Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
LESMATERIAAL FILMMAKEN - FICTIE Junior Kalveren Gala: De leukste, mooiste en spannendste films die tijdens de Digital Playground workshops gemaakt zijn zullen op het Nederlands Film Festival worden vertoond en bekroond op het Junior Kalveren Gala. De films worden door een professionele jury beoordeeld op de categorieën: beste camerawerk, beste montage, beste geluid, beste acteur, beste actrice, beste film en beste documentaire! Je wordt hiervoor uitgenodigd door het Nederlands Film Festival. De voorbereiding: van idee tot verhaal tot film! Op het Nederlands Film Festival ga je zelf een film maken. Zoals je hebt gelezen zijn er zelfs prijzen mee te winnen. Je film wordt nog beter als je er van te voren al over na hebt gedacht. Deze lesbrief helpt je daarbij. Bij het maken van een film, kort of lang, komen verschillende onderdelen aan bod en werken verschillende mensen samen. In Deel I vind je de belangrijkste onderdelen van film uitgewerkt aan de hand van de categorieën waarin ook de Junior Kalveren worden uitgereikt: regie, cameravoering, acteren, filmgeluid en montage. In Deel II van deze lesbrief vind je informatie over de vijf genres waaruit je tijdens de workshop kunt kiezen: western, action, comedy, horror en drama. Wat zijn de specifieke kenmerken van die genres en hoe kun jij die straks gebruiken bij het maken van je film? Het ingevulde storyboard kun je gebruiken om je film helemaal professioneel voor te bereiden. Neem dat mee op de dag van de workshop.
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 1
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
DEEL I – DISCIPLINES / BEROEPEN 1. SCENARIO Beroep: regisseur De regisseur bedenkt voordat hij of zij gaat filmen wat voor verhaal hij/zij wil vertellen en hoe dat verhaal het beste in beeld gebracht kan worden. Elke speelfilm, reportage of videoclip vertelt een verhaal. Een verhaal is een aaneenschakeling van gebeurtenissen. Een logisch verhaal heeft een begin, een midden en een eind. Het begin bestaat meestal uit de introductie van de personen die in het verhaal spelen. In het midden, gebeurt iets dat opgelost moet worden (een verdwijning, een conflict, een liefdesdrama). Het verhaal eindigt met het eind. Daarin is te zien hoe het conflict wordt opgelost en wat er verder met de personen in het verhaal gebeurt of is gebeurd. Een einde kan open zijn (het verhaal is dan niet helemaal afgesloten, het is onduidelijk hoe de personages verder gaan), of gesloten zijn (de kijker blijft niet meer met vragen zitten). De manieren waarop een verhaal in een film verteld wordt, kunnen heel verschillend zijn. Voor een speelfilm wordt eerst een scenario geschreven, waarin precies staat hoe de film er uit gaat zien. Alle dialogen zijn uitgeschreven en er staat ook bij op welke plek (de locatie) een scène zich afspeelt. Ook staan er in het scenario aanwijzingen voor de cameraman. Het scenario hangt samen met het genre van een film. Alle genres (bijvoorbeeld: western, action, comedy, horror of drama.) hebben eigen specifieke kenmerken die onder andere het verhaal, muziek en camerastandpunten beïnvloeden. Probeer met de klas eens verschillen en overeenkomsten tussen genres uit te zoeken. In Deel II van deze lesbrief vind je alle specifieke kenmerken van de verschillende genres. De plaats waar een film zich afspeelt heet locatie of set. De set is belangrijk voor de sfeer die de film uitstraalt. De ene keer wordt een bestaande locatie gebruikt, een andere keer wordt een set speciaal voor een film gebouwd in een filmstudio. Wanneer je je verhaal bedenkt, denk dan ook vast na over de juiste locatie(s). Tijdens de workshop heb je geen filmset tot je beschikking. Je maakt gebruik van bestaande locaties in de stad, bijvoorbeeld de rustige grachten, de smalle straatjes of een groot grasveld midden in het park. Onderstaand voorbeeld laat goed zien hoe dat je met weinig beelden en specifieke locaties een heel verhaal kunt vertellen: Stel je een film voor waarin een man in een taxi stapt, waarna je beelden ziet van een vliegveld (reizen!) en daarna van een taxi die langs de Eiffeltoren rijdt (Parijs!). Zonder dat er een woord gesproken is, weet je dat de man met het vliegtuig naar Parijs is gegaan. Zo kun je in een film de belangrijke kenmerken van de stad waar je bent gebruiken om zonder woorden aan te geven waar het verhaal zich afspeelt. Als in een film de Domkerk voorkomt, is direct duidelijk dat Utrecht de setting van het verhaal is.
2. CAMERAVOERING Beroep: cameraman/-vrouw De regisseur bedient de camera niet zelf. Hij of zij werkt samen met de cameraman (of cameravrouw), die verantwoordelijk is voor het beeld.
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 2
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
Alles wat in beeld wordt gebracht, valt binnen een kader. Het kader is de rand van wat je ziet. Het kader bepaalt de sfeer van de film (bijvoorbeeld intiem of juist afstandelijk) en geeft informatie (veel of juist zo weinig dat het spannend wordt). Daarin moeten dus keuzes gemaakt worden over de compositie en de indeling van het beeld. Voor het kader moet je keuzes maken over onder andere: - Waar bevindt zich het onderwerp / de situatie / de acteur? Op de voor- of achtergrond? In het midden of aan de rand van het kader? - Is het onderwerp / de situatie / de acteur scherp of onscherp? - Hoe wordt de camera gehouden? Horizontaal, verticaal, of met een scheve horizon? De cameraman kan kiezen voor allerlei verschillende kaders (shotmaten). De volgende drie worden het meest gebruikt: totaalshot, mediumshot en close-up.
totaalshot
mediumshot
close-up
Totaalshot: kader waarbij de hele omgeving of het hele lichaam in beeld komt. Een totaalshot wordt meestal gebruikt om de setting van het verhaal duidelijk te maken, waarna beelden met verdere details volgen. Alles binnen een totaalshot is even belangrijk voor het verhaal, alleen scherpte of onscherpte kan de nadruk leggen op onderdelen die binnen het kader vallen. Mediumshot: shot waarbij je een deel van de omgeving of iemand vanaf zijn middel ziet. De acteur of het voorwerp is over het algemeen nog goed te herkennen, maar er zijn meer details te zien dan bij een totaalshot. Een mediumshot wordt dikwijls gebruikt, vooral bij dialogen. Close-up: een detailopname. Een close-up geeft weinig omgevingsinformatie, maar licht specifieke details uit. Een close-up kan van zo dichtbij zijn, dat het voorwerp niet meer herkenbaar is (een extreme close-up). De aandacht gaat dan alleen uit naar bijvoorbeeld het materiaal, de textuur of de kleur van het voorwerp. Omdat in een film steeds korte scènes aan elkaar gemonteerd worden, is het belangrijk om variatie aan te brengen in hoe deze scènes er uit zien. Vooral in een korte film is afwisseling in het soort kader dat je gebruikt erg belangrijk. Anders wordt de film erg saai! Elke scène moet de juiste hoeveelheid aan informatie bevatten. Het gebruikte kader bepaalt voor een groot deel hoe de kijker het verhaal ervaart. Bijvoorbeeld: het totaalshot geeft duidelijke informatie over wat er zich waar afspeelt. het mediumshot legt meer nadruk op de wie of het wat – bijvoorbeeld om na een totaalshot van een groep mensen aan te duiden wie de hoofdpersoon van de film is. de close-up geeft de kijker informatie die absoluut niet gemist mag worden! Vaak is dit een onderwerp, blik of situatie die later van groot belang blijkt voor de afloop van een
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 3
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
verhaal. Denk bijvoorbeeld aan een close-up van een ontbrekend mes in een messenblok. Ook kan een close-up de nadruk leggen op iemands emotie (closeup van de ogen). Tip: De regel is dat je in een film nooit 2 keer hetzelfde kader na elkaar gebruikt! De film wordt veel aantrekkelijker, sterker en spannender wanneer totaalshots, mediumshots en close-ups in verschillende volgorde worden afgewisseld! Wanneer het kader bepaald is, moet je ook het camerastandpunt bepalen. Het camerastandpunt is de positie van de camera ten opzichte van de acteurs, de omgeving of de situatie. In de workshop kun je verschillende camerastandpunten gebruiken. Dit levert verschillende perspectieven op. De drie meest gebruikte camerastandpunten zijn:
