Evaluatie van het lectoraat Leefstijlverandering bij jongeren De Haagse Hogeschool
Rapport van de evaluatiecommissie
Evaluatiecommissie dr. Frans de Vijlder (voorzitter) lector Governance en innovatiedynamiek in het onderwijs Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dr. Joop ten Dam (lid) lector De Gezonde Stad Hogeschool Windesheim dr. Mieke Houdijk (lid) kinderarts-endocrinoloog Juliana Kinderziekenhuis drs. Kees van Gageldonk (secretaris) secretaris Stichting Kennisontwikkeling HBO
Maart 2010
Hoofdpunten visitatie lectoraat Algemeen De lector richt zich primair op de Haagse omstandigheden. Gezien de ligging van de hogeschool in de directe omgeving van krachtwijken als de Schilderswijk is dit een logische keuze. De lector is sterk in het entameren van nieuwe dingen en in anderen daarvoor te enthousiasmeren. Hij is bevlogen en wekt veel enthousiasme bij de buitenwereld. Ook binnen de hogeschool kan de lector op veel waardering rekenen. Het lectoraat is pas het laatste jaar goed op gang kunnen komen. De komende tijd is nadrukkelijk aandacht nodig voor het formuleren van meer concrete doelen en resultaten en termijnen waarop deze verwacht mogen worden. Focus, massa en resultaatoriëntatie zijn de hoofdaandachtspunten. Onderzoek Het thema van dit lectoraat is gezonde leefstijl, waar overgewicht of obesitas onderdeel van uitmaakt. De lector sluit aan bij een in Frankrijk ontwikkelde aanpak voor het terugdringen van overgewicht bij jongeren: EPODE. In navolging van EPODE is het onderzoek gericht op hoe elementen als politiek draagvlak, publiek-private samenwerking, social marketing, coaching en multidisciplinair onderwijs kunnen worden bestendigd. Het onderzoek is volgens de lector laat op gang gekomen. Er bestaat sinds kort een landelijk samