Lectoraat Leren & Innoveren Auditrapport van de Evaluatiecommissie Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek
juni 2010
LECTORAAT LEREN & INNOVEREN Auditrapport van de Evaluatiecommissie Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek
Datum verificatiebezoek: 5 maart 2010
Samenstelling evaluatiecommissie:
Drs. H. Derks, onderwijsadviseur ION b.v. Dr. B. Koster, lector Kantelende Kennis Interactum, lerarenopleider IVLOS Universiteit Utrecht Ir. P. van den Eijnde MME, auditor Fontys Hogescholen, secretaris Drs. G. Heerink, concern auditor Fontys Hogescholen, lead auditor
Inhoudsopgave 1
BRANCHEPROTOCOL KWALITEITSZORG ONDERZOEK
1
2
WERKWIJZE FONTYS HOGESCHOLEN
3
3
HET LECTORAAT LEREN & INNOVEREN
6
4
MISSIE EN DOELSTELLINGEN
7
5
PROGRAMMA
11
6
PERSONELE EN MATERIËLE VOORWAARDEN
7
RELATIES
22
8
RESULTATEN
25
9
SAMENVATTENDE CONCLUSIES
29
BIJLAGE: PUBLICATIES EN PRESENTATIES
32
18
1
BRANCHEPROTOCOL KWALITEITSZORG ONDERZOEK
In 2007 hebben alle door de Nederlandse overheid bekostigde hogescholen zich verbonden aan het Brancheprotocol kwaliteitszorg onderzoek 2009-2015 (BKO) van de HBO-raad. Het protocol, dat nader is uitgewerkt in het Basisdocument en de Handreiking aan hogescholen, legt de basis voor een landelijk kwaliteitszorgstelsel ten behoeve van het praktijkgerichte onderzoek aan hogescholen. De nieuwe richtlijnen hebben ook bij Fontys Hogescholen geleid tot aanpassingen in de kwaliteitszorg met betrekking tot onderzoek en lectoraten.
Een nieuw landelijk stelsel Uit de eindevaluatie van de Stichting Kennisontwikkeling (SKO), in december 2008 gepubliceerd onder de titel Lectoraten in het hoger beroepsonderwijs 2001- 2008, blijkt dat de kwaliteit en de relevantie van het binnen lectoraten uitgevoerde onderzoek bepalend zijn voor de mate waarin de doelstellingen van lectoraten kunnen worden bereikt. De invoering van het landelijk kwaliteitszorgstelsel markeert een volgende fase, die vraagt om verdere worteling en versteviging van het onderzoek binnen de hogescholen en de samenleving. Het stelsel houdt optimaal rekening met de ontwikkelingsfase waarin het onderzoek aan de Nederlandse hogescholen zich bevindt en met de aard en omvang van dat type onderzoek, dat wordt aangeduid als praktijkgericht onderzoek. Dit begrip wordt in het brancheprotocol nauwkeurig gedefinieerd.
Praktijkgericht onderzoek ‘Het praktijkgerichte onderzoek wordt omschreven als onderzoek dat is geworteld in de beroepspraktijk en bijdraagt aan de verbetering en innovatie van de beroepspraktijk. Dit vindt plaats door het genereren van kennis en inzichten, maar ook door het leveren van toepasbare producten en ontwerpen van concrete oplossingen voor praktijkproblemen. Daarbij is het onderzoek doorgaans multi- en of transdisciplinair van aard en ingebed in een scala van interne en externe organisatorische verbanden, met behoud van de wetenschappelijke betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek zelf. Het onderzoek kent een nauwe relatie met het onderwijs via de bijdrage aan onderwijsactiviteiten, de professionalisering van docenten en curriculumvernieuwing. Doordat het onderzoek relevantie heeft voor – en impact op – de beroepspraktijk, het onderwijs en de bredere samenleving, vindt de verspreiding en publicatie van de kennis via vele uiteenlopende kanalen plaats en aan diverse doelgroepen.’ (Bron: Kwaliteitszorgstelsel ten aanzien van het onderzoek aan hogescholen, 2009-2015. Basisdocument. HBO-raad, december 2008, blz. 7) De concrete doelstellingen van het stelsel zijn: - het borgen en verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek en de organisatie eromheen; - het versterken van de positie en het imago van het praktijkgerichte onderzoek; - het genereren van sturingsinformatie voor de hogeschool en de branche; - de verantwoording richting overheid en maatschappij over de besteding van publieke middelen. Op 4 februari 2009 heeft de HBO-raad de minister van OC&W per brief geïnformeerd over het kwaliteitszorgstelsel voor praktijkgericht onderzoek, dat bestaat uit drie samenhangende onderdelen: (1) De kwaliteitszorgsystemen van de hogescholen met als onderdeel de externe onafhankelijke evaluaties van onderzoekseenheden. (2) Een landelijke validatiecommissie (VKO) die deze kwaliteitszorgsystemen zesjaarlijks valideert.
(3)
1
Jaarlijkse monitoring van de ontwikkeling en resultaten van onderzoek aan hogescholen in de vorm van een brancherapportage. Het nieuwe stelsel, operationeel sinds januari 2009, is gericht op het permanente handhaven en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek en de organisatie eromheen. Daarnaast gaat het informatie opleveren die alle betrokken stakeholders inzicht geeft in de omvang, aard en resultaten van het onderzoek. Vanwege de jonge leeftijd van het praktijkgericht onderzoek en de grote variatie tussen hogescholen in de ontwikkelingsfase waarin ze verkeren ten aanzien van zowel onderzoek als kwaliteitszorg, zal het stelsel in de eerste jaren primair gericht zijn op ontwikkelen en verbeteren. Dat stelt niet alleen eisen aan de samenstelling, rolopvatting en werkwijze van de beoordelaars (die zich op zullen moeten stellen als kritische, maar opbouwende adviseurs), maar ook aan de criteria die worden gehanteerd bij het evalueren en valideren. Het vervolg van deze inleiding zal beperkt blijven tot een nadere beschrijving van de gang van zaken rond de externe onafhankelijke evaluaties van de onderzoekseenheden / lectoraten (zie het eerste van de drie hierboven genoemde onderdelen). Daarin staan vijf vragen centraal, vragen die de die de evaluatiecommissie volgens de voorschriften van het brancheprotocol moet beantwoorden: (1) Is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van: . kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein; . valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij; . de betekenis voor onderwijs en scholing? (2) Vindt een en ander plaats vanuit een relevante en uitdagende missie en een helder onderzoeksprofiel? (3) Worden de missie en het onderzoeksprofiel geborgd door het portfolio en de wijze waarop de eenheid is georganiseerd? (4) Is de inzet van mensen en middelen daarbij toereikend in kwalitatief en kwantitatief opzicht? (5) Zijn de interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties daarbij voldoende relevant, intensief en duurzaam?
2
2
WERKWIJZE FONTYS HOGESCHOLEN
Het hart van het kwaliteitszorgstelsel wordt gevormd door zesjaarlijkse evaluaties (audits) van onderzoekseenheden door externe en onafhankelijke deskundigen, die onder de eigen verantwoordelijkheid van de instelling worden uitgevoerd. Bij Fontys Hogescholen gebeurt dit op basis van een planning die is vastgesteld door het College van Bestuur. De audit bestaat uit diverse onderdelen: - een zelfevaluatie door het lectoraat; - een waarderingsonderzoek onder samenwerkingspartners van het lectoraat; - een verificatiebezoek, uitgevoerd door een evaluatiecommissie; - een rapport, opgesteld door de evaluatiecommissie; - bestuurlijke hantering, leidend tot afspraken over de uitvoering van een verbeterplan. Deze onderdelen leiden tot de volgende fasering van de werkzaamheden:
Fase 1: Voorbereiding Zelfevaluatierapport lectoraat Het lectoraat ontvangt een gedetailleerde aankondigingsbrief van het College van Bestuur, met onder andere concrete richtlijnen - rechtstreeks afgeleid uit de aanwijzingen in het brancheprotocol - voor het zelfevaluatierapport dat door het lectoraat moet worden opgesteld. De validatie van het rapport is afhankelijk van toetsing vooraf door de secretaris van de evaluatiecommissie aan de richtlijnen. Indien de toetsing een positief resultaat oplevert, wordt de zelfevaluatie geaccepteerd als vertrekpunt voor de gesprekken tussen de commissie en de gespreksdelegaties bij het verificatiebezoek. Waarderingsonderzoek Behalve de zelfevaluatie kan de evaluatiecommissie beschikken over de resultaten van een beknopt waarderingsonderzoek, dat bij de eerste reeks audits namens de commissie via internet wordt uitgezet bij een aantal samenwerkingspartners van het lectoraat. Samenstelling evaluatiecommissie Voor elke audit wordt een evaluatiecommissie samengesteld die bestaat uit vier personen: twee onafhankelijke domeindeskundigen en twee functionarissen uit de centrale organisatie van de instelling, namelijk een onafhankelijk gepositioneerde auditor en een kwaliteitszorg- medewerker, die respectievelijk als voorzitter en secretaris van de evaluatiecommissie optreden. Ook laatstgenoemde verricht zijn of haar werkzaamheden in volledige onafhankelijkheid van het te beoordelen lectoraat. Voor de beoordeling van impact en relevantie van het lectoraat voor beroepspraktijk en samenleving wordt gezocht naar een representatieve en gezaghebbende vertegenwoordiger uit het betreffende domein. Voor de werving van externe expertise op het gebied van kennisontwikkeling en onderzoek geeft Fontys in principe de voorkeur aan een gepromoveerde lector. Het te beoordelen lectoraat draagt zelf geschikte externe kandidaten voor om zitting te nemen in de evaluatiecommissie. Na een profielvergelijking van de voorgedragen kandidaten bepaalt de Fontys Graduate School een voorlopige rangorde, die gemotiveerd kenbaar wordt gemaakt aan de betrokken auditor. De uiteindelijke beslissing over de selectie van de twee externe commissieleden ligt bij de voorzitter (de lead auditor) van de evaluatiecommissie. De overige twee leden van de commissie, de lead auditor en de secretaris, zijn, zoals gezegd, afkomstig uit de centrale organisatie van de instelling zelf. Beiden verrichten hun werkzaamheden in volledige onafhankelijkheid van het te beoordelen lectoraat. Bovendien beschikken zij over brede deskundigheid op het gebied van het hoger beroepsonderwijs en hebben zij ruime ervaring op het gebied van kwaliteitszorg, audits (ook van lectoraten), visitaties en accreditatie. Afstemmingsoverleg evaluatiecommissie
3
Ongeveer een week voor het verificatiebezoek vindt er afstemmingsoverleg plaats tussen de leden van de evaluatiecommissie. Er vindt een uitwisseling plaats van bevindingen en voorlopige conclusies bij de bestudering en analyse van de zelfevaluatie en andere documenten. Daarnaast worden definitieve afspraken gemaakt over wie wat in welk gesprek aan de orde stelt en over de tijdsindeling van elke gespreksronde. Voor de vraagstelling wordt gebruik gemaakt van een beoordelingskader, waarin de vijf evaluatievragen van het brancheprotocol zijn uitgewerkt in criteria. De drie perspectieven van waaruit het lectoraat wordt beoordeeld – kennisontwikkeling en onderzoek, beroepspraktijk en samenleving, onderwijs en scholing – zijn daarin duidelijk herkenbaar. In de voorbereiding van de vraagstelling wordt ook rekening gehouden met de indicatoren die zijn beschreven in Kwaliteitszorg- systeem Lectoraten Fontys Hogescholen. Dit is vastgesteld door de Raad van Bestuur op 14 juli 2008.
Fase 2: Verificatiebezoek De zelfevaluatie (inclusief bijlagen en verwijzingen naar andere bronnen, die dikwijls via internet toegankelijk worden gemaakt) en de producten (publicaties, presentaties en dergelijke)van het lectoraat vormt de belangrijkste bron voor een kritische dialoog tussen de gespreksdelegaties en de evaluatiecommissie. Tijdens het verificatiebezoek vinden er vier gesprekken plaats in een vaste volgorde, met de hierna genoemde gesprekspartners en de daarbij aangegeven tijdsduur. Na de eerste twee gesprekken is er een besloten werklunch voor de evaluatiecommissie, waarin onder andere de bevindingen van de ochtendsessie worden besproken met het oog op eventuele bijstellingen in de eerder afgesproken gespreksagenda voor het middaggedeelte. (1) externe stakeholders (2) lector(en)
60 minuten 90 minuten
werklunch commissie (3) kenniskring (4) stuurgroep
90 minuten 60 minuten
De gesprekken vinden plaats onder voorzitterschap van de lead auditor, aan de hand van de agenda die door de evaluatiecommissie is overeengekomen in het afstemmingsoverleg.
Fase 3: Rapportage Met behulp van de ter beschikking gestelde documenten en de notities die zijn gemaakt tijdens de gesprekken stelt de secretaris een eerste conceptrapport op aan de hand van een format dat door Fontys Audit is ontwikkeld in samenspraak met het team van secretarissen. Dit voorziet in een scheiding tussen een informatief en een evaluatief gedeelte. Het informatieve deel betreft vooral de landelijke, sectorale (hbo-)context waarbinnen de audit plaatsvindt, de werkwijze die Fontys Hogescholen binnen die context gekozen heeft en de belangrijkste administratieve gegevens over het specifieke lectoraat dat in het onderhavige rapport wordt beoordeeld. De structuur van het beoordelend gedeelte weerspiegelt de objecten en perspectieven waar de vijf evaluatievragen van het brancheprotocol zich op richten. Elk hoofdstuk van dit deel is opgebouwd volgens de drieslag bevindingen - conclusies - aanbevelingen. Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting van de conclusies. Als handreiking aan de lezer die zich een beeld wil vormen van de beoordeling van het lectoraat aan de hand van de letterlijke evaluatievragen volgt de samenvatting die indeling. Na verwerking van de feedback van de voorzitter wordt het bijgestelde concept voor commentaar en beantwoording van eventuele vragen aangeboden aan de externe commissieleden. De secretaris overlegt met de lead auditor over de verwerking van de ontvangen feedback, waarna laatstgenoemde de tekst vaststelt van het definitieve concept. Dit wordt ter verificatie op feitelijke onjuistheden aangeboden aan de lector(en) en de stuurgroep. Het laatste overleg tussen de leden van de evaluatiecommissie betreft de wijze waarop de reacties van de lector(en) en de stuurgroep op het conceptrapport worden verwerkt. Aansluitend stelt de voorzitter het rapport definitief vast, waarna de eindversie wordt aangeboden aan het College van Bestuur en aan de landelijke validatiecommissie (VKO). De VKO publiceert het rapport op de eigen website (www.vkohogescholen.nl).
4
Fase 4: Bestuurlijke hantering Op basis van conclusies en aanbevelingen van de evaluatiecommissie en in overleg met de lector(en) stelt de directeur van het regievoerende instituut een concept op van een verbeterplan, dat wordt becommentarieerd door de betrokken auditor. Vervolgens bespreekt het lid van het College van Bestuur aan wie het regievoerend instituut rapporteert (de verticale portefeuillehouder) het concept van het verbeterplan en het commentaar met de directeur, de lector(en) en de betrokken auditor. De concrete afspraken (inclusief deadlines) zoals beschreven in het definitieve verbeterplan worden door de controller die verantwoordelijk is voor het domein waartoe het instituut behoort (de domein- controller) vastgelegd in het lopende of eerstvolgende managementcontract. Het bewaken van de uitvoering van de verbeteracties vindt plaats in de reguliere planning- en control cyclus van Fontys Hogescholen. Op relevante momenten - afhankelijk van de deadlines – agendeert Control de gemaakte afspraken voor het periodieke overleg tussen College van Bestuur en directeur over de managementrapportage (de zogenaamde marap).
