LEZING Vermaatschappelijking van zorg, gezien door de gebruiker en mantelzorger Het begrip vermaatschappelijking van zorg is overgewaaid uit Nederland. Iedereen is het eens over de pluspunten van de visie achter deze term : 1. Mensen met lichte tot zware zorgnoden moeten actief kunnen blijven deelnemen aan onze samenleving 2. Dit is een opdracht voor ons allen : publieke én private zorgactoren samen 3. Alle zorg en ondersteuning professioneel organiseren is niet haalbaar, niet betaalbaar én niet wenselijk. er is dus een draagvlak voor deze vermaatschappelijking van zorg. Maar er zijn kanttekeningen. Kritische kanttekeningen.
Ik licht dit toe aan de hand van een paar uit het leven gegrepen casussen.
FOTO 1 1STE CASUS : “Ik ben Jef, 83 jaar en weduwnaar. Ik krijg 2 keer per week gezinshulp. Ik heb tegen mijn kinderen gezegd dat ik in mijn eigen huis wil blijven wonen omdat mijn overleden vrouw Louisa dan dicht bij mij is en ik mijn duiven kan blijven verzorgen. Ik ben geen uitzondering, ik heb dezelfde wens als bijna 1 miljoen andere bejaarden in Vlaanderen. Ik ben niet meer zo mobiel, en ik struikel nogal eens in en rond mijn huis. Er zijn veel drempels en trappen, ook om naar mijn duivenkot te gaan. Ik kan sinds kort niet meer naar boven om een bad te nemen. Trouwens, ik geraak er niet meer alleen in, laat staan eruit.”
De 4 kinderen van Jef willen zijn wens respecteren en ze hebben dit ook beloofd op het sterfbed van moeder. Hun eerste stap is het regelen van een mantelzorg-rolbeurtsysteem, aangevuld met gezinshulp. De verzorgende wijst hen erop dat in het belang van Jef, maar ook om haar eigen werkcomfort en dat van de mantelzorgers haalbaar te maken en te houden, de woning van Jef ergonomisch moet aangepast worden.
FOTO 2 Er komt iemand van de thuiszorgwinkel en die stelt heel wat nuttige en concrete aanpassingen voor.
FOTO 3 En bij de uitvoering stropt het : Een aannemer voor de (te) kleine ingrepen zoals handvaten langs de muur en het wegwerken van 2 dorpels vinden ze niet
FOTO 4 Een traplift lijkt wel erg duur, daar zouden premies voor bestaan. Maar wie wijst hen de weg in dit doolhof ? Nonkel Eugène in Antwerpen krijgt van de provincie hiervoor een premie maar Jef woont in West-Vlaanderen en daar is dat onlangs afgeschaft na de hertekening van de bevoegdheden van de provincie En in Vlaams-Brabant is er een dienst voor gezinszorg die tegen een betaalbare prijs het hele traject van A tot Z begeleidt, van het advies tot uitvoeren van de werken tot aanvragen van de premies. Zij zouden dus ook deze werken kunnen uitvoeren, ook het plaatsen van een douche beneden, maar waar Jef woont is deze dienst ermee gestopt wegens te weinig subsidies.
FOTO 5 Samengevat Het wordt de kinderen niet gemakkelijk gemaakt, maar uiteindelijk lukt het hen dankzij hun volharding en de expertise van één van de kinderen die zelf in de zorgsector werkt die de sociale kaart in hun regio uitvlooit. Jef heeft dus regie van zijn thuiszorg in handen kunnen houden, met de steun van zijn mantelzorgers. Zo hoort het, maar enkele bescheiden transparante Vlaamse subsidiestromen zou het zoveel gemakkelijker maken. Zeker voor bejaarde Marie, een straat verder, die zelf laaggeschoold is en geen Einstein-mantelzorger in haar familie heeft. Wist u dat 91 % van de actieve bevolking later thuis verzorgd wil worden ? Liefst met de hulp van een mantelzorger. Trouwens, er worden momenteel 8,5 keer meer 65-plussers thuis verzorgd dan in een woonzorgcentrum.
Mijn kritische kanttekeningen : 1. De randvoorwaarden om de zorg te verlichten én om de keuzes van de gebruiker ten volle te respecteren, kan beter ! 2. Woningaanpassing thuis wordt door de Vlaamse overheid onvoldoende gefaciliteerd 3. Vermaatschappelijking van zorg houdt ook in dat de gebruiker moet kunnen kiezen voor een bepaalde zorg. Is er geen ondersteunend kader vanuit de overheid, dan staat vermaatschappelijking van zorg, synoniem voor ‘trek uw plan’.
FOTO 6 2DE CASUS : “Ik ben Wiske, ik ben 75 jaar. Ik woon nog thuis, mijn man is dement en is opgenomen in een woonzorgcentrum. Mijn dochter voert mij 4 keer per week naar het rusthuis om hem te bezoeken. Ik geef hem dan eten, en lees de krant voor. Zelf krijg ik daar geen hap door mijn keel, want soms herkent hij mij, maar vaak ook niet. Dat zijn triestige bezoeken. Ik voel mij dan ook dikwijls eenzaam.
FOTO 7 Twee straten verder is een CADO geopend, een collectieve autonome dagopvang. Daar komen elke dag zo’n 8 mensen van mijn leeftijd bijeen. Het is gezellig ingericht, zoals bij mij thuis. Ik kan er een kaartje leggen, mee koken (en het smaakt zoals thuis) en babbelen met een stukske taart met mensen die in een herkenbare situatie zijn zoals ik. Het doet mij deugd. FOTO 8 Maar ze zeggen dat ze de CADO misschien gaan sluiten. Het toilet voor rolstoelgebruikers mag niet in de badkamer staan. Nochtans is dat bij mij thuis ook zo verbouwd. En een CADO is toch zoals thuis ? Hetzelfde met de brandveiligheid. De CADO is zeker beter voorzien dan wat er in mijn huis is, maar dat is niet genoeg, zeggen ze. Het moet zo veilig zijn als in het Woonzorgcentrum waar mijn man samen met 60 anderen woont. Maar dat is toch niet hetzelfde ? In een CADO zijn we max. met 10 en niemand blijft er slapen. En het eten schijnt ook niet in orde te zijn. Ik kijk altijd hoe de verzorgende kookt, zij doet dat hééél proper. Ze gebruikt het kookboek van de Boerinnenbond waar wij iets uit kiezen en de groenten komen uit den hof. Maar ze zeggen dat de federale normen HACCP van toepassing zijn. Hazard Analysis and Critical Control Points, niet uit te spreken ! Ik zocht het op om het te begrijpen maar dat staat niet uitgelegd in ons kookboek. Als ze de CADO sluiten ga ik dat erg vinden, maar mijn 2 vriendinnen Georgette en Jetje, komen al een tijdje niet meer. Zij moeten met een taxi komen, want ze wonen wat verder. En dan wordt het natuurlijk duur hé, want we betalen zo al 28 € voor een hele dag.”
Samengevat Wiske heeft in haar buurt een laagdrempelige dagopvang gevonden. Iets wat helemaal beantwoordt aan wat ze op dit moment nodig heeft. Ze voelt er zich thuis, ze eet gezond, vertoeft tussen leeftijdsgenoten en het is een vitaminepil tegen haar eenzaamheid.
De strenge regels waardoor CADO’s moeten beantwoorden aan normen van dagverzorgingscentra en zo ook aan bepaalde normen van woonzorgcentra, dreigen dit waardevolle initiatief te nekken.
Mijn kritische kanttekeningen : 1. CADO is een zinvolle nieuwe aanvulling op thuiszorg waar verzorgenden efficiënt kunnen ingezet worden (1 verzorgende voor 4 gasten), waar ouderen een zinvolle dagbesteding vinden, zeer vergelijkbaar met de thuissfeer waardoor mantelzorgers ontlast worden 2. Een CADO is een tussenformule tussen thuiszorg en instellingenzorg. Het beantwoordt aan de doelstelling van vermaatschappelijking van zorg om zorgbehoevenden langer te laten participeren in onze samenleving. Maar vernieuwende aanvullingen op thuiszorg mogen niet bekeken worden vanuit de bril van het management van een woonzorgcentrum. Door regulitus kunnen de doelstellingen van vermaatschappelijking van zorg hier niet gerealiseerd worden. Dit is ten koste van de gebruiker en de mantelzorger.
FOTO 9 3DE EN LAATSTE CASUS : “Ik ben Lieve. Ik ben 52 jaar, ik ben gescheiden. ik pas regelmatig op mijn 3 kleinkinderen. Ik werk voltijds, zeker tot mijn 65ste. Ik woon 30 km. van mijn moeder, die licht zorgbehoevend is. Ik ben enig kind en heb dus professionele hulp ingeschakeld. FOTO 10 Mijn moeder wordt om de 2 dagen gewassen door een verpleegkundige en er komt ook 1 keer per week poetshulp. Mijn moeder kan voor de rest nog redelijk goed voor zichzelf zorgen en is erg op haar onafhankelijkheid gesteld. De verpleegkundige heeft mij meegedeeld dat zij waarschijnlijk binnenkort mijn moeder niet meer komt wassen. Er zijn plannen om de toiletten bij het RIZIV te schrappen bij licht zorgbehoevende patiënten. Ze gaf mij het telefoonnummer van een dienst gezinszorg. Nu is dit voor
mijn moeder gratis. Bij gezinszorg zal mijn moeder (gezien haar pensioen) 8 € per uur moeten betalen. Ik overweeg sterk om het toilet voortaan zelf te doen, want dat is tenslotte een kleine moeite en spaart haar veel geld uit. Als mijn moeder achteruit gaat en meer zorg nodig heeft, overweeg ik om deeltijds te gaan werken. Zij heeft mij ook geholpen met opvang van mijn kinderen toen ik zonder partner viel. Het is het minste wat ik kan terug doen.”
Samengevat Omdat de persoonlijke opleg voor dit toilet in de toekomst drastisch omhoog gaat voor de moeder van Lieve, dreigt de goed bedoelde filosofie erachter de mist in te gaan. Lieve zal het als mantelzorger voortaan zelf opnemen.
Mijn kritische kanttekeningen : 1. Subsidiariteit In de gezondheidszorg is een lovenswaardig principe (en ik ben daar een groot voorstander van). Wat immers even goed door een lager echelon in de zorg kan uitgevoerd worden, hoort daar thuis (toiletten door verzorgende i.p.v. door verpleegkundige) 2. Evenwel wanneer dit meer gaat kosten aan de gebruiker is er een grote valkuil. De valkuil is dat deze taken willens nillens afgewenteld worden op de mantelzorger 3. Mantelzorgers die meer dan vroeger mantelzorg combineren met een job. Die meer dan vroeger niet meer onder de kerktoren naast hun ouders wonen. Mantelzorgers van nu zijn een sandwichgeneratie : gemiddeld 58 jaar, nog (lang) aan het werk, met oppastaken voor hun kleinkinderen en zorg voor hun hoogbejaarde 80+ ouders. Voor mantelzorgers is er één grote kanttekening te maken bij vermaatschappelijking van zorg : ze werkt enkel wanneer de draagkracht niet uitgeput wordt.
Mijn tijd is op, ik had nog graag een voorbeeld over mantelzorgers gegeven die voor een volwassen gehandicapt kind zorgen. Daar is de valkuil van vermaatschappelijking van zorg nog duidelijker. Van zodra mensen niet meer het gevoel hebben dat ze kunnen rekenen op solidariteit en hulp tijdens periodes waarop het echt niet meer gaat, houdt het voor mij op met vermaatschappelijking van zorg.
Botsen op een muur van wachtlijsten is botsen op een samenleving die faalt en dat zijn dan ook de absolute grenzen van de vermaatschappelijking van zorg.
Ik dank u, Anne Dedry