KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
1
INHOUD Een titel die je vanzelf doet bewegen Inleiding op deze lesmap
P3
Dans dwingt nooit. Hoe kijk je naar dans?
P4
Daar gaan wij heen Hoe de klas voorbereiden op deze voorstelling?
P5
Oneindige variatie Wat weet u zelf van hedendaagse dans?
P6
Magisch poeder Waarom dansen met kinderen
P8
Concrete dansopdrachten Opwarmingsoefeningen Een stapje verder
P10 P12
Samen vast in de lift De voorstelling nabespreken in de klas
P13
Kijkvergenoeg Vriendenboekje Wie werkte er zoal mee aan deze voorstelling?
P14
Het meest onmogelijke eerst Een interview met choreografe Manon Avermaete
P17
CREDITS Choreografie Manon Avermaete Dans Paulien Truijen en Sarah Vingerhoets Scenografie Manon Avermaete & Menno Vandevelde Muziek & compositie Steven Holsbeeks Dramaturgie Gerhard Verfaillie Coaching Filip Bilsen Productie fABULEUS en Krokusfestival Coproductie P2 - cultuurcentrum Hasselt en Theater aan het Vrijthof i.k.v. Interlimburgse subsidies Samenstelling lesmap Filip Bilsen
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
2
EEN TITEL DIE JE VANZELF DOET BEWEGEN Inleiding op deze lesmap
Twee dansers tasten elkaars grenzen af, terwijl de muren rondom hen langzaam naar elkaar toe bewegen. Het heeft iets van een enge droom of een Mario Bros game. Sprongen met zevenmijlslaarzen krimpen ineen tot kleinduimpjepasjes. Binnen de wankele afbakeningen van hun speelvlak gaan de dansers op zoek naar vaste grond en misschien vinden ze die wel bij elkaar. Kijk ver genoeg achterom en je kijkt weer naar voor is een ambitieuze dansvoorstelling voor iedereen vanaf acht jaar. Een voorstelling met een hele lange titel die je alleen maar echt goed begrijpt door zelf te beginnen dansen. Doe het maar: kijk achterom en nog eens en nog eens… Nog voor je voorstelling gezien hebt kom je al in beweging. De makers vertrekken van een spectaculair idee dat leerkrachten op voorhand absoluut geheim moeten houden voor hun klas: een decor waarvan de muren naar elkaar toe bewegen. Ook fysiek gaan de dansers tot het uiterste. Deze voorstelling gaat dan ook over grenzen in alle mogelijke betekenissen van het woord: het uitdagende van een limiet, het frustrerende van een fysieke beperking, de ongebreidelde wegen van onze fantasie, het aanlokkelijke van verboden terrein en de opdracht om over al die scheidslijnen heen toenadering te zoeken bij elkaar. Manon Avermaete en Paulien Truijen maken onder de naam WOEST voornamelijk locatietheater en -dans. Ze hebben een voorliefde voor halsbrekende choreografieën met veel partnerwerk en een vleugje surrealisme. Op vraag van fABULEUS en Krokusfestival Hasselt creëren ze hun eerste zaalproductie voor kinderen. Voor deze productie gingen ze in zee met danseres Sarah Vingerhoets. fABULEUS is een Leuvens productiehuis dat dat dans- en theatervoorstellingen maakt. Speerpunt van fABULEUS is de ontwikkeling van jong talent. fABULEUS is het enige jeugdtheater dat al jarenlang permanent dans op de agenda zet, voor én door kinderen en jongeren. Op www.fabuleus.be vindt u alle informatie over de werking en de andere projecten van fABULEUS. Krokusfestival Hasselt heeft zich de voorbije 15 jaar ontwikkeld tot een groot familiefestival. Door de eigenzinnige programmatie is het een steeds belangrijker platform geworden voor de jeugddans in Vlaanderen. Het zou leuk zijn als u de tijd neemt om deze bundel rustig te lezen. U vindt hier achtergrondinformatie voor uzelf en inspiratie om aan de slag te gaan met de kinderen in de klas. Er staat veel meer in dan u concreet zal gebruiken, maar dan heeft u ook alle vrijheid om uit te maken waar u en uw leerlingen het meest nood aan hebben. Hoe meer u zelf weet hoe zelfzekerder u de klas zal kunnen begeleiden in hun – misschien wel – eerste kennismaking met hedendaagse dans. Mocht u na het doornemen van de bundel toch met vragen blijven zitten, dan horen we dat graag van u. Mail naar
[email protected] of telefoneer ons op 016/24.66.34. Op het reactieforum op de site van fABULEUS kunnen de leerlingen en leerkrachten rechtstreeks aan de dansers laten weten wat ze ervan vonden. De spelers vinden het leuk om op die manier in contact te staan met hun publiek en ze zijn ook altijd bereid om te antwoorden op vragen. Veel plezier!
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
3
DANS DWINGT NOOIT Hoe kijk je naar dans? Ik pleit voor onvoorzichtige voorstellingen, die de dans erkennen als een prachtig medium om de gelaagdheid van ons voelen en denken een platform te geven, om de omtrekken rond onze ervaringen uit te vagen, om veel oneindiger te worden in onze perceptie, en dus meer open, mooiere mensen. Een pleidooi voor twijfel. Voor volwassenen én kinderen, en liefst een gedeelde twijfel, één die het onderscheid tussen de generaties kan opheffen. Dat is één. De zeggingskracht van een articulerend lichaam onderkennen. (Choreografe Joke Laureyns bij de opening van het Krokusfestival 2011) In bepaalde opzichten zijn dansers en acteurs een ander soort mensen. Voor een acteur die per ongeluk in een dansvoorstelling verzeild raakt, zijn dansers in het begin wat saai: ze zijn meer in zichzelf gekeerd, lopen niet over van de slimme taalgrapjes en ze nemen écht hun tijd om op te warmen. Daarna gaan ze meteen de vloer op, zonder uitgebreid te overleggen wat ze precies gaan doen. Bizar. Iets later in de creatie zou die acteur overvallen kunnen worden door een lichte paniek. Dansers vragen zelden om context, motivatie, pretekst. Ze stellen de zoektocht naar verhaal, logica, moraal zo lang mogelijk uit en misschien komt het er zelfs nooit van. Ze doen gewoon. Van dezelfde aard is het verschil tussen liefhebbers van dans en het publiek dat zweert bij theater. Ze stappen de zaal in met compleet andere verwachtingen. Dans komt maar tot zijn recht als je het beschouwt als een volwaardig medium en niet als illustratie van iets anders (een verhaal, een boodschap). Als dans al ergens over gaat, dan is het vaak onuitspreekbaar. Dans is bij voorkeur open. Niet ingevuld. Het communiceert op vele niveaus tegelijk. Het prikkelt, verwondert, ontroert, plaagt, suggereert, maar het dwingt nooit. Veel choreografen werken daarom liever vanuit intuïtie, associatie en improvisatie, dan vanuit een vooraf bedacht plan. Hun creatieproces leunt dicht aan bij dat van