5
3
HET LECTORAAT LEREN & INNOVEREN
Een korte schets Het lectoraat Leren en Innoveren komt voort uit het lectoraat Het Nieuwe Leren en Nieuwe Leerarrangementen, dat in 2002 - na goedkeuring van de aanvraag door SKO – is gestart. De naamsverandering - die dateert uit 2009 – is met name doorgevoerd om de verkeerde associatie met een eenzijdige benadering van leren (weinig aandacht voor kennis) te voorkomen. Het betreft geen omslag in de missie van het lectoraat. Wel heeft het lectoraat in de loop der jaren een scherper profiel gekregen. In de (nieuwe) missie van het lectoraat staat het leren van studenten en leerlingen, docenten en organisaties van de Pabo’s en de basisscholen als werkveld van de Pabo’s centraal (zie verder ‘Missie en Doelstellingen’). In de missie worden alle drie domeinen waarbinnen een lectoraat zich dient te bewegen benoemd (zie beschrijving missie). Het is methodologisch van belang om bij de beschrijving en beoordeling van deze domeinen een goed onderscheid te maken tussen de domeinen ‘beroepspraktijk’ en ‘onderwijs en scholing’. De basisscholen vormen de ‘beroepspraktijk’, de Pabo’s vallen onder het domein ‘onderwijs en scholing’. Dit laat onverlet dat in de uitvoeringspraktijk van het lectoraat onderzoeksresultaten parallel aan beide domeinen een bijdrage kunnen leveren. . De oorspronkelijke twee lectoren zijn inmiddels gestopt. De huidige drie lectoren zijn Dr. Peter Teune (aanstelling: sinds 2005, omvang nu 0,2 fte), Dr. Anje Ros (aanstelling: sinds 2007, omvang 0,4 fte) en Dr. Anouke Bakx (aanstelling: als associate lector sinds 2007, als lector sinds november 2009, omvang 0,4 fte). Het lectoraat is verbonden aan de vier Fontys Pabo’s, respectievelijk Tilburg, Den Bosch, Eindhoven (met nevenlocatie in Veghel) en Limburg (met locaties in Venlo en Sittard). Ter wille van de zichtbaarheid en binding heeft het lectoraat een verdeling gemaakt van thema’s, kenniskringen en lectoren over deze Fontys instituten. Dit sluit aan op de (nieuwe) missie van het lectoraat. Het lectoraat wordt binnen de Fontys Pabo’s aangestuurd door een stuurgroep. Deze bestaat uit de directeuren van de Pabo’s en is daarmee gepositioneerd in het onderwijsdomein. De directeur van de Pabo Eindhoven treedt op als voorzitter van de stuurgroep. Het lectoraat verricht activiteiten in de volgende hoofdaandachtsgebieden: Wetenschappelijk onderzoek: vijf aan de Pabo’s verbonden promovendi verrichten onderzoek op de thema’s: ‘leren van leerlingen en studenten’, ‘leren van leraren en docenten’ en ‘leren door organisaties’; Praktijkgericht onderzoek: leden van de kenniskringen (niet-promovendi) verrichten kleinschalig onderzoek gericht op de eigen onderwijspraktijk. De verschillende thematieken per Pabo zijn: Den Bosch: ‘de veranderende rol van de leraar’, Limburg: ‘de krachtige leeromgeving’, Eindhoven: de kennisbasis van de student en docent’ en Tilburg: ‘de onderzoekende houding van student en docent’. Daarnaast werd binnen de voormalige afdeling Onderwijs van het Facilitair Bedrijf onderzoek verricht naar ‘onderwijsvernieuwing als innovatiediffusie’. Transfer kennis naar (basis)scholen (beroepspraktijk) en Pabo’s (onderwijs en scholing): het betreft publicaties, mondelinge presentaties, advisering en ondersteuning van professionalisering, onderwijs- en organisatieontwikkeling en participatie in trajecten van de Pabo met het werkveld. De presentaties, advisering en ondersteuning zijn vaak vraaggestuurd.
6
4
MISSIE EN DOELSTELLINGEN
De missie van het lectoraat : kwaliteit en bereik, afstemming van de missie op de omgeving (ontwerp, bijstelling), toelichting op gekozen accenten (op kennisontwikkeling, beroepspraktijk of onderwijs en scholing), visie op samenhang, vertaling in concrete doelstellingen
Bevindingen De missie van het lectoraat heeft in de loop der jaren een ontwikkeling doorgemaakt. Deze ontwikkeling heeft in 2009 geleid tot de overgang van de oude naam Nieuwe Leren en Nieuwe Leerarrangementen naar de nieuwe naam Leren en Innoveren en tot een duidelijke focus op het Pabo – domein. Volgens het zelfevaluatierapport (ZER) van het lectoraat staat het huidige onderwijs voor ingrijpende veranderingen: technologische ontwikkelingen, problemen in het huidige onderwijssysteem en nieuwe inzichten over leren vragen om een herbezinning op doelen en de inrichting van het onderwijs. Tegen deze achtergrond formuleert het lectoraat zijn missie nu als volgt (zie ZER):
‘Het lectoraat Leren en Innoveren ondersteunt scholen en de vier Fontys Pabo-opleidingen hierbij en richt zich op het leren van leerlingen, leraren en organisaties. De missie van het lectoraat is: - het vergaren en ontwikkelen van kennis over het leren van leerlingen/studenten, leraren/docenten en organisaties; - de doorvertaling hiervan in integrale modellen, die voor het onderwijsveld en voor studenten en docenten van de Pabo begrijpelijk zijn; - advisering en begeleiding van onderwijsveld en Pabo’s met betrekking tot de consequenties hiervan voor verbetering van het onderwijs (zoals het curriculum, de organisatie van het leren en de professionalisering van personeel). We willen daarmee bijdragen aan Pabo’s van hoge kwaliteit, die opleiden tot leerkrachten met een uitgebreide professionaliteit: leerkrachten die in hun latere beroepsuitoefening voortdurend in staat zijn zichzelf te verbeteren en hun onderwijs aan te passen aan veranderende eisen van de maatschappij. Deze leerkrachten hebben een ‘academische’, onderzoekende houding en werken opbrengstgericht aan de beoogde leerdoelen, rekening houdend met de behoeftes van leerlingen. Daarnaast willen we via de verspreiding van kennis en gezamenlijke kennisontwikkeling met basisscholen een bijdrage leveren aan de kwaliteitsverbetering van het afnemend scholenveld.’ De missie van het lectoraat is nader uitgewerkt in een visie op leren en onderwijs. - leren van leerlingen (basisonderwijs en voortgezet onderwijs) en van studenten van de Pabo; - leren van leraren in het onderwijsveld en van docenten op de Pabo; - het leren van organisaties, scholen en Pabo’s. Deze visie is voor het lectoraat vertrekpunt van zijn activiteiten. Parallel aan dit lectoraat heeft het lectoraat Schoolontwikkeling en –management geopereerd. Dit lectoraat is gestopt, met name omdat de lector met pensioen is gegaan. Onderzocht wordt of het mogelijk is dit lectoraat opnieuw in te vullen, omdat leergemeenschappen volgens de lectoren een belangrijke voorwaardelijke rol vervullen voor de ambitie van het lectoraat Leren en Innoveren. Het betreft de ontwikkeling van autonomie, via professionele autonomie naar professionele verantwoording. De inhoudelijke opdracht (missie en doelstellingen) is volgens het lectoraat zelf nauwelijks gewijzigd t.o.v. de eerste lectoraatsperiode (zie ZER). Toch is hierin een aantal verschillen te constateren: De begeleiding en advisering van het onderwijsveld (primair onderwijs) werd in de oude opdracht niet expliciet genoemd. Expliciete speerpunten waren in de oude opdracht het mede vormgeven van de masteropleiding Master of Education en het upgraden van het initiële onderwijs via versterking van de toegepast wetenschappelijke oriëntatie (bacheloreisen).
7
Uit de missie en visie van het lectoraat blijkt een sterke koppeling van het onderzoek aan het onderwijs. Dit sluit aan op de strategische uitgangspunten van Fontys t.a.v. onderzoek. Onverlet het streven van Fontys om de lectoraten in het educatieve domein dichter bij elkaar te brengen, richt het lectoraat zich in hoofdzaak op de strategie van de Fontys Pabo’s. Dit betekent volgens de stuurgroep met name dat het (brede) bereik van de missie van het lectoraat niet ingeperkt kan worden. De Pabo’s streven ernaar kennisorganisaties te worden. Dit vraagt om langdurige scholingstrajecten en onderzoekstrajecten. Volgens de stuurgroep benoemen de Pabo – directeuren en de lectoren gezamenlijke speerpunten. De directeuren zijn verantwoordelijk voor de sturing en strategie, maar in het voortraject denken de lectoren hierover mee en adviseren gevraagd en ongevraagd. De impact van het lectoraat op de Pabo’s is volgens alle interne gespreksgroepen groot. Het bindend element tussen lectoren en directeuren is kwaliteit. De directeuren zijn hierbij primair verantwoordelijk voor het onderwijsprogramma en de professionalisering, de lectoren voor het onderzoek. De overkoepelende strategie wordt per Pabo nader ingekleurd. Parallel hieraan zijn sinds twee jaar – mede naar aanleiding van een interne audit - de kenniskringen inmiddels ook per Pabo ingevuld, met een eigen onderzoeksopdracht die aansluit op de specifieke Pabo-strategie. De stuurgroep ziet naar de toekomst toe de kwaliteit van het overleg tussen de stuurgroep en het lectoraat als een belangrijke succesfactor voor de realisatie van de strategie. In de missie worden alle drie domeinen waarbinnen een lectoraat zich dient te bewegen benoemd (zie beschrijving missie). Het is methodologisch van belang om bij de beschrijving en beoordeling van deze domeinen een goed onderscheid te maken tussen de domeinen ‘beroepspraktijk’ en ‘onderwijs en scholing’. De basisscholen vormen de ‘beroepspraktijk’, de Pabo’s vallen onder het domein ‘onderwijs en scholing’. Dit laat onverlet dat in de uitvoeringspraktijk van het lectoraat onderzoeksresultaten parallel aan beide domeinen een bijdrage kunnen leveren. Kennisontwikkeling De eerste twee elementen van de missie zijn gericht op kennisontwikkeling: ‘het vergaren en ontwikkelen van kennis over het leren van leerlingen/studenten, leraren/docenten en organisaties; -de doorvertaling hiervan in integrale modellen, die voor het onderwijsveld en voor studenten en docenten van de
Pabo begrijpelijk zijn’ Het lectoraat hanteert hiertoe volgens eigen definitie zowel wetenschappelijk als praktijkgericht onderzoek (zie hoofdstuk 2) en richt zich op zes onderzoeksthema’s (zie hoofdstuk 2) Aan de basis van dit onderzoek staat een model dat afhankelijk van het onderzoeksthema nader ingevuld wordt. Als voorbeeld is hieronder het model voor het leren van leerlingen opgenomen (uit zelfevaluatierapport): Figuur 1: Kracht van feedback en motivatie voor het leren van leerlingen
Kracht van feedback - kwaliteit van feedback Voorwaarde: - doelgericht werken
Leren van leerlingen
Aansluiten bij doelen
Kracht van motivatie - belang van intrinsieke motivatie Voorwaarde - psychologische basisbehoeften zijn vervuld
Aansluiten bij leerlingen
De sterke verwantschap tussen de uitwerkingen van het model is te verklaren uit de verwantschap tussen de educatieve sectoren. Voor de Pabo’s en de basisscholen zouden dezelfde pedagogisch / didactische uitgangspunten leidend moeten zijn (‘teach as you preach’). Beroepspraktijk en samenleving
Het derde element van de missie is gericht op de bijdrage van het lectoraat aan de beroepspraktijk binnen de basisscholen (naast een bijdrage aan de Pabo’s): ‘advisering en begeleiding van onderwijsveld …. met betrekking tot de consequenties hiervan voor verbetering van het onderwijs (zoals het curriculum, de organisatie van het leren en de professionalisering van personeel).’
8
Het lectoraat licht dit in het ZER als volgt nader toe:
‘Het lectoraat onderhoudt veel contacten met innovatieve basisscholen, die nieuwe leervormen in de praktijk proberen te brengen. De scholen hebben gemeenschappelijk dat zij streven naar onderwijsvormen (Ros, 2007): - waarbij meer belang wordt gehecht aan de verwerving van kennis en vaardigheden waarmee leerlingen beter zijn toegerust op de maatschappij van morgen; - die optimaal zijn afgestemd op het niveau en de behoeften van individuele leerlingen; en - die uitdagend, gevarieerd en betekenisvol zijn voor leerlingen. Het lectoraat stelt zich tot doel kennis te ontwikkelen en op zodanige wijze beschikbaar te maken, dat deze innovatieve scholen hiermee beter onderbouwde keuzes kunnen maken bij de inrichting van hun onderwijs. Onderwijs en scholing Het derde element van de missie is gericht op de bijdrage van het lectoraat aan onderwijs en scholing binnen de Pabo’s (naast een bijdrage aan de basisscholen):
‘advisering en begeleiding van … Pabo’s met betrekking tot de consequenties hiervan voor verbetering van het onderwijs (zoals het curriculum, de organisatie van het leren en de professionalisering van personeel).’ Het lectoraat geeft aan waar mogelijk studenten en docenten te betrekken bij het onderzoek en de contacten met het beroepenveld en zegt hierover (ZER. p. 4):
‘ Op deze manier wil het lectoraat bijdragen aan het overbruggen van de kloof tussen onderzoek en praktijk. De ervaringen en kennis in innovatieve scholen worden doorvertaald naar hun consequenties voor het opleidingscurriculum van de Pabo en voor het leren van studenten en de professionalisering van docenten.’ De nieuwe missie is tweemaal in samenspraak met de stuurgroep bijgesteld, te weten in 2006 en 2009. Het lectoraat onderhoudt intensief contacten met het beroepenveld en vakgenoten (zie hoofdstuk 2). Deze contacten zijn welhaast onvermijdelijk direct en indirect van invloed geweest op de missie, maar ze zijn niet direct betrokken bij de formulering hiervan. De stuurgroep staat volledig achter de uitwerking van de missie naar de drie domeinen. De overige belanghebbenden hebben vooral zicht op de uitvoeringspraktijk van het lectoraat voor zover zij hier direct bij betrokken zijn, maar niet op de missie en de uitwerking daarvan . In het ZER (p.4) wordt de samenhang tussen de drie domeinen als volgt toegelicht:
‘Het lectoraat stelt zich tot doel kennis te ontwikkelen en op zodanige wijze beschikbaar te maken, dat deze innovatieve scholen hiermee beter onderbouwde keuzes kunnen maken bij de inrichting van hun onderwijs. Hierbij betrekt het lectoraat waar mogelijk studenten en docenten. Op deze manier wil het lectoraat bijdragen aan het overbruggen van de kloof tussen onderzoek en praktijk. De ervaringen en kennis in innovatieve scholen worden doorvertaald naar hun consequenties voor het opleidingscurriculum van de Pabo en voor het leren van studenten en de professionalisering van docenten.’ In de missie zelf en de toelichting daarop wordt het relatieve gewicht tussen deze drie gebieden niet nader aangegeven. Zowel de stuurgroep, een onderzoekscollega in de externe gespreksdelegatie (hoogleraar ESoE en collega-lector Fontys) als de lectoren zelf onderkennen dat de missie zich op een inhoudelijk breed terrein richt. In de interne audit (2006) werd de dubbele boodschap afgegeven van afbakening en verdere uitbreiding naar relevante aandachtsgebieden. De lectoren kiezen een insteek voor de prioritering die voortkomt uit actuele ontwikkelingen binnen het onderwijsbeleid en op ontwikkelingen in de Pabo en het werkveld: ‘We richten ons daarbij ook op onze eigen sterke punten: aanwezig zijn in de eigen organisatie, daar waar in het werkveld veel innovatie is en we een rol hebben in het onderzoek’; ‘We moeten herkenbaar en aanspreekbaar zijn voor de Pabo’s zelf’; ‘Ik heb opdracht gekregen om me te richten op het primaire proces van de Pabo’s’. Volgens de onderzoekscollega (buiten het lectoraat) ligt het accent op het primaire proces en de vraag hoe je hierin het handelingsgedrag van docenten kunt beïnvloeden. De stuurgroep geeft aan, dat de strategie van de Pabo’s een beperking van het inhoudelijk terrein in de weg staat. Wel worden in gezamenlijk overleg in de praktijk speerpunten gekozen. In hoofdstuk 2 en 3 wordt nader ingegaan op de wijze waarop in het onderzoeksprogramma speerpunten zijn gekozen en hoe het lectoraat omgaat met de schaarste van de inzet van medewerkers en (financiële) middelen.
9
In het ZER wordt de missie nader uitgewerkt naar zes thema’s. Binnen deze thema’s worden projecten, activiteiten en gerealiseerde resultaten benoemd. Het lectoraat beschikt niet over een overkoepelend meerjarenplan waarin de missie is uitgewerkt in termen van specifieke, haalbare en tastbare beoogde resultaten. Wel is voor de periode 2010 – 2012 een onderzoeksplan voor de Fontys Pabo’s opgesteld. Hierin is een eerste aanzet opgenomen aangaande de visie voor de langere termijn. De lectoren geven aan dat in september 2010 in afstemming met de betrokken Pabo-directeuren een eerste overkoepelende meerjarenplan zal worden opgesteld. Het lectoraat hanteert naar scholen en opleidingen toe een model voor het onderwijs waarbij het handelingsrepertoire van docenten gekarakteriseerd wordt als activiteitengericht, doelgericht respectievelijk opbrengstgericht. Desgevraagd typeren de lectoren het lectoraat als opbrengstgericht: ‘We willen resultaten zien’. Volgens de kenniskringleden opereerden de kenniskringen in het begin vooral activiteitengericht, maar wordt dit steeds meer omgebogen naar opbrengstgericht. Beide groepen geven aan, dat binnen de kenniskringen volgens de PDCA – methodiek gewerkt wordt. Lastig hierbij blijkt volgens de lectoren, dat bijv. professionalisering van kenniskringleden een ‘verandering in de mindset’ is en derhalve niet in meetbare opbrengsten te vertalen. Daarnaast is er een overvloed aan werk en vragen uit de praktijk, zodat sterk gekozen moet worden. De stuurgroep geeft aan te sturen op impact. Zo wordt gewerkt aan de analyse van de capaciteiten van afgestudeerden: de invoering van onderzoekslijnen in het curriculum zou een meetbare invloed op deze capaciteiten moeten hebben. Bij docenten werkt het lectoraat bijvoorbeeld aan een verbetering van de onderzoeksvaardigheden. Op dit moment zijn deze doelen nog niet concreter geformuleerd. De Pabo’s zijn bezig met de ontwikkeling van het zogeheten 3-O model (opleiding, ontwikkeling, onderzoek). Dit model zal volgens de stuurgroep leiden tot de formulering van concrete kengetallen. In projectplannen, activiteitenplannen en jaarplannen al wel concrete doelen geformuleerd gericht op de output van projecten en activiteiten van het lectoraat, zoals ten aanzien van publicaties en presentaties.
