Lesmap
BRONKS Seizoen 2008-2009
Brussel, 24 december 2008
Beste leerkracht,
Binnenkort bezoekt u met uw klas de voorstelling ‘Enkele reis’ van BRONKS jeugdtheater. Joris Van den Brande – tekstschrijver – inspireerde zich op het boek ‘Enkele reis’ van Didier Van Cauwelaert. Tevens geïnspireerd door fantastische zigeunerverhalen neemt hij het publiek uiteindelijk mee in een tweeledig verhaal, waarin hij in het eerste deel inzage geeft in het levensverhaal van Aziz. In het tweede deel staat de ontmoeting tussen Aziz en Jean-Pierre centraal. Jean-Pierre – ambtenaar op een ministerie – krijgt de taak Aziz te begeleiden bij zijn repatriëring naar Marokko. ‘Enkele reis’ is een reis in vele opzichten: de voorstelling gunt ons een blik in de rijke zigeunercultuur, om vervolgens te belanden in Marokko. Toch is de voorstelling geen reisverhaal tout court… Tenzij ook reizen naar de innerlijke wereld van ons mens-zijn en de zoektocht naar de zin van ons bestaan een reis genoemd mag worden. Gecoacht door Jos Verbist , maken de acteerprestaties van Joris Van den Brande en Jan Sobrie de voorstelling tot een feest. Ook het decor ontworpen door Leen Persoons duwt de voorstelling mee in de richting van alweer een voltreffer van het duo Van den Brande en Sobrie. De suggesties in deze lesmap focussen vooral op vragen rond predestinatie, afkomst en identiteit. We staan ook stil bij de discrepantie tussen realiteit en wenselijkheid. Naar aanleiding van de Kafkaiaanse absurditeit waarin Aziz terecht komt, zoomen we ook in op de onmacht van het individu tegenover de administratieve molen en tegenover vooroordelen. De lessuggesties vinden hun oorsprong eerder in de thematiek van de voorstelling dan in de anekdote zelf. De voorstelling is zeer toegankelijk. Een goede voorbereiding op het theaterbezoek an sich, kan echter helpen om van het theaterbezoek een aangename ervaring te maken, voor zowel uw leerlingen, de andere leerlingen in de zaal, de begeleidende leerkrachten als – niet in de laatste plaats – voor de acteurs. Een minimale voorbereiding is dan ook wenselijk. Suggesties hiervoor vindt u op p.7
2
Indien u de voorstelling of thema’s uit de voorstelling wenst aan te grijpen om vooraf of nadien met uw klas aan de slag te gaan, vindt u hiervoor suggesties vanaf p.7. De suggesties zijn onderverdeeld in een viertal subthema’s rond identiteit en bevatten verschillende werkvormen. Het is best mogelijk slechts één van die thema’s te behandelen, slechts één van de werkvormen eruit te kiezen. Aan u om te bepalen welke werkvormen u verkiest en hoeveel tijd u kan spenderen aan het voorbereiden van de voorstelling. Vanaf p.14 vindt u nog enkele suggesties voor nabespreking. De suggesties ter voorbereiding kunnen ook na de voorstelling worden uitgevoerd. BRONKS jeugdtheater wenst u veel plezier tijdens het theaterbezoek en met de activiteiten voorgesteld in deze lesmap. Met vriendelijke groeten Tine Melens Educatief medewerker BRONKS
3
Overzicht: Voorwoord p.2 Overzicht p.4 Korte inhoud p.5 Suggesties voor voorbereiding p.6 1. Minimale voorbereiding p.7 2. Suggesties voor uitgebreidere voorbereiding p.7 −
Thema: identiteit en predestinatie p.7 − Inleidend gesprek p.7 − Spreekwoorden p.8 − Stellingenspel p.8
−
Thema: de relativiteit van identiteit: vooroordelen en vertroebelde waarheid p.9 − Spelopdracht p.9 − Eenvoudige verteloefening p.10
−
Thema: de relativiteit van identiteit: omgevingsfactoren en status p.10 − Wisselende rollen en wisselende status: spelopdracht p. 11 − “In het land waar Eénoog koning is”…of Kafkaiaanse toestanden: spelopdracht: p. 12
−
Thema: de relativiteit van identiteit: discrepantie tussen realiteit en wenselijkheid Gesprek p. 13
Suggesties voor nagesprek p.14 −
Enkele mogelijke vragen p.15
Bijlagen p.17 − − −
Thema: identiteit en predestinatie: spreekwoorden p. 18 Thema: identiteit en predestinatie: stellingenspel p.18 Thema: de relativiteit van identiteit: vooroordelen en vertroebelde waarheid: een uitgewerkte spelopdracht p.19
−
Enkele tips voor een prettig verloop van het theaterbezoek p. 21
4
Korte inhoud: (enkel voor leerkrachten) Deze korte inhoud, waarin we de leerkrachten het verhaal bondig proberen mee te geven, wordt bij voorkeur niet vooraf aan de leerlingen verteld.
