zal iedere voorstelling die we maken tien verschillende verschijningsvormen kennen. En iedere verschijningsvorm zal per avond worden bevolkt door andere speciale gasten (‘bewoners’ van de betreffende locatie, en anderszins relevante personen).’ Hagenaars stelt dat groep echter maar heel incidenteel op locatie speelt, en dat het maken van locatietheater geen wezenlijk onderdeel van het artistieke profiel van het gezelschap is. Naam: Compagnie Doedel Plaats: Onbekend Periode: Begin jaren 90 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag van telefoongesprek met Inge Schreer, november 2008: Professioneel gezelschap; leeft van verkoop voorstellingen. Schreer: ‘wij maken gebruik van vuur in voorstellingen en dat moet op locatie mogelijk zijn.’ Locatie niet betekenisdragend, geen theatraal middel. Naam: Carbid Beeldend Theater Plaats: Utrecht, Utrecht Periode: 2000 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: Locatie theatraal middel: LOCATIETHEATERGEZELSCHAP:
JA JA NEE NEE
67
Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag van telefoongesprek met Wendy van Zanten, oktober 2008: Kern groep bestaat uit twee afgestudeerde makers, maken voornamelijk straattheater – locatie is dan niet betekenisdragend, geen theatraal middel. Naam: De Groep van Steen Plaats: Amsterdam, Noord-Holland Periode: 1993 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Jeanette van Steen, februari 2009: Professionele theatergroep; ontving tijd lang rijkssubsidie. Groep maakt ‘bewegende beelden’ in musea – locatie zelf draagt geen betekenis, is geen theatraal middel. Van Steen vindt dat groep geen locatietheater maakt. Naam: Tukkers Connexion Plaats: Rotterdam, Zuid-Holland Periode: ... – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: Locatie theatraal middel: LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: ----Informatie van website www.tukkersconnexion.nl (maart 2009):
JA JA NEE NEE NVT
Tukkersconnexion maakt beeldend straat- en locatietheater. Op unieke wijze worden beelden, bewegingen en effecten samengebracht tot creatieve slapsticks. Uit het samenspel tussen de personages ontstaan scènes die tot de verbeelding spreken waarbij het publiek wordt meegevoerd in een poëtische belevenis door de internationale taal van beweging, dans, mime en expressie. Kostuums en decors zijn een mix van opvallende vormen, materiaal- en kleurgebruik. De voorstellingen zijn spraakmakend op festivals en evenementen, nationaal en internationaal. Tukkers Connexion speelt structureel op locatie, maar maakt voornamelijk straattheater, en ‘levende standbeelden’. Locatie lijkt absoluut niet betekenisdragend te zijn in voorstellingen van gezelschap.
68
Naam: Kalebas Produkties (voorheen Stichting Pruim Theater) Plaats: Haarlem, Noord-Holland Periode: 1985 – bestaat nog op 1 september 2009 (als Pruim: 1985 – 1997) Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NEE Locatie theatraal middel: NVT LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Enquete via mail, ingevuld door oprichter Wijand Anansi Stomp (9 oktober 2008): 1. Ontvangt de theatergroep op dit moment subsidie? Zo ja, van wie (fonds/provincie/rijk)? Zowel van het OC&W als prov NH 2. Is Kalebas Produkties een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers 'ervan leven', zijn het afgestudeerd kunstenaars/theatermakers?) Professionele groep iedereen wordt voor zijn of haar werk betaalt 3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep? 1 x per 2 jaar maken wij een locatie project. Spelen meer in zalen, doen ahw als extra uitdaging locatie projecten. 4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel? Is deze een betekenisdragend element binnen de voorstelling, of functioneert deze dan 'gewoon' als een opvoerplek? Kunt u uw antwoord toelichten? De ruimte speelt een belangrijke leidraad, maar is geen must. Soms is het verhaal er eerst dan de locatie. Er wordt wel altijd gekeken welke locatie bij het project past en een meerwaarde kan vormen. 5. Indien de locatie een betekenisdragend element is: wat is op locatie de relatie tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is deze thematisch (inhoud van de voorstelling staat in een directe of een associatieve relatie met de betekenis van de locatie) of meer esthetisch ( als BEWTH, de voorstelling benadrukt puur en alleen de esthetiek van de locatie) van aard? Naam: Suver Nuver Plaats: Amsterdam, Noord-Holland Periode: 1987 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: Locatie theatraal middel: LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: ----Verslag telefoongesprek met Peer van den Berg (maart 2009):
JA NEE NVT NEE NVT
69
Gezelschap is ooit begonnen op locatie, maar speelt overwegend meer in zalen dan op locatie. Van den Berg vindt Suver Nuver geen ‘locatietheatergezelschap’. Als er op locatie gespeeld wordt, versterkt de locatie de ‘inhoud’ wel. Naam: Stichting Schat Producties Plaats: Schiedam, Zuid-Holland Periode: 1988 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: NEE Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NVT Locatie theatraal middel: NVT LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Enquête per mail, ingevuld door voorzitter Cor Teensma (4 februari 2009): 1. Ontvangt de theatergroep subsidie? Zo ja, van wie (fonds/provincie/rijks)? Nee 2. Is SCHAT Producties een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers 'ervan leven', zijn het afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?) Nee, Schat kent een bestuur van vrijwilligers. Een spelersgroep van ca 40 amateurs. de professional die betrokken zijn worden per productie gecontracteerd (Schrijver, dramaturg, regisseur, lichtontwerper, componist, choreograaf, kostuumontwerper, productieleider, technische crew ) 3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep? Uitsluitend lokatie theater 4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel. Is deze betekenisdragend element binnen de voorstelling. Zo ja, kunt u dat toelichten? De voorstelling speelt op een Schiedamse lokatie die een directe verbondenheid heeft met het thema van de voorstelling. Veelal is dat vanwege een historisch element. De lokatie is onderdeel van het decor. 5. Wat is op locatie de relatie tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is deze thematisch (inhoud van de voorstelling staat in een directe of een associatieve relatie met de betekenis van de locatie) of meer esthetisch ( als BEWTH, de voorstelling benadrukt puur en alleen de esthetiek van de locatie) van aard? Thematisch
Naam: Toneelgroep Acht Oktober Plaats: Alkmaar, Noord-Holland. Periode: 1979 – 1985
70
Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Toneelgroep Acht Oktober was een van de vele gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken. Pas toen Acht Oktober fuseerde met het Regiotheater in Hollandia, werd de locatie, in toenemende mate, als theatraal middel binnen de voorstelling gebruikt. Naam: Dokumentair Aktueel Theater Plaats: Amsterdam, Noord-Holland. Periode: 1967 – 1974 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NEE Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Dokumentair Aktueel Theater was een van de vele gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken. Dit gezelschap speelde bovendien niet per se op locatie; de meerderheid van de voorstellingen vond gewoon in een zaal plaats.
Naam: Proloog Plaats: Eindhoven, Noord-Brabant. Periode: 1964 – 1983
71
Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Proloog was een van de vele gesubsidieerde vormingstheater-gezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken. Naam: De Roadies Plaats: Onbekend Periode: Eind jaren negentig – begin jaren nul Professioneel gezelschap: ONBEKEND Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: ONBEKEND Locatie theatraal middel: ONBEKEND LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Vier voorstellingen opgenomen in database TIN. Vrij weinig over te vinden, vermoedelijk maakt(e) groep alleen straattheater. Zie link http://www.straattheater.net/verhaal.asp?id=72 Naam: Studio Scarabee Plaats: Den Haag, Zuid-Holland Periode: 1965 - 1983 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Groep bestond uit ‘performance-kunstenaars’ – Locatietheater was geen wezenlijk onderdeel artistiek profiel, op locatie kwam meer voort uit de wensen een totaaltheater te creëren – onafhankelijk van locatie. Zie artikel van Ron Auglander; Studio Scarabee’s Havana JoJo (The Drama Review 3 (1977)) http://www.jstor.org/pss/1145155
72
Citaat uit artikel: ‘As a brochure of the Studio points out, Scarabee seeks tot practice a form of total theatre in the tradition of Schlemmer and Moholy-Nagy, using techniques resembling those employed by Josef Svoboda.’ Naam: Het Werkteater Plaats: Onbekend Periode: 1970 - 1985 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Het Werkteater was misschien wel het belangrijkste gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Vormingstheatergezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken. Naam: Theatergroep Trajekt / Trajekt Theater Plaats: Onbekend Periode: 1984 - 1997 Professioneel gezelschap: ONBEKEND Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: ONBEKEND LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Staat met een aantal locatievoorstellingen in database van Theater Instituut vermeld; Wiepke Poldervaart is oud-artistiek leider. Heb ik helaas niet kunnen contacteren. Deze groep is een lastig geval; lijkt, op basis van recensies in het TIN, om professionele makers te gaan – voorstellingen zijn structureel op locatie, maar het lijkt een beetje een ratjetoe. Dan is weer een min of meer educatief poppenspelproject in een museum, waarbij de locatie niet als theatraal middel optreedt, dan weer maakt Trajekt straattheater (‘Flieren’ op straatfestival Vlissingen), dan weer neigt een voorstelling naar locatietheater. Al met al is het veilig om te stellen dat de locatie vaker niet dan wel als theatraal middel optrad bij voorstellingen van Trajekt.
73
Naam: Monsterverbond Plaats: Amsterdam, Noord-Holland. Periode: 1989 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag telefoongesprek met artistiek leider Casper Oorthuys (november 2008): Professioneel gezelschap. Afgestudeerde theaterwetenschappers. Leven van commerciële opdrachten. Spelen overwegend op locatie; wezenlijk onderdeel artistiek profiel groep. Maar dit ontstaat wel uit vraag opdrachtgevers; ‘je krijgt soms plekken toegewezen en dan ga je daar gewoon spelen.’ ‘Soms is de locatie dan wel betekenisdragend’, volgens Oorthuys. Voor Monsterverbond is de locatie echter overwegend geen theatraal middel – wordt niet over nagedacht. Aan de irritatie in de stem van Oorthuys, vonden ze dat sowieso maar wat geneuzel…. Naam: Stichting Powerboat Plaats: Rotterdam, Zuid-Holland. Periode: Jaren nul Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NEE Locatie theatraal middel: NVT LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag van telefoongesprek met Bas Kortmann (november 2008): Professioneel gezelschap – twee afgestudeerde makers. Ontvangt subsidie van gemeente Rotterdam. Het spelen van voorstellingen was bij oprichting wezenlijk onderdeel artistiek profiel , maar dat is inmiddels veranderd. Er werd op locatie gespeeld vanuit praktische motieven - geen geld, en plek in de zalen – nu het geld en de plek er wel is, wordt de locatie verlaten.