Conclusies Het lectoraat heeft een duidelijke missie, die in de loop der jaren geëvolueerd is. Door de sterke koppeling van onderzoek aan onderwijs is de missie hecht vervlochten met het strategisch beleid van de Pabo’s en heeft dan ook een stevig draagvlak bij de Pabo-directeuren.Dat blijkt met name uit het gezamenlijk formuleren van speerpunten in het overleg tussen stuurgroep en lectoraat. Uit de strategie van de Pabo’s spreekt een duidelijke ambitie om een kennisorganisatie te worden. Volgens de evaluatiecommissie is de missie ook doordrenkt van de wil om betekenis te hebben voor het betreffende onderwijsveld. Kennisontwikkeling, beroepspraktijk, onderwijs en scholing hangen in de missie sterk samen en lijken een gelijkwaardige plaats in te nemen, al wordt dit laatste niet expliciet benoemd. Uit de formulering van de missie wordt echter wel duidelijk dat kennisontwikkeling geen doel op zich is, maar in dienst staat van de beroepspraktijk, van het curriculum van de Pabo’s en van de professionalisering van docenten. De commissie vindt de missie evenwichtig, relevant en sterk samenhangend, maar door de breedte erg ambitieus. De externe stakeholders hebben intensief contact met het lectoraat, maar zijn niet expliciet betrokken bij de formulering van de missie. De missie is uitgewerkt naar zes onderzoeksthema’s. Er is geen overkoepelend meerjarenplan, waarin de missie is uitgewerkt in termen van specifieke, haalbare en tastbare beoogde resultaten. Volgens de stuurgroep kan dit pas als een nieuw model – het zogeheten 3-Omodel – ontwikkeld is. Op het niveau van de verschillende activiteiten en projecten zijn wel concrete doelen gesteld.
Aanbevelingen Met betrekking tot de missie beveelt de commissie het lectoraat aan om: Ook het lectoraat zelf aantoonbaar opbrengstgericht te maken, met name door de missie uit te werken in termen van specifieke en haalbare beoogde resultaten Aan de hand van concreet geformuleerde doelen de professionalisering van de kenniskringen beter inzichtelijk te maken; dat is vooral nodig op het gebied van onderzoeksvaardigheden Aan de hand van concreet geformuleerde doelen prioriteiten te stellen en vervolgens inzichtelijk te maken waarom bepaalde keuzes worden gemaakt. Er is immers sprake van een overvloed aan werk en vragen uit de beroepspraktijk, terwijl de facilitering beperkt blijft (zie ook evaluatievraag 3).
10
5
PROGRAMMA
Het onderzoeksprofiel in termen van wetenschappelijke standaarden en onderzoeksmethoden en –technieken. De onderzoeksthema’s en het onderzoeksportfolio; betrokkenheid omgeving bij ontwerp, uitvoering, bijstelling programma lectoraat.
Bevindingen In het ZER (p. 12 t/m 18) wordt een toelichting gegeven op het onderzoek binnen het lectoraat. Het lectoraat maakt een onderscheid tussen wetenschappelijk onderzoek en praktijkgericht onderzoek.
Wetenschappelijk onderzoek Het wetenschappelijke onderzoek bestaat uit vijf lopende promotietrajecten. Sinds 2007 werkt het lectoraat nauw samen met de Eindhoven School of Education (ESoE). De ESoE is een gemeenschappelijk instituut van de Technische Universiteit Eindhoven en Fontys dat zich richt op onderwijs (met name eerstegraads lerarenopleidingen), onderzoek (onderwijswetenschap) en onderwijsinnovatie. De lectoren zijn verantwoordelijk voor de dagelijkse begeleiding van promovendi en de inbedding van het onderzoek in de Pabo. De ESoE draagt zorg voor de wetenschappelijke omgeving. De hoogleraren van de ESoE en de lectoren staan samen borg voor de wetenschappelijke kwaliteit van de promotieonderzoeken. In het ZER (p. 12 en 13) staat een beknopt overzicht van de gehanteerde onderzoeksmethodieken:
‘In de promotieonderzoeken wordt gebruik gemaakt van diverse kwalitatieve en kwantitatieve methoden en technieken. Zo wordt onder andere gebruik gemaakt van diepte-interviews op basis van de ‘grounded theory approach’, analyse van video-observaties, een quasi-experimenteel design om de effecten van een training vast te stellen, etc. Ook het meer kwantitatieve onderzoek met bijvoorbeeld vragenlijsten met grote steekproeven studenten wordt uitgevoerd in het kader van een promotietraject binnen ons lectoraat.’ Praktijkgericht onderzoek Volgens het lectoraat heeft praktijkgericht onderzoek een ander doel en daarmee een andere focus dan wetenschappelijk onderzoek. Dit betekent volgens de lectoren dat de volgende kwaliteitscriteria opgesteld kunnen worden:
1 2 3 4 5 6
het onderzoek dient een bijdrage te leveren aan de verbetering/vernieuwing van het onderwijs (relevantie); de resultaten moeten op een betrouwbare manier verkregen zijn (objectiviteit, intersubjectiviteit en validiteit); de resultaten moeten voor het team aannemelijk en begrijpelijk zijn (toegankelijkheid); de resultaten moeten op hun waarde geschat kunnen worden, bv. door collega’s (transparantie); er worden logische vervolgstappen en evt. bijbehorende tools aangegeven (bruikbaarheid); de context en fase waarin de school zich bevindt worden geëxpliciteerd (overdraagbaarheid).’
Het lectoraat licht dit nader toe en werkt op basis van deze criteria uit wat de verschillen zijn tussen de uitvoering van praktijkgericht onderzoek en fundamenteel onderzoek. In het ZER is niet geëxpliciteerd of het lectoraat dit onderzoeksprofiel getoetst heeft aan een extern referentiekader en / of externe deskundigen. Volgens de lectoren zijn deze criteria het resultaat van een panelbijeenkomst met deskundigen vanuit het project Academische Basisschool. Het lectoraat is bezig met de ontwikkeling van een nieuw document met kwaliteitscriteria voor praktijkgericht onderzoek (o.a. op basis van prof. Verschuren, 2009). Hierin worden twee typen criteria onderscheiden: criteria die voor alle vormen van onderzoek gelden (betrouwbaarheid, transparantie, ed) en aanvullende criteria die vooral van toepassing zijn op de bruikbaarheid van de resultaten. Het concept-document is besproken met diverse hoogleraren in het land die affiniteit hebben met praktijkgericht onderzoek (Verschuren, Waslander, Martens, Scheerens, Peschar,Vermeulen, Beijaard en Karsten) en wordt naar aanleiding hiervan bijgesteld. Het lectoraat beoogt deze criteria nog nader uit te werken en toe te passen. Er is een directe link met het onderzoekscurriculum van de Pabo’s, van de master Leren en Innoveren en met het promotie-onderzoek over onderzoek door leerkrachten. Binnen het werkveld en de kenniskring wordt de scheiding tussen wetenschappelijk en toegepast onderzoek niet altijd even duidelijk ervaren. Eén promovendus ziet het verschil vooral aan de diepgang ten aanzien van de onderzoeksmethodologie en de eisen die gesteld worden aan de wetenschappelijke resultaten. Wel is er een sterke verbinding met de praktijk; alle promovendi zijn tevens kerndocent en lopen rond in de scholen en op de Pabo’s. Wetenschappelijk verkregen onderzoeksresultaten – zoals concept maps – worden vervolgens weer toegepast in de praktijk. De collega onderzoeker (ESoE) spreekt in dit verband ook van ‘praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek’. Het praktijkonderzoek wordt verricht door docenten en studenten. Het betreft kleinschalige onderzoeken die dicht bij de eigen praktijk blijven (ZER). Het probleem is vaak het gebrek aan onderzoeksvaardigheden naast het gebrek aan tijd.
11
Daarom is de onderzoeksmethodiek bescheiden en is een belangrijk doel vooralsnog het aanleren van onderzoeksvaardigheden. De missie biedt in principe zowel inhoudelijk als qua type activiteiten – onderzoek, advisering, begeleiding en ondersteuning – een kader voor de onderzoeks- en ontwikkelprogramma’s ten behoeve van kennisontwikkeling, de beroepspraktijk, onderwijs en scholing. De missie is in de loop der jaren een aantal keer bijgesteld. Dit betekent dat de reeds afgeronde programma’s en de al eerder opgestarte programma’s niet vanzelfsprekend passen binnen het kader van de missie van 2009.
Kennisontwikkeling Het lectoraat benoemt drie hoofdthema’s, opgesplitst in zes subthema’s die een nadere uitwerking vormen van zijn visie en opgevat worden als de ‘kennisbasis van het lectoraat’. Het betreft: 1. het leren van leerlingen en studenten: a. (basis)onderwijs en voortgezet onderwijs; b. de Pabo; 2. het leren van leraren en docenten: a. in het onderwijsveld; b. op de Pabo; 3. het leren van organisaties: a. de (basis)school; b. de Pabo. Voor de Pabo’s is het opmerkelijk dat ook het voortgezet onderwijs als object van onderzoek benoemd is. Er zijn vijf promotieonderzoeken, namelijk: 1. ‘Students’ Educational Careers in Higher Education: a search for key factors regarding study success’ 2. ‘De academische houding van de leraar basisonderwijs’ 3. ‘Teacher feedback during active learning’ 4. ‘Teacher as a researcher. A design research on the first phase of learning how to do and use research by students in primary teacher education’ 5. ‘A multiple case study on change in a University of Applied Sciences’ Ze zijn binnen de drie hoofdthema’s gesitueerd, te weten drie binnen het thema ‘het leren van leraren en docenten’ en binnen elk van de overige twee thema’s één onderzoek. Het praktijkgerichte onderzoek - dat verricht wordt door de kenniskringen exclusief de promovendi – vindt plaats binnen vier thematieken, één thematiek voor elke Pabo: Pabo Den Bosch: de veranderende rol van de leraar; Pabo Limburg: de krachtige leeromgeving; Pabo Eindhoven: de kennisbasis van de student en docent; Pabo Tilburg: de onderzoekende houding van student en docent; Daarnaast vindt onderzoek plaats door studenten onder begeleiding van docenten van de Pabo. De leden van de kenniskring hebben regelmatig contact met directies, docenten en begeleiders van basisscholen over de onderzoeksagenda. Voorbeelden van dit onderzoek zijn ‘de ontwikkeling van jonge kinderen binnen het vak Beeldende Vorming en een onderzoek naar de veranderende rol van leraren in het licht van de commotie over het nieuwe leren. Pabo-docenten leren – naar eigen zeggen - veel van dit onderzoek, zoals bijvoorbeeld het belang van een goede onderzoeksvoorbereiding. Verder vond binnen de voormalige afdeling Onderwijs van het Facilitair Bedrijf – begeleid door één van de drie lectoren van dit lectoraat - onderzoek plaats naar ‘onderwijsvernieuwing als innovatiediffusie’, gericht op een Fontysbrede onderwijsvernieuwing. In inhoudelijk opzicht passen zowel de promotieonderzoeken als het praktijkgerichte onderzoek van de Pabo’s binnen de aan de visie ontleende hoofdthema’s. De onderzoeksobjecten vallen echter in twee van de vijf promotieonderzoeken buiten het eigen aandachtsgebied van de Pabo’s. De vier thematieken van het praktijkgerichte onderzoek vallen zeker binnen het totale onderzoeksdomein van het lectoraat, maar zijn niet alle vier even gemakkelijk te positioneren ten opzichte van de aan de lectoraatvisie gekoppelde zes subthema’s. Mogelijk zijn de discrepanties tussen de missie en het feitelijke onderzoek te verklaren uit de recente herdefiniëring van de missie en de keuzevrijheid van de promovendi enerzijds en de Pabo’s anderzijds.
12
Het onderzoek wordt uitgevoerd door de promovendi – wetenschappelijk onderzoek - en de overige leden van de kenniskringen – doorgaans kleine praktijkgerichte onderzoeken. De lectoren voeren zelf relatief weinig onderzoek uit (onderzoek naar kwaliteit leraren), maar zijn wel intensief betrokken bij de (begeleiding) van deze onderzoeken en dragen zorg voor overkoepelende praktijkgerichte publicaties. Beroepspraktijk en samenleving Vanuit de kennisontwikkeling levert het lectoraat een bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk. Deze bijdrage neemt de volgende vormen aan: onderzoeken en ontwikkelingstrajecten van afstudeerders van de Pabo begeleid door Fontys – contactpersonen; inspelen op vragen van (basis)scholen door lectoren en / of leden van de kenniskring. lezingen en workshops voor het werkveld verzorgd door de lectoren artikelen in vakbladen participatie in initiatieven en gremia zoals de ‘Academische basisschool’ en de ‘Opleidingsschool met keurmerk’. Het lectoraat concentreert zijn ondersteunende activiteiten op ‘scholen die in beweging zijn’. Dit zijn vaak innovatieve scholen maar het kan ook scholen betreffen die - door omstandigheden gedwongen -veranderingen moeten doorvoeren. Voorwaarde voor ondersteuning is, dat de scholen zelf het belang van vernieuwing inzien. Hierin speelt de directeur een wezenlijke rol. Verder is een goed leerlingenvolgsysteem van belang. Volgens de lectoren zijn sommige innovatieve scholen doorgeschoten. Zelf pleiten zij altijd voor het centraal stellen van de leerdoelen. In het algemeen blijkt bijvoorbeeld dat competentiegerichte VMBO - scholen minder ver komen met het aanleren van kennis. Uit eigen onderzoek van het lectoraat op een basisschool naar ‘actief leren’ bleek dat leerkrachten nauwelijks feedback gaven gericht op het proces, op metacognitieve vaardigheden en op samenwerking tussen kinderen. Op een andere basisschool bleken bij de invoering van opbrengstgericht werken leerkrachten het moeilijk te vinden heldere doelen te formuleren en opbrengsten van de eigen lessen te evalueren. Bij een derde basisschool leidde het centraal stellen van het leren van leerlingen tot een intensieve verandering in het gedrag van de leerkrachten. Hiervoor waren geen standaarden meer beschikbaar zijn en ook nauwelijks methoden. De belasting van de leerkrachten nam hierdoor sterk toe, vanwege de noodzaak om steeds nieuwe oplossingen te bedenken in nieuwe situaties. Het competentiegericht leren vertroebelt bij docenten vaak het zicht op het eigen handelingsrepertoire. ‘Goede’ competentiegerichte scholen hebben geen last van handelingsverlegenheid en boeken ook ten aanzien van de kennisleerdoelen goede resultaten. De lectoren achten voor scholen een onderzoekshouding van belang om niet door te schieten in een intuïtieve en handelingsgerichte benadering. Scholen zouden zich moeten ontwikkelen als lerende organisaties. In dit verband zou het wenselijk zijn dat elke basisschool tenminste één masterafgestudeerde zou hebben. Overigens achten zij het onderwijsproces te complex voor het realiseren van ‘evidence-based practice’. De kenniskringleden geven aan dat ze veel vragen krijgen van basisscholen – vaak via e-mail - bijvoorbeeld van docenten en directeuren die respondenten zijn bij de onderzoeken van het lectoraat of student zijn bij de masteropleiding Leren en Innoveren. Zij zien het als hun taak hier op in te spelen. Ook komen er initiatieven vanuit het lectoraat zelf. Zo zag een Pabo-docent hoe leerlingen op de basisschool in beeldende vakken onvoldoende uiting gaven aan de eigen fantasie en is op basis daarvan – ondersteund door het lectoraat - een onderzoek gestart. Dit onderzoek zal naar verwachting leiden tot een aanpassing in het curriculum van het basisonderwijs en tot een nascholingscursus.
