Lezen: Hand.1:12-26 Tekst: Hand.1:14a Zingen: Ps. 84:1.2 Liedboek 328 Gz.32:1-4 Ps. 89:1.7 (na preek) Gz. 37 (uit 90 gz.; na de bevestiging) Ps.135:1.12 (na geloofsbelijdenis) Gz. 20 (uit 90 gz.; na de collecte; in canon) Leek, 7 mei 2006 (bevestiging ambtsdragers) Gemeente van onze Here Jezus Christus! Om te beginnen wil ik u een paar vragen voorleggen. Vragen over ons gemeente zijn. Vragen die eigenlijk als vanzelf bij je opkomen als je de tekst leest. Wat heb je vandaag nodig om met elkaar écht gemeente van Christus te zijn? Ook om dat te blijven? Geloof? Ja, natuurlijk. Dat spreekt vanzelf. Geen gemeente zonder geloof. En wat nog meer? Liefde? Liefde voor God en voor elkaar? Ja óók, natuurlijk. Alstublieft geen kerk met hete hoofden en koude harten. Een stuk saamhorigheid? Zoiets als een wij-gevoel? Dat moet er ook zijn. De gemeente is immers Gods huisgezin. Je hoort allemaal bij elkaar. Broers en zussen van de Here Jezus. En in zo’n gezin ben je er voor elkaar. Wat hebben ambtsdragers nodig bij het begin van hun werk? Een mentaliteit van: ‘we gaan ervoor?’ Samen de schouders eronder en aan het werk! Ja, ‘t is goed om met enthousiasme aan een nieuwe taak te beginnen. Da’s allemaal nodig in een levende gemeente. Maar al met al heb ik ‘t belangrijkste nog niet eens genoemd. Dat is het gebed! Dat hebben we als gemeente ‘t eerst en ‘t hardst nodig! Bidden voor elkaar. En zonder bidden verliezen die dingen die ik net noemde heel gauw hun kracht en waarde. Er wordt warmte en liefde gevraagd van de gemeente. Maar die liefde is vaak zo kwetsbaar. Er hoeft maar iets te gebeuren en er is ruzie. Maar alleen bidden helpt je om die liefde te blijven opbrengen. Saamhorigheid is nodig. Nou, kom daar vandaag eens om! In een tijd van individualisme. Waarin ieder lijkt te doen wat goed is in eigen ogen. Alleen veel gebed met en voor elkaar kan die bijbelse saamhorigheid tot stand brengen. Ambtsdragers kunnen met enthousiasme aan ‘t werk gaan. De handen uit de mouwen! Maar als ze niet eerst die handen vouwen voor gebed, dan verdwijnt ‘t enthousiasme van ‘t begin zomaar. En hun werk zal alleen maar tot zegen zijn, als er voor hen in de gemeente gebeden wordt. Echt gemeente van Christus. Dat ben je alleen als je een biddende gemeente bent. En als je een biddende gemeente bent met elkaar, dan zeg je daarmee ook dat je ‘t van jezelf niet kunt. Gemeente van Christus zijn. Ambtsdrager zijn. In en voor die gemeente. Met bidden erken je je afhankelijkheid van God. Here, u moet het doen! Niet wij zorgen er met allerlei kunst- en vliegwerk voor dat de kerk er blijft. Maar U! En als ambtsdragers houden wij de boel niet bij elkaar. U brengt ons samen. Bidden. Met elkaar en voor elkaar. Daar gaat ’t in de gemeente om. De tekst wijst je ook in die richting: Hand.1:14a/7 mei 2006
1
‘vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed…’ De levende gemeente van Christus bidt en werkt In het boek Handelingen lees je hoe de eerste gemeenten van de Here Jezus er komen. Jezus zélf is na zijn opstanding uit de dood weer naar de hemel gegaan. Maar vanuit de hemel blijft Hij hier aan ’t werk. Met iets gróóts. Had ie eerst maar een handjevol volgelingen..in Handelingen zie je dat ’t er duizenden worden. En ze zitten óveral..tot in Rome toe! Maar dat moesten die eerste christenen nog wél leren. Met Jezus méé kijken..en zien dat Hij werkt. Aan zijn toekomst. Die grootse toekomst van het nieuwe Jeruzalem. Met al die kinderen van God. Daar werkt Jezus aan. Maar dat moest die jonge gemeente wel léren zien. Want voorlopig hebben ze wel andere dingen aan ‘ t hoofd. Daar in die gemeente van Jeruzalem. Ze zijn maar met een handjevol. 