componisten of schilders. Ze denken in kleuren, beelden, ritme, harmonie. Ze vertrouwen erop dat de betekenissen zich tijdens het werk zullen aandienen, veel gelaagder dan ze zelf zouden kunnen bedenken. Datzelfde vertrouwen zou je ook als toeschouwer mogen hebben. Wie op zoek is naar hét verhaal, zal op zijn honger blijven zitten. Net omwille van dat open, intuïtieve, impressionistische karakter vinden sommige volwassenen hedendaagse dans niet geschikt voor kinderen: te complex, te weinig verhalend. Kinderen zouden niet over het juiste referentiekader beschikken om dans te kunnen plaatsen. Maar misschien zegt die bezorgdheid wel meer over de vervreemding die volwassenen zelf voelen bij het kijken naar dans. Het niet-weten is net de kracht van dans. Het maakt het mogelijk dat kinderen en volwassenen op een evenwaardige manier een dansvoorstelling ervaren. Zeker kleine kinderen gaan meestal op een vanzelfsprekende manier om met abstractie. Ze geven niet zo om logica. Ze nemen beelden voor wat ze zijn: grappig, indrukwekkend, driehoekig, verrassend, raar … Ze erkennen de speelsheid van dans veel gemakkelijker dan volwassenen, want hun eigen spel is even grillig, associatief en zelfs abstract. De Vlaamse danswereld mag dan nog zo’n goede naam en internationale uitstraling hebben, binnen het jeugdtheater heerst nog redelijk veel onwennigheid – onwetendheid ook – over hedendaagse dans. Dans voor kinderen blijft een kwetsbare niche in de podiumkunsten. Gelukkig is er de laatste jaren een positieve tendens. Choreografen die zich richten op een jong publiek beginnen zich te emanciperen. Ze krijgen premièrekansen op gespecialiseerde festivals als Krokusfestival in Hasselt. Ze vormen netwerken, zoals het pas opgerichte Fresh Tracks Europe. Ze zijn vaak dé referentie op internationale festivals als Szene Bunte Wähne. Kindervoorstellingen vinden hun weg naar het avondcircuit en gevestigde dansgezelschappen ontdekken langzamerhand het jonge publiek. Binnen die ontwikkelingen is fABULEUS zowat het enige jeugdtheater in Vlaanderen dat permanent dans op de agenda heeft gezet. In de eerste jaren waren het vooral dansproducties voor (en door) jongeren, maar de laatste jaren zet fABULEUS duidelijk in op dansvoorstellingen voor kinderen met producties als Randschade (Kabinet K), Tape voor Kleuters (Tuning People), Blauwe Storm (Moldavië) of ZOO doen ze de dingen (samen met HETPALEIS) en nu dus ook Kijk ver genoeg achterom en je kijkt weer naar voor.
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
4
DAAR GAAN WIJ HEEN Hoe de klas voorbereiden op deze voorstelling?
Wat doet u beter niet?
De leerlingen alles al vertellen. “En op het einde worden ze geplet tussen die muren!” De verwachtingen van de leerlingen helemaal invullen met uw eigen verwachtingen. “Dans is zooo saai!” De schoolvoorstelling gebruiken om zelf buiten het theater koffiepauze te houden. “Lekker rustig.” Op elke mogelijke vraag een antwoord geven. Laat de kinderen maar een beetje hongerig. Zeggen dat de leerlingen na de voorstelling een overhoring op punten krijgen over de inhoud. Helemaal niets doen: nog veel te vaak schuifelen kinderen of jongeren als schaapjes een cultureel centrum binnen zonder een flauw benul te hebben wat ze daar komen doen.
Wat doet u beter wel? Misschien kan u beginnen met uzelf (en daarna eventueel de klas) een aantal vragen te stellen. Hoe bereidt u zichzelf voor als u naar een voorstelling gaat? Gaat u vaak naar dans of theater? Heeft u iets met dans of vindt u het zelf moeilijk om naar te kijken? Gaat u liever alleen naar een voorstelling of liever met vrienden? Gaat u af op een poster? Een titel? Hoe kijkt u naar theater, naar dans, naar beeldende kunst: wilt u alles begrijpen of wordt u ongemakkelijk van teveel duiding? Duikt u gemakkelijk onder in een voorstelling of een verhaal? Of bent u snel afgeleid? Kijkt u in een museum vooral naar de kunstwerken of eerder naar de naamplaatjes? Hebt u een eigenzinnige smaak of volgt u vooral grote namen op? Wordt u opgewonden van bovenmenselijke virtuositeit of heeft u meer aan een klein verhaal? Hoe schools is een schoolvoorstelling? Welke houding van uw leerlingen vindt u aangenaam in het theater? En hoe bereik ik dat? Hang een poster, een flyer (te verkrijgen in het cultureel centrum), of desnoods de voorpagina van deze brochure op een zichtbare plek in uw school, wijs uw leerlingen erop en zeg: “Daar gaan wij binnenkort heen.” Zorg dat ze er minstens even mee bezig zijn. Speel bijvoorbeeld even met de titel. Vraag of de kinderen die begrijpen. Laat hen de titel uitvoeren. Laat hen zelf nieuwe titels/posters verzinnen die de toeschouwer aan het bewegen brengen. Bijvoorbeeld:
Een poster met een titel die ondersteboven staat of in stukjes verspreid over het papier Een poster met zo’n lange titel dat je twintig posters naast mekaar moet bekijken om het te lezen Titel: Al wie twee benen staat en dit leest is zot Een poster die niet gewoon tegen de muur hangt, maar bijvoorbeeld heel hoog aan het plafond hangt Een poster met ingebouwde muziekboxen met heel aanstekelijke muziek. Een poster die gebaseerd is op het gezelschapspel TWISTER
Het is essentieel dat de kinderen begrijpen dat Kijk ver genoeg achterom en je kijkt weer naar voor een dansvoorstelling is. Als je dat niet op voorhand weet, blijf je heel de voorstelling lang op je honger zitten. Uit het vorig hoofdstuk blijkt dat je naar een dansvoorstelling met andere ogen kijkt dan naar een theatervoorstelling. In een dansvoorstelling wordt niet gesproken Je hoeft niet te zoeken naar een verhaal. En als je dat toch wil doen, mag je er je eigen verhaal van maken Je hoeft niet alles te begrijpen. Niet elke beweging heeft een betekenis Dans spreekt je gevoel aan, je intuïtie. Dans prikkelt je fantasie, je associatievermogen. Het zou mooi zijn als u de omkadering in de klas even intuïtief kan benaderen: minder nadruk op uitleggen/duiden/argumenteren en meer op vragen/aanvoelen/inleven. Minder denken dus en meer doen. Het belangrijkste onderdeel van een goede omkadering is trouwens niet de voor- of nabespreking maar wel de gedeelde beleving: samen een voorstelling meemaken. De leerkracht zou even onbevangen en nieuwsgierig de theaterzaal moeten kunnen binnen stappen en achteraf even open zijn/haar ervaringen mogen delen als de klas.