13
Onderwijs en scholing In het ZER omschrijft het lectoraat als volgt zijn bijdrage aan het onderwijs en de scholing van de Pabo’s: ‘Het onderwerp van dit lectoraat raakt nauw het onderwijsconcept van de Pabo. De lectoren denken mee met de consequente doorvertaling van het onderwijsconcept naar allerlei aspecten van het onderwijs, zoals het curriculum, de plaats van onderzoek daarin, de verhouding tussen vakinhoudelijke domeinen en pedagogische en didactische vaardigheden, het academische niveau van de opleiding, de wijze van toetsing en feedback, de plaats van de stage en de organisatie en het omgaan met talent. De nabijheid van het lectoraat bij het onderwijs doet de vraag naar curriculumadviezen en betrokkenheid bij de realisatie van het curriculum steeds verder toenemen. In het afgelopen jaar is veel tijd gestoken in het op orde brengen van de kennisbases van de docenten van de Fontys Pabo’s. Er is een start gemaakt met het opstellen van concept maps voor de verschillende domeinen. Met name het karakter van de bijeenkomsten die in het teken staan van intersubjectiviteit, wordt door de deelnemende docenten gewaardeerd. Het is echter zo dat de doorvertaling en concretisering naar activiteiten aangaande het curriculum nog een flinke stap vooruit vraagt. Ook de onderwijsexperimenten waarbij naar het gedragsrepertoire van de docenten is gekeken, heeft veel tijd gevraagd. Een ander speerpunt in de afgelopen jaren was de ontwikkeling van de doorgaande lijn voor onderzoek in het curriculum en de professionalisering van docenten op dit gebied. De aanzet hiervan is op alle Pabo’s in meer of mindere mate in het curriculum verwerkt, een verdere uitkristallisatie hiervan is echter een taak waar het lectoraat ook in de komende jaren een grote rol in kan spelen. Daarnaast is ook college aan studenten gegeven en is het lectoraat betrokken bij een aantal afstudeerprojecten van studenten. Tot slot dragen de lectoren zorg voor de conceptontwikkeling en de bewaking van de inhoudelijke kwaliteit van de masteropleiding Leren & Innoveren. Dit uit zich in bijeenkomsten voor visie-ontwikkeling, professionalsering en intervisie en in gastcolleges. Naast directe advisering, professionalisering en ondersteuning, dragen de lectoren bij aan de kwaliteit van de Pabo via het begeleiden van een kenniskring op elke Pabo. De invulling van de activiteiten van de kenniskringen is zodanig, dat niet alleen de leden van de kenniskring geprofessionaliseerd worden in onderzoeksvaardigheden, ook moeten de activiteiten van de kenniskring impact hebben op studenten en andere docenten. Alle onderzoeken en projecten dienen aanbevelingen voor de Pabo en het werkveld op te leveren. Bij de kenniskringactiviteiten worden praktisch altijd studenten betrokken, bijvoorbeeld bij het uitvoeren van onderzoeksactiviteiten, het discussiëren over resultaten en het uitvoeren van experimenten. De docenten die niet deelnemen aan de kenniskring worden op de hoogte gehouden van de activiteiten en waar mogelijk betrokken, bijvoorbeeld via de begeleiding van studenten. Waar de kenniskringleden in de vorige lectoraatsperiode een wat geïsoleerde positie hadden in de opleiding, daar vormen zij nu een het aanspreekpunt bij innovaties en kennisontwikkeling binnen de Pabo. Daarmee is deelname aan de kenniskring een aantrekkelijke, eervolle taak geworden.’ Voor de ontwikkeling van een doorgaande leerlijn onderzoek in de curricula van de Pabo’s is volgens de lectoren een werkgroep ingesteld met vertegenwoordigers vanuit alle Pabo’s (vaak de promovendi) die een visiedocument hebben opgesteld en prestatie-indicatoren voor alle Pabo’s. De lectoren vervullen bij de werkgroep een adviesfunctie. Op alle Fontys Pabo’s is onderzoek als inhoud in het curriculum opgenomen. Bij alle Pabo’s is een relatief groot onderzoek opgenomen in de hoofdfase (voormalige minor Specialiseren in kinderen). Daarnaast studeren de studenten af op een onderzoeksproject. Ook dat is in alle Pabo’s geïmplementeerd. Concreet zijn er binnen de Fontys Pabo’s andere accenten gelegd. De lectoren en hun kenniskringen monitoren de komende tijd hoe de uitvoering van de verschillende onderzoekslijnen verloopt en wat het beste werkt. Indien de Pabo’s naar een meer gezamenlijk curriculum gaan, kan er vanuit de bevindingen van de kenniskringen gekozen worden voor die onderzoekspraktijken die het beste werken. Deze kunnen dan uitgerold worden naar de verschillende betrokken Pabo’s. In de gesprekken tijdens de audit is exemplarisch dieper ingegaan op bijdragen van het lectoraat aan de professionalisering van docenten binnen de Pabo’s. Zo heeft het lectoraat onderzoek gedaan naar de eigen kennisbasis van Pabo-docenten. Deze kennisbasis blijkt verbrokkeld, impliciet en niet volledig. De onderzoeksresultaten stemmen Pabo’s tot nadenken, wat leidt tot uitnodigingen om te komen praten. Van daaruit is het lectoraat betrokken bij de ontwikkeling van de landelijke kennisbasis voor Pabo’s. De lectoren stellen zich hierbij ten doel om niet te volstaan met een lijst van termen of een canon – waarover in de politiek vooral wordt gesproken – maar om bovenliggende concepten expliciet te maken. Bij deze concepten gaat het
14
altijd om theorieën, principes, verbanden of zgn. ‘big ideas’. Deze concepten zijn eveneens van belang bij het formuleren van doelen bij kennisverwerving en bij de selectie van het belang van leerstof. Ook de eenzijdige focus op taal en rekenen is te beperkt. Docenten blijken het werken met kernconcepten zelf lastig te vinden en het daarom voor leerlingen ‘verborgen’ te houden. De promovendi zien voor zichzelf een belangrijke rol weggelegd bij de ontwikkeling van een academisch klimaat (zie verder hoofdstuk 3). Mede omdat zij als docent zelf aanwezig zijn in de Pabo’s hebben zij een goed contact met de collega-docenten. De kennis die de promovendi zelf – via het eigen onderzoek – opdoen, druppelt door naar de collega’s, die vaak met vragen komen. Dit betreft bijvoorbeeld het gebruik van concept maps in het curriculum, de doorvoering van veranderingsprocessen in de Pabo’s en het opzetten van bruikbare instrumenten voor het geven van feedback en scholing op basisscholen. Daarnaast zitten de promovendi in bestuurs- en innovatienetwerken, hebben zij contact met sleutelfunctionarissen zoals kwaliteitscoördinatoren, leveren bijdragen op studiedagen en ondersteunen docenten bij onderzoek. Eén van de promovendi merkt tijdens het gesprek met de commissie op dat zij deze participatie juist ook de meerwaarde vindt van promoveren bij Fontys. De leden van de kenniskring die zelf niet promoveren, voeren ook onderzoek uit. Zij hebben geen onderzoeksachtergrond. Daarnaast is de cultuur vooral ambachtgericht en niet gericht op doelen en opbrengsten. Er wordt ook nog onvoldoende gebruik gemaakt van beschikbare literatuur. De kenniskringleden blijven dicht bij de eigen onderwijspraktijk. Eén lector heeft de kenniskring van de locatie Veghel (Pabo Eindhoven) gedurende twee jaar, een dag per week, begeleid bij het onderzoek. De gedachte hierbij was om deze Pabo tot voortrekker te maken die vervolgens een bijdrage zou kunnen leveren voor verdere verspreiding van onderzoeksvaardigheden (olievlekwerking). Dit heeft bij één lid van de betreffende kenniskring geleid tot een promotietraject. De andere kenniskringleden zijn min of meer afgehaakt; er is nog sprake van een grote handelingsverlegenheid op dit terrein. Ongeveer 70% van de Pabo-docenten heeft een masteropleiding afgerond. De lectoren achten het wenselijk dat dit aantal toeneemt. Op de vraag aan de vertegenwoordigers van de kenniskring of zij niet lui worden door de aanwezigheid van de promovendi antwoorden zij dat ze vooral meerwaarde zien in het toegang krijgen tot (onderzoeks)producten en de ondersteuning bij de begeleiding van studenten. Volgens de stuurgroep levert het lectoraat een belangrijke bijdrage aan de innovatiediffusie. Onder innovatiediffusie wordt binnen het lectoraat verstaan dat een innovatie zich verspreid binnen een sociale groep. Een innovatie hoeft volgens de lectoren geen feitelijke nieuwe ontwikkeling te zijn, het gaat er om dat het voor de groep een nieuwe ontwikkeling is. Het kan bijvoorbeeld gaan om de invoering van competentiegericht leren of om het anders om gaan met kennisverwerving. Innovatiediffusie blijkt een moeizaam proces. Eén van Pabo-directeuren vindt dat je het ook niet te groots moet zien. Docenten verdiepen zich in het algemeen in één (nieuwe) rol, of studieloopbaanbegeleider of ontwikkelaar of onderzoeker. Ze besteden daar per jaar vier studiedagen aan en zijn daarnaast lid van de brede kenniskring om kennis te delen. De Pabo’s leren samen met de basisscholen, de academische opleidingsscholen samen met de lectoren. De beste docenten in onderzoek begeleiden zowel de Pabo-afstudeerders, de Pabo-contactdocenten als soms ook de (basis)schoolbegeleiders. De lectoren geven aan dat de grootste meerwaarde van het lectoraat de nadrukkelijke aanwezigheid in de Pabo’s is, omdat het lectoraat daar de relaties met de studenten, de Pabo’s en het werkveld tot stand kan brengen. In hoofdtuk 4 is het totale relatienetwerk van het lectoraat in kaart gebracht. Het lectoraat onderhoudt contacten met de wetenschappelijke wereld via de begeleiding van promotietrajecten en via overlegorganen, zoals via het Forum Onderwijs Anders. Het lectoraat spreekt van een sterke samenwerking met de Eindhoven School of Education. Centraal hierin staan de onderzoekstrajecten van de promovendi die begeleid worden door hoogleraren van de ESoE en de lectoren. Ook zijn er volgens het lectoraat ‘contacten met lectoren binnen het domein Educatie.’ Er zijn plannen om de samenwerking in de komende jaren te versterken, maar tegelijkertijd signaleert het lectoraat een tendens dat de contacten over de domeinen afnemen. De contacten in de kenniswereld zijn niet direct betrokken zijn bij de programmering en de uitvoering van het onderzoek anders dan bij de promotietrajecten waarbij de hoogleraren optreden als begeleider. Wel worden contacten uit de kenniswereld benut om samen te publiceren, kwaliteitscriteria voor praktijkgericht onderzoek te definieren, congressen te organiseren en kennis mee te delen. Het lectoraat onderhoudt volgens het ZER - via de bij het lectoraat betrokken Pabo’s - contact met grote schoolbesturen voor primair onderwijs. Daarnaast draagt het lectoraat bij aan studiedagen en adviseert zij basisscholen over curriculumontwikkelingen. De lectoren erkennen dat er sprake is van een ongelijkwaardigheid tussen het lectoraat en de basisscholen. Volgens hen beschikt het lectoraat over veel kennis over leren en kinderen die voor scholen moeilijk toegankelijk is. Het lectoraat heeft dan een rol als brenger en vertaler van deze kennis, en zet dan ook breed in op publicaties. Tegelijkertijd zijn de basisscholen probleemeigenaar van de eigen onderwijsinnovatie. Het lectoraat zegt hierin een vraaggestuurde houding aan te nemen. Op uitnodiging werkt het lectoraat graag mee aan deze onderwijsinnovatie. Volgens één van de kenniskringleden overlegt het lectoraat met directies, docenten en begeleiders van basisscholen over de onderzoeksagenda.
15
Het lectoraat betrekt docenten uit de kenniskring direct bij het onderzoek. Dit betreft onderzoek dat dicht bij de eigen onderwijspraktijk ligt. De promovendi en de lectoren begeleiden docenten hierin. Op dit moment is zo’n 15% van de Pabo-docenten zelf met onderzoek bezig. Over het direct betrekken van de andere docenten bij onderzoeksactiviteiten zijn de leden van de kenniskring niet al te optimistisch. Wel maakt het lectoraat de docenten van de Pabo’s in de breedte deelgenoot van de resultaten van het onderzoek, zoals het gebruik van concept maps en probeert het lectoraat de ontwikkeling van een academisch klimaat te bevorderen. Volgens de lectoren is het de verantwoordelijkheid van de directeur om de niet-kenniskringleden te betrekken bij het onderzoek. Ook studenten worden door het lectoraat betrokken bij onderzoek. Alle studenten van de Pabo’s doen een afstudeeronderzoek. De onderzoekslijn van de Fontys Pabo’s werd bij de laatste accreditatie positief gewaardeerd. Het lectoraat streeft er naar om per cohort 2 masterstudenten en 25 bachelor-studenten vanaf het tweede studiejaar te betrekken in het eigen onderzoeksprogramma en vanuit het lectoraat te begeleiden. Op termijn zijn dan structureel zo’n 75 studenten direct betrokken bij de uitvoering van het onderzoeksprogramma van de Pabo’s. Middels de ontwikkeling van de onderzoekslijn in het curriculum profiteren indirect alle Pabo-studenten mee van de inzet van het lectoraat. Er is een directe relatie tussen het eigen onderzoeksprogramma en de onderzoekslijn in het curriculum van de Pabo’s. Het onderzoeksprogramma van het lectoraat heeft als speerpunt het leren van kinderen, docenten en organisaties. in de onderzoekslijnen van de Fontys Pabo’s staat het leren van kinderen centraal binnen de hoofdfase. Veelal worden de onderzoeken van studenten toegespitst op deelgebieden, zoals het leren rekenen van jonge leerlingen, het betekenisvol aanvankelijk leren lezen, beeldende vorming bij kleuters vanuit een ontwikkelingsperspectief etc. Bij onderzoek vanuit de kenniskring worden zo mogelijk studenten betrokken. Deelname aan het onderzoek wordt ingepast in het curriculum van de studenten. Daarnaast is het onderzoek door leraren vanuit het lectoraat verweven met de curricula van de Pabo’s, door bijvoorbeeld het verzorgen van colleges over het doen van onderzoek, het verzorgen van studiedagen voor docenten over onderzoeksbegeleiding. Bovenstaande geldt zowel voor de bachelor- als voor de masteropleiding. Het lectoraat denkt met de Pabo’s mee over het (niveau)verschil tussen het onderzoek binnen de bacheloropleiding en de masteropleiding.
Conclusies Het lectoraat verricht een indrukwekkend breed scala van activiteiten, die onderling een duidelijke samenhang vertonen en in het algemeen passen binnen de missie, ook al vallen bepaalde activiteiten buiten het PO – veld (met name VMBO en andere Fontys hogescholen dan Pabo’s).
Kennisontwikkeling Het lectoraat maakt een verschil tussen wetenschappelijk onderzoek en praktijkgericht onderzoek. Ook het wetenschappelijk onderzoek is echter gericht op de (verbetering) van de onderwijspraktijk. In het licht van de definitie van praktijkgericht onderzoek in het Brancheprotocol vraagt de commissie zich echter wel af wat de beoogde meerwaarde is van deze dualistische benadering. De kwaliteit van het wetenschappelijke onderzoek is geborgd door de intensieve samenwerking met de hoogleraren van de EsoE, maar qua kennisontwikkeling leunt het lectoraat wel zwaar op de promovendi. De evaluatiecommissie vraagt zich dan ook af wat het lectoraat aan onderzoeksprestaties en –potentieel over zou houden zonder hen. Deze vraag zal in het volgende hoofdstuk vanuit een andere invalshoek opnieuw aan de orde worden gesteld. Het lectoraat heeft voor het praktijkgericht onderzoek eigen kwaliteitscriteria gedefinieerd (zie p. 8). Deze criteria worden niet expliciet toegepast bij de beoordeling van het praktijkgerichte onderzoek van de kenniskring, maar spelen volgens de lectoren impliciet wel een rol. Er vindt doorontwikkeling van deze criteria plaats vanuit een extern referentiekader (Verschuren, 2009) en in overleg met externe deskundigen. Volgens het auditteam zijn deze criteria op zich adequaat. De vijf promotieonderzoeken en de vier thematieken voor praktijkgericht onderzoek passen binnen het (brede) onderzoeksgebied van de missie, maar vormen een niet nader gemotiveerde selectie. Het is de commissie opgevallen dat twee van de vijf promotie-onderzoeken buiten het eigen aandachtsgebied van de Pabo’s vallen en dat de thematieken van de kenniskringen niet alle vier even gemakkelijk te relateren zijn aan de zes subthema’s van het lectoraat. De praktijkgerichte onderzoeken zijn vooralsnog kleinschalig, op de eigen onderwijspraktijk geënt en vooral bedoeld om de onderzoeksvaardigheden van de betreffende docenten te ontwikkelen. Dit lijkt indicatief voor de fase waarin de
16
kennisontwikkeling en de professionalisering binnen de Pabo’s zich bevinden. Het lectoraat onderhoudt goede contacten met de (toegepast) wetenschappelijke wereld in de educatieve sector.
Beroepspraktijk en samenleving Het lectoraat levert bijdragen aan de beroepspraktijk middels publicaties en presentaties enerzijds en directe betrokkenheid bij ontwikkelingen in basisscholen anderzijds. De lectoren zijn brenger en vertaler van kennis die voor basisscholen moeilijk direct toegankelijk is. Voor de eigen onderwijsinnovatie van basisscholen opereert het lectoraat juist vraaggestuurd. Het werkveld is hierover tevreden, al zou de persoonlijke zichtbaarheid van de lectoren volgens de werkveldvertegenwoordigers groter mogen zijn. Voor de buitenwereld zijn zij immers de gezagsdragers van de wetenschappelijke ontwikkelingen. Ook de kenniskringen fungeren dikwijls als vraagbaak voor de basisscholen.
Onderwijs en scholing Het lectoraat zit in het hart van de Pabo’s, denkt mee over het onderwijsconcept, alle facetten van het curriculum en het gedragsrepertoire van docenten. Lectoren fungeren als rolmodel, vraagbaak en inspirator. Vanuit het goede contact tussen promovendi en de collega-docenten druppelt kennis van het onderzoek door in de organisatie. De commissie is echter niet overtuigd van de effectiviteit van dat proces. De promovendi participeren in het bacheloronderwijs en dragen het masteronderwijs (Leren en Innoveren). Circa 15% van de docenten en op termijn 5% van de studenten is direct betrokken bij het lectoraat; in hun programma doorlopen alle studenten de door het lectoraat geïnitieerde onderzoekslijn. Desondanks blijkt de integrale doorvoering van onderzoek, en nieuwe technieken – zoals het werken met concept maps een moeizaam proces.
