Leerprogramma narratief werken Toepassing in het hoger beroepsonderwijs .
Ernst Bohlmeijer Bill Randall Thijs Tromp Angelieke Stikkel
Trimbos-instuut, Utrecht, 2007
TRIMBOS-INSTITUUT
Colofon
Auteurs E. Bohlmeijer B. Randall T. Tromp A. Stikkel Financier ZonMw DTP Martin B. Hulsbergen
© 2007 Trimbos-instituut Deze brochure mag onder vermelding van bron vrij worden gebruikt in het onderwijs. Bronvermelding E.T. Bohlmeijer, B. Randall, T. Tromp, A. Stikkel (2007) Leerprogramma narratief werken. Utrecht: Trimbos-instituut
2
TRIMBOS-INSTITUUT
Inhoud 1
Inleiding
5
2
Gebruikswijzer
9
3
Overzicht leerprogramma
11
4
Theorielijn
13
5
Methodieklijn
15
6
Vaardighedenlijn
17
7
Praktijklijn
19
8
Voorbeeldles
21
9
Literatuur voor reader
23
10
Over de auteurs
25
11
Bijlage 1 Opwarmoefeningen
27
12
Bijlage 2 Verwerkingsoefeningen
31
13
Bijlage 3 Opdracht reflectieverslag
37
14
Bijlage 4 Luisterkunst
39
15
Bijlage 5 Levensverhaal-interview
41
16
Bijlage 6 (onvolledig) Overzicht bestaande levensverhaalmethoden
45
17
Bijlage 7 Levenslijn-interview-methoden
47
18
Bijlage 8 methodiekopdracht
49
19
Bijlage 9 Voorbeeld leerprogramma
51
TRIMBOS-INSTITUUT
3
Voorwoord De laatste jaren is een toename van belangstelling voor levensverhaalmethoden waarneembaar. Er zijn vele nieuwe, inspirerende interventies ontwikkeld en in toenemende mate laat wetenschappelijk onderzoek ook positieve effecten op psychologisch welbevinden en psychische klachten zien. Daarmee wordt het perspectief van implementatie belangrijk. Bij implementatie zijn verschillende factoren van belang. Zo zullen bestuurders van zorginstellingen bereid gevonden moeten worden om te investeren in levensverhaalmethoden. Maar ook hulpverleners zullen vertrouwd moeten raken met narratieve methodieken. En wat is dan beter om al tijdens de opleiding kennis te maken met dit perspectief. De afgelopen jaar is daartoe een aantal initiatieven voor het hoger beroepsonderwijs genomen. Er werd een congres over de betekenis van levensverhalen georganiseerd. Voor docenten van Hbo-instellingen werden een masterclass en een studiedag georganiseerd over lesgeven in narratieve gerontologie. Deze brochure past in dat rijtje. Het bevat een aantal suggesties en tips over het opzetten van een leerpakket rond levensverhaalmethoden. Docenten zullen zelf een leerpakket op maat moeten maken omdat dit sterk afhankelijk is van de plaats van het leerpakket in het onderwijs. Maar we hopen dat deze brochure daarbij inspireert en ideeën aanreikt. ZonMw willen we graag hartelijk danken voor het mogelijk maken van dit implementatietraject.
De auteurs
4
TRIMBOS-INSTITUUT
1
Inleiding
In a wisdom environment, the process is one in which the desire of the story listener calls forth the words of the storyteller. Thus, the story listener plays a crucial role in terms of the way that he or she engages in that listening in the effort to help the storyteller unlearn an old story and compose a new and better story. It takes courage, trust, and a nonjudgmental, accepting environment to bring forth a wisdom environment. Narrative interventions must be implemented with a great deal of care and sensitivity. Story listening is really an art. Gary Kenyon De postmoderne individualiteit nodigt ons tegelijkertijd uit om ons eigen leven, onze eigen biografie en onze eigen verlangens serieuzer te nemen en van daaruit te denken over en te experimenteren met meer open en gelijkwaardige relaties met anderen. Harry Kunneman During later life, older adults may experience a number of changes and transitions that require new identities and roles. Unfortunately, many people experience these changes in the form of losses e.g. the death of a spouse of life partner, health and functional declines, and decreased independence. In essence, this time of life is a period of two types of changes. One is the individual changes that have an impact on functioning such as adjusting to widowhood, or learning self-care management after an illness. However, older individuals also experience changes that are socially derived and are a result of the way that society expects a person to behave during this life phase, such as retiring from the labor force, refraining from sexual relationships. Taken together, these changes ‘rob’ older adults of the meanings and stories that they have constructed about themselves. Nancy Kropf and Cindy Tandy
The first assumption of narrative gerontology is that, viewed from the existential or ontological perspective, human beings are fundamentally storytellers and storylisteners. They do not only have stories, but are their stories too. The second assumption of narrative gerontology is that lives, and lifestories, are characterized by two key elements: facticity and possibility. Facticity includes the outside aspects of the stories that we are, such as the social and structural dimensions. It also includes the story that we tell ourselves, and therefore are, at any given moment in time. It includes, moreover, our basic emotionality as well, that is our underlying ‘feeling tone’ as represented by such concepts as optimism and pessimism. In contrast to facticity, however, our lifestories are also characterized by the element of possibility. This element involves the inner aspects of our lives that are changeable or are subject to choice, to new meaning, and to ‘restorying’. Gary Kenyon and William Randall No one in the world knew what truth was till someone had told a story. It was not there in the moment of lightning or the cry of the beast, but in the story of those things afterwards, making them part of human life. Our distant savage ancestor gloried as he told – or acted out or danced – the story of the great kill in the dark forest, and that story en-
TRIMBOS-INSTITUUT
5
tered the life of the tribe and by it the tribe came to know itself. On such a day against the beast we fought and won, and here we live to tell the tale. A tale much embellished but truthful even so, for truth is not simply what happened but how we felt about it when it was happening and how we feel about it now. J. Rouse Becoming more reflective of the things that happen to us can lead to developing the art of telling stories about our lives. Self-reflection enhances and expands our experience. It can add greater meaning to the experience we have already had. Reflection and introspection helps us put events and feelings in order. Telling our story, and sharing the meaning we find in our own life, also helps us to connect us more to the human community. By sharing our story, we find that we have a lot more in common with others than we might have thought. Telling stories about our experience also helps to clarify our sense of a personal identity. The telling of our experience to others brings it into a sharper focus for us, and we end up with an even stronger sense of who we are and what we have become. There is a power in storytelling that can transform our lives. Robert Atkinson De sleutel tot het zien van de ziel van de wereld en het tot leven wekken van de eigen ziel is dat we boven de verwarring uitstijgen die maakt dat we denken dat het feit werkelijk is en de verbeelding een illusie. Het is precies andersom. Het feit is een illusie, want elk feit maakt deel uit van een verhaal en is doordrenkt met verbeelding. Verbeelding is werkelijk, want elke waarneming van de wereld om ons heen wordt gekleurd door de met verhalen of beelden gevulde lens waardoorheen wij haar waarnemen. We zijn in ons dagelijks leven allemaal dichters en kunstenaars – of we die rol nu al dan niet erkennen of we er al dan niet in geloven. Thomas Moore Door het vertellen van verhalen geven we betekenis aan de wereld om ons heen. Dat mag uit de beperkte selectie van citaten hierboven wel duidelijk geworden zijn. We geven met verhalen uitdrukking aan onze persoonlijke waarheid. De verhalen die we over ons leven vertellen vormen de basis van onze identiteit en individuele zingeving. Dit verhaal moet eerder worden gezien als een schilderij of een gedicht dan een feitelijk verslag. Met onze verhalen scheppen we onze toekomst, creëren we mogelijkheden (of aan de andere kant beperken we onze mogelijkheden). Verhalen zijn voor mensen wat parels zijn voor oesters, schreef Joseph Gold. Voor de wetenschap betekent dit dat het verhaal een belangrijke metafoor is geworden om te begrijpen en te verklaren op welke wijze mensen zich ontwikkelen. Dit wordt zichtbaar in een begrip als ‘biographical aging’. Onderzoek kan zich bijvoorbeeld richten op de wijze waarop levensverhalen tot stand komen, op verschillende kenmerken van levensverhalen en het verband met gezondheid, de sociale invloeden op levensverhalen en op de werking van het autobiografisch geheugen. Narratieve stromingen in de wetenschap plaatsen ook de hermeneutiek centraal. Dit zijn kwalitatieve analysemethoden om de betekenis van verhalen, interviews en teksten te doorgronden. Nijhof (2007) schrijft bijvoorbeeld dat ‘onderzoekers die levensverhalen zien als actuele en cultuurgeleide interpretaties van het leven, geïnteresseerd zijn in hoe mensen nú terugkijken op wat er in hun leven is gebeurd en van welke culturen zij daarbij gebruik maken’ (pg 147).
6
TRIMBOS-INSTITUUT
Ook voor de gezondheidszorg heeft de narratieve benadering belangrijke consequenties. Naast klinische en functionele expertise die gericht is op herstel en genezing hebben we narratieve expertise nodig gericht op betekenisgeving en heelwording. Klinische en narratieve expertise dienen hand in hand te gaan. De klinische expertise stelt diagnoses op basis van symptomen, stelt de behandeling vast, schrijft gedragsregels voor die het herstel bevorderen. Het is een (tijdelijke en vaak noodzakelijke) reductie tot patiënt. De narratieve expertise beseft dat ieder mens op elk moment een persoonlijke waarheid en wijsheid heeft te vertellen, een levensverhaal in ontwikkeling is, waarin de ervaring van ziekte opgenomen dient te worden. De narratieve expertise verstaat de kunst van het luisteren en het waardevrij aanmoedigen van het vertellen en vormgeven van het levensverhaal. De narratieve expertise is in staat om een ‘wisdom environment’ te creëren. Heel concreet betekent dit dat in zorgplannen rekening wordt gehouden met het persoonlijke levensverhaal, dat zorgverleners naast een klinische attitude ook een narratieve attitude hebben en dat levensverhaalmethodieken onderdeel uit maken van de zorg. In de gezondheidszorg is een toename van rationaliteit en efficiency waarneembaar mede door de toename van de vraag naar zorg en de oplopende kosten. Deze trend brengt het risico met zich mee dat voor de narratieve dimensie geen of minder plaats is in de zorg (Van Heijst 2005, Baart 2005). Dit is ethisch moeilijk te verantwoorden en vermindert de kwaliteit van de zorg. Om deze onwenselijke situatie te voorkomen zullen bestuurders, politici en zorgverzekeraars overtuigd moeten raken van het belang van de narratieve dimensie waarbij wetenschappelijk onderzoek een belangrijke rol speelt. Er is toenemend bewijs dat levensverhaalmethoden effectief het psychologisch welbevinden van mensen kunnen vergroten en een effectieve behandeling van psychische klachten als depressie kunnen vormen (Bohlmeijer e.a. 2003; Bohlmeijer e.a 2007). Daarnaast is het van belang dat ook in opleidingen en in het onderwijs al volop aandacht wordt besteed aan narratief werken en narratieve methodieken. Op deze wijze raken toekomstige zorgverleners al in een vroeg stadium vertrouwd met narratieve expertise en methoden. Het is verheugend dat veel onderwijsinstellingen deze uitdaging oppakken en bezig zijn om leerprogramma’s te ontwikkelingen over het narratief werken. Deze brochure sluit hierbij aan. Het biedt docenten in het voortgezet onderwijs handvatten voor het ontwikkelen van lesprogramma’s en leerpakketten over narratief werken. Referenties Baart, A. (2006), 'Moet dat nou? Presentie en het verlangen van de manager.' In. T. Tromp (Ed.), Minder hard - meer hart! Zorgethiek en management: een werkzame combinatie. pg 45-73 Utrecht: Relief. Bohlmeijer, E., Smit, F., & Cuijpers, P. (2003). Effects of reminiscence and life review on late-life depression: a meta-analysis. International Journal of Geriatric Psychiatry, 18, 1088-1094. Bohlmeijer, E.T., Roemer, M., Cuijpers, P., Smit, F. (In press) The effects of lifereview on psychological well-being in older adults: a meta-analysis. Aging & mental health. Heijst, A, van (2005) Menslievende zorg. Kampen: Klement Nijhof, G. (2007). Levensverhalen als data in sociologisch onderzoek. In: E.T. Bohlmeijer, L. Mies & G. Westerhof (Red). De betekenis van levensverhalen: theoretische beschouwingen, toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn, Stafleu & van Loghum
TRIMBOS-INSTITUUT
7
8
TRIMBOS-INSTITUUT
2
Gebruikswijzer
Doelgroep Deze module is geschikt voor Hogere Beroepsopleidingen voor o.a.: x Sociaal Pedagogische Hulpverlening x Maatschappelijk Werk & Hulpverlening x Cultureel Werk x Kerkelijk werk of pastoraal werk x Ergotherapie x Activiteitenbegeleiding x Verpleegkunde x Pedagogiek Plaats in het curriculum Bijvoorbeeld geschikt als keuzemodule in een minor van de opleiding. Tijdsbelasting Gezien het belang van oefenen en zelf ervaren: voldoende tijd ruimte creëren binnen de bijeenkomsten. 3 uur of een dagdeel is niet ongebruikelijk. Niet alle onderdelen zijn overigens per se contacturen. Hoeveel bijeenkomsten er nodig zijn, hangt af van de doelstelling van de module. Halffabrikaat Het programma dat in deze brochure wordt beschreven is een halffabrikaat. De modulehandleiding bevat de bouwstenen waarmee u, als docent zelf een eigen leerprogramma kunt bouwen, afhankelijk van het type onderwijs, plaats binnen de gehele opleiding, de leerdoelen en de doelgroep. In deze brochure doen we suggesties voor de opzet, oefeningen en toetsvormen die de docent daarbij hopelijk zullen inspireren. Vooral de lessen over methodieken en vaardigheden vragen nog veel invulling door de docent. Ter inspiratie hebben we wel een voorbeeldles (zie pag. 21) en een voorbeeld van een leermodule (zie bijlage 9) opgenomen. Leerlijnen In deze module onderscheiden we vier leerlijnen. Een theoretische leerlijn, een methodische leerlijn, een vaardighedenlijn en een praktijklijn. Iedere leerlijn heeft een aantal bouwstenen waarvan sommige absoluut voorwaardelijk zijn en andere facultatief kunnen worden ingezet. Er zijn twee mogelijkheden om de module op te zetten. U kunt de vier leerlijnen opeenvolgend in de lessen verwerken. Dan besteed u in de eerste lessen vooral aandacht aan de theoretische uitgangspunten met verwerkingsoefeningen. Vervolgens besteed u aandacht aan bestaande methodieken etc. U kunt ook de vier leerlijnen in elke les samen laten komen. Op pag. 21 vindt u hiervan een voorbeeld. Maar uiteraard staat het u vrij om ook een andere opzet toe te passen.