Naam: Theatergroep Het Gerucht Plaats: Haarlem, Noord-Holland Periode: 1998 – bestaat nog op 1 september 2009 (hoewel niet meer actief)
74
Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NEE Locatie theatraal middel: NVT LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag van telefoongesprek met Bente Jonker (oktober 2008): Groep krijgt per project subsidie, Jonker vindt gezelschap wel professioneel. Ze is zelf afgestudeerd in HKU. Er wordt structureel en bewust op locatie gespeeld – in de periode 1998 – 2009 heeft de groep echter maar vier producties gemaakt (1 zaalvoorstelling, 1 straattheatervoorstelling, 2 locatievoorstellingen). Deze locatievoorstellingen waren op locatie wellicht locatietheater – ‘De Bollenkwekers’ op een bollenkwekerij – maar er werd met dezelfde voorstelling vervolgens getoerd langs de festivals, en in tenten gespeeld. Naam: Theater La Luna Plaats: Onbekend Periode: 1983 - 1986 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NEE Locatie theatraal middel: NVT LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Canci Geraerdts, artistiek leider van La Luna, maakte zowel voorstellingen in de schouwburg (Hamlet), als op locatie (Danton in een Rotterdams Zwembad). Ik vind het lastig om La Luna een professioneel locatietheatergezelschap te noemen; de focus lijkt er niet echt te liggen en feitelijk maakte ze meer producties voor de zalen dan op locatie. Bovendien werkte Geraerdts voornamelijk met amateurspelers, en gebruikte ze de locaties, waar ze ensceneerde, veelal om hun grootsheid en bijzonderheid en werd er niet echt een betekenisrelatie gelegd. –
op basis van interview in Volkskrant (Middendorp, Jan. ‘Ik wil iedere avond een andere voorstelling’. VK 12-09-86) en een interviewverslag uit 1987 van studenten van Karel Hupperetz. –
Naam: Theaterstichting M.M.Wope Plaats: Groningen, Groningen Periode: Jaren 2000
75
Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: NEE Locatie theatraal middel: NVT LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Harm Naaijer, december 2008: Professioneel gezelschap. Gesubsidieerd. Meerdere producties gemaakt. Groep speelde alleen op locatie, waarbij de locatie theatraal middel is van de voorstelling. Hij illustreert zijn opmerking aan de hand van een voorstelling Adriaan & Olivier, die op verschillende historische locaties werd gespeeld; een openluchtvoorstelling waarbij het gebouw dient als decor. Hoewel een historisch getinte voorstelling op een historische locatie prima direct thematisch locatietheater kan zijn, lijkt dit toch niet het geval. Adriaan & Olivier toerde simpelweg langs mooie historische plaatjes, waar de voorstelling qua sfeer goed bijpaste – en waar vervolgens ook gewoon een podium werd gebouwd. Bovendien blijft de status van de groep onduidelijk; Naaijer claimt dat de groep meerdere producties geeft gemaakt, maar hoe, wat en waar staat nergens ‘officieel’ geregistreerd. Naam: Theatergroep Smeedwerk Plaats: Ede, Utrecht Periode: 1999 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Informatie via website www.smeedwerk.nl, groep reageert niet mailtjes, telefoontjes: ‘Theatergroep Smeedwerk is in 1999 opgericht en maakt eigentijdse en professionele theaterproducties voor een breed publiek in theaters, op festivals en op scholen voor basis- en voortgezet onderwijs. Zo nu en dan maken we ook voorstellingen op locatie. Het repertoire van Smeedwerk kent daarom twee exponenten: voorstellingen gemaakt voor en geïnspireerd door buitenlocaties zoals Fort Rijnauwen, het DRU-complex in Ulft en Paleis Het Loo en voorstellingen voor de kleine theaterzalen. Beide genres laten zich kenmerken als innovatief, inventief en ambachtelijk. Maar ook als toegankelijk, geestig en speels.’ Groep maakt wel degelijk structureel voorstellingen op locatie (scholen meegerekend), maar, zoals ze zelf al zeggen, zijn de voorstellingen op locatie vaak geïnspireerd op de locatie, maar gaan er zelden een betekenisrelatie mee aan. Smeedwerk presenteert filmbewerkingen van James Bond en Titanic op buitenlocaties ook als locatietheater. Ik vind dat de groep niet echt structureel locatietheater maakt. Naam: Teaterwerkgroep Spektakel
76
Plaats: Onbekend Periode: 1976 - 1985 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Spektakel was een van de vele gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken. Naam: Regiotheater Plaats: ... – Noord-Holland Periode: 1983 - 1985 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Het Regiotheater was een van de vele gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken. Pas toen het Regiotheater fuseerde met Acht Oktober in Hollandia, werd de locatie, in toenemende mate, als theatraal middel binnen de voorstelling gebruikt.
Naam: Stichting The Wonder Foundation Plaats: Amsterdam – Noord-Holland Periode: 2000 – bestaat nog op 1 september 2009 (hoewel weinig actief)
77
Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Verslag telefoongesprek met Bert Barten (oktober 2008): Professionele makers, leven van hun kunstenaarschap. The Wonder Foundation maakte, voornamelijk begin deze eeuw, structureel grote voorstellingen op locaties. Barten richt zich op literaire klassiekers – voerde De Storm op Slot Loevestein, en La Divina Commedia in een bos. Vindt The Wonder Foundation ‘locatietheatergezelschap’. Ik heb sterk mijn twijfels, wanneer ik ‘m vraag naar de betekenisrelatie tussen Divina Commedia en een bos, komt hij niet verder dan dat het daar een ‘indrukwekkende ervaring’ was. Naam: Fryske Toaniel Stifting Tryater Plaats: Leeuwarden, Friesland Periode: 1994 – 2003 (onder Jos Thie) – Gezelschap bestaat al sinds 1965, en op 1 september 2009 nog steeds. Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief thematische locatietheater ----Groot gesubsidieerd toneelgezelschap in Nederland speelde onder artistieke leiding van Jos Thie structureel voorstellingen op locatie, waarbij de locatie betekenisdragend was. Volgens Hupperetz is Thie, en Tryater onder Thie, ‘een van de belangrijkste locatietheatergezelschappen van Nederland geweest.’ NOOT 2011: Ook Freriks haalt in zijn essay ‘Verslaafd aan de rauwe ruimte’ een beroemde voorstelling van Thie en Tryater aan; Peer Gynt op het strand van Terschelling. Met in het achterhoofd ook de gigantische locatieproductie ABE, in een voetbalstadion, maakte Thie misschien wel het meest gekende locatietheater in Nederland. Tryater speelt tegenwoordig ook nog wel op locatie (2009), maar daar ligt de nadruk al lang niet meer op. Alleen onder Jos Thie was het werkelijk een locatietheatergezelschap.