vogelvluchtperspectief
kikvorsperspectief
ooghoogte
Vogelvluchtperspectief is van bovenaf filmen. Je kunt zelf een hoog camerastandpunt creëren door bijvoorbeeld vanaf een tafel naar beneden te filmen. Het effect is dat iemand kleiner lijkt. Kikvorsperspectief is een situatie of persoon van onderaf filmen. Rappers en zangeressen worden vaak in kikvors gefilmd. Rappers lijken stoerder en breder en zangeressen lijken langer en slanker. Ooghoogte is alles op ooghoogte filmen. Dit perspectief wordt vaak gebruikt voor een reportage en bij dialogen. Een vierde perspectief dat vaak gebruikt wordt, maar officieel niet onder camerastandpunten valt, is de point-of-view opname. Hierbij gebruik je de camera alsof je door de ogen van een van de hoofdpersonen filmt. Dit levert vaak heel spannende beelden op en zorgt ervoor dat de kijker van de film zich beter kan inleven in de hoofdpersoon. Met de camera bepaal je ook of het beeld beweegt of stilstaat. De volgende camerabewegingen worden het meest gebruikt: • pan - een draaibeweging van links naar rechts of van rechts naar links. Zo kunnen we een locatie rondom een persoon tonen, de grootte van de locatie aangeven en de situatie of locatie verduidelijken. • tilt - een kantelbeweging van beneden naar boven of van boven naar beneden. Deze wordt vaak gebruikt om iemand te volgen die klimt of om een onderwerp (een woning, een persoon) langzaam te onthullen, met een verrassende of grappige conclusie. • crane - de camera wordt in zijn geheel bewogen van beneden naar boven of van boven naar beneden. Deze wordt vaak gebruikt aan het einde van een film. • rijder - de camera wordt in zijn geheel bewogen van links naar rechts of van rechts naar links. Deze wordt bijvoorbeeld gebruikt om de scène in een rijdende auto of trein te filmen.
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 4
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
3. ACTEREN Beroep: acteur/actrice In de meeste films en videoclips komen mensen voor. Tijdens de workshop werk je in duo’s en kun je om beurten in jullie filmpje acteren. Ook kun je gebruik maken van figuranten (toevallige voorbijgangers, klasgenoten). Er zijn verschillende soorten acteurs in films en videoclips. Er zijn hoofdrollen (de belangrijkste personages), bijrollen (wat minder belangrijke, ondersteunende personages) en figuranten (alle andere mensen, die geen tekst hebben). In een reportage of documentaire zitten geen acteurs, iedereen is gewoon zichzelf en speelt geen rol. Vaak bepaalt het gekozen genre al wat voor personages er nodig zijn om het verhaal van de film te vertellen: een actiefilm vraagt om een good guy, een bad guy en misschien zelfs een superheld a la Batman. Daarbij is een mooie vrouw in nood die gered moet worden een niet te missen personage. Een drama gaat om de relatie tussen twee of meer mensen, vaak een man en een vrouw die een relatie met elkaar hebben (gehad). Maar een drama kan zich ook tussen goede vrienden of tussen ouders en kinderen afspelen. In een horrorfilm komt vrijwel altijd een seriemoordenaar voor, zoals een geest, vampier of zombie. Er zijn dan natuurlijk ook onschuldige slachtoffers nodig: vaak een vriendengroep van jonge mensen of meisjes alleen in een groot verlaten huis. De personages vertellen het verhaal door hun handelingen, gedachten, gesprekken en emoties. In een korte film werken personages met een duidelijke boodschap of duidelijke emotie het beste: ze zijn moordlustig, verdrietig, boos, verliefd, geïrriteerd, voelen zich onoverwinnelijk, wat dan ook!
4. GELUID Beroep: geluidsman/componist De geluidsman of -vrouw zorgt ervoor dat het geluid goed is en de acteurs goed te verstaan zijn. De componist is verantwoordelijk voor de muziek van een film en bepaalt dat samen met de regisseur. Geluid kan de blik van de kijker sturen, bevestigen, maar ook verwarren. In de film wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten bronnen: - On-screen: het geluid is afkomstig van de mensen of dingen die ook in het beeld te zien zijn. Bijvoorbeeld: twee mensen die met elkaar praten. - Off-screen: het geluid is afkomstig van bronnen die niet in het beeld zijn. Dit kan bijvoorbeeld iets vertellen over de omgeving. Het kan ook nieuwsgierigheid of spanning bij de kijker opwekken. Bijvoorbeeld: James Bond loopt een kamer binnen en hij hoort een tikkende bom, maar ziet de bom niet. De bom tikt steeds harder en de kijker vraagt zich af of James Bond de bom wel op tijd kan vinden… In een film komen verschillende soorten geluid voor: - Dialoog - alles wat er in de film gezegd wordt (behalve de voice-over). - Noise - alle overige geluiden die er op de locatie worden opgenomen (zoals omgevingsgeluid). - Muziek - wordt later toegevoegd, maar kan ook komen van een radio of draaiorgel dat in de film voorkomt.
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 5
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
-
Geluidseffecten - worden ook later toegevoegd, dit kan van alles zijn (bijvoorbeeld een rinkelende telefoon, sirenes, blaffende hond). Voice-over - gesproken commentaar, ook dit wordt meestal pas later toegevoegd.
Muziek kan de beelden van een film ‘inkleuren’ door met de verwachtingen van de kijker te spelen. Bij een enge scène hoort enge muziek. Hoe ervaar je dezelfde scène met rustige muziek? Kan een vrolijke filmscène veranderen, wanneer je de scène voorziet van onheilspellende muziek? De muziek kan ook vertellen waar of wanneer het verhaal zich afspeelt. Hoor je Aziatische muziek, dan speelt de film zich af in Azië. Ouderwetse jazzmuziek roept automatisch de sfeer op van de jaren twintig van de vorige eeuw. Tot slot lijken beelden minder springerig, wanneer ze de beelden in het ritme van de muziek zijn gemonteerd. Net als bij geluid wordt ook bij muziek het onderscheid gemaakt tussen twee bronnen: 1. Off-screen: alleen de filmkijkers kunnen de muziek horen. Deze muziek is later toegevoegd in de montage. Bijvoorbeeld: James Bond hoort de spannende muziek niet als hij in beeld komt. 2. On-screen: de filmkijkers en de personages in de film kunnen beide de muziek horen. Bijvoorbeeld omdat er een radio aanstaat. In een musical zingen de acteurs veel dialogen in plaats van dat ze de dialogen uitspreken. Geluiden en muziek kunnen dus (extra) betekenis geven aan beelden. De sfeer van de muziek bepaalt de verwachtingen van de kijker. Geluidseffecten kunnen bepaalde handelingen of emoties versterken. Bij de film die je tijdens de workshop gaat maken, kunnen verschillende soorten muziek en/of geluidseffecten toegevoegd worden. Dit gebeurt tijdens de montagefase van de workshop. Op de computers staan een groot aantal geluiden en muziekjes opgeslagen die je kunt gebruiken om het filmpje levendiger te maken.
TIP: Omdat je tijdens de workshop Fictiefilm met digitale fotocamera’s gaat filmen en de geluidskwaliteit daarvan niet optimaal is, is het beter geen directe dialogen of geluiden tijdens het filmen op te nemen. Het verhaal moet dus in eerste instantie worden verteld met beelden! Tijdens de montagefase kunnen voice-over, teksten, muziek en geluiden worden toegevoegd.
5. MONTAGE Beroep: editor Monteren is het verhaal vertellen door losse filmscènes in de juiste lengte te knippen, in de gewenste volgorde te plaatsen en achteraf geluiden, teksten en effecten toe te voegen. Beelden kunnen elkaar onderling beïnvloeden. In de montage krijgen beelden (extra) betekenis door ze aan elkaar te monteren. Tijdens het computergedeelte van de workshop worden de filmpjes op de computer gemonteerd. Een aantal montage-effecten kunnen het verhaal beïnvloeden, zoals: - Het vertragen en versnellen van beelden. - Overvloeiers, waarbij het ene beeld geleidelijk in het andere overloopt. - Overlapping: twee beelden zijn tegelijkertijd te zien, je krijgt dan twee min of meer transparante beelden die samen een nieuw beeld vormen.