‘Enkele Reis’ begint met het levensverhaal van Aziz: een kleine baby, zoon van Belgische ouders, blijft verweesd achter na een auto-ongeval. Vasile, de oude zigeuner die het ongeval veroorzaakte, neemt hem mee naar het zigeunerkamp. Na een hele queeste waarin de vraag gesteld wordt of het jongetje in het kamp mag blijven of niet, voedt Vasile hem op als zijn eigen zoon. Hij probeert hem de waarden van de zigeuners bij te brengen. Aziz interpreteert het leven en de regels van het zigeunerleven echter niet steeds volgens de visie van Vasile… Als Aziz een paspoort nodig heeft, kopen de zigeuners een Marokkaans paspoort voor hem: een Belgisch paspoort zou te duur zijn… Aziz leeft zijn leventje als adoptant van de oude zigeuner, tot op een dag het lot toeslaat. Aziz wordt verliefd op een zigeunermeisje, maar wordt door haar broers niet geaccepteerd als huwelijkskandidaat omdat hij geen échte zigeuner is. Na tussenkomst van Vasile laten ze Aziz uiteindelijk toch trouwen met hun zus, maar bekokstoven een snood plan samen met de juwelier waar Aziz de trouwring voor zijn meisje koopt. Die beschuldigt hem ervan de ring te hebben gestolen. Omdat hij geen kasticketje kan voorleggen wordt hij op de dag van zijn huwelijk aangehouden door de politie. Vasile gelooft niet in de onschuld van Aziz, trekt zijn handen van hem af en neemt afscheid van Aziz: ‘Soms moet je een enkeling opofferen voor de groep’… Door met het gerecht in aanraking te komen, krijgt het leven van Aziz een ingrijpende wending. En niet enkel het leven van Aziz: ook het verhaal. Aziz’ leventje bij de zigeuners wordt verlaten en het verhaal focust verder op de ontmoeting van Aziz met Jean-Pierre, een kleurloze, ietwat neurotische ambtenaar. Jean-Pierre moet – tegen zijn zin - Aziz vergezellen tijdens zijn uitwijzing naar Marokko. Al snel zal blijken dat zowel Aziz als Jean-Pierre verweesd en eenzaam in het leven staan. Een andere belangrijke overeenkomst tussen beide personages is hoe ze allebei een loopje nemen met de waarheid. Aziz’ spel met de waarheid belicht hoe absurd en relatief de waarde van ‘de waarheid’ wordt, als toch niemand die waarheid gelooft. Voor JeanPierre blijkt een loopje nemen met de waarheid strategie te zijn geworden om te overleven. Zijn verzinsels zijn noodzakelijk om het respect van zijn moeder te behouden, maar beletten hem tegelijkertijd haar nog onder ogen te durven komen… Zo wordt het verslag van de absurd te noemen repatriëring naar Marokko in ‘Enkele reis’ eerder het verhaal van de confrontatie tussen twee verloren zielen. Een confrontatie waardoor niet alleen de ‘ware Jean-Pierre’ komt bovendrijven, maar waardoor ook bij Aziz deuren open gaan die voorheen gesloten waren.
5
Suggesties voor voorbereiding
6
1. Minimale voorbereiding Een minimale voorbereiding veronderstelt dat de leerlingen nieuwsgierig worden gemaakt naar de voorstelling. De affiche en de tekst op de flyertjes van de voorstelling kunnen u hierbij helpen. Vraag ze tijdig aan bij uw cultureel centrum. Ook via onze website www.bronks.be kunt u de publiciteitstekst van de voorstelling raadplegen. Afhankelijk van de leeftijd van uw leerlingen – ‘Enkele reis’ is geschikt voor een vrij ruime leeftijdsgroep vanaf het 6de leerjaar – kunt u ook gebruik maken van de recensies en interviews die u terug kunt vinden op onze website. In bijlage vindt u ook nog enkele tips voor een prettig verloop van het theaterbezoek.