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
5
ONEINDIGE VARIATIE Wat weet u zelf van hedendaagse dans? Het is onmogelijk om hedendaagse dans in een heldere, alles omvattende definitie te gieten. De westerse podiumdans heeft oude wortels in het klassieke ballet, maar in veel hedendaagse dansvoorstellingen zal u daar niks of weinig van herkennen. Doorheen de twintigste eeuw heeft de danswereld regelmatig gebroken met het verleden en zichzelf talloze keren opnieuw uitgevonden. Zo is de ‘moderne’ dans uit de jaren 1950 intussen een klassieke dansvorm geworden. Ruwweg kan je stellen dat choreografen zich doorheen de voorbije eeuw almaar meer bevrijd hebben van opgelegde vormen en ideeën. Weg van geïdealiseerde lichamen en dwingende tradities. Een hedendaagse choreograaf vertrekt eerder vanuit zijn eigen lichaam/wereld/ideeën en creëert van daaruit zijn eigen bewegingstaal in plaats van zich aan te sluiten bij een bestaande dansstijl of traditie. Daarom is de variatie in hedendaagse dansvormen ook praktisch oneindig: van de meest banale bewegingen tot bovenmenselijke virtuositeit, met dansers in tutu, driedelig pak of zelfs naakt, met meestal jonge atletische dansers op scène, maar evengoed kinderen of bejaarde dansers, van bloedserieus tot hilarisch, van gracieus tot brutaal, op een uitgestrekt podium of op één stoeptegel op straat, … De makers van Kijk ver genoeg achterom en je kijkt weer naar voor passen perfect in dit plaatje. Ze laten zich inspireren door alles wat ze tegenkomen: de buitenwereld, een absurd fantasiebeeld, bestaande dansstijlen, … In de voorstelling zie je net zo goed kleine repetitieve bewegingen die doen denken aan een work-out in een fitnesscentrum als sierlijke danspassen die doen denken aan salsa of andere stijldansen. Het meest uitgesproken kenmerk van deze makers is misschien wel hun liefde voor partnerwerk. De duetten in deze voorstelling vertrekken van intens contact. Ze zitten vol acrobatische lifts. De gezamenlijke bewegingen zoeken zozeer de limiet van de balans op dat je ze onmogelijk alleen zou kunnen uitvoeren. Meer noodzakelijk kan een duet niet zijn. Als u, als leerkracht, nog nooit een hedendaagse dansvoorstelling hebt gezien, kan het geen kwaad om eens op www.youtube.com, www.vimeo.com of www.cobra.be te surfen naar fragmenten uit hedendaagse dansvoorstellingen. De Belgische danswereld is niet alleen geweldig divers, maar ook nog eens van een ontzettend hoog niveau en daardoor wereldberoemd. Zoek op namen als Anne Teresa De Keersmaeker, Wim Vandekeybus, Alain Platel, Peeping Tom, Sidi Larbi Cherkaoui, Meg Stuart, Ugo Dehaes, Randi De Vlieghe... Met de lijst Belgische choreografen zal u al een tijd zoet zijn, maar er is natuurlijk een nog veel langere lijst met grote internationale namen: Pina Bausch, William Forsythe, Sasha Waltz, Trisha Brown…
beeld uit de voorstelling Rain van Rosas
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
6
Een fragment zegt natuurlijk niet zoveel. Een dansvoorstelling in zijn geheel bekijken, is een totaal andere ervaring. In grotere bibliotheken kan u complete registraties vinden van choreografieën van Rosas, Ultima vez, … Ook de films “Rythm is it!” (Thomas Grube) en “Dancing dreams” (Rainer Hoffmann) zijn zeker een aanrader. Beide zijn een prachtige registratie van een creatieproces met jongeren die voor het eerst in een dansvoorstelling meedoen. Zo ontdekt u door de ogen van onbevangen jongeren de wereld van de hedendaagse dans.
beeld uit de film Dancing Dreams
beeld uit de film Rhythm is it! Het is erg zinvol om als leerkracht op deze manier wat achtergrondkennis over hedendaagse dans op te bouwen. Het is niet per se een goed idee om die fragmenten ook op de kinderen los te laten, tenzij u er een uitgebreid lessenpakket rond hedendaagse dans rond wil opbouwen. Louter als voorbereiding op Kijk ver genoeg achterom en je kijkt weer naar voor zou het verwarring kunnen wekken, omdat de klas toch de verwachting zou kunnen krijgen dat die fragmenten iets te maken hebben met de voorstelling zelf.
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
7
MAGISCH POEDER Waarom dansen met kinderen? Een van de meest krachtige manieren om kinderen aansluiting te laten vinden bij hedendaagse dans is hen zelf aan het dansen brengen. Ieder kind kent het fysieke plezier van beweging en van het verbinden van beweging aan bepaalde muziek. Actieve dansopdrachten zijn zowel voor als na de voorstelling interessant. Als de kinderen het vooraf hebben gedaan, leggen ze misschien gemakkelijker connectie met de dansers op het podium. En als ze nadien aan het dansen gaan, kunnen ze het bewegingsmateriaal dat ze gezien hebben op een of andere manier zelf integreren. Belangrijk in deze dansoefeningen is dat het hier niet gaat om het aanleren van danspassen of dat de kinderen de leerkracht moeten imiteren (of toch zeker niet uitsluitend). Het is veel interessanter als kinderen hun eigen bewegingstaal ontdekken binnen de grenzen van een bepaalde oefening. Een prachtige, duidelijke, volledige beschrijving van hoe je aan de slag kunt gaan met dans voor kinderen is het boek “Dance for young children” van Sue Stinson. In het eerste hoofdstuk legt de auteur uit wat dansen teweeg kan brengen bij kinderen. Het is een geweldige uitlaatklep. Het maakt hen bewuster van hun lichaam, verhoogt hun fijne motoriek en daardoor ook hun zelfbewustzijn in het algemeen. Ze krijgen zelfs meer controle over hun gevoelswereld. Het verbetert hun ruimtelijke oriëntatie. Het is een goede oefening in concentratie en focus. Ze leren zich bewust te zijn van en respect te hebben voor de andere kinderen. Voor sommige kinderen is het een omweg naar andere, meer cognitieve vaardigheden. De leerkracht gaat op een andere manier om met zijn/haar klas en leert zo verborgen kwaliteiten kennen van sommige kinderen. Zelfs zeer jonge kinderen kunnen soms al vooroordelen hebben over wat dans is of zou moeten zijn. “Dans is ofwel ballet ofwel hiphop”. “Dans is niet voor jongens”. “Dans kan alleen maar op muziek”. De leerkracht is zelf best niet vatbaar voor zulke ideeën. Als je de danssessie speels genoeg aanpakt en de leerlingen doorheen de oefeningen bewust maakt van bepaalde bewegingskwaliteiten, zullen al die vooroordelen uiteindelijk geen enkele rol meer spelen. Soms blijken de stoerste jongetjes de meest zwierige dansers te zijn.