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 6
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
-
Splitscreen: deze techniek wordt veel gebruikt bij een telefoongesprek: de pratende en luisterende partij zijn gelijktijdig te zien maar zijn gescheiden door een zwarte balk in het midden van het beeld.
Het ritme van een montage is erg belangrijk. Bijvoorbeeld een snelle montage met verschillende beelden snel elkaar opvolgend. Dit geeft een energiek, maar op den duur vermoeiend geheel. Een montage van veel lange shots is heel rustig, maar kan saai worden. Ook hier is het toverwoord afwisseling.
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 7
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
DEEL II: GENRES Films worden net als boeken vaak onderscheiden in genres. Het doel van de genreaanduiding is uiteindelijk om een snelle indruk te geven van de aard van een film, niet om een gesloten systeem te creëren waarin elke film wel of niet in een bepaald hokje valt. Genre moet onderscheiden worden van stijl. De stijl van een film beschrijft een manier van film maken die genreoverschrijdend is; films uit verschillende genres kunnen in dezelfde stijl opgenomen zijn, maar films in hetzelfde genre hoeven niet op dezelfde wijze opgenomen te zijn. Alle genres (bijvoorbeeld: western, action, comedy, horror of drama) hebben wel eigen specifieke kenmerken die onder andere het verhaal, locatie, muziek en camerastandpunten beïnvloeden. Voor de workshop Fictiefilm op het Nederlands Film Festival maak je een film met als uitgangspunt één van de volgende vijf genres: western, action, comedy, horror of drama. Hieronder staan in het kort de basiskenmerken van elk van deze genres.
Western Hou je van stoere mannen met razendsnelle pistolen en spectaculaire achtervolgingen? Ben je ook fan van indianen, schitterende landschappen en vrouwen die gered moeten worden door cowboys op snelle paarden? Kies dan voor een westernfilm! Kenmerken: Scenario/verhaal • de held wordt voorgesteld • pistoolduels • bankovervallen • treinovervallen • het schaken van een vrouw (ontvoeren) • achtervolging te paard Locatie • de locatie is het Wilde Westen: een kaal en bar land waarin orde en gezag voortdurend (letterlijk en figuurlijk) onder vuur liggen. Verlaten landschap met ranches (dorpen) waar het leven zich afspeelt in de saloon (café). Dit lijkt misschien moeilijk te verwezenlijken in de binnenstad van Utrecht, maar je kunt hier ook een variant op maken: de fiets als paard, een vol terras als decor van een shoot-out (pistoolduel) Personages • hoofdpersonen: held/ good guy = eenzame cowboy, bad guy = slechte cowboy. De bad guy is herkenbaar aan zijn zwarte hoed/muts/pet, de good guy aan zijn witte. • bijrollen: sherrif, politie, salooneigenaar, mooie vrouw Filmmuziek • opzwepend • country
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 8
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
Action Hou je van veel actie, stunts, achtervolgingsscènes, stoere mannen en mooie vrouwen? Dan is een actiefilm echt iets voor jou! Kenmerken: Scenario/verhaal • het verhaal in de film is ondergeschikt aan de actie • veel geweld • veel stunts • achtervolgingen met speedboten, auto’s, helikopters Locatie • vaak een grote, moderne stad Personages • good guys tegen de bad guys • mooie vrouw als slachtoffer • mooie vrouw als hulp van de held (denk aan James Bond) • mooie vrouw als hulp van de bad guy – verleidt de held Montage • hoog tempo • snelle afwisseling van scènes • energieke ervaring oproepen bij kijker – meenemen in de snelheid van het verhaal Muziek • modern • R ’n B / Hiphop
Comedy