2. Suggesties voor uitgebreidere voorbereiding 1. Thema: identiteit en predestinatie ‘Niemand wil een niemand zijn’ repliceert Jan Sobrie in een interview met Evelyne Coussens van zone 02. De vraag die zich stelde was dan ook ‘wat is dat dan iemand worden...’ 1. Inleidend gesprek: Een gesprek waarbij u de leerlingen confronteert met een aantal vragen rond identiteit kan voldoende zijn om de leerlingen even over het thema te laten buigen. Mogelijke vragen kunnen zijn: -
-
Hoe word je iemand, hoe word je wie je bent en hoe kan je daar mee leven? In hoeverre bepaalt waar en bij wie je geboren wordt je identiteit? Welke factoren spelen nog een rol bij de vorming van je identiteit? Heb je ook zelf in handen wie je uiteindelijk wordt? Citeer eventueel uit het artikel van ‘De Morgen d.d. 13 november 2008’: ‘Wie ben je als mens zonder afkomst? Krijg je een identiteit opgeplakt of maak je die zelf?’ (heel wat leerlingen stelden zich wellicht al eens de vraag wie ze zouden zijn als ze in een ander gezin, op een andere plek geboren waren…) Welke eigenschappen kunnen mensen helpen ontsnappen uit de weg die voor hen gebaand werd door predestinatie of door afkomst? Is dit een gegeven waar de leerlingen ervaring mee hebben? Dat ze herkennen op de één of andere manier? Zijn de leerlingen steeds tevreden met hun ‘lot’? Proberen ze dat soms bij te sturen, aan te
7
-
passen aan hun wensen en dromen, en hoe doen ze dat dan? Welke menselijke eigenschappen kunnen helpen om ‘je lot’ te doen keren? Bestaat er zoiets als ‘een lot’? Identiteit door de ogen van anderen: als identiteit vooral bekeken wordt als zijnde bepaald door afkomst, liggen vooroordelen gevaarlijk om de hoek te gluren. In hoeverre bepaalt je afkomst hoe je door de ogen van anderen bekeken wordt? In hoeverre bepalen vooroordelen van anderen tegenover iemands roots, mee iemands identiteit? Of citeer Joris Van den Brande: ‘Los van wie je bent, je wordt altijd op één of andere manier in een hokje gestopt…’
2. Spreekwoorden: Ook spreekwoorden kunnen aangegrepen worden om rond dit thema een discussie op gang te brengen. Wellicht kent u er zelf enkele of kennen de leerlingen spreekwoorden die te maken hebben met identiteit, afkomst, predestinatie en beïnvloeding. In bijlage (zie p.18) vindt u een aantal spreekwoorden waaruit u kan putten of die u verder kunnen inspireren. 3. Stellingenspel: Een meer geanimeerde en speelsere manier om een aantal vraagstukken rond identiteit aan te pakken, is het werken vanuit stellingen. In het hierna voorgestelde stellingenspel wordt de leerlingen gevraagd één mening rond een bepaalde stelling in alle heftigheid te verdedigen. Op deze manier krijgt u bijzonder geanimeerde discussies, die in eerste instantie niet de bedoeling hebben genuanceerd te zijn. Belangrijk is wel dat de leerlingen zich inleven in standpunten die misschien niet de hunne zijn. In een tweede fase neemt u de leerlingen mee in een panelgesprek rond deze stellingen, waarin u wel de nodige nuances kan nastreven. Hieronder volgen enkele mogelijke stellingen. In bijlage vindt u – desgewenst – een speelse opwarming die kan helpen om de leerlingen op te warmen voor het stellingenspel en om hen voldoende lef te geven een standpunt te durven innemen. (zie p.18) Werkwijze Fase 1: Zorg voor een open ruimte. ‘Banken aan de kant’ kan al volstaan. Verdeel de groep in twee helften en stel ze op in 2 rijen met het gezicht tegenover elkaar. Rij 1 vertegenwoodigt de ‘pro’ stem met betrekking tot een bepaalde stelling, rij 2 vertegenwoordigt de ‘contra’ stem. De spelbegeleider poneert telkens een nieuwe stelling, waarna de leerlingen vol vuur in discussie gaan met mekaar.
8
Enkele mogelijke stellingen rond identiteit: − − − − −
Je identiteit ligt vast vanaf je geboorte. Hoe je met de wereld omgaat, wordt volledig bepaald door genetische eigenschappen en door je opvoeding en daar is niets aan te veranderen. Je lot ligt vast bij je geboorte. Je kan daar niks aan veranderen, hoe je het ook draait of keert… Je roots (nationaliteit, religie en opvattingen die je van thuis meekrijgt) zijn volledig bepalend voor wie je wordt. Kinderen van criminelen worden zelf ook criminelen. Kinderen die een goede opvoeding meekrijgen van thuis komen ook goed terecht.
Fase 2: debat of panelgesprek. Na het meer ontremmende stellingenspel kunt u nu overgaan naar een debat, met een heuse moderator en met een panel van voor- en tegenstanders van diverse stellingen en theorieën rond predestinatie.
Inherent aan zowel de meeste van de voorgestelde spreekwoorden als aan de stellingen, is het gevaar voor vooroordelen dat op de loer ligt. Een interessant gegeven om even bij stil te staan.
