Voor medewerkers in de diervoederindustrie
nummer 15
jaargang 5
oktober 2007
Werkvloer Levensfasebewust personeelsbeleid
Het personeelsbestand in de diervoederindustrie is vergrijsd. Bijna veertig procent van de werknemers is tussen de 45 en 64 jaar (2005). Het is niet altijd eenvoudig om nieuwe, jonge werknemers te vinden, dus ook voor de werkgever wordt het steeds belangrijker dat de oudere werknemer langer blijft werken.
In dit nummer o.a.
Wetenswaardig
4
Verankering arbeid
6
Tilnorm
7
Column
8
Ook de overheid probeert op allerlei manieren oudere werknemers te stimuleren om langer te blijven werken. De Vut en het prepensioen zijn al afgeschaft voor mensen die na 1 januari 1950 zijn geboren. In het coalitieakkoord van het huidige kabinet zijn plannen opgenomen om mensen die voor hun 65ste stoppen met werken te laten meebetalen aan de AOW. Seniorenregelingen in de CAO liggen onder vuur vanwege discriminatie op grond van leeftijd. Levensfasebewust personeelsbeleid is één van de manieren om te bereiken dat oudere werknemers langer blijven werken. Het Productschap Diervoeder is onlangs begonnen met een project (Vervolg op pagina 2)
Werkvloer nummer 15 jaargang 5 oktober 2007
1
om een aanpak te ontwikkelen voor de hele sector. Diervoederproducent Provimi B.V. in Rotterdam is al twee jaar bezig met zo’n soort aanpak. “Twee jaar geleden had de overheid het al over langer blijven werken. Leeftijd kun je niet veranderen, de beleving wel. We zijn toen gaan kijken wat de oudere werknemer juist goed kan doen, hoe het zit met de lichamelijke belasting en hoe met de hulpmiddelen. We hebben contact gelegd met de Arbo Unie. Samen zijn er toen bijeenkomsten georganiseerd voor de 55-plussers.”
José Castillo Fuertes Aan het woord is José Castillo Fuertes, Human Resource Manager bij Provimi in Rotterdam. Er werken bij Provimi 27 mensen in deze leeftijdscategorie op een totaal van 164 werknemers. De gemiddelde leeftijd van alle werknemers bij Provimi is 41 jaar. In de fabriek werken 52 werknemers en is de gemiddelde leeftijd 45 jaar. Provimi verwacht dat specifieke aandacht voor de groep van 55 jaar en ouder zal leiden tot een verhoging van het arbeidsplezier, van de motivatie en de productiviteit en tot een verlaging van ziekteverzuim. Er werken bij Provimi ook twee mensen die ouder zijn dan 65 jaar. José Castillo: “Het zijn twee oud-
2
Werkvloer nummer 15 jaargang 5 oktober 2007
medewerkers die nu als oproepkracht werken, de één als koerier en de ander verzorgt de catering op het proefbedrijf. Als de regelgeving wordt aangepast, wordt het makkelijker om ook na je 65ste te blijven werken.” En hoe kijkt de ondernemingsraad daartegenaan? Paul Veth is voorzitter van de ondernemingsraad en zelf 55-plusser. “Zolang je gezond bent en plezier hebt in je werk, hebben wij daar geen bezwaar tegen.” Bijeenkomsten Op de bijeenkomsten die werden gehouden, lag de nadruk op wat de werknemers zelf vonden over ouder worden bij Provimi. Het zijn loyale werknemers zo bleek tijdens de bijeenkomsten. Ze vinden het prettig om bij Provimi te werken en willen er ook oud worden. De aanwezigen kregen vragen voorgelegd als: wat heb ik voor mogelijkheden als het werk me (even) te zwaar wordt? Vind ik een luisterend oor bij mijn leidinggevende? En wat kan ik zelf doen om mijn arbeidsvreugde en productiviteit te behouden of te verhogen? Op die laatste vraag antwoordden de senior-werknemers dat je open moet staan voor veranderingen, dat je zaken moet relativeren en als dat niet lukt dat je dan tijdig hulp moet vragen. Bereidheid om cursussen te volgen is een andere voorwaarde en ook zorgen voor een goede werkoverdracht en durven vertrouwen op de junior medewerker. Van twee kanten Paul Veth: “Dit initiatief is positief ontvangen bij de ondernemingsraad. Vooral omdat het van twee kanten komt, van de senior zelf maar ook van het bedrijf.” De instelling van het bedrijf is heel belangrijk, meent hij. “Als oudere voel je toch een bepaalde onzekerheid. Kun je het nog wel volhouden? Kun je de techniek nog bijsloffen? Je hoort de discussie over de versoepeling van het ontslagrecht. Dat alles maakt je onzeker. Als het bedrijf erin slaagt om die onzekerheid weg te nemen, dan loopt het vanzelf.” Vanzelf?