Aanbevelingen Met betrekking tot het programma beveelt de commissie het lectoraat aan om: gelet op de missie en de gewenste prioritering, de activiteiten te beperken tot het werkterrein van de Pabo’s / de sector primair onderwijs; zich, met name ook vanuit het oogpunt van professionalisering van docenten en leraren, te bezinnen op de meerwaarde van het gemaakte onderscheid tussen wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek; op grond van dat onderscheid vast te stellen wat het primaire oogmerk is van het praktijkgericht onderzoek: het onderzoeksproces of het onderzoeksproduct (professionalisering vs. onderzoek). Relevant hierbij is ook de vraag in hoeverre de kwaliteiteisen die worden gesteld aan het onderzoeksproduct voorwaardelijk worden geacht voor de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden; de onderzoeken van promovendi en kenniskringleden nauwer af te stemmen op de gekozen aandachtsgebieden en onderzoeksthema’s van het lectoraat; de selectie van vraaggestuurde activiteiten uitdrukkelijk te relateren aan de onderzoeks- en professionaliseringsagenda van het lectoraat; zich te bezinnen op de vraag hoe een integrale doorvoering van onderzoek binnen de Pabo’s geëffectueerd kan worden. de persoonlijke zichtbaarheid van lectoren (als gezagsdragers van de wetenschappelijke ontwikkelingen) voor het onderwijsveld te verhogen; (conform het eigen voornemen van het lectoraat) te toetsen of het praktijkgericht onderzoek voldoet aan de eigen kwaliteitscriteria.
17
6
PERSONELE EN MATERIËLE VOORWAARDEN
De kwaliteit van de onderzoekers (m.n. opleiding, graad, ervaring, nevenactiviteiten) fte’s, financiën, materiële voorzieningen.
Bevindingen Het lectoraat is verbonden aan de Fontys Pabo’s Tilburg, Den Bosch, Eindhoven (met nevenvestiging in Veghel) en Limburg (met vestigingen in Venlo, Sittard en Roermond). Ter wille van de zichtbaarheid en binding is er een verdeling gemaakt van lectoren, kenniskringen en thema’s over deze vier Pabo’s. Dit sluit aan op de (nieuwe) missie en het onderzoeksprofiel van het lectoraat, waarin het leren van studenten en leerlingen, docenten en organisaties van de Pabo’s en de basisscholen als werkveld van de Pabo’s centraal staat. Het lectoraat wordt binnen de Fontys Pabo’s aangestuurd door een stuurgroep, die bestaat uit de directeuren van de Pabo’s, met de directeur van de Pabo Eindhoven als voorzitter. Twee keer per jaar vindt overleg plaats tussen de stuurgroep en de lectoren, onder voorzitterschap (tot voor kort) van één van de leden van de Raad van Bestuur. In deze bijeenkomsten wordt de voortgang van het lectoraat besproken, worden knelpunten ingebracht, wordt de voortgang van de promovendi besproken en worden jaarplannen geëvalueerd. De bewaking van voortgang van de promoties vindt plaats via structurele begeleidingsgesprekken en jaarlijkse functioneringsgesprekken van de promovendi met hun begeleiders en de directeuren. Daarnaast adviseren de lectoren de Pabo’s gevraagd en ongevraagd over onderwijsontwikkeling en professionalisering. Binnen Fontys maken de lectoren deel uit van het ‘lectorenconvent’, een overlegorgaan waarin regelmatig met de Raad van Bestuur van Fontys gesproken wordt over de positie van de lectoraten, het onderzoeksbeleid, randvoorwaarden, promovendibeleid en andere voor lectoren relevante zaken. Binnen de sector Educatie zijn binnen Fontys ongeveer tien lectoren werkzaam. Met de educatielectoren en directeuren van de educatieve instituten van Fontys wordt regelmatig afgestemd over onderzoeksbeleid en promovendi. De Eindhoven School of Education heeft in dit overleg een kartrekkersrol. Omdat er het laatste half jaar veel nieuwe lectoren binnen de sector Educatie zijn bijgekomen, zijn recent initiatieven genomen om de samenwerking tussen de lectoren binnen Educatie te versterken. De deelname van medewerkers aan het werk van het lectoraat wordt bepaald door persoonlijke belangstelling van medewerkers en de prioriteiten van de directies van de Pabo’s. Wanneer de externe druk op de Pabo’s toeneemt, neemt de beschikbaarheid van medewerkers voor het werk in de kenniskringen volgens de stuurgroep evenredig af. De enige manier om dit proces tegen te gaan is om het lectoraat dieper in de Pabo’s te verankeren en deel te nemen aan het werk in het curriculum. Deze weg is in de afgelopen jaren ingeslagen en wordt zeker voortgezet. Het lectoraat wordt gedragen door de drie lectoren, die alle drie gepromoveerd zijn en ervaring hebben in de onderzoekswereld en in (advisering aan) de onderwijswereld. De lectoren hebben ieder een eigen onderzoeksgebied dat in de praktijk een flinke overlapping kent. Het betreft respectievelijk: het ‘leren van kinderen’, ‘onderwijsinnovatie en kennisbasis Pabo’s’ en ‘de onderzoekende leraar binnen de school’. Het auditteam constateert dat de onderwerpen ‘onderwijsinnovatie’ en ‘kennisbasis Pabo’s’ binnen het betreffende onderzoeksgebied een heel verschillend karakter hebben. Binnen het lectoraat voeren de lectoren zelf geen onderzoek uit, maar twee van hen wel daarbuiten. Eén van hen verricht onderzoek binnen haar baan bij de KPC-groep, een andere lector is – via een detachering – als senior onderzoeker verbonden aan de ESoE. Alle drie lectoren begeleiden onderzoek van promovendi en andere leden van de kenniskringen en verzorgen over dit onderzoek praktijkpublicaties. Naar eigen zeggen werken de lectoren samen als een team, voeren inhoudelijke discussies over onderwerpen als onderzoek binnen het hbo en diepgaand leren. Ook participeren zij samen in de masteropleiding Leren en Innoveren. Binnen het lectoraat zijn op dit moment vijf promovendi actief. In het verleden vond de selectie van promotieonderzoeken en promovendi niet volgens een vaste systematiek plaats. Daarnaast zijn door het wegvallen van een collega-lector en een hoogleraar promovendi opgenomen in het lectoraat. Deze promoties passen wel in de onderzoeksthematiek van het lectoraat maar zijn niet gericht op het basisonderwijs. Inmiddels hanteert het lectoraat een vaste systematiek. De selectie van de promovendi vindt plaats via de ontwikkeling van promotieplannen die door de lectoren worden ontwikkeld en worden afgestemd met de directeuren van de Pabo’s. Daarna worden de plannen door externe referees beoordeeld op kwaliteit. Voor de werving van promovendi volgt het lectoraat de wervingsprocedure binnen Fontys. Kandidaten worden
18
beoordeeld door een benoemingsadviescommissie van de directeur, de lector en een externe hoogleraar die als promotor zal gaan optreden. De promovendi zijn verantwoordelijk voor het leeuwendeel van het onderzoek. De onderzoeken passen binnen de missie van het lectoraat. Voor wat betreft de scholing in onderzoeksvaardigheden en de inhoudelijke en methodologische begeleiding steunen de promovendi zowel op de lectoren als op de infrastructuur en hoogleraren van de Eindhoven School of Education. De promovendi werken ook partime als Pabo-docent en verzorgen onderwijs aan de bacheloropleiding en de masteropleiding. Van daaruit doen zij ook gerichte ervaring op in het onderwijs. De overige leden van de kenniskring (niet-promovendi) voeren ook onderzoek uit. Zij hebben geen onderzoeksachtergrond. Daarnaast is de cultuur volgens de lectoren vooral ambachtsgericht en niet gericht op doelen en opbrengsten. De kenniskringleden blijven dicht bij de eigen onderwijspraktijk. De lectoren weten niet hoeveel Pabodocenten een masteropleiding afgerond hebben. Zij achten het wenselijk dat dit aantal toeneemt. De betreffende docenten krijgen bij hun onderzoek begeleiding van de lectoren en de promovendi. Op dit moment is zo’n 15% van de docenten zelf met onderzoek bezig. Alle docenten komen via de begeleiding van studentenonderzoek in aanraking met onderzoek. Ze worden hierin ook regelmatig begeleid door collega’s met eigen onderzoekservaring. Daarnaast nemen zij deel aan studiedagen over onderzoek. Toch blijkt de professionalisering van docenten in onderzoeksvaardigheden volgens alle betrokkenen moeizaam. Elke kenniskring komt regelmatig bij elkaar. Op uitnodiging zijn promovendi en / of lectoren hierbij aanwezig. Dit gebeurt in ieder geval vier keer per jaar; de kenniskring nodigt dan ook een grotere groep docenten uit, de zogenaamde ‘buitenkring’. Overigens merken de vertegenwoordigers van de kenniskringen op dat elke kenniskring anders georganiseerd is. Vanwege praktische bezwaren vinden er geen structurele ontmoetingen tussen de verschillende kenniskringen plaats. De kenniskringleden pleiten zelf voor een (sterkere) deelname van externe leden, een vertegenwoordiging van alle learning communities van de Pabo’s in de kenniskring, een ruimere facilitering van de leden, meer aandacht voor kennisdeling (met name via een website) en een meer expliciete presentatie van de resultaten van het lectoraat. De volgende elementen dragen bij aan een onderzoeksklimaat binnen de Pabo’s: de intensieve betrokkenheid van drie (parttime) lectoren en vijf promovendi, de samenwerking met de ESoE, de verankering van een onderzoeksleerlijn in het curriculum van de Pabo’s, de betrokkenheid van studenten bij het lectoraat en het strategisch en personeelsbeleid (o.a. gesprekscycli) van de Pabo’s waarbinnen onderzoek een prominente rol speelt. De onderzoekshouding en onderzoeksvaardigheden van de docenten lijken hierbij (nog) niet in de pas te lopen. De basisfinanciering van het lectoraat Leren en Innoveren was (naar de oude SKO – normen) gebaseerd op 1 fte lectoren en 1 fte kenniskring. Daarnaast stelt elke Pabo – volgens de stuurgroep - vanuit het eigen budget nog 0,2 fte voor de kenniskring ter beschikking. Vanuit het algemene Fontys budget zijn daarnaast voor een periode van vier jaar nog vijf promovendi aangesteld die elk voor 0,8 fte per jaar onderzoek verrichten. De lectoren zijn in de praktijk voor tweemaal 0,4 fte en éénmaal 0,2 fte aangesteld. De kenniskringen (niet promovendi) hebben in 2007 en 2008 voor iets minder dan 1 fte tijdgeschreven. Voor twee leden van de kenniskring is sprake van een substantiële onderzoekstaak (circa 0,2 fte, respectievelijk 0,15 fte voor tenminste twee jaar). Voor alle andere leden van de kenniskring was de onderzoekstaak kleiner dan 0, 1 fte. In totaal hebben in 2007 en 2008 23 docenten in de kenniskringen geparticipeerd. De lectoren zien de beschikbare tijd – naast de beperkte (onderzoeks)kwaliteit van de docenten en het werkveld – als een beperkende factor voor de uitvoering van het werkprogramma. Het lectoraat is afhankelijk van de investeringen en het personeelsbeleid van Fontys. Het nieuwe Fontys-beleid is in dit verband niet gunstig. De lectoren blijven aandacht vragen voor de beperkte bemensing. Daarnaast stellen zij prioriteiten, stemmen zij de (onderzoeks)activiteiten tussen de Pabo’s af, en zijn zij steeds op zoek naar externe subsidies. Het lectoraat heeft een aantal subsidieaanvragen gedaan. Enkele subsidieaanvragen zijn gehonoreerd (Opbrengstgericht werken, Verdiepingsslag academische opleidingsschool), andere aanvragen lopen nog. Een klein deel van de budgetten van de gehonoreerde aanvragen gaan naar het lectoraat/kenniskring, de rest gaat naar het werkveld, Pabo-docenten en externe trainers. De kenniskringen pleiten voor een grotere facilitering van docenten voor hun onderzoeksactiviteiten. De vertegenwoordigers van de basisscholen, vinden dat het lectoraat een belangrijke toegevoegde waarde heeft voor de ontwikkeling van hun onderwijs (zie facet 21: resultaten). Wel vinden zij de inzet van mensen aan de magere kant. De lectoren zijn onvoldoende zichtbaar. De beperkte tijd maakt substantieel onderzoek lastig Daarnaast is er geen ruimte om
19
de implementatie en borging van innovaties te begeleiden. Ook zou er meer tijd beschikbaar moeten zijn voor de betrokkenen van de basisscholen zelf. De stuurgroep geeft aan, dat de beschikbaarheid van docenten voor de kenniskring uiteraard gerelateerd is aan de financiële situatie van de Pabo’s. Dit leidt zeker tot formatieve frictie, al hebben de Pabo’s – naar eigen zeggen – de inzet van de kenniskring uit eigen middelen verdubbeld. De stuurgroep ziet wel een spanning tussen de ambitie van het lectoraat en de financiering, maar verwacht dat door de ‘upgrading van het personeel’ in ieder geval de druk op de lectoren kan afnemen. Het wordt dan de kunst de lectoren ‘de juiste dingen’ te laten doen. In hoofdstuk 4 is een overzicht gegeven van de relaties die het lectoraat onderhoudt. In hoofdstuk 3 is al aangegeven dat de lectoren sterk samenwerken met de Eindhoven School of Education en daarnaast contact onderhouden met de lectoren binnen de sector Educatie van Fontys en met hoogleraren die onderzoek verrichten op het gebied van onderwijskunde, leerpsychologie en aanverwante domeinen.
Conclusies Geheel in overeenstemming met de missie is het lectoraat Leren en Innoveren ingebed in de vier Pabo’s van Fontys, waarvan de directeuren de stuurgroep vormen. Ter wille van de zichtbaarheid en binding is er een verdeling gemaakt van lectoren, kenniskringen en thema’s over deze vier Pabo’s. Het lectoraat heeft een hoge ambitie ten aanzien van alle drie domeinen en is ook op elk onderscheiden gebied bijzonder actief; de hoeveelheid activiteiten dwingt respect af. Belangrijke pijlers hieronder zijn de congruentie tussen de strategie en het beleid van de vier Pabo’s en de missie van het lectoraat, de krachtige samenwerking tussen de Pabo-directeuren (stuurgroep) en de lectoren, de bezielende leiding van het lectoraat door het lectorenteam, en de beschikbaarheid van vijf promovendi die de motor vormen van het onderzoek, hun betrokkenheid bij de curricula van de Pabo’s en de vertaling van het onderzoek naar de beroepspraktijk en onderwijs en scholing binnen de Pabo’s. De lectoren zijn gepromoveerd en op basis van hun ervaring in de wereld van onderwijs en onderzoek gezaghebbend. Zij werken goed samen met de ESoE. De samenwerking binnen het lectorenconvent en met de lectoren binnen de sector Educatie is beperkt. De promovendi zijn geselecteerd volgens de standaard wervingsprocedure van Fontys (zie p. 17); ze worden in het onderzoek deskundig begeleid door de lectoren en hoogleraren van de ESoE. Als parttime docent (bachelor en master) doen de promovendi ook gericht ervaring op in het onderwijs. De docenten (niet-promovendi) van de kenniskring zijn enthousiast en betrokken. Zorgpunten zijn echter hun beperkte onderzoeksvaardigheden, de cultuur binnen de Pabo’s die eerder ambachtsgericht dan onderzoeksgericht is, het ontbreken van een overkoepelende onderzoeksagenda voor de Pabo’s en de beperkte en veelal versnipperde facilitering voor onderzoek. Bij de de betrokken basisscholen zijn, niet verbazingwekkend, onderzoeksvaardigheden en onderzoekscultuur nog zwakker ontwikkeld. In het algemeen bestaat er een spanning tussen de ambitie van het lectoraat en de financiering, die bovendien naar verwachting verder onder druk zal komen te staan. In het licht van het nieuwe Fontysbeleid is het de vraag of de huidige promovendi na hun promotie behouden kunnen blijven voor Fontys en of nieuwe promotietrajecten opgestart kunnen worden. Dit zou in de toekomst een belangrijke pijler onder het succes uit kunnen halen, zeker gezien de moeizame ontwikkeling van de onderzoekscultuur en –vaardigheden binnen de Pabo’s zelf. In de beschreven situatie acht de commissie het overigens niet onwaarschijnlijk dat de huidige krachtige positionering van de promovendi tegelijk ook een verzwakking betekent voor de motivatie van Pabo-directies en -docenten om zelf de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden te stimuleren c.q. ter hand te nemen. Het benodigde (wetenschappelijk) onderzoekend vermogen is immers al beschikbaar. Hoe het ook zij: voor de Fontys Pabo’s en voor het primair onderwijs in Nederland zou een eventuele sterke verlaging van het ambitieniveau van het lectoraat een grote aderlating betekenen.
Aanbevelingen Met betrekking tot het personele en materiële voorwaarden beveelt de commissie het lectoraat aan om: versnippering van de schaarse middelen te voorkomen; geef enkele docenten op basis van belangstelling en prioriteiten in de (binnen)kenniskring een substantiële taak als voortrekker. Zorg dat de learning communities vertegenwoordigd zijn in de kenniskring en er een sterkere deelname is van externe leden. Zorg daarnaast voor planmatige roulatie (bijv. door middel van estafette of phasing in / phasing out); nadrukkelijker dan nu het geval is prioriteiten te kiezen binnen het brede domein van onderzoek en ontwikkeling;
20
bij consolidatie en verdere ontwikkeling van de onderzoeksfunctie en onderzoekscultuur meer in te zetten op de rol en verantwoordelijkheid van de professional zelf (docenten en leraren) en het eigenaarschap van praktijkgericht onderzoek expliciet bij hen te beleggen; binnen Fontys meerjarenafspraken te maken over de interne financiering voor het lectoraat. Gesprekspartners zouden in ieder geval moeten zijn: de lectoren, de Pabo-directeuren en de Raad van Bestuur. Pas ambitie en activiteiten vervolgens aan op de verwachte financiering. op zoek te gaan naar aanvullende subsidiebronnen. Schakel hierbij indien nodig externe expertise in.
21
7
RELATIES
Samenwerkingsverbanden en relaties binnen Fontys (m.n. organisatorische inbedding en positionering) Relaties extern met organisaties, instellingen en bedrijven, zowel regionaal, landelijk als internationaal.
Bevindingen In het ZER heeft het lectoraat zijn samenwerking en relaties met diverse organisaties binnen en buiten Fontys Hogescholen en met kennisinstellingen en met het werkveld in een schema samengevat (zie onder.)
Verklaring van de afkortingen: Kk kenniskring HAN Hogeschool Arnhem/Nijmegen ESoE Eindhoven School of Education IVA IVA Onderzoek en Advies, Tilburg RdMC Ruud de Moorcentrum UT Twente Universiteit Twente UT Tilburg Universiteit Tilburg GION Gronings Instituut voor Onderwijs Onderzoek ITS Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen PLEION Platform eigentijds onderwijs (netwerk innovatieve VO-scholen) KC Netwerk netwerk van basisscholen die met kernconcepten werken TOM-scholen netwerk van innovatieve basisscholen
22
Fontys totaal Lectoraten: - Lectorenconvent - Onderzoeksbeleid Fontys
ESoE - onderzoeksbeleid - samenwerking, - promovendi, - professionalisering.
Fontys Educatie Afstemming met lectoraten: - Techniek - ICT - Leerstrategieën - etc.
Kennis-instellingen/ Universiteiten
Lectoraten, buiten Fontys - HAN: uitwisseling
Lectoraat Leren en innoveren - kk Pabo Eindhoven - kk Pabo Den Bosch - kk Pabo Tilburg - kk Pabo Limburg - afd.onderwijs
KPC Groep - samenwerking - netwerk IVA - promovendi - samenwerking UT Twente - promovenda - samenwerking
Werkveld regio Projecten, presentaties, kk - Regio Den Bosch Diverse schoolbesturen, o.a. Signum, Skipos, ATO - Regio Eindhoven Diverse schoolbesturen, o.a. SKOZOK, Veldvest, SKBO - Regio Tilburg Diverse schoolbesturen, met name Tangent - Regio Limburg Diverse schoolbesturen, o.a. Focus, Movare Onderwijs landelijk
RdMC - afstemming, - samen-werking
Overige universitaire instellingen Uitwisseling/afstemming: - UT Tilburg - GION - Universiteit Utrecht (onderwijskunde) - Radboud Universiteit (onderwijskunde) - Expertisecentrum Nederlands - ITS - Kohnstamm Instituut
23
Landelijke netwerken innovatieve scholen - PLEION - KC Netwerk - TOM-scholen, etc
Overig onderwijsveld - presentaties ed voor besturen, scholen, etc - VO-Raad (praktijkgericht onderzoek) - landelijke congressen
Kennisontwikkeling In het vorige hoofdstuk is al aangegeven dat de lectoren sterk samenwerken met de Eindhoven School of Education. Deze samenwerking krijgt in ieder geval vorm in de gezamenlijk begeleide promotietrajecten. Daarnaast onderhouden de lectoren contact binnen de sector Educatie van Fontys en met hoogleraren die onderzoek verrichten op het gebied van onderwijskunde, leerpsychologie en aanverwante domeinen. Met collega-lectoren binnen de sector Educatie wordt afgestemd over het onderzoeksprogramma en over het beleid ten aanzien van onderzoek in het curriculum en de professionalisering van docenten op het gebied van onderzoek. De contacten met hoogleraren worden benut om samen mee te publiceren, kwaliteitscriteria voor praktijkgericht onderzoek te benutten, congressen te organiseren en kennis te delen. Zo verzorgt het lectoraat op de Onderwijs Research Dagen in 2010 een symposium in samenwerking met andere educatieve Fontys lectoraten, een school, en de Eindhoven School of Education. Beroepspraktijk Het lectoraat ziet zichzelf als intermediair die kennis ontwikkelt, ontsluit en aanbiedt ten behoeve van het werkveld. In die zin is het werkveld eerder passief dan actief betrokken bij de programmering en uitvoering van de activiteiten van het lectoraat. Aan de andere kant is het werkveld eigenaar van de eigen ontwikkelingen en geeft het lectoraat aan in dat opzicht vraaggestuurd te werken. Onderwijs en professionalisering Het lectoraat communiceert structureel en intensief met de eigen stuurgroep en kenniskringen over het onderwijs en de professionalisering binnen de Pabo’s.
Conclusie Het overzicht van interne en externe relaties is een weerspiegeling van de ambitie van het lectoraat om op in het primaire en Pabo-onderwijs voor de drie domeinen, kennisontwikkeling, beroepspraktijk, en onderwijs en scholing een belangrijke bijdrage te leveren. Het lectoraat betrekt de ESoE deels bij de programmering en uitvoering van zijn activiteiten voor kennisontwikkeling en het werkveld alleen voor wat betreft directe ondersteuningsvragen aan het lectoraat. Er is een structureel en intensief overleg tussen het lectoraat en de eigen stuurgroep en kenniskringen over het onderwijs en de professionalisering binnen de Pabo’s. Ten aanzien van het hierboven gepresenteerde schema merkt de commissie op dat er vanzelfsprekend verschillen zijn in aard , niveau, frequentie en intensiteit van de contacten met de relaties, maar dat de vormgeving van het schema die verschillen niet zichtbaar maakt.
Aanbevelingen Met betrekking tot relaties en netwerken beveelt de commissie het lectoraat aan om:
het relatieve belang van stakeholders te verduidelijken, met name door het expliciteren van verschillen (aard, niveau, frequentie, intensiteit) tussen de contacten van het lectoraat met de genoemde relaties.
24
8
RESULTATEN
De publicaties, presentaties en andere producten die het onderzoek van het lectoraat in de afgelopen periode heeft opgeleverd; betrokkenheid stakeholders (impact en waardering), verbeteringskwaliteit
Bevindingen In zijn missie en activiteiten richt het lectoraat zich op kennisontwikkeling, beroepspraktijk, onderwijs en scholing in het kennisdomein leren en innoveren met een focus op de Pabo’s en de basisscholen. In de bijlage bij dit rapport is een overzicht opgenomen van zowel wetenschappelijke als beroepsgerichte publicaties, presentaties, lezingen en workshops. Het lectoraat beschikt niet over expliciete meetresultaten en evaluaties over de relevantie en impact van de geboekte resultaten. Wel wordt in de ZER een beeld geschetst van de (positieve) waardering van externe partners voor de activiteiten en de resultaten van het lectoraat. Het lectoraat baseert zich hierbij op signalen zoals positieve boekrecensies, het feit dat het lectoraat veelvuldig gevraagd wordt voor lezingen en de ondersteuning van innovaties bij basisscholen en Pabo’s en positieve reacties op lezingen. Kennisontwikkeling Het lectoraat heeft in de afgelopen drie jaar acht publicaties ingediend bij wetenschappelijke tijdschriften, waarvan er vijf geplaatst zijn. Daarnaast heeft het lectoraat in deze periode twaalf papers geschreven. Deze papers zijn als volgt verspreid: schriftelijk via de website van het lectoraat, via internationaal gepubliceerde journals, binnen Nederlandstalige tijdschriften, in conferentiebundels, en proefschriften, en mondeling door presentaties te verzorgen op studiedagen binnen de Pabo’s, het werkveld en (inter)nationale bijeenkomsten zoals conferenties. Daarnaast wordt in de nieuwsbrief van het lectoraat aandacht besteed aan publicaties. De commissie heeft zich via een steekproef een oordeel gevormd over de aard en kwaliteit van publicaties en papers. Van de publicaties (van twee promovendi) zijn er een aantal al verschenen in wetenschappelijke tijdschriften en zijn dus door een procedure van 'review' gegaan. Andere hebben de status van 'submitted' en zijn dus op dit moment onder 'review'. Aan die status kunnen deze publicaties het predicaat 'wetenschappelijk verantwoord' ontlenen. Wat de papers betreft: ook die zijn van (twee) promovendi. De onderzoeksdeskundige in de commissie heeft het paper 'Een academische basisschool onder de loep' bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat het van goede kwaliteit is. Volgens hem is er geen reden om aan te nemen dat de andere papers een ander beeld of conclusie zouden opleveren. Wel maakt hij een kritische opmerking over het ontbreken van papers of publicaties van lerarenopleiders die lid zijn van de verschillende kenniskringen. Die zijn hem althans niet aangeboden. De commisie is van mening dat ook leden van de kenniskring die geen promovendi zijn, geacht worden zelf aan kennisproductie, publicatie en verspreiding doen. Dit is een interessant aandachtspunt voor de volgende audit. De verwachting is dat in de komende twee jaar drie promotietrajecten tot een afrondende publicatie in de vorm van een proefschrift zullen leiden. De andere twee promovendi zijn later aan hun traject begonnen. Deze promoties lopen langer door. In het ZER worden acht formele mondelinge bijdragen (in de periode 2008 - 2009) aan het wetenschappelijke discours genoemd. Het betreft bijdragen aan conferenties, promoties, een inauguratie en een gastcollege aan een universiteit. Daarnaast participeert het lectoraat in het wetenschappelijke debat binnen de samenwerking met de ESoE en binnen de contacten met andere lectoren en hoogleraren. Beroepspraktijk De resultaten die het lectoraat voor de beroepspraktijk (basis- en VO-scholen) geboekt heeft zijn als volgt te categoriseren: publicaties: in de periode 2008 – 2009 zijn de volgende beroepsgeoriënteerde publicaties verschenen: vijf boeken c.q. themanummers en eenentwintig vakpublicaties; presentaties, lezingen en workshops: In het ZER wordt – in verband met de grote omvang – alleen een overzicht gegeven van de formele activiteiten in 2009. Vijf bijeenkomsten waren in 2009 expliciet op het primair onderwijs gericht en twee bijeenkomsten expliciet op het voortgezet onderwijs. Daarnaast heeft het lectoraat bijgedragen aan zeven conferenties. Een bovenschools bestuurder in het basisonderwijs geeft aan dat hij op studiebijeenkomsten rond ‘weer samen naar
25
school’ een heel andere kijk heeft gekregen op de opzet en aanpak van onderwijs: van activiteitgericht naar opbrengstgericht. adviezen over curriculuminrichting en professionalisering aan basisscholen: Dit is niet nader gekwantificeerd. Zo treden bijvoorbeeld Pabo-studenten die op een basisschool stage lopen, op als juniorcoaches. Volgens de directeur van de basisschool dwingen deze juniorcoaches de basisschooldocenten om ‘dieper te gaan’. Een Pabo-docent (die lid is van de kenniskring) vervult een brugfunctie door deze studenten te begeleiden en de school mee te helpen bij het kiezen van het juiste perspectief en de gewenste prioriteiten. bijdragen aan allerlei trajecten van de Pabo met het werkveld, zoals de academische opleidingsschool en het project Leertuinen; professionalisering van docenten en directeuren van basisscholen door participatie in de kenniskringen van de Pabo’s. Zo geeft een basisschooldirecteur aan, dat hij twee jaar aan de kenniskring van het lectoraat heeft deelgenomen. Onderwerpen waren met name de kwaliteit van een opleidingsschool en omgang met hoogbegaafdheid. Hij heeft in die tijd ook zelf praktijkgericht onderzoek uitgevoerd rond het nieuwe leren, al heeft dat niet tot een onderzoeksrapport geleid. Hij geeft aan veel geleerd te hebben. Volgens deze directeur geven lectoren diepgang aan het denken over veranderingen. Het lectoraat werkt als een vliegwiel. Vergaderingen ontwikkelen zich van sterk operationeel naar ontwikkelingsgericht. Op een andere basisschool heeft het lectoraat de POPs van basisschooldocenten geanalyseerd en hierop terugkoppeling gegeven. Mede hierdoor begrijpen de basisschooldocenten nu beter de relatie tussen de eigen ontwikkeling en de onderwijsontwikkeling. Deze docenten dragen dit beeld nu ook uit naar andere basisscholen, zodat een olievlekwerking ontstaat. het lectoraat als bron van inspiratie: bestuurders ontlenen de legitimering van hun professioneel handelen deels aan de wetenschap via het lectoraat. De werkvelddeskundige in de commissie spreekt in dit verband van effectuation bij het bewandelen van nieuwe wegen. De externe partners zouden bij het onverhoopt wegvallen van het lectoraat een theoretisch kader voor verdere ontwikkelingen gaan ontberen. Zo’n kader is volgens hen wezenlijk voor echte innovatie. De presentaties van de lectoren hebben duidelijk invloed op het denken van basisschooldocenten. Daarnaast treden de lectoren, promovendi en leden van de kenniskring op als sparringpartners voor de basisscholen over de schoolvisie(plannen). De samenwerking met het lectoraat brengt diepgang in de ontwikkeling van het onderwijs. Hierdoor verandert volgens de vertegenwoordigers van het werkveld de houding van docenten en directeuren van basisscholen, naar meer gericht op onderzoek, opbrengsten en samenwerking. Overigens was de invloed van het lectoraat van lector Verbiest nog groter door zijn intensieve betrokkenheid bij de vorming van leergemeenschappen. De basisscholen zouden het wenselijk vinden als de lectoren van het lectoraat Leren en Innoveren directer bij het onderzoek en de ontwikkeling op basisscholen betrokken zouden zijn, om vanuit een helikopterview terugkoppeling te geven.
Onderwijs en scholing Hieronder is een overzicht gegeven van de belangrijkste resultaten van het lectoraat op het gebied van onderwijs en scholing van de Pabo’s: Presentaties, lezingen en workshops: In het ZER wordt – in verband met de grote omvang – alleen een overzicht gegeven van de formele activiteiten in 2009. Het betreft dertien bijeenkomsten voor Pabo-docenten en directies, gericht op curriculumontwikkeling en scholing. Professionalisering docenten. Elke Pabo heeft een eigen kenniskring die tweewekelijks bij elkaar komt. De Pabo Den Bosch heeft daarnaast een zogeheten buitenkring, waarin naast de eigen docenten ook vertegenwoordigers uit het werkveld en docenten uit andere kenniskringen participeren. Deze buitenkring komt vier per jaar bij elkaar. Het lectoraat is van plan om vanaf september 2010 de kenniskringen van de Pabo’s een aantal keer per jaar uit te nodigen voor gezamenlijke bijeenkomsten rond centrale thema’s. De lectoren en promovendi treden op als begeleiders, in groepsverband of bilateraal. De kenniskringen zijn hiertoe verdeeld over de lectoren. De ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden van docenten verloopt moeizaam. Er wordt verwezen naar onderzoek van Errault over innovatiediffusie, waaruit blijkt dat het lastig is om het gedragsrepertoire van mensen te veranderen. In de kenniskring Veghel is na twee jaar intensieve begeleiding één docent bezig met zelfstandig onderzoek. Voor de meeste kenniskringleden blijft onderzoek kleinschalig en dicht bij de eigen onderwijspraktijk. In Eindhoven zijn zo’n zestien van de honderd docenten bezig met onderzoek. Verder begeleiden alle Pabo-docenten studenten bij onderzoek en zij worden hierbij door meer onderzoekservaren collega’s ondersteund. Curriculumontwikkeling en uitvoering bacheloronderwijs: In het ZER staat: ‘het onderwerp van dit lectoraat raakt nauw aan het onderwijsconcept van de Pabo. De lectoren denken mee met de consequente doorvertaling van het onderwijsconcept naar allerlei aspecten van het onderwijs, zoals het curriculum, de plaats van onderzoek daarin, de verhouding tussen vakinhoudelijke domeinen, pedagogische en didactische vaardigheden, het academisch niveau van de
26
opleiding, de wijze van toetsing en feedback, de plaats van de stage en de organisatie en het omgaan met talent. Concrete ontwikkelresultaten van de laatste jaren zijn de kennisbasis, de introductie van concept maps een onderzoekslijn in het curriculum, en experimenten met het gedragsrepertoire van docenten. De promovendi verzorgen zelf bacheloronderwijs. Daarnaast opereren nu zo’n vijfentwintig studenten in het lectoraatsonderzoek. Op termijn loopt dit op tot zo’n 75 studenten. Curriculumontwikkeling en uitvoering masteropleiding: in 2009 is de masteropleiding Leren en Innoveren ontwikkeld voor afgestudeerde bachelors van de Pabo’s. De lectoren zijn sterk betrokken bij het ontwerp van deze opleiding. De promovendi uit het lectoraat vormen de kern van het docententeam. Het lectoraat heeft geen evaluaties uitgezet bij zijn stakeholders. Wel worden op het niveau van activiteiten regelmatig mondeling evaluaties met alle betrokkenen gehouden. Deze evaluaties zijn niet schriftelijk vastgelegd. De evaluaties leiden waar nodig tot bijstellingen. De resultaten hiervan worden niet op een hoger niveau geconsolideerd. In het ZER geeft het lectoraat een kwalitatieve evaluatie van het onderzoek. De impact van het lectoraat en de waardering door externe stakeholders schatten de lectoren in als groot. Zij baseren zich hierbij op positieve (mondelinge) reacties, en op het feit dat het lectoraat veelvuldig gevraagd wordt om adviezen te geven en om lezingen te verzorgen. De lectoren geven aan dat zij de documenten van de HBO-raad (met name het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek 2009 – 2015, HBO-raad, 2007) gebruiken als richtsnoer voor de eigen strategische koers. De prestatie-indicatoren van Fontys worden (nog) niet gebruikt. De commissie Karssen is na 2004 niet op bezoek geweest bij het lectoraat Leren en Innoveren. Wel heeft in december 2005 een interne audit plaatsgevonden. Volgens de lectoren zijn ten aanzien van de belangrijkste aandachtspunten uit deze audit duidelijke verbeteringen gerealiseerd: De lectoren werden gezien als autonome solisten. In de periode sinds 2005 is dat zeker niet het geval geweest. De lectoren treden naar buiten als team. Er is veel onderling overleg en er wordt samen gepubliceerd. Er is gezamenlijk overleg met de directeuren waarin afspraken worden gemaakt. Ook zijn de lectoren meer zichtbaar binnen de organisatie. De kenniskring was versnipperd en onderhield weinig contact met de aanleverende instituten. Dit is door een andere organisatie, dicht bij de Pabo’s, ondervangen. De verbinding met de eigen Pabo was de afgelopen jaren veel intensiever dan in de eerste lectoraatsperiode Een nadeel hierbij is wel dat de verworvenheden van een locale kenniskring niet direct ten goede kwamen aan de andere kenniskringen.. Er was weinig contact met andere educatieve lectoraten. Dit is in de afgelopen lectoraatsperiode sterk verbeterd omdat gezamenlijk is gewerkt aan een onderzoeksplan voor het domein onder leiding van de directeur van de ESoE. In de eerste lectoraatsperiode was de invloed op de curriculumvernieuwing en op de professionalisering beperkt. In de tweede periode was de invloed op de vernieuwing groter omdat in sommige kenniskringen vooronderzoeken werden gedaan als basis voor vernieuwingen. Zo is de landelijke ontwikkeling van kennisbases voor alle vakken op de Pabo’s voorbereid via een onderzoek dat in 2007 en 2008 op de Pabo in Eindhoven is uitgevoerd (zie rapportage in boekje met artikelen). De invloed op de professionalisering is nog steeds klein omdat het lectoraat niet verantwoordelijk is voor het beleid met betrekking tot professionalisering. In 2005 werd veel verwacht van de deelname van studenten aan de werkzaamheden van het lectoraat. In de afgelopen periode zijn de studentcontacten echter beperkt gebleven. In Tilburg hebben veel studenten deelgenomen aan een groot onderzoek, maar dat had geen structureel karakter. Verder hebben de docenten regelmatig gastcolleges gegeven voor studentengroepen.. De deelname van studenten aan het lectoraatsonderzoek blijft een moeilijk punt. De huidige missie is tot stand gekomen in goed overleg met de stuurgroep. Het lectoraat is – naar eigen visie op te vatten als een instrument voor borging van kennisontwikkeling van de Pabo’s. De lectoren spreken uit zich te richten op de eigen sterke punten: ‘We zijn vooral aanwezig in de eigen organisatie en op plaatsen in het werkveld waar innovatie en onderzoek een belangrijke rol spelen.’
Conclusies Het lectoraat verricht een indrukwekkend breed scala van activiteiten. Deze activiteiten hebben geleid tot concrete output zoals met name – in overzichten weergeven – een groot aantal publicaties en papers, maar ook producten zoals het curriculum van de masteropleiding en het instrument ‘werken met concept maps’. Daarnaast is er volgens alle betrokkenen sprake van een substantiële outcome: de ontwikkeling van opvattingen, kennis, houding en vaardigheden van leidinggevenden, docenten en studenten, ook al blijkt deze innovatiediffusie een moeizaam proces. Vaak is bij de duiding van de outcome sprake van een grijs gebied, waarin het lastig is om activiteiten – zoals het verzorgen van lezingen en het geven van adviezen - en resultaten van elkaar te scheiden. Daarbij heeft de evaluatiecommissie geen totaalbeeld gekregen
27
van de activiteiten van het lectoraat. Desondanks durft de commissie de uitspraak aan, dat de bereikte resultaten indrukwekkend zijn. Het lectoraat heeft zowel in de kennisontwikkeling als voor de beroepspraktijk als voor het Paboonderwijs en de scholing van Pabo-docenten flinke en betekenisvolle resultaten geboekt. Het lectoraat heeft de impact en waardering van deze resultaten niet systematisch gemeten, maar vertegenwoordigers vanuit deze drie werelden vinden het lectoraat van wezenlijk belang voor de eigen ontwikkeling. Bij een audit in 2005 zijn de volgende aandachtspunten benoemd: solisme lectoren, versnippering kenniskring, gering contact met educatieve lectoraten, beperkte invloed lectoraat op curriculumvernieuwing en professionalisering en geringe participatie van studenten in activiteiten van het lectoraat. Ten aanzien van deze aandachtspunten zijn sterke verbeteringen gerealiseerd. Alleen de bijdrage aan de professionalisering en de participatie van studenten blijft achter bij de verwachtingen.
Aanbevelingen Met betrekking tot de resultaten beveelt de commissie het lectoraat aan om: de lectoren als boegbeeld van het lectoraat en als inspiratiebron zichtbaarder te laten zijn voor de basisscholen; op structurele basis evaluaties uit te voeren onder de belangrijkste stakeholders. resultaten van evaluaties – waaronder de audit – sterker dan nu het geval is mee te laten wegen bij de bepaling van het beleid, om zo te komen tot effectieve PDCA – cycli (Plan Do Check Act)
28
9
SAMENVATTENDE CONCLUSIES
Het lectoraat speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling en ontsluiting van kennis rond leren en innoveren in het primair onderwijs en de Pabo’s. Het lectoraat vervult een spilfunctie bij de innovatie van de Fontys Pabo’s en basisscholen in de regio die de noodzaak tot verandering inzien. Daarnaast levert het lectoraat ook landelijk een duidelijke bijdrage. Het palet van activiteiten en hieruit voortvloeiende resultaten dwingt respect af. Het succes van dit lectoraat is met name te danken aan de congruentie tussen de strategie en het beleid van de Pabo’s en de missie van het lectoraat, de krachtige samenwerking tussen de Pabo-directeuren (stuurgroep) en de lectoren, de bezielende leiding van het lectoraat door het lectorenteam, en de beschikbaarheid van vijf promovendi die de motor vormen van het onderzoek en de vertaling van dit onderzoek naar de beroepspraktijk en onderwijs en scholing binnen de Pabo’s. Gezien het belang van dit lectoraat voor zowel de beroepspraktijk als de Fontys Pabo’s is te hopen dat Fontys wegen zal vinden om ook in de toekomst het lectoraat in voldoende omvang te kunnen continueren. Vinden activiteiten plaats vanuit een relevante en uitdagende missie en een helder onderzoeksprofiel? Het lectoraat heeft een duidelijke missie, die in de loop der jaren geëvolueerd is. Door de sterke koppeling van onderzoek aan onderwijs is de missie hecht vervlochten met het strategisch beleid van de Pabo’s en heeft dan ook een stevig draagvlak bij de Pabo-directeuren. Dat blijkt met name uit het gezamenlijk formuleren van speerpunten in het overleg tussen stuurgroep en lectoraat. Uit de strategie van de Pabo’s spreekt een duidelijke ambitie om een kennisorganisatie te worden. Volgens de evaluatiecommissie is de missie ook doordrenkt van de wil om betekenis te hebben voor het betreffende onderwijsveld. Kennisontwikkeling, beroepspraktijk, onderwijs en scholing hangen in de missie sterk samen en lijken een gelijkwaardige plaats in te nemen, al wordt dit laatste niet expliciet benoemd. Uit de formulering van de missie wordt echter wel duidelijk dat kennisontwikkeling geen doel op zich is, maar in dienst staat van de beroepspraktijk, van het curriculum van de Pabo’s en van de professionalisering van docenten. De commissie vindt de missie evenwichtig, relevant en sterk samenhangend, maar door de breedte erg ambitieus. De externe stakeholders hebben intensief contact met het lectoraat, maar zijn niet expliciet betrokken bij de formulering van de missie. De missie is uitgewerkt naar zes onderzoeksthema’s. Er is geen overkoepelend meerjarenplan, waarin de missie is uitgewerkt in termen van specifieke, haalbare en tastbare beoogde resultaten. Volgens de stuurgroep kan dit pas als een nieuw model – het zogeheten 3-Omodel – ontwikkeld is. Op het niveau van de verschillende activiteiten en projecten zijn wel concrete doelen gesteld. Worden de missie en het onderzoeksprofiel geborgd door het portfolio? Het lectoraat verricht een indrukwekkend breed scala aan activiteiten, die onderling een duidelijke samenhang vertonen en in het algemeen passen binnen de missie, ook al vallen bepaalde activiteiten buiten het PO-veld (met name VMBO en andere Fontys hogescholen dan Pabo’s).
Kennisontwikkeling Het lectoraat maakt een onderscheid tussen wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek. Ook het wetenschappelijk onderzoek is echter gericht op de (verbetering) van de onderwijspraktijk. In het licht van de definitie van praktijkgericht onderzoek in het Brancheprotocol vraagt de commissie zich echter wel af wat de beoogde meerwaarde is van deze dualistische benadering. De kwaliteit van het wetenschappelijke onderzoek is geborgd door de intensieve samenwerking met de hoogleraren van de EsoE, maar qua kennisontwikkeling leunt het lectoraat wel zwaar op de promovendi. De evaluatiecommissie vraagt zich dan ook af wat het lectoraat aan onderzoeksprestaties en –potentieel over zou houden zonder hen. Dit aspect zal ook bij de volgende evaluatievraag aan de orde worden gesteld. Het lectoraat heeft voor het praktijkgericht onderzoek eigen kwaliteitscriteria gedefinieerd en is bezig met de ontwikkeling van een nieuw document met kwaliteitscriteria op basis van een extern referentiekader en in overleg met een vertegenwoordiging van hoogleraren die affiniteit hebben met praktijkgericht onderzoek. Deze criteria worden nog niet expliciet toegepast bij de beoordeling van het eigen onderzoek. Volgens het auditteam zijn deze criteria op zich adequaat. De vijf promotieonderzoeken en de vier thematieken voor praktijkgericht onderzoek passen binnen het (brede) onderzoeksgebied van de missie, maar vormen een niet nader gemotiveerde selectie. Het is de commissie opgevallen dat twee van de vijf promotieonderzoeken buiten het eigen aandachtsgebied van de Pabo’s vallen en dat de thematieken van de kenniskringen niet alle vier even gemakkelijk te relateren zijn aan de zes subthema’s van het lectoraat. De praktijkgerichte onderzoeken zijn vooralsnog kleinschalig, op de eigen onderwijspraktijk geënt en vooral bedoeld om de onderzoeksvaardigheden van de betreffende docenten te ontwikkelen. Dit lijkt indicatief voor de fase waarin de kennisontwikkeling en de professionalisering binnen de Pabo’s zich bevinden. Het lectoraat onderhoudt goede contacten met de (toegepast) wetenschappelijke wereld in de educatieve sector.
29
Beroepspraktijk en samenleving Het lectoraat levert bijdragen aan de beroepspraktijk middels publicaties en presentaties enerzijds en directe betrokkenheid bij ontwikkelingen in basisscholen anderzijds. De lectoren zijn brenger en vertaler van kennis die voor basisscholen moeilijk direct toegankelijk is. Voor de eigen onderwijsinnovatie van basisscholen opereert het lectoraat juist vraaggestuurd. Het werkveld is hierover tevreden, al zouden de lectoren volgens de werkveldvertegenwoordigers meer zichtbaar mogen zijn. Voor de buitenwereld zijn zij immers de gezagsdragers van de wetenschappelijke ontwikkelingen. Ook de kenniskringen fungeren dikwijls als vraagbaak voor de basisscholen.
Onderwijs en scholing Het lectoraat zit in het hart van de Pabo’s, denkt mee over het onderwijsconcept, alle facetten van het curriculum en het gedragsrepertoire van docenten. Lectoren fungeren als rolmodel, vraagbaak en inspirator. Vanuit het goede contact tussen promovendi en de collega-docenten druppelt kennis van het onderzoek door in de organisatie. De commissie is niet overtuigd van de effectiviteit van dat proces. De promovendi participeren in het bacheloronderwijs en dragen het masteronderwijs (Leren en Innoveren). Circa 15% van de docenten en op termijn 5% van de studenten is direct betrokken bij het lectoraat; in hun programma doorlopen alle studenten de door het lectoraat geïnitieerde onderzoekslijn. Desondanks blijkt de integrale doorvoering van onderzoek, en nieuwe technieken – zoals het werken met concept maps een moeizaam proces. Is de inzet van mensen en middelen daarbij toereikend in kwalitatief en kwantitatief opzicht? Geheel in overeenstemming met de missie is het lectoraat Leren en Innoveren ingebed in de vier Pabo’s van Fontys, waarvan de directeuren de stuurgroep vormen. Ter wille van de zichtbaarheid en binding is er een verdeling gemaakt van lectoren, kenniskringen en thema’s over deze vier Pabo’s. Het lectoraat heeft een hoge ambitie ten aanzien van alle drie domeinen en is ook op elk onderscheiden gebied bijzonder actief; de hoeveelheid activiteiten dwingt respect af. Belangrijke pijlers hieronder zijn de congruentie tussen de strategie en het beleid van de vier Pabo’s en de missie van het lectoraat, de krachtige samenwerking tussen de Pabo-directeuren (stuurgroep) en de lectoren, de bezielende leiding van het lectoraat door het lectorenteam, en de beschikbaarheid van vijf promovendi die de motor vormen van het onderzoek, hun betrokkenheid bij de curricula van de Pabo’s en de vertaling van het onderzoek naar de beroepspraktijk en onderwijs en scholing binnen de Pabo’s. De lectoren zijn gepromoveerd en op basis van hun ervaring in de wereld van onderwijs en onderzoek gezaghebbend. Zij werken goed samen met de ESoE. De samenwerking binnen het lectorenconvent en met de lectoren binnen de sector Educatie is beperkt. De promovendi zijn geselecteerd op basis van een door de lectoren opgesteld ontwikkelingsplan en volgens een algemene Fontys wervings- procedure. Ze worden in het onderzoek deskundig begeleid door de lectoren en hoogleraren van de ESoE. Als parttime docent (bachelor en master) doen de promovendi ook gericht ervaring op in het onderwijs. De docenten (niet-promovendi) van de kenniskring zijn enthousiast en betrokken. Zorgpunten zijn echter hun beperkte onderzoeksvaardigheden, de cultuur binnen de Pabo’s die eerder ambachtsgericht dan onderzoeksgericht is, de beperkte en veelal versnipperde facilitering voor onderzoek en het ontbreken van een overkoepelende onderzoeksagenda voor de Pabo’s. Bij de betrokken basisscholen zijn onderzoeksvaardigheden en een onderzoekscultuur nog zwakker ontwikkeld. In het algemeen bestaat er een spanning tussen de ambitie van het lectoraat en de financiering, die bovendien naar verwachting verder onder druk zal komen te staan. In het licht van het nieuwe Fontysbeleid is het de vraag of de huidige promovendi na hun promotie behouden kunnen blijven voor Fontys en of nieuwe promotietrajecten opgestart kunnen worden. Dit zou in de toekomst een belangrijke pijler onder het succes uit kunnen halen, zeker gezien de moeizame ontwikkeling van de onderzoekscultuur en –vaardigheden binnen de Pabo’s zelf. In de beschreven situatie acht de commissie het overigens niet onwaarschijnlijk dat de huidige krachtige positionering van de promovendi tegelijk ook een verzwakking betekent voor de motivatie van Pabo-directies en -docenten om zelf de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden te stimuleren c.q. ter hand te nemen. Het benodigde (wetenschappelijk) onderzoekend vermogen is immers al beschikbaar. Hoe het ook zij: voor de Fontys Pabo’s en voor het primair onderwijs in Nederland zou een eventuele sterke verlaging van het ambitieniveau van het lectoraat een grote aderlating betekenen. Zijn de interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties daarbij voldoende relevant, intensief en duurzaam? Het overzicht van interne en externe relaties is een weerspiegeling van de ambitie van het lectoraat om aan het primaire en Pabo-onderwijs voor de drie domeinen kennisontwikkeling, beroepspraktijk en onderwijs / scholing een belangrijke
30
bijdrage te leveren. Het lectoraat betrekt de ESoE deels bij de programmering en uitvoering van zijn activiteiten voor kennisontwikkeling en het werkveld alleen voor wat betreft directe ondersteuningsvragen aan het lectoraat. Er is structureel en intensief overleg tussen het lectoraat en de eigen stuurgroep en kenniskringen over het onderwijs en de professionalisering binnen de Pabo’s. De vormgeving van het relatieschema maakt verschillen in aard, niveau, frequentie en intensiteit van de contacten van het lectoraat met de genoemde relaties niet zichtbaar. Is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van: - kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein; - valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij; - de betekenis voor onderwijs en scholing. Het lectoraat verricht een indrukwekkend breed scala van activiteiten. Deze activiteiten hebben geleid tot concrete output zoals met name – in overzichten weergeven - publicaties en papers, maar ook producten zoals het curriculum van de masteropleiding en het instrument ‘werken met concept maps’. Daarnaast is er volgens alle betrokkenen sprake van een substantiële outcome: de ontwikkeling van opvattingen, kennis, houding en vaardigheden van leidinggevenden, docenten en studenten, ook al blijkt deze innovatiediffusie een moeizaam proces. Vaak is bij de duiding van de outcome sprake van een grijs gebied, waarin het lastig is om activiteiten – zoals het verzorgen van lezingen en het geven van adviezen - en resultaten van elkaar te scheiden. Daarbij heeft de evaluatiecommissie geen totaalbeeld gekregen van de activiteiten van het lectoraat. Desondanks durft de commissie de uitspraak aan, dat ook de bereikte resultaten voor een lectoraat indrukwekkend zijn. Het lectoraat heeft zowel in de kennisontwikkeling als voor de beroepspraktijk als voor het Paboonderwijs en de scholing van Pabo-docenten flinke en betekenisvolle resultaten geboekt. Het lectoraat heeft de impact en waardering van deze resultaten niet systematisch gemeten, maar vertegenwoordigers vanuit deze drie werelden vinden het lectoraat van wezenlijk belang voor de eigen ontwikkeling. Bij een audit in 2005 zijn de volgende aandachtspunten benoemd: solisme lectoren, versnippering kenniskring, gering contact met educatieve lectoraten, beperkte invloed lectoraat op curriculumvernieuwing en professionalisering en geringe participatie van studenten in activiteiten van het lectoraat. Ten aanzien van deze aandachtspunten zijn sterke verbeteringen gerealiseerd. Alleen de bijdrage aan de professionalisering en de participatie van studenten blijft achter bij de verwachtingen.
Bijlage PUBLICATIES EN PRESENTATIES Wetenschappelijke publicaties Hieronder staat een overzicht van de wetenschappelijke publicaties van het lectoraat van de afgelopen drie jaar.
Publicaties in wetenschappelijke tijdschriften:
31
1. 2.
3.
4. 5.
Bakx, A., De Koster, C. & Heefer, M. (submitted). Action research as a strategy for human research management in Primary Education. Koopman, M., Teune, P.J., Beijaard, D. (2008)1. How to investigate the goal orientations of students in competencebased pre-vocational secondary education: Choosing the right instrument. Evaluation and Research in Education, 21(3), 318-334. Koopman, M., Teune, P., Beijaard, D. (submitted) 2. How to investigate the information processing strategies of students in competence-based pre-vocational secondary education: Selection of the right instrument. Manuscript submitted for publication. Koopman, M., Teune, P., Beijaard, D. (2009)4. Development of student knowledge in competence-based prevocational secondary education. Manuscript accepted for publication in Learning Environments Research. Koopman, M., den Brok, P., Teune, P., Beijaard, D., (2009)4. Learning processes of students in competence-based pre-
vocational secondary education: relations between goal orientations, information processing strategies and development of conceptual knowledge. Manuscript submitted for publication. 6.
7. 8.
Van Bragt, Cyrille A.C., Bakx, Anouke W.E.A., Van der Sanden, Johan, M.M., Croon, Marcel A. (2007). Students’ approaches to learning when entering higher education: Differences between students with senior general secondary and senior secondary educational backgrounds. Learning and Individual Differences, 17(1), 83-96. Van Bragt, C. A.C., Bakx, A.W.E.A., Teune, P.J., Bergen, T.C.M., & Croon, M.A. (submitted). Differences in study approach between drop outs and students continuing higher education. Van Bragt, C., Bakx, A.W.E.A., Bergen, T. & Croon, M. (submitted). Dropping out or continuing educational careers? Key characteristics which predict study outcome.
Papers: Keuvelaar-van den Bergh (2009). Teacher feedback during active learning: an inventory. Poster presented at the
1.
JURE, August 24, 2009. Koopman, M., Teune, P.J., Jochems, W.M.G. (2007)4. Measurement of students’ goal orientations in competence-based pre-vocational secondary education. In R. Bosker, S. Doolaard & A. Jacobse (Eds.), Zorgvuldig en veelbelovend onderwijs: ORD 2007 proceedings (pp. 236-237). Groningen: GION. 3. Koopman, M., Teune, P.J., Jochems, W.M.G. (2007)4. The relation between information processing strategies and the development of the body of knowledge of students in competence-based pre-vocational secondary education. Paper presented at the ECER conference, Gent. 4. Koopman, M., Teune, P.J., Jochems, W.M.G. (2007)4. The relation between information processing strategies and the development of the body of knowledge of students in competence-based pre-vocational secondary education. Paper presented at the 17de Onderwijssociologische Conferentie, Den Haag. 5. Koopman, M., Teune, P., Beijaard, D. (2008)4. Development of student knowledge in competence-based prevocational secondary education. Paper presented at the ICO Winter School, Jyväskylä, Finland 6. Koopman, M., Teune, P.J., Beijaard, D. (2008)4. Kennisontwikkeling van leerlingen in competentiegericht voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs [Knowledge development of students in competence-based prevocational secondary education]. In W.M.G. Jochems, P.J. den Brok, T.C.M Bergen, M. van Eijck (Eds.), Licht op Leren, proceedings van de 35e Onderwijs Research Dagen (pp. 61-63). Eindhoven: Eindhoven School of Education. 7. Koopman, M., Teune, P., Beijaard, D., den Brok, P. (2008)4. Learning processes of students in competence-based prevocational secondary education. Paper presented at the ICO Toogdag, Utrecht. 8. Koopman, M., Teune, P., Beijaard, D. (2009). The relation between characteristics of learning environments and students’ knowledge development in competence-based education. Paper presented at the AERA Conference, San Diego. 9. Koopman, M., Teune, P., Beijaard, D. den Brok, P. (2009)4. Student Learning in Competence-Based Pre-Vocational Secondary Education. Paper presented at the Earli Conference, Amsterdam. 10. Windmuller, I., Ros, A & Vermeulen (2009). Een academische casusbeschrijving onder de loep. Samenhang tussen academische houding, gedrag en context. Paper gepresenteerd op de ORD 2009 in Leuven. 11. Windmuller, I., Ros, A & Vermeulen (2008). Professionele ontwikkeling van leraren in academische basisscholen. Paper gepresenteerd op de ORD 2008 in Eindhoven. 12. Windmuller, I., Ros, A & Vermeulen (2008). Academische houding in basisscholen. Paper gepresenteerd op de VELON conferentie, Eindhoven. 2.
1
Resultaten in samenwerking met het lectoraat Beroepsonderwijs, van Fontys PTH.
32
Wetenschappelijke presentaties/lezingen/workshops In onderstaande tabel staat welke wetenschappelijke presentaties, lezingen en andere activiteiten door de lectoren zijn uitgevoerd.
1 2
Titel Bespreking proefschrift Miedema en Stam Ontwerp master Leren en Innoveren
Vorm Presentatie Ronde tafel
3
Promotie Everard van Kemenade,
4
Handelingsverlegenheid bij docenten in een nieuwe leeromgeving
Promotie commissie Presentatie
5
Onderzoek binnen de lerarenopleiding basisonderwijs: zin of onzin?
Key-note lezing
6 7
Referent bij bespreking promotieonderzoeken Promotie Piety Runhaar
8
Gastcollege studenten pedagogiek
Optreden als referent Promotie commissie College
Setting Conferentie VOR Kring hoogleraren/ lectoren HPBO Erasmus Universiteit Rotterdam Symposium bij de oratie van Prof.dr. Douwe Beijaard Fontys onderzoekscongres
Datum 11-3-09 12-3-09
Lector Teune Teune
23-4-09
Teune
3-7-09
Teune
22-4-09
Bakx
Bijeenkomst VOR L&L
5-3-08
Ros
Universiteit Twente
20-11-08
Ros
Radboud Universiteit Nijmegen
17-06-09
Ros
Publicaties voor het beroepsdomein Hieronder staat een overzicht van de boeken, themanummers van gerenommeerde tijdschriften en vakpublicaties die door het lectoraat in de afgelopen drie jaren zijn geschreven.
Boeken en themanummers: 1. 2. 3. 4. 5.
Teune, P., Ros, A. & Knol, M. (2008). Stimuleren van leren. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. Teune, P., De Boer, D. & De Laat, C. (2008). Werken aan onderwijsvernieuwing. Utrecht:Thieme Meulenhoff. Teune, P. (red). (2009). De expertise van de leraar. Pabo Eindhoven: Lectoraat Leren en Innoveren. Ros, A. (2008). Kennis en leren. Noodzaak, onderzoek en praktijk van het nieuwe leren. Onderwijsvernieuwing (1). Themanummer. Ros, A. (red.), Timmermans, R., Van der Hoeven, J. & Vermeulen, M. (2009). Leren en laten leren. Ontwerpen van leeractiviteiten voor leerlingen en docenten. Meso Focus.
Vakpublicaties: 1
3
Bakx, A., Breteler, H., Diepstraten, I. & Copic, J. (2009). Onderzoek door Pabo-studenten verankerd in het curriculum: succesfactoren en keerzijden. Velon-tijdschrift, 30 (1), 29-36. Bakx, A.W.E.A., De Koster, C. & Heefer, M. (2009). De onderzoekende leraar in de basisschool: wat, hoe en met welk resultaat? In: Teune, P. (red.). De expertise van de leraar, Fontys Hogescholen, Eindhoven. Bakx, A.W.E.A., Van Eil, P.A.A.J.M., & Stalpers, M. (aangeboden aan Handboek Effectief Opleiden). De beoordeling van
4
Bakx, A., Heefer, M., De Koster, C. & Breteler, H. (aangeboden aan Velon-tijdschrift). Actieonderzoek als strategie
2
docentcompetenties op basis van ontwerpgericht onderzoek: is excellentie van docenten beoordeelbaar? voor personeelsbeleid in de basisschool. 5 6 7 8 9
De Boer, D., Wismans, G. Hooijmayer, D. Deurloo, E., Szczerba P. & Teune, P. (2008) Innovatiediffusie van competentiegericht leren bij Fontys Hogescholen. Een onderzoek naar belemmeringen bij de invoering van een onderwijsvernieuwing. Lectoraat ‘Nieuwe leren en nieuwe leerarrangementen en de Afdeling Onderwijs Koopman, M., Teune, P., Beijaard, D. (2008)4. Leerprocessen van leerlingen in competentiegericht (v)mbo: Een onderzoek naar de invloed van doeloriëntaties op leeractiviteiten en integratieprocessen in competentiegericht (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs. Eindhoven: ESoE. Persons, M. (2009): niet sturen maar coachen. Didaktief, 39 (7). Peijnenburg, A., Persons, M. & Beijers, j. (2009). De veranderende rol van de leerkracht. Eindrapport. ’sHertogenbosch: Fontys Pabo Den Bosch. Ros, A. & Teune, P. (2009). Onderzoek op de basisschool. In: Teune, P. (red.). De expertise van de leraar, Fontys Hogescholen, Eindhoven
33
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Ros, A., Timmermans, R., Van der Hoeven, J. & Vermeulen, M. (in druk). Leren van leerlingen, docenten en scholen. Brug tussen wetenschap en onderwijspraktijk. Meso Focus. Ros, A. & Peijnenburg, A. (2009). Zelfstandig + zelfstandig = 2. Didaktief, 39 (7), p. 32-33. Ros, A. (2008). Nieuw leren en nieuwe leervormen: discussie, praktijk en bewijsvoering. In: Handboek effectief opleiden. Ros, A. (2007). Kennis en leren in het basisonderwijs. Oratie. Eindhoven: Fontys Hogescholen. Ros, Veeke en Stallaert (2009). Kwaliteitscriteria praktijkgericht onderzoek. Rosmalen: Signum. Academische school. Ros, A. (2009). De ideologie voorbij. Didaktief, 1. Special. Ros, A. (2009). Doelgericht werken in het basisonderwijs. Didaktief, 1. Special. Teune, P. & Ros, A. (2009). De opbouw van professionele kennis bij leerkrachten PO. In: Teune, P. (red.). De expertise van de leraar, Fontys Hogescholen, Eindhoven Van Bragt, C.A.C.& Bakx, A. W.E.A., (2007). Doorstromen vanuit het mbo naar het hbo: Voordeel of nadeel ten opzichte van havisten en VWO-ers? In J. Fanchamps, & F. Smulders (Red.). Willen, Weten en Werken in het Beroepsonderwijs. Professionaliseren als uitdaging en opdracht. (pp. 41-54). Van Bragt, C.A.C. &. Bakx, A.W.E.A (aangeboden aan Pedagogische Studiën). Studie-uitval in het eerste jaar van het
HBO: wat ligt hieraan ten grondslag en wat kan een opleiding hieraan doen? 20 Van den Broek, A., Compen, H., Derksen, W., Schouten, T. & P. Teune (2009). De kennisbasis van docenten in een competentiegerichte leeromgeving. In: Teune, P. (red.). De expertise van de leraar, Fontys Hogescholen, Eindhoven. 21 Van Kemenade, R. Mellema, A., Van der Steeg, T. & Teune, P. (2009) Drempels bij de innovatiediffusie van competentiegestuurd leren. In: Teune, P. (red.). De expertise van de leraar, Fontys Hogescholen, Eindhoven. Praktijkgerichte presentaties/lezingen/workshops In deze tabel zijn de presentaties van 2009 opgenomen. Een inventarisatie over drie jaren is te omvangrijk. In de jaarverslagen zijn volledige lijsten opgenomen van het betreffende jaar. Adviezen over curriculuminrichting en professionalisering zijn niet in de tabel opgenomen.
1. 2
Titel Onderzoek binnen de Pabo in Tilburg De onderzoekende leraar
Vorm Presentatie Ronde tafel
3 4 5 6
Curriculum in kaart Leerarrangementen in beeld Analyse van een Pabo-curriculum Competentiegericht opleiden en gevolgen voor de begeleiding
Presentatie Presentatie Presentatie Presentatie
7 8
Oriëntatie op onderzoeksparadigma’s Onderzoek van leraren in een basisschool Geloof jij in Darwin? Over geloven en argumenten in evidence voor leren Gebruik van de kennisbasis Onderzoeksdesign Gebruik casestudy voor onderzoek De kennisbasis van de leerkracht
College Workshop
De professionele expertise van de leerkracht Over leerkrachten piloten en artsen
Presentatie
Hoe kunnen we het leren van pubers bevorderen? Nascholing Pabodocenten Wetenschap en Techniek Doorwerking lectoraat Nieuwe leren in de Pabo’s Ontwikkelingen in het onderwijs
Workshop
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
College College Presentatie Workshop Presentatie
Presentatie
Workshop Presentatie Presentatie
34
Setting Conferentie educatief domein Fontys/ESoE Conferentie educatief domein Fontys/ESoE Studiedag Pabo Tilburg Studiedag Pabo Tilburg Studiedag Pabo Tilburg Studiedag Pabo Tilburg
Datum 23-1-09
Lector Bakx
23-1-09
Bakx
19-3-09 9-4-09 7-5-09 17-9-09
Bakx Bakx Bakx Bakx
Master Leren & Innoveren Conferentie van het lectoraat, Tilburg Studenten hoofdfase Pabo, Den Bosch Studenten Pabo Veghel Docenten Pabo Eindhoven Docenten Pabo Eindhoven Docenten alle Fontys Pabo’s Docenten Pabo Den Bosch
5-10-09 7-10-09
Bakx Bakx
12-2-09
Teune
3-3-09 17-3-09 17-3-09 12-6-09
Teune Teune Teune Teune
30-9-09
Teune
Conferentie van het lectoraat, Tilburg HAVO/VWO-congres SBO Eindhoven Docenten Pabo’s
7-10-09
Teune
19-11-09
Teune
20-1-09
Ros
Studiedag directie en docenten Pabo’s Conferentie van Visie tot schoolgebouw
22-1-09
Ros
23-1-09
Ros
20
Presentatie
22
Succesvol innoveren naar passend onderwijs Stimuleren van een professionele cultuur Soorten onderzoek: doel en criteria
23
Thema nieuwe leren
Advies
24
Presentatie
25
Wat werkt? Is er evidence voor nieuwe leervormen? Project Idee: collectief werken
25
Praktijkgericht onderzoek
Inleidende Presentatie
26
Inleiding
29
Hoe kunnen we studenten beter laten leren? Verbeteren van taal- en rekenprestaties op basisscholen Leren over leren. Hoe kunnen we het leren van leerlingen en docenten bevorderen Onderzoek op de Pabo
30 31
Kortlopend Onderwijsonderzoek Vierde dinsdag in september
Presentatie Organisatie
32
Trends en ontwikkelingen in het onderwijs Innovation diffusion of competence based education
Presentatie en workshop College
21
27 28
33
Presentatie Presentatie
Advies
Workshops Presentatie
Voorzitter
35
Regiobijeenkomst passend onderwijs Master in het Primair Onderwijs Regionale bijeenkomst bovenschools managers Presentaties thema’s studenten Pabo Den Bosch Brede kenniskring Pabo Den Bosch Studenten, docenten en werkveld Pabo Limburg Expert meeting met academische basisscholen, experts Kennislunch Pabo Eindhoven Studiemiddag voor intern begeleiders en directeuren Studiemiddag voor VOscholen in kader van Big Picture project (betaald) Uitwisselingsbijeen-komst met lectoraat van Bregje de Vries, HAN
11-2-09
Ros
12-2-09 (betaald) 18-2-09
Ros Ros
19-2-09
Ros
13-3-09
Ros
24-3-09
Ros
14-5-09
Ros
11-6-09
Ros
22-6-09
Ros
1-7-09
Ros
2-7-09
Ros
Directie Kennis van OCW. Studiemiddag voor besturen over de toekomst van ons onderwijs Conferentie van het lectoraat, Tilburg Academische Master opleiding Erasmus Mundi
29-9-09 29-9-09
Ros Ros
7-10-09
Ros
17-12-09
Teune