beeld uit een workshop van de kunsteducatieve organisatie Mooss vzw
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
8
In hedendaagse dans kan elke beweging ‘dans’ worden, zelfs de meest gewone: lopen, stappen, zitten, staan, rollen, springen, draaien, zelfs stilstaan. Wat maakt zulke gewone bewegingen dan ‘dans’? Auteur Stinson legt uit dat het verschil zit in de aandacht/ het bewustzijn waarmee een bepaalde beweging wordt uitgevoerd. Het is beweging omwille van de beweging. Soms is de beweging betekenisvol of emotioneel geladen. Soms is het ook gewoon ritme, vorm, snelheid, kracht… Het is ook een esthetische ervaring. Dansen is meer dan het uitvoeren van een fysieke oefening. Je doet het in een specifieke mentale toestand. Stinson noemt het een “magische” toestand. Dat mag je zelfs letterlijk nemen: je zou de kinderen aan het begin van een oefening kunnen bestrooien met een zogezegd magisch poeder, waardoor hun lichaamsdelen anders gaan bewegen dan ze gewoon zijn. Er zijn ook een aantal randvoorwaarden om een danssessie met de klas tot een succes te maken. Werk in een ruim lokaal (zo leeg mogelijk). Voorwerpen en meubels leiden gemakkelijk af. Kies een lokaal met een schone, comfortabele (bvb houten) vloer. Steen is soms nogal koud en hard, vast tapijt kan soms beweging tegenwerken of brandplekken veroorzaken. Zorg dat de kinderen gemakkelijke kleren aan hebben waar ze zich goed in voelen. Turnshortjes zijn niet ideaal, want dansen is wel degelijk iets anders dan sport of turnen. Laat de kinderen dansen op sokken of blote voeten. Neem je tijd. Alleen al schoenen uitdoen, kan behoorlijk veel tijd innemen. Het is niet leuk als je in zo’n strak schema werkt dat je heel de tijd op de klok moet kijken. Varieer in je muziekkeuze. Gebruik niet alleen muziek met heel dwingende ritmes. Gebruik niet alleen muziek die de kinderen al kennen, maar vermijd die ook niet per se. Zet soms klassieke muziek op of jazz of werk ook regelmatig in stilte. Vat het speels op. Verwacht niet meteen resultaat, maar probeer wel toe te werken naar grote focus bij de kinderen. Laat de kinderen af en toe naar mekaar kijken, om zich bewust te worden van hoe de andere bewegen en om ook te wennen aan het ‘kijken naar dans’.
beeld uit een auditie van fABULEUS
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
9
CONCRETE DANSOPDRACHTEN Het is belangrijk dat je als leerkracht het overzicht houdt en de les aanstuurt, maar het is ook wel leuk als je – waar mogelijk – zelf meedoet. Het is niet zo dat de opdrachten exclusief voor kinderen zijn. En de kinderen vinden het fantastisch om hun leerkracht zo in een nieuwe gedaante te zien. Opwarmingsoefeningen Vaak gaan opwarmingsoefeningen en andere dansopdrachten naadloos in elkaar over. Een opwarming maakt niet alleen je lichaam maar ook je geest een beetje los. Ze zijn tamelijk vrij en ontspannen van sfeer, maar je kan wel al aandacht hebben voor ruimtegebruik, focus, interactie met anderen, lichaamsbewustzijn, …
Reis rond de wereld? Ja, leuk! Een oefening in openheid en positieve bevestiging. De kinderen staan per twee. De ene doet een voorstel: “Gaan we vliegen?”. De ander zegt: “Ja leuk”. Waarop de twee gaan uitbeelden dat ze vliegen. Na een tijdje doet de ander een voorstel. Het mogen concrete dingen zijn (springen, rollen, de muur tikken…) of fantasierijke uitbeeldopdrachten (een slagroomtaart opeten, de Mount Everest beklimmen, net als Assepoester onze schoen verliezen na een bal…).
beeld uit een workshop van de kunsteducatieve organisatie Artforum
Ballonnendisco. Een heel speelse en gemakkelijke oefening om de klas in beweging te zetten. De kinderen moeten er niet teveel bij nadenken en zijn zich zelfs nauwelijks bewust van het feit dat ze aan het dansen zijn. Zet je vooraan met een platte ballon, rechtop, tussen je beide handen. De kinderen staan met hun gezicht naar jou. Zorg dat ze allemaal genoeg bewegingsruimte hebben. Je legt uit dat ze iedere beweging van de ballon zo goed mogelijk moeten nadoen. De bovenkant komt overeen met hun hoofd, de onderkant met hun voeten. Probeer je eerst heel rustig een aantal bewegingen uit: rek de ballon bijvoorbeeld langzaam uit en de kinderen zullen zich tegelijk zo groot mogelijk maken. Maak een propje van de ballon en de kinderen zullen ineen duiken tot kleine bolletjes. Hou het opblazen van de ballon nog even als verrassing. Als de klas het spel begrepen heeft, zet je opzwepende muziek op en open je de dans: o De ballon uitrekken of samenproppen: de kinderen maken zich groot of klein o De ballon verplaatsen in de ruimte: springen (naar boven of naar opzij), schuiven, stappen, kruipen... o De onderkant van de ballon fixeren en de bovenkant laten buigen of laten draaien: de kinderen buigen voorover of draaien met hun heupen o De ballon laten tollen: de kinderen draaien rond hun as o De ballon horizontaal houden: de kinderen liggen op de grond o De ballon horizontaal laten en laten rollen of als een rups opzij laten kruipen o De ballon opblazen en leeg laten lopen of laten schieten: de kinderen maken zichzelf dik en dun of laten zich vallen op de grond
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
10
Wissel niet te snel zodat de kinderen een tijdje kunnen wennen aan de nieuwe beweging. Laat je fantasie de vrije loop. Doe alles wat in je opkomt, zelfs als je denkt dat het onmogelijk is om de ballon te kopiëren. Het gaat er niet om dat de kinderen de opdracht ‘juist’ uitvoeren, maar dat ze op hun eigen manier de beweging van de ballon interpreteren. Omdat de kinderen na een tijdje soms elkaar imiteren in plaats van de ballon, is het best dat de gangmakers van de klas niet helemaal vooraan staan.
Kriskras looppas. Een oefening die visueel mooi aansluit bij het sportieve begin van de voorstelling. Naar mate de oefening langer duurt en de ‘commando’s’ sneller komen, wordt de inspanning groter. De leerlingen stappen/ lopen door elkaar, kriskras door de ruimte zonder elkaar aan te raken. Belangrijk is dat ze duidelijk richtingen kiezen (en variëren) en niet zomaar rondjes lopen alsof ze paarden in een manege zijn. Je laat de kinderen dit eerst uitproberen en dan maak je de opdracht stapje voor stapje complexer. Er komt telkens een nieuw ‘commando’ bij en de bedoeling is dat de kinderen daar zo snel en accuraat mogelijk op reageren. Ze moeten dus heel actief en tegelijk heel geconcentreerd zijn. Een moeilijke combinatie. o STOP: als je ‘STOP’ roept, moeten de kinderen bevriezen in de houding waar ze in staan. Dit is een goede oefening in concentratie. En in het maken van vormen met hun lichaam. Bij ‘START’ mogen ze weer vertrekken. o SPRING: de kinderen maken en sprong en proberen dat telkens op een andere manier te doen. Groot, klein, met gestrekte armen of benen, duiken, musicalsprong… o ROL: maak je klein tot je op de grond ligt, maak een rolletje en sta zo snel mogelijk weer recht. Let op voor de andere kinderen, doe jezelf geen pijn. o SNEL: het ritme verhoogt, waardoor het reageren op de commando’s moeilijker wordt. o TRAGER: het tempo van het rondstappen vertraagt, maar niet meteen. Het is de bedoeling dat heel de groep samen trager en trager tot in complete slow motion stapt, tot iedereen stil staat. Iedereen moet zich perfect bewust van de anderen zijn en zo lang er nog iemand in beweging is, moeten de anderen ook in beweging blijven. o SAMEN: iedereen komt samen op een vooraf afgebakende, heel kleine oppervlakte, waar de groep ternauwernood samen op kan staan. De bedoeling is dat de kinderen ook hier kriskras door en over elkaar bewegen zonder elkaar aan te raken. Als ze hier gedreven in zijn kan je ook hier ‘stop’, ‘spring’, ‘snel’ en ‘trager’ toepassen. Rollen is zo goed als onmogelijk zonder elkaar aan te raken. o MUUR: hol naar de muur en bevries in een pose (in contact met de muur).