2. Thema: de relativiteit van identiteit: vooroordelen en vertroebelde waarheid. Identiteit is geen hermetisch afgeschermd begrip, laat staan dat ‘dé waarheid’ omtrent iemands identiteit in woorden te vatten zou zijn of zelfs zou bestaan. Iemands identiteit wordt immers ook bekeken door de bril van de persoon die die persoon waarneemt. Door vooroordelen kan de realiteit omtrent iemands identiteit een vertroebeld of zelfs compleet vertekend waarheidsgehalte krijgen. Wellicht hebben de leerlingen voorbeelden of zelfs eigen ervaringen ! Hieronder 2 manieren om met de voorbeelden van de leerlingen aan de slag te gaan: Werkwijze 1: spelopdracht De leerlingen zetten de door hen aangebrachte voorbeelden in scène. Een prima inleefoefening! Als u denkt dat uw leerlingen hierbij meer structuur nodig hebben, kunt u gebruik maken van een – bij wijze van voorbeeld – verder uitgewerkte spelopdracht in bijlage. (zie p.19)
9
Werkwijze 2: eenvoudige verteloefening Fase 1: De leerlingen vertellen elkaar in duo’s ervaringen die ze zelf meemaakten. Fase 2: Daarna vertellen ze hun verhaal voor de ganse klas, maar krijgen ze de opdracht hun verhaal smeuïger te maken. Enkele tips die u hiervoor kan geven, zijn: − Beschrijf de situatie zo gedetailleerd mogelijk. Probeer je zoveel mogelijk details – vooral zintuiglijke – te herinneren. Het weer boven halen en integreren van zintuiglijke herinneringen in het verhaal, kunnen van een ‘fait divers’ meteen al een veel kleurrijker verhaal maken. − Vertel vanuit het gevoel dat de situatie bij je oproept/opriep. Overdrijf het gevoel echter niet: zorg dat je boosheid/verontwaardiging of welk gevoel dan ook oprecht en geloofwaardig is. − Spreek het publiek aan, durf gehoord te worden. Zorg ervoor dat de leerlingen niet alleen de leerkracht aankijken terwijl ze spreken. Stimuleer de leerlingen oogcontact te maken met hun publiek. − Let op pauzes, stiltes en spanningsopbouw: werk naar de climax van het verhaal toe, hoe kort het verhaaltje ook is! − Niet staan lachen, terwijl je vertelt! Dat haalt je hele presentatie – en jezelf als presentator – naar beneden.
3. Thema: de relativiteit van identiteit: omgevingsfactoren en status 1. Wisselende rollen en wisselende status: net zoals planten passen ook mensen zich aan aan hun omgeving. Niet alleen fysiek… Ook psychologisch blijken mensen te beschikken over een hoge graad van aanpassingsvermogen. Vroegen de leerlingen zich ooit af hoe het komt dat ze bij de ene leerkracht een lammetje zijn, bij een andere lastig tot onhandelbaar? Vroegen ze zich ooit af waarom ze thuis vaak met ruzie vertrekken, terwijl ze op school met iedereen goed kunnen opschieten? De lolbroek van de klas gedraagt zich misschien helemaal anders tegenover zijn strenge vader en lijkt nog slechts een schim van zichzelf als hij op een mooie dag naar het meisje van zijn dromen stapt om haar met een toegeknepen keel te vertellen dat hij verliefd op haar is. Hoe zou het komen dat sommige jongeren met de ene kameraad rustig kunnen praten en met de andere steeds een te gekke toer op gaan? Mensen maken immers mensen… Soms verplicht de situatie je om je anders dan ‘gewoonlijk’ te gedragen, soms lokt bepaald gedrag van iemand bij de andere ook heel ander gedrag dan gewoonlijk uit. Sommige gedragingen
10
horen gewoon ook bij een bepaalde rol: andere rollen leggen andere gedragsregels op. Spelopdracht: Werkwijze Fase 1: Een gesprek. - Help de leerlingen eerst op weg door met hen te overlopen welke rollen zij als kind/jongere kunnen innemen. Enkele voorbeelden: kinderen/ jongeren kunnen de rol hebben van gezeglijke of ongezeglijke puber; van weerbarstig of meegaand kind; ze kunnen de rol hebben van klant, van kameraad, van trouwe vriend, van afgewezen of aanbeden beminde, van patiënt, van student, van jobstudent etc… In de ene situatie kunnen ze zich feilloos onderwerpen aan de hun door de rol toegekende status; in de andere situatie kunnen ze dat moeilijker en proberen ze hun status misschien te verhogen. Het spelen van een bepaalde rol is immers nauw verweven met het toegewezen krijgen of het zich toe-eigenen van een bepaalde status. -
Vraag de leerlingen of ze zich uit de afgelopen week situaties herinneren waarin ze verschillende rollen of verschillende statussen speelden of toegewezen kregen.
-
Typische voorbeelden van status-relaties zijn ouder-kind; agentburger; ambtenaar-burger; leraar-leerling; directeur-leerkracht; directeur-leerling; dokter-patiënt; directeur-werkgever… Hoe groter de afhankelijkheid van iemand, hoe strikter het statusverschil. Hoe gelijker iemands positie met die van zijn medemens, hoe meer kans dat de verschillen in status minder uitgesproken zullen zijn. Ook de status die men zelf aan iemand toekent, bepaalt mee de mate waarin iemand zich verhoudt tegenover die persoon.
Fase 2: Spelopdracht 1. Vraag de leerlingen per 2 een aantal dergelijke situaties te verzinnen. 2. Overloop de situaties die verzonnen werden en laat de leerlingen per 2 (of indien nodig per 3 of 4) een dergelijke situatie naspelen (of kies er een aantal interessante situaties uit). 3. Vraag hen na het tonen van deze situatie, de status om te draaien. Wie lage status had, probeert de situatie zo te draaien dat hij een hogere status krijgt dan wie in die situatie normaliter hoge status heeft.
11
2. ‘In het land waar Eénoog koning is…’ of Kafkaiaanse toestanden We kennen het allemaal: administratieve toestanden met een Kafkaiaans karakter… Zodra je gevangen raakt in een administratieve molen, is het vaak erg moeilijk daar weer uit te ontsnappen. Meestal heb je daar ook de laagste status… Bewijs maar eens dat je NIET door het rode licht reed nadat je een bekeuring thuis gestuurd kreeg… Of bewijs maar eens je onschuld als je vals van iets beschuldigd wordt… Of krijg het maar eens geregeld als er iets met je papieren of verzekeringen niet meer in orde is… Je wordt overgeleverd aan de grillen van de ambtenaren waarmee je dan te maken krijgt… Ook Aziz wordt volledig overgeleverd aan de grillen (en de onmacht) van de ambtenaar Jean-Pierre zodra beslist wordt dat hij uitgewezen wordt. Waarschijnlijk kennen de leerlingen zelf ook situaties waarin ze ‘in de greep’ van autoriteiten zitten en daar om één of andere reden niet aan kunnen ontsnappen. Spelopdracht: Als de leerlingen zelf ooit dergelijke situaties meemaakten, is het het interessantst hen dié situaties te laten vertellen of naspelen. Geef eventueel zelf een aantal voorbeelden van Kafkaiaanse toestanden. Stimuleer de leerlingen de spelsituatie tot in het absurde uit te werken. De protagonisten in het verhaal worden tot in het oneindige van het kastje naar de muur gestuurd. Situaties kunnen bijvoorbeeld zijn: - Een gezin dat asiel zoekt en te pletter loopt tegen de muren van de bureaucratie… - Iemand is een belangrijk voorwerp vergeten op de trein of de tram… Bijvoorbeeld een laptop waarin een belangrijk eindwerk opgeslagen zit; een map met een massa documentatie die een leerling zocht voor een spreekbeurt die hij nog deze week moet geven… - Een probleem met de elektriciteitsmaatschappij… - Een probleem met een nieuw toestel... Aan de spelcoach – ook het publiek in de klas kan hier een rol in spelen om de leerlingen te stimuleren zoveel mogelijk hindernissen en omwegen te creëren voor de protagonisten…
4. Thema: de relativiteit van identiteit: discrepantie tussen realiteit en wenselijkheid De discrepantie tussen wat van een individu verwacht wordt door zijn omgeving en wat een individu kán of wíl verwezenlijken, is soms enorm. Neem bijvoorbeeld dromen die ouders projecteren op hun kinderen… Voor sommige kinderen kunnen die dromen zeer stimulerend zijn, voor anderen
12
kunnen dit verlammende pijlen worden, die hen volledig blokkeren in de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. Iedereen kent wel het voorbeeld van ouders die een technische of beroepsopleiding te min vinden voor zoon of dochterlief en hun kind blijven pushen om ASO te volgen. Heel wat kinderen zouden zich veel beter kunnen ontplooien in een richting waar andere vaardigheden meer aangesproken worden. Met de beste bedoelingen van de wereld, kunnen ouders kinderen overvragen, soms ook door op buitenschools vlak te veel van hun kinderen te eisen. Waar ligt immers de grens tussen kinderen kansen geven en hen overbelasten met haast niet waar te maken ambities op vlak van sport, kunst, studie of andere… Maar zelfs zonder de veeleisendheid van een goedbedoelende omgeving, kunnen kinderen of volwassenen het gevoel hebben tekort te schieten tegenover de eisen van de hen omringende wereld. Mensen kunnen naar aanleiding van dergelijke frustraties volkomen geblokkeerd raken. Vaak ontwikkelen ze echter ook overlevingsstrategieën die hen helpen overleven met die frustraties. Dergelijke overlevingsstrategieën kunnen bijvoorbeeld zijn: jezelf een andere, betere identiteit verzinnen in een fantasiewereld waar je zelf bijna in gaat geloven; ontlopen van verantwoordelijkheden uit schrik tekort te schieten, blokkeren en dan maar niks meer doen uit schrik om toch tekort te schieten… Werkwijze Gesprek: 1. Herkennen de leerlingen dergelijke situaties (van zichzelf of van anderen)? Misschien verzonnen zij als kleuter of als jonger kind ook wel verhalen om ‘in aanzien’ te stijgen zoals ‘mijn papa is politieagent’. Misschien verzonnen zij zelf ooit ook wel fantastische verhalen om een hoger aanzien te verwerven tegenover hun klasgenootjes in de hoop beter geaccepteerd te worden? Lazen ze ooit boeken of films waarin het thema aan bod kwam? 2. In hoeverre kunnen de leerlingen begrijpen dat mensen een bepaalde leugen gaan verzinnen of hoog gaan houden uit angst anders de liefde van voor hen belangrijke personen te verliezen? 3. In hoeverre ben je zelf verantwoordelijk om in overeenstemming met je eigen ik te leven? 4. Hoe belangrijk vinden de leerlingen verbeeldingskracht en creativiteit om deze discrepantie te overleven? 5. Wat betekent voor hen de zin ‘niemand wil een niemand zijn’ en welke strategieën zien de leerlingen om niet ‘niemand’ te moeten zijn…
13
Suggesties voor nagesprek
14
Enkele mogelijke vragen -
Is het duidelijk wie de protagonist is van het verhaal? Over wie gaat het verhaal eigenlijk? Over Aziz of over Jean-Pierre? Waar het in het eerste deel vooral gaat om Aziz, gaat het in het 2de deel vooral om de ontmoeting tussen 2 ‘verloren zielen’. Blijft Aziz dan hoofdpersoon of vinden de leerlingen dat de focus verschuift naar Jean-Pierre? (de meningen kunnen verdeeld zijn)
-
In het eerste deel staat het leven van Aziz in het zigeunerkamp centraal. Waarom laat Vasile hem vallen als een blok nadat hij opgepakt is door de politie? Hoe zouden jouw ouders reageren? Hoe zou jij als ouder reageren? Waarom vertelt Vasile pas dat Aziz zijn ouders gestorven zijn als Aziz in de gevangenis zit? Denk je dat Aziz die ring echt gestolen heeft? Of zijn er misschien andere ‘bedriegers’ in het spel? Wie? En waarom zouden die Aziz dan vals beschuldigen?
-
-
-
Wat weten we van Jean-Pierre? Wat weten we van Aziz? Op welke manier verschillen die twee van elkaar? Toch vinden ze mekaar op een bepaald moment? Zijn er dan ook overeenkomsten tussen beide? Beide leven in een schijnwereld: waarom kunnen ze niet gewoon leven met de realiteit en ook voor die realiteit uitkomen? Is de ontmoeting met Aziz belangrijk voor Jean-Pierre? Waarom wel of niet? En omgekeerd? In hoeverre beïnvloedt de ontmoeting met Jean-Pierre ook Aziz’ leventje? De ontmoeting tussen beide personages brengt inderdaad in hun levens heel wat teweeg… kan je spreken van ‘winst’ en ‘verlies’? Wie verliest of wint wat en wat is dat dan? In de voorstelling wordt ook gespeeld met een aantal vooroordelen en clichébeelden. Hoe relevant vonden de leerlingen die in functie van het verhaal? Kon dit verhaal verteld worden zonder ook die vooroordelen en cliché’s in de strijd te gooien? Mochten er leerlingen zijn die zich daaraan geërgerd hebben, kan een open gesprek hierover wellicht soelaas bieden. Wat voor de ene toelaatbaar, wenselijk, grappig of mooi bevonden wordt, kan voor een ander immers erg gevoelig liggen of zelfs taboe zijn… Het gesprek dat naar aanleiding hiervan ontstaat kan natuurlijk opengetrokken worden naar het probleem van de grenzen van humor, naar het probleem van het gevaar voor censuur die op de loer ligt…
15
-
Over de vormgeving: Het spitsvondige decor laat toe een wereld vol verbeelding op te roepen en te creëren. Een omgeving waarin zowel de verbeeldingskracht van Aziz als van Jean-Pierre ten volle tot hun recht kunnen komen.
-
Kunnen de leerlingen benoemen in welke mate de vormgeving bijdraagt aan het verhaal? Welke plekken worden via het decor gesuggereerd? Hoe?
-
16
Bijlagen: Enkele verder uitgewerkte (spel)-opdrachten & tips voor een vlot verloop van het theaterbezoek.