“Eigenlijk merk je er niet zo veel van in het dagelijks werk. Het was altijd al zo dat je hielp als het werk iemand even te veel werd. Het verschil is dat je nu weet dat Provimi bewust ermee bezig is. Nu hoef je niet meer bang te zijn om te laten merken dat je het even niet kan bijhouden.” Tijdens de bijeenkomsten vertelden de werknemers dat ze weliswaar ervoeren dat ze het werk konden overdragen als het even te zwaar werd, maar tegelijkertijd waren er senior-werknemers die zich afvroegen of ze nog wel mee konden komen in het werk-
kennis en ervaring over te dragen aan de nieuwe medewerkers. Op verschillende afdelingen wordt deze benadering inmiddels succesvol toegepast. Een nieuwe invulling van het functioneringsgesprek is een ander resultaat van de bijeenkomsten met de 55-plussers. José Castillo: “Tijdens het functioneringsgesprek vragen we nu bij iedereen naar de belasting en de belastbaarheid. Het persoonlijk opleidingsplan hoort erbij, zodat werknemers voldoende ontwikkelmogelijkheden krijgen en zo bij kunnen blijven in het werkproces. En als er sprake is van een verandering van taak of functie, dan is er aandacht voor een inwerkperiode en voor de belasting in de nieuwe functie.” Een belangrijke conclusie van de bijeenkomsten was dat alle zaken die ouderen aangaan ook voor de andere werknemers gelden. José Castillo: “Dat oudere werknemers geen zwaar en belastend werk moeten doen, is al een speerpunt van ons Arbobeleid, maar dat geldt voor iedereen. Als je zegt dat je een veilige omgeving wilt voor je mensen, geldt dat voor alle werknemers. En het pas verschenen smoelenboek – een van de verzoeken van de oudere werknemers– is dat ouderenbeleid?” Nee hoor, ook de junior-werknemers plukken de vruchten van de aandacht voor de 55-plussers. Provimi’s slogan ‘Trendzetter in diervoeding’ krijgt ook nog een andere betekenis.
Paul Veth proces. En dat wilden ze niet laten merken waardoor ze taken niet overdroegen aan anderen en dat kan leiden tot overbelasting. Mentaliteit Vooral het delegeren van werkzaamheden aan jongere werknemers is niet altijd even makkelijk. Sommige senior-werknemers hebben het gevoel dat de juniorwerknemer een andere mentaliteit heeft, minder betrokken is bij het bedrijf. Zij, als oudgedienden, hebben het ‘Provimi-gevoel’, iets wat jongere werknemers vaak missen. Daar kan het bedrijf zijn voordeel mee doen. Zij stelden voor dat het bedrijf de senior-medewerker inzet als coach of mentor om zo
Werkvloer nummer 15 jaargang 5 oktober 2007
3
Wetens(W)aardig Krimp en vergrijzing Na meer dan honderd jaar alleen maar te zijn gegroeid, heeft de Nederlandse potentiële beroepsbevolking (20- tot 64-jarigen) zijn top bereikt. Momenteel heeft ons land ongeveer tien miljoen inwoners in de leeftijd van 20 tot 65 jaar. De komende jaren zal dit aantal sterk dalen en in 2040 zijn afgenomen tot negen miljoen.
Tegelijk met de afname van de totale potentiële beroepsbevolking, groeit het aandeel ouderen binnen deze groep. Sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw is het aandeel van 50- tot 65jarigen toegenomen van 24 procent naar 32 procent. Rond 2020 zal dit aandeel verder zijn opgelopen tot 37 procent. Het aantal 50-plussers dat ook daadwerkelijk deel-
neemt aan het arbeidsproces is de laatste jaren gestegen van 28 procent naar 40 procent. Binnen deze groep is de arbeidsdeelname het grootst onder de 55- tot 59-jarigen. Hier is een stijging opgetreden van 40 procent naar 55 procent. De gemiddelde leeftijd waarop mensen stoppen met werken, komt steeds hoger te liggen.