beeld uit een workshop van de kunsteducatieve organisatie Mooss vzw
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
11
Een stapje verder
“Ik keek naar de voorstelling en ze deden …” Welke scènes uit de voorstelling hebben de kinderen onthouden? En welke beweging vonden ze het coolst? Vertrek van een ontspannen gesprek over de voorstelling en maak het gesprek almaar actiever/ fysieker. Laat de kinderen bewegingen voordoen die ze onthouden hebben. Zijn er bewegingen die ze niet alleen kunnen uitvoeren en waar ze bvb de hulp van u, een medeleerling, de muur voor nodig hebben? De volgende stap is een dansspelletje dat werkt als “ik ga op reis en ik neem mee. Iedereen staat in de kring. Om de beurt spreken de leerlingen de zin “Ik keek naar de voorstelling en ze deden…” uit en daarna maken ze een beweging. Daarna doet de hele groep de beweging na. De volgende in de kring, spreekt de zin uit, voegt de eerste beweging uit en plakt daar een tweede beweging aan vast. Daarna doet de hele groep de serie van twee bewegingen na. Zo krijg je op korte tijd een hele reeks bewegingen die achter elkaar: zo’n mini-choreografie noem je een ‘dansfrase’. Zodra het allemaal teveel en te moeilijk wordt begin je opnieuw.
Namen schrijven. Nu ga je zelf een dansfrase maken. Schrijf je naam voor je in de lucht met je vinger. Doe het traag en duidelijk, zodat de bewegingen heel herkenbaar zijn. Doe nu hetzelfde maar schrijf elke letter met een ander lichaamsdeel. Je hebt je nu heel de tijd ingebeeld dat je papier voor jou in de lucht hangt, maar je kan ook denken dat het op de grond ligt of naar het plafond gericht is enzovoort. Het lijkt gewoon een spelletje, maar dit is wel degelijk een manier waarop een choreografie tot stand kan komen. De eerste opdracht is meestal redelijk eenvoudig, maar in een volgende stap kunnen bewegingsreeksen interessanter worden door te spelen met ritme, verschillende bewegingskwaliteiten, door solo’s om te zetten in duetten enzovoort. Speel bijvoorbeeld eens met het ritme: sneller, trager, stoppen, vloeiend, hoekig, … Zoek ook een vriendje en leer elkaars dansen aan.
GROOT en klein: nu kan je denken dat je in de voorstelling Kijk ver genoeg achterom en je kijkt weer naar voor zit. Voer jouw eigen choreografie zo groot uit dat je heel de ruimte vult. Spring zo hoog dat je het plafond raakt. Maak je stappen zo groot dat je de hele ruimte oversteekt. Hoe veranderen jouw bewegingen. Voer je dans nu uit op een hele kleine oppervlakte: een halve vierkante meter. Probeer het even precies te doen. Laat er toeschouwers naar kijken. Wat zijn de verschillen? Wat vinden ze het leukst? Waarom?
Samen of toch alleen. Laat nu twee leerlingen dezelfde choreografie uitvoeren. Eerst op heel grote afstand van elkaar. Lukt het om samen te bewegen? Hoe kan je synchroon blijven? Door heel goed te kijken naar mekaar natuurlijk, maar ook door elkaar goed aan te voelen en soms door een kleine hint aan mekaar te geven, door ‘ja’ te zeggen of –subtieler – door een klein snufje of een iets luidere ademhaling. Hoe ziet dit duet eruit als de twee leerlingen heel erg dicht bij elkaar moeten dansen. Zo dicht dat ze bijna niet anders kunnen dan elkaar aan te raken? Je kan nog meer variëren: in twee verschillende richtingen? De ene groot en de andere klein?
beeld uit een auditie voor fABULEUS
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
12
SAMEN VAST IN DE LIFT De voorstelling nabespreken in de klas Een klasgesprek over de voorstelling hoeft niet per se te beginnen met de vraag “wie vond het leuk”? Het nadeel van zo’n openingsvraag is dat de kinderen meteen gedwongen worden om een stelling in te nemen. Soms bepalen de gangmakers van de klas dan onmiddellijk de opinie van de rest van de leerlingen. Het is efficiënter om eerst beschrijvend te werk te gaan, zodat de kinderen vooral bezig zijn met zich voor de geest te halen wat ze precies gezien hebben. Daardoor krijgen ze vanzelf een genuanceerder oordeel. De kinderen zullen doorheen het gesprek vanzelf aangeven wat ze wel of niet boeiend vonden, wat ze al dan niet begrepen, … Het is ook belangrijk om de interpretatie van de voorstelling zoveel mogelijk open te houden. Het gesprek hoeft zeker niet te eindigen met één collectieve slotverklaring. Het zou het mooist zijn als er evenveel verhalen over de voorstelling bestaan als dat er leerlingen in de klas zitten.
Welke beelden/ scènes kan je je nog herinneren? Hoe zag het decor eruit? Hoe zagen de dansers eruit? Wat hadden ze aan? Wat waren de overeenkomsten tussen de dansers? Op welke vlakken waren ze verschillend? (zowel uiterlijk als qua persoonlijkheid) Wie was de grootste? Wie de lenigste? Wie was de grappigste? Wie de sterkste? Wie de liefste? Wie de stoutste? Wat is de relatie tussen de twee meisjes? Bleef die hetzelfde doorheen de voorstelling of veranderde die? Waar waren de meisjes? (heb je een idee in wat voor ruimte ze zich bevonden) En waar waren de meisjes mee bezig? Waarom? Hoe zou het zijn om lang met iemand in één ruimte te leven? Wat gebeurt er dan? Word je de beste vrienden of juist niet? Heb je zelf veel ruimte nodig of heb je liefst een klein kamertje voor jezelf? Omring je je graag met veel mensen of ben je liever alleen? Waarom? Hoe gedragen mensen zich die samen in een lift zitten? Stel dat de lift ineens vast komt te zitten, verandert er dan iets met de mensen? Wat is hun eerste reactie? Weet je nog wanneer de muren voor het eerst bewogen? Wat dacht je toen dat gebeurde? Had je het verwacht? Hoe reageerden de dansers op de muren? Veranderde dat doorheen de voorstelling? Welk gevoel riepen de muren op? Bleef dat gevoel heel de voorstelling hetzelfde? Zijn er – in het echte leven – muren die een positief gevoel oproepen en muren die een negatief gevoel oproepen? Wat voor gevoelens zijn dat dan? (bvb het veilige van de muren van je kamer, het indrukwekkende van een gigantisch flatgebouw, het dreigende van een muur met prikkeldraad, het mysterieuze van een vervallen kasteelmuur, het beklemmende van de muur rond een gevangenis of de school…) Welke muziek/ geluiden kan je nog herinneren? Wat voor sfeer had de muziek? Werd je er vrolijk van of angstig of dromerig… Wat voor muziek zou je bij de voorstelling zetten als je zelf de componist was? Hoe vond je het om naar dans te kijken? Was je helemaal mee? Of vond je het moeilijk om je te concentreren? Kon je ontspannen kijken of wilde je heel de tijd alles begrijpen? Kon je alles begrijpen? Had je een bepaald verhaal in je hoofd of kon je kijken zonder een verhaal te zien? Stel dat er een verschil is in appreciatie in de klas: Hebben degenen die heel erg van dans kunnen genieten misschien een trucje voor hun klasgenoten? Is er een manier van kijken die helpt om meer uit een dansvoorstelling te halen? Had je soms zin om zelf mee te dansen? Op welk moment? Zijn er bepaalde bewegingen die je onthouden hebt en die je heel mooi vond? Kan je die nog voordoen? Wat vond je er zo mooi aan? Wat dacht bij van het eindbeeld? Wat is er volgens jou met de meisjes gebeurd? Wat voor sfeer had die laatste scène? Vond je vrolijk of triest of had je er een ander gevoel bij? Welk beeld ga je niet zo snel vergeten?
Vaak vinden de kinderen het leuk om hun ideeën bij een voorstelling te verwerken in een tekening. Voor de makers is het altijd heerlijk om tekeningen te krijgen van hun publiek om zo te ontdekken wat kinderen uit hun voorstelling hebben onthouden. Reacties, tekeningen, brieven komen goed terecht op: fABULEUS, Vaartkom 4, 3000 Leuven
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
13
KIJKVERGENOEGVRIENDENBOEKJE Wie werkte er zoal mee aan deze voorstelling? Dikwijls kunnen kinderen zich moeilijk voorstellen wat er komt kijken bij het maken van een voorstelling en ook wie aan zo’n productie meewerkt. Hieronder stellen we een aantal van de hoofdpersonages aan u voor. Het kan leuk zijn de fiches met de leerlingen door te nemen. Op de site van fABULEUS www.fabuleus.be kan u naar de voorstellingspagina gaan van Kijk ver genoeg achterom en je kijkt weer naar voor. Onderaan vindt u een reactieforum. Daarop kunnen u en de leerlingen vragen en reacties kwijt. Als de kinderen een specifieke vraag hebben voor een van de makers, proberen we die maker aan te moedigen om snel te antwoorden, ook via de site.
NAAM: Manon Avermaete GEBOORTEDATUM: maar alleee!!! SCHOOL/OPLEIDING: Theaterschool Amsterdam, opleiding moderne theaterdans WAT WILDE JE LATER WORDEN: dierenhotel openen, waterschildpadden redden. ROL IN DEZE CREATIE: Choreografe. Ik maak het stuk in samenwerking met de danseressen. bedenk het verloop van de voorstelling en reik Paulien en Sarah ideeën aan waarmee zij weer fysiek aan de slag kunnen. LEUKSTE MOMENT: Gekke bekken trekken tijdens deze uitputtingslag bij zowel sarah als Paulien. Mij uitleven op ons decor. MOEILIJKSTE MOMENT: de laatste minuut van elke werkdag, denkende dat we niet hard genoeg hebben gewerkt. FAVORIET DEEL VAN DE VOORSTELLING: het rennen in het begin. Je voelt zo'n medeleven met de danseressen, je wil ze helpen, je wilt ze aanmoedigen, je hoopt dat ze snel genoeg mogen stoppen, je hoopt dat ze ergens iets te drinken krijgen, je krijgt medelijden. LIEVELINGSMUZIEK: op dit moment andrew Bird LIEVELINGSDANSFILM: Wild at heart en Where the wild things are.
NAAM: Sarah Vingerhoets GEBOORTEDATUM: 17/06/1986 SCHOOL/OPLEIDING: Northern School of Contemporary Dance in Leeds WAT WILDE JE LATER WORDEN: eerst zangeres of musicalactrice, maar dan toch snel overgeschakeld naar danseres ROL IN DEZE CREATIE: samen met Paulien dans ik de voorstelling. Manon is de choreografe, dus zij is degene die ons opdrachten geeft. Daar experimenteren wij mee, tot we samen tot leuke en interessante bewegingen komen. LEUKSTE MOMENT: Samen lachen vooral...Als we nieuwe grapjes proberen te verzinnen(die dan soms toch niet zo grappig zijn), als er eens iets misloopt, ... Of als er eindelijk eens iets kei goed lukt, na 1000 keer proberen. MOEILIJKSTE MOMENT: De onzekerheid. Niet zeker weten of wat wij in ons hoofd hebben uiteindelijk ook zo op de scène komt en of de kinderen het wel leuk zullen vinden, natuurlijk. Ook wel het begin(hééééééél lang lopen en springen) een aantal keer na elkaar moeten oefenen. :-) FAVORIET DEEL VAN DE VOORSTELLING: wat wij noemen 'den trage'. Zoals de naam het zelf al zegt, een stukje dans bijna in slow motion gedanst, met heel veel contact. Het leuke is dat Paulien en ik bijna constant in aanraking zijn, dat we letterlijk samen dansen. Heel veel bewegingen zou je alleen niet kunnen doen, je hebt de ander echt nodig. LIEVELINGSMUZIEK: luister naar heel veel verschillende muziek, waar ik dan dikwijls ook de naam niet van ken. Lopen doe ik tegenwoordig het liefst op Das Pop en voor op de bus naar de mensen en de wereld te kijken is Feist ideaal LIEVELINGSDANSFILM:zonder twijfel 'Singing in the rain', met the one and only Gene Kelly, dé reden waarom ik ben beginnen dansen.
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
14
NAAM: Paulien Truijen GEBOORTEDATUM: 12.10.1985 SCHOOL/OPLEIDING: Theaterschool Amsterdam, opleiding Moderne Theaterdans WAT WILDE JE LATER WORDEN: Eigenaresse van een eetcafe MIJN ROL: We zitten in een ruimte waar we niet uit kunnen komen. In plaats van opgeven of vervelen zoek ik steeds weer iets nieuws om me mee bezig te houden. Ik ga sporten, spelletjes spelen, Sarah plagen maar dan krijg ik wel een spijt van en geef ik haar een knuffel. Tijdens het maken heb ik samen met Manon en Sarah veel dansmateriaal gecreëerd en daarnaast veel praktische dingen op mij genomen voor het decor, attributen en kostuums. LEUKSTE MOMENT: Tijdens deze creatie hebben we ons lichaam en conditie echt gepusht tot onze limieten, net dat stapje verder zetten, net dat beetje meer geven.. Dat er zoveel mogelijk is met ons lichaam, samen of apart, blijft mij verwonderen. MOEILIJKSTE MOMENT: Als we te lange dagen maakten, werden we moe (en soms chagrijnig). Dan probeerden we ondanks de moeheid nog iets moois te maken maar dat lukte niet altijd even goed. Dat frustreerde mij nogal. FAVORIET DEEL: Dat Sarah helemaal verstijft als een plank. Ik kan doen wat ik wil met haar; erop klimmen, een stoel van maken, gekke bekken trekken... Verder vind ik het deel dat we elkaar heel erg in balans houden ook wel heel spannend. LIEVELINGSMUZIEK: Ik hou erg van wereldmuziek, zeker van Afrikaanse muziek. En dan het liefst uit Congo. LIEVELINGSDANSFILM: The Sound Of Music, het is niet echt een dansfilm, maar wel een film met veel muziek en beetje musical.