17
1. Thema: identiteit en predestinatie Enkele spreekwoorden i.v.m. vorming van identiteit (zie ook p 8) -
Een aardje naar zijn vaartje hebben Snelle moeders, trage dochters Zij die slapen onder dezelfde deken, hebben dezelfde streken Wie met de hond slaapt, krijgt zijn vlooien Men moet het takje buigen als het nog jong is De appel valt niet ver van de boom Een rotte appel in de mand, maakt het gave fruit te schand Wiens brood men eet, diens woord men spreekt Het bloed kruipt waar het niet gaan kan Aan één boom groeien verschillende vruchten Eens dief altijd dief De gelegenheid maakt de dief Die haalt het slechtste in me naar boven… Nieuwe bezems vegen schoon Zien eten, doet eten …
Stellingenspel: mogelijke opwarming (animerend en ontremmend) (zie ook p.8) Werkwijze Verdeel de klas in 2 groepen en zet de leerlingen in 2 rijen tegenover elkaar. Rij 1 speelt de rol van hen die de stelling die u poneert willen verdedigen, rij 2 de rol van hen die een uitgesproken standpunt tégen die stelling vertegenwoordigen. De hiernavolgende stellingen hebben niets met de voorstelling te maken, maar hebben vooral als doel de leerlingen te ontremmen. U kan natuurlijk ook zelf een aantal absurde stellingen verzinnen en poneren. Mogelijke stellingen kunnen bijvoorbeeld zijn: -
-
-
De minister wil de vakanties inkorten teneinde jeugdcriminaliteit tegen te gaan. Ouders= pro; leerkrachten = contra De burgemeester van uw gemeente wil een verbod uitvaardigen op het houden van honden. Rij 1 is tegen en vertegenwoordigt de mening van de dierenliefhebbers. Rij 2 is voor en vertegenwoordigt de mening van een aantal vooraanstaande dames uit de gemeente. Beide verzinnen zoveel mogelijk argumenten tegen als pro. De minister van media wil dat tv-kijken voortaan per uur betaald wordt. Zo zullen mensen die veel kijken, meer moeten betalen dan mensen die minder kijken. Net zoals telefoneren duurder wordt als je veel belt. Rij 1 vertegenwoordigt de menigte van de gepensioneerdenbond en is tegen, rij 2 staat voor de mening van de Belgische vereniging van café-uitbaters, die deze maatregel zien als een mogelijke vergroting van hun inkomen… Kinderen niet meer alleen op straat… tot 16 jaar: Ouders zijn tegen/ leerkrachten voor
18
-
Vurig pleidooi voor leerkrachten tegen.
condoomautomaten
op
school:
leerlingen
voor;
Aandachtspunten: stimuleer de leerlingen om radicaal voor hun standpunt te gaan: het gaat erom dat ze zoveel mogelijk argumenten aanhalen om de argumenten van de tegenpartij onder tafel te vegen. Ze hoeven zich hier niet te houden aan de redelijkheid van een ‘communicatief adequate discussie’. Hoofddoel is plezier te krijgen in het vinden van argumenten om de eigen mening te verdedigen en die van de ander te ontkrachten. Na deze speelse opwarming kan u overgaan naar de eigenlijke stellingen rond identiteit op p.9
2. Thema: de relativiteit van identiteit: vooroordelen en
vertroebelde waarheid. Een uitgewerkte spelopdracht. (zie spelsuggestie p.9) - Aantal spelers: - Een 11-tal leerlingen bereiden de spelsituatie voor. Geef ieder kind dat meespeelt het lijstje met de rolomschrijvingen. -
Spelopdracht: - Beginsituatie: Louise is haar gsm kwijt. Het is een heel dure gsm. - Na nader onderzoek door de schooldirecteur, blijkt de gsm in de boekentas van haar klasgenoot Edwin te zitten. Hij moet de school verlaten. Zijn moeder is erg ontzet over deze beschuldiging en haalt er de politie bij. Dit haalt niets uit en Edwin vliegt van school. Bushra en Amina – 2 klasgenootjes – zagen echter dat Dimitri (neefje van de directeur) die voormiddag terug liep naar de klas. Ze durven niets zeggen uit schrik de directeur tegen te krijgen. Na overleg met Louise besluiten ze toch te spreken en meteen, samen met Louise, naar Dimitri thuis te gaan. Diens moeder reageert verbolgen en stapt boos naar de moeder van Louise om haar beklag te doen over de ‘valse’ beschuldiging tegenover haar zoon. Daar aangekomen verschijnt ook Edwin met zijn moeder: die vond het belangrijk de moeder van Louise te spreken om haar te proberen overtuigen van de onschuld van haar zoon. Tijdens een hoogoplaaiende ruzie tussen de moeders, verspreekt Dimitri zich: ‘Trouwens… ik ben enkel mijn boterhammen uit mijn boekentas gaan halen die ochtend…’ Uiteindelijk valt hij door de mand: hij had de gsm gestolen en had die in de boekentas van Edwin gestoken… Edwin wordt in ere hersteld. En Dimitri… het neefje van de directeur???