TRIMBOS-INSTITUUT
9
Bepalend voor de vormgeving van uw eigen module zal zijn: x de professie waarvoor uw studenten worden opgeleid x de zorgvragers waarmee en de sector waarin uw studenten nu of in de toekomst (gaan) werken (bijvoorbeeld chronisch zieken, ouderen, mensen met verstandelijke beperking) x Het doel waarvoor u een narratieve benadering in de zorg wilt inzetten, het inoefenen van een methodiek (bv. het maken van en werken met levensboeken aandacht voor identiteit & zingeving in de zorg of het bevorderen van een narratieve benadering in de zorg (visie en attitude) Ervaringsleren Onderwijs in narratief werken leent zich bij uitstek voor ervaringsleren. Immers ook alle studenten hebben levensverhalen en kunnen volop reflecteren op de inhoud van die verhalen en hoe deze tot stand zijn gekomen. Veel oefeningen zijn op dat principe gebaseerd. Het is onze ervaring dat veel studenten niet alleen narratieve methodieken leren toepassen maar ook zelf een ontwikkeling doormaken (nieuwe persoonlijke inzichten). De studenten ondergaan als het ware zelf een proces van life-review. Ze leren aan zichzelf. Het is van belang om daar als docent op voorbereid te zijn. Oefeningen In deze brochure worden drie soorten oefeningen: opwarmoefeningen, verwerkingsoefeningen, vaardigheidsoefeningen. Opwarmingsoefening hebben als doel om de les te starten, een goede sfeer te creëren, de studenten warm te maken voor de les (Zie bijlage 1). Verwerkingsoefeningen zijn bij uitstek geschikt om te reflecteren op theoretische kernbegrippen (Zie bijlage 2). Vaardigheidsoefeningen zijn oefeningen waarbij de studenten oefenen met narratieve werkvormen (Zie bijlage 5 en 8). De docent kan de oefeningen selecteren die passen bij opleiding, setting en doelgroep en desgewenst oefeningen aanpassen. Sommige oefeningen kunnen ook als huiswerk worden meegegeven. Dit bespaart tijd in de volgende les. Voorbereidingen docenten Voor een goede uitvoering van een leerprogramma zal de docent de volgende activiteiten moeten uitvoeren: x Specifieke doelstelling van de module moeten formuleren (zie boven), mogelijk gerelateerd aan beschreven eindkwalificaties of kerncompetenties. x Doelgroep studenten moeten omschrijven (incl. beginniveau). x (3) Globaal de thema’s bepalen waarover het moet gaan. Aantal bijeenkomsten bepalen en de duur van de bijeenkomsten (3 of 4 uur per bijeenkomst). x Opbouw van de lessen maken, plaatsen van de verschillende bouwstenen uit de verschillende leerlijnen, mogelijk conform stramien. x Samenstellen syllabus achtergrondliteratuur voor de studenten. In hoofdstuk 9 worden suggesties gedaan. x Toetsvormen bepalen. x Tijdsbelasting berekenen. x Opdrachten en toetsen als hand-outs op papier zetten. x Randvoorwaarden regelen.
10
TRIMBOS-INSTITUUT
3
Overzicht leerprogramma
Het leerprogramma narratief werken is opgebouwd uit vier leerlijnen, die op elkaar ingrijpen. Iedere bijeenkomst bevat onderdelen uit de verschillende leerlijnen, die inhoudelijk op elkaar aansluiten. Het is niet noodzakelijk dat de onderdelen uit de verschillende leerlijnen achtereenvolgend in de les aan de orde komen. U kunt met de volgorde spelen. Belangrijk is wel dat u de afwisseling van uitleg en oefening volgt. Het zwaartepunt van een bijeenkomst ligt op de oefeningen en het ervarend leren. Een voorbeeldles treft u aan op pag. 21. We onderscheiden een theorielijn (1), methodieklijn (2), een vaardighedenlijn (3) en een praktijklijn (4). Iedere leerlijn bevat een aantal bouwstenen, dat u kunt gebruiken bij het ontwerpen van uw eigen module. 1. De theorielijn bevat bouwstenen over de aard van narratief werken, doelstelling van narratief werken, de theorie rondom reminiscentie, verhalen, levensverhalen, betekenis, zingeving, effecten, en een narratieve benadering in de zorg. 2. De methodieklijn bevat een overzicht van bestaande narratieve methoden, informatie over de geschiktheid voor onderscheiden doelgroepen, doelstellingen van de methoden, benodigdheden en voorwaardelijke vaardigheden etc. 3. De vaardighedenlijn bestaat uit een overzicht van de basisvaardigheden voor narratief werken, zoals luisteren, invoelen, structureren etc. In deze lijn zal de student vooral oefenen met die vaardigheden in de vorm van rollenspellen. 4. De praktijklijn is een soort integratieonderdeel. De student oefent in de praktijk met een methode of observeert in de praktijk hoe narratief werken in de zorg wordt vormgegeven. Voor iedere bouwsteen uit elke leerlijn zijn oefeningen en opdrachten beschikbaar. Uiteraard kunt u hierop variëren en zelf oefeningen toevoegen. De leerresultaten van iedere lijn worden op bijpassende wijze getoetst. In onderstaand schema vindt u daarvan een globale aanduiding. Bij de bespreking van de afzonderlijke leerlijnen lichten we de toetsvormen verder toe.
TRIMBOS-INSTITUUT
11
Leerlijn
Globale doelstelling
Mogelijk toetsvorm
Theorielijn (Pag. 13)
De student kan formuleren wat: de belangrijkste kernbegrippen van narratief werken inhouden. de kernbegrippen uit verhaaltheorie inhouden de functies van herinneren en levensverhalen zijn. een narratieve benadering in de zorg inhoudt. De studenten kan: van een of meerdere levensverhaalmethoden omschrijven voor welke doelgroep die geschikt is, met welk doel en wat de randvoorwaarden zijn om ermee te werken.
De student schrijft een essay waarin zij een narratieve visie op zorg onder woorden brengt en gebruiken daarbij drie artikelen of hoofdstukken.
Methodieklijn (Pag. 15)
Vaardighedenlijn (Pag. 17)
De studenten schrijven een paper voor het management van een zorginstelling waarin zij onderbouwd voorstellen een project met een levensverhaalmethode te starten. Of: De studenten ontwerpen eigen methode op basis van bestaand materiaal. Geen formele toetsing.
De studenten beheersen de basisvaardigheden voor het werken met levensverhalen De studenten schrijven een Praktijklijn De studenten kunnen een praktijkverslag. (Pag 19) narratieve werkwijze in de praktijk uitvoeren. Een andere vorm van toetsing is om de studenten gedurende het leerprogramma een reflectieverslag te laten schrijven naar aanleiding van de bijeenkomsten (Zie pag. 37)
12
TRIMBOS-INSTITUUT
4
Theorielijn
Doelstelling De student kan formuleren wat: x de belangrijkste kernbegrippen van narratief werken inhouden. x de kernbegrippen uit verhaaltheorie inhouden x de functies van herinneren en levensverhalen zijn. x een narratieve benadering in de zorg inhoudt. Invulling lessen: Korte presentaties door de docent worden afgewisseld met opwarmoefeningen (zie bijlage 1) en verwerkingsoefeningen (zie bijlage 2) Bouwstenen: x De werking van het autobiografisch geheugen. x De functies van reminiscentie. x De functies van (levens) verhalen (identiteit, zingeving, bonding, ordenen, heel worden). x Kenmerken van levensverhalen x De sociale en culturele constructie van levensverhalen. x Moderne geneeskunst versus postmodern x Uitgangspunten narratieve benadering in de zorg, gerontologie/psychologie x Dikke en dunne verhalen Op pagina 23 staat een overzicht van literatuur dat bij deze bouwstenen aansluit. Toetsing De studenten schrijven een essay of korte paper (3 A4) waarin zij een narratieve visie over zorg onder woorden brengen. Daarbij gaan zij in ieder geval dieper in op twee artikelen of hoofdstukken uit de syllabus. Alternatieve toetsingsopdracht De studenten beantwoorden drie van de volgende vragen en onderbouwen de antwoorden met literatuur: x Wat zou bedoeld kunnen worden met gesloten, semi-open of open levensverhalen. Wat zijn denk je de consequenties van de verschillende typen verhalen voor identiteit? x Wat is zelfdefiniërende herinnering (self-defining memory) volgens jou? Kun je een voorbeeld noemen uit je eigen leven? En hoe je dat heeft beïnvloed? x Maakt het een verschil wanneer een vrouw jou interviewt over jouw levensverhaal of een man? Waarom wel/waarom niet? Ontstaat er een verschillend verhaal? Licht toe. x Een metafoor voor iemands levensverhaal kan iemand sterker maken (empowerment) of iemand kleiner maken/beperken. Licht dit toe. Geef van beiden een voorbeeld. x Wat zou bedoeld kunnen worden met narratieve intelligentie? x Waarom is verbeelding (imagination) zo’n belangrijk kenmerk van het autobiografisch geheugen? x Wat is wijsheid? Wie vind jij wijs? En waarom? Wat is de relatie met levensverhalen?
TRIMBOS-INSTITUUT
13
14
TRIMBOS-INSTITUUT
5
Methodieklijn
Doelstelling De studenten kunnen van een of meerdere levensverhaalmethoden omschrijven voor welke doelgroep die geschikt is, met welk doel en wat de randvoorwaarden zijn om ermee te werken. Invulling les: De docent geeft een overzicht van een of meerdere bestaande methodieken en laat de studenten kennis maken met opdrachten en oefeningen uit de methodieken. Alternatief: Een praktijkdeskundige die ervaring heeft met een specifieke methodiek wordt uitgenodigd als gastdocent. Hij/zij vertelt over de methode en laat de studenten een aantal oefeningen doen. Bouwstenen (o.a., zie ook bijlage 6) Dierbare herinneringen In balans Kracht van verhalen Levensboeken Luisteren vanuit je leunstoel Op zoek naar zin Open kaart De verhalen die we leven Toetsing Er zijn twee leuke manieren om deze module te toetsen: De studenten schrijven een paper (2 A4) voor het management van een zorginstelling waarin zij onderbouwd voorstellen een project met een levensverhaalmethode te starten. De paper wordt opgebouwd aan de hand van de volgende thema’s: aanleiding, doelgroep, doelstelling, methode, winst voor de organisatie, tijdsinvestering, evaluatie. Of: De studenten ontwerpen een eigen methode op basis van bestaand materiaal (zie bijlage 12).
TRIMBOS-INSTITUUT
15
16
TRIMBOS-INSTITUUT
6
Vaardighedenlijn
Doelstelling In deze leerlijn staan de studenten stil bij en oefenen met vaardigheden die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van levensverhaalmethodieken. Invulling lessen De studenten krijgen bijlage 4 uitgereikt over luisterkunst. Er vindt een korte groepsdiscussie plaats. De studenten oefenen met deze vaardigheden binnen rollenspellen die zijn gebaseerd op bestaande methodieken. Een methode die zich goed leent voor het oefenen van vaardigheden is de levensloop interview methode (zie bijlage 5). Bouwstenen Luisteren Doorvragen Empathie tonen Structureren Reframing Toetsing Er vinden geen aparte toetsingsopdracht plaats.
TRIMBOS-INSTITUUT
17
18
TRIMBOS-INSTITUUT
7
Praktijklijn
Opdracht In deze module oefenen de studenten met een levensverhaalmethodiek in de praktijk. Wanneer de studenten in de vorige modulen een eigen narratieve werkvorm hebben gemaakt kunnen zij dat in deze module uitvoeren. Een andere mogelijkheid is om een aantal life-review gesprekken te voeren. In bijlage 5 wordt een voorbeeld gegeven van een interview. Een andere mogelijkheid is om een bestaande methodiek uit te voeren door bijvoorbeeld een levensboek met iemand te maken. Dit is uiteraard alleen mogelijk wanneer dit in de praktijk gerealiseerd kan worden. Door bijvoorbeeld goede afspraken met een of meerdere verzorgingshuizen. Toetsing De student schrijft een verslag waarin de volgende onderwerpen terugkomen: Methode of ontwerp Wat vind je van de methode/ontwerp? Zou je het de volgende keer op dezelfde wijze doen? Uitvoering Hoe was het om de methode uit te voeren? Wat vond je moeilijk? Wat ging goed? Evaluatie Hoe heb je geëvalueerd? Wat waren de uitkomsten? Conclusie Wat heb je geleerd van deze opdracht? Wat neem je mee in je verdere professionele ontwikkeling?
TRIMBOS-INSTITUUT
19
20
TRIMBOS-INSTITUUT
8
Voorbeeldles
Hieronder treft u een voorbeeld aan van een les, zoals die op basis van bovenstaande suggesties kan worden vormgegeven. De les maakt deel uit van een grotere module ‘verhaal en hulpverlening’. Deze module heeft als doelen: oriëntatie in narratieve theorie, kennismaking met verhaalmethoden in verschillende sectoren van de hulpverlening, het oefenen van vaardigheden voor narratief werken en het zelfstandig vormgeven van een narratieve methode in de praktijk. Iedere les bevat bouwstenen die tot de doelen leiden. Uitgangspunt is ervarend leren. Door het doen van praktische oefeningen ervaren studenten zelf wat het belang en de werking van narratief werken kan zijn. De theorie is dienstbaar aan het kunnen plaatsen van die ervaringen en de ervaringen te kunnen verklaren en te verdiepen. Deze les duurt drie klokuren x Welkom, opening en een korte aankondiging van het programma (10 min.) De docent begint met het vertellen van een verhaal. In dit geval het verhaal van de prinses en het klosje. De prinses krijgt van een fee bij haar geboorte een klosje garen. De draad is de levenslijn, die zich vanzelf zal afwikkelen. Maar als je er aan trekt, gaat het leven met sprongetjes in de tijd vooruit. De prinses maakt van de trekmogelijkheid gebruik als ze opziet tegen moeilijke dingen in haar leven, bijvoorbeeld dat ze naar de tandarts moet, dat haar vader naar het buitenland gaat, dat ze naar een nieuwe school moet etc. Uiteindelijk trekt ze zo vaak aan het klosje, dat ze ‘in een mum van tijd’ 90 is geworden en bijna gaat sterven. Dan ineens beseft ze hoe stom ze is geweest. Wat zou ze graag de ‘doorgetrokken’ stukjes uit haar leven overdoen… De les staat in het teken van de levenslijn x De mindmap van de vorige keer (10 min.) Iedere student maakt van de vorige les en mindmap. Een mindmap is een creatieve, symbolische vormgeving van de inhouden en ervaringen van de vorige keer, met behulp van plaatjes, metaforen, kernwoorden, tekeningetjes, kleuren etc. De objecten op de mindmap vormen de triggers waarmee de student vrij gemakkelijk het ‘verhaal’ van de vorige les kan reconstrueren. Doel van deze vorm van recapitulatie is om een discursieve manier van denken (rationeel logisch) te vervangen door een narratieve. x Geleide fantasie over de levenslijn (10 min.) De docent voert een geleide fantasie uit met de studenten en vraagt hen een denkbeeldige lijn op de grond voor te stellen. De levenslijn. Vervolgens gaat de student in een helikopter zitten (denkbeeldig natuurlijk) en vliegt over de levenslijn heen en staat in gedachten stil bij allerlei meer of minder ingrijpende gebeurtenissen in het eigen leven. x Theorie over de levenslijn (20 min.) De docent geeft uitleg over de wijze waarop wij terugkijken op ons leven en hoe we daar al of niet een lijn in kunnen ontdekken. Welke thema’s daar een rol in spelen, hoe we die kunnen ordenen (traditioneel of heel persoonlijk) hoe we daar onze subjectieve kleuring aan geven maar ook hoe we gebruik maken van cultureel voorgegeven sjablonen en scenario’s.