Een comedy heeft als eerste doel het publiek op te vrolijken. Een tragedie is het tegenovergestelde. Een comedy zit vol met rake grappen, onverwachte gebeurtenissen, onverwachte wendingen en goede oneliners. Er zijn verschillende soorten comedyfilms, zoals de slapstick (Charlie Chaplin, Laurel&Hardy) en de romantische komedie (THE HOLIDAY, BRIDGET JONES’S DIARY). Een romantische komedie is een subgenre van zowel komische films als romantische films. Het principe van een romantische komedie is dat twee mensen elkaar ontmoeten, maar ondanks een (voor het publiek) duidelijke aantrekkingskracht, niet direct een romantische relatie krijgen. Uiteindelijk komt "eind goed al goed" en beginnen ze toch een relatie. Kenmerken: Scenario/verhaal • primair doel om kijker aan het lachen te maken • onverwachte of onwerkelijke gebeurtenissen, misverstanden • gericht op handelingen en opmerkingen van personages • luchtig verhaal, geen diepe emoties of drama’s Locatie • vaak een grote stad waar mensen elkaar makkelijk tegenkomen of weer kwijtraken Personages
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 9
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
• •
bij romantische komedies altijd man – vrouw bijrollen: opdringerige ex-vriendjes en ex-vriendinnen
Montage • handelingen van personages centraal • gebruik van geluidseffecten om handelingen te benadrukken Muziek • bekende popliedjes • tekst van de liedjes komt overeen met situaties die de personages meemaken
Horror
Horrorfilms zijn films waarin angst voor iets/iemand het hoofdthema van de film vormt. Ook voor horrorfilms geldt dat het oproepen van emoties de kijker het belangrijkste doel is: in dit geval angst of afschuw. Toch is een horrorfilm vaak afstandelijker dan bijvoorbeeld een thriller. Dit komt door de vele gruwelijke beelden die er in voorkomen. Veel horrorliefhebbers lijken plezier te hebben in de gruwelijkheid van bepaalde, vaak dreigende personages, in plaats van dat zij sterk emotioneel betrokken zijn bij de slachtoffers daarvan. Er zijn twee soorten horrorfilms: de subtiele horrorfilms en de flauwe horrorfilms die daar vaak een parodie op zijn (bijvoorbeeld de Scream reeks). Kenmerken: Scenario/verhaal • opstaan uit de dood • gruwelijke moorden • achtervolgingen door geesten • groep vrienden rond kampvuur die elkaar verhalen vertellen Locatie • verlaten plekken zoals een oud landhuis of een bos • speelt zich voor een groot gedeelte ’s nachts af Personages • gruwelijke moordenaar die vaak is opgestaan uit de dood (zombie, vampier) • onschuldige slachtoffers – vaak jonge mensen / kinderen Montage/camera • angst van slachtoffers overbrengen door close-ups • gruwelen in detail in beeld • veel aandacht voor smerige geluidseffecten (details moord), angstschreeuw Muziek • spannende muziek (suspense)
Drama
In een drama staan de relaties tussen mensen centraal. Vaak gaat het om een conflictsituatie of om een droevige en/of aangrijpende gebeurtenis. Zo wordt bij een ramp (met veel slachtoffers) vaak over een 'drama' gesproken. Een drama bevat weinig tot geen
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 10
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
komische elementen, maar benadert het onderwerp serieus en met veel aandacht voor emoties en dialogen. Er ontstaat vaak een grote emotionele betrokkenheid bij de toeschouwers, die zich inleven in (een van de) personages en met diegene meehuilen en mee lachen. Kenmerken: Scenario/verhaal • verhalen over leed: verlies, liefde, angst • relaties tussen (twee of meer) mensen staat centraal • hoeft niet per se slecht af te lopen, kan ook eindigen met troostende situatie Locatie • plaats van een ramp (bijvoorbeeld na ongeluk) • veel thuissituaties van de hoofdpersonen • ontmoetingen in cafés, parken, op straat Personages • het gevoelsleven van de hoofdperso(o)n(en) staat centraal en zijn/haar relatie tot iemand anders Montage/camera • veel close-ups van emoties van personages • traag gemonteerd – veel tijd om personages te leren kennen en met ze mee te gaan voelen • veel aandacht voor dialogen / voice-over Muziek • dramatische muziek • vaak klassiek of instrumentaal
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 11
