LESMAP
Het enige, echte, wonderschone, maar tevens ongelooflijk schalkse en toch waarachtige verhaal over de vreemde wederwaardigheden van mejuffrouw ROODKAPJE en haar uitzonderlijke, maar ook sprookjesachtige ontmoeting met signeurke, charmeurke, patéke, cadéke,
MENEERKE DE WOLF 1
Inhoudstafel
1. Technische fiche 2. Schrijf- en spelopdrachten 3. Doe-opdrachten
2
1. Technische fiche
Het enige, echte, wonderschone, maar tevens ongelooflijk schalkse en toch waarachtige verhaal over de vreemde wederwaardigheden van mejuffrouw ROODKAPJE en haar uitzonderlijke, maar ook sprookjesachtige ontmoeting met signeurke, charmeurke, patéke, cadéke,
MENEERKE DE WOLF door Johan De Paepe voor langharigen, kletskoppen, mutsdragers, pettenmannen en hoofddoekers vanaf 9 jaar Door de eeuwen heen hebben bekende sprookjes verschillende versies gekregen. Zo ook „Roodkapje‟. Tweelicht & Zoon sprokkelde voor u – zoals te verwachten viel – het enige echte, juiste, correcte, historisch perfecte verhaal. Een eigentijds verhaal over drukke papa‟s en groene slipjes, over slippertjes, slippers of bottinnen, over rechte autosnelwegen en kronkelige bospaden en dan net geen gps op zak, over wauwelende beesten en sprekende takken, over vlees eten of vegetariër zijn, over sprokkelhout en rare versprokingen, over wreed goe vreten en achteraf kleine, lieve boerkes laten… en wie weet, zelfs over… jawel… tuinslangen. Een sprookje dus. De bloeden stollen terwijl de tranen (van het lachen) rollen. Verlaat af en toe het rechte pad… zo beleef je nog eens wat!
Concept en spel: Priske Dehandschutter, Jos Dom & Johan De Paepe Kostuums: Raïssa Hans Muziek : Daniel Bal Projecties: Jos Dom Techniek: Rudy Wagemans
3
2. Schrijf- en spelopdrachten 2.1. GGPS Roodkapje moet van haar papa een wandel gps gebruiken. Maak zelf een „Goegezinde-Pad-Stapper‟-route van school naar huis en lees ze als een echte gps voor de klas voor.
2.2. Haas en konijn Speel meneerke haas en meneerke konijn met een sok die je over je hand trekt. De juf of meester kan vragen om er thuis ogen op te maken. Speel de ruzies na of verzin zelf wat gebekvecht.
2.3. Klasklap… gesprekken dus 2.3.1. Wat zijn de verschillen met het „Roodkapje‟ verhaal dat jij kent?
Mogelijke antwoorden (niet exhaustief): - Meneerke haas en meneerke konijn komen in het oer-Roodkapje niet voor. Bijkomende vragen: * Wat is hun functie in dit verhaal? Roodkapje (snel) bij Bommabos brengen. * Voor wie heb je het meeste sympathie van de twee rapperikken, haas of konijn? Waarom?
- Meneerke de kunstenaar is ook nieuw.
4
Bijkomende vragen: * Welke kunstdisciplines beoefent hij zoal? Dichten, Schilderen, Componeren, Dansen * Wat is zijn functie in dit verhaal? Roodkapje leren genieten van de natuur via de kunsten: dichtkunst, schilderkunst, muziek en dans.
-
De vragen en antwoorden van Roodkapje en de wolf (als oma). Normaal gaat de dialoog als volgt: Oma, waarom hebt u zo‟n grote ogen? Dat is om je beter te kunnen zien. Oma, waarom hebt u zo‟n grote oren? Dat is om je beter te kunnen horen. Oma, waarom hebt u zo‟n grote neus? Dat is om je beter te kunnen ruiken. Oma, waarom hebt u zo‟n grote mond? Dat is om je beter te kunnen opeten.
Weet je nog wat de vragen en antwoorden hier zijn?
ROODKAPJE
Zeg maar, Bommabos, waarom hebt u eigenlijk zo‟n klein huisje?
MENEERKE DE WOLF
Dat is om rapper te kunnen kuisen.
ROODKAPJE
Ah. En waarom hebt u eigenlijk zo‟n klein deurtje?
MENEERKE DE WOLF
Dat is om beter te kunnen bukken… op mijn leeftijd.
ROODKAPJE
En bomaboooos, waarom…
MENEERKE DE WOLF
Zeg zagemie, waarom waarom waarom!? Komt liever wat dichter en geeft mij een kuske.
5
ROODKAPJE
Oeps, ja, sorry.
(ROODKAPJE buigt over de wolf, wil kussen, trekt dan terug.) ROODKAPJE
Sorry ze, maar bommaboooos, waarom hebt u zo‟n prikke baard?
MENEERKE DE WOLF
Dat is om mij rapper te moeten scheren.
ROODKAPJE
Ah… En bommabooos, waarom hebt u zo‟n grote neus?
MENEERKE DE WOLF
Dat is om beter te kunnen ruiken wanneer de worst nog niet genoeg gekruid is en er nog meer peper in moet.
ROODKAPJE
Ah…zo… (merkt iets op) En bommabooos, waarom hebt u zo‟n dikke buik?
MENEERKE DE WOLF
Omdat uw bomma daar al in zit en gij nu ook!
De leerlingen kunnen nog verschillen aangeven...
2.3.2. Is meneerke de wolf een slechterik? Waarom (niet)? Hoe gedraagt hij zich tegenover Roodkapje? Waarom eet hij uiteindelijk toch bommabos (en daarna Roodkapje) op?
Volgende tekst van de wolf kan hierbij helpen.
MENEERKE DE WOLF
Ik ben dat zo beu hè, dat bos.„t Is allemaal de schuld van die sprookjesschrijvers. Sneeuwwitje en de zeven dwergen, Goudlokje en de drie beren,
6
en nu dus Roodkapje en de boze wolf. De eersten krijgen een huis en de anderen steken ze in een bos. In een bos begot. Waarom moet ik eigenlijk in een bos leven? Waarom moet ik mij altijd voor alles en voor iedereen verstoppen? (bauwt Roodkapje na)’ Ik wil niet dat Bommabos weet…‟ De sprookjesschrijvers, die hebben van ons de slechteriken gemaakt. De wolf en de zeven geitjes… Die geitjes zetten heel het kot op stelten, maar wie is de slechterik? De wolf. Peter en de wolf… Die jongen die vertikt het om naar zijn grootvader te luisteren, maar wie is de slechterik? De wolf. De drie biggetjes… Huizekes bouwen in stro en in hout en als dat dan omvalt… wie heeft dat dan gedaan? Wie is de slechte? En dan verschieten ze dat ne mens… alle… nen wolf het op zijn heupen krijgt. Dat zijn stoppen doorslaan. Wel… Het is gedaan. Uit. Schluss. Fin. Ze willen ne slechte wolf. Ze krijgen ne slechte wolf. Ge kunt ook iets tegen uw goesting opeten hè. Ik ben zo opgevoed. Aha… Wat is dat hier… Een huisje aan de rand van het bos. (gemeen lachend) Dat zal toch niet het huisje van Bommabos zijn zeker…
Kan je de wolf begrijpen?
2.3.3. Is papa Rossi een goeie papa? Leg uit. Waarom doet hij zo? (Hij mist mama Rosa, zijn vrouw, die overleden is). Kan je hem begrijpen? Moet Roodkapje hem begrijpen?
7
2.3.4. Ben jij al iemand die je graag ziet verloren? (Oma, mama, nonkel, hondje, poesje, vriend(in),…?)
2.3.5. Beschrijf bommabos. Wat voor iemand is ze? Lijkt ze op jouw oma, uiterlijk en van manier van doen?
2.3.6. Roodkapje vindt het niet gezellig thuis. Wanneer vind jij het gezellig thuis?
2.3.7. Vind je het verstandig van Roodkapje dat ze niet langs de baan (van het rechte pad af) gaat maar door het bos?
2.3.8. Is Roodkapje stout tegenover papa Rossi, o.a. door eerst zijn telefoon niet te beantwoorden?
2.3.9. Is papa Rossi echt verkouden? (Nee, hij weent omwille van het feit dat hij mama Rosa mist en dat Roodkapje zo hard op haar mama lijkt.)