Naam: Theatergroep Spaanse Peper Plaats: Nijmegen, Gelderland Periode: 1996 – bestaat nog op 1 september 2009
78
Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief thematisch locatietheater ----Enquête per mail, ingevuld door Marianne Hermans (1 september 2009): 1. Ontvangt de theatergroep subsidie? Zo ja, van wie (fonds/provincie/rijks)? Spaanse Peper ontvangt subsidie van Gemeente en diverse fondsen o.a. Prins Bernhardfonds, Rabobank, Fortis etc. 2. Is *Spaanse Peper *een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers ervan leven', zijn het afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?) De kern van medewerkers zijn afgestudeerde theatermakers en voor de spelers is dit ongeveer 50%. Zij kunnen er niet van leven 3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep? Spelen op lokatie is een zeer belangrijk artistiek profiel van de groep, we zijn bij een project afgeweken maar het laatste project en ook de komende projecten gaan weer op locatie plaatsvinden 4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel. Is deze een betekenisdragend element binnen de voorstelling, of functioneert deze dan ‘gewoon’ als een opvoerplek? Kunt u uw antwoord toelichten? Wij zoeken altijd naar een betekenisdragend element, de lokatie moet altijd iets extra’s toevoegen. Zoals het laatste project ‘Het huis van Bernarda Alba’hebben we juist gekozen voor het spelen in en rond een oude boerenschuur, om hiermee aan te geven, dat Bernarda de schijn ophoudt, dat het vergane glorie is maar dat zij met haar dochters een wereld op zich creëert, een wereld die wankelt en gaten vertoont evenzo de macht van Bernarda wankelt en gaten vertoont Het publiek is stille getuige van dit proces vandaar dat we de hele lokatie erbij betrekken, Vanaf het moment dat het publiek arriveert zijn zij de gasten van Bernarda in haar huis. 5. Indien de locatie een betekenisdragend element is; wat is op locatie de relatie tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is deze thematisch (inhoud van de voorstelling staat in een directe of een associatieve relatie met de betekenis van de locatie) of meer esthetisch ( als BEWTH, de voorstelling benadrukt puur en alleen de esthetiek van de locatie) van aard? Vaak starten we vanuit het thema maar gaan deze hand in hand of vinden we het leuk om er juist mee te spelen of er tegenaan te schuren. Dit is afhankelijk van het stuk en de inhoud. Zie hierboven het huis van Bernarda, dan maken we kwa decor gebruik van alle spullen die we vinden op lokatie, de mise en scene komt voort uit de lokatie Maar ook de zooi die we aantroffen op de lokatie wordt meegenomen in het stuk waardoor we komen op de vergane glorie van Bernarda, niets is wat het lijkt, de buitenkant is schone schijn etc. We proberen de lokatie driedimensionaal te maken De oude schuur had een prachtige bogenkonstuktie die erg sacraal leek, Bernarda is katholiek opgevoed dit laten we dan terugkomen en benadrukken we dan.
79
Naam: ’t Woud Ensemble Plaats: Amsterdam, Noord-Holland Periode: 2005 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief thematisch locatietheater ----Gezelschap gevonden via doornemen speellijsten ‘zomerfestivals’. Toegevoegd op basis van informatie en videomateriaal website (www.woudensemble.nl). Artistieke leiding in handen van twee afgestudeerden van de toneelschool Amsterdam; Margien van Doesen en Jos van Hulst. Grote groep professionele acteurs. Speelt structureel voorstellingen op locatie, en staat (vrijwel) nooit in een zaal. Locatie is (vrijwel) altijd een theatraal midden binnen de voorstelling. Voorstelling ‘Bruiloft’ bijvoorbeeld over een wat treurige bruiloft werd gespeeld in voetbalkantine(!) = helemaal raak. Groep toert ook langs festivals met voorstellingen, er wordt dan op meerdere locaties gespeeld; toch wordt er steeds een locatie gezocht die qua en associatie betekenis toevoegt, en niet alleen wat betreft decor. Bij een Tsjechov worden steeds kleinburgerlijke huisjes uitgezocht – associatie locatie versterkt voorstelling! Naam: Theatergroep Drang Plaats: Den Haag, Zuid-Holland Periode: 1995 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief thematisch & direct thematisch locatietheater ----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Lucienne van Amelsfort (oktober 2008): Professionele makers, professioneel gezelschap; tot 2013 gemeentesubsidie in Den Haag. Elk jaar in ieder geval 1 groot locatieproject, en 1 a 2 theaterexperimenten in zaal. Groep profileert zich wel met locatietheater, is ook wezenlijk onderdeel profiel. ‘Op locatie sluit locatie altijd aan op inhoud voorstelling’, zegt Van Amelsfort. Voorstelling over een afkickervaring in een gebouw met allemaal kleine gangetjes, voorstelling over geweld op een parterretrap, voorstelling over een kantoorfeest in een kantoor. Naam: Het Bedrijf v/h (voorheen Flup en Ju) Plaats: Nw. – en st. Joosland, Zeeland.
80
Periode: 1973 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief thematisch & direct thematisch locatietheater ----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Rob Maaskant (oktober 2008), Kleine structurele subsidie van de provincie Zeeland. Inkomsten voor een klein deel incidenteel uit sponsoring en fondsen, merendeel uit verkoop voorstellingen. Professionele theatergroep. ‘Kunner ervan leven.’ Gezelschap speelt uitsluitend op locatie, waarbij de locatie het uitgangspunt is. De ruimte is altijd betekenisdragend, volgens Maaskant; er wordt uitgegaan van de historische waarde van een plek. Voorbeeld: in kasteel Maagdenburg voorstelling over de Maagdenburger bollen. Naam: Convoi Exceptionnel Plaats: Amsterdam, Noord-Holland. Periode: 1998 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief thematisch & direct thematisch locatietheater ----Verslag van telefoongesprek met regisseuse Ankie Boerstra (oktober 2008): Geen structurele subsidie, wel voor losse projecten via fondsen. Professionele theatergroep. Kunnen leven van verkoop voorstellingen, werken bovendien met professionele makers. Groep speelt uitsluitend voorstellingen op locatie. Locatie is altijd betekenisdragend element, volgens Boerstra. Dat kan op een directe manier – Sil de Strandjutter op een strand ensceneren – of associatieve manier – een western op een groot leeg strand - . Hoewel de groep veel stranden en bossen bespeelt, wordt er wel steeds nagedacht over de relatie locatievoorstelling.
