Leraar basisonderwijs LA FUNCTIEBESCHRIJVING Context De werkzaamheden worden verricht op een school voor basisonderwijs. De leraar LA geeft onderwijs en begeleidt leerlingen, levert een bijdrage aan de voorbereiding en ontwikkeling van het onderwijs, levert bijdragen aan de schoolorganisatie en is verantwoordelijk voor professionalisering. Werkzaamheden 1. Onderwijs en leerlingbegeleiding. * bereidt de dagelijkse onderwijsactiviteiten voor; * geeft les aan en begeleidt leerlingen; * hanteert verschillende didactische werkvormen en leeractiviteiten, aansluitend op de leer- en opvoedingsdoelen van de school; * creëert een pedagogisch klimaat waarin alle leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen; * stimuleert en begeleidt sociale vaardigheden bij leerlingen met verschillende sociaal-culturele achtergronden; * structureert en coördineert activiteiten van de leerlingen, organiseert en plant activiteiten in homogene en heterogene groepen, inclusief subgroepen; * kijkt onderwijsactiviteiten van leerlingen na en corrigeert; * speelt in de les in op ontwikkelingen op terreinen als maatschappij en cultuur, natuur en techniek, gezondheid en milieu, politiek en levensbeschouwing; * registreert en evalueert ontwikkelings- en leerprocessen van leerlingen en stelt op basis daarvan handelingsplannen op; * signaleert (sociaal) pedagogische problemen bij leerlingen en stelt een diagnose; * begeleidt individuele leerlingen aan de hand van handelingsplannen; * coördineert de leerlingenzorg voor de eigen groep; * begeleidt leerlingen op basis van het zorgplan; * bespreekt probleemleerlingen met de seniorleraar of intern begeleider en/of de directeur; * begeleidt de lerarenondersteuner, onderwijsassistent en/of stagiaires in de eigen les/groep; * bespreekt de voortgang en de ontwikkeling van leerlingen met ouders/verzorgers; * houdt het leerlingdossier bij; * geeft voorlichting aan ouders/groepen ouders en verzorgers over de situatie van het kind in het kader van het bevorderen van hun deskundigheid; * neemt deel aan teamvergaderingen; * organiseert overige schoolactiviteiten en voert deze uit; * onderhoudt contacten met de ouderraad.
2. Bijdrage onderwijsvoorbereiding en -ontwikkeling. * draagt bij aan de formulering van leer- en opvoedingsdoelen van de school, in onderlinge samenhang en voor één of meerdere leerjaren; * vertaalt ontwikkelingen op terreinen als maatschappij en cultuur, natuur en techniek, gezondheid en milieu, politiek en levensbeschouwing naar didactische werkvormen en leeractiviteiten; * doet voorstellen voor nieuwe lesmethoden en programma's; * zet mede, in teamverband, de pedagogische koers uit, voert hierover overleg met betrokkenen en verwerkt de koers in didactische werkvormen en leeractiviteiten. 3. Professionalisering. * houdt de voor het beroep vereiste bekwaamheden op peil en breidt deze zo nodig uit; * neemt deel aan scholings- en ontwikkelingsactiviteiten en o.a. collegiale consultatie; * houdt zich op de hoogte van de ontwikkelingen op het vakgebied, bestudeert relevante vakliteratuur. Kader, bevoegdheden & verantwoordelijkheden -Beslist bij/over: het geven van les en leerlingbegeleiding, het mede, in teamverband, uitzetten van de pedagogische koers, het voeren van overleg hierover met betrokkenen en het verwerken van de koers in didactische werkvormen en leeractiviteiten, het deelnemen aan professionaliseringsactiviteiten. -Kader: de onderwijs wet- en regelgeving, kerndoelen, leer- en opvoedingsdoelen en beleidslijnen van de school. -Verantwoording: aan de directeur over de kwaliteit van onderwijs en leerlingbegeleiding, van de bijdrage aan de voorbereiding en ontwikkeling van het onderwijs en van de professionalisering. Kennis en vaardigheden - theoretische en praktische vakinhoudelijke, didactische en pedagogische kennis en vaardigheden; - kennis van de leerstof; - inzicht in de taak, organisatie en werkwijze van de eigen school; - inzicht in en kennis van de organisatie en de mogelijkheden van hulpverlening(sinstanties); - invoelingsvermogen en sociale vaardigheden; - vaardigheid in het overdragen van kennis en vaardigheden; - communicatieve vaardigheden. Werk- en denkniveau HBO werk- en denkniveau. Contacten - met leerlingen om de leerstof te bespreken en uit te leggen en resultaten c.q. problemen te bespreken; - met ouders/verzorgers om de voortgang en ontwikkeling van de leerlingen te bespreken; - met de ouderraad over ontwikkelingen om deze toe te lichten; - met de directie over de begeleiding van de lerarenondersteuner en/of onderwijsassistent om tot nadere afspraken te komen; - met collega (senior) leraren over de eigen werkzaamheden in de vorm van collegiale besprekingen/consultatie.
