Lesmap
BABA Over de voorstelling
Mijn vader dat is de zee. Mijn moeder dat is ’t land. En ik ben dan ’t strand want dat is alle twee. De zee, dat zijn alleen maar mysterieuze verhalen en gedichten waar ge geen waarheid in zoekt. Het land, dat is gestructureerd. Daar weet ge alles van. Dat leeft en dat beeft. Ik dwaal rond op ’t strand van alle landen en verzamel al wat aanspoelt in mijn iets te kleine handen. Wat als je plots verneemt dat je vader je vader niet is? En wat als blijkt dat hij een andere taal spreekt en uit een land komt dat je niet kent? Wil je hem dan leren kennen of toch liever niet? Misschien houdt hij niet van je. Of misschien net ongelofelijk veel. Baba is een muziektheatervoorstelling over een onverwachte ontmoeting tussen twee werelden. Over kleine dromen en grote verwachtingen.
TONEELMEESTER en KLANKUITVOERING Ben Bonner LICHTUITVOERING Frank Haesevoets POLYVALENT TECHNIEK Benjamin Provoost DECORUITVOERING Danny Havermans REGIE-ASSISTENTIE Jolien Smits (stage) DRAMATURGIE Hanneke Reiziger PROJECTLEIDING Raf Peeters
CONCEPT Dahlia Pessemiers Benamar REGIE Dahlia Pessemiers Benamar Jellie Schippers COMPOSITIE EN MUZIEK Jonas Van den Bossche Dahlia Pessemiers Benamar Walid Ben Chikha SPEL Dahlia Pessemiers Benamar Walid Ben Chikha SCENOGRAFIE EN LICHTONTWERP Hugo Moens BEWEGINGSADVIES Sandra Delgadillo
1
Fragmenten uit een interview met auteur/actrice Dahlia Pessemiers Benamar
schien hard om je te realiseren dat je leven niet per se afhangt van iemand die jou wel of niet graag ziet, maar tegelijkertijd is het hoopvol om te weten dat je de wereld aankunt als je je leven zelf in handen neemt. Een beetje steun van buitenaf kan natuurlijk nooit kwaad en die is meestal wel te vinden. Zo zat mijn leven ook in elkaar. Ik had bijvoorbeeld een fantastische lerares voordracht die mij gedichten kon geven die perfect verwoorden hoe ik mij voelde. Naast een geborgen gezin, waar lang niet iedereen meer toe behoort, kan je steun vinden in andere mensen (familie, vrienden, leraars, enz.) maar ook in kunst, die de verbeelding aanwakkert (zoals theater, literatuur, muziek). Met Baba wil ik graag troost bieden aan kinderen. Ik wil hen zeggen dat ze hun weg wel zullen vinden, al is die lang niet altijd even duidelijk bewegwijzerd. Ik wil hen eveneens begrip laten opbrengen voor bepaalde beslissingen van hun ouders. Hoe hard die beslissingen soms zijn, het moedigt je aan om kracht te putten uit je eigen verhaal.
Wat is de noodzaak of de reden om het verhaal Baba op dit moment te vertellen? Ik vind het zo belangrijk dat kinderen hun eigen geschiedenis kennen en dat ze weten waar hun roots liggen. Je voorvaders maken deel uit van je eigen historiek. We staan niet meer stil bij waar iedereen vandaan komt of hoe een land is ontstaan. ( … ) Waar gaat Baba dan over? “Baba” is het Arabische woord voor papa en de voorstelling vertelt over een meisje Sarah dat ineens te horen krijgt dat haar vader bij wie ze is opgegroeid niet haar echte vader is en dat haar natuurlijke vader uit een ander land komt. Het stuk is gebaseerd op elementen uit mijn eigen leven en in de voorstelling speel ik de rol van Sarah. Ik giet mijn persoonlijke verhaal in een universeel herkenbaar en fictief verhaal. In Baba zien we hoe Sarah voor de eerste keer afspreekt met haar vader en hoeveel moed daar voor nodig is. Want het moeilijkste is niet alleen het besef dat je vader niet je biologische vader is, maar ook het besef dat je hele leven gaat veranderen. Voor sommige mensen is veiligheid belangrijker dan confrontatie.