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
VERKLARENDE
WOORDENLIJST
Acteur: Iemand die een rol speelt. Denk daarbij aan het subtiele verschil tussen een acteur (iemand die een rol speelt) en personage (de invulling van de rol, gespeeld door de acteur). Beeld: Een film bestaat uit verschillende beelden die achter elkaar staan. Verschillende beelden achter elkaar die hetzelfde onderwerp hebben noemen we een scène. Bijrol: Een minder belangrijke rol dan de hoofdrol. Een minder belangrijke rol kan wel zorgen voor veranderingen of verschuivingen in het verhaal die de rol van de hoofdpersoon aantasten (bijvoorbeeld: de buschauffeur die de hoofdpersoon aanrijdt, de politieagent die de hoofdpersoon arresteert, etc.). Camerastandpunt: De positie van de camera ten opzichte van het te filmen object. Close-up: Een detailopname. Een close-up geeft weinig omgevingsinformatie, maar licht specifieke details uit. Een close-up kan van zo dichtbij zijn, dat het voorwerp niet meer herkenbaar is (een extreme close-up). De aandacht gaat dan alleen uit naar bijvoorbeeld het materiaal, de textuur of de kleur van het voorwerp. Een close-up kan veel detailinformatie toevoegen. Dialoog: Alles wat de personages in de film zeggen (dus niet de voice-over). Effecten: Extra beelden en/of geluiden die niet op de oorspronkelijke opnamen stonden kunnen in de montagefase worden toegevoegd aan opgenomen beeld en/of geluid. Figurant: Meestal zijn figuranten mensen die ‘het beeld opvullen’, maar zijn daardoor niet minder belangrijk. Als een scène op straat afspeelt is het niet meer dan logisch dat daar mensen lopen. De (toevallige) voorbijgangers op straat worden gespeeld door figuranten. Geluid: Alle geluiden die voorkomen: dialoog, geluid van handelingen (een dichtvallende deur), omgevingsgeluid, muziek, voice-over. Geluidseffecten: Soms lijkt omgevingsgeluid echt, een glas dat valt, een auto die langsrijdt, maar vaak ook worden geluidseffecten toegevoegd. Denk bijvoorbeeld aan de lichtzwaarden die in Star Wars gebruikt worden. Wie weet hoe een ‘ echt’ lichtzwaard klinkt? Genre: Letterlijk: soort. Er zijn verschillende soorten film, bijvoorbeeld: western (cowboyfilm), thriller, romantische film, documentaire, clip. Elk van deze genres heeft eigen kenmerken, die je direct herkent bijvoorbeeld bij een western: de bad guy draagt een zwarte hoed, de good guy een witte. Hoofdrol: De belangrijkste rol. De hoofdpersoon is de spil van het verhaal, alle ontwikkelingen in het verhaal hebben betrekking de hoofdpersoon. Interview: Een vraaggesprek tussen iemand die vragen stelt (interviewer) en iemand die antwoord geeft (geïnterviewde). Kader: Eigenlijk: de rand van de afbeelding. Alles wat je in het filmbeeld ziet, valt binnen het kader. Het kader kan verschillende vormen hebben, die iets zeggen over het beeld: bijvoorbeeld twee zoenende mensen in een kader in de vorm van een hartje, dat zegt al genoeg. Kikvorsperspectief: Dit is een camerastandpunt, waarbij de camera een situatie of persoon van onderaf filmt. Rappers en zangeressen worden vaak in kikvors gefilmd. Rappers lijken stoerder en breder en zangeressen lijken langer en slanker. Locatie: Letterlijk: plaats van handeling. De plaats waar het verhaal zich afspeelt moet in overeenstemming zijn met de lijn en sfeer van het verhaal. Medium shot: Shot waarbij je een deel van de omgeving ziet of iemand vanaf zijn middel. De acteur of het voorwerp is over het algemeen nog goed te herkennen, maar er zijn meer details te zien dan bij een totaal shot. Een medium shot wordt dikwijls gebruikt, vooral bij dialogen. Montage: De aaneenschakeling van beelden en/of geluiden tot een logische volgorde. Muziek: Muziek kan een onderdeel zijn van de film: bijvoorbeeld doordat een van de personages een deuntje fluit, maar vaker nog wordt muziek later toegevoegd, als sfeermiddel. Noise: Alle overige geluiden die op de locatie worden opgenomen (omgevingsgeluid).
