De twintig Nationale Landschappen in kaart gebracht
2013
Onderzoeksrapport Nationale Landschappen Het verschijnen van de Balans van de Leefomgeving is de aanleiding geweest voor dit evaluerende onderzoek naar Nationale Landschappen. Met behulp van een document analyse en interviews met beleidsambtenaren is de situatie onderzocht van de twintig Nationale Landschappen. Het provinciaal beleid, maatschappelijke en bestuurlijke energie en geografische factoren zijn de onderzoeksthema’s. De hoofdbevinding is dat “Energie in Nationale Landschappen sterk verschilt, maar dat provinciale aandacht voor Nationale Landschappen blijft.”
Kouwen, Mandy van Wageningen UR 12/31/2013
VOORWOORD Dit onderzoek heeft plaats gevonden in het kader van een onderzoeksstage voor de master Landschapsgeschiedenis in Groningen. Het onderzoek is begeleid door Wim Nieuwenhuizen. Joep Dirkx, Marlies Sanders en Alwin Gerritsen wil ik hartelijk danken voor de inspirerende gesprekken en bijeenkomsten. Hartelijk dank ook aan alle respondenten die de tijd en moeite hebben genomen om aan dit onderzoek mee te werken.
CONTACTGEGEVENS Mandy van Kouwen Researchmaster Landschapsgeschiedenis Rijksuniversiteit Groningen mandyvankouwen @hotmail.com
Overige contactgegevens Wageningen Universiteit Afdeling Regionale Ontwikkeling en Ruimtegebruik. Droevendaalsesteeg 4 6708 PB Wageningen. Rijksuniversiteit Groningen Kenniscentrum Landschap Oude Boteringestraat 34 9712 GK Groningen 1
INHOUD H1 Inleiding ..........................................................................................................................................................................3 Aanleiding, probleemstelling en doel...............................................................................................................3 Bronnen en methoden ............................................................................................................................................4 H2 Bevindingen...................................................................................................................................................................5 H3 Onderzoeksaanpak .....................................................................................................................................................7 Analyse niveau en gekozen methodiek ...........................................................................................................7 Beleidsevaluatie ........................................................................................................................................................8 Maatschappelijke energie .....................................................................................................................................8 Geografische factoren .............................................................................................................................................8 Kanttekeningen rapport ........................................................................................................................................9 H4 Verdieping................................................................................................................................................................... 10 Provinciaal beleid en organisatievorm ............................................................................................................. 10 Beleidshistorie. ....................................................................................................................................................... 10 Huidige provinciaal beleid ................................................................................................................................. 11 Organisatiemodel .................................................................................................................................................. 14 Maatschappelijke energie ....................................................................................................................................... 17 Netwerken en organisaties................................................................................................................................ 17 Nationale Landschappen in de regionale economie ............................................................................... 18 Geografische factoren ............................................................................................................................................... 19 Overzicht Nationale Landschappen .................................................................................................................... 21 H5 Literatuurlijst............................................................................................................................................................. 23 Algemene literatuur .................................................................................................................................................. 23 Structuurvisies en verordeningen....................................................................................................................... 24 Interviews ..................................................................................................................................................................... 25 Websites ......................................................................................................................................................................... 26 Bijlage 1 ............................................................................................................................................................................... 28 Bijlage 2 ............................................................................................................................................................................... 29 Bijlage 3 ............................................................................................................................................................................... 30
2
H1 INLEIDING AANLEIDING, PROBLEEMSTELLING EN DOEL Iedere twee jaar verschijnt de Balans van de Leefomgeving. In deze Balans wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de kwaliteit van de leefomgeving in het licht van het gevoerde beleid (PBL, 2012b). In de Balans worden dus de effecten van het huidige en voorgenomen beleid op de gebieden milieu, natuur, water en ruimte uiteengezet. Uit de Balans van 2012 kan opgemaakt worden dat het Rijk op verschillende terreinen in heeft gezet op decentralisatie van taken. Hiermee zijn er meer mogelijkheden voor regionaal maatwerk en een doelmatigere aanpak van problemen (PBL, 2012b). Binnen het landschapsbeleid lijkt vooral sprake van deregulering, waarbij de bescherming van de gebieden minder is dan voorheen (Nieuwenhuizen et al., 2013). In de nota Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die verschenen is in 2012, heeft het Rijk namelijk geen doelen meer geformuleerd voor de ontwikkeling van landschapskwaliteiten (PBL, 2012b, pp. 184). Hetgeen betekent dat de regie voor zowel ruimtelijk als landschapsbeleid in hoofdzaak bij provincies komt te liggen (PBL, 2012b; pp. 184). Een onderdeel van dit landschapsbeleid zijn de Nationale Landschappen. De minister heeft voor de Nationale Landschappen nog wel de toezegging gedaan dat in de tweejaarlijkse monitor Infrastructuur en Ruimte ook aandacht wordt besteed “aan de effecten van afzien van Rijksbeleid, zoals aan de orde bij de Nationale Landschappen en Rijksbufferzones” (Tweede Kamer, 2012, pp. 2). Ondanks dat het landschapsbeleid voor het grootste gedeelte is afgeschaft, schenkt de Monitor Infrastructuur en Ruimte van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) nog wel aandacht aan Nationale Landschappen. Deze aandacht komt voort uit een belofte van de minister aan de Tweede Kamer om het PBL te vragen de ontwikkelingen in Nationale Landschappen en Rijksbufferzones te blijven volgen (Tweede Kamer, 2012). Het verschijnen van de Balans in 2014 en de toezegging van de minister dat het beleid voor Nationale Landschappen gemonitord blijft, zijn de aanleidingen geweest voor dit onderzoek naar de stand van zaken in de voormalige Nationale Landschappen. Nationale Landschappen zijn door het Rijk aangewezen in de Nota Ruimte 2004, en worden omschreven als “landschappen die internationaal gezien unieke kwaliteiten hebben of nationaal gezien bijzondere kenmerken“ (VROM et al, 2006, pagina 55). In het beleid van de Rijksoverheid werden voor deze gebieden zogenoemde landschappelijke kernkwaliteiten opgesteld, deze kernkwaliteiten gaven aan waarom het landschap zo bijzonder is. Daarnaast bevatte het beleid ook een aantal basisprincipes zoals: het ja-mits regime, migratie saldo nul en de voorwaarde dat gebieden zich sociaaleconomisch moeten blijven ontwikkelen. De verantwoordelijkheid voor het beleid en de begrenzing lag sinds de aanstelling van de gebieden al bij de provincie, het Rijk bleef wel eindverantwoordelijk. In de Nota Ruimte waren Nationale Landschappen onderdeel van de Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS), vanwege het feit dat het unieke en bijzondere landschappelijke gebieden zijn. De Rijksbemoeienis was voor de gebieden in de RHS groter dan daarbuiten (VROM, 2006). Met het verschijnen van de SVIR zijn een aantal belangen uit deze RHS vervallen. Het Rijk heeft daarbij een groot gedeelte van haar beleid gedecentraliseerd al dan niet gedereguleerd, omdat volgens hen de besluiten zo dichterbij de burger en partijen komen te liggen die het aangaat (I&M, 2012a). Het Rijk heeft daarbij afgesproken dat provincies in het algemeen verantwoordelijk zijn voor het ruimtelijk beleid (PBL, 2012b, pp. 184). Het is dus sinds 2012 aan de provincies om te besluiten of ze het beleid voor de Nationale Landschappen al dan niet voortzetten. Zoals eerder is aangegeven, hebben provincies nu de regie over het landschapsbeleid. In de eerder verschenen Balans uit 2012 is al duidelijk geworden dat provincies verder willen met beleid voor Nationale Landschappen (Nieuwenhuizen, 2013, pp. 23). Dit betekent alleen niet dat er daarbij geen veranderingen gaan optreden in het provinciaal beleid. In dit rapport wordt onderzoek gedaan naar de huidige situatie van Nationale Landschappen. De centrale 3
vraagstelling die hierbij is aangehouden is: Wat is de situatie van de Nationale Landschappen op het gebied van beleid, maatschappelijke en bestuurlijke energie en welke relatie is er daarbij met geografische factoren? Het uiteindelijke doel van het onderzoek is een overzicht te geven van de situatie van de twintig Nationale Landschappen met bijbehorend provinciaal beleid. Een eerste onderdeel bestaat daarbij uit een beleidsevaluatie. Het tweede onderdeel is de betrokkenheid van actoren in de Nationale Landschappen. In het licht van een eerder verschenen sturingsfilosofie ‘de energieke samenleving’ blijkt dat de overheid meer gebruik kan maken van creativiteit en innovatiekracht van burgers en bedrijven (Hajer, 2011). In het onderzoek is daarom de factor maatschappelijke energie ook meegenomen. Als derde zijn geografische factoren meegenomen zoals; ligging, aantal inwoners en beleving van de Nationale Landschappen. Hiermee wordt de fysieke situatie van de twintig Nationale Landschappen ook in kaart gebracht.
BRONNEN EN METHODEN De onderzoeksmethode bestaat uit een documentanalyse (structuurvisies, rapporten, literatuur) aangevuld met interviews met tien beleidsambtenaren van de provincies en twee aanvullende interviews met betrokkenen uit de Nationale Landschappen. Uit de documentanalyse volgt een beeld of provincies nog het beleid uit de Nota Ruimte voortzetten. Daarnaast is er ook onderzocht welke actoren betrokkenen zijn bij de Nationale Landschappen (burgers, ondernemers en boeren). Tot slot zijn de geografische factoren op een rij gezet: ligging/aantal inwoners van NL en beleving van de Nationale Landschappen. Het bronmateriaal bestond hierbij vooral uit omgevingsvisies, websites van de nationale landschappen, rapporten, databestanden van CBS en GIS-data en de bovengenoemde interviews. In hoofdstuk drie staat de onderzoeksmethodiek verder uitgewerkt, waarbij ook de methoden verder worden toegelicht. De gegevens uit de interviews vormen te samen met de gegevens uit de documentanalyse de input voor dit onderzoeksrapport. In het volgende hoofdstuk komen daarbij de hoofdbevindingen aanbod, daarna volgt het verdiepende gedeelte van het onderzoek en tot slot is het overzicht van de twintig Nationale Landschappen te vinden.