Voor de voorstelling 1. Vertel de kinderen in grote lijnen waar de voorstelling over gaat. In bovenstaand interview vind je hierover voldoende informatie. In hetzelfde interview vind je ook de drijfveer van de actrice om dit verhaal te vertellen. Het is interessant om dit met de kinderen te delen. Geef de kinderen ook de namen mee van de personages die in het verhaal voorkomen:
Baba is uiteindelijk geen monoloog, maar een stuk voor twee personen geworden, hoe is dat gekomen? ( … ) Opvallend is wel dat de tekst die ik nu heb geschreven eigenlijk twee monologen zijn die door elkaar heen zijn gevlochten. Blijkbaar kan ik niet anders. Ik zie het leven ook zo: mensen spreken uiteindelijk allemaal vanuit hun eigen denkpatroon naast elkaar. Ik vind een stroom van gedachten, die naast elkaar wordt uitgesproken, interessanter en dichter bij de waarheid komen.
Sarah Van de velde: de naam van de hoofdpersoon Amal: de naam die haar Marokkaanse vader haar heeft gegeven en betekent ‘vogeltje’ Elisa: de moeder van Sarah Peter: de naam van haar stiefvader Yamma: de Marokkaanse grootmoeder van Sarah Baba: de Marokkaanse vader van Sarah
2. Spelen rond identiteit
Was het moeilijk om een stuk te schrijven gebaseerd op je persoonlijke leven? ( … ) Ik heb wel gezocht naar een soort poëzie om mijn gevoelens in woorden om te zetten zodat het niet te dicht op mijn vel zou zitten en dat het niet té persoonlijk zou worden. Ik ben nu zover in het repetitieproces dat ik daar weer een zekere afstand van moet nemen om de tekst concreter te maken en verstaanbaar voor kinderen. Ik ben vooral op zoek gegaan naar sferen die mijn gevoel weerspiegelen.
In de voorstelling krijgt het personage Sarah een doos vol herinneringen aan haar vader. Dit vormt het uitgangspunt om in de klas aan de hand van een doos vol persoonlijke spullen een personage samen te stellen. Je kan zelf uitzoeken wat zijn interesses, zijn verlangens of zijn gewoontes zijn. 2.1 klassikaal
Je stelt als leerkracht een doos samen, een doos vol herinneringen. Denk aan een persoon die je heel goed kent. Bedenk wat zijn interesses zijn, zijn bezigheden, zijn hoop en verlangens. In de doos stop je spulletjes die je aan die persoon doen denken, spulletjes die typisch zijn voor hem of haar, bijvoorbeeld: een notitieboekje met een paar zinnen, een agenda waarop elke week op maandag bijvoorbeeld staat: zwemmen of fit-
Is het een hoopvol stuk en zo ja, wat wil je aan de kinderen meegeven? Hoop is iets heel vreemds. Geloof en hoop liggen dicht bij elkaar. Ik hoop dat de kinderen het theater uitgaan met het idee dat je zelf iets kan veranderen aan een situatie waarin je terecht bent gekomen. Het is mis-
2
4. Als verslaggever op pad
ness, of waarop je een verre reis naar telkens hetzelfde land ziet aangeduid tijdens de zomervakantie ( Marokko, Turkije, Rusland, Spanje, Polen, Afrika ...) een zakje met speciale snoepjes, een paar foto’s, een cd met bepaalde muziek, een postkaart, een sjaaltje, een lipstift, een aansteker, sigaretten, sleutels, een leesboek, een tijdschrift, een bril, een zakmes, doosje pillen ... kortom persoonlijke zaken die in een handtas of in een kleine reistas zouden kunnen zitten. Laat de kinderen aandachtig naar al die spullen kijken en vraag hen zich een beeld te vormen van wat voor iemand dit is: - Is het een man of een vrouw? - Leeftijd? - Interesses? - Beroep? - Nationaliteit? - Waar woont hij/zij? - Heeft hij/zij kinderen? - Is hij/zij sportief? - Is het een slordig of een ordelijk iemand? -…
De opdracht voor de kinderen: ga op zoek naar een persoon uit je dichte omgeving, iemand die veel ouder is dan jij en al wat levenservaring heeft. Dit kan je vader of moeder zijn, je grootvader of grootmoeder, je oom of tante, je buurman of buurvrouw. Je gaat die persoon interviewen. Je hebt op voorhand een aantal vragen voorbereid: - In welk land ben je geboren? - Waar leven je ouders? - In welk land heb je het langst gewoond? - Woon je hier graag? - Waar zou je het liefste wonen? - Waar ben je blij mee in je leven? - Waar verlang je naar? - Wat mis je? - Had jij een gelukkige thuis? - Was er een grote vreugde, of een groot verdriet in je leven? - Kun je het huis van je ouders beschrijven, dus het huis waar je als kind bent opgegroeid? - Welke kleren droeg je graag? - Welke muziek hoorde je graag? - Wat zal je nooit vergeten? - Wat zal je altijd blijven herinneren? Enzovoort. Aan de hand van al die antwoorden kan je het verhaal van die persoon samenstellen. Dit verhaal of dit verslag breng je voor de klas. Je begint met je persoon voor te stellen: Wie heb je geïnterviewd? Waarom die persoon? Waar woont die persoon? Dan vertel je het levensverhaal van die persoon.
2.2 individueel
Geef de kinderen de volgende opdracht: je stelt thuis een doos samen, een doos vol herinneringen. Neem iemand in gedachte die je goed kent, wiens gewoontes, interesses, beroep, leeftijd, smaak voor eten of kleren enzovoort voor jou duidelijk zijn. Jij weet bijvoorbeeld waarheen hij graag op reis gaat, waar hij woont, wat hij graag eet, welke muts hij altijd draagt … Als je daar goed over nagedacht hebt kan je beginnen met het samenstellen van je doos. In de doos stop je allemaal spullen die bij die persoon horen. Morgen breng je je doos mee naar de klas. Je laat dan aan iedereen je doos zien, je laat zien wat er allemaal in zit en je vertelt aan je klasgenoten waarom je die spullen erin gestoken hebt. Bij elk voorwerp hoort wel een verhaal. En zo weet iedereen over welke persoon het gaat.
5. Een heldenverhaal In BABA fantaseert actrice Dahlia Pessemiers Benamar over een voor haar nog onbekende vader. Ze heeft hem nog nooit gezien dus in haar fantasie maakt ze een eigen beeld van deze persoon. Dit resulteert in een heldenverhaal waar nog weinig écht van kan zijn. Hierin heeft ze zelf plezier. Geef de kinderen de volgende opdracht: Je probeert nu ook zo’n heldenverhaal te verzinnen over iemand. Stel je voor dat je vader iemand anders is. Je begint met de zin: Ik heb altijd geloofd dat mijn vader een … was. De puntjes mag je zelf invullen. Je verzint bijvoorbeeld dat je vader een indiaan is of een koning, berenjager uit de toendra, een walvisjager, een zwerver, een cowboy … Als je het eerste zinnetje hebt ingevuld, ga je verder fantaseren over hoe hij leefde, hoe hij eruit zag, wat hij allemaal voor geweldige dingen deed, welke stoere vrienden/vriendinnen hij had, wat hij graag deed, wat hij heel goed kon, in welke auto hij reed enzovoort. Je laatste zin is altijd: en ik ben zijn zoon/dochter en mijn naam is …
3. Op wie lijk ik? De opdracht voor de kinderen: Je werkt in duo: A en B. A brengt een handspiegel mee. B zorgt voor een stevig blad papier. Hierop tekent B een schets van een gezicht met ogen, oren, haar, mond, hals, neus, wenkbrauwen, wimpers ... Hierop schrijft B de woorden die A, terwijl die zichzelf observeert in de spiegel, aangeeft. A zegt bijvoorbeeld: ik heb bruine ogen, die heb ik van mijn vader. B trekt dan een pijltje naar de ogen en noteert aan de zijkant van het tekenblad: bruine ogen van vader. Zo ga je verder: Ik heb blond haar, dat heb ik van mijn moeder. B noteert dit weer … mijn neus is klein, dat heb ik van mijn grootvader, ik heb krullen, mijn broer ook, enzovoort. Je maakt samen een portret van degene die in de spiegel kijkt. Je zal ontdekken hoeveel en welke mensen bepalen wie je uiteindelijk bent. Daarna keer je de rollen om.