NAAM: Steven Holsbeeks GEBOORTEDATUM: 30/12/1985 SCHOOL/OPLEIDING: Meester in de beeldende kunsten WAT WILDE JE LATER WORDEN: koning ROL IN DEZE CREATIE: muzikant. Ik heb de muziek gecomponeerd voor deze voorstelling. LEUKSTE MOMENT: thuis in m’n kamer, met de gitaar. MOEILIJKSTE MOMENT: thuis in m’n kamer, met de gitaar. FAVORIET DEEL VAN DE VOORSTELLING: De eerste 20 minuten. Zo intens met zo weinig! LIEVELINGSMUZIEK: Heel veel, maar “Goeie morgen morgen” van Nicole en Hugo is toch wel héél straf. LIEVELINGSDANSFILM: Pina
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
15
NAAM: Menno Vandevelde GEBOORTEDATUM: 3 Augustus 1988 SCHOOL/OPLEIDING: Groep T - industriele wetenschappen electromechanica WAT WILDE JE LATER WORDEN: bouwkraanman ROL IN DEZE CREATIE: Bouw decor, de constructie van demuren maken in hout en daarna behangen+schilderen en het mechanisme om ze te doen bewegen. LEUKSTE MOMENT: het moment waarop de muren voor het eerst naar elkaar toebewogen! MOEILIJKSTE MOMENT: het schilderen, ik verf namelijk helemaal niet graag. FAVORIET DEEL VAN DE VOORSTELLING: Het moment juist voor de muren tegen elkaar gaan en de dansers juist niet verpletterd worden! LIEVELINGSMUZIEK: pink floyd LIEVELINGSDANSFILM: Rosas danst Rosas
NAAM: Eléa Zanni GEBOORTEDATUM: 24 februari 1985 SCHOOL/OPLEIDING: Katholieke Hogeschool Leuven/ Sociaal cultureel werk WAT WILDE JE LATER WORDEN: Dierenarts JOUW ROL IN DEZE CREATIE: Ik doe de productieleiding. Dit wil zeggen dat ik alle praktische regelingen op mij neem: repetities inplannen, vrijwilligers zoeken die mee willen helpen aan het decor, afspraken maken met de theaters waar de voorstelling speelt, af en toe met Manon, Sara en Paulien samen zitten om te kijken of alles nog goed gaat en of ze ergens hulp nodig hebben, mee helpen zoeken naar de attributen die ze willen uitproberen, zoeken naar een logeerplaats voor Paulien die helemaal van Nederland komt om te repeteren… LEUKSTE MOMENT: Een van de leukste momenten tijdens de creatie vond ik de try out (de eerste keer dat het stuk getoond werd aan een publiek, als test) tijdens het Krokusfestival in Hasselt in februari 2012. Op dat moment werd duidelijk dat het idee van de voorstelling écht aanslaat bij de kinderen én de ouders. Dat maakt al het werk van de maker en de dansers de moeite waard en dat geeft hen ook extra energie om de voorstelling helemaal af te werken voor de première. Een ander leuk moment vond ik ook wel de test met 2 levende konijntjes in onze grote theaterzaal. Manon dacht eraan om met echte konijntjes te werken en daarom wilde ze testen hoe konijntjes reageren als ze worden losgelaten op een groot podium met spots enzo op hun gericht. Heel spannend allemaal. MOEILIJKSTE MOMENT: Ik denk dat het moeilijkste moment nog moet komen. De twee laatste weken voor de première gaan nu in en dan beginnen de makers en soms ook wel eens de dansers te twijfelen of het allemaal wel goed genoeg is om in première te kunnen gaan. Maar als die moeilijke momenten daar zijn, dan staat het hele fABULEUS team klaar om iedereen weer moed in te spreken! FAVORIET DEEL VAN DE VOORSTELLING: Het begin. Ik wist niet dat er mensen zijn die zo lang kunnen blijven springen en zo’n uithoudingsvermogen hebben! LIEVELINGSMUZIEK: Adele, Birdy, Kings of Leon, Foo fighters, … LIEVELINGSDANSFILM: Dirty Dancing
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
DE LESMAP
16
HET MEEST ONMOGELIJKE EERST
Een interview met choreografe Manon Avermaete
fABULEUS: Dit is jullie eerste avondvullende zaalproductie. Bevalt het je of denk je ‘nooit meer!’ Manon: Dat bevalt zeker, maar een zaalproductie heeft een totaal andere opbouw en spanningsboog dan straattheater. We hebben heel hard moeten zoeken hoe we daarmee moesten omgaan. Eigenlijk zijn we heel toevallig in de wereld van straat- en locatietheater beland, door een wedstrijd waarvan we niet eens wisten dat we eraan deelnamen. Een van mijn collega’s had een schoolwerk van ons opgegeven voor een straattheaterfestival in Enschede. We stonden niet eens op het officiële programma, maar een van de juryleden kwam toevallig kijken en die haalde alle andere juryleden erbij. En toen wonnen wij een prijs. Blijkbaar was hedendaagse dans op straat nogal uitzonderlijk. Zo zijn we dus op straat beland… klinkt goed (lacht). fABULEUS: Maar wat is dan het grote verschil met het maken van een zaalvoorstelling? Manon: Het is een heel andere manier van werken. Normaal gezien vertrekken we van een beeld dat ons te binnen schiet. Daar werken we op door en plakken we andere beelden aan zonder teveel redeneren of logica. Dat werkte altijd goed voor een straatvoorstelling van twintig minuten, maar voor een zaalvoorstelling met een langere duur werd de puzzel veel moeilijker. Ook voor de spelers is het anders. We zijn gewend om mensen recht in hun gezicht te kijken en in te spelen op de reacties. Dat is nu helemaal anders. Paulien moest wennen aan het feit dat het publiek aan de voorkant zit. Bij onze andere voorstellingen staat het publiek meestal rondom. fABULEUS: project ligt?