120 mensen. Jezus is er niet meer. Ze staan er nu helemaal alleen voor. In een vijandige omgeving. En dan zijn er verder nog de pijnlijke herinneringen. Judas. Die collega-ambtsdrager, die Jezus nota bene verraden had. En Petrus, die Jezus verloochend had. Maar de andere discipelen waren geen haar beter. Die hadden Jezus net zo goed in de steek gelaten. Zo zitten ze daar bij elkaar. Die mensen van die eerste christelijke gemeente in Jeruzalem. Niet erg florissant. Geen succesverhaal in ieder geval! Maar..kijk ‘es met de Here Jezus mee over de horizon! Kijk ‘s hoe Hij voor die gemeente aan het werk is! Nu kun je ze nog met gemak tellen. 120 mensen. Maar straks raakt de scriba van de gemeente overwerkt. Hij kan de tel niet meer bij houden. Op een dag komen er 3000 gelovigen bij! Dan is het Pinksteren. Het wonder van het werk van de Heilige Geest. Maar ook voor Pinksteren gebeuren er al wonderen. Kijk nog maar ‘es goed rond in die bovenzaal in Jeruzalem. Kijk ‘es wie daar allemaal zitten. Ze worden niet voor niets met naam en al genoemd hier. Elk gemeentelid dat daar zit is een wonder! Een wonder van het werk van Christus. Een teken dat Hij zijn gemeente bewaart. Allemaal laten ze iets zien van dat prachtige land dat achter de horizon ligt. Stuk voor stuk zijn ze een wonder. Een wonder door er alleen maar te zijn.......... Daar heb je Petrus. En daar is Thomas. De cynicus, die niet te overtuigen was. Matteus, de corrupte belastingambtenaar. En Bartolomeus, ook wel bekend als Natanael. Die er niet aan wilde dat er uit Nazareth iets goeds kon komen. Jakobus en Johannes, die beiden zo graag de eerste plek wilden hebben. En de broers van de Here Jezus! U weet wel: eerst moesten ze niks van ‘em hebben. Dachten zelfs soms dat ie niet goed bij z’n verstand was. Maar nu geloven ze in Hem. En Maria is er. De moeder van de Here Jezus. Het verdriet om haar zoon heeft haar niet verteerd. De Here heeft haar bewaard. Nou..ze zitten ze er allemaal. En hoe? ‘Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan ’t gebed’, staat er. Ze zijn eensgezind daar in die gemeente. Ze bidden samen..vúrig, nog wel..Geen gekibbel meer met elkaar om de voorrang. Zoals een dikke maand geleden nog. Bij dat laatste avondmaal met de Here Jezus. Dikke herrie hadden ze toen. En de duivel, die vond dat wel mooi zo... Die vindt ‘t wel prachtig als er ruzie en herrie in een gemeente is. Maar dat is nou voorbij. Eensgezind wijden ze zich aan ’t gebed. Ja, want ze hadden ze de Here Jezus zien hangen aan het kruis. Voor hun zonden. En als je eenmaal Jezus aan het kruis hebt zien hangen voor jouw zonden, dan leer je ‘t wel om ruzies bij te leggen. En zo kwam er weer saamhorigheid in die gemeente van Jeruzalem. Hand.1:14a/7 mei 2006
2