TRIMBOS-INSTITUUT
21
Korte pauze (10 min.) x Oefenen met een levenslijn (40 min.) De studenten werken in drietallen aan het maken van een levenslijn. Ze trekken een lijn op papier van nul tot nu, delen de lijn in in episodes, zetten gebeurtenissen op de lijn, maar ook kruispunten uit hun leven en mijlpalen. De gebeurtenissen krijgen een waardering variërend van –5 tot +5. Na elke stap leggen ze aan elkaar uit wat ze hebben ingetekend en vertellen ze de verhalen die daarbij horen. x Plenaire terugkoppeling De docent bespreekt hoe het ging, of het veel energie kostte of juist energie gaf. Welke overeenkomsten en verschillen er zaten in de verschillende levenslijnen. Korte pauze (10 min.) x Werken met levenslijnen in de hulpverlening (20 min.) De docent introduceert 1 of meerdere methoden waarin het werken met een levenslijn in de hulpverlening een rol speelt. Zij geeft aan voor welke doelgroepen dit geschikt is, welk doel nagestreefd kan worden, hoe de toepassing per sector uiteen kan lopen en welke vaardigheden en middelen nodig zijn. x Het uitluisteren van verhalen (20 min.) De docent introduceert een oefening over luisteren en het stimuleren tot vertellen. De studenten gaan in tweetallen uiteen en gebruiken hun levenslijn als uitgangspunt voor de oefening. De bedoeling is dat ze goed naar elkaar luisteren en open en geïnteresseerde vragen stellen die het vertellen op gang brengen en houden. Dus niet teveel waarom-vragen, maar vooral waar- en wanneer-, hoe- en ‘en toen’-vragen. Na de eerste sessie wisselen de rollen. Studenten geven elkaar feedback. x Korte nabespreking van de oefening (10 min.) De docent vraagt een paar ervaringen op en stelt samen met de groep een paar valkuilen en vuistregels op voor goed luisteren. x Methodische inbedding (20 min.) Iedere student schrijft voor zichzelf op waar zij in haar(toekomstig) werk het werken met een levenslijn kan gebruiken en inzetten, voor wie, waarom, en wat daar aan randvoorwaarden voor nodig is. Daarna delen de studenten de suggesties in groepjes. x Afsluiting De docent geeft ruimte voor evaluerende opmerkingen, wijst op de mindmap voor de volgende keer en de verwerking van de les in reflectieverslag en portfolio.
22
TRIMBOS-INSTITUUT
9
Literatuur voor reader
In 2007 is het boek de betekenis van levensverhalen (Redactie: E. Bohlmeijer, L. Mies & G. Westerhof) verschenen bij Bohn, Stafleu & van Loghum. Dit boek geeft een theoretisch overzicht van de betekenis van levensverhalen en een overzicht van levensverhaalmethoden. Andere boeken die worden aangeraden om te gebruiken zijn: G. Kenyon, P. Clark, B. de Vries (Eds) 2001. Narrative Gerontology. Theory, Research and Practice. New York: Springer Publishing Company. ISBN: 0-8261-1389-3. F. Gibson.(2004) The past in the present: using reminiscence in health and social care. Baltimore: Health Professions Press. ISBN: 1-878812-87-4. Introducties over het belang van levensverhalen Bohlmeijer E.T. (2007). Herinneringen, levensverhalen en gezondheid. In: E.T. Bohlmeijer, L. Mies & G. Westerhof (Red). De betekenis van levensverhalen: theoretische beschouwingen, toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn, Stafleu & van Loghum. Meininger, H.P (2007) Levensverhalen en zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. In: E.T. Bohlmeijer, L. Mies & G. Westerhof (Red). De betekenis van levensverhalen: theoretische beschouwingen, toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn, Stafleu & van Loghum. Het autobiografisch geheugen Wessel, I. (2007) Tegen de tijdstroom in: het autobiografisch geheugen. In: E.T. Bohlmeijer, L. Mies & G. Westerhof (Red). De betekenis van levensverhalen: theoretische beschouwingen, toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn, Stafleu & van Loghum Bluck, S. & Levine, L. J. (1998). Reminiscence as autobiographical memory: a catalyst for reminiscence theory development. Ageing and Society, 18, 185-208. De functies van (levens) verhalen (identiteit, zingeving, bonding, ordenen, heel worden). Atkinson, R. (1995) The Gift of stories. Practical and spiritual applications of autobiography, life stories and personal mythmaking. London: Bergin & Garvey. M.n. Hoofdstuk 1. Understanding the transforming functions of stories. Kenmerken van levensverhalen Brugman, G.M. (2007). Het levensverhaal als constructie. In: E.T. Bohlmeijer, L. Mies & G. Westerhof (Red). De betekenis van levensverhalen: theoretische beschouwingen, toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn, Stafleu & van Loghum. Uitgangspunten narratieve benadering in de zorg Gass, D. (2001). Narrative knowledge and health care of the elderly. In: G. Kenyon, P. Clark, B. de Vries (Eds) 2001. Narrative Gerontology. Theory, Research and Practice. New York: Springer Publishing Company.
TRIMBOS-INSTITUUT
23
Levensverhalen en identiteit. McAdams, D.P. (1996). Narrating the self in adulthood. In: J.Birren, G. Kenyon, J. Ruth, J. Schroots, T. Svensson. Aging and biography. New York: Springer Publishing Company B. Randall, A McKim (2004). Toward a poetic of aging: the links between literature and life. Narrative Inquiry,14: 235-260. Reminiscentie F. Gibson.(2004) The past in the present: using reminiscence in health and social care. Baltimore: Health Professions Press. ISBN: 1-878812-87-4. Vooral hoofdstukken 1 en 2 als introductie Bohlmeijer, E. (2006) Life-review: herinneringen als uitgangspunt van therapie. In: A. Pot, Y. Kuin & M. Vink (Red). Handboek ouderenpsychologie. Utrecht: De Tijdstroom. W. Huizing, T. Tromp (2007). Werken met levensboeken in de praktijk van de ouderenzorg. In: E.T. Bohlmeijer, L. Mies & G. Westerhof (Red). De betekenis van levensverhalen: theoretische beschouwingen, toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn, Stafleu & van Loghum Moderne geneeskunst versus postmodern Frank, A.W. (1995). The wounded storyteller. Chicago: The university of Chicago Press. (ISBN: 0-226-25993-5). Vooral hoofdstuk 1: when bodies need voices. Levensverhaalmethoden Mies, L. (2007). Levensverhalen in de praktijk: interventies in gezondheidszorg en welzijnswerk. In: E.T. Bohlmeijer, L. Mies & G. Westerhof (Red). De betekenis van levensverhalen: theoretische beschouwingen, toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn, Stafleu & van Loghum. Dikke en dunne verhalen (restorying) Kenyon, G.M. & Randall, W.L. (XXX). Restorying our lives. Personal growth through autobiographical reflection. London: Praeger. M.n. hoofdstuk 3: the stories of our lives. Kropf, N. P. & Tandy, C. (1998). Narrative therapy with older clients: The use of a 'meaning-making' approach. Clinical Gerontologist, 18, 3-16.
24
TRIMBOS-INSTITUUT
10 Over de auteurs Ernst T. Bohlmeijer is werkzaam bij het Trimbos-instituut. In 2007 is hij gepromoveerd op de effecten van twee nieuwe levensverhaalmethoden op geestelijke gezondheid en zingeving: Reminiscence and late-life depression. Hij was betrokken bij ontwikkeling van diverse levensverhaalmethodieken waaronder Op zoek naar zin, De verhalen die we leven, Mantelzorgers in balans en Kinderen die hun ouders interviewen. In 2007 verscheen bij Bohn, Stafleu & van Loghum het boek De betekenis van levensverhalen onder redactie van E. Bohlmeijer, L. Mies en G. Westerhof. In het najaar van 2007 verschijnt bij uitgeverij Boom het boek De verhalen die we leven. Hij geeft regelmatig werkcolleges over life-review bij de Vrije Universiteit en de Radboud Universiteit. Per 1 november 2007 zal hijwerkzaam zijn bij de Universiteit Twente. William (Bill) Randall, Ed.D., is ‘associate professor of gerontology’ aan de St. Thomas Universiteit, in Fredericton, New Brunswick, Canada. Hij werkte ruim tien als dominee in de Protestantse United Church of Canada voordat hij in 1990 de academische wereld betrad. William Randall geeft al jaren les in narratieve gerontology voor studenten van de liberal arts university in Fredericton. Hij is (co) auteur van diverse boeken en artikelen omtrent het thema narratieve gerontology, biografisch ouder worden en het leven-alsverhaal: o.a. Restorying Our Lives: Personal Growth through Autobiographical Reflection (Praeger, 1997) Op dit moment werkt hij aan een boek: Reading Our Lives: The Poetics of Growing Old dat in 2008 bij Oxford University Press zal verschijnen. Thijs Tromp is onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen. Hij doet onderzoek naar de effecten van het werken met levensboeken in de ouderenzorg, met name op het punt van zingeving. Daarnaast werkt als stafmedewerker ethiek en identiteit bij Reliëf. Christelijke vereniging van zorgaanbieders. Hij heeft 9 jaar lessen verzorgd, onder andere over narratieve hulpverlening aan de SPH van de GH in Zwolle. Angelieke Stikkel is van huis uit Omgangskundige. Daarnaast heeft zij aan de Universiteit van Humanistiek een minor en aanvullend contractonderwijs gevolgd. Haar interesse ging hierbij voornamelijk uit naar het existentieel biografisch onderzoek. Vanaf 2006 is zij als docent werkzaam bij Saxion Hogescholen te Enschede, waar zij o.a. de lessen Narratief Werken ontwikkelt en verzorgt.
TRIMBOS-INSTITUUT
25
26
TRIMBOS-INSTITUUT
11 Bijlage 1 Opwarmoefeningen Bij het opwarmen aan het begin van een bijeenkomst of na een pauze is het vooral belangrijk dat het vrije associëren en vertellen wordt bevorderd. x verhalen De docent projecteert een woord (bijvoorbeeld fiets of appel) en vraagt de studenten om een verhaal te vertellen over het woord. Het is een opwarmoefening dat goed is voor de sfeer in de groep. De docent kan enige tijd de vraag stellen wat dit verhalen vertellen doet met de groep en met ieder individu. x Hoe ben je hier gekomen Vertel in groepjes, of plenair hoe je bij deze bijeenkomst bent gekomen. Bespreek daarna waarom je welk begin hebt gekozen, welke invulling en welk eindpunt je hebt gekozen. Was het een spannend verhaal of niet? Wat heeft bepaald hoe je je verhaal hebt verteld? x Associëren, analogieën In groepjes van 3 tot 5 personen. Laat bij de hieronder staande woorden allerlei beelden vrij associërend boven komen. Bij het eerste woord staan twee voorbeelden genoemd. Vriendschap
is als een…… een open haard is als een….. knusse oude keuken
Jaloezie Liefde Angst Schaamte Vreugde Verdriet Plezier Cynisme Berouw Gierigheid Gastvrijheid Vergeving Wrok
TRIMBOS-INSTITUUT
27
Optimisme Depressiviteit Egoïsme Verliefdheid Kameraadschap
x Oefening Analogieën met uitgebreide metaforen Groep van 5 personen Voorbeelden: Iemand die een zeer beperkend besluit neemt, is als iemand die…. de ramen van z’n huis zo geconstrueerd heeft, dat ze niet open kunnen. geen bloemen in z’n tuin wil laten groeien, alleen groenten. z’n kinderen geen huisdier gunt, omdat ie ooit door een kat is gekrabd. Iemand die altijd de schuld bij een ander zoekt, ia als iemand die… z’n afval over de schutting van de buren kiepert. een zwarte bril draagt. door een kijker in de huizen tegenover het zijne tuurt en niet oplet wat er in z’n eigen huis gebeurt. Iemand die hulp zoekt, maar eigenlijk niet wil veranderen, is als iemand die.. bij de bakker alsmaar om groenten vraagt. naar een reisbureau gaat, terwijl hij thuis wil blijven. in het water is gevallen, zich vastklampt aan een boei en daardoor vergeet de voorbij varende boot aan te roepen. Bij het vinden van analogieën helpt het als je aandacht hebt voor zaken als:
het het het het
kernwoord beeld gevoel kennen van het proces
Laat je daarbij leiden door je eigen (lijfelijke) associaties.
28
TRIMBOS-INSTITUUT
Oefenvragen: Iemand met een rotgevoel omdat hij steeds zaken te lang uitstelt, is als iemand die… Iemand die zichzelf verheven voelt boven een ander, is als iemand die… Iemand die zichzelf betrapt op het feit dat hij die avond weer teveel over zichzelf gesproken heeft, is als iemand die… Iemand die toch niet datgene vertelt wat hem dwars zit is als iemand die… Iemand die ongeduldig en kortaf is, is als iemand die…
x Werken met mindmaps Een manier om de continuïteit tussen de verschillende bijeenkomsten te bewerkstelligen, is om de studenten te vragen een zogenaamde ‘mindmap’ te maken. Dat is een associatieve vormgeving op papier van de vorige les, met behulp van beelden, metaforen, plaatjes, kleuren, kreten etc. geeft de student een impressie van de les ervoor. Het blijkt dat dit soort ‘werkstukken’ goed helpen om te herinneren wat er gebeurd en gezegd is. In feite vormen de beelden en kreten ‘triggers’ voor reminiscentie.
TRIMBOS-INSTITUUT
29
30
TRIMBOS-INSTITUUT
12 Bijlage 2 Verwerkingsoefeningen x Rollenspel Eenzelfde gebeurtenis wordt op drie verschillende manieren verteld. Het gaat om de volgende gebeurtenis. Terwijl je met een kennis, druk pratend over relaties, wat je gisteren gegeten hebt in een restaurant of iets anders, een drukke winkelstraat wilt oversteken, komt er een bus aangereden. Je weet net op tijd te stoppen maar de bus raakt je elleboog en je valt achterover. Andere mensen schieten je te hulp. Je ontdekt dat je er ondanks een kneuzing van je elleboog (die je niet meer kan buigen) er goed vanaf bent gekomen. Je bent wel erg geschrokken. Deze gebeurtenis wordt op drie verschillende manieren door drie tweetallen na gespeeld. In het eerste rollenspel wordt het verhaal tegen je beste vriend, als een komedie, een dag later verteld. In het tweede rollenspel wordt het verhaal tegen je maatschappelijk werker, als een tragedie, een week later verteld. In het derde rollenspel wordt het verhaal tegen een vreemdeling in een kroeg, als een avontuur verteld. Wanneer er voldoende studenten zijn is het aardig om de tweetallen op de gang te laten plaats nemen met de opdracht, zonder dat ze de opdracht van de anderen kennen. Als docent stel je na de drie rollenspellen de vraag wat de anderen is opgevallen over de invloed van tijd, toehoorder en genre. Deze oefening maakt de studenten bewust van belang van luisteraar, tijd en genre op hoe het verhaal wordt verteld. x Handtekening verhaal Geef het voorbeeld van een handtekening verhaal. Een handtekening verhaal is een verhaal dat iemand ten voeten uit typeert. Het is een verhaal dat je zelf vaak vertelt of dat je ouders vaak vertelt op familiebijeenkomsten of bij de eerste ontmoetingen met een nieuwe vriend of vriendin. Vraag de studenten om te bedenken wat voor hen een handtekeningverhaal te vertellen. Als docent kun je vervolgens de volgende vragen stellen: Hoe voelt het om dit verhaal te vertellen? Wat vind je er niet leuk/leuk aan? Wat laat dit verhaal zien over jou? Maak je het verhaal wel eens anders of mooier? Een handtekeningverhaal van Bill Randall is de volgende: Toen ik twee jaar was, kreeg ik – net als mijn twee zussen – polio. Vaccinatieprogramma’s maakten toen geen onderdeel uit van de gezondheidszorg. Er was een epidemie die veel slachtoffers maakte. Een zus kwam bijna te overlijden; mijn andere zus raakt ernstig en permanent invalide. Bij mij deed de ziekte een aanslag op mijn diafragma, de spieren die net onder de longen zitten en die het mogelijk maken om adem te halen. Gedurende twee weken, tijdens de eerste fase van de ziekte, werd ik aangesloten op een ijzeren long, een apparaat in de vorm van een tank dat mij regelmatig liet adem halen,
TRIMBOS-INSTITUUT
31
zoals een moderne ‘respirator’. Zonder dit apparaat zou ik zijn gestorven. Maar dankzij dit apparaat kan ik nu dit verhaal vertellen. In dat verhaal ben ik in een koude, groene ruimte, speciaal ingericht voor dit apparaat. Verder is er niemand. De ruimte had geen enkele sfeer en was klinisch ingericht. Door de getraliede ramen is de griezelige, koude mist van de havenstad waar we toen woonden. Hoe somber dit ook klinkt, ik heb altijd van dit verhaal gehouden. Zo vaak heb ik mezelf dit verhaal horen vertellen op feesten en verjaardagen, wanneer de gesprekken op levensbedreigende ziekten en ongelukken kwamen. Momenten wanneer je wel wat sympathie geen kwaad kan. Ik heb het gevoel dat dit verhaal me goed portretteerde: een klein kind-held, vastgesnoerd en machteloos, met geen enkele keus dan er liggen en ondergaan – alleen. Later bleek dit verhaal alleen niet waar tenminste de ijzeren long. Volgens mijn ouders heb ik nooit aan zo’n apparaat gelegen. Ze maakten zich in die tijd wel zorgen en hielden me binnen. En vooral toen ik een paar maanden later longontsteking kreeg en ik een paar dagen in een zuurstoftent moest. Maar dat was het. Geen groot drama! Ik had het opgeblazen. Ik zei nog wel tegen hen dat hun versie ook maar een verhaal was. Dat zij hun versie veel minder erg hadden gemaakt, uit schuldgevoel, om hun onmacht te camoufleren. Dat het idee dat ze me aan een machine moesten toevertrouwen en mij daar achterlaten niet konden verdragen. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Juist of niet, dit verhaal bleef iets betekenen voor mij; ook na de correctie van mijn ouders. Waarom? Zo vraag ik mezelf af. Wat zit er voor mij in? Waarom zit het al zo lang in mijn repertoire of waarom het ik het verhaal bedacht? Waar gaat het over? Welke persoonlijke mythe heeft het impliciet vertegenwoordigd? Welk aspect van mijn karakter, mijn relaties, mijn levensloop moest het verhaal verklaren? Voor welke mislukkingen biedt het een excuus? Welke onderliggende gedachten of gevoelens sanctioneerde het verhaal op een subtiele wijze? x Film of boek Vraag de studenten om een film of boek dat veel indruk heeft gemaakt. Laat de studenten in tweetallen elkaar interviewen over de film of het boek. De opdracht is om te achterhalen waarom dit boek of film zo’n indruk heeft gemaakt en hoe dit heeft doorgewerkt (bewustzijn, inzicht, gedrag).
x Plaats, cultuur, samenleving Geef de studenten een vel papier met daarop 5 cirkels getekend. Bij de cirkels staan van binnen naar buiten de volgende woorden: gezin, school, stad/dorp, regio, Nederland. Het is de bedoeling dat elke student in elke cirkel bepalende kenmerken/eigenschappen/normen/waarden zet die daarbij horen. Vraag hen vervolgens een cirkel te zetten om de kenmerken die ze positief vinden en overgenomen hebben en een kruis door de kenmerken waar ze zich juist tegen afzetten. Deze oefening maakt bewust van hoe je verhaal altijd vorm krijgt binnen diverse sociale segmenten. En dat er twee manieren zijn om ermee om te gaan. x Life-review Er vindt een groepsdiscussie plaats. De vraag is wanneer en waarom je besloot deze opleiding te gaan doen. Wat is je motief? Hoe kijk je er nu tegen aan?
32
TRIMBOS-INSTITUUT
De studenten ervaren zelf hoe het is om terug te kijken en te reflecteren. x Reminisceren. Laat de studenten elkaar in tweetallen interviewen. Het onderwerp is de meest positieve gebeurtenis van vorig jaar. Probeer te achterhalen waarom dit zo’n positieve gebeurtenis is. Bespreek hoe het was om op deze wijze te reminisceren. Welke functie heeft het? x Invloed van verhalen De docent neemt twee of drie exemplaren mee van verschillende kranten. Bijvoorbeeld: Trouw, Telegraaf, Volkskrant en een regionale krant. De studenten worden in twee of drie groepen opgedeeld. Hen wordt gevraagd de verschillende kranten te analyseren op de volgende onderwerpen: koppen, selectie van onderwerpen, taal en toonzetting etc. De uitkomsten worden plenair besproken. Vervolgens wordt besproken hoe het is als je dagelijks dezelfde krant leest; hoe dit je visie op de wereld (bewust of onbewust) kan beïnvloeden. Bewustwording van hoe we altijd temidden van veel verhalen leven en hoe we daardoor beïnvloed kunnen worden. x Het verhaal van Boudewijn Büch. Vertel kort iets over het levensverhaal van Boudewijn Büch. Vertel hoe hij een aantal belangrijke gebeurtenissen in zijn leven heeft verzonnen. Vraag de studenten wat ze hiervan vinden? Waarschijnlijk ontstaat een levendige discussie tussen voor- en tegenstanders. Stel als docent eventueel prikkelende vragen: mag je op een cv dingen verzinnen? Hoe zou je het vinden als je er na 10 jaar achter komt dat je partner over iets belangrijks heeft gelogen? Deze discussie maakt bewust van een centraal kenmerk: het levensverhaal als fictie of reconstructie. Maar waar ligt de grens? x Familie als verhaal Laat de studenten nadenken over hun familie als verhaal… Wat zijn belangrijke gebeurtenissen of keerpunten geweest? Is er een bepaald plot in het verhaal van de familie? Wat zijn typische handtekening verhalen in de familie? Wie zijn/waren de belangrijkste karakters in het familieverhaal? Wie was de typische held? Wie een typische schurk? Welk rol heb jij gespeeld in de familieverhaal? En welke je eventuele broers of zussen? In welke settings – fysiek, geografisch, economisch, politiek, maatschappelijk – ontvouwde zich het familie verhaal? Wat zijn belangrijke conflicten geweest? Waren er belangrijke thema’s? Waren er motto’s (waarden en normen) die vaak werden genoemd? Wat is de atmosfeer/narratieve grondtoon van je familie als verhaal?
TRIMBOS-INSTITUUT
33
Hoe heeft je familieverhaal – met haar plot, karakteriseringen, thema’s, - jou beïnvloed? Hoe kijk je daar nu tegenaan? x Herschrijven Stel de studenten de volgende vraag. Welk verhaal over je leven zou je willen herschrijven en waarom? Wissel de ervaringen en antwoorden uit. x Stamboom Vraag aan de studenten om een stamboom te maken van hun ouders, grootouders en eventueel overgrootouders. Vraag om bij elke naam het beroep en een aantal karaktereigenschappen op te schrijven. x Uitspraken Selecteer een of meerdere uitspraken of citaten. Vraag studenten wat ze van dit citaat vinden of wat er in hun ogen mee bedoeld kan zijn. Voorbeelden van uitspraken die hiervoor in aanmerking komen zijn: We are what we remember ourselves to be Roger Schank Biologically, physiologically, we are not so different from each other; Historically, as narratives – we are each of us unique. Oliver Sacks Stories are habitations. We live in and through stories. They conjure worlds. We do not know the world other than as story world. Stories inform life. They hold us together and keep us apart. We inhabit the great stories of our culture. We live through stories. We are lived by the stories of our race and place. We are, each of us, locations where the stories of our place and time Become partially tellable. Miller Mair. Story is to human being What the pearl is to the oyster. Joseph Gold New metaphors…have the power to create a new reality. George Lakoff & Mark Johnson Stories are not innocent Harold Rosen In your own life story is where you will find your truth Robert Atkinson In choosing which of my memories I wished to foreground and which to forget
34
TRIMBOS-INSTITUUT
I was shaping not only my past but also my present and potentially my future. Sharon Hamilton Is this not our destiny as human beings, to learn, to grow, to come to know ourselves and the meanings of our life in the deepest, richest, most textured way possible? If we do not know the self, what can we know? If we cannot learn from reflection upon our own lived experience, from what can we learn? Michael Brady At the end of our lives, after we have passed on, All that is left of us is our story. Richard Stone
TRIMBOS-INSTITUUT
35
36
TRIMBOS-INSTITUUT
13 Bijlage 3 Opdracht reflectieverslag Het is een mogelijkheid om de student na elke bijeenkomst een kort reflectieverslag te laten schrijven. In dit verslag komen de volgende onderwerpen aan bod: x x x x x
Wat waren de belangrijkste thema’s tijdens de bijeenkomsten? Wat sprak je aan uit de literatuur? Waar ben je kritisch over ten aanzien van de bijeenkomst of literatuur? Wat waren de belangrijkste leerpunten of inzichten die je hebt opgedaan? Wat heb je geleerd over jezelf?
TRIMBOS-INSTITUUT
37
38
TRIMBOS-INSTITUUT
14 Bijlage 4 Luisterkunst Luister met respect voor het nieuwe van het levensverhaal van de ander, voor het rijke TEXTURE van hun verhaal. Laat merken dat het verhaal interessant is. Wees alert op de oordelen en stereotyperingen die je ongetwijfeld zult ontwikkelen. Het verhaal van de ander zal knoppen (allergieën) indrukken in jouw verhaal maar probeer je normale reactie te onderdrukken. Hou contact met de complexiteit van je eigen verhaal. Mogelijk leer je in de ontmoeting weer iets daarover. Creëer een respectvolle sfeer waarin de ander zich niet beoordeeld voelt zodat de ander de veiligheid voelt om te vertellen, om nieuwe betekenissen te ontdekken, en vooral nieuwe verhalen te exploreren. Volg het tempo van de ander. Luister met respect voor de richting die de ander – niet jij – op wil gaan. Je kunt het waarderen en bijzonder vinden dat de ander zijn/haar levensverhalen met jou wil delen. Hoor de vormen waarin de ander zijn verhaal doet. Zorg dat je niet zo opgezogen raakt door de inhoud dat je de vorm niet meer hoort. Luister naar hoe de ander over zichzelf vertelt. Hoor de feitelijke woorden en uitdrukkingen die de ander gebruikt, de toonzetting. Probeer bewust te zijn van het genre dat iemand gebruikt en de wijze waarop gebaren, lichaamstaal, oogcontact het verhaal bekrachtigen of ‘verraden’. Luister naar de wijze waarop de ander zichzelf en anderen karakteriseren in de verhalen over de omstandigheden en relaties waar ze deel van uit maken. Welke thema’s liggen ten grondslag aan de anekdotes, welke levensfilosofie komt erin tot uitdrukking? Luister naar hints van een onderliggende mythe. Luister naar de wijze waarop relaties worden gelegd tussen gebeurtenissen, de belangrijkste keerpunten die worden genoemd en de conflicten die zij mogelijk weerspiegelen. Probeer de plots en subplots te ontdekken in de verhalen en hoe verschillende elementen – plot, thema, karakter, genre – interacteren. Luister naar clous over de verschillende grotere verhalen waarin de persoonlijke verhalen zijn opgenomen. Luister naar de wijze waarop de verhalen zijn beïnvloed door de narratieve omgeving en belangrijke anderen (co-auteurschap). Luister naar de normen en waarden die in de verhalen aanwezig zijn en hoe die de identiteit kunnen verruimen of beperken. Luister niet met het oogmerk om hun levensverhaal te veranderen of om het te fixeren. Luister met het oogmerk dat de ander zijn verhaal kan uitbreiden, vergroten of verdiepen waardoor de energie in het verhaal ‘loskomt’. Help de ander meer respect te krijgen voor de gelaagdheid en diepte van het eigen verhaal. Bekommer je niet te veel om de feitelijke waarheid. Luister naar en stimuleer de narratieve waarheid. Is het verhaal je geloof waard? Help de coherentie van het verhaal te versterken. Luister naar de wijze en mate van betekenisgeving. Stimuleer dit desgewenst. Help om op een voorzichtige wijze verbanden te leggen, nieuwe betekenis te ontdekken. Elk verhaal is betekenisvol.
TRIMBOS-INSTITUUT
39
Luister naar positieve openingen in het verhaal, waar de ander misschien nog niet zo bewust van is. Vraag om er wat meer over te vertellen. Open deuren die op een kier staan waardoor een nieuw perspectief ontstaat, een nieuwe kijk op zichzelf. Luister, omdat je zelf kunt leren en wijzer kunt worden van het verhaal van de ander.
40
TRIMBOS-INSTITUUT
15 Bijlage 5 Levensverhaal-interview Hier volgt het voorbeeld van een levensverhaal interview dat door McAdams (1993) is ontwikkeld. Het totale interview zal snel drie uur duren. Het advies om het interview in twee of drie delen te splitsen. Thema 1: Het leven als een boek Het interview start met het maken van een overzicht van het leven van de ander. U zou kunnen voorstellen om het leven als een boek met hoofdstukken te zien. Bijvoorbeeld op basis van de volgende inleiding. Ik wil voorstellen om een overzicht van je leven te maken door uw leven als een boek voor te stellen met hoofdstukken. Wit u proberen om uw leven in een aantal hoofdstukken in te delen en elk hoofdstuk te beschrijven. U mag zelf kiezen hoeveel hoofdstukken, maar ik zou zeggen minimaal 3 en maximaal 8. Kies voor elk hoofdstuk een titel. Sta ook stil bij de overgang van het ene hoofdstuk naar het andere, wat speelde daarbij een rol. U kunt overwegen om deze vraag van te voren al te geven aan de ander opdat hij/zij er alvast wat over na kan denken. Maar alleen als u denkt dat hij het wel leuk zal vinden om hier alvast mee bezig te zijn. Dit gesprek is echt bedoeld om een overzicht te krijgen. Ga dus nog niet te veel in op details. Dit kan altijd later nog. Thema 2: Belangrijke gebeurtenissen in het leven In het tweede gesprek wordt stil gestaan bij belangrijke gebeurtenissen in het leven van de ander. Het gaat om specifieke momenten in het leven die erg belangrijk zijn (geweest) voor hem. Het gaat om de volgende belangrijke gebeurtenissen: x Een hoogtepunt. Wat was een heel mooi (of het mooiste) moment in uw leven? x Een dieptepunt. Wat was een heel vervelend/moeilijk moment in uw leven? x Een keerpunt. Wat was (achteraf gezien) een keerpunt in uw leven? Bijvoorbeeld dat u echt een andere weg bent in geslagen, of ineens een heel nieuw inzicht heeft gekregen dat voor u bepalend is geweest? x De eerste herinnering. Kunt u een van uw eerste herinneringen beschrijven? x Een belangrijke herinnering uit uw kindertijd. Kunt u een herinnering uit uw kindertijd beschrijven (positief of negatief) die nu nog steeds heel belangrijk voor u is? x Idem. Een belangrijke herinnering uit uw adolescentie. x Idem. Een belangrijke herinnering uit uw volwassen tijd. x Idem. Een belangrijke herinnering uit uw leven die u nog niet genoemd hebt. Het is belangrijk om bij elke herinnering goed stil te staan. Vraag door naar details. Probeer ook te begrijpen wat de betekenis is geweest van elke herinnering voor het gehele leven van ander. Waarom heeft hij/zij juist voor die herinnering gekozen?
TRIMBOS-INSTITUUT
41
Thema 3: Belangrijke personen en de toekomst In het derde gesprek kan allereerst stil gestaan worden bij belangrijke mensen in het leven van de ander. U zou het volgende kunnen zeggen: In het leven van ieder mens hebben altijd een aantal mensen een grote rol gespeeld/veel invloed gehad. Zou u minstens vier mensen kunnen noemen die erg belangrijk zijn in uw levensverhaal. Minimaal een van deze vier mensen moet iemand zijn die geen familie van u is. Kunt u bij elk van deze personen aangeven waarom en hoe deze belangrijk voor u is geweest? Wanneer deze vraag is beantwoord zou u nog kunnen vragen of hij nog andere helden of heldinnen heeft Daarna is het te overwegen om een uitstapje naar de toekomst te maken omdat ook dit onderdeel is van het levensverhaal. Denk aan de volgende vragen. x Wat zijn uw plannen voor de toekomst? x Heeft u nog een speciale droom? x Wat zou u nog willen bijdragen aan uw (naaste) omgeving of aan de volgende generatie? x Speelt uw creativiteit een rol in uw leven de komende tijd? x Wat houdt u op dit moment bezig? x Wat boeit u? Thema 4: Stress en moeilijke perioden. In het vierde gesprek komen twee thema’s aan de orde: perioden van stress of conflicten in het levensverhaal en persoonlijke ideologie. U zou het volgende kunnen zeggen: In elke levensverhaal zijn er ook conflicten, onopgeloste zaken en moeilijke perioden. Zou u twee gebieden in uw leven willen noemen waar u veel moeite mee heeft gehad of nog heeft? Kunt u dat verder toelichten? Hoe bent u ermee omgegaan of gaat u er nu mee om? Heeft u daarbij ook hulp gehad? Wat heeft het u geleerd? Thema 5: Ideologie. Vervolgens zou het thema van persoonlijke ideologie aan de orde kunnen komen. Denk aan de volgende vragen: x Gelooft u in het bestaan van een God of andere hogere macht of zijnsniveau? Kunt dat uitleggen? x Wat is uw religieuze of spirituele overtuiging? Kunt u dat beknopt uitleggen? x Waarin verschilt uw persoonlijk geloof of overtuiging van andere mensen die u kent? x Heeft uw geloof of overtuiging zich veranderd in de loop van de tijd? Wanneer en hoe vooral? x Heeft u een specifieke politieke overtuiging? Kunt u dat uitleggen? x Wat is de meest belangrijke waarde in het menselijk bestaan/in uw leven? Kunt u dat toelichten?
42
TRIMBOS-INSTITUUT
x Wat kunt u mij nog meer vertellen over uw meest fundamentele overtuigingen en waarden over het leven en de wereld? U zou de gesprekken af kunnen sluiten met de vraag over een levensthema. Bijvoorbeeld de vraag: Als u nu terugkijkt op uw leven is er dan een bepaald thema of rode draad dat daarin centraal staat? Kunt u dat toelichten?
TRIMBOS-INSTITUUT
43
44
TRIMBOS-INSTITUUT
16 Bijlage 6 (onvolledig) Overzicht bestaande levensverhaalmethoden Titel Op zoek naar zin
Op zoek naar zin variant
De verhalen die we leven
Open Kaart
Dierbare herinneringen
Luisteren vanuit je leunstoel
Vorm en doelgroep
Een reminiscentiecursus voor mensen van 55 jaar en ouder met depressieve klachten. Een reminiscentiecursus voor ouderen met langdurige psychiatrische problematiek Een life-review gespreksgroep voor mensen van 55 jaar en ouder met depressieve klachten. Ouderen, thuiswonend of in verzorgings- of verpleeghuizen: zingeving en identiteitsondersteuning, verbetering van de zorg (relatie) Life-review interviews met bewoners van verzorgingsen verpleeghuizen met een focus op positieve herinneringen. Reminiscentie, gezelligheid, saamhorigheid, identiteitsondersteuning, zingeving
TRIMBOS-INSTITUUT
Waar te verkrijgen
Trimbos-instituut
Trimbos-instituut
Amsterdam: uitgeverij Boom (per 1.11.2007)
Reliëf
Website Trimbos-instituut (per 1.10.2007)
Houten: Bohn, Stafleu & van Loghum
45
46
TRIMBOS-INSTITUUT
17 Bijlage 7 Levenslijn-interview-methoden Methode Schroots De LIM wordt aanbevolen door Schroots (1984) als een alternatief bij vragenlijsten. Het voordeel van de LIM is dat de levensloop visueel gemaakt wordt. Schroots en van Dongen gebruiken een dergelijke methode om mensen te helpen een start te maken met het schrijven van een autobiografie. In de eerste plaats wordt het doel van het onderzoek uitgelegd en een aantal voorbeelden getoond van een willekeurige levenslijn. Vervolgens wordt een vel A4-papier gegeven met daarop twee verticale lijnen, verbonden met een horizontale lijn. De verticale lijnen 0 en 100 zijn de levensjaren. De respondent wordt gevraagd ergens tussen de 0 en de 100 een kruisje te plaatsen, waar volgens haar haar huidige leeftijd hoort te staan. Ook hier wordt een verticale lijn getrokken. Daarna wordt gevraagd om een levenslijn te trekken vanaf de geboortelijn (de 0-lijn) tot de zojuist getrokken leeftijdslijn, met hoogtepunten, de toppen, en dieptepunten, de dalen. Bij de toppen en dalen wordt de leeftijd neergezet en welke gebeurtenis plaats vond. Vervolgens wordt in een interview aanvullende vragen gesteld over de hoogte- en dieptepunten. Schroots, J. (1984) Levenslijn-interview-methode: alternatief bij vragenlijsten”, TNOproject Methode Smits Smits heeft zich voor haar methode gebaseerd op de levenslooptechniek van Progroff. Bij deze methode wordt gebruik gemaakt van een grafiek. De methode is gemaakt voor het werken met groepen, waarbij onderlinge uitwisseling plaats vindt. Maar het visuele onderdeel van deze methode is mijns inziens ook goed bruikbaar voor mijn doel. Door te werken in groepen komt er een aspect van bewerken van de levensloop in de methode. Beschrijving van de methode: Op een grafiek papier wordt een verticale lijn (de Y-as) en een horizontale lijn (de X-as) getrokken. De Y-as heeft een verdeling van -4 tot +4. De X-as wordt getrokken vanaf de 0 van de verticale lijn. Aan de deelnemers wordt gevraagd om maximaal 6 episodes, die men in het leven kan onderkennen af te zetten op de X-as. Een episode wordt een subjectief deel van de levensloop genoemd, die men ervaart als een afgebakend geheel. Als voorbeeld wordt genoemd de tijd die men in het ouderlijke gezin heeft doorgebracht, in een bepaalde stad of dorp woonde of een periode waarin men ziek of werkloos was. Deze indeling wordt in kleinere subgroepjes besproken. Er wordt een kleine pauze ingelast. Na de pauze volgt een uitleg over voorvallen en gebeurtenissen. Met voorvallen en gebeurtenissen worden die gebeurtenissen bedoeld die geen merkbare invloed heeft achtergelaten, zoals het breken van een been. De waardering is een min wanneer men het voorval als een slechte zaak herinnert, b.v. de pijn. Bij een gebeurtenis ligt de nadruk meer op de situatie. De waardering kan echter ook een plus zijn, namelijk als men zich voornamelijk de aandacht die men heeft gekregen waardeert. Na een ontspanningsoefening worden maximaal 6 voorvallen afgetekend in de grafiek met een vierkantje en deze te espreken in de subgroepen.
TRIMBOS-INSTITUUT
47
Afhankelijk van de situatie (één of meerdere sessies) en de tijd, vindt er nu een evaluatie plaats in de grote groep, dan wel aan het eind van het geheel. Na een korte pauze volgt een uitleg over mijlpalen. Met mijlpalen worden gebeurtenissen bedoeld die een doorwerkend karakter hebben, bijvoorbeeld het behalen van een diploma of een verhuizing, een verlies van een dierbare of een jubileum. Bij de duiding van het verschil tussen voorvallen en mijlpalen is het doorwerkende karakter van doorslaggevende betekenis. Maximaal 6 mijlpalen worden na enige tijd van stilte met rondjes aangegeven in de grafiek. Deze worden opnieuw in de subgroepjes besproken. Eventueel vindt er een evaluatie plaats in de grote groep. Een zelfde werkwijze wordt toegepast met de kruispunten. Onder kruispunten wordt verstaan de momenten dat men in beslissingen moet nemen of keuzen moet maken. Deze beslissingen of keuzen kunnen bepaald zijn door omstandigheden of door toeval. Soms moet men zeer bewust een keuze maken. Vaak worden kruispunten pas achteraf als kruispunten herkend. Maximaal zes kruispunten worden met een kruisje aangegeven op de grafiek. C.W.M. Smits, ‘Levenslooptechniek als herinneringsmethode in groepsverband’, in: Leren en leven met groepen ,Houten, 1989, F4410-1-22
48
TRIMBOS-INSTITUUT
18 Bijlage 8 methodiekopdracht Je hebt gedurende de module verhaal en hulpverlening informatie gekregen en gezocht over verhalende benaderingen in de zorg- en hulpverlening. Zoals je hebt gemerkt kun je niet met een woord over dé narratieve benadering spreken. Er zijn vele benaderingen en methoden die zich narratief noemen, maar die onderling sterk van elkaar verschillen. Ook zijn er benaderingen die niet als narratief of verhalend worden gepresenteerd, maar daar wel onder geschaard kunnen worden, denk bijvoorbeeld maar aan reminiscentie. De verschillen in narratieve benaderingen in zorg- en hulpverlening hebben te maken met de verschillende doelgroepen, uitvoerders en de doelen van de benadering. Het maakt nogal uit of je als psychotherapeut met iemand met persoonlijkheidsstoornissen werkt aan een narratieve reconstructie van diens levensloop, of dat je als activiteitenbegeleider met een aantal ouderen in een verzorgingshuis een creatieve voorleesmiddag organiseert. Voor kinderen, jongeren, volwassenen, ouderen, mensen met uiteenlopende psychiatrische stoornissen, mensen met verstandelijke beperkingen bestaan reeds verschillende narratieve methoden. In het kader van deze opdracht ga je voor jezelf een keuze maken voor een methode of benadering die je in een werkveld naar keuze, voor een doelgroep naar keuze, met een doel naar keuze kunt uitvoeren als (SPH)-professional. x Maak duidelijk voor welke setting je kiest (werkveld, residentieel/ambulant etc,) x Maak duidelijk voor welke doelgroep je kiest, en waarom. Typeer de doelgroep. x Maak duidelijk welk doel je met de narratieve benadering wilt bereiken en waarom je denkt dat een narratieve benadering daarvoor geschikt is. x Maak duidelijk dat een narratieve benadering bij jouw opvatting van jouw beroep hoort. x Maak een keuze voor een bepaalde methode of benadering. Werk uit wat die benadering behelst en waarom die past bij de door jouw gekozen doelgroep en doelen. (Je kunt natuurlijk ook, en dat si nog beter, uit verschillende benaderingen een eigen benadering samenstellen). x Werk redelijk nauwkeurig, in stappen uit hoe je de methode gaat toepassen (aan de hand van de behandelingscyclus). x Geef aan hoe je denkt die methode te kunnen toepassen en mogelijk kunt implementeren in een instelling. Welke weerstanden of positieve ervaringen zul je, denk je, tegenkomen? Hoe treed je die tegemoet? x Geef aan wat deze module heeft bijgedragen aan je competenties om zo’n methode uit te voeren. x Wat zou je nog willen leren?
TRIMBOS-INSTITUUT
49
50
TRIMBOS-INSTITUUT
19 Bijlage 9 Voorbeeld leerprogramma Voorbeeld leerpakket narratief werken als onderdeel van minor Ouderenvraagstukken Ontwikkeld door Angelieke Stikkel van Saxion Hogescholen Enschede Inhoud leerpakket ‘You can’t tell who you are unless someone is listening’ (Sam Keen & Anne Fox, Telling your story) Zowel in privé als professionele sfeer is een toenemende belangstelling voor het werken met levensverhalen zichtbaar geworden. Dit valt af te leiden uit de grote hoeveelheid weblogs en (auto)biografieën, maar ook het toenemende aanbod binnen de hulpverlening. Stilstaan bij het eigen levensverhaal kan een belangrijk hulpmiddel zijn bij het onderkennen van emoties en het verwerken van gebeurtenissen. Butler* geeft in dit verband aan dat alle mensen aan het einde van hun leven spontaan een proces van life review ondergaan. Dat dit proces van ‘de balans opmaken’ niet alleen is voorbehouden aan de zogenaamde ‘oudere generatie’, blijkt uit het feit dat wij mensen al levende voortdurend bezig zijn met betekenis te ontlenen aan het leven via verhalen. Inzicht in ons eigen verhaal en uniciteit, kan leiden tot nieuwe aanknopingspunten van waaruit het leven bewust richting gegeven kan worden. Er ontstaat ruimte voor een leven afgestemd op de eigen realiteit. Een vertrekpunt van waaruit het nemen van eigen verantwoordelijkheid mogelijk wordt. In deze lessenreeks zullen we aandacht hebben voor het eigen levensverhaal, om van daar uit de koppeling te maken naar de doelgroep ‘ouderen.’ Dit gebeurt a.d.h.v. bestudering van theorie en de uitvoering van verschillende levensverhaalmethoden. Na het volgen van dit leerpakket weet je: x wat onder narratief werken wordt verstaan x wat de grenzen en mogelijkheden zijn van deze methodiek x hoe de toegenomen interesse voor deze methodiek te plaatsen valt binnen actuele sociale en maatschappelijke ontwikkelingen Na het volgen van dit leerpakket kun je: x zelfstandig een narratieve werkvorm te ontwikkelen voor een bepaalde cliënt / cliëntgroep waarin je doel en werkwijze op elkaar afstemt x deze uitvoeren en evalueren a.d.h.v. zelf opgestelde criteria Een onderdeel van de lessen zal bestaan uit het aan den lijve ondervinden van verschillende werkvormen voortvloeiend uit de narratieve methode. Dit betekent reflectie en
TRIMBOS-INSTITUUT
51
zelfonderzoek. Echter: het accent ligt op het bepalen van wat de meerwaarde is van deze methode voor jouw eigen toekomstige beroep. Een voorwaarde om deel te nemen: Een voorwaarde om deel te kunnen nemen aan dit leerpakket is dat je bij aanvang van het programma je eigen levensverhaal geschreven hebt. Tabel tijdsbesteding werkcolleges Week Week Week Week Week Week Week Week Week Week TOTAAL 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
StudieActiviteit
Lezen handleiding onderwijseenheid Vaardigheidslessen Consult (optioneel)
1 2
1 2
2
2
1
1
2
2
2
14 2
Zelfstudie theorie Oefeningen / opdrachten
10
6
6
6
6
6
5
5
5
5
5
5
5
35
TOTAAL
18
13
14
14
13
13
7
92 SBU (4 ECT’s)
40
*Butler, R.N. (1963). The life-review: An interpretation of of reminiscence in the aged. Psychiatry 26, 65-76.
52
TRIMBOS-INSTITUUT
Draaiboek werkcollege 1 t/m. 7: Activiteiten voor de les:
Activiteiten tijdens de les:
Activiteiten na de les:
x
Week 1: ‘Kennismaking’ x Kennismaking x Oefenen met diverse levensverhaal x methoden x Afsluiting en vooruitblik op de volgende bijeenkomst Week 2: ‘Verhalen: functie en werking’ x Bespreking van de literatuur en huiswerkopdracht x Oefenen met diverse levensverhaal x methoden x Afsluiting en vooruitblik op de volgende bijeenkomst Week 3: ‘ Associeren als inspiratiebron’ x Bespreking van de literatuur en huiswerkopdracht x Oefenen met diverse levensverhaal x methoden x Afsluiting en vooruitblik op de volgende bijeenkomst Week 4: ‘De levenslijn interviewmethode’ x Bespreking van de literatuur en huiswerkopdracht x Oefenen met diverse levensverhaal x methoden x Afsluiting en vooruitblik op de volgende bijeenkomst
x
x
x
x
x
x
Het schrijven van je eigen levensverhaal Het lezen van de onderwijseenheid en toetscriteria Het lezen van readertekst 1 en 2
Het lezen van readertekst 3 en 4
Het lezen van readertekst 5, 6
Het lezen van readertekst 11
TRIMBOS-INSTITUUT
x
x
x
x
x
x
x
Het schrijven van een verslag n.a.v. de les en theorie (zie de toetscriteria) Het uitwerken van de eventuele huiswerkopdracht
Het schrijven van een verslag n.a.v. de les en theorie (zie de toetscriteria) Het uitwerken van de eventuele huiswerkopdracht
Het schrijven van een verslag n.a.v. de les en theorie (zie de toetscriteria) Het uitwerken van de eventuele huiswerkopdracht
Het schrijven van een verslag n.a.v. de les en theorie (zie de toetscriteria) Het uitwerken van de eventuele huiswerkopdracht
53
Activiteiten voor de les:
Activiteiten tijdens de les:
Activiteiten na de les:
x
Week 5: ‘Grenzen en mogelijkheden van narratief werken’ x Bespreking van de literatuur en huiswerkopdracht x Oefenen met diverse levensverhaal x methoden x Afsluiting en vooruitblik op de volgende bijeenkomst Week 6: ‘Presentatie van de verdiepingsopdrachten’ x Bespreking van de literatuur en huiswerkopdracht x Presentatie van de verdiepingsopdrachten x Afsluiting en vooruitblik op de volgende bijeenkomst Week 7: ‘Toekomst’ x Bespreking van de literatuur en huiswerkopdracht x Oefenen met diverse levensverhaal x methoden x Afsluiting leerpakket
x
x x
x
Het lezen van readertekst 8, 9 en 10
Het voorbereiden van je presentatie Het lezen van readertekst 7 en 12
Het invullen van het evaluatieformulier t.b.v. de lessenreeks
x
x
x
x
x
Het schrijven van een verslag n.a.v. de les en theorie (zie de toetscriteria) Het uitwerken van de eventuele huiswerkopdracht
Het schrijven van een verslag n.a.v. de les en theorie (zie de toetscriteria) Het uitwerken van de eventuele huiswerkopdracht
Het schrijven van een verslag n.a.v. de les en theorie (zie de toetscriteria) Het uitwerken van de eventuele huiswerkopdracht
Verplichte literatuur: De reader: ‘Werken met levensverhalen.’ Deze is aan te schaffen bij de Reprowinkel van Saxion Hogescholen te Enschede. Aanbevolen literatuur: x Bohlmeijer, E., Mies, L & Westerhof, G. (2007). De betekenis van levensverhalen, theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. x Banning, H. en Banning-Mul, M. (2005). Narratieve begeleidingskunde. Hoe het gebroken verhaal professioneel te waarderen. Soest: Nelissen. x Baars, J. (2006). Het nieuwe ouder worden: Paradoxen en perspectieven van leven in de tijd. Amsterdam: Uitgeverij SWP. x Bloemendal, G., Geelen, R. & Koot-Fokkink, A. (1997). Levensboeken: Een handleiding voor hulpverleners in de ouderenzorg. Baarn: Intro.
54
TRIMBOS-INSTITUUT
Toetsing leerpakket: algemene informatie In dit leerpakket kun je in grote mate zelf sturing geven aan je eigen leerproces. Dit betekent dat de hoeveelheid ECT’s waarmee je dit leerpakket af wilt sluiten in principe door jou zelf wordt bepaald. Om naast de mogelijkheid van het zelfstandig invulling geven aan je leren in alternatieve toetsmogelijkheden te voorzien, is ervoor gekozen om een tweetal toetsen op te nemen in dit leerpakket: x De producttoets: ‘Ontwikkel je eigen narratieve werkvorm’ x Het reflectieverslag n.a.v. de lessenreeks met als onderdelen: reflectieverslag levensverhaalopdracht (1 x) reflectieverslag n.a.v. de bijeenkomsten en theorie (7 x) Beiden gelden voor 4 ECt’s, tenzij anders wordt overeengekomen tussen student en docent. In dit laatste geval doet de student een voorstel tot ‘uitbreiding’ / ‘reductie’ van de studiebelasting inclusief doelstelling, urenverantwoording en plan van aanpak. 1. Producttoets: ‘Ontwerp je eigen narratieve werkvorm’: Het werken met narratieven wordt op tal van manieren in de praktijk gebracht. Denk aan het afnemen van een levensverhaalgericht interview of het maken van een levensboek of wijkboek. Maar hoe kies je de meest passende vorm bij een begeleidingsdoel en waar let je op bij de uitvoering? Het doel van deze opdracht is een product af te leveren wat qua ontwerp, uitvoering en evaluatie door de client / cliëntgroep met de leeftijd van 55 + als meerwaarde in de reflectie op het eigen leven wordt ervaren. De opdracht bestaat uit een drietal fases: 1. Oriëntatie en ontwerpfase: Wie: In dit onderdeel beschrijf je op wie je je activiteit wilt gaan richten. Dit kan een cliënt zijn, maar ook een cliëntgroep. Geef een situatieschets van het leven van deze persoon / doelgroep. Hoe ziet het leven van deze client / cliëntgroep met de leeftijd van 55 + er op dit moment uit? Wat: Beschrijf je doel: wat wil je bereiken? Beschrijf vervolgens wat je wilt gaan doen om dit voor elkaar te krijgen. Hoe ziet je werkvorm eruit? Geef aan wat ervoor nodig is om je activiteit uit te kunnen voeren en hoe je dit aan gaat pakken. Je werkt dit uit in een draaiboek. Waar: Waar zal de activiteit plaatsvinden? Wanneer je ervoor kiest om dit op je stage te doen, overleg dan eerst met je stagebegeleider. In hoeverre komt het de begeleiding van de client of cliëntgroep ook daadwerkelijk ten goede?
TRIMBOS-INSTITUUT
55
Waarom: Legitimeer je keuze. Geef beargumenteerd weer waarom je voor deze client of cliëntgroep kiest. Geef aan waarom je werkvorm volgens jou aansluit bij de behoefte van de client of cliëntgroep. Verwijs minstens 3 maal naar de literatuur uit de reader. Gebruik daarnaast 3 citaten uit de literatuur ter ondersteuning van je verhaal. 2. Uitvoeringsfase: Voer je werkvorm uit. 3. Evaluatiefase: De cliënt /cliëntgroep: Bedenk een evaluatie die passend is bij je doel en werkwijze. Als leidraad voor de evaluatie geldt de volgende vraag: in hoeverre is de activiteit door de cliënt / cliëntgroep ervaren als een meerwaarde in de reflectie op het eigen leven? De vorm van evalueren: mondeling of schriftelijk, en de precieze inhoud van je evaluatie is aan jou. De student: Oriëntatie en ontwerpfase: x Wat vind je terugkijkend van je opzet? x Zou je het een volgende keer net zo doen? x Wat neem je hieruit mee ten aanzien van je professionele x ontwikkeling? Uitvoering: x Hoe was het om de opdracht uit te voeren? (Algemene indruk) x In hoeverre is de uitvoering verlopen zoals je in gedachten had? (Werkvorm, eigen begeleidingsrol, relatie met cliënt / cliëntgroep) x Wat neem je hieruit mee ten aanzien van je professionele x ontwikkeling? Evaluatie: x Welke evaluatievorm heb je gekozen en waarom? Licht je keuze toe. x Hoe beoordeel je deze keuze achteraf? x Wat neem je hieruit mee ten aanzien van je professionele ontwikkeling? Conclusie: In hoeverre heb je bereikt wat je wilde bereiken?
56
TRIMBOS-INSTITUUT
2. Reflectieverslag levensverhaalopdracht (1x): 1. Algemeen: Hoe was het om je eigen levensverhaal te schrijven? 2. Specifiek: x Personen: Zijn er personen die jou gevormd hebben tot wie je nu bent en zo ja: op welke manier? x Gebeurtenissen en keerpunten: Welke gebeurtenissen kwam je tegen in je levensverhaal? Wat is je beleving hiervan? Zijn er momenten aan te wijzen in je levensverhaal die je ziet als zogenaamde ‘keerpunten’? Hoe zijn deze tot stand gekomen? Zijn er gebeurtenissen die je nu anders ‘ervaart’ dan op het moment zelf? x Levenslessen: Als je het hebt over ‘levenslessen’: in hoeverre heb je iets met die term? In hoeverre herken je deze in je eigen levensverhaal? Wat was de context waarin ze plaats hebben gevonden? Wie maakte er onderdeel van uit en hoe zou je de ‘levensles’ samen kunnen vatten? x Waarden: Als je het hebt over ‘waarden’ in het leven: hoe zie je deze terug in jouw verhaal en de keuzes die je hebt gemaakt? Waar komen zij vandaan? 3. Conclusie: Wat neem je mee uit deze oefening wanneer je denkt aan je persoonlijke èn professionele ontwikkeling?
Reflectieverslag n.a.v. de bijeenkomsten (7x): x Samenvatting verloop bijeenkomst: Geef een korte samenvatting van het verloop van de bijeenkomst. x Oefeningen: Beschrijving: welke oefening(en) hebben we gedaan? Waaruit bestond jouw inbreng en eventuele voorbereiding? Wat neem je ‘mee’ uit de oefening wanneer het gaat om je eigen professionele ontwikkeling? x Literatuur: (indien van toepassing) Geef per week een korte samenvatting van de literatuur: wat is volgens jou de kern van de boodschap? Hoe beoordeel je deze inhoud? Wat zegt de inhoud jou als persoon en professional? Welk verband zie je met eventuele andere artikelen?
TRIMBOS-INSTITUUT
57
Toetsmodel leerpakket 9.0: ‘Ontwikkel je eigen narratieve werkvorm’ Criteria voor beoordeling
Voldaan /niet voldaan
Feedback /toelichting
Algemene criteria: Verslag voldoet aan de criteria zoals deze zijn beschreven in de technische handleiding Oriëntatie en ontwerpfase: Wie is helder omschreven omschrijving client /cliëntgroep omschrijving huidige levenssituatie cliënt /cliëntgroep Wat is helder omschreven te bereiken doel gekozen werkvorm draaiboek Waar is helder omschreven Waarom is helder omschreven legitimatie client /cliëntgroep: doel en werkvorm 3 passende literatuurverwijzingen 3 passende citaten Reflectie: oriëntatie en ontwerpfase uitvoeringsfase evaluatiefase conclusie
58
TRIMBOS-INSTITUUT
Toetsmodel leerpakket 9.0: Reflectieverslag n.a.v. lessenreeks, theorie en levensverhaalopdracht Criteria voor beoordeling
Voldaan /niet voldaan
Feedback /toelichting
Algemene criteria: Verslag voldoet aan de criteria zoals deze zijn beschreven in de technische handleiding Reflectieverslag levensverhaalopdracht: 1. Algemeen: 2. Specifiek: personen gebeurtenissen en keerpunten levenslessen waarden 3. Conclusie: Reflectieverslag bijeenkomst 1: 1. Samenvatting verloop bijeenkomst: 2. Oefeningen: beschrijving oefening en e.v.t. voorbereiding beschrijving eigen inbreng koppeling eigen professionele ontwikkeling 3. Literatuur: samenvatting verplichte literatuur beoordeling inhoud t.a.v. eigen professie
TRIMBOS-INSTITUUT
59
Reflectieverslag bijeenkomst 2: 1. Samenvatting verloop bijeenkomst: 2. Oefeningen: beschrijving oefening en e.v.t. voorbereiding beschrijving eigen inbreng koppeling eigen professionele ontwikkeling 3. Literatuur: samenvatting verplichte literatuur beoordeling inhoud t.a.v. eigen professie Reflectieverslag bijeenkomst 3: 1. Samenvatting verloop bijeenkomst: 2. Oefeningen: beschrijving oefening en e.v.t. voorbereiding beschrijving eigen inbreng koppeling eigen professionele ontwikkeling 3. Literatuur: samenvatting verplichte literatuur beoordeling inhoud t.a.v. eigen professie Reflectieverslag bijeenkomst 4: 1. Samenvatting verloop bijeenkomst: 2. Oefeningen: beschrijving oefening en e.v.t. voorbereiding beschrijving eigen inbreng koppeling eigen professionele ontwikkeling 3. Literatuur: samenvatting verplichte literatuur beoordeling inhoud t.a.v. eigen professie
60
TRIMBOS-INSTITUUT
Reflectieverslag bijeenkomst 5: 1. Samenvatting verloop bijeenkomst: 2. Oefeningen: beschrijving oefening en e.v.t. voorbereiding beschrijving eigen inbreng koppeling eigen professionele ontwikkeling 3. Literatuur: samenvatting verplichte literatuur beoordeling inhoud t.a.v. eigen professie Reflectieverslag bijeenkomst 6: 1. Samenvatting verloop bijeenkomst: 2. Oefeningen: beschrijving oefening en e.v.t. voorbereiding beschrijving eigen inbreng koppeling eigen professionele ontwikkeling 3. Literatuur: samenvatting verplichte literatuur beoordeling inhoud t.a.v. eigen professie Reflectieverslag bijeenkomst 7: 1. Samenvatting verloop bijeenkomst: 2. Oefeningen: beschrijving oefening en e.v.t. voorbereiding beschrijving eigen inbreng koppeling eigen professionele ontwikkeling
TRIMBOS-INSTITUUT
61
INHOUDSOPGAVE READER LEERPAKKET 9 NARRATIEF WERKEN
62
Bohlmeijer, E., Mies, L. en Westerhof, G. (2007). De betekenis van levensverhalen: Theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Hfdst. 1. pag. 29 t/m. 39 Baars. J. Is ouderdom een restfase of heeft ouder worden zin? Het Griekse beeld van ouder worden en Cicero’s rhetorische strijd om de zin ervan. Pag. 13 t/m. 33 Banning, H. en Banning-Mul, M. (2005). Narratieve begeleidingskunde. Hoe het gebroken verhaal professisoneel te waarderen. Eerste druk. Soest: Nelissen. Hfdst. 1. pag. 19 t/m. 38 Bohlmeijer, E., Mies, L. en Westerhof, G. (2007). De betekenis van levensverhalen: Theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Hfdst. 23. pag. 349 t/m. 359 Bloemendal, G., Geelen, R. en Koot-Fokkink, A. (1997). Levensboeken: Een handleiding voor hulpverleners in de ouderenzorg. Baarn: Intro. Hfdst. 3. pag. 26 t/m. 37 Franssen, J. (1998). Als een bord dat aan scherven is gevallen: het schrijfproces en het levensverhaal. Amsterdam: Stichting schrijven Haaster, K.J.M. van. (2006). Kleine verhalen: Narrativiteit met multimedia in sociale beroepen. Bussum: Coutinho. Hfdst. 2. pag. 39 t/m. 47 Bloemendal, G., Geelen, R. en Koot-Fokkink, A. (1997). Levensboeken: Een handleiding voor hulpverleners in de ouderenzorg. Baarn: Intro. Hfdst. 4. pag. 49 t/m. 53 Nijmeijer, B. (2004). Zorg met de stopwatch. HP de Tijd, 24 januari. pag. 28 t/m. 33 Duintjer, O. (2002). Over het primaat van waarheid als ‘openbaarwordingsgebeuren’. Tijdschrift voor Filosofie, nummer 64. pag. 27 t/m. 45 Schroots, J. (1991). Levenslijn-interview methode: alternatief bij vragenlijsten. TNO project, nummer 84-6. pag. 254 t/m. 257 Breed, G., Deckers, J. en Dulk M. den. (1998). Oud geboren om jong te sterven: Ouderenzorg en levensverhaal. Zoetermeer: Meinema. Hfdst. 5. pag. 93 t/m. 115
TRIMBOS-INSTITUUT
Minor OV Narratief werken 2006/2007 Lesopzet les 1: x x x x x
Opening: welkom. Lesthema: ‘Kennismaking.’ Oefening: foto’s: wie is wie en waarom denk je dat? Oefening: uiterlijk: wat zegt je uiterlijk over je identiteit? Oefening: oud: wanneer is iemand oud en waarom? Afsluiting: sprookje: de oude grootvader en het kleinkind
Huiswerk: x Meenemen: een sprookje over een ouder iemand dat vroeger / nu indruk op je heeft gemaakt /maakt. x Lezen: readertekst 1 en 2 x Werken aan je reflectie en literatuurverslag n.a.v. bijeenkomst 1
TRIMBOS-INSTITUUT
63
Opzet les 1 x Opening: welkom. Lesthema: ‘Kennismaking’ (5 min.) x Oefening: foto’s: wie is wie en waarom denk je dat? (20 minuten) Doel: kennismaking Werkwijze: de tafels worden in een hoefijzer gezet. Elke student legt zijn meegebrachte foto uit zijn/haar kindertijd op tafel. Naast elke foto komt een blanco papier te liggen. Iedereen loopt langs de foto’s: wie zou wie zijn en waarom? Schrijf je associaties en motivatie op het blanco papier. Na 10- 15 minuten keert iedereen terug naar zijn eigen foto en kijkt in hoeverre de uitkomst overeenkomt met de werkelijkheid. De oefening wordt kort nabesproken. x Oefening: uiterlijk: wat zegt je uiterlijk over je identiteit? (30 minuten) Doel: inzicht krijgen in hoe het verband tussen identiteit en uiterlijk door de student beleefd wordt Werkwijze: in subgroepen van 3 / 4 personen vindt a.d.h.v. een serie vragen een klein groepsgesprek plaats. Om de beurt wordt ingegaan op een bepaalde vraag, gevolgd door een dialoog. Benodigdheden: kaartjes met daarop reflectievragen t.a.v. het thema ‘uiterlijk en identiteit.’ x Oefening: oud: wanneer is iemand oud en waarom? (30 minuten) Doel: inzicht krijgen in je beeldvorming t.a.v. het thema ‘ouderen.’ Werkwijze: iedere student wordt uitgenodigd om stil te staan bij de vraag: ‘Wanneer is iemand oud?’ Vervolgens wordt gevraagd dit op eigen wijze te vertalen op papier. Dit kan bijv. zijn middels een tekening van een ‘oud iemand’, het woord ‘oud’ in het midden met allerlei associaties eromheen, een afbeelding van een herinnering van een oud iemand enzovoort. Benodigdheden: houtskool, papier. x Afsluiting: sprookje: de oude grootvader en het kleinkind (5 minuten) Doel: de les afsluiten en vooruitblikken op het thema van de volgende les: ‘Verhalen: functie en werking.’ Werkwijze: de docent leest een sprookje over een ‘oud iemand voor, bijv.: ‘De ouder grootvader en het kleinkind.’ Benodigdheden: een sprookje waarin een ‘oud iemand’ centraal staat.
64
TRIMBOS-INSTITUUT
Wat kun je zeggen over hoe je er vroeger uitzag en nu? Wat vind je mooi aan je uiterlijk? Wat vind je minder mooi? Hoe ervaar je je uiterlijk? Heeft je uiterlijk wel eens deuren voor je geopend? Heeft je uiterlijk wel eens deuren voor je gesloten? Is er iets in je uiterlijk waar je door je omgeving door geprezen wordt? Hoe belangrijk is het uiterlijk voor jou? Is er iets wat je zou willen veranderen aan je uiterlijk? Is je beleving van je uiterlijk door de jaren heen gelijk gebleven of veranderd? Als je zou mogen kiezen: is er dan iemand die je voor een dagje zou willen zijn? Heb je wel eens een meisje willen zijn of omgekeerd? Heb je wel eens te maken gehad met discriminatie? Hoe veel waarde werd er vroeger in jullie gezin aan het uiterlijk gehecht? Welke vraag t.a.v. dit thema zou je je groepsgenoten e.v.t. nog willen stellen?
Wat kun je zeggen over hoe je er vroeger uitzag en nu? Wat vind je mooi aan je uiterlijk? Wat vind je minder mooi? Hoe ervaar je je uiterlijk? Heeft je uiterlijk wel eens deuren voor je geopend? Heeft je uiterlijk wel eens deuren voor je gesloten? Is er iets in je uiterlijk waar je door je omgeving door geprezen wordt? Hoe belangrijk is het uiterlijk voor jou? Is er iets wat je zou willen veranderen aan je uiterlijk? Is je beleving van je uiterlijk door de jaren heen gelijk gebleven of veranderd? Als je zou mogen kiezen: is er dan iemand die je voor een dagje zou willen zijn? Heb je wel eens een meisje willen zijn of omgekeerd? Heb je wel eens te maken gehad met discriminatie? Hoe veel waarde werd er vroeger in jullie gezin aan het uiterlijk gehecht? Welke vraag t.a.v. dit thema zou je je groepsgenoten e.v.t. nog willen stellen?
Wat kun je zeggen over hoe je er vroeger uitzag en nu? Wat vind je mooi aan je uiterlijk? Wat vind je minder mooi? Hoe ervaar je je uiterlijk? Heeft je uiterlijk wel eens deuren voor je geopend? Heeft je uiterlijk wel eens deuren voor je gesloten? Is er iets in je uiterlijk waar je door je omgeving door geprezen wordt? Hoe belangrijk is het uiterlijk voor jou? Is er iets wat je zou willen veranderen aan je uiterlijk? Is je beleving van je uiterlijk door de jaren heen gelijk gebleven of veranderd? Als je zou mogen kiezen: is er dan iemand die je voor een dagje zou willen zijn? Heb je wel eens een meisje willen zijn of omgekeerd? Heb je wel eens te maken gehad met discriminatie? Hoe veel waarde werd er vroeger in jullie gezin aan het uiterlijk gehecht? Welke vraag t.a.v. dit thema zou je je groepsgenoten e.v.t. nog willen stellen?
TRIMBOS-INSTITUUT
65
Opzet les 2: x x x x x x
Opening: welkom. Thema: ‘Verhalen: functie en werking’ Theorie tekst 1 en 2 Oefening: sprookjes: Welk sprookje heb je meegebracht en waarom? Oefening: familieverhaal: Welke verhalen leven er zoal in jouw familie? Oefening: het verkeerde verhaal: Is er een verhaal dat achteraf niet klopte? Oefening: het te herschrijven verhaal: Is er een verhaal dat je liever anders had gezien? x Afsluiting: verhaal naar keuze /citaat van de docent Huiswerk: x Lezen: readertekst 3 en 4 x Het tekenen van je eigen levensloop. (E.v.t. ter inspiratie vast bekijken readertekst VI) x Werken aan je reflectie en literatuurverslag n.a.v. bijeenkomst 2
66
TRIMBOS-INSTITUUT
Oefeningen les 2: x Opening: welkom. Thema: ‘ Verhalen, functie en werking.’ (5 min.) x Theorie tekst 1 en 2. (15 min.) Doel: literatuur indien nodig verhelderen /toelichten. Werkwijze: er wordt de groep gevraagd of er nog vragen zijn t.a.v. de literatuur. Daarnaast worden door de docent zelf ook een aantal vragen gesteld, ter opfrissing. Benodigdheden: readertekst 1 en 2 x Oefening: sprookjes: Welk sprookje heb je meegebracht en waarom?( 30 min.) Doel: inzicht verschaffen in op welke wijze sprookjes in het verleden/heden bijdragen in de beeldvorming over ouderen. Werkwijze: in subgroepen van 3 / 4 personen worden de meegebrachte sprookjes voorgedragen. Na elk sprookje wordt kort nabesproken. E.v.t. door gebruik te maken van reflectievragen. Benodigdheden: de door de studenten meegebrachte sprookjes, reflectievragen. x Oefening: familieverhaal: Welke verhalen leven er in jouw familie?(40 min.) Kies er een uit die jij kenmerkend vindt voor jou familie / waar je bijzondere herinneringen aan heb en werk hem uit. x Oefening: het verkeerde verhaal: Is er een verhaal dat achteraf niet klopte? Soms is het zo dat je altijd in een bepaald verhaal hebt geloofd, maar dat dit achteraf heel anders in elkaar bleek te steken dan gedacht, kun je je er een herinneren? Welke was dat? Hoe zat het verhaal dan wel? x Oefening: het te herschrijven verhaal: Is er een verhaal dat je liever anders had gezien? Welk verhaal zou je willen herschrijven? Beschrijf het oorspronkelijke en het gewenste verhaal. Doel: D.m.v. het schrijven en afbeelden van een verhaal kunnen verwoorden wat de invloed is geweest van een bepaald verhaal op de eigen identiteitsvorming. Werkwijze: de docent geeft bij elk van de 3 invalshoeken een voorbeeld ter illustratie. Vervolgens wordt door de student een invalshoek gekozen die nader uitgewerkt gaat worden tijdens de les. Deze uitwerking gebeurd op creatieve wijze: er zijn twee pagina’s beschikbaar. Een pagina is blanco, de andere bestaat uit lijntjes. Op het ene vel wordt het verhaal geschreven, op het andere wordt een ondersteunende afbeelding getekend. Na 30 minuten werktijd worden de producten in tweetallen uitgewisseld. Er wordt een koppeling gemaakt naar de vraag: ‘Wat is de invloed geweest van dit verhaal op mijn identiteitsvorming?’ Benodigdheden: vellen blanco papier en vellen lijntjes papier. Teken /verf materiaal voor de afbeelding. x Afsluiting: verhaal / citaat naar keuze van de docent Doel: het thema van de les afsluiten Werkwijze: de docent leest een verhaal voor waarbij overdracht in families centraal staat. Bijv. a.d.h.v. het verhaal van de Parelvissers of een passage uit de Nachtwandelaar van Marianne Frederikson. Benodigdheden: een verhaal over overdracht in families
TRIMBOS-INSTITUUT
67
Waarom heb je dit sprookje gekozen? Wat zegt dit sprookje volgens jou over ouder worden? Ben je het hiermee eens? Welke verbinding kun je leggen tussen de sprookjes en de theorie van Baars? In hoeverre is het voor je beroep van belang dat je in staat bent om goed voor te kunnen lezen?
Waarom heb je dit sprookje gekozen? Wat zegt dit sprookje volgens jou over ouder worden? Ben je het hiermee eens? Welke verbinding kun je leggen tussen de sprookjes en de theorie van Baars? In hoeverre is het voor je beroep van belang dat je in staat bent om goed voor te kunnen lezen?
Waarom heb je dit sprookje gekozen? Wat zegt dit sprookje volgens jou over ouder worden? Ben je het hiermee eens? Welke verbinding kun je leggen tussen de sprookjes en de theorie van Baars? In hoeverre is het voor je beroep van belang dat je in staat bent om goed voor te kunnen lezen?
Waarom heb je dit sprookje gekozen? Wat zegt dit sprookje volgens jou over ouder worden? Ben je het hiermee eens? Welke verbinding kun je leggen tussen de sprookjes en de theorie van Baars? In hoeverre is het voor je beroep van belang dat je in staat bent om goed voor te kunnen lezen?
Waarom heb je dit sprookje gekozen? Wat zegt dit sprookje volgens jou over ouder worden? Ben je het hiermee eens? Welke verbinding kun je leggen tussen de sprookjes en de theorie van Baars? In hoeverre is het voor je beroep van belang dat je in staat bent om goed voor te kunnen lezen?