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 12
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
Off-screen: Geluid dat komt van objecten die niet in beeld zijn. Bijvoorbeeld: de hoofdpersoon heeft ruzie met iemand, je ziet de ander weglopen en hoort dat de deur hard wordt dichtgegooid, maar in beeld zie je het gezicht van de hoofdpersoon. De bron van het geluid is dan niet in beeld. On-screen: Geluid dat komt van objecten die in beeld zijn. Bijvoorbeeld: in beeld zie je de hoofdpersoon die door een deur loopt en deze hard achter zich dichtgooit. De bron van het geluid is in beeld. Ooghoogte: Dit is het meest gebruikte camerastandpunt. De camera filmt alles op ooghoogte. Dit perspectief wordt ook gebruikt voor een reportage. Perspectief: De positie van de acteur, de situatie of de omgeving ten opzicht van de horizon. Set: De plaats waar de opnamen van (een deel van) het verhaal wordt opgenomen. Dit kan een bestaande locatie zijn, of een locatie nagebouwd in een studio. Tekst: Tekst kan onderdeel uitmaken van het beeld in geluid (gesproken tekst), maar een beeld kan ook letterlijk tekst hebben. Denk aan: ondertitels, een tekstballon, letters op een product in een reclame. Totaal shot: kader waarbij de hele omgeving of het hele lichaam in beeld komt. Een totaal shot wordt meestal gebruikt om de setting van het verhaal duidelijk te maken, waarna beelden met verdere details volgen. Alles binnen een totaal shot is even belangrijk voor het verhaal, alleen scherpte of onscherpte kan de nadruk leggen op onderdelen die binnen het kader vallen. Het is interessant om totaal shots af te wisselen met andere shotmaten zoals medium shot en close-up. Verhaal: Een verhaal is een aaneenschakeling van gebeurtenissen. Een logisch verhaal heeft een begin, een midden en een eind. Het begin bestaat meestal uit de introductie van de personen die in het verhaal spelen. In het midden gebeurt iets dat opgelost moet worden (een verdwijning, een conflict, een liefdesdrama). Het verhaal eindigt met het eind. Daarin is te zien hoe het conflict wordt opgelost en wat er verder met de personen in het verhaal gebeurt of is gebeurd. Een einde kan open zijn (het verhaal is niet geheel afgesloten, het is onduidelijk hoe het verhaal ophoudt voor de personages in het verhaal), of gesloten zijn (de kijker blijft niet meer met vragen zitten). Videoclip: Een videoclip is een filmgenre waarbij het verhaal wordt verteld door middel van muziek. De ene keer sluiten de beelden precies aan bij de muziek en de songtekst, de andere keer zijn de beelden meer bedoeld om de sfeer van de muziek weer te geven. Vogelvluchtperspectief: Een camerastandpunt geeft een vogelvluchtperspectief wanneer er van bovenaf gefilmd wordt. Dit kan zijn vanuit een helikopter, bijvoorbeeld in een natuurfilm, of iets gewoner wanneer je op tafel gaat staan en naar beneden kijkt. Het effect hiervan is dat iemand kleiner en nietiger lijkt. Voice-over: Gesproken commentaar, wordt later toegevoegd. Vaak staat de voice-over buiten het verhaal: een verteller geeft aanvullende informatie. Soms ook wordt een voiceover gebruikt om juist de innerlijke wereld van een personage (gedachten, emoties) te duiden.
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 13
Lesmateriaal Fictiefilm – Digital Playground
STORYBOARD Titel film: Genre:
Personages: Maak een onderverdeling in hoofdrolspelers (belangrijkst), bijrollen (minder belangrijk) en figuranten.
Locatie / set: Waar vindt de actie plaats / waar speelt het verhaal zich af? Bijvoorbeeld op straat of in het park.
Uitwerking verhaal: Wat voor scènes wil je opnemen, hoelang duren die, hoe ga je dat filmen?
Geluid: Wordt er gesproken in je film? Neem je achtergrondgeluid op? Je kunt ook later commentaar toevoegen, gesproken of in ondertiteling. Ga je geluidseffecten toevoegen in de montage?
Titelsong/muziek: Je kunt muziek toevoegen om een bepaalde sfeer te versterken: spannend, vrolijk, romantisch etc. Wat voor muziek past bij de film die je wilt maken?
Einde/aftiteling: Wat is je laatste shot, wat voor tekst wil je in de aftiteling voorbij laten komen?
Nederlands Film Festival 2009 – Digital Playground
leerlingen 14