Ook in de diervoedersector Uit de resultaten van de Mengvoederenquête (2005) bleek al dat de vergrijzing in de diervoedersector zelfs nog groter is. Bijna 40 procent van de werknemers in de diervoedersector is ouder dan 44 jaar. Ruim de helft (55,3 procent) is tussen de 25 en 44 jaar. De groep tot 45 jaar is vooral te vinden bij de middelgrote bedrijven (20 tot 100 werknemers), terwijl de 45-plussers meestal werkzaam zijn bij de grote bedrijven (met meer dan 100 werknemers). Van de kleine groep 65-plussers die nog werkt, is maar liefst 75 procent werkzaam bij de kleine bedrijven (minder dan 20 werknemers). Van alle werknemers die de organisatie verlaten, gaat een kwart met de VUT of
(pre)pensioen. Daar moet nieuw personeel voor komen. Echter, bij het werven van ( jong en gekwalificeerd) personeel verwacht 20 procent van alle bedrijven problemen te ondervinden. Gevolg: het werk
moet door een steeds kleinere (vergrijsde groep) mensen worden opgevangen. Het behoeft geen nadere uitleg dat dit probleem bij de kleinste bedrijven het meest acuut zal zijn.
4
Werkvloer nummer 15 jaargang 5 oktober 2007
Leeftijdsverdeling diervoedersector in vergelijking met Nederlandse beroepsbevolking in procenten
54,2
60
55,3
50 40
34,8
38,5
30 20 10
11
6,1
0 25 jaar NL beroepsbevolking
25-44 jaar
45-65 jaar diervoedersector
Werkvloer beroep: Rattenvanger
Piet van de Wassenberg:
“Het hangt af van het onderhoud” “Elke zaterdagmiddag om één uur, na het eten, ging hij naar Cehave om ratten te vangen. Hij werkte met gif en met klemmen, maar hij ving ze ook levend. Hij heeft een keer twee grote drumvaten van elk 200 liter half vol met ratten gehad. Ze kunnen daar niet uitkomen, dat is te glad.” De inmiddels overleden vader van Piet van de Wassenberg werkte als metselaar bij Cehave in Veghel. Zijn hobby was rattenvangen. Dat deed hij tot hij op zijn 62ste met werken stopte, dertig jaar geleden. “Er was nooit iemand aangesteld om ratten te vangen. Dat deed hij allemaal. Ook onder werktijd, maar vooral op zaterdag want dan lag de fabriek stil. Hij kende alle plaatsen waar ratten konden zitten: onder in de kelder, onder een berg jutezakken. Hij ging ook de boeren af. Samen met mijn broer. Mijn broer werkte op de bouw en in de winter zat hij thuis. Boeren met ratten in de kippenren vroegen of zij wilden helpen, want ze konden het niet aan. Daar ben ik zelf ook bij geweest. Ze vingen de ratten met de hand. Eerst maakten ze de gaten van de kooi dicht en dan werd er een fret in geduwd. De ratten probeerden zo snel mogelijk een veilig Ziekten overgebracht door ratten Bruine ratten kunnen via hun urine de Ziekte van Weil overdragen. Daarnaast verspreiden ze micro-organismen die voedselvergiftiging kunnen veroorzaken (Salmonella, Campylobacter). Op boerderijen zijn ze schadelijk omdat ze veeziekten als varkenspest, vogelpest en mond- en klauwzeer over kunnen brengen op het vee. Ook de zwarte rat kan een drager zijn van een aantal ziekten, waarvan de pest de meest bekende is. Vlooien die op de huid van de zwarte rat leven, brengen de pestbacterie over van de rat naar de mens. Anders dan de bruine rat is de zwarte rat geen drager van de bacterie die de ziekte van Weil veroorzaakt. Wel kan de zwarte rat Trichinose overbrengen, een infectieziekte die wordt veroorzaakt door de larven van de Trichinella spirales, een rondworm. Deze worm komt voor in vlees van dieren, met name in varkensvlees en soms ook in paardenvlees. Varkens worden meestal besmet door het eten van geïnfecteerde ratten. In Nederland is deze rondworm sinds 1926 niet meer voorgekomen in de veestapel. In het wild levende dieren kunnen echter wel besmet zijn. (Bronnen: Rentokil Pest Contol en Wikipedia)
heenkomen te vinden. En dan moest je ze pakken. De meesten werden kapotgemaakt door ze tegen de muur te gooien. Maar mijn vader bracht ook ratten naar Wageningen waar ze als proefdieren werden gebruiken. Hij kreeg er één à twee gulden voor per rat. Of hij verkocht ze aan Organon. Hij heeft van Wageningen zelfs een certificaat gehad voor de tweeduizendste rat die hij levend had gevangen. In al die jaren is hij misschien drie of vier keer gebeten. Hij nam ook altijd jodium mee.” Piet van de Wassenberg werkte zelf tot voor kort ook bij Cehave. “Vroeger waren ratten niet zo’n groot probleem als tegenwoordig. Meestal zaten ze bij de grondstoffen, maar ik denk dat ze er meer problemen mee hadden in Rotterdam bij het overladen.” Nu zijn er geen rattenvangers meer op de diervoederbedrijven. Tegenwoordig worden externe bedrijven ingehuurd. Peter Timmermans