Naam: Theatergroep Delta Plaats: Amsterdam, Noord-Holland. Periode: 1983 – 2009 Professioneel gezelschap:
JA
81
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct thematisch locatietheater ----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Marcel van Kempen (oktober 2008): Structurele rijkssubsidie vanaf 1997, stopt in 2009. Daarna heft groep zich op. Professionele theatergroep. Locatietheater is het speerpunt van de groep. Zijn inhoudelijk uit de zalen gegroeid. Locatie is betekenisdragend element. Niet esthetisch, direct thematisch. VB: ‘De vrouwen van kamp Westkapelle’. Voorstelling van, en over de Molukkers in de barakken van hun tijdelijke onderkomen in de jaren vijftig. ‘Puur locatietheater’. Van Kempen refereert bovendien aan discussie fonds over theater op locatie/locatietheater nav nieuwe subsidieronde en roept op tot een manifest! Naam: Groen Ijs Plaats: Rotterdam, Zuid-Holland. Periode: 1999 - 2004 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief thematisch locatietheater ----Verslag van telefoongesprek met artistiek leider Ascon de Nijs (november 2008): Geen structurele subsidie ontvangen. ‘Sprokkelen’. VSB-fonds. 1x van het rijk, 3 a 4 jaar subsidie van de Rotterdamse kunststichting. Na 1e voorstelling professioneel gezelschap (eerste jaar nog geen afgestudeerde toneelschoolacteurs). Locatietheater absoluut handtekening groep, maakte vrijwel niets anders. Locatie, andere omgeving geeft energie. Locatie was betekenisdragend element binnen de voorstelling. Voorbeeld: Delirium van Ionesco in een klein busje. Gevoel van kleine, afgesloten ruimte die heftig beweegt bewust creëren. Oriëntatie verliezen. Odyssee op een sleepboot. Thematisch. ‘Schatplichtig aan Hollandia’.
Naam: Bewegingstheater BEWTH Plaats: Amsterdam, Noord-Holland. Periode: 1965 – 2004 (vanaf 1967 maakt groep locatietheater) Professioneel gezelschap:
JA
82
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: Locatie theatraal middel: LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Esthetisch locatietheater ----Op de website www.bewth.nl kan men lezen:
JA JA JA
‘BEWTH maakt voorstellingen waaraan de gebouwde omgeving ten grondslag ligt. De kern van de BEWTH-hartstocht is het tonen van de ruimtelijke schoonheid van gebouwen aan een lijfelijk betrokken publiek. Met name gebouwen die van grote architectonische waarde zijn en behoren tot het cultureel erfgoed of daartoe de potentie hebben, vormen de grondstof voor BEWTH-producties. Het gebouw is ook werkelijk de hoofdpersoon in de voorstelling.’ (www.bewth.nl) Behoort volgens Eversmann tot het locatietheatercanon, was in feite de grondlegger van het locatietheater in Nederland. Naam: Dogtroep Plaats: Amsterdam, Noord-Holland. Periode: 1975 – 2008 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater, Esthetisch locatietheater ----Behoort volgens Eversmann tot het ‘locatietheatercanon’. Situeerde uitsluitend voorstellingen op plekken ‘die niet voor het theater bedoeld zijn.’ In ‘Tender opent’, artikel in ‘een theatergeschiedenis der Nederlanden’ schrijft Eversmann dat alledaagse plekken bij Dogtroep mythische proporties kregen. Versterking van de esthetiek van een locatie voorstelling ‘Adder Zonder Gras’ in Academisch Ziekenhuis Groningen (www.dogtroep.nl) daarnaast werden er ook meer thematische verbanden gelegd – voorstelling in passengersterminal Schiphol over sociale drama’s Schiphol. (www.dogtroep.nl)
Naam: Theatergroep Hollandia Plaats: Zaandam, Noord-Holland. Periode: 1985 – 2001 (gefuseerd met Zuidelijk Toneel, verder als ZTHollandia)
83
Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief thematisch locatietheater ----Behoort volgens Eversmann tot ‘locatietheatercanon.’ Gezelschap vond direct thematisch een vergissing (Achternbusch’ kippenhok in kippenhok), maakte daarna associatief thematisch locatietheater: ‘extra betekenislaag (…) er wordt voortaan gezocht naar karakteristieke ruimtes, met een eigen geschiedenis en een specifieke sfeer, die iets extra’s toevoegen aan de voorstelling.’ (Blokdijk, pag. 03) De groep die wat met associatief locatietheater wordt bedoeld, het beste representeert. Naam: Theatergroep Vis – a – Vis Plaats: Almere, Flevoland. Periode: 1990 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief & Direct thematisch locatietheater ----Verslag telefoongesprek met Rob Veldhuijsen, zakelijk leider (oktober 2008): Professioneel gezelschap. Structurele rijkssubsidie. Twee type voorstellingen: voorstellingen waarbij de locatie niet leidend is (reisvoorstellingen) en voorstellingen waarbij de locatie wel leidend is. Of naar aanleiding van een locatie wordt een voorstelling geschreven, of naar aanleiding van een geschreven voorstelling wordt een locatie gezocht. Relatie is in tweede geval altijd thematisch. Associaties die locatie oproepen moet voorstelling versterken. Hoewel gezelschap dus ook veel theater-op-locatie maakt, maakt het ook structureel locatietheater.