-
De leerlingen spelen deze situatie aan de hand van bovenstaande spelopdracht en de rolomschrijvingen. Als de leerlingen vaardig
19
genoeg zijn om te improviseren, kan het spel meteen al improviserend gespeeld worden. Indien niet, pakt u het wat meer gestructureerd aan en bereidt het groepje leerlingen de scènes eerst voor. -
Rolomschrijvingen: - Speler 1: Edwin. Edwins moeder werkt als poetsvrouw op school. Zijn vader zit in de gevangenis. Hij werd op heterdaad betrapt door de douane toen hij met een vrachtwagen vol groenten en fruit ook een lot elektronische toestellen bestemd voor de zwarte markt in België invoerde. Edwin had eerder op het jaar al eens problemen omdat hij ervan verdacht werd geld ontvreemd te hebben uit de portefeuille van een meisje uit een hogere klas. Omdat er toen te weinig bewijzen waren dat Edwin de schuldige was, kreeg hij nog een kans. Een volgende incident zou echter betekenen dat hij de school zou moeten verlaten… - Speler 2: Louise. Louise is een meisje van rijke ouders. Zij is haar gsm kwijt. Edwin en Louise waren een hele tijd ‘het koppel van de klas’, maar sedert een week is het uit. - Speler 3: Dimitri. Dimitri is verliefd op Louise. Dimitri, een voorbeeldige leerling, is de primus van de klas. Dimitri is dokterszoon. Dimitri’s vader is de broer van de directeur van de school. - Speler 4: de klasleerkracht - Speler 5: de directeur - Speler 6: een politieagent - Speler 7: de moeder van Edwin - Speler 8: de moeder van Louise - Speler 9: de moeder van Dimitri: doktersvrouw. Is afkomstig uit een ander land. (gelijk welk land, maar geen ‘westers’ land) Ze ontmoette haar man terwijl die een buitenlands project leidde in een ziekenhuis in haar land van herkomst. Zij werkte daar als verpleegster. Momenteel werkt ze niet meer. - Spelers 10 en 11: Bushra en Amina: 2 Marokkaanse meisjes: zij zagen Dimitri vanochtend terug naar de klas lopen tijdens de speeltijd.
20
Enkele tips voor een prettig verloop van het theaterbezoek
-
-
-
-
-
-
-
-
Theaterbezoek begint niet pas ‘als de lichten doven in de zaal’. Zeker niet in schoolverband. Een goede voorbereiding in de klas maakt de leerlingen nieuwsgierig en helpt hen om met een open geest en een open blik de voorstelling bij te wonen. Bij die voorbereiding is het belangrijk de leerlingen ook voor te bereiden op hun rol als publiek. Zeker als de leerlingen niet veel ervaring hebben met theaterbezoek. Voor het bijwonen van een theatervoorstelling gelden andere gedragscodes dan voor bijvoorbeeld cinema–bezoek. Volgende punten kunnen aangehaald worden om de leerlingen een idee te geven van wat hen te wachten staat, maar ook op wat van hen verwacht wordt. Bij aankomst geven de leerlingen de jassen (meestal) af aan de vestiaire. Ook rugzakken e.d. kunnen best daar achtergelaten worden om nadien ‘onverwacht geritsel met snoeppapiertjes’ te vermijden: in een theaterzaal mag niet gegeten of gedronken worden. Het is niet enkel storend voor wie naast de snoeperd zit, het kan ook erg storend zijn voor de acteurs. Als de leerlingen een gsm hebben, is het best hen er vlak voor het binnengaan in de zaal nog even aan te herinneren die volledig uit te zetten. De live aanwezigheid van de acteurs vormt een belangrijk verschil met cinema of met tv-kijken. Zodra alle leerlingen plaats namen in de zaal, doven de lichten: vraag de leerlingen waarom dit zou kunnen zijn. Het is vooral ook een moment voor het publiek om tot rust te komen en de zintuigen te scherpen. Voor de rust van de leerlingen is het belangrijk goed op tijd aan te komen: zo hebt u ook de tijd om ze rustig allemaal nog even naar het toilet te laten gaan. Belangrijk is ook de leerlingen zo rustig mogelijk naar hun plaatsen te begeleiden. Leerkrachten kunnen best tussen de leerlingen in gaan zitten. Zo is het makkelijker om de leerlingen weer tot rust aan te manen als ze even verstrooid zijn geraakt. Spreek bv. ook van tevoren met je collega’s af bij welke leerlingen je dicht in de buurt gaat zitten. Vraag eventueel enkele ouders om het theaterbezoek mee te begeleiden.
21