is technisch manager en entomoloog bij Rentokil. “De bruine rat komt het meeste voor. De zwarte rat zie je vooral in stallen, vooral in de provincie Brabant en in havengebieden. In Brabant zijn veel zwarte ratten. Tegenwoordig lopen ze zelfs van de ene stal naar de andere.” Het werk is veranderd, legt hij uit. De nadruk ligt nu meer op preventie dan op bestrijding. Dat heeft te maken met de strenge wettelijke eisen die gelden voor de hygiëne van voedingsmiddelen en dus ook voor de diervoederindustrie. Ongedierte en besmetting gaan vaak samen. Niet alleen door de aanwezigheid van het ongedierte, maar ook door de bacteriën die het ongedierte overdraagt, bijvoorbeeld via de uitwerpselen. “Toen ik begon met dit werk gebruikten we een vloeibaar gif dat heel sterk was. Je zette bakjes neer en de ratten die daarvan dronken, vielen binnen een straal van een meter dood neer. Dat was heel gevaarlijk en dat mag al lange tijd niet meer.” "Wij doen acht tot twaalf keer per jaar inspectie bij onze klanten. Als we activiteit zien, plaatsen we lokdozen met lokaas of vallen. Maar tegelijkertijd geven we advies hoe je ratten en ander ongedierte kunt weren. Je gaat op zoek naar schuilplaatsen, verlaagde plafonds, holle wanden, open voegen, kieren, roldeuren die niet goed sluiten. Aanwezigheid van ratten hangt vaak af van het onderhoud." En gaan er nog ratten naar Wageningen? “Het kennis- en adviescentrum in Wageningen bestaat nog steeds, maar die gebruikt al lang geen ratten meer.”
Werkvloer nummer 15 jaargang 5 oktober 2007
5
Verankering arbeid In 2006 hebben de vakbonden samen met de productschappen, waaronder het Productschap Diervoeder, besloten om te komen tot een verdere en betere verankering van de factor arbeid binnen de productschappen. In navolging van deze afspraak is de werkgroep Verankering Arbeid gestart. In deze werkgroep worden sociaaleconomische onderwerpen gecoördineerd en uitgevoerd. Hiervoor is een werkplan 2007 opgesteld. Het werkplan is gericht op samenwerking tussen de diverse productschappen, waar mogelijk worden gezamenlijke projecten opgestart.
Sectoranalyse Binnen het Productschap Diervoeder vinden momenteel een aantal projecten plaats. Het project Sectoranalyse is daar één van. Met sectoranalyses wordt de kennis van de Agrifoodsectoren, waaronder de diervoedersector, gecombineerd met kennis over werkgelegenheid. Op basis van gesignaleerde trends en ontwikkelingen wordt een samenhangende (beleids)visie opgesteld en vertaald naar de belangenbehartiging van werknemers in de sector. Momenteel wordt hier hard aan gewerkt en eind november zullen de eerste resultaten worden gepresenteerd. Levensfasebewust personeelsbeleid Een ander project is het Levensfasebewust personeelsbeleid (LPB). Dat is ook een thema voor de sociale partners in de CAO voor de graan be- en verwerkende bedrijven. Door middel van een model met behulp waarvan oplossingen kunnen worden gezocht voor kritische punten en/of knelpunten zal er een plan van aanpak komen om
6
Werkvloer nummer 15 jaargang 5 oktober 2007
LPB effectief een plaats te geven binnen de diervoedersector. Het betreft een werkvloergerichte aanpak waarbij werknemers worden betrokken. Inmiddels is het startsein voor het project gegeven. Momenteel worden in een bedrijf de eerste gesprekken en groepsinterviews georganiseerd, waarbij de genoemde problemen en knelpunten worden besproken. nieuwsbrief arbeid Kaderleden van de vakbonden die bekend zijn met de nieuwsbrief arbeid zagen de volgende editie in een nieuw jasje. Dit was het gevolg van de afspraak dat meerdere productschappen gaan meewerken aan de inhoud en de uitgave van de nieuwsbrief. De nieuwsbrief arbeid bevat informatie over ontwikkelingen in wet- en regelgeving, sectorontwikkelingen, projecten waarbij de vakbonden betrokken zijn en andere zaken op sociaal gebied. Vakbondsleden in de food- en nonfoodsectoren krijgen eens in de zes à acht weken korte, toegespitste artikelen voorgeschoteld. Vaak zijn er verwij-
zingen naar meer informatie en oorspronkelijke documenten op internet voor degene die zich verder in een onderwerp willen verdiepen. De nieuwsbrief draagt bij aan het vergroten van de betrokkenheid van de vakbonden bij de productschappen. Daarnaast wil de nieuwsbrief beleidsontwikkeling op het terrein van arbeid in de agrifoodsectoren stimuleren. Mocht u geïnteresseerd zijn bovenstaande onderwerpen kijk dan op de website van het Productschap Diervoeder: http://www.pdv.nl/nederland/arbeid/ Op deze site kunt u zich tevens aanmelden voor de digitale nieuwsbrief arbeid.