4
H2 BEVINDINGEN Zoals in de inleiding vermeldt, is in dit onderzoek zowel de situatie van de twintig Nationale Landschappen onderzocht als ook het bijbehorende provinciaal beleid. In dit hoofdstuk worden de hoofd- en deelconclusies uiteengezet. Deze bevindingen zijn gebaseerd op de documentanalyse en interviews met beleidsambtenaren van de provincie. In het verdiepende gedeelte kunt u meer informatie vinden over de onderzoeksaanpak en de deelconclusies. Energie in Nationale Landschappen verschilt sterk, maar provinciale aandacht voor Nationale Landschappen blijft. Nationale Landschappen zijn nog steeds in het aandachtsveld van de meeste provincies. Niet iedere provincie heeft daarbij meer specifiek ruimtelijk beleid voor de gebieden opgesteld. De provincies zijn in de meeste gevallen nog betrokken bij het opstellen van uitvoeringsprogramma’s. De financiële situatie van Nationale Landschappen is daarentegen verminderd, maar indirect komen in de gebieden middelen binnen door bijvoorbeeld Natura 2000 projecten. De maatschappelijke betrokkenheid en energie blijken sterk te verschillen in Nationale Landschappen, niet overal is het merk Nationale Landschappen en de verbinding met het gebied even sterk. Als gebieden herkenbaar zijn als regio en erkend zijn door bewoners, ondernemers en bestuurders lijkt de energie en verbinding met het Nationale Landschap groter. De continuïteit van de Nationale Landschappen gaat vooral afhangen van de mate waarin provincies aandacht besteden aan de gebieden als ook dat gebieden erkend worden in de regio en op Nationale schaal. Niet alle Nationale Landschappen zijn nu meer herkenbaar als zodanig, de kans dat dit soort gebieden een toekomst hebben, lijkt daarmee klein te zijn. Provinciaal beleid verschilt sterk, provincie wel partij in organisatievorm. Sinds de deregulering van het Nationaal Landschapsbeleid naar de provincie zijn Nationale Landschappen niet in alle provinciale structuurvisies meer terug te vinden. Provincies geven daarbij aan dat zij al ruimtelijk beleid hebben dat beperkingen oplegt aan bijvoorbeeld bouwen in het buitengebied. De merknaam Nationale Landschappen wordt daarentegen in de meeste gevallen wel behouden. Opvallend is dat provincies nog steeds zitting hebben in organisatievormen rondom uitvoeringsprogramma’s. In sommige gevallen is het uitvoeringsprogramma zelfs sterk afhankelijk van de inzet van de provincie. Indirecte financiën belangrijk voor Nationale Landschappen. De financiën voor Nationale Landschappen zijn sterk afgenomen, mede door het stoppen van Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). In de provincies Drenthe, Friesland, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel en Utrecht wordt nog een direct geld bedrag beschikbaar gesteld voor Nationale Landschappen. In de meeste gevallen worden projecten in Nationale Landschappen gefinancierd vanuit generieke landschapsmiddelen. In veel Nationale Landschappen liggen grote ruimtelijke opgaven voor Natura 2000 en de EHS. Deze opgaven genereren ook indirecte middelen voor de Nationale Landschappen. Maatschappelijke energie verschilt sterk in Nationale Landschappen. Maatschappelijke energie, ofwel energie van burgers, agrariërs en ondernemers, verschilt sterk in de Nationale Landschappen. In een aantal gevallen is energie aanwezig in de gebieden en worden projecten ondernomen, alleen is dit niet op Nationaal Landschapsniveau. Energie op Nationaal Landschapsniveau lijkt vooral gerelateerd te zijn aan of partijen zich verbonden voelen met het gebied. Schaal en identiteit van Nationale Landschappen spelen hierbij een belangrijke rol. Continuïteit hangt af van organisatievorm en eenheid. De voortzetting van Nationale Landschappen lijkt vooral afhankelijk te zijn van de provinciale aandacht (bestuurlijke energie) voor de gebieden en de eenheid van Nationale Landschappen. 5
Het gaat daarbij niet om een trekkende rol van provincies in bijvoorbeeld een uitvoeringsprogramma, maar het is wel van belang dat de gebieden als Nationaal Landschap erkend blijven worden door de provincie en dat de provincie Nationale Landschappen ook blijft ondersteunen. Eenheid betekent dat het Nationaal Landschap als zodanig herkenbaar is en dat partijen zich verbonden voelen met dit Nationale Landschap. Het is daarbij van belang dat de merknaam Nationale Landschappen behouden blijft. Het kan dus betekenen dat in Nationale Landschappen waar weinig provinciale aandacht is en waar partijen zich tevens niet of minder met het gebied verbonden voelen, dat de toekomst van deze gebieden niet gegarandeerd is.
6
H3 ONDERZOEKSAANPAK In dit hoofdstuk worden de opbouw van het onderzoek, gemaakte keuzes, gekozen methodiek en bronmateriaal beschreven.
ANALYSE NIVEAU EN GEKOZEN METHODIEK In dit onderzoek is gekozen voor een analyse van alle twintig Nationale Landschappen. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om een vergelijking te maken tussen Nationale Landschappen en tevens een overzicht te geven van de twintig gebieden. De keerzijde van de keuze om alle Nationale Landschappen te analyseren is dat er minder diepgang mogelijk is dan bij een keuze voor een selectie van Nationale Landschappen. In het onderzoek is gefocust op drie thema’s die al eerder genoemd zijn in de onderzoeksvraag; beleid, maatschappelijke energie en geografische factoren. De methoden die hierbij zijn gebruikt, zijn zoals in de inleiding vermeldt, een documentanalyse, twaalf interviews met provinciale beleidsambtenaren en medewerkers bij organisaties van Nationale Landschappen en een GIS-analyse. De documentanalyse weergeeft de situatie van het beleid van provincies en eerder verschenen onderzoeken van het Planbureau voor de Leefomgeving en evaluatierapporten van landschapsbeleid en Nationale Landschappen (Groffen, 2010; I&M, 2012a; Nieuwenhuizen, 2013; PBL, 2011; PBL, 2012b; VROM, 2006). Tevens is literatuur gezocht over het uitvoeren van beleidsanalyses. In dit licht zijn een aantal elementen uit de beleidsarrangementen benadering gebruikt ter verificatie van het onderzoek. De beleidsarrangementen benadering is een methode om onderzoek te doen naar zowel de inhoud als de organisatorische aspecten van het beleid (zoals actoren, hulp- en machtsbronnen en spelregels) (Gerritsen, 2006; Leroy et al, 2001; Leroy et al, 2005). De beleidsarrangementen benadering heeft gedeeltelijk invulling gegeven aan de gekozen onderzoeksthema’s (zie volgende paragraaf). Aanvullend op de documentanalyse zijn interviews gehouden. Door deze interviews is de meest actuele situatie van Nationale Landschappen verkregen. De interviews zijn gehouden met provinciale beleidsambtenaren die verantwoordelijk zijn of meewerken aan provinciaal landschapsbeleid. De keuze voor interviews met provincies in plaats van Nationale Landschappen heeft als reden, dat door het houden van interviews met provincies zowel de beleidslijn van provincies naar voren komt, als ook de situatie van verschillende Nationale Landschappen. Twee interviews zijn gehouden met medewerkers van een organisatie binnen het Nationale Landschap. Tevens zijn drie symposia en studiemiddagen bezocht die verband hielden met Nationale Landschappen al dan niet met landschapsbeleid en -beheer (zie bijlage 1). De voorbereiding voor de interviews betrof het selecteren van de personen en het opstellen van de vragenlijsten. De volgende stap was het afnemen van de interviews en het uitwerken van de interviews. De selectie is gebeurd op basis van de werkzaamheden van de beleidsambtenaren bij de provincie, alleen de provinciale beleidsambtenaren die zich bezig houden met landschapsbeleid en Nationale Landschappen zijn uitgenodigd voor een interview. De uiteindelijke lijst met geïnterviewden is vindbaar in bijlage 1. Het opstellen van de vragenlijsten is inhoudelijk gebeurd op basis van gekozen thema’s in dit onderzoek (zie volgende paragraaf). De interviewvragen zijn hierbij zo helder mogelijk gedefinieerd, zodat er geen misverstanden kunnen ontstaan over de vraagstelling (Babbie, 2007). Het karakter van de vragen was voornamelijk open, zodat de respondenten niet gekleurd werden in hun antwoorden (zie bijlage 2 voor een overzicht van de interviewvragen). De interviews zijn zowel telefonisch als op locatie afgenomen. In beiden gevallen zijn de interviews opgenomen en daarna uitgewerkt. De uitwerking is zo letterlijk mogelijk gehouden, waarna de verslagen ter controle teruggezonden zijn naar de respondenten om te voorkomen dat er misverstanden ontstaan over de uitwerking en interpretatie. De gegevens uit de interviews zijn vervolgens gecombineerd met de gegevens uit de documentanalyse en zijn verwerkt in hoofdstuk vier. 7
BELEIDSEVALUATIE De beleidsevaluatie is gebaseerd op onderdelen uit de beleidsarrangementen benadering, documentanalyse en input van experts op het gebied van landschapsbeleid. Uit de beleidsarrangementen benadering zijn de spelregels, hulp- en machtsbronnen, maar ook het discours meegenomen. Spelregels zijn: “de feitelijke regels voor (politieke) interactie als in termen van formele procedures voor beleidsvoering en besluitvorming” (Gerritsen, 2006, pp. 16). Provinciale structuurvisies, provinciale verordeningen, samenwerkingsverbanden /organisatievormen van Nationale Landschappen en uitvoerings- programma’s zijn belangrijke spelregels in de Nationale Landschappen. Hulp- en machtsbronnen zijn middelen waarmee een actor invloed kan hebben op het beleid en de uitvoering. Het kan gaan om geld, maar ook om provinciale visies en bijvoorbeeld samenwerkingsovereenkomsten. Het discours is de manier waarop Nationale Landschappen worden vastgelegd in beleidsdocumenten en welke oplossingsrichtingen daarbij gekozen worden (Leroy, 2005). Dit leverde voor het thema beleid de volgende onderdelen op: provinciaal beleid (beleidshistorie, ruimtelijk beleid, financiën en kernkwaliteiten) en de organisatievorm van Nationale Landschappen (ofwel bestuurlijke energie). De resultaten voor dit thema zijn verkregen door middel van een analyse van de provinciale structuurvisies en verordeningen, de websites van Nationale landschappen en interviews met provincies. Om de beleidshistorie in kaart te brengen is daarnaast gebruik gemaakt van het rapport Nationale landschappen; beleidsdilemma’s in de praktijk (Janssen et al., 2007) en de Balans van de Leefomgeving 2012 (PBL, 2012b ).
MAATSCHAPPELIJKE ENERGIE Het thema maatschappelijke energie is geïnspireerd door de eerder genoemde sturingsfilosofie ‘de energieke samenleving’. Onder energie wordt verstaan de betrokkenheid van bewoners, ondernemers, maatschappelijke partijen en agrariërs in Nationale Landschappen. Onder dit thema vallen de betrokkenheid van bovengenoemde groepen, maar ook de projecten die er zijn in Nationale Landschappen, en de rol die het Nationaal Landschap speelt in de regionale economie. De resultaten voor dit thema zijn verkregen via de websites van Nationale Landschappen, via interviews met provincies en Nationale Landschappen en door het bezoeken van symposia (zie bijlage 1).
GEOGRAFISCHE FACTOREN Het idee voor het thema geografische factoren is gebaseerd op gesprekken met experts binnen het landschapsbeleid. Zij waren benieuwd naar welke relatie Nationale Landschappen hebben met hun ligging, aantal inwoners en beleving van het landschap. Deze factoren zouden de situatie van Nationale Landschappen kunnen verklaren. De resultaten van dit thema zijn verkregen via een GIS analyse met CBS data bestanden over het aantal inwoners, een eerder onderzoek naar beleving van Nationale Landschappen en kaartmateriaal van Nationale Landschappen. Het aantal inwoners in de Nationale Landschappen is bepaald aan de hand van CBS databestanden inwoners 2013 (CBS, 2013). Uit het DBF bestand zijn de gegevens over de inwoners uit 2013 gebruikt. Dit DBF bestand is vervolgens verwerkt in ArcGIS. Daarbij is gekozen voor het aanleggen van een buffer rondom de Nationale Landschappen, aangezien de reikwijdte van Nationale Landschappen groter is dan de gebieden zelf1. De afstand van de buffer is tien kilometer, dit komt overeen met de gemiddelde wandelafstand die inwoners van Alleen inwoneraantallen uit Nederland zijn meegenomen. In het geval van Nationale Landschappen waar de buffer van tien kilometer tot over de Nederlandse grens komt, zijn alleen de gegevens uit Nederland gebruikt. 1
8
omliggende gebieden en steden willen afleggen om te recreëren (Vries, 2004). Het dbf-bestand met inwoners uit 2013 is vervolgens gekoppeld aan de kaart met Nationale Landschappen en hun buffer, hierdoor kan per Nationaal Landschap worden aangegeven hoeveel inwoners in en om de gebieden wonen. Het aantal inwoners van Nationale Landschappen komt hoog uit, omdat een aantal inwoners in meerdere Nationale Landschappen wonen. Voor de beleving van Nationale Landschappen is gebruikt gemaakt van de Belevingswaardemonitor van het Milieu- en natuurplanbureau (MNP, 2007). Deze monitor is gebaseerd op enquêtes van inwoners van Nationale Landschappen en geeft een beeld van hoe bewoners het landschap waarderen.