2.3.10. De wolf vraagt aan Roodkapje of ze ooit bang is. Ben jij ooit bang? Waarvoor of voor wie?
2.3.11. Welk spelletje speelt de wolf met bommabos? (Om ter eerste hun kapje afzetten.)
2.3.12. Waarom laat de wolf bommabos winnen? (Als de Wolf zijn kapje af zou zetten, zou Roodkapje zien dat hij de wolf is en niet Roodkapje. Ze zou hem herkennen.)
8
2.3. 13. Papa Rossi snijdt de wolf niet open zoals in het echte sprookje. Waarom doet hij dat? (Om bommabos niet te verwonden.) (Omdat wolven een bedreigde diersoort zijn.) (Omdat zoveel bloed op de scène een grote knoeiboel geeft.)
Wat doet hij dan wel? (Hij propt hem vol met rookworst.) Wat gebeurt er dan? (De wolf geeft alles over, ook Roodkapje en bommabos.) Vond je dat vies?
2.3.14. Waarom zeggen ze altijd meneerKE? (“Hebt ge al eens gezien hoe hoog die bomen hier zijn…”, zegt papa Rossi helemaal aan het eind. De mens is eigenlijk maar heel klein als je hem vergelijkt met de grootsheid van de natuur.)
3. Doe-opdrachten:
3.1. De juf of meester leest de eerste twee verhalen (van de vertellers) voor. De kinderen proberen ze na te vertellen.
VERTELLER 1
Nee nee nee nee… (doet teken naar de techniek.) Rudi… Er was eens… een lief, klein meisje met mooie, goudblonde lokken en hemelsblauwe ogen. Iedere ochtend trok ze een kraaknet, grasgroen onderbroekje aan, maar toch noemde iedereen haar… Roodkapje. - voor de gezelligheid Iedere zondag moest Roodkapje op bezoek bij haar oma. Met een mand vol koekjes en
9
gebakjes en sirooppannenkoeken en Brusselse wafels met lekker veel slagroom… “Huh, al dat lekkers voor zo‟n ouwe taart! Ik zou het liever allemaal zelf opeten" En Roodkapje ging op weg. Bij een oude beuk stond een wolf. "Dag Roodkapje… Waar ga jij heen? Zo alleen… Zo alleen…” "GAAT JE GEEN ZAK AAN, haarbol!" snauwde Roodkapje. In haar voortuintje stond oma - stijf van de reuma – al op Roodkapje te wachten. Roodkapje sprong over het hek heen en schopte oma's wandelstok onderuit. Met een smak viel het oudje op de terrastegels. "Oei… Dat wordt een nieuw gebit oma", schaterde Roodkapje. Gelukkig kwam toen net de dappere jager uit het bos. “ Beter één doodkapje in de hand dan tien in de lucht, dacht hij en hij richtte zijn geweer op Roodkapje en : "RAKATAKATAK." VERTELLER 2
Ho! Stop! Hou daar mee op! Schandalig! Zo gaat dat sprookje helemaal niet. Dat sprookje dat gaat zo… (doet teken naar de techniek.) Rudi… Er was eens een lief, klein meisje. Met hemelsblauwe lokken en mooie, goudblonde ogen en.
(Smalende reactie van Verteller 1. Verteller 2 is zich van geen kwaad bewust.) Wat? (Verteller 2 gaat gewoon verder.) Iedereen hield van haar en zij… zij hield van iedereen. Maar het meest van al hield ze van haar omaatje. VERTELLER 1
(tot publiek) Die oude taart!
VERTELLER 2
Van haar omaatje had ze lang geleden eens een muts gekregen. In een rode stof.
10
VERTELLER 1
En een grasgroen onderbroekje.
VERTELLER 2
En die muts stond het meisje echt prachtig. Omdat ze die muts alle dagen droeg, noemde iedereen haar…
VERTELLER 1
„Muts.‟
VERTELLER 2
„Roodkapje‟. Op een dag zei haar moeder: “ Roodkapje, mijn lieve kind… Je omaatje is heel erg ziek en zwak. In deze mand zit een fles koek en een stuk wijn.
VERTELLER 1
Hé?
VERTELLER 2
Een fles koek en een stuk wijn.
VERTELLER 1
En geen Brusselse wafels?
VERTELLER 2
NEE. EEN FLES KOEK EN EEN STUK WIJN! Jouw omaatje mag niet teveel zoetigheid hebben want ze heeft last van cholesterol… Hier, neem de mand en breng ze naar jouw omaatje. Ze zal er heel erg blij mee zijn. Kom, kleed je warm en netjes aan, snuit je neusje, poets je haren, kam je tanden, wees braaf, vriendelijk en beleefd en altijd met twee woorden spreken…
3.2. Kan je het staplied na‟zingen‟?
A. Lichten links, lichten rechts… Stoep op en af en op en af Saai. Kijk links en rechts en links en rechts en links en rechts. Linkervoet en rechtervoet en linkervoet en rechtervoet. En straten straten straten straten straten straten straten straten. Macadam, macadam, macadam, macadam, macadam… Keisupervetstoemsaai. B. Bomen links, bomen rechts… Pad op en af en op en af. Saai…
11
Kijk links en rechts en links en rechts en links en rechts Linkervoet, rechtervoet, linkervoet, rechtervoet Heuvels, heuvels, heuvels, heuvels, heuvels, heuvels, heuvels, heuvels Mossen hier, mossen daar, mossen everywaar… Keisupervetchillcool!
3.3. Maak een rijmpje van vier regels over de natuur, zoals meneerke Dichtermans. Vb.
O denneboom, o kriekenboom Gij wiegt in ‟t windeken zo traag zo schoon Uw sappen stromen Als zoete dromen En hemelwaarts fladdert een zwijmelaar De rijstenpap tegemoet voorwaar.
Merk dat je in een gedicht woorden kan schrijven die je normaal niet zou gebruiken. (rijstenpap (is eigenlijk rijstpap), ‟t windeken (= oudnederlands voor wind). Dat heet dan dichterlijke vrijheid. 3.4. Beschrijf de drie schilderijen die meneerke Schilderfrans schildert:
12
A. „Déjeuner sur l‟herbe‟ van Manet
13
B. „Eend‟ van Mondriaan
14
C. „Argusvlinder‟ van Lucio Fontana
15
D. Vind je dat dit lijkt op een vlinder? Waarom zou de kunstenaar een vlinder tekenen op deze manier. Kan jij een vlinder tekenen? (De kunstenaar probeert zijn persoonlijke gevoel, zijn individuele emotie op het doek vast te leggen.)
3.5. Probeer, zoals meneerke Notendans het in de voorstelling aan Roodkapje aangaf, te ontspannen door op de vloer te gaan liggen en diep en rustig in- en uit te ademen. De juf of meester laat de „vier seizoenen‟ van Vivaldi horen. Vertel wat je voelt bij elk seizoen. Stimuleer de leerlingen om te associëren. Alle antwoorden zijn goed.
16
Info voor de leerkrachten :
Samenvatting van het sprookje: Een meisje gaat haar zieke grootmoeder bezoeken in het bos. Ondanks alle waarschuwingen verlaat ze toch het rechte pad,komt in contact met de boze wolf die haar achtervolgt en haar en haar grootmoeder opeet. De jager redt hen allebei. Verschillende interpretaties: Over de betekenis van het Roodkapje-sprookje zijn tal van theorieën ontwikkeld. Zo is het, vooral op grond van het rode mutsje van Roodkapje, ooit opgevat als een natuurmythe, waarin de strijd tussen morgenrood (Roodkapje), duisternis (de wolf) en zon (de jager) wordt uitgebeeld. Ook is Roodkapje als de maan geïnterpreteerd die door de wolf wordt opgegeten. Paul Saintyves ziet er de neerslag van een voorjaarsgebruik in waarin het voorjaar in de gedaante van de meikoningin (Roodkapje) en de winter (de wolf) strijd tegen elkaar leveren. Deze interpretaties baseren zich gewoonlijk op de Grimm-versie, waarin Roodkapje uit de buik van de wolf wordt verlost. Ze houden er geen rekening mee dat in een oudere versie Roodkapje door de wolf gedood wordt. Er zijn ook meer psychologische interpretaties ontwikkeld waarin de gebeurtenissen in het sprookje worden beschouwd als een proces van seksuele bewustwording van de vrouw. Charles Perrault stuurde in een toegevoegde berijmde moraal reeds aan op een seksuele interpretatie van het sprookje. In zijn optiek moet het verhaal de mooie jonge juffers waarschuwen voor de wolven (mannen) die achter hen aanzitten en hun willen verschalken. De oorsprong van het sprookje wordt wel in verband gebracht met de aanwezigheid van wolven in het vroegere Europa, en ook met het geloof aan weerwolven; mensen die zich in een wolf kunnen veranderen en mensen aanvallen. Roodkapje zou derhalve als een soort 'waarschuwsprookje' voor kinderen hebben gefungeerd. Roodkapje is in de negentiende en twintigste eeuw door veel schrijvers literair bewerkt. In de negentiende-eeuwse literaire bewerkingen is Roodkapje evenals bij Grimm een braaf meisje dat door haar ouders wordt ingeprent gehoorzaam te zijn en geen rare dingen te doen. Twintigste-eeuwse schrijvers - en in hun kielzog cineasten, striptekenaars e.d. - behandelen Roodkapje niet langer als een klein onschuldig meisje dat gedisciplineerd moet worden. Er verschijnen regelrechte parodieën op de pedagogische en seksuele normen die gewoonlijk in Roodkapje worden uitgedragen. In een literaire Roodkapje-parodie vertelt Wim Meyles (in: De pitbull en de zeven geitjes, 1991) over de knorrige puber Roodkapje, die eigenlijk haar demente oma niet wil opzoeken. Als ze eenmaal met cola en chips op weg is, wordt ze in het bos aangerand door een jager. Een grote wolf bijt echter de jager de strot af. Roodkapje doet even later geschrokken haar relaas aan oma, maar zij schudt meewarig het hoofd bij zoveel overspannen fantasie van de jeugd van tegenwoordig: "Wat jammer toch dat ze niet van de drugs af kunnen blijven." In veel literaire versies komt de verhouding man/vrouw centraal te staan en neemt Roodkapje, soms samen met haar grootmoeder, als geëmancipeerde vrouw het heft in eigen hand. Daarbij kan ze zelfs op criminele wijze met de wolf (haar vriend) samenspannen tegen haar grootmoeder. Roodkapje is tenslotte ook gebruikt om politieke ontwikkelingen aan de kaak te stellen, zoals het nationaal-socialisme en het communisme
.
17
Roodkapje (in rijmvorm) Charles Perrault Er was eens een aardig meisje, zo om en bij de zeven jaar; dol veel hield moeder van haar liefje, en grootmoe was echt mal met haar. Die goede vrouw, al grijs van haren, schonk aan de kleine krullebol met Sinterklaas een sierlijk kapje, geweven van vuurrode wol, dat haar zo goed stond, dat een ieder, die ‘t meisje tegen kwam op straat, haar schertsend Roodkapje noemde, en dat klonk grappig inderdaad. Eens bakte moeder lekkere wafels, zij had er suiker opgedaan, en lachend zei ze tot Roodkapje: "Je moet eens naar grootmoe gaan, en horen hoe ‘t met haar gaat, want je weet dat grootje ziekelijk is en oud. Neem dus dit bord met wafels mee, waar ‘t lieve mens zoveel van houdt, en ook dit potje malse boter." En ons Roodkapje ging terstond, want grootmoe woonde nog veel verder dan waar de watermolen stond. Toen nu ons aardig, vlug Roodkapje in ‘t grote bos gekomen was, ontmoette zij een wolf bij ‘t kruispad, die zachtjes voortsloop over ‘t gras. Hij had wel zin haar op te happen, maar waagde ‘t niet, want dichtbij weerklonk de bijlslag van de klovers; hij liep dus stil het meisje op zij en vroeg: "Waar ga je heen, Roodkapje?" ‘t Onnozel meisje, dat niet wist hoe gevaarlijk het was te luisteren naar zo’n dier, vol boze list, gaf hem ten antwoord: "’k Ga voor moeder naar mijn goede grootmoe toe en deze wafeltjes haar brengen met nog dit potje boter toe." "Wel," vroeg de wolf weer, "woont zij ver nog?" "Ja," sprak Roodkapje, "aan gene kant van de molen, in het laatste huisje van ‘t dorp." - "Zo," zei de loze kwant, "kom, ‘k ga dan ook eens naar haar kijken; ik langs deze, en jij langs die weg, wie er nu het eerst zal wezen dat zullen we wel eens zien, zeg!" De wolf liep al wat hij kon lopen, altijd maar door, het kortste pad;
18
maar ons Roodkapje ging het langste, en treuzelde onderweg nog wat. Zij zocht naar bruine beukennootjes, en joeg de bonte vlinders na, en plukte een ruiker wilde bloemen, en zo vervloog de tijd weldra. De wolf kwam spoedig aan de woning van grootje, en klopte: klop, klop, klop! "Wie is daar?" - "Ik ben het, Roodkapje," gaf daar de wolf ten antwoord op; en hij vervolgde - meer zijn stem nog veranderend: "Compliment van moe, en hier zijn lekkere suikerwafels, en nog een potje boter toe." "Wel, kind! Trek dan maar aan het touwtje, dan gaat de klink vanzelf omhoog." Dat deed de wolf ; de deur ging open, en ‘t uitgehongerd roofdier vloog met één sprong naar ‘t kreunend oudje, dat ziek te bed lag - en verslond ‘t arme grootje, dat van schrik haar snuifdoos had laten vallen op de grond. Daarna sloot de wolf de deur weer; zette de nachtmuts op der arme vrouw, kroop in bed en bleef zo wachten of Roodkapje haast komen zou. Een uurtje later kwam Roodkapje aan ‘t huisje en klopte: klop, klop, klop! "Wie is daar?" - ‘t Was om bang te worden! Zij gaf er eerst geen antwoord op; die grove stem deed erg haar schrikken, maar "Grootmoe zal verkouden zijn," dacht ze, "en is vast schor geworden; haar keel en borst doen zeker pijn." ‘t Kind riep dus: "Ik ben ‘t, Roodkapje; en, grootmoe! compliment van moe en hier zijn lekkere suikerwafels, en nog een potje boter toe." "Wel, kind! trek dan maar aan het touwtje, dan gaat de klink vanzelf omhoog. " zij trok... de kleine deur viel open, en ‘t zorgeloos Roodkapje toog naar binnen. "Zet, mijn kind! de wafels en ‘t potje maar op tafel neer." Dit zeggend trok de wolf de dekens hoog op, men zag hem haast niet meer. "Kom nu een beetje naast mij liggen, Roodkapje! ‘t Is vandaag zo koud! Ik kan daar niet heel goed meer tegen, want grootmoe, zie je, is al zo oud." Roodkapje trok toen haar schoentjes uit, klom in de bedstee vlug en ras...
19
Maar o! Wat keek zij erg verwonderd dat grootmoe zo veranderd was! Ze zei: "O grootmoe lief! wat heb je toch grote armen!" "Wel die zijn, mijn schat! om des te beter je te omhelzen Roodkapje lief! Begrijp je dat?" "Maar, grootmoe lief! wat heb je toch grote benen!" "Wel, mijn schat! die zijn om beter nog te lopen Roodkapje lief! Begrijp je dat?" "Maar, grootmoe lief! wat heb je toch grote ogen!" "Wel die zijn, mijn schat! om beter nog te kunnen kijken Roodkapje lief! Begrijp je dat?" "Maar, grootmoe lief, wat heb je toch grote tanden!" "Ha, die zijn om je op te eten!" - riep de valsaard; en of hij in de woestijn een dwalend schaapje hoorde blaten, zo schudde hij zijn ruige kop... Toen wierp de boze wolf zich eensklaps op ‘t arme kind en at het op.
Samenstelling lesmap: Johan De Paepe Lay-out: Jos Dom
20