Tilnorm onder vuur De Hoge Raad der Nederlanden (HR) heeft een uitspraak gedaan dat mensen beroepsmatig niet meer dan 23 kilogram mogen tillen. De realiteit is desondanks wel wat anders. De Productschappen Diervoeder en Granen, Zaden en Peulvruchten inventariseren welke gevolgen en eventuele maatregelen nu gelden voor de betrokken sectoren. Grote impact De HR kwam tot het arrest nadat een werknemer zijn werkgever voor de rechter daagde. Die werknemer werd voor 80-100% arbeidsongeschikt verklaard nadat hij met drie anderen een oven van 200 kg had getild. De impact van de beslissing is groot. In Nederland tillen naar schatting zo’n 2,6 miljoen werknemers regelmatig zonder hulpstukken meer dan 23 kilogram. Problemen met het bewegingsapparaat, waaronder de rug, zijn verantwoordelijk voor 39 procent van de kosten van arbeidsuitval en werkgerelateerde gezondheidszorg.
Europees niveau Op Europees niveau zijn verschillende normen en richtlijnen gepubliceerd die direct of indirect verband houden met aandoeningen aan het bewegingsapparaat. De Europese norm EU-1005-2 geeft aanbevelingen bij het handmatig verplaatsen van machines en onderdelen daarvan. Aanvullend bevat het document adviezen over hoe voorwerpen van drie kilogram of meer over afstanden van minder dan twee meter verplaatst kunnen worden. De Europese richtlijn 90/269/EEG beschrijft de minimum veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor het handmatig hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel bij werknemers. Deze richtlijn heeft als basis gediend bij het opstellen van het Arbeidsomstandighedenbesluit 1997. Het huidige Nederlandse Arbobesluit bevat ‘open normen’ dat wil zeggen dat er op het gebied van tillen geen wettelijke grenswaarden zijn gegeven. Geen verplichting De FNV zoekt publiciteit met de uitspraak van de HR. Dit zorgt er voor dat de werknemers in de branche het thema meer bespreken. Echter op dit moment spelen alleen economische, technische en organisatorische overwegingen een rol voor een werkgever om het maximale tilgewicht binnen een organisatie mogelijk te verlagen. Ze zijn niet verplicht om de 23 kilogram als maximum in te stellen.
De HR gebruikte de Amerikaanse NIOSHformule tijdens de besluitvorming. Deze wetenschappelijke formule schat de gezondheidsrisico’s in van bepaalde tilsituaties. De NIOSH-methode gaat uit van een maximaal tilgewicht van 23 kilogram. Desondanks heeft dit getal geen status in het kader van de huidige Nederlandse arboregelgeving. Het geldt slechts als leidraad.
Werkvloer nummer 15 jaargang 5 oktober 2007
7
Colofon Werkvloer is een gezamenlijke uitgave van CNV
Diermeel
BedrijvenBond, FNV Bondgenoten en het Productschap Diervoeder. Deze uitgave verschijnt vier keer per jaar.
Huishoudens gaan plastic apart inzamelen.