Weet je nog waar de kiem van dit
Manon: Een aantal jaren geleden heeft Dirk De Lathauwer een heleboel jonge makers gecontacteerd die ooit als jongere bij fABULEUS hadden gespeeld of gedanst, met de boodschap dat ze altijd eigen projecten mochten voorstellen. Toen ben ik een eerste keer met hem gaan praten. Een tijd later werd er tijdens het Krokusfestival een debat gevoerd over dansvoorstellingen voor kinderen en toen werd de uitnodiging van fABULEUS nog concreter. Ik vond dat een heel leuk idee om iets bij fABULEUS te maken, omdat fABULEUS voor mij een belangrijke plek inneemt. Ik kwam er terecht nadat ik een half jaar in het Hoger Instituut voor Dans in Lier had gezeten en tot de conclusie was gekomen dat de danswereld niets voor mij was. Uiteindelijk ging ik toch auditie doen voor Eros Flux bij fABULEUS (van Randi De Vlieghe) en dat project heeft mij toen opnieuw zin gegeven om te dansen. fABULEUS: Wat betekent het om zo’n jong publiek voor ogen te hebben? Manon: Eerlijk gezegd, weet ik dat nog altijd niet precies. Ik maak graag voorstellingen die voor iedereen werken. Dat is het leuke aan straattheater. Iedereen kan blijven staan om
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
te kijken. Het is heel fijn om zowel enthousiaste reacties te krijgen van kleine kinderen als van opa’s. Ik vind het soms moeilijk om eigen te blijven aan onze manier van werken omdat ik met vooroordelen zit over de manier waarop kindertheater gemaakt moet worden. Ik ben me bijvoorbeeld veel meer bewust van de duur of de abstractie van bepaalde scènes of ik probeer me in te beelden wat ik als kind grappig vond. Ik merk dat ik meer twijfel dan anders. Al vind ik dus niet dat je kinderen geen uitdaging moet voorleggen. Sommige kinderen staan een beetje verder dan andere, maar dat geldt even goed voor volwassenen. fABULEUS: Kan je vertellen waar de titel vandaan komt? Manon: (lacht) Tja. Ik weet het niet meer. Wij bedenken vaak titels in het wilde weg. Ik las bijvoorbeeld ooit in een yogaboek de woorden ‘the tragic spectacle of people working out’ en dat werd de titel van ons eerste stuk. Vaak heeft die weinig te maken met wat je als publiek te zien krijgt. Dat geldt ook voor deze titel. Als een titel blijft plakken in mijn hoofd en als het niet te logisch is, vind ik het meestal goed. Ik vind het storend als de voorstelling te letterlijk samenvalt met de titel. Een titel moet ruimte geven voor interpretatie. Het leuke aan deze titel is dat die zo fysiek is. Je kan er lang op kijken zonder het echt te snappen. Maar eigenlijk moet je gewoon een keer uitvoeren wat er staat om het te begrijpen. fABULEUS: In dit stuk bewegen niet alleen de dansers, maar ook de muren. Waar komt dat idee vandaan? Ik loop al lang met dat idee rond. Echt héél lang. Zolang Paulien me kent, spreek ik er al over. Het komt van een Spaanse film over professoren die in een kamer opgesloten zitten en de moeilijkste wiskundige raadsels moeten oplossen, terwijl de kamer langzaam kleiner wordt. De muren stoppen pas met bewegen als hun antwoord juist is, maar na elk opgelost raadsel krijgen ze er een nieuw voorgeschoteld. Eigenlijk weet ik amper nog hoe de film afloopt, maar ik vond het heel interessant dat zoiets abstracts als een muur zoveel emotie kon veroorzaken. fABULEUS: Moeten we de voorstelling zien als een duet of als een kwartet? Manon: Het is heel lang een duet, maar dan komen die muren erbij en daar kunnen de dansers natuurlijk niet omheen. We gaan de muren niet vermenselijken, maar ze zijn wel een personage. In de ene scène zijn ze een rustpunt, in de andere een dreiging. De muren veranderen van rol naarmate de dansers anders met de ruimte omgaan. Zolang de muren ver uit elkaar staan, gaat er nog niet zoveel dreiging van uit, maar dat verandert natuurlijk als ze dichtbij elkaar komen. Gek genoeg bewegen de dansers in het begin vlakbij elkaar alsof ze zich totaal niet bewust zijn van de ruimte rondom hen. Pas wanneer de ruimte kleiner begint te worden, krijgen
DE LESMAP
17
ze de neiging om hun plaats op te eisen. Ik heb dat zelf ook: als ik in een grote zaal ben, ben ik niet zo bezig met de plaats die ik inneem. Dat verandert pas wanneer ik een lift binnen stap of wanneer die zaal gevuld wordt met veel mensen. Dat vind ik een mooie tegenstelling. fABULEUS: De voorstelling gaat over ‘grenzen in alle mogelijke betekenissen van het woord’. Zijn jullie op bepaalde limieten gebotst tijdens het maakproces? Manon: Bij het maken van de openingsscène zijn we wel op limieten gebotst, omdat die heel lang duurt en heel uitputtend is voor de dansers. Eigenlijk vond ik het zelf nooit lang en uitputtend genoeg, maar je kan die scène ook niet oneindig lang maken. Ik wil echt geloven dat de dansers na die scène uitgeput zijn, maar ze moeten ook nog genoeg kracht hebben om de rest van de voorstelling uit te voeren. Ik vind de combinatie van adrenaline en uitputting heel mooi. Als je de marathon wint, dan val je ook niet meteen neer op de grond. De overwinning zorgt ervoor dat je toch nog ergens extra energie vindt. Ik vraag veel van de dansers, maar soms krijg ik van henzelf te horen dat ik hen nog verder mag drijven. Waar ligt de grens? Ik wil ook niet dat ze geblesseerd raken. Moeilijk. Soms heb ik bepaalde spectaculaire ideeën en dan zet Paulien mij meestal met mijn voeten op de grond met de woorden “Praktisch gezien…”. Maar als ik altijd moet rekening houden met wat praktisch haalbaar is, dan doe ik niks meer. Dat vond ik het mooie aan de state of the union van Stef Lernous op Het Theaterfestival: de oproep om de meest onmogelijke ideeën het eerst te realiseren. Dan denk ik: ja, dat is waar! Maar er komt toch een punt waarop je botst op praktische bezwaren. Daar worstelt WOEST nogal mee. Willen we kleinschalig blijven en alles zelf kunnen vervoeren en goedkoop blijven, zodat we overal kunnen spelen? Of willen we echt de gekste ideeën realiseren? Ik ben soms jaloers op andere gezelschappen die wel zulke risico’s nemen. fABULEUS: Je werkt heel vaak samen met Paulien. Wat bindt jullie?
KIJKVERGENOEGACHTEROMENJEKIJKTWEERNAARVOOR
Manon: Onvoorwaardelijk vertrouwen in elkaar. We vullen elkaar perfect aan. Paulien vindt het leuker om te dansen dan om te creëren, terwijl ik zelf graag dans, maar ook graag maak. Ik vind het heerlijk om met Paulien te werken omdat zij fysiek heel ver durft te gaan. Ik kan eigenlijk alles aan haar vragen. Ik merkte dat tijdens onze audities voor de tweede danser. Als ik een bepaalde opdracht geef, voert Paulien dat idee blindelings uit. Ze loopt recht tegen een muur als dat moet, terwijl andere dansers meteen commentaar geven of bezwaren hebben. Dan besef ik wat een luxe het is dat ik mij niet heel de tijd moet verantwoorden. fABULEUS: En waarom hebben jullie voor Sarah gekozen op de auditie? Manon: Sarah is eigenlijk Paulien Twee. Die smijt zich ook. Ik vind haar energie heel leuk. Ze is heel ambitieus. En niet bang. Geen doetje. We dachten eerst ook dat we een jongen naast Paulien wilden zetten. Maar het nadeel is dat je dan heel de tijd zit te zoeken naar de relatie tussen die twee. Dat geldt misschien ook voor de combinatie Sarah-Paulien, maar volgens mij kan je die vraag sneller naast je neerleggen. Ik wil dat de spanning niet door de spelers zelf veroorzaakt wordt, maar door de muren van buitenaf. fABULEUS: Wat hoop je onthouden uit de voorstelling?
dat
kinderen
Manon: Ik hoop dat ze beseffen dat de wereld niet altijd hoeft te zijn wat je ziet. Je kan er je eigen ding van maken. Je kan gewoon naar school gaan en ’s middags je lunch eten en ’s avonds naar huis gaan. Maar onderweg kan er van alles gebeuren. Het lijkt me leuk dat kinderen na onze voorstelling naar huis gaan en geïnspireerd zijn om van alles zelf uit te proberen. Ik hou er ook van dat dans geen woorden heeft. Wij gaan jou niet vertellen wat je precies gezien moet hebben. Ik vind het altijd tof als kinderen aan ons komen uitleggen waar onze voorstelling over gaat. Ik hoop dat dat op een of andere manier voortleeft.
DE LESMAP
18