KANTTEKENINGEN RAPPORT Het eindproduct van dit onderzoek is het rapport dat hiervoor u ligt. De basis van het onderzoek zijn feitelijke gegeven uit de Structuurvisies en websites van Nationale Landschappen. Daarnaast is kwalitatieve informatie verkregen via de interviews. Het karakter van het rapport is vooral evaluerend, met daarnaast ook een kijk op de toekomst van Nationale Landschappen. Het geven van een overzicht van de twintig Nationale Landschappen was het belangrijkste doel van dit rapport.
9
H4 VERDIEPING PROVINCIAAL BELEID EN ORGANISATIEVORM In deze paragraaf wordt het thema provinciaal beleid en organisatie van Nationale Landschappen verder uitgewerkt. Eerst wordt uiteengezet welke Nationale Landschappen al een langere beleidshistorie kennen, zij het als landschapsbeleid of natuurbeleid. Vervolgens wordt het provinciale beleid beschreven waarin zowel de structuurvisies, als ook de inhoud van het beleid en de financiële middelen aanbod komen. Tot slot komen de verschillende organisatievormen binnen Nationale Landschappen aanbod. Een deel van de gegevens is naast het analyseren van documenten ook verkregen via interviews.
BELEIDSHISTORIE. Tabel 1 Beleidshistorie Nationale Landschappen Nationaal Landschap/ Nationaal Nationaal Landschap Waardevol Beleidscategorie Landschapspark (1975) (1981) (2) Cultuurlandschap (1) (1992/1993) (3) Graafschap Drentsche Aa (*) Noordoost Twente Veluwe Winterswijk Zuid-West Friesland Groene Woud IJsseldelta Laag Holland (*) Gelderse Poort Zuid-Limburg Groene Hart Zuidwest Zeeland Legenda (*) = Grote delen van het gebied zijn aangewezen binnen deze beleidscategorie. (1) = Bescherming van landschappen, waarbij de insteek vooral op natuur lag (Janssen, 2007). (2)= Bescherming van cultuurlandschappen (Janssen, 2007). (3)= Bescherming van (agrarische) cultuurlandschappen (Janssen, 2007). Veel Nationale Landschappen hebben een langere beleidshistorie dan de Nota Ruimte, voor zowel het landschapsbeleid als natuurbeleid. In tabel 1 is de beleidshistorie voor landschapsbeleid te zien. De categorieën Nationaal Landschapspark (1975), Nationaal Landschappen (1981) en Waardevolle Cultuurlandschappen (1992/1993) zijn in deze analyse meegenomen. Te zien valt in de tabel dat dertien Nationale Landschappen eerder zijn aangewezen als categorie in het landschapsbeleid. Een langere beleidshistorie resulteert niet in alle gevallen tot meer bestuurlijke aandacht voor de Nationale Landschappen (zie ook paragraaf provinciaal beleid). Zo kent Nationaal Landschap de Graafschap een langere beleidshistorie, daarentegen is de bestuurlijke betrokkenheid meer pragmatisch. Het gebied wordt overigens wel benoemd in de provinciale structuurvisie van de provincie Gelderland. Volgens de respondent van het Plattelandshuis Achterhoek en Liemers heeft de langere beleidshistorie in Nationaal Landschap Winterswijk wel geleid tot begrip voor het Nationaal Landschap bij de 10
inwoners, men is het gebied als onderscheidend gaan zien. Ook de respondent van de provincie Friesland geeft aan dat beleidshistorie zorgt voor een gevoel van onderscheidenheid, waarbij inwoners beseffen dat ze in een bijzonder gebied wonen. Het effect van een langere beleidsgeschiedenis kan dus onderscheidend werken en zorgen voor meer bestuurlijke betrokkenheid, maar dat is in niet alle Nationale Landschappen het geval. De andere zeven Nationale Landschappen zijn relatief nieuw als beleidseenheid2. Zo is het Nationaal Landschap rivierengebied niet eerder als landschappelijke eenheid aangesteld in het beleid. Voor de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie geldt dat zij beiden zijn aangesteld als Werelderfgoed, naast de aanstelling tot Nationaal Landschap. Dit predicaat heeft een sterkere beschermende kant dan Nationale Landschappen, aldus respondenten van de provincie Utrecht en Noord-Holland. Een korte beleidshistorie hoeft niet te betekenen dat er minder bestuurlijke aandacht aanwezig is, het kan alleen wel betekenen dat het gebied minder een begrip is, zoals bijvoorbeeld in het Rivierengebied. De respondenten van de provincie Utrecht geven daarbij aan dat een stempel (zoals dat van Nationale Landschappen) op het gebied alleen werkt, als het gebied ook herkenbaar is als eenheid. Volgens de respondenten is deze eenheid op dit moment niet aanwezig in het Rivierengebied. Veel gebieden in de Nationale Landschappen zijn onderdeel van de Natura 2000 gebieden of de Ecologische Hoofdstructuur (PBL, 2012b). In sommige gevallen gaat het om meer dan 40% van het oppervlakte in de Nationale Landschappen, dit is het geval in de Stelling van Amsterdam, Laag Holland, Nieuwe Hollandse Waterlinie, Veluwe, Drentsche Aa, Gelderse Poort, ArkemheenEemland en de Graafschap. Dit betekent dat deze Nationale Landschappen via het beleidsspoor van natuur nog veel bestuurlijke aandacht en financiering krijgen. Dit is bijvoorbeeld te zien in Laag Holland waar respondenten aangaven dat de bestuurlijke aandacht veel meer gericht is op natuur dan op landschap, maar dat via het natuur spoor wel maatschappelijke initiatieven ontstaan, die vervolgens ook hun effecten op landschappelijke kwaliteiten hebben.
HUIDIGE PROVINCIAAL BELEID Het beleid voor Nationale Landschappen is opgenomen in de provinciale structuurvisies sinds het verschijnen van de Nota Ruimte in 2004. Na het vervallen van de categorie Nationale Landschappen bij het Rijk in 2012, zijn de provincie geheel verantwoordelijk voor de invulling van het beleid. Een duidelijke driedeling is daarbij zichtbaar in de structuurvisies van provincies. Een drietal provincies hebben Nationale Landschappen genoemd in hun provinciale structuurvisie maar geen specifiek beleid uitgewerkt (categorie 1), twee provincies hebben Nationale Landschappen niet meer genoemd in hun structuurvisie en ook geen specifiek beleid opgesteld (categorie 2) en tot slot hebben een zestal provincies Nationale Landschappen in hun visie genoemd en vertaald in specifiek beleid (categorie 3) (zie ook tabel 2). In de eerste categorie vallen de provincies die de titel Nationale Landschappen hebben genoemd in hun structuurvisie, geen van deze provincies hebben echter ruimtelijk beleid uitgewerkt (Friesland, 2013; Noord-Brabant, 2011, Zeeland, 2012). Respondenten van de provincies Friesland en Zeeland gaven aan dat ze de Nationale Landschappen even belangrijk vinden als de andere landschappen in de provincie en dat zij daarom geen aparte planologische borging hebben voor Nationale Landschappen. In het generieke landschapsbeleid van deze provincies zijn wel kernkwaliteiten opgesteld voor alle landschappen en tevens zijn deze planologisch geborgd in de verordening (Friesland, 2013a, Zeeland, 2013). Voor de provincie Brabant geldt dat zij het Nationaal Landschap het Groene Woud al beschermende via generiek landschapsbeleid, en zij sinds het verschijnen van de SVIR het ruimtelijk beleid voor het Nationaal Landschap uit de visie en verordening hebben gehaald (Noord-Brabant, 2013) De titel Arkemheen-Eemland, Hoeksche Waard, Nieuwe Hollandse Waterlinie, Middag-Humsterland, Noardlike Fryske Wâlden , Rivierengebied en Stelling van Amsterdam 2
11
Nationale Landschappen wordt volgens de respondenten in de provincie Noord-Brabant en Zeeland vooral aangehouden om de naam warm te houden voor marktpartijen. Tabel 2 Overzicht provinciale structuurvisies en verordeningen. Provincie/ visie en verordening Friesland
Genoemd in visie
Specifiek ruimtelijk beleid
Verordening
Wat is gewaarborgd?
Categorie
Begrenzing, Kernkwaliteiten voor alle landschapstypen.
1
NoordBrabant Zeeland Utrecht
1 1 *
2
Zuid-Holland Drenthe
2 Begrenzing Kernkwaliteiten Geen grootschalige ontwikkeling Begrenzing Kernkwaliteiten Begrenzing Kernkwaliteiten
3
Limburg
3
3
Noord-Holland
Begrenzing Kernkwaliteiten Geen grootschalige ontwikkeling Begrenzing Kernkwaliteiten Geen grootschalige ontwikkeling
3
Gelderland Groningen
Overijssel
3 3
3
Legenda *Alleen voor de grensoverschrijdende Nationale Landschappen wordt de titel gebruikt (Utrecht, 2013). 1=Titel, maar geen specifiek ruimtelijk beleid, 2= Geen titel en geen specifiek ruimtelijk beleid, 3= Titel als ook specifiek ruimtelijk beleid. In de tweede categorie vallen de provincies die Nationale Landschappen niet hebben genoemd in hun provinciale visie, als ook geen specifiek beleid opgesteld. De ontwerpvisie Ruimte en mobiliteit ligt op dit moment ter visie in de provincie Zuid-Holland. Respondenten van de provincie Zuid-Holland gaven aan dat de Nationale Landschappen het Groene Hart en de Hoeksche Waard sinds het verschijnen van de SVIR niet meer zijn opgenomen in de provinciale visie. Tevens komt in deze nieuwe provinciale structuurvisie ook geen wijziging in het beleid voor Nationale Landschappen (Zuid-Holland, 2013). Nationale Landschappen zijn volgens de respondenten even waardevol als de andere landschappen binnen de provincie. Sturing op ruimtelijke kwaliteit vindt plaats met een kwaliteitskaart en gebiedsprofielen (Zuid-Holland, 2013). Hetzelfde geldt voor de provincie Utrecht, zij houden de titel ook niet meer aan in het beleid. Zij hebben tevens de begrenzingen van de Nationale Landschappen groter getrokken en daarbij de gebieden ook een andere titel gegeven namelijk; Utrechtse Landschappen (Utrecht, 2013, Utrecht 2013a). De provincie Utrecht ondersteund een gedeelte van de Nationale Landschappen nog, zowel financieel als organisatorisch (zie ook paragraaf organisatievorm). In de laatste categorie vallen de provincies die Nationale Landschappen zowel in hun visie genoemd hebben als ook specifiek ruimtelijk beleid hebben opgesteld voor de gebieden. Allen hebben zij Nationale Landschappen opgenomen in de structuurvisie (Drenthe, 2010; Gelderland, 2013; Groningen, 2009; Noord-Holland, 2011 en Overijssel, 2013). Alle respondenten van bovengenoemde provincies gaven aan dat ze Nationale Landschappen als onderscheidend zien Begrenzingen en kernkwaliteiten staan wel benoemd in de POL bestuursafspraken, maar zijn niet opgenomen in verordening (Limburg, 2013). 3
12
van het generieke landschapsbeleid. Bijna alle provincies, behalve provincie Limburg, hebben een gedeelte van hun visie ook vertaald in de omgevingsverordening. In tabel 2 is tevens vermeld wat de provincies daarbij hebben opgenomen in hun verordening. In alle gevallen zijn de begrenzingen en kernkwaliteiten opgenomen, in sommige gevallen is ook de clausule ‘geen grootschalige ontwikkeling’ opgenomen (Drenthe, 2013a; Gelderland, 2013b; Groningen, 2013a; Noord-Holland, 2011 en Overijssel, 2013a). De provincie Limburg heeft Nationale Landschappen opgenomen in hun provinciale visie, zij hebben de inhoud van de visie alleen niet vertaald in de verordening. De respondent van de provincie Limburg gaf aan dat de provincie van plan is om in het nieuwe Provinciaal omgevingsplan naast een visie voor Nationale Landschappen ook instrumentarium op te nemen (Limburg, 2013). In de Nota Ruimte zijn een aantal instrumenten benoemd waarmee de provincie invulling kon geven aan de visie voor Nationale Landschappen. In de Nota Ruimte staat daarbij omschreven dat provincies begrenzingen dienen op te nemen, kernkwaliteiten moeten uitwerken en een uitvoeringsprogramma moeten opstellen voor de Nationale Landschappen (VROM et al, 2006). De begrenzingen zijn in zes provincies nog opgenomen in de visie en verordening (Friesland, Drenthe, Groningen, Overijssel, Noord-Holland, Gelderland). De kernkwaliteiten zijn in vijf provincies opgenomen in de verordening (Drenthe, 2013a; Groningen, 2013a; Overijssel, 2013; Noord-Holland , 2013a en Gelderland, 2013a), in het geval van drie provincies zijn deze kernkwaliteiten breder opgesteld voor alle landschappen en ook planologisch gewaarborgd (Utrecht, 2013, Zeeland, 2013 en Friesland, 2013a). De respondenten van de provincie Brabant en Zuid-Holland gaven aan dat zij de eerder opgestelde kernkwaliteiten gebruikt hebben in de gebiedspaspoorten van de verschillende landschappen/gebieden in de provincie (NoordBrabant, 2013 en Zuid-Holland, 2013). Deze kernkwaliteiten zijn alleen niet planologisch gewaarborgd. De provincie Limburg is op dit moment bezig met het opstellen van het nieuwe omgevingsplan. De respondent van de provincie Limburg gaf aan dat men bezig is met het bepalen van de instrumentariuminzet, beoogd wordt dat ook instrumentarium wordt opgenomen voor de kernkwaliteiten (Limburg, 2013). Het laatste instrumentarium; het uitvoeringsprogramma voor de Nationale Landschappen, is in elf Nationale Landschappen opgesteld (zie ook bijlage 3). In de meeste gevallen is dit gebeurd in samenhang/ samenwerking met de betreffende provincie. Naast het genoemde instrumentarium uit de Nota Ruimte, stond in de Nationale Landschappen een ontwikkelingsperspectief centraal (VROM et al, 2006). De gebieden kenden een zogenoemd behoud door ontwikkeling principe. Daarbij mochten geen grootschalige ontwikkelingen plaats vinden in het gebied en tevens mocht niet meer gebouwd worden dan aan bevolkingsgroei verwacht werd (migratiesaldo nul). Drie provincies hebben in hun verordening opgenomen dat in het Nationale Landschap geen grootschalige ontwikkelingen mogen plaats vinden (NoordHolland, 2013a; Drenthe, 2013a en Overijssel, 2013a). In de meeste gevallen is ook via ander beleid afgevangen dat men kan bouwen in Nationale Landschappen. Een respondent van de provincie Gelderland gaf daarbij aan dat de ladder voor duurzame ontwikkeling, de SER-ladder, grootschalige ontwikkeling ook niet toelaat in de Nationale Landschappen (Gelderland, 2013). Geen enkele provincie heeft migratiesaldo nul meer in haar verordening opgenomen, eerder was al gebleken dat migratiesaldo nul niet werkt (Balans, 2012). Het beleid uit de Nota Ruimte komt dus ten delen nog terug in het huidige provinciale beleid. De meeste provincies hebben echter gekozen voor een eigen invullingen van het beleid voor de gebieden. Via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) werden middelen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van projecten in de Nationale Landschappen. Het Rijk bood deze subsidiestroom aan en via de provincie konden aanvragen gedaan worden voor deze subsidie (Rijksoverheid, 2012). Dit investeringsbudget is een jaar geleden verlopen, mede hierdoor zijn de financiële middelen voor de Nationale Landschappen afgenomen. De middelen die nu nog beschikbaar zijn voor Nationale Landschappen zijn lastig in kaart te brengen. Toch zijn een viertal manieren van financiering te onderscheiden: een gedeelte van de gebieden ontvangt direct middelen vanuit de 13
provincie, in andere gevallen komen de geldstromen uit het generieke landschapsbeleid, daarnaast zijn er geldstromen die via ruimtelijke opgaven terecht komen in Nationale Landschappen, tot slot kunnen ook in het gebied zelf middelen worden gegenereerd. De provincies Noord-Holland, Noord-Brabant, Overijssel, Friesland, Drenthe, Utrecht 4 en Gelderland stellen direct middelen ter beschikking voor de Nationale Landschappen. In de meeste gevallen wordt dit geld beschikbaar gesteld voor projecten, zoals het Landschappen van Allure project van de provincie Noord-Brabant waarvan het Groene Woud een onderdeel is. In het geval van de provincies Limburg, Groningen, Zuid-Holland en Zeeland zijn deze middelen beschikbaar via het generieke landschapsbeleid. In de meeste gevallen komen in de Nationale Landschappen middelen beschikbaar via grotere ruimtelijke opgaven zoals investeringen in de Natura 2000 en EHS. Zoals eerder vermeldt blijkt dat via het natuurspoor veel directe middelen in de gebieden terecht komen (zie ook beleidshistorie). In een aantal Nationale Landschappen worden echter eigen middelen gegeneerd. Dit wordt gedaan door middel van een gebiedsfonds met een streekrekening. Bewoners en partijen kunnen een rekening openen of een bijdrage storten in het fonds, deze inkomsten worden vervolgens weer gebruikt voor het uitvoeren van projecten. In drie Nationale Landschappen; Drentsche Aa, Arkemheen-Eemland en het Groene Woud is een gebiedsfonds opgericht (Arkemheen-Eemland, 2013, Drentsche Aa, 2013 en Groene Woud, 2013). Respondenten van Noord-Brabant, het plattelandshuis en Laag-Holland gaven tevens aan dat stimuleringsgeld belangrijk blijft om energie te behouden in de Nationale Landschappen. In een aantal gevallen zijn de bijdragen die nu geleverd wordt door provincie tijdelijk of alleen in de vorm van een project. Nationale Landschappen krijgen in de toekomst waarschijnlijk minder middelen vanuit de provincie en zullen dus meer eigen middelen moeten gaan genereren. Ondanks dat de middelen voor Nationale Landschappen voor een groot gedeelte zijn wegvallen, worden sommige gebieden nog ondersteund vanuit provincie, en vaak ook indirect vanuit generieke landschapsmiddelen en ruimtelijke opgaven.
ORGANISATIEMODEL In vrijwel alle Nationale Landschappen vindt ondersteuning plaats vanuit de provincie bij het opstellen en uitvoeren van het uitvoeringsprogramma of pragmatisch wanneer in de gebieden zich opgaven voordoen waar provincie bij betrokken dient te zijn. In deze Nationale Landschappen is dus een vorm van bestuurlijke energie aanwezig. Daarentegen is niet in ieder Nationale Landschap dezelfde bestuurlijke energie aanwezig is. In vrijwel alle Nationale Landschappen, met uitzondering van Zuid-West Zeeland, is de provincie dus ondersteunend in de organisatie van Nationale Landschappen. Respondenten van zowel Noord-Brabant, NoordHolland, Limburg, Utrecht, Groningen, Friesland en Drenthe gaven aan dat zij ook in de toekomst een ondersteunde rol van de provincie in de organisatievormen weggelegd zien. De rol van de provincie binnen de verschillende organisatievormen kan in Nationale Landschappen sterk verschillen, zoals te zien is in figuur 1. Een drietal vormen zijn daarbij te onderscheiden namelijk; organisatievormen waarin de provincie onderdeel is van de organisatie, organisatievormen waarin de provincie een van de partijen is en tot slot Nationale Landschappen waar geen organisatie is rondom een uitvoeringsprogramma (zie ook bijlage 3). Tekstkader Servicenet Nationale Landschappen (Servicenet, 2013). Servicenet Nationale Landschappen is opgericht in 2011 met als doel gezamenlijke belangenbehartiging, marketing en kennisontwikkeling voor alle twintig Nationale Landschappen. Men werkt daarbij met een aantal pijlers te weten Q, M en E. Ofwel identiteit en kwaliteit (Q), merk en marketing (M) en economie (E). Uiteindelijk moet dit leiden tot een nieuw organisatie en financieringsmodel in Nationale Landschappen. Alle respondenten benoemen de rol van het Servicenet als positief. Het wordt vooral gezien als overkoepelend orgaan waarin kennis- en ervaringsuitwisseling plaatsvindt. 4
Provincie Utrecht ondersteunt alleen de Nieuwe Hollandse Waterlinie en het Groene Hart.
14
Onderdeel (1)
Partij (2)
Geen organisatie (3)
•Gebiedscommissie/ overlegorgaan •Stuurgroep of bestuurlijk kernteam •Drentsche Aa, Groene Hart, Laag Holland, Middag-Humsterland, Noardlike Fryske Wâlden, Noord -Oost Twente, IJsseldelta.
•Projectbureau •Streekorganisatie •Samenwerking van maatschappelijke organisaties, of gemeenten. •Arkemheen-Eemland, Groene Woud, Hoeksche Waard, Nieuwe Hollandse Waterlinie, Veluwe, Winterswijk, Zuid-West Friesland .
•Gelderse Poort, Graafschap, Rivierengebied, Stelling van Amsterdam , Zuid-Limburg, Zuid-West Zeeland.
Figuur 1 Rol van de provincie en soort organisatievorm in de verschillende Nationale Landschappen 5. (figuur is gebaseerd op interviews en websites Nationale Landschappen, zie ook literatuurlijst- websites). In de eerste categorie vallen de Nationale Landschappen waarbij de provincie een onderdeel is van de organisatiestructuur. Veelal is de provincie de trekkende partij binnen de organisatievormen zoals een stuurgroep, bestuurlijk kernteam, gebiedscommissie of overlegorgaan. Andere maatschappelijke partijen zijn veelal aangesloten bij deze organisatievormen, maar zijn ondergeschikt aan de rol van de provincie. Veelal is een gedeputeerde voorzitter van de organisatie, een andere mogelijkheid is dat er een projectleider is aangesteld of dat het secretariaat gevoerd wordt door de provincie. De rol van de projectleider blijkt essentieel in zowel Middag-Humsterland als Laag Holland. Respondenten van Nationaal Landschap Laag Holland en Middag-Humsterland geven daarbij aan dat zij zorgen voor de opstelling van een uitvoeringsprogramma’s en de organisatie in het Nationale Landschap. Deze projectleiders kunnen gezien worden als de trekkers van deze Nationale Landschappen. Zonder hun inzet is de toekomst van hun Nationale Landschap niet altijd gegarandeerd, aldus bovengenoemde respondenten (Noord-Holland, 2013 en Groningen, 2013). In de tweede categorie vallen de organisatiestructuren van Nationale Landschappen waar de provincie als partij aan deelneemt. De invloed van de provincie is minder sterk dan bij de vorige categorie organisatiestructuren. In deze projectbureaus, streekorganisaties en samenwerkingsverbanden van maatschappelijke organisatie en gemeenten zijn naast de provincie ook maatschappelijke en private partijen actief. De rol van de provincie is in deze organisatiestructuren niet altijd formeel vastgelegd. In sommige gevallen is de samenwerking van de provincie en de organisatiestructuur ook meer pragmatisch, bijvoorbeeld alleen bij uitvoering van projecten.. De respondenten van de provincie Noord-Brabant gaven aan dat dit type organisatievorm vaak meer solide is, omdat bij het wegvallen van een van de partijen Toelichting figuur 1 (*) De stelling van Amsterdam is tevens Werelderfgoed, daar ligt ook de bestuurlijke energie van de provincie. 5
15
(bijvoorbeeld de provincie) een andere partijen deze taak kan oppakken. Als één partij dominant is in de organisatievorm en deze partij wegvalt is het lastiger om de organisatiestructuur in stand te houden. Respondenten van de provincie Gelderland beamen dit ook, een organisatievorm met meerdere partijen zorgt voor meer stabiliteit. In de laatste categorie vallen Nationale Landschappen die geen duidelijke organisatiestructuur hebben en ook geen uitvoeringsprogramma. De provincie kan hier wel op een pragmatische manier samenwerken met de gebieden, maar in alle gevallen zijn er geen concrete voorbeelden te noemen waarbij de provincie op Nationale Landschapsschaal werkt aan een uitvoeringsprogramma. Een aantal van deze gebieden kenden voorheen een organisatiestructuur, meestal in de vorm van een gebiedscommissie. Respondenten van Nationaal Landschap Zuid-Limburg en de Graafschap gaven aan dat na het stopzetten van het Rijksbeleid voor Nationale Landschappen bestaande gebiedscommissies zijn opgeheven (ZuidLimburg, 2013 en Plattelandshuis Achterhoek en Liemers, 2013). In Zuid-West Zeeland, het Rivierengebied en de Gelderse Poort zijn daarentegen nooit overkoepelende organisatiestructuren geweest voor Nationale Landschappen. In Zuid-West Zeeland bestaat de gebiedscommissie West Zeeuwsch-Vlaanderen nog wel, voor het rivierengebied is dit de gebiedscommissie Kromme Rijngebied (Zeeland, 2013 en Utrecht, 2013). In de Nationale Landschappen zonder duidelijk organisatiestructuur worden allerlei initiatieven genomen om een organisatiestructuur op te zetten. Voor de Nationale Landschappen de Graafschap, Gelderse Poort, het Rivierengebied en Zuid-Limburg geldt dat de provincie zoekende is naar een nieuwe organisatiestructuur. De respondenten van Gelderland gaven aan dat de Staten in 2012 geld beschikbaar gesteld hebben voor promotie en marketing van Nationale Landschappen (Gelderland, 2013). De provincie heeft gebiedspartners uit de Nationale Landschappen uitgenodigd om een business case voor hun gebied op te stellen, merk en marketing (M), economie en financiering (E), identiteit en kwaliteit (Q) en organisatie (O) zijn de onderdelen die centraal moeten staan in het plan. Het doel van de businesscase is om de Nationale Landschappen te stimuleren om een goed lopende organisatie op te zetten. Het blijkt dat in niet alle gevallen het even makkelijk is om in een gebied partijen bij elkaar te brengen en hen ook te laten samenwerken. Zes van de zeven business casussen zijn inmiddels goedgekeurd. In Zuid-Limburg is de gebiedscommissie die voorheen aangesteld was, opgeheven. Men is nu bezig vanuit de provincie om te onderzoeken, in overleg met stakeholders, welke organisatievorm het meest geschikt is. Hierbij wordt gedacht aan de vorming van een streekraad. Het draagvlak voor het Nationale Landschap is volgens de respondent van de provincie nog aanwezig (Zuid-Limburg, 2013). Afgelopen jaar zijn daarom een symposium en werkateliers georganiseerd. Voor het Nationaal Landschap Zuid-West Zeeland geldt dat er geen initiatieven zijn voor het opzetten van een organisatievorm. Ten tijden van het Rijksbeleid voor Nationale Landschappen gebeurde hier al veel in de deelgebieden, een overkoepelende organisatie is daarbij nooit opgezet. In het geval van de Stelling van Amsterdam is de bestuurlijke energie gericht op de organisatie rondom de Werelderfgoed status. Het blijkt dat ook in bestaande organisatiestructuren wijzigingen gaan optreden. In de IJsseldelta is men bezig met het opzetten van een publiekprivate organisatie, waarbij zowel vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, burgers, ondernemers en boeren als overheden zitting hebben (Servicenet, 2013). Dit project is, naast het eerder genoemde merk en marketing project van Gelderland, een van de pilot projecten van het Servicenet Nationale Landschappen (zie ook tekstkader Servicenet Nationale Landschappen). Het doel van deze pilot is om in de uitvoering van het Nationaal Landschap van een publiek gedomineerde structuur naar een maatschappelijk gestuurd proces te gaan (Servicenet Nationale Landschappen, 2013). Het Nationale Landschap Middag-Humsterland is ook zoekende naar een passende organisatiestructuur. In Middag-Humsterland is nu een gebiedscommissie aanwezig met een duidelijk rol weggelegd voor de provincie, aldus de respondenten van de provincie Groningen (Groningen, 2013). Het gebied is vrij klein en daarom is de provincie samen met de 16
gebiedscommissie aan het zoeken naar mogelijkheden voor bovenregionale samenwerking met het Wierdenland.
MAATSCHAPPELIJKE ENERGIE In deze paragraaf wordt ingegaan op de maatschappelijke energie in Nationale Landschappen. Eerst worden hierbij de netwerken en organisaties uiteengezet, vervolgens wordt gekeken naar de rol van Nationale Landschappen in de regionale economie.
NETWERKEN EN ORGANISATIES Maatschappelijke energie, ofwel betrokkenheid van burgers, agrariërs, ondernemers en maatschappelijke partijen, verschilt sterk in de Nationale Landschappen. In veel gevallen is er in maatschappelijke energie, alleen is deze energie vaak op een ander schaalniveau. Zo is men in een aantal gevallen actief in kleinere deelgebieden in de Nationale Landschappen, bijvoorbeeld binnen de eigen regio of woongebied. Daarnaast is het mogelijk dat Nationale Landschappen onder een groter gebied vallen, waar andere instanties betrokkenheid creëren. De provinciale Landschapsbeheerstichtingen hebben vaak netwerken van vrijwilligers die aan allerlei projecten werken. Nationale Landschappen zijn daarbij vaak onderdeel van het gebied, maar de organisatie opereert op een groter schaalniveau. In figuur twee zijn de netwerken en organisaties weergeven rondom maatschappelijke energie in Nationale Landschappen. Zoals in het figuur te zien is, zijn niet in alle Nationale Landschappen dit soort netwerken vindbaar. Een onderscheid kan in ieder geval gemaakt worden op basis van Nationale Landschappen waar maatschappelijke energie vindbaar is op het schaalniveau van het Nationale Landschap en Nationale Landschappen waar maatschappelijke energie vindbaar is op een ander schaalniveau. Advies en Initiatiefraad IJsseldelta. Stichting Groene Hart
Maatschappelijke partijen Brede overleggroep kleine Dorpen Drentsche Aa
Hoeksche Waardse Middenveld Levend bezoekersnetwerk Drentsche Aa
Maatschappeljk platform het Groene woud.
Groene Hart, Kloppend Hart (Groene Hart) Cooperatie het Groene Woud Heerlijke en Eerlijk IJsseldelta Stichting Liniebreed ondernemen
Ondernemers
Vrienden van Nationaal Landschap ArkemheenEemland
Maatschappelijke energie
Recreatieondernemers-netwerk Zuid-West Friesland Veluwe collectief
Vrijwilligers bij Nieuwe Hollandse Waterlinie
Burgers
Vereniging Hoeksche Waardse Landschap Ambassadeurs voor het Landschap Zuid-West Friesland Streekhuis het Groene Woud & de Meierij.
Stichting bevordering toerisme Winterswijk. Agrarische natuurvereniging Arkemheen-Eemlandschap. Agrarische natuurverenigingen Noordelijke Friese Wouden
Agrariers
Kring van boeren Zuid-West Friesland Agrarische natuurvereniging Water, Land & Dijken. Agrarische natuurvereniging het Groene Woud.
Figuur 2 Maatschappelijke energie in Nationale Landschappen (gebaseerd op interviews en websites Nationale Landschappen, zie ook literatuurlijst-websites).
17
In de Nationale Landschappen Drentsche Aa, Arkemheen-Eemland, het Groene Hart, het Groene Woud, de IJsseldelta, Nieuwe Hollandse Waterlinie, Zuid-West Friesland en de Hoeksche Waard zijn netwerken vindbaar van zowel netwerken van burgers, agrariërs, ondernemers en maatschappelijke partijen. De meeste netwerken zijn opgericht voor ondernemers. Deze netwerken zijn vooral gericht op toerisme en horeca ondernemers. Respondenten van de provincie Brabant en Groningen geven daarbij aan dat het lastig is om de grotere ondernemers en bedrijven te betrekken bij Nationale Landschappen (Noord-Brabant, 2013 en Groningen, 2013). In een aantal gevallen zijn er netwerken ontstaan waarin burgers of maatschappelijke partijen zich hebben verenigd. De oprichting hiervan kan te maken hebben met de cultuur van het gebied, de respondent van de Hoeksche Waard gaf daarbij aan dat door het eilandgevoel van de Hoeksche Waard men van oudsher al veel samenwerkt (Hoeksche Waard, 2013). Het netwerk van maatschappelijke organisaties vormde hier ook de aanleiding voor de Tweede Kamer om de Hoeksche Waard als 20ste nationaal landschap op te nemen. In de vrijwel alle Nationale Landschappen zijn ook agrarische natuurverenigingen aanwezig, maar niet overal is een sterke relatie met het Nationale Landschap. De agrarische natuurverenigingen die in figuur 2 genoemd zijn, hebben deze koppeling wel gemaakt. Het beste voorbeeld is de agrarische natuurverenging in de Noardlike Fryske Wâlden die een sterke relatie heeft met het Nationaal Landschap, aldus de respondent van de provincie Friesland. De agrarische natuurvereniging zorgt voor onder andere het onderhouden van het houtwallen landschap. De agrarische natuurverenigingen Arkemheen-Eemlandschap en Water, Land & Dijken dragen vooral zorg voor de weidevogels in het Nationale Landschap (Arkemheen-Eemlandschap, 2013). In de overige Nationale Landschappen zijn weinig tot geen netwerken op Nationaal Landschapsniveau te vinden. Het betekent niet dat in deze gebieden geen maatschappelijke energie is, deze energie richt zich vaak op kleinere deelgebieden en regio’s. Of partijen zich verbonden voelen met Nationale Landschappen en daarmee ook maatschappelijke energie creëren lijkt een verband te hebben met schaal, maar ook met identiteiten van gebieden. Respondenten van de provincie Utrecht gaven aan dat het Rivierengebied een regio is met twee duidelijk aanwijsbare regio’s de Betuwe en het Rivierengebied (Utrecht, 2013). Het totale gebied is daardoor zeer groot, en mede daardoor lijkt men zich eerder verbonden te voelen met een van de twee deelgebieden. De respondent van Nationaal Landschap de Graafschap gaf ook aan dat de naam en het aangewezen gebied ook van invloed kan zijn op de maatschappelijke energie. In het geval van de Graafschap lijkt men zich niet te associëren met het Nationaal Landschap, maar eerder met de voetbalclub de Graafschap (Plattelandshuis Achterhoek en Liemers, 2013). De maatschappelijke energie in de gebieden verschilt dus sterk. Een aantal Nationale Landschappen hebben netwerken van burgers, agrariërs, maatschappelijke partijen en ondernemers. Het hebben van dit soort netwerken op Nationaal Landschapsniveau lijkt gerelateerd aan de schaal en identiteit van het gebied.
NATIONALE LANDSCHAPPEN IN DE REGIONALE ECONOMIE De rol van ondernemers en bedrijven in Nationale Landschappen bedrijven blijkt gering. Vooral horeca- en toeristische ondernemingen zien de toegevoegde waarde van Nationale Landschappen. Ondernemers en bedrijven kunnen in een aantal gevallen naast het lid worden van een coöperatie of netwerk, Nationale Landschappen ook ondersteunen via een gebiedsfonds en streekrekening. In het woon- en vestigingsklimaat van de gebieden speelt het feit dat ze Nationaal Landschap zijn vaak een geringe rol. Respondenten van de provincie Gelderland en Nationaal Landschap Winterswijk geven aan dat men benoemt dat het mooi wonen is, maar dat het niet gekoppeld wordt aan het Nationaal Landschap (Gelderland, 2013 en Plattelandshuis Achterhoek en Liemers, 2013). Volgens de respondenten van de Drentsche Aa en Friesland wordt deze relatie tussen het wonen in een mooie omgeving en het Nationaal Landschap wel gelegd (Friesland, 2013 en Drenthe, 2013).
18
Een aantal Nationale Landschappen worden omringd door stedelijk gebied of grotere steden. Respondenten van de provincies Noord-Brabant, Noord-Holland, Drenthe, Groningen en Limburg zien een koppeling tussen het gebied van het Nationale Landschapen en de steden als een belangrijk stap voorwaarts. Door deze relatie te verbeteren kunnen volgens hen de Nationale Landschappen een belangrijke rol gaan spelen in het woon- en vestigingsklimaat. (Noord-Brabant, 2013; Noord-Holland, 2013; Drenthe, 2013; Groningen, 2013 en Zuid-Limburg, 2013). Het Nationaal Landschap is nu vooral een merk- en marketingconcept voor de horeca en toeristische bedrijven in het gebied, terwijl de grotere bedrijven en ondernemers ook bij kunnen dragen aan het Nationaal Landschap.
GEOGRAFISCHE FACTOREN In deze paragraaf worden drie geografische factoren beschreven: de geografische ligging, beleving en het aantal inwoners van de Nationale Landschappen. De motivatie voor de keuze van deze factoren is beschreven in hoofdstuk twee. In figuur 3 is de geografische ligging van de twintig gebieden weergeven. Te zien valt dat de Nationale Landschappen verdeeld zijn over heel Nederland en daarmee een grote variatie aan landschapstypen beslaan. De variatie in omvang valt daarbij ook op, met het Groene Hart als uitschieter versus het kleine Middag-Humsterland. Alleen binnen de provincie Flevoland ligt geen Nationaal Landschap. De vraag die hierbij ontstaat is; hebben de belevingswaarde en het aantal bewoners in en rond een Nationaal Landschap een aanwijsbare relatie met de maatschappelijke en bestuurlijke betrokkenheid? Om hier enig zicht op te krijgen is de waardering van Nationale Landschappen uitgezet tegen het aantal bewoners in een straal van 10 kilometer (zie figuur 4).
Figuur 3 Ligging Nationale Landschappen (CBS et al, 2012). 19
Aantal inwoners versus belevingswaarde Nationale Landschappen 8,00
7,80
7,60
7,40
Rapportcijfer Nationale Landschappen
8,20
7,20
Zuid-Limburg Drentsche Aa Noord-Oost Twente
Veluwe
De Graafschap Winterswijk Zuid-West Friesland Gelderse Poort Middag-Humsterland Rivierengebied Noardlike Fryske Hoeksche Waard Wâlden Zuid-West Zeeland Groene Woud Laag Holland Arkemheen-Eemland Nieuwe Hollandse Waterlinie IJsseldelta
Groene Hart
Stelling van Amsterdam 7,00 0
1000000
2000000
3000000
4000000
5000000
Aantal inwoners inclusief buffer 6000000 7000000
Figuur 4 Aantal inwoners versus belevingswaarde Nationale Landschappen. De beleving van Nationale Landschappen is uitgedrukt in een rapportcijfer dat varieert tussen het cijfer 7.08 voor de Nationaal Landschap Stelling van Amsterdam en een 8.09 voor Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Het landelijk gemiddelde is een 7,3 (MNP, 2007). Dit betekent dat geen enkel Nationaal Landschap ver onder het landelijk gemiddelde scoort, wat dus betekent dat ook de ‘liefhebberslandschappen’ met kernkwaliteiten als openheid niet veel onder het landelijk gemiddelde blijken te scoren. ‘Liefhebberslandschappen’ zijn in een rapport voor de Raad van het Landelijk Gebied aangewezen, ze kenmerken zich meestal door een extreme openheid en zijn daarom vaak minder geliefd bij bezoekers (RLG, 2005). In figuur 4 valt te zien dat het aantal inwoners een uitschieter kent van Nationaal Landschap het Groene Hart, met 2.669.240 inwoners in en rond het Nationale Landschap (inclusief een straal van tien km, zie hoofdstuk drie). Tegelijkertijd behoort de waardering voor het Groene Hart tot één van de lagere, in vergelijking met de andere Nationale Landschappen. Dit is te verklaren uit de open veenweidenlandschappen, ofwel het ‘liefhebberslandschap’. Het Groene Hart als liefhebberslandschap met een groot aantal inwoners, heeft niet direct een relatie met bestuurlijke betrokkenheid. De provincie Zuid-Holland heeft de merknaam Nationaal Landschap niet meer opgenomen in haar visie. Daarentegen ondersteunen de drie Groene Hart Provincies gezamenlijk het Nationaal Landschap het Groene Hart wel via de stuurgroep en programmabureau Groene Hart. De maatschappelijke betrokkenheid is aanwezig in het gebied met zowel een Stichting het Groene Hart als ook een recreatieondernemers netwerk. Een éénop-één verband tussen belevingswaarden, aantal inwoners en maatschappelijk en bestuurlijke betrokkenheid is dus lastig te maken. Ongeveer de helft van de Nationale Landschappen heeft minder dan 100.000 inwoners in en rondom het Nationaal Landschap. De waardering voor deze Landschappen varieert sterk van een 7,2 voor IJsseldelta (open liefhebberslandschap) tot boven een acht voor Zuid-Limburg en de Drentsche Aa die beide tot de meer kleinschalige hoog gewaarde landschappen behoren. Toch kan niet gezegd worden dat de landschappen met een lage waardering en weinig inwoners per definitie weinig maatschappelijke en bestuurlijke betrokkenheid hebben. Een voorbeeld 20
daarvoor is Nationaal Landschap IJsseldelta, waar het open landschap veel bestuurlijke aandacht krijgt van de provincie Overijssel, maar waar ook vanuit het gebied zelf verschillende maatschappelijke partijen actief zijn (zie paragraaf maatschappelijke energie). De andere helft van de Nationale Landschappen heeft meer dan 100.000 inwoners en ook een grote variatie in landschapstypen, van open en relatief laag gewaardeerd (zoals de Hoekse Waard) tot meer besloten en hoog gewaardeerd (zoals de Veluwe). Het Groene Hart is een extreem, gezien het grote aantal inwoners en tegelijkertijd de lage waardering voor het open liefhebberslandschap van het open veenweidegebied. Ook bij deze gebieden kan niet gezegd worden dat veel inwoners en een hoge waardering garant staan voor veel bestuurlijke en maatschappelijke betrokkenheid. Zo is voor de Veluwe als Nationaal Landschap weinig bestuurlijke aandacht (alleen pragmatisch met het Gelderse merk en marketing project) en is ook de maatschappelijke betrokkenheid voor het Nationale Landschap relatief laag. De maatschappelijke betrokkenheid rond de Veluwe richt zich meer op andere aspecten als natuur. In het gebied is men wel bezig met de oprichting van het Veluwe Collectief, dit collectief richt zich niet direct op het Nationaal Landschap de Veluwe, maar meer op het Nationaal Park de Veluwe.
OVERZICHT NATIONALE LANDSCHAPPEN “Energie verschilt, maar provinciale aandacht blijft” is de hoofdbevinding van dit rapport. In onderstaande tabel is per Nationaal Landschap aangegeven of het Nationale Landschap nog genoemd is in de provinciale visie, of de provincie nog zitting heeft in de organisatievormen van Nationale Landschappen (bestuurlijke energie) en of er maatschappelijke energie aanwezig is in de gebieden in de vorm van netwerken van actoren. Een drietal groepen zijn hierbij te onderscheiden. De eerste categorie zijn Nationale Landschappen die zowel in de visie genoemd staan als ook bestuurlijke en maatschappelijke energie kennen. Deze Nationale Landschappen lijken toekomstbestendig, zolang provincie als ook actoren in het gebied energie blijven steken in het Nationaal Landschap. Voor de tweede groep van Nationale Landschappen waarin bestuurlijke en maatschappelijke energie verschilt, is het voortbestaan van het Nationale Landschap niet altijd gegarandeerd. De uitzondering hierbij is de Hoeksche Waard, ondanks de geringe bestuurlijke aandacht kennen zij wel veel maatschappelijke energie. Zolang deze maatschappelijke energie vastgehouden kan worden, kan de status van Nationaal Landschap worden gecontinueerd. Voor de andere gebieden geldt dat er gewerkt moet worden aan een organisatievorm waarin zowel provincie, als ook maatschappelijke en private partijen zitting hebben. Tot slot is voor de laatste groep van Nationale Landschappen de toekomst wat minder zeker, in beiden gevallen ontbreekt het zowel aan bestuurlijke als ook maatschappelijke betrokkenheid. In het geval van de Stelling van Amsterdam komt dat mede doordat zij focussen op de Werelderfgoed status en niet op het Nationaal Landschap.
21
Tabel 5 Overzicht bestuurlijke en maatschappelijke energie in de Nationale Landschappen. Nationaal Landschap
Genoemd in provinciale visie?
Bestuurlijke betrokkenheid?
Maatschappelijke energie?
Groep
Drentsche Aa
Ja
Ja
Ja
1
Groene Hart
Ja
Ja
1
Groene Woud
Verschillend (1) Ja
Ja
Ja
1
IJsseldelta
Ja
Ja
Ja
1
Laag Holland
Ja
Ja
Ja
1
Nieuwe Hollandse Waterlinie Noardlike Fryske Wâlden Zuidwest Friesland Arkemheen Eemland Veluwe
Ja
Ja
Ja
1
Ja
Ja
Ja
1
Ja
Ja
Ja
1
Ja
Pragmatisch
Ja
1
Ja
Pragmatisch
Ja
1
Winterswijk
Ja
Pragmatisch
Ja
1
Gelderse Poort
Ja
Pragmatisch
Nee
2
Graafschap
Ja
Pragmatisch
Nee
2
Hoeksche Waard
Nee
Pragmatisch
Ja
2
MiddagHumsterland
Ja
Ja
Nee
2
Noordoost Twente Rivierengebied
Ja
Ja
Nee
2
Ja
Pragmatisch
Nee
2
Zuid-Limburg
Ja
Pragmatisch
Nee
2
Zuidwest Zeeland Stelling van Amsterdam
Ja
Nee
Nee
3
Nee
Nee (*)
Nee
3
Legenda:(*) Niet als werelderfgoed. (1) In het geval van provincie Zuid-Holland niet. Utrecht en Noord-Holland hebben het Groene Hart als Nationaal Landschap nog wel benoemd.
22
H5 LITERATUURLIJST ALGEMENE LITERATUUR Arts, B., en Buijs, A., (2013). Landschapsbeheer in de 21ste eeuw: van knotten naar netwerken. Essay in opdracht Landschapsbeheer Nederland. Wageningen: Wageningen University & Research center. Babbie, E. (2007). The practice of social research. Belmont: Thomson Wadsworth. CBS (2013). Centraal bureau voor de statistiek. Kaarten met statistieken per vierkant van 500 bij 500 meter. Te downloaden via http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/dossiers/nederlandregionaal/publicaties/geografische-data/archief/2013/2013-nl-regionaal-geo-kaart500x500.htm. Bekeken op 14 november 2013. CBS, PBL, Wageningen UR (2012). Nationale landschappen, 2012(indicator 1510, versie 02, 20 september 2012). www.compendiumvoordeleefomgeving.nl. CBS, Den Haag; Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag/Bilthoven en Wageningen UR, Wageningen. Gerritsen, A., & Nieuwenhuizen, W., (2012) Multifunctionele landbouw heeft potentie voor zelfsturend natuurbeleid. Landschap 4, 2012, pp. 189-194. Gerritsen, A.L. (2006). Gezamenlijke implementatie van de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000. Deel 2: analyse van de twee implementatieprocessen en van de afstemming daartussen. Alterra, Alterra-report 1351.2. Janssen, J., Pieterse, N., & van der Broek, L., (2007). Nationale Landschappen: beleidsdilemma's in de praktijk. Rotterdam/ Den Haag: NAi Uitgevers/Ruimtelijk Planbureau. Groffen, B., Bakx, M., de Lange, M., Tiessen, H., & de Vuyst, S., (2010). Beleidsevaluatie Nationale Landschappen: het succes van de Nationale Landschappen: tussenstand 'ja, mits'. Nijmegen: Royal Haskoning. Hajer, M. (2011), De energieke samenleving. Op zoek naar een sturingsfilosofie voor een schone economie. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. I&M (2012a). Structuurvisie infrastructuur en ruimte. Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Den Haag: SdU. Leroy, P., J. van Tatenhove en B. Arts, (2001). Politieke modernisering en beleidsarrangementen: een interpretatiekader voor vernieuwingen in het milieubeleid. In: Beleidswetenschappen, 2001/3: p. 209-228. Leroy, P. en Padt, F. (2005). Een park dat geen park mag heten. De Drentsche Aa in beleidshistorisch perspectief. In: Landschap, 2005/3: p 157-166. Nieuwenhuizen, W., Gerritsen, A., Coninx, I.,(2013) Nieuwe tijden voor het landschapsbeleid. Landschap, 2013, pp. 21-26. MNP (2007). Belevingswaardenmonitor Nota Ruimte 2006. Nulmeting landschap en groen in en om de stad. MNP- publicatienummer 500073001. Bilthoven: Milieu en natuurplanbureau. MNP-RIVM (2004). Milieu- en natuureffecten Nota Ruimte. RIVM-rapport nr. 711931009. Bilthoven: Milieu en Natuurplanbureau-RIVM. OC&W, LNV en VROM (1999). Nota Belvedere. Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Den Haag: ministeries OC&W, LNV en Vrom. PBL (2011). Ex-ante evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Den Haag, 2011.
23
PBL (2012a). Monitor Infrastructuur en Ruimte 2012: nulmeting. Den Haag, 2012. PBL (2012b). Balans van de leefomgeving 2012. Den Haag, 2012. PBL (2012c). Ex-durante evaluatie Wet ruimtelijke ordening: tweede rapportage. Den Haag, 2012. PBL (2009). Natuurbalans 2009. Den Haag, 2009. RLG (2005). Nationale Landschappen vaste koers en lange adem. Publicatie RLG 05/1, februari 2005. Amersfoort: Raad voor het Landelijk Gebied. Rijksoverheid (2012). Investeringsbudget Landelijk gebied afgerond. Nieuwsbericht 23-11-2012. Verkregen via http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/11/23/investeringsbudget-landelijk-
gebied-afgerond.html op 26-11-2013. Servicenet Nationale Landschappen (2013). Actieplan 2013 Servicenet Nationale Landschappen. Een nieuwe aanpak voor de organisatie en financiering van onze mooiste cultuurlandschappen. Rotterdam: Servicenet Nationale Landschappen, Tweede Kamer (13 maart 2012). 32 660. Vergaderjaar 2011-2012. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. A/ Nr. 50. Brief van de minister van infrastructuur en milieu. Vries, S. de, Hoogerwerf, M. & Regt, W.J. de (2004). AVANAR: een ruimtelijk model voor het berekenen van vraag-aanbodverhoudingen voor recreatieve activiteiten; basisdocumentatie en gevoeligheidsanalyses. Alterra-rapport 1094. Wageningen: Alterra. VROM, LNV, V&W en EZ. (2006). Nota Ruimte. Ruimte voor ontwikkeling. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Ministerie van Verkeer en Waterstaat en Ministerie van Economische Zaken. Den Haag: SdU. VROM, LNV, V&W, EZ, OC&W en Defensie (2008). Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid. Den Haag, Ministeries VROM, LNV, V&W, EZ, OC&W en Defensie.
STRUCTUURVISIES EN VERORDENINGEN Drenthe (2010). Omgevingsvisie Drenthe 2010. Vastgesteld 2 juni 2010. Drenthe (2013a). Reglementen en verordeningen. Provinciale omgevingsverordening Drenthe. Geconsolideerde versie, geldend vanaf 6-7-2013, bekeken via http://www.provincie.drenthe.nl/loket/reglementen/provinciale_omgevingsverordening_drenthe op 15-11-2013. Friesland (2006). Om de kwaliteit fan de Romte. Streekplan Fryslan 2007. Vastgesteld 13 december 2006. Friesland (2013). Tuskentiidske evaluaasje Streekplan Fryslan. Vastgesteld op 23 januari 2013. Friesland (2013a). Verordening Romte Fryslan. 05 Kernkwaliteiten landschapstypen verordening. Vastgesteld op 15 juni 2011. Bekeken via http://www.fryslan.nl/romte op 15-11-2013. Gelderland anders (2013a). De omgevingsvisie in vogelvlucht. Gelderland Anders. Verkregen via www.gelderland.nl, via ruimtelijke ordening, omgevingsvisie op 18-10-2013. Gelderland anders (2013). Website over omgevingsvisie Gelderland Anders. Verkregen via http://www.gelderlandanders.nl/ op 18-10-2013. Gelderland (2013b). Ruimtelijke Verordening Gelderland, geconsolideerd publieksbesluit. Geconsolideerde versie 27 juni 2012. Verkregen via http://www.gelderland.nl/meer-docs.mvc/95065 op 15-11-2013.
24
Groningen (2009). Provinciaal omgevingsplan 2009-2013. Vastgesteld op 17 juni 2009. Groningen (2013a). Omgevingsverordening provincie Groningen 2009. Versie 1 juni 2013. Verkregen via http://www.provinciegroningen.nl/loket/bibliotheek/verordeningen/ op 15-11-2013. Nationaal Beek- en esdorpenlandschap (2012). Het Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa BIO-plan 2.0 (2012 - 2020). Vastgesteld door het overlegorgaan Drentsche Aa op 4 februari 2013. Noord-Brabant (2011). Structuurvisie 2011. Vastgesteld 1 januari 2011. Noord-Brabant (2013a). Ontwerpverordening ruimte 2014 regels. Vastgesteld op 2 juli 2013. Verkregen via http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/ruimtelijke-ordening/verordeningruimte/ontwerpverordening-ruimte-2014.aspx op 15-11-2013. Noord Holland (2011). Structuurvisie Noord-Holland 2040. Kwaliteit door veelzijdigheid. Vastgesteld door PS 21 juni 2010. Inclusief 1e herziening, vastgesteld door PS 23 mei 2011. Noord-Holland (2013). Licht op groen. Agenda Groen. Vastgesteld door PS op 11 maart 2013. Noord-Holland(2013a). Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (maart 2013). Verkregen via http://www.noord-holland.nl/web/Themas/Ruimtelijke-ordening/Structuurvisie/Ruimtelijkeverordening.htm op 15-11-2013. Overijssel (2013). Omgevingsvisie Overijssel. Visie en uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Geconsolideerde versie 1 september 2013. Overijssel (2013a). Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2013. Geconsolideerde versie, geldend vanaf 12-9-2013. Verkregen via http://www.overijssel.nl/loket/provinciale/omgevingsverordening_overijssel_2009 op 15-11-2012. Utrecht (2013a). Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028. Vastgesteld 4 februari 2013. Zeeland (2006). Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Zuid West Zeeland. Van beleid naar uitvoering. Vastgesteld 11 juli 2006. Zeeland (2012). Omgevingsplan Zeeland 2012-2018. Beleid voor ruimte, milieu, water en natuur. Vastgesteld 28 september 2012. Zuid Holland (2013). Visie op Zuid-Holland. Provinciale structuurvisie. Bijgewerkt tot en met actualisering 2012. Vastgesteld op 30 januari 2013.
INTERVIEWS Drenthe (2013). Interview provincie Drenthe, Kees Folkertsma, woensdag 2 oktober, locatie provinciehuis Assen door M. van Kouwen. Friesland (2013). Interview provincie Friesland, Bertus de Jong, woensdag 25 september, telefonisch door M. van Kouwen. Gelderland (2013). Interview provincie Gelderland, Yvonne Geelen en Dorus Moolenaar, woensdag 18 september, locatie provinciehuis Arnhem door M. van Kouwen. Groningen (2013). Interview provincie Groningen, Francien van Soest en Jan Beekman, maandag 30 september, telefonisch door M. van Kouwen. Hoeksche Waard (2013). Interview Hoeksche Waard, Gerard Leggedoor en Dick Bussing, vrijdag 27 september, locatie Nationaal Landschapscentrum Numansdorp door M. van Kouwen.