En, brs en zrs, dan is dit nog maar de gemeente van vóór de uitstorting van de Heilige Geest! Ook zonder dat de Geest is uitgestort is het een levende gemeente! Lag dat aan de mensen van die gemeente? Nee, maar omdat de Heer van die gemeente leeft! En omdat die levende Heer met zijn gemeente bezig is! Kijkt u ook ‘es zo rond in de gemeente hier. En laten vooral de ambtsdragers dat ook doen! Met Jezus mee kijken over de horizon. Achter elk gemeentelid de Here Jezus bezig zien. Hoe Hij ze allemaal mee wil nemen naar zijn toekomst. Ze zitten er allemaal weer. Ook vanmorgen. Is dat geen groot wonder? Die zuster met de pijn van het gemis, dat altijd weer voelbaar is. Die twee met hun gebroken huwelijk. Die ander die z’n leven zo doelloos vindt omdat ie geen werk meer heeft en in de WAO zit. Die jongere die zich ooit zo afzette tegen alles wat met de kerk en het geloof te maken heeft. Maar die er nu heel anders in zit en zich niet schaamt voor z’n geloof. Ze zitten er allemaal weer. Elk gemeentelid is een wonder op zich. Een wonder van de levende Heer, die werkt. En wat is nou het mooie als je zó de kerk rond kijkt? Dat je ziet waar ‘t wérkelijk om gaat in de gemeente. Wie het voor het zeggen heeft: Jezus Christus. Hij leeft, regeert en werkt aan zijn gemeente. Als je zo tegen de gemeente aankijkt, dan kun je ook op een rustige en ontspannen manier ambtsdrager zijn. Zonder gefrustreerd te raken tot op den duur alle fut er uit is. En je op moet geven. Christus werkt aan zijn gemeente. Niet ik, maar Christus. Hij zorgt voor haar. En ik ben maar een klein instrumentje dat Jezus wil gebruiken. Dat is op zich al een heel groot wonder. Dat Jezus zijn werk met mij doen wil. Als ambtsdrager moet je je werk doen. En je moet er ook trouw in zijn. Want eens moet je tegenover je Zender er rekenschap van afleggen hoe je je dienst verricht hebt. Maar als je naar de gemeente kijkt zoals ‘t hoort, dan leert Christus je een ontspannen werkhouding aan te nemen. Niet van: dit en dat moet ik nog doen. En daar en daar moet ik ook nodig heen. Wat zullen ze wel niet van me denken? Nee, Jezus Christus werkt bij elk gemeentelid. Voordat ik ergens kom, is Hij er al bezig. Kijk, zo’n gemeente mogen we zijn. Zo mag je ambtsdrager zijn. Mensen die in de gemeente verder mogen kijken dan wat ze met hun ogen zien. Mensen die met Jezus over de horizon heen leren kijken. Dan zie je méér dan je ziet. Dan zie je achter elk gemeentelid Christus. En natuurlijk: dan zie je achter de ambtsdra-gers in de gemeente Christus óók! Hij geeft die mensen om voor zijn gemeente te zorgen. En als je zo niet naar de gemeente en haar ambtsdragers kijkt, wat dan? Ja, dan zijn er zomaar duizend en een wolken die ons het zicht op de levende Heiland benemen. Dan is dat gemeentelid dat zo vaak kritiek heeft op van alles en nog wat alleen maar een vervelende zeurpiet. Maar Christus zie je niet meer. Dan heb jij dat ontrouwe kerklid dat nauwelijks in de kerk komt misschien allang afgeschreven, terwijl God zover nog niet is. Jezus zie je niet meer. Dan is die jongen in de puberteit die op catechisatie altijd zo dwarsligt een vervelende lastpost en meer niet. Terwijl Jezus er ook is in de moeilijke leeftijd van onze kinderen. Dan is er van alles en nog wat aan te merken op ambtsdragers en een kerkenraad. Maar Jezus Christus verdwijnt achter de wolken van jouw kritiek. Maar als je in geloof naar de gemeente kijkt, zoals Hand.1 je dat leert, dan verdwijnen de wolken die voor Jezus kunnen hangen..de Heer van de kerk. Omdat de kerk alleen maar van genade leeft. Elk gemeentelid apart, maar ook samen. Dat geeft de ruimte om elkaar te accepteren. Ook als je ´t niet altijd met elkaar eens bent. Dat hoeft niet en dat is ook niet haalbaar. Zo kun je als gemeente ook altijd weer samen verder. Wat er ook gebeurt. Zo kun als ambtsdragers straks aan ´t werk in de gemeente. Ontspannen. En tegelijk gespannen. Gespannen van verwachting. Net zoals die eerste christelijke gemeente in Jeruzalem. Dat was een gemeente die in een gespannen verwachting leefde. Ze wachtten met elkaar op het moment dat God zijn belofte zou vervullen van de uitstorting van de Heilige Geest. Hand.1:14a/7 mei 2006
3
Dat is ook een wezenlijk kenmerk van een levende gemeente van Christus. Dat je als gemeente laat zien dat je iets verwacht met elkaar. De vervulling van Gods beloften. Als gemeente ben je toch de bruid van Christus? En wat is er nu voor een bruid vanzelfsprekender dan dat ze verlangt naar de bruiloft? Zo zijn ook wij wachtende gemeente. Net als die gemeente in Jeruzalem. Wij wachten op de dag van de bruiloft van het Lam. De grote dag van onze Heiland. Maar wachten is niet altijd gemakkelijk. Wel ‘es op het station gestaan om iemand van de trein te halen? Wat kan wachten dan lang duren! En als je moet blijven wachten, dan vreet je je op den duur op van de zenuwen. Wachten is moeilijk. Ook voor de gemeente van Christus. Zij leeft met de belofte dat de Here Jezus komt. En Hij heeft zelf gezegd: Ik kom spoedig! Maar hoe lang wachten we nu al? Duurt het niet vreselijk lang? Zou Hij eigenlijk wel komen? En dan kan ook ons gebeuren wat die vijf domme meisjes uit de gelijkenis overkwam. Ze waren in afwachting van de komst van de bruidegom. Maar het duurde zo verschrikkelijk lang dat ze in slaap vielen. Dat kan ook ons gebeuren. In slaap vallen. Je vindt ‘t eigenlijk wel best zo. Je hebt het hier al goed genoeg. Je ligt nergens meer wakker van. ‘t Gaat maar in de gemeente zoals ‘t gaat. Mij een zorg. En ‘t werk dat gedaan moet worden? Daar hebben we broeder I. Anders voor. Iemand Anders. Werken in de gemeente, dat is voor een ander.. niet voor mij. Ik heb wel andere dingen waar ik ‘t druk mee heb. In slaap vallen. Funest voor een gemeente. Als je tenminste ontvangen wilt wat je verwachten mag. Hoe blijf je toch een wakende gemeente met elkaar? Wel, net zoals de gemeente van Jeruzalem. Door vurig een eensgezind je te wijden aan het gebed. Bidden houdt de ogen open. Voor de toekomst die ons wacht. We zijn pas echt levende gemeente als we voor alles een biddende gemeente zijn. Dan laten we zien dat we gemeente van de levende Here zijn. Voor wie er geen dag voorbijgaat zonder voor ons te bidden. En die dan ook van zijn gemeente vraagt dat ze een biddende gemeente zijn zal. Een gemeente waar mensen met en voor elkaar bidden. Gemeenteleden voor gemeenteleden. Waar ambtsdragers de gemeenteleden die aan hun zorg zijn toevertrouwd iedere dag aan de Here opdragen. Waar gemeenteleden bidden voor ambtsdragers, die zij van God ontvangen. Voor wie het werken in het ambt mooi is en blijft, maar er niet gemakkelijker op wordt. Waar gemeenteleden om wijsheid en inzicht van Boven bidden voor het werk in de kerkenraad. Een gemeente die met elkaar aanhoudend bidt om de komst van de Here Jezus. Maar dan zit die biddende gemeente natuurlijk niet de hele dag met gevouwen handen. Dat vraagt God ook helemaal niet. God vraagt: bidt en werkt. En kijk, dan ga ik weer met u naar die gemeentezaal in Jeruzalem. Ze zaten daar tien dagen met elkaar te bidden. Volhardend. Maar ondertussen werd er ook flink aangepakt. Zodat ze op Pinksteren klaar zijn om flink uit te pakken. De lege plek van Judas wordt opgevuld. De pijn wordt ook eerlijk genoemd door Petrus. Hoe ‘t ondenkbare toch gebeurd was. Dat één uit hun eigen college Jezus verraden had. De ellende dat onze zonden Christus aan het kruis hebben gebracht. Dat het evangelie onverdiende genade is. Dat we allemaal ‘t tegendeel verdiend hebben. ‘t Wordt allemaal open en eerlijk gezegd. ‘t Verdwijnt niet in de doofpot. De gemeente kon ‘t hebben ook. En ze konden aanpakken met elkaar om de breuk te herstellen. Zo was die volhardend biddende gemeente van Jeruzalem tegelijk een gemeente die van aanpakken wist. En de Here vraagt ‘t zelfde van u en van jou. Bidden en werken. Aanpakken met elkaar. In het ambt. Maar net zo goed als je die bijzondere taak van de Here niet gekregen hebt. Doen in de gemeente wat je hand vindt om te doen. Met de Here Jezus mee kijken over de horizon heen, zoals we dat vanmiddag deden, dat is dus wel iets anders dan zingen ‘stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw.’ En verder maar afwachten dan. Nee, mee kijken met Christus is ook: aanpakken. Met Jezus mee werken. Geweldig dat dat überhaupt kan en mag! Je mag je toch wel honderd keer bedenken om te durven zeggen: ik heb geen tijd of wat ook maar om met Christus de handen uit de mouwen te steken. Hand.1:14a/7 mei 2006
4
En wat is ‘t mooi, brs en zrs, als je mag weten wáár je mee bezig bent als je wilt werken in de gemeente van Christus! Stelt u zich ‘es drie bouwvakkers voor. Iemand vraagt op ‘t bouwterrein waar ze mee bezig zijn. De één zegt: ik moet de hele dag stenen sjouwen en als ik niet hard genoeg werk, krijg ik ‘t aan de stok met de chef. Een ander zegt: ik metsel zo snel ik kan, want daar verdien ik 250 piek per dag mee. Maar een derde, die zegt: ik bouw aan een kathedraal! Kijk, dat is wat een christen doet. Je weet waar je mee bezig bent. Je bouwt aan een kathedraal. Je kijkt over de horizon. En je weet: ik mag met Christus mee bouwen aan de bouw van een prachtig gebouw. Een gebouw van levende stenen. Als je dat maar goed voor ogen houdt, dan kun je enthousiast blijven. In vuur en vlam staan. Ook in je werk als ambtsdrager. Ja, eerlijk is eerlijk: je hebt soms ook wel ‘es ‘t idee dat ‘t allemaal maar broddelwerk is. Wat haalt ‘t eigenlijk uit? Waar zijn wij nou helemaal mee bezig? Dan is ‘t goed om tot bezinning te komen. En staande op de werkvloer de bouwtekening nog ‘es te bekijken. Want die hebben we al. In Gods beloften. In de Bijbel. Op dat prachtige gebouw van die bouwtekening loopt het uit. Het nieuwe Jeruzalem. Stad met poorten van edelsteen. Straten van goud. Wat een genade van God dat Hij je inschakelt om daar een klein steentje aan bij te dragen. Dat Hij daarvoor kracht geeft. Aan iedereen in de gemeente die zich als levende steen laat gebruiken voor de dienst aan de Heer van de kerk. In het bijzonder ambt. Of in het ambt van alle gelovigen. Ik wens u allemaal heel veel arbeidsvreugde! En natuurlijk: Gods onmisbare zegen op uw werk! Want zonder die zegen is onze inspanning zinloos! Amen.
Hand.1:14a/7 mei 2006
5