68
TRIMBOS-INSTITUUT
…………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………….
TRIMBOS-INSTITUUT
69
Opzet les 3: x x x x x
Opening: welkom. Thema: ‘Associeren als inspiratiebron’ Oefening: ‘levensloop: mijn persoonlijke inkleuring’ Oefening: ‘vrij associeren: de handenafdruk’* Theorie tekst 3 en 4 Afsluiting
Huiswerk: x Lezen: readertekst 5 en 6 x Werken aan je reflectie en literatuurverslag n.a.v. van bijeenkomst 3.
*Oefening afkomstig uit de cursusmap ‘Op zoek naar Zin’ van het Trimbos Instituut Utrecht. Deze map is bij hen te bestellen. Zie hiervoor verder de website: www.trimbos.nl
70
TRIMBOS-INSTITUUT
Oefeningen les 3: x Opening: welkom. Thema: ‘Associeren als inspiratiebron’ x Oefening: ‘levensloop: mijn persoonlijke inkleuring’ (20 min.) Doel: terugkoppeling huiswerkopdracht week 2 Werkwijze: In groepjes van 2/3 personen bespreek je je meegebrachte levensloop. Hoe ben je te werk gegaan? Wat heb je willen uitdrukken? Waarop groepsgenoten de gelegenheid krijgen om te reageren. Benodigdheden: de meegebrachte levensloopafbeeldingen. x Oefening: ‘vrij associeren: de handenafdruk’ (50 min.) Stap 1: in subgroepen afdrukken maken (5 minuten +5 minuten wassen h.) Vorm 2 subgroepen. Plaats de tafels zo dat je elkaar goed kunt zien. Kies één van je handen uit: deze ga je beschilderen met plakkaatverf: ‘Hoe zie jij jezelf? Wat zou een mooie weerspiegeling van jouw persoon kunnen zijn? Welke kleuren passen bij jou?’ Maak vervolgens tweemaal een handafdruk van je beschilderde hand. Leg ze voor je neer te drogen en was je handen. Stap 2: vrij associëren op je eigen hand (5 minuten) Neem je 2 afdrukken voor je: welke afdruk vind je het mooist? Leg deze naast je neer. Pak de ‘minst mooie afdruk’ en een viltstift naar keuze. Probeer jezelf een voorstelling te maken van deze hand. ‘Wat heeft deze hand zoal gedaan? Welke arbeid heeft zij verricht? Wat vond deze hand leuk om te doen, wat minder? Waar was deze hand goed in?’ Neem 5 minuten om vrij op deze vraag te associëren. Schrijf je associaties op het papier, rondom je hand. Dit mag van alles zijn! Kies uit het totaal van associaties één kernwoord dat jij het meest treffend vindt voor jezelf. Maak er eventueel een volzin van. Schrijf dit onder de ‘mooiste afdruk’ en leg deze voor je. Leg de afdruk met je eigen associaties even aan de kant. Stap 3: vrij associëren op andermans handen (15 minuten) Nu is het de bedoeling dat je vrij gaat associëren op andermans afdrukken. We lopen de verschillende tafels langs. Wat roepen de verschillende handafdrukken bij je op? Waar doen ze je aan denken? Het mogen kreten zijn, maar ook volledige zinnen. Stap 4: het schrijven van de ELF en het voordragen aan elkaar (20 minuten) Nu gaat iedereen weer terug naar zijn oorspronkelijke tafel. Hier ga je voor elkaar een ELF gedicht maken. Dit doe je a.d.h.v. de input op vel 2: de associaties van de groep. (Zie voor de precieze werkwijze van de ELF de instructie die uitgedeeld wordt.) Het einde van de oefening: de verschillende ELF gedichten worden in de subgroepen aan elkaar voorgelezen. x Theorie tekst 3 en 4 (10 min.) Doel: literatuur indien nodig verhelderen /toelichten. Werkwijze: er wordt de groep gevraagd of er nog vragen zijn t.a.v. de literatuur. Daarnaast worden door de docent zelf ook een aantal vragen gesteld, ter opfrissing. Benodigdheden: readertekst 3 en 4 x Afsluiting van de les en vooruitblik op de 4e bijeenkomst: (10 min.)
TRIMBOS-INSTITUUT
71
EEN ELF
Een ELF is een versvorm die opgebouwd is uit 11 woorden en bestaat uit 5 regels. x x x x x
één woord (uit eigen associaties) twee woorden (die hier iets aan toevoegen) drie woorden (waar een kleur in voorkomt) vier woorden (die een vraag vormen) een afsluitend woord (of antwoord op de vraag)
Voorbeelden:
AFSPIEGELING EEN AFDRUK VIER BLAUWE VINGERS IS HET HART WARM? VUUR
BERGEN HOGE REUZEN TEGEN BLAUWE LUCHTEN WAARMEE ZIJN ZE BEDEKT? SNEEUW!
TIMMERMAN RUWE HANDEN VAN BRUIN EIKENHOUT WIE NAM DE HAMER? BROERTJE!
72
TRIMBOS-INSTITUUT
TRIMBOS-INSTITUUT
73
Opzet les 4: x x x x x
Opening: welkom. Thema: ‘De levenslijn interviewmethode’ Bespreking theorie levenslijn interviewmethode door de docent. (Zie readertekst 11.) Oefening: de voorbereiding op het interview Theorie tekst 5 en 6 Afsluiting
Huiswerk: x Lezen: readertekst 11 x Het afnemen van minimaal 2 interviews bij een ouder iemand a.d.h.v. ‘de Levenslijninterviewmethode’ van J Schroots. (Zie ook readertekst 11.) Het liefst één onbekende en één bekende, zodat je het verschil goed kunt ervaren. x Werken aan je reflectie en literatuurverslag n.a.v. van bijeenkomst 4 Oefeningen les 4: x Opening: welkom. Thema: ‘De levenslijn interviewmethode’ (5 min.) x Bespreking theorie levenslijn interviewmethode door de docent. (Zie readertekst 11.) (15 min.) Doel: de studenten introduceren in de levenslijn interviewmethode, opdat deze werkbaar wordt voor hen. Werkwijze: de docent licht de methode toe en geeft handvatten / tips waar op te letten en hoe deze toe te passen. Benodigdheden: geen bijzondere, behalve inzicht in de methode x Oefening: de voorbereiding op het interview (60 min.) Doel: de studenten voorbereiden op de levenslijn interviewmethode, opdat zij hem toe kunnen passen in een praktijksituatie Werkwijze: in drietallen wordt stilgestaan bij de volgende vragen: ‘Als jij degene die tegenover je zit zou moeten interviewen a.d.h.v. de levenslijn interviewmethode, hoe zou je dit aanpakken? Welke vragen zou je stellen? Waar let je op? Wat vind je belangrijk tijdens het interview? Met welke houding treedt je de ander tegemoet? Wat zou je voorbereiding zijn? Wanneer dit is doorgesproken met elkaar, vindt er een ‘oefen interview’ plaats. Er is hierbij één interviewer, één geinterviewde en één observant. De observant observeert het gesprek a.d.h.v. de eerder door de subgroep opgestelde aandachtspunten. Na 45 min. kan de oefening worden nabesproken in de grote groep. Benodigdheden: pen, papier, e.v.t. kaartjes met daarop de opstartvragen. x Theorie tekst 5 en 6 (10 min.) x Afsluiting
74
TRIMBOS-INSTITUUT
Opzet les 5: x x x x x
Opening: welkom. Thema: ‘Grenzen en mogelijkheden van Narratief Werken’ Oefening: ‘de Levenslijn-interviewmethode: een terugkoppeling’ Oefening: ‘grenzen en mogelijkheden van het werken narratieven als methode’ Theorie tekst 11 Afsluiting
Huiswerk: x Lezen: readertekst 8, 9 en 10 x Werken aan je reflectie en literatuurverslag n.a.v. van bijeenkomst 5. x Het meenemen van minimaal 3 geuren waar jij een bepaalde herinnering aan hebt. (Zie ook: readertekst 4.) Per persoon tevens ook een theedoek. Oefeningen les 5: x Opening: welkom. Thema: ‘Grenzen en mogelijkheden van Narratief Werken’ (5 min.) x Oefening: ‘de Levenslijn-interviewmethode: een terugkoppeling’ Doel: terugkoppelen wat de bevindingen zijn geweest n.a.v. de huiswerkopdracht. (25 min.) Werkwijze: in drietallen uitwisselen: a. Hoe ben je te werk gegaan? b. Wat is de uitkomst geweest? c. Wat vond je opvallend? d. Ben je tevreden over je aanpak? e. Wat neem je mee uit deze oefening t.a.v. je professionele ontwikkeling? Benodigdheden: e.v.t. kaartjes met daarop een serie vragen x Oefening: ‘ narratief werken als methode’ (40 min.) Doel: kritisch met elkaar van gedachten wisselen over de grenzen en mogelijkheden van het werken narratieven als methode. Werkwijze: in twee-drietallen wordt een stelling bedacht t.a.v. het thema. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van inzichten uit de theorie en praktijk, met als doel een kritische discussie op te roepen t.a.v. het thema van de discussie. Benodigdheden: een tweetal stellingen die dienen als ondersteuning / voorbeeld. Bijv. a. Narratief werken als methode is voor iedereen geschikt b. Je bent zo oud als je jezelf voelt c. De belangstelling voor het levensverhaal is van alle tijden x Theorie tekst 11 (20 min.) x Afsluiting
TRIMBOS-INSTITUUT
75
Hoe ben je te werk gegaan? Wat is de uitkomst geweest? Wat vond je opvallend? Ben je tevreden over je aanpak? Wat neem je mee uit deze oefening t.a.v. je professionele ontwikkeling?
Hoe ben je te werk gegaan? Wat is de uitkomst geweest? Wat vond je opvallend? Ben je tevreden over je aanpak? Wat neem je mee uit deze oefening t.a.v. je professionele ontwikkeling?
Hoe ben je te werk gegaan? Wat is de uitkomst geweest? Wat vond je opvallend? Ben je tevreden over je aanpak? Wat neem je mee uit deze oefening t.a.v. je professionele ontwikkeling?
Hoe ben je te werk gegaan? Wat is de uitkomst geweest? Wat vond je opvallend? Ben je tevreden over je aanpak? Wat neem je mee uit deze oefening t.a.v. je professionele ontwikkeling?
Hoe ben je te werk gegaan? Wat is de uitkomst geweest? Wat vond je opvallend? Ben je tevreden over je aanpak? Wat neem je mee uit deze oefening t.a.v. je professionele ontwikkeling?
Hoe ben je te werk gegaan? Wat is de uitkomst geweest? Wat vond je opvallend? Ben je tevreden over je aanpak? Wat neem je mee uit deze oefening t.a.v. je professionele ontwikkeling?
76
TRIMBOS-INSTITUUT
Opzet les 6: x x x x x
Opening: welkom. Thema: ‘Presentatie van de verdiepingsopdrachten’ Oefening: ‘geuren van vroeger’ Oefening: ‘presentatie van de narratief werkontwerpen’ Theorie tekst 8, 9 en 10 Afsluiting
Huiswerk: x Lezen: readertekst 7 en 12 x Werken aan je reflectie en literatuurverslag n.a.v. van bijeenkomst 6. Oefeningen les 6: x Opening: welkom. Thema: ‘herinneringen en werkplan’ (5 min.) x Oefening: ‘geuren van vroeger’ (30 min.) x Doel: inzicht verschaffen in de verschillende zintuigen die aangesproken kunnen worden in het werken met levensverhalen. Werkwijze: er worden tweetallen gevormd. Per tweetal wordt ergens in het lokaal op een tafel de meegebrachte geuren onder de theedoek gelegd. Tevens worden de tafels van een nummer voorzien. Op het moment dat iedereen klaar is worden de verschillende tafels om de beurt langsgegaan. Je sluit je ogen, de ander houdt je een bepaalde geur voor. ‘Wat ruik je en wat is je associatie? Je vertelt dit. Wat wordt genoteerd door de ander. Hierna vindt er een wisseling van de rollen plaats. De ander krijgt de geuren onder theedoek nummer 2 te ‘ruiken.’ Zijn beide ‘theedoeken’ onderzocht? Dan kan er doorgeschoven worden naar de volgende tafel. Benodigdheden: tafelnummers. Daarnaast formulieren waarop de associaties kunnen worden opgeschreven. Tot slot de meegebrachte geuren en theedoeken van studenten. x Oefening: ‘presentatie van de narratief werkontwerpen’ (30 min.) Doel: kennis nemen van de inhoud van elkaars verdiepingsopdrachten Werkwijze: in de groep worden de studenten die voor de verdieping gekozen hebben gevraagd hun ontwerp te presenteren. (Zie hiervoor verder de handleiding.) Benodigdheden: geen bijzondere, behalve de input van de studenten zelf. x Theorie tekst 7 en 12 (10 min.) x Afsluiting Huiswerk: x Werken aan je reflectie en literatuurverslag n.a.v. van bijeenkomst 6. x Invullen van het evaluatieformulie t.b.v. de lessenreeks.
TRIMBOS-INSTITUUT
77
Tafelnummer
78
Geuromschrijving
TRIMBOS-INSTITUUT
Associatie
Opzet les 7: x x x x
Opening: welkom. Thema: ‘Toekomst’ Theorie tekst 7 en 12 Oefening: ‘verleden heden en toekomst’ Evaluatie lessenreeks
Huiswerk: x Werken aan je reflectie en literatuurverslag n.a.v. van bijeenkomst 7 x Inleveren van totaalpakket samenvattingen literatuurverslag en reflecties van de 7 bijeenkomsten, opdat dit afgetekent kan worden door de docent Oefeningen les 7: x Opening: welkom. Thema: ‘Toekomst’ (5 min.) x Theorie tekst 7 en 12 (15 min.) x Oefening: ‘verleden heden en toekomst’ (55 min.) Doel: een persoonlijke reflectie t.a.v. het verleden, heden en toekomst tot stand brengen a.d.h.v. de beleving van de huidige levenssituatie Werkwijze: er wordt aan studenten gevraagd om op een groot vel wit papier in kaart te brengen waar zij nu staan t.a.v. hun leven. Hoe ziet je heden eruit, welke beelden en associaties passen hierbij? Dit wordt uitgebeeld op een manier waar je je zelf prettig bij voelt. Vervolgend wordt gevraagd waar je naar toe wilt. De toekomst, wat mag deze wat jou betreft voor je in petto hebben? Welke kleuren, beelden, gevoelens en / of uitspraken horen hierbij? Tot slot wordt gevraagd de weg ernaartoe uit te beelden. Wat is je verwachting t.a.v. deze weg? Is deze breed, smal, moeilijk, makkelijk. Liggen er obstakels op de weg, zo ja: welke? Iedereen neemt voor zichzelf rustig de tijd. Na ong. 30 minuten wordt in de kring gevraagd of een ieder om de beurt zijn afbeelding toe wil lichten aan de groep. Benodigdheden: grote vellen papier, tekenmateriaal, e.v.t. collagemateriaal. x Afsluiting: evaluatie lessenreeks (15 min.)
TRIMBOS-INSTITUUT
79