Redactie Manou van der Meulen, André Russcher,
Bij mij thuis komt, naast de dozen voor glas
Hilde Harren (PDV), Aranka Ouwehand (FNV Bondgenoten),
en papier en de container voor groenafval,
Frans van de Veen (CNV BedrijvenBond),
een zak te hangen voor het plastic. Op dit
Teksten
Mieka Vroom
Column
Mieka Vroom
moment verdwijnt plastic nog in de verbran-
dingsoven waar er nog een beetje energie uit wordt opgewekt. Maar dit staat in geen ver-
houding tot de energie die het kost om plas-
tic te produceren. Minister Cramer van VROM
André Russcher Hilde Harren Column Kees-Jaap Hin (Schuttelaar & Partners) Foto’s: Jan Lankveld Rentokil Pest Control Strip Oli4
(Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Vormgeving
Milieu), heeft uitgerekend dat het verhogen
Drukwerk
van het recyclingspercentage van plastic van 20 procent naar 42 procent een jaarlijkse
besparing betekent van 210 kiloton CO2, ver-
producten van dieren gebruikt worden die goedgekeurd zijn voor humane consumptie. En natuurlijk moeten voor de productie van diermeel de strengste eisen gelden: twintig minuten verhitten tot 133ºC onder een druk van 3 bar.
Cees van Rutten Grafische vormgeving bno
Joh. Enschedé Amsterdam Redactieadres Productschap Diervoeder T.a.v. Redactie Werkvloer Postbus 29739 2502 LS Den Haag
gelijkbaar met het elektriciteitsverbruik van honderdduizend huishoudens!
Voor diermeel is een paar jaar geleden het omgekeerde gebeurd. Diermeel mag sinds 2000 niet meer in diervoer worden gebruikt en verdwijnt sindsdien in de verbrandingsoven. Toen volkomen terecht. Door besmet diermeel zijn, vooral in Groot-Brittannië, honderdduizenden koeien gestorven aan BSE en bijna tweehonderd mensen aan de gerelateerde ziekte Creutzfeldt-Jakob.
De BSE-epidemie dooft uit. Daar komt een nieuw angstwekkend thema voor in de plaats: de desastreuze gevolgen van de klimaatverandering. Tijd om het diermeelverbod tegen het licht te houden. Met tal van maatregelen kunnen strikte garanties gegeven worden voor de kwaliteit van diermeel. Voor de productie wordt alleen gebruik gemaakt van producten van varkens en kippen. Dieren waarbij nog nooit BSE-achtige ziekten zijn geconstateerd. Om kannibalisme uit te sluiten kan varkensmeel alleen in pluimveevoer worden gebruikt en omgekeerd. Daarnaast kunnen uitsluitend 8
Werkvloer nummer 15 jaargang 5 oktober 2007
Door diermeel weer te benutten als diervoedergrondstof is er minder soja nodig. Soja, waarvoor bij de teelt brandstof wordt gebruikt: voor het bewerken van het land, het oogsten en de productie van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Soja, dat vanuit Zuid Amerika naar Europa is getransporteerd en hier wordt gecrushed voor de productie van sojaschroot. En tot slot kunnen we energie besparen in de veehouderij: varkens en pluimvee groeien beter op een rantsoen met diermeel. Hoogste tijd om uit te rekenen hoeveel energie we kunnen besparen door diermeel weer te gebruiken in diervoer. Diervoederfabrieken kunnen plannen uitwerken hoe diermeel weer op een verantwoorde manier gebruikt kan worden als diervoedergrondstof. Want als we elke burger vragen de moeite te nemen plastic apart in te zamelen, kunnen we niet grote partijen diermeel naar de verbrandingsoven blijven sturen. Kees-Jaap Hin Schuttelaar & Partners
Productschap Diervoeder
Reageren op Werkvloer? Wilt u reageren op Werkvloer? Dat kan. U kunt bellen, schrijven of mailen met commentaar, vragen en suggesties naar: Redactie Werkvloer e-mail:
[email protected] of FNV Bondgenoten: 0495-43 31 75 (Aranka Ouwehand) e-mail:
[email protected] CNV BedrijvenBond: 030-751 15 00 (Frans van de Veen) e-mail:
[email protected] Adreswijzigingen:
[email protected] of Productschap Diervoeder: 070-370 84 32 U kunt Werkvloer ook in digitale vorm ontvangen. Stuur een mail naar de redactie van Werkvloer en de volgende editie wordt digitaal verstuurd.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Productschap Diervoeder. Suggesties en ideeën voor Werkvloer zijn van harte welkom. Neem dan wel tijdig contact op met de redactie.
ISSN 1572-5251