Naam: Theatergroep ’t Frus Plaats: Onbekend Periode: 1980 - 1994 Professioneel gezelschap:
JA
84
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief & Direct thematisch locatietheater ----Notes uit doctoraalscriptie: Bavinck, Ellen. De ruimteprojekten van ‘t Frus. Een hedendaagse locatietheatergroep in historisch perspectief. Amsterdam, 1992. ‘Deze groep houdt zich bezig met het maken van ruimteprojekten waarbij men bewust kiest voor het bespelen van een bepaald gebouw, dat men uitzoekt op sfeer en mogelijkheden.’ ‘Ruimteprojekten namen een steeds prominentere plek in binnen het repertoire van de groep.’ ‘t Frus speelde, volgens Bavinck, op alledaagse locaties voorstellingen over die min of meer thematisch gingen over die plekken. Naam: Griftheater Plaats: Amsterdam, Noord-Holland Periode: 1975 - 2003 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief & Direct thematisch locatietheater, esthetisch locatietheater ----‘Elke ruimte wordt gekozen vanwege bijzondere architectuur, functie en/of proporties die zo’n theatraal antwoord uitlokken (BD: esthetisch). Maar een specifieke ruimte hoeft niet alleen de enige bron te zijn voor een voorstelling; er kunnen ook ideeën meegenomen worden vanuit de studio, uit de beeldende kunst of uit de literatuur. Het omgekeerde ligt dan voor de hand: een theatraal idee waar een geschikte ruimte bij gezocht wordt (BD: thematisch).’ Uit: Publicatie: ‘Griftheater, beeldend bewegingstheater op locatie 1975-2003’. Tin, Amsterdam; 2006. Pag 20. Naam: The Lunatics Plaats: Den Bosch, Noord-Brabant Periode: 1994 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap:
JA
85
Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief thematisch locatietheater, esthetisch locatietheater ----Verslag van telefoongesprek met Ellie de Bruin, marketing (november 2008): 4-jarige rijkssubsidie, gemeentesubsidie, provinciesubsidie. Professionele theatergroep. Locatie betekenisdragend element binnen de voorstelling. Belangrijke artistieke factor, eerst de locatie en dan deze integreren met voorstelling. ‘Geen opvoerplek, niet even de afmetingen opmeten en dan spelen.’ Alle vormen, vooral associatief thematisch: associaties die locatie oproepen moeten thema’s voorstelling versterken. Maar ook, in mindere mate, esthetisch: in flat die afgebroken wordt puur en alleen over die architectuur van die flat (voorstelling ‘No More Dreams’ zie www.lunatics.nl/producties esthetisch. Naam: Theatergroep Pampa Lab Plaats: Amsterdam, Noord-Holland Periode: 2003 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater ----Verslag van telefoongesprek met Frank Gunning, regisseur (november 2008): Projectmatige subsidie. Vsb-fonds, kleinere fondsen. Via locatiefestivals. Professionele theatergroep: twee vaste medewerkers, steeds wisselende cast/crew. Locatietheatergroep, speelt nooit in zalen, behalve als deze als locatie gebruikt wordt. Locatie is niet alleen betekenisdragend, maar zelfs bepalend! Alles op de locatie wordt daar vanuit ter plekke bedacht: gezocht naar kenmerken locatie, betekenissen. Vanuit de locatie de voorstellingen. Thematische relatie. Op de website (pampalab.nl) kunnen we het volgende lezen: ‘Pampa Lab is een theatergezelschap dat bestaat uit podiumkunstenaars theatermakers, acteurs, dansers, muzikanten en vormgevers - die voor één week een locatie tot de hunne maken. Onder hoge tijdsdruk wordt een avondvullende voorstelling gemaakt, geïnspireerd op de locatie zelf. Er is geen bestaand script, geen bestaande muziek. Wel zijn er de gebundelde ideeën van vakmensen uit verschillende kunstdisciplines die zich laten inspireren door de locatie en elkaar. ‘ Groep speelde bijvoorbeeld in 2006 voorstelling op actieschip Sirius over roemruchte verleden schip. Naam: Stichting PeergrouP
86
Plaats: Veenhuizen, Drenthe Periode: 2000 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: Locatie theatraal middel: LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater. ----Info van website (www.peergroup.nl):
JA JA JA JA
‘ De PeerGroup maakt voorstellingen in schuren of in de buitenlucht, op schepen en in verlaten bedrijfsgebouwen. Plekken die er toe doen, waar mensen zich mee verbonden voelen of die een geschiedenis hebben. Plaatsen die een bron zijn van verhalen van de mensen die er wonen en werken. Naast de sociale, morele en emotionele thema's vormen architectuur en technische mogelijkheden van de locatie belangrijke bouwstenen voor een locatievoorstelling.’ Architectuur staat wel in dienst verhaal. Gezelschap maakt geen esthetisch locatietheater. PeerGroup heeft de afgelopen jaren een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het locatietheater in Nederland en met name in het noorden. De voorstelling "Te gast in de Graanrepubliek" en "Faust Inc." in Ter Apel en Waterkracht , een voorstelling in het ruim van een vrachtschip zijn hier mooie voorbeelden van. In de loop van de jaren verzamelde PeerGrouP een vaste groep theatermakers en medewerkers om zich heen. PeerGroup is sinds januari 2004 gevestigd in Veenhuizen en is gesubsidieerd door de provincie Drenthe en het Ministerie van OC&W. Peergroup organiseert ook veel workshops en dergelijke om het nadenken over locatietheater te stimuleren. Naam: Theater Compagnie Barrevoet Plaats: Midsland (Terschelling), Friesland. Periode: 1998 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater. ----Verslag van telefoongesprek met Judith Oost (november 2008): Geen structurele subsidie. Wel opgenomen geweest in Aktieprogramma Cultuurbeleid Friesland. Incidentele fondssubsidies. Professionele theatergroep: ze leven er van, en hebben er voor gestudeerd. Spelen meer op locatie dan in zalen. Wezenlijk onderdeel artistiek profiel. Locatie is betekenisdragend element, het uitgangspunt. Wat is de betekenis van een plek? Thematisch locatietheater, direct en associatief. Herinneringen rond een oude koster spelen bij een kerk, theaterwandeling over een oude zeeman langs het strand.
87
Naam: H2O en Zn. (Water en Zink) Plaats: Onbekend Periode: 1996 - 2000 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater, Esthetisch locatietheater ----Verslag van telefoongesprek met Robbert van der Horst (oktober 2008): Professionele theatergroep, afgestuurde kunstenaars beeldende kunst, mime. Projectmatige subsidies, fondsen, gemeenten. Alles op locatie. Ruimte was betekenisdragend element, aan het verhaal van een plek, werd een eigen verhaal toegevoegd. Thematische voorstellingen in oude boerenschuren, brievenbusproject op Terschelling. Maar ook een voorstelling die de esthetiek van een locatie benadrukte: bewegingsscene bij dorsmachine.
Naam: Muziektheater De Plaats Plaats: Arnhem, Gelderland Periode: 1998 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater, esthetisch locatietheater. ----Verslag van telefoongesprek met Albert Hoex, artistiek leider (november 2008): Structurele subsidie. Per project subsidie. Professionele theatergroep. Spelen overwegend op locatie. Locatie inspiratie vd voorstelling, betekenisdragend element. ‘Krabat’ in een molen, voorstelling over een commissievergadering in raadzalen. Gezelschap maakt ook bewegingstheater/dansvoorstellingen.. bv ‘Ode aan de constructie’ (2001). Zowel thematisch als esthetisch. Naam: Wunderbaum (voorheen JONGHOLLANDIA) Plaats: Rotterdam, Zuid-Holland. Periode: 2001 – bestaat nog op 1 september 2009 (2001 – 2005 als JONGHOLLANDIA)
88
Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Associatief thematisch locatietheater ----Verslag van telefoongesprek met Matijs Jansen, artistiek leider (oktober 2008): Professioneel gezelschap. 4-jarige rijkssubsidie. Toch nog echt locatietheatergezelschap, maakt wezenlijk deel uit van artistiek profiel gezelschap. Ruimte altijd betekenisdragend element, op een associatieve manier. VB: Magna Plaza, een voorstelling over ‘cosumentisme’ in een winkelcentrum.. Naam: Warner & Consorten Plaats: Zaandam, Noord-Holland. Periode: 1993 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater, esthetisch locatietheater ----Op basis website – www.warnerenconsorten.nl - gesprek Van Wely – publ. Van Wely. Theater in de openbare ruimte. Professionals, spelen uitsluitend op locatie. Linkt meer dan Dogtroep naar straattheater – rijdende performances op grote festivals. Of spectaculaire installaties. Toch wordt er ook echt op structurele wijze locatietheater gemaakt; van voorstellingen in oude fabrieken waarin de esthetiek wordt versterkt, tot speciaal gemaakte voorstellingen voor ziekenhuizen over sociale codes aldaar. Lijkt een beetje het kleine, iets minder precieze, broertje van Dogtroep. Naam: Theatergroep Tender Plaats: Onbekend Periode: 1981 – 1996 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater. ----Behoort volgens Eversmann tot het ‘locatietheatercanon.’ Gezelschap speelde uitsluitend op locatie, gebruikte locatie altijd als theatraal middel, maar wel om de sociale betekenis van de
89
locatie: ‘Tender uses social dimensions of various locations as a starting point for its performances.’ (Eversmann. Theater on Location in the Netherlands) Eversmann haalt voorbeeld aan van een voorstelling in een zwembad, waar de Tenderleden min of meer niet-zwembad-fahige streken uithaalden. Heeft zo erg betrekking op directe thematische relatie zwembad, soms werd er ook associatiever met locatie gewerkt. Naam: Theater / Stichting Nomade Plaats: Amsterdam, Noord-Holland. Periode: 1983 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater. ----Verslag van telefoongesprek met Ab Gietelink (september 2008): Professioneel gezelschap, veel subsidies. Locatie is wel altijd een betekenisdragend element, spelen 1 voorstelling vaak op verschillende locaties. Nomade heeft netwerk van bijzondere historische locaties en speelt/kiest een stuk dat bij deze locatie past. Gietelink ergert zich aan dogma locatietheater/theater op locatie. Locatietheater is volgens hem, volgens de raad, gezien als een voorstelling op 1 plek die eenmaal daar kan plaats vinden. Dat maakt Gietelink niet; maar hij denkt altijd door over betekenisrelatie locatievoorstelling. BV. ‘Islamitische’ bewerking Gijsbrecht van Aemstel in kerken spelen. Direct / Associatief thematisch.
Naam: Theatergroep Warber Plaats: Amsterdam, Noord-Holland. Periode: 2002 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater. ----Verslag van telefoongesprek met Tsjitske Deinum, artistiek leider (oktober 2008): Trekt per voorstelling professionals aan, leeft er zelf van. Spelen meer buiten de zalen, dan erin. Locatietheater wezenlijk onderdeel artistiek profiel. Op locatie is locatie theatraal middel – er wordt vanuit een locatie gedacht, en daar een idee bij gezocht, of andersom. Voorstelling Water Vrees (2002) – over twee gevangen vrouwen in een fort.
90
Naam: Polly Magoo Plaats: Amsterdam, Noord-Holland. Periode: 2001 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater. ----Enquête per mail, ingevuld door Mathijs Verboom, artistiek leider (13 februari 2009): 1. Ontvangt de theatergroep op dit moment subsidie? Zo ja, van wie (fonds/provincie/rijk)? Polly Maggoo is een adhoc gezelschap dat per productie subsidie aanvraagt. Momenteel ligt er bij het NFPK een tweejarige project subsidie om op meer structurele basis te kunnen produceren. Het antwoord is nog nee, omdat we op de beoordeling van het fonds wachten. 2. Is Polly Maggoo een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers 'ervan leven', zijn het afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?) Polly Maggoo is een professionele theatergroep. Zij bestaat uit afgestudeerde acteurs, vormgevers en muzikanten. De medewerkers kunnen er in zoverre van leven dat ze niet verhongeren. Naast het werk voor de groep doet iedereen echter ook nog andere klussen om het hoofd boven water te houden. 3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep? De afgelopen jaren speelde de groep voornamelijk op locatie. Vanaf komend seizoen wisselt de groep het spelen op locatie af met het spelen in theaters. Het spelen op locatie is een integraal onderdeel van de voorstellingen van de groep. De locatie moet iets toevoegen aan de voorstellingen en is zodoende inderdaad een wezelijk deel van het artistieke profiel. 4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie dan een theatraal middel? Is deze een betekenisdragend element binnen de voorstelling, of functioneert deze dan 'gewoon' als een opvoerplek? Kunt u uw antwoord toelichten? De ruimte is betekenisdragend. De voorstellingen van de groep worden in ruimtes gespeeld die een extra dimensie kunnen toevoegen aan de inhoud, zoals de kantines waarin de voorstelling Dobranoc speelde, over de teloorgang van een poolse kantine, of de schuren waarin Op Hoop van Zegen speelde. Veel van de voorstellingen zijn naast de locaties echter ook in het theater gespeeld, waarin ze vaak weer opnieuw gedefinieerd moesten worden. 5. Indien de locatie een betekenisdragend element is: wat is op locatie de relatie tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is deze thematisch (inhoud van de voorstelling staat in een directe of een associatieve relatie met de betekenis van de locatie) of meer esthetisch ( als BEWTH, de voorstelling benadrukt puur en alleen de esthetiek van de locatie) van aard? Bij Polly Maggoo is de relatie vaak thematisch. We spelen tekststukken die vaak minder abstract zijn en zeker in het geval van de locatievoorstellingen van de afgelopen jaren realistisch. Zo is ons vluchtelingenstuk josenfjord/lampedusa op het
91
strand gespeeld waar het publiek in de rubber boot zat waarmee een afrikaanse vluchteling net was aangespoeld. Even verderop zat het publiek op bedden in een legertent waar ze als aangespoelde vluchtelingen werden opgevangen. Zo zoeken we per voorstelling naar een geschikte locatie. Alleen in het Weerzien van vorig jaar, dat ging over de rol van het westen in het israelisch-palestijns conflict had de ruimte een minder thematische en een meer associatieve relatie. De leegte van de relatie van het oudere koppel werd gesymboliseerd door de grote lege hal waar het stuk zich afspeelde. Naam: Sater Plaats: Onbekend Periode: 1971 – 1985 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: NEE LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: NEE Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: NVT ----Sater was een van de vele gesubsidieerde vormingstheatergezelschappen die Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw rijk was. Deze gezelschappen kozen er bewust voor om een groot deel van hun voorstellingen op locatie te spelen; er werd daarnaast echter ook nog gewoon gespeeld in theaterzaaltjes. Bovendien zochten deze gezelschappen de locatie op om de afstand met het publiek te verkleinen, om voor doelgroepen te spelen, die nooit of bijna nooit met theater in aanraking kwamen en niet om de locatie als theatraal middel binnen hun voorstelling te gebruiken.
Naam: 5e Kwartier Plaats: Haarlem, Noord-Holland. Periode: 2004 – bestaat nog op 1 september 2009 Professioneel gezelschap: JA Locatie wezenlijk onderdeel artistiek profiel gezelschap: JA Locatie theatraal middel: JA LOCATIETHEATERGEZELSCHAP: JA Wijze waarop gezelschap locatietheater maakt: Direct & Associatief thematisch locatietheater ----Grote, gesubsidieerd professioneel gezelschap. Speelt (bijna) uitsluitend op locatie: ‘Vanaf 2004 maakt 5eKwartier geëngageerd locatietheater in stedelijke en landelijke gemeenschappen in Noord-Holland, op plekken waar de wereld verandert. 5eKwartier is kroniekschrijver van gemeenschappen in verandering. Kunstenaars ontwikkelen theatrale vormen om persoonlijke verhalen en unieke kwaliteiten van de plek te ontsluiten en te vertalen naar gemeenschappelijke ervaringen die mensen ontvankelijk maken voor elkaar,
92
hun geschiedenis en hun omgeving.’ (www.5ekwartier.nl) NOOT 2011: Gezelschap toegevoegd op basis speellijsten zomerfestivals, linkt meer naar sociale component – VB. Voorstelling STEK in 2010 – verhalen over bewoners slachthuisbuurt in slachthuisbuurt. Groep deed dit in de jaren daarvoor ook al min of meer met zogenaamde ‘verhalenkeukens.’
BIJLAGE V Enquête ------------------Beste, Op dit moment ben ik voor mijn masterscriptie bezig met een onderzoek naar het locatietheater in Nederland. Een deel van dit onderzoek houdt in dat ik alle professionele Nederlandse locatietheatergroepen vanaf 1967 in kaart breng. Inmiddels heb ik op basis van de theaterjaarboeken en gegevens van het theaterinstituut een shortlist van 66 groepen opgesteld. 93
(..) staat op de shortlist en ik zou u willen vragen of u onderstaande vragen over deze groep zou willen beantwoorden. Bij voorbaat dank. Met vriendelijke groet, Bram Douwes Masterstudent Theaterwetenschappen 06-42245540 Vragen: 1. Ontvangt de theatergroep subsidie? Zo ja, van wie (fonds/provincie/rijks)? 2. Is (…) een professionele theatergroep (kunnen de medewerkers 'ervan leven', zijn het afgestudeerde kunstenaars/theatermakers?) 3. Speelt de groep meer op locatie of meer in zalen? Is het spelen buiten de zalen een belangrijk onderdeel van het artistieke profiel van de groep? 4. Als er op locatie gespeeld wordt: is de ruimte/locatie daar een theatraal middel? Is deze een betekenisdragend element binnen de voorstelling, of functioneert deze dan ‘gewoon’ als een opvoerplek? Kunt u uw antwoord toelichten? Indien de locatie een betekenisdragend element is, 5. Wat is op locatie de relatie tussen de inhoud van de voorstelling en de locatie: is deze thematisch (inhoud van de voorstelling staat in een directe of een associatieve relatie met de betekenis van de locatie) of meer esthetisch ( als BEWTH, de voorstelling benadrukt puur en alleen de esthetiek van de locatie) van aard?
94
95
BIJLAGE VI Interview met Ab Gietelink, 20 oktober 2008.
96
97
BIJLAGE VII Interview Johan Simons, 29 augustus 2009
98
99
BIJLAGE VIII Interview Ben Zwaal, 1 september 2009
100
101
BIJLAGE IX Interview Peter Eversmann, 1 september 2009
102
103
BIJLAGE X Interview Warner van Wely, 15 september 2009
104
105
BIJLAGE XI Interview met Tom Blokdijk, 17 september 2009
106
107
BIJLAGE XII Interview Karel Hupperetz, 23 september 2009
108
109
BIJLAGE XIII Samenvatting interviews over locatietheater
110
111
112