3
Na de voorstelling
Variatie: dit fantasiespel kan je ook in een kring laten ontstaan. A begint met de zin: ik heb altijd geloofd dat mijn vader een indiaan was. B gaat verder: hij woonde in een prachtig wild reservaat. C en hij ging elke dag op jacht. D ze vingen leeuwen, panters, draken en stieren. E en ik mocht elke dag mee boven op zijn schouders … Je kan een tweede vertelkring doen, met een andere vader in de hoofd/heldenrol. Geef de kinderen/vertellers de opdracht om er bewegingen bij te doen, waardoor alles nog heldhaftiger wordt.
Voor een nagesprek met de kinderen kan je gebruik maken van onderstaande vragen: - Waar ging het verhaal over?Wat is er allemaal gebeurd? - Zijn er stukjes uit het verhaal die je kunt navertellen? - Wat vond je van het einde? Hoe zou het nu verdergaan? - Is Sarah blij of triestig ... ben je zelf blij of verdrietig na het zien van de voorstelling? - Sarah was af en toe kwaad terwijl ze haar verhaal vertelde, waarom? - Kan je in één woord uitdrukken wat je van de voorstelling vond?
6. Steekwoorden Na een gesprek met Dahlia Pessemiers Benamar over haar ervaringen en na het bekijken van de voorstelling blijven een aantal woorden belangrijk en betekenisvol. - communicatie - gesprek - troost - de deur open houden - identiteit - familie - waarheid - vertrouwen - taal - kwaad - verwarring - dromen - tranen - vader - houden van - liegen - zus/broer - hart - brief - bang - twijfel
Neem je thuis mee, zei ze, als je me mist, rol je jezelf in dit tapijt. Dit zijn woorden van Yamma, de moeder van Baba. Wat zou jij doen als je je thuis mist? Wat zou jij van thuis meenemen om jezelf te troosten als je ver weg bent in een vreemd land? Er zullen kinderen zijn die zich in een vergelijkbare situatie bevinden als het personage Sarah in de voorstelling. Als praten moeilijk is, kunnen ze woorden die uitdrukken wat ze voelen of ervaren hebben, op een kaartje schrijven en de verschillende kaartjes in een doos stoppen. Wat kan er zoal op de kaartjes staan? Saai, leuk, triestig, verwarrend, cool, grappig, ik begrijp het niet, sterk, tof, raar, mooie muziek, vreemde muziek, goeie actrice, knap licht … Iedereen steekt een kaartje in de doos. Je schudt al de kaartjes met verschillende woorden en zinnen door elkaar. Daarna haalt iemand er een kaartje uit, leest wat erop staat en vertelt wat hij van de voorstelling vindt. Misschien is hij het niet eens met wat er op dat kaartje staat. Ook dat is een duidelijke mening als je tenminste kan zeggen waarom niet. En zo kan deze doos de klas rondgaan en komt iedereen aan het woord. Dit kan leiden tot een dieper gesprek over hun ervaringen en gevoelens na de voorstelling.
Schrijf elk woord op een kaartje, stop al de kaartjes in een doos en schud ze door elkaar. Iemand trekt daarna één kaartje uit de doos, leest welk woord erop staat en vertelt aan de klas wat dat woord in zijn/haar leven zou kunnen betekenen. Vraag aan het kind of dat woord belangrijk voor hem/haar is in zijn leven en vraag ook waarom? Hierover ga je met heel de klas een gesprek aan. Als leerkracht geef je de aanzet en trek je het eerste woordje. Je geeft je persoonlijke mening of gedachten, mijmeringen of verlangens hierover aan de kinderen.
4
COLOFON Dit lesmateriaal werd samengesteld door Paula Stulemeijer, educatief medewerker in HETPALEIS. BABA ging in première op 4.5.2013 in de Kleine zaal van HETPALEIS. Contact dienst educatie: Anja Geuns: 03 202 83 75
[email protected] Paula Stulemeijer: 03 202 83 74
[email protected] Britt Schutters: 03 202 83 59
[email protected] HETPALEIS Theaterhuis voor kinderen, jongeren en kunstenaars Meistraat 2 2000 Antwerpen T 03 2028311 F 03 2028353
[email protected] www.hetpaleis.be