25
Limburg (2013). Interview provincie Zuid-Limburg, Herman van Steenwijk, woensdag 25 september, telefonisch door M. van Kouwen. Noord-Brabant (2013). Interview provincie Noord-Brabant, Rini Gielis en Willy Thyssen, maandag 23 september, locatie provinciehuis Den Bosch door M. van Kouwen & W. Nieuwenhuizen. Noord-Holland (2013). Interview provincie Noord-Holland, Andre Smit & Peter Hoogervorst, maandag 16 september, locatie provinciehuis Haarlem door M. van Kouwen & W. Nieuwenhuizen. Plattelandshuis Achterhoek & Liemers (2013). Interview Nationaal Landschap de Graafschap en Winterswijk, Jan Tiggeloven, vrijdag 11 oktober door M. van Kouwen. Servicenet Nationale Landschappen (2013). Interview servicenet Nationale Landschappen, Lennart Graaff, maandag 28 oktober, locatie Utrecht door M. van Kouwen en W. Nieuwenhuizen. Utrecht (2013). Interview provincie Utrecht, Conny Raijmakers en Onno Raijmakers, donderdag 26 september, locatie provinciehuis Utrecht door M. van Kouwen. Zeeland (2013). Interview provincie Zeeland, Patrick Broekhuis, maandag 30 september, telefonisch door M. van Kouwen. Zuid-Holland (2013). Interview provincie Zuid-Holland, Olev Koop en Irma Wooning, donderdag 3 oktober, provinciehuis Den Haag door M. van Kouwen en W. Nieuwenhuizen.
WEBSITES Arkemheen-Eemland (2013). Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland Kijk onze partners. Verkregen via http://www.arkemheen-eemland.nl/kijk-onze-partners/partners/ op 23-11-2013 Drentsche Aa (2013). Nationaal park Beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa. Organisatie en beleid. Verkregen via http://www.drentscheaa.nl/documents/organisatie-en-beleid.xml?lang=nl op 23-11-2013. Groene Hart (2013). Groene Hart, nationaal Landschap. Verkregen via http://stuurgroepgroenehart.nl/ op 23-11-2013. Groene Woud (2013). Het Groene Woud. http://www.hetgroenewoud.com/werk+samen op 23-11-2013.
Werk
samen.
Verkregen
via
Hoeksche Waard (2013). Nationaal Landschap. Hoeksche Waardse Landschap. Verkregen via www.hwl.nl op 23-11-2013 IJsseldelta (2013). Nationaal Landschap IJsseldelta. http://www.nlijsseldelta.nl/nl/organisatie/ op 23-11-2013. Laag Holland (2013). Nationaal Landschap Laag http://www.laagholland.nl/organisatie op 23-11-2013.
Organisatie.
Holland.
Organisatie.
Verkregen Verkregen
via via
Nieuwe Hollandse Waterlinie (2013). Hollandse Waterlinie laat je verrassen. Organisatie. Verkregen via http://www.hollandsewaterlinie.nl/pages/organisatie.aspx op 23-11-2013. Noardlike Fryske Wâlden (2013). Noardelike Frieske Walden. Vereniging NFW. Verkregen via http://www.noardlikefryskewalden.nl/vereniging-nfw op 23-11-2013. Noord-Oost Twente (2013. Noord-Oost Twente. Gebiedsontwikkeling. Verkregen via http://www.mijnnoordoosttwente.nl/gebiedsontwikkeling/?PHPSESSID=e8fe3d529bfe5e5b59760bc071 2370a7 op 23-11-2013. Middag-Humsterland (2013). Middag-Humsterland Wierdenland. http://www.middaghumsterland.nl/organisatie.html op 23-11-2013.
Organisatie.
Verkregen
via
26
Veluwe (2013). Het Veluwecollectief maakt vordering met het werken aan de nieuwe Veluwe. In Voorst, acuteel, nieuwsberichten. Verkregen via http://www.voorst.nl/actueel/nieuws/nieuwsbericht/nieuwsitem/het-veluwe-collectief-maaktvordering-met-het-werken-aan-de-veluwe/ op 23-11-2013. Zuid-Limburg (2013). Rijk leven in Zuid-Limburg. Nieuws. Aanpak Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Verkregen via http://www.rijklevenzuidlimburg.nl/nieuws/nieuwsitems/aanpak-nationaal-landschapzuid-limburg.aspx op 23-11-2013. Zuid-West Friesland. Provincie Fryslan. Nationaal Landschap Zuid-West Fryslan. Verkregen via http://www.plattelansprojekten.nl/3023/nationaal-landschap-zuidwest-fryslan/ op 23-11-2013.
27
BIJLAGE 1 Provincie
Contactpersoon
Functie
Noord-Holland
André Smit Peter Hoogervorst Yvonne Geelen Dorus Moolenaar Jan Tiggeloven
Beleidsadviseur landschap en natuur. Projectleider Nationaal Landschap Laag Holland. Medewerker cluster Landschap Cluster coördinator Landschap Adviseur algemeen en coördinator Nationaal Landschap de Graafschap en Winterswijk. Senior beleidsmedewerker natuur en landschap. Alliantiemakelaar Het Groene Woud en De Meierij Strategisch planoloog bij Afdeling Fysieke Leefomgeving Senior projectleider Agenda Vitaal Platteland
Gelderland
Brabant Utrecht
Rini Gielis Willy Thijssen Conny Raijmakers
Drenthe
Onno Raijmakers Kees Folkertsma
Zuid-Holland
Irma Wooning Olev Koop Gerard Leggedoor
Zeeland
Dick Bussing Herman van Steenwijk Eric Meijes Francien van Soest Jan Beekman Patrick Broekhuis
Friesland
Bertus de Jong
Algemeen
Lennart Graaff
Symposia Hoeksche Waard
Locatie Numansdorp, vrijdag 27 september.
Landschapsbeheer NL
Putten, vrijdag 4 oktober. Mastenbroek, donderdag 10 oktober.
Limburg Groningen
IJsseldelta
Gebiedscoördinator en secretaris Nationaal Park & Nationaal Landschap Drentsche Aa Hoofd bureau landelijk gebied. Senior beleidsadviseur Groen. Programmamanager Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard. Verenging Hoekschewaards Landschap. Senior beleidsmedewerker cluster ruimte. Beleidsmedewerker landschap. Senior beleidsmedewerker landschap. Manager programma landelijk gebied Hoogeland Senior beleidsmedewerker Landelijk gebied. Landschapsarchitect bij team Ruimtelijke kwaliteit, Erfgoed en Landschap. Directeur servicenet Nationale Landschappen.
Inhoud “Hoe houden we het Nationaal Landschap overeind?”. Over nieuwe financieringsvormen en het draagvlak. “Het landschap ben jezelf”. Landschap als schakel tussen burger en Brussel. “Glazen bol of stevig bol. Samen voorsorteren op de toekomst van het Nationaal Landschap IJsseldelta”.
28
BIJLAGE 2 Interviewvragen beleidsmonitor Nationale Landschappen Rol medewerker 1. Wat is uw rol in deze organisatie? Beleid (6) 2. Kunt u schetsen wat de provincie nog doet aan Nationale Landschappen afgezet tegen het beleid uit de Nota Ruimte? 3. Wat is nu nog het verschil met de rest van de landschappen. 4. Komen er beleidsveranderingen aan die nog niet openbaar zijn (i.v.m. het verschijnen van de Balans van de Leefomgeving 2014)? Betrokkenheid 5. Kunt u organisaties opnoemen die betrokken zijn bij Nationale Landschappen. 6. Noem eens 3 voorbeelden van activiteiten of concrete projecten die plaats vinden in Nationale Landschappen. Ruimtelijke ontwikkelingen 7. Wat zijn de ruimtelijke opgaven in de Nationale Landschappen. 8. Wat is de rol van Nationale Landschappen in de regionale economie? Succes-/faalfactoren 9. Wat zijn de belangrijkste succes of faalfactoren van de Nationale Landschappen? 10. Kunt u een beeld schetsen van de Nationale Landschappen in 2025?
Bij het interview met de Nationale Landschappen zijn vragen 2 t/m 4 vervangen door de volgende vraag: Hoe gaat het met het Nationale Landschap? 6
29
BIJLAGE 3 Nationaal Landschap ArkemheenEemland
Organisatievorm
Uitvoeringsprogramma
Provincie
Projectbureau met gebiedsprogramma (onderdeel van breder gebiedsprogramma). Overlegorgaan met maatschappelijke partijen. Geen organisatie.
Gebiedsprogramma Vallei, Heuvelrug en Kromme Rijnstreek 2012-2015. BIOplan 2.0 2012-2020.
Partij in organisatie.
Graafschap
Geen organisatie.
Geen.
Groene Hart
Stuurgroep van de drie provincies met een programmabureau waarin gemeente en waterschappen betrokken zijn. Streekorganisatie met streekraad van overheden, maatschappelijke organisaties en ondernemers.
Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart. Aanpak voor een mooi en vitaal Groene Hart 20132015. Ontwikkelingsvisie 20112015. Versterking door samenwerking … in het Groene Woud. Uitvoeringsprogramma Hoeksche Waard 2010-2014
Drentsche Aa Gelderse Poort
Groene Woud
Hoeksche Waard IJsseldelta
Samenwerkingsorgaan Hoekse Waard waarin gemeenten en maatschappelijk middenveld zitting hebben. Bestuurlijk kernteam met uitvoeringsteam waar programmabureau met gemeenten en gebiedsmakelaar onderdeel van zijn.
Laag-Holland
Stuurgroep met kernteam en programmabureau.
Nieuwe Hollandse Waterlinie MiddagHumsterland
Projectbureau NHW (Rijksproject).
Noardlike Fryske Wâlden
Bestuurlijk kernteam van agrarische natuurverenigingen met stuurgroep en ondersteunend bureau. Stuurgroep bestaande uit publieke partijen
Noord-Oost Twente
Rivieren gebied Stelling van Amsterdam
Veluwe
Gebiedscommissie (met maatschappelijke partijen).
Geen organisatie. (wel gebiedscommissie en programmabureau Kromme Rijngebied). Geen (wel publiek gedomineerd organisatiestructuur voor Werelderfgoed). Geen label Nationaal Landschap meer. * Niet voor Nationaal Landschap. Wel oprichting
Geen.
Nationaal Landschap IJsseldelta. Voor en door gebiedspartners. Uitvoeringsprogramma 2012-2015. Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Laag Holland 2007-2013. Uitvoeringsprogramma in enveloppen (deelgebieden).
Onderdeel van organisatie. Bezig met zelf organiserend vermogen. Bezig met zelf organiserend vermogen. Onderdeel van organisatie (regisseur). Partij in organisatie (streekraad). Partij. Tevens gebiedsregisseur aangesteld vanuit provincie. Onderdeel (regisseur). IJsseldelta is bezig met het opzetten van een publiekprivate organisatie.. * Onderdeel (Regisseur). Partner.
Uitvoeringsprogramma Middag Humsterland Nationaal Landschap 20072013. Stuurgroep met NL-NFW met 4 themagroepen en bijbehorende projecten.
Onderdeel (Regisseur).
Gebiedsvisie ‘Verbinden maakt sterk’ 2012-2020. (Nationaal Landschap is als gebiedsopgave onderdeel van deze visie). Geen.
Onderdeel.
Geen uitvoeringsprogramma voor Nationale Landschappen.
Provincie is onderdeel van de organisatie voor het Werelderfgoed. Bezig met zelf organiserend
Geen.
Onderdeel.
Bezig met zelf organiserend vermogen.
30
Winterswijk
Zuid-West Zeeland Zuid-West Friesland Zuid-Limburg
samenwerkingsverband Veluwe Collectief. Geen. Gemeente Winterswijk wel actief.
Geen. (Gebiedscommissie WestZeeuwsch Vlaanderen bestaat nog wel). Projectbureau plattelandsprojecten. Geen organisatie.
vermogen. Geen
Geen
Geen. (Overlegstructuur uit oude gebiedscommissie is makkelijk te activeren). * Geen.
Geen
Onderdeel.
Geen.
Onderdeel (regisseur)
*Informatie verkregen uit interview Servicenet Nationale Landschappen.
31