Competenties van toepassing op de functie Groepsleerkracht LA
1.
Interpersoonlijk competent / Competent in de omgang met leerlingen
Geeft op een goede manier leiding en begeleiding, heeft persoonlijk contact met de individuele leerling en heeft waardering voor en erkent de individuele ontwikkeling en ontplooiing van iedere leerling in de klas. -
Hij stemt af op wat de leerlingen bezig houdt en creëert een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Hij kan omgaan met de dynamiek van een heterogene groep en bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen. Zoekt in de communicatie over en weer met de leerlingen een goede balans tussen: leiden en begeleiden sturen en volgen confronteren en verzoenen corrigeren en stimuleren ontvangen en bevestigen presenteren en ruimte bieden
Gedragsankers en indicatoren: Ziet wat er gebeurt in zijn groep. Luistert naar de leerlingen en reageert op hen. Spreekt hen aan op ongewenst gedrag en stimuleert gewenst gedrag. Laat de leerlingen in hun waarde en zorgt ervoor dat de leerlingen respect opbrengen voor hem en voor elkaar.
2.
Pedagogisch competent
Biedt de leerlingen in een veilige leer- en werkomgeving houvast en structuur om zich sociaalemotioneel en in moreel opzicht goed te kunnen ontwikkelen; zorgt voor een klimaat waarin leerlingen zich ontwikkelen tot volwassenen die verantwoording kunnen dragen. -
Hij heeft vertrouwen in de potentiële mogelijkheden van de leerling om zodoende ‘zelfopvoeding’ een kans te geven. Hij zorgt voor een leeromgeving waarbinnen uitdaging, vertrouwen, veiligheid en ontwikkeling tot zelfstandigheid tot uitdrukking komen.
Gedragsankers en indicatoren: De docent zorgt ervoor dat de leerlingen: weten dat ze erbij horen en welkom zijn weten dat ze gewaardeerd worden op een respectvolle manier met elkaar omgaan en verantwoordelijkheid leren nemen voor elkaar en de omgeving gestimuleerd worden in het ontwikkelen van hun vermogens en de vrijheid hebben voor het begaan van eigen leerwegen uitgedaagd worden om initiatieven te nemen en zelfstandig te werken hun affiniteiten en ambities ontdekken en op basis hiervan keuzes kunnen maken met betrekking tot hun studie en loopbaan leren verantwoordelijkheid voor hun keuzes te dragen
3.
Vakinhoudelijk en didactisch competent
Ontwerpt een uitnodigende en krachtige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen, richt de leeromgeving zodanig in dat deze volop kansen biedt aan de ontwikkeling van leerlingen, legt de relatie tussen leerdoelen enerzijds en de essentie van materiaal en werkwijzen anderzijds. -
-
Hij vormt zich een goed beeld van de mate waarin de leerlingen de leerinhoud beheersen en van de manier waarop ze hun werk aanpakken. Hij ontwerpt op basis daarvan gevarieerde speelactiviteiten (PO) en leeractiviteiten die voor de leerlingen uitvoerbaar zijn en waaruit zij eventueel kunnen kiezen en die hen aanzetten tot zelfwerkzaamheid. Hij voert die activiteiten samen met de leerlingen uit. hij evalueert die activiteiten en de effecten ervan en stelt ze zonodig bij, voor de hele groep maar ook voor individuele leerlingen. Hij signaleert leerproblemen en –belemmeringen en stelt, eventueel samen met collega’s, een passend plan van aanpak (handelingsplan) of benadering op
Gedragsankers en indicatoren: Maakt onderwijsinhoudelijke keuzes in samenhang met de identiteit van de school en het schoolconcept Stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de leerlingen en houdt rekening met individuele verschillen Motiveert de leerlingen voor hun leer- en werktaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden Bevordert een actieve leerhouding bij leerlingen en motiveert hen hun leertaken met succes af te ronden Leert de leerlingen leren, ook van en met elkaar, door gebruik te maken van verschillende strategieën om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen
4.
Organisatorisch competent
Zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in zijn klas en zijn lessen. Houdt een heldere planning aan die hij ook met zijn leerlingen bespreekt. Kan zijn opvattingen en zijn aanpak van klassenmanagement en de organisatie van zijn onderwijs verwoorden en verantwoorden. -
De leerlingen weten waar ze aan toe zijn De leerlingen weten wat ze moeten doen, op welke wijze en met welk doel ze dat moeten doen De leerlingen weten welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief
Gedragsankers en indicatoren: Verstrekt duidelijkheid verstrekt door het maken van werkafspraken met individuele leerlingen en de variabele groepen Voorkomt probleemsituaties voorkomt door de werksituatie van de voren te overdenken en afgewogen beslissingen te nemen Houdt een heldere planning aan waarbinnen keuzemogelijkheden voor leerlingen bestaan. Bespreekt deze met de leerlingen en voor zover mogelijk stelt hij die samen met de leerlingen op Gedragsankers en indicatoren: Analyseert situaties en alle andere bronnen van informatie op doeltreffende wijze. Stelt trends en patronen vast bij verschillende datareeksen. Trekt juiste conclusies uit alle beschikbare informatie. Erkent onderliggende verbanden tussen verschillende soorten informatie. Komt met een scala aan oplossingen voor problemen. Houdt rekening met de praktische aspecten bij het uitvoeren van oplossingen. Komt met haalbare oplossingen die tegemoet komen aan de eisen van de situatie. Identificeert prioriteiten om doelen te realiseren. Neemt stappen om er zeker van te zijn dat de belangrijkste doelen gerealiseerd worden. Herziet plannen om projecten bij te stellen die niet naar wens verlopen. Spant zich in om afgesproken resultaten te halen.
5.
Houdt de eigen resultaten steeds in de gaten en stuurt waar nodig bij om die te behalen. Samenwerken / Werken in teamverband
Levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en vakinhoudelijk en didactisch klimaat op zijn school en aan een goede schoolorganisatie; werkt met anderen samen om teamdoelen te bereiken, deelt informatie met anderen, ondersteunt anderen. -
-
Past gemakkelijk in het (van samenstelling wisselende) team; kan goed met andere teamleden opschieten; steunt anderen; brengt persoonlijke doelen in evenwicht met die van het team. Deelt informatie uitgebreid met anderen; wijst anderen op informatie die handig voor hen zou kunnen zijn; stimuleert een communicatieve stijl in de organisatie; creëert een groepsgevoel door het bevorderen van onderlinge harmonie, samenwerking en communicatie; stimuleert teamwork door eigen daden.
Gedragsankers en indicatoren: Past gedrag aan in overeenstemming met de behoeften van de groep. Toont interesse in de ideeën en standpunten van anderen. Brengt persoonlijke doelen in evenwicht met teamdoelen. Deelt informatie met anderen. Herkent hoe mensen zich voelen en kan eigen gedrag hier op afstemmen. Ziet er op toe dat anderen goed geïnformeerd zijn. Bevordert harmonie, samenwerking en communicatie tijdens het werken met groepen. Toont respect voor de gevoelens, normen, waarden en belangen van anderen. 6.
Competent in samenwerken met de omgeving
Zorgt voor een goede communicatie en afstemming met ouders of verzorgers van de leerlingen, met bedrijven of instellingen waar de leerling (in het kader van zijn opleiding) mee te maken heeft. -
-
Onderhoudt goede contacten met de ouders van de leerlingen. Kan de ouders in voor hen begrijpelijke termen, de ontwikkeling van hun kind weergeven. Onderhoudt goede contacten met andere mensen en instellingen die ook te maken hebben met de leerlingen, zoals decaan, praktijkbegeleider bij stages, contactpersonen van vervolgopleidingen, enzovoort. Maakt een doeltreffend, verantwoordelijk en zorgvuldig gebruik van het professionele netwerk van de school als het gaat om de opleiding van of zorg voor de leerling.
Gedragsankers en indicatoren: Deelt informatie met anderen. Is bekend met de leefwereld van ouders of verzorgers en met de culturele achtergronden van de leerlingen en weet hoe hij daar rekening mee moet houden in zijn doen en laten als docent. Is op de hoogte van de professionele infrastructuur waar zijn school onderdeel van is.
7.
Competent in reflectie en ontwikkeling
Denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid, streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. -
Hij kijkt kritisch naar zijn werk. Gebruikt evaluatie, reflectie en feedback van anderen om dat verder te ontwikkelen. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het docentschap en zijn bekwaamheid als docent. Hij benoemt zijn sterke en zwakke kanten, formuleert leervragen en werkt daar planmatig aan.
Gedragsankers en indicatoren: Weet duidelijk wat hij belangrijk vindt in zijn docentschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat. Kan goed onderbouwen op welke wijze het voorgaande aansluit bij de missie en visie van de Veluwse Scholengroep. Heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten. Ontwikkelt zich op een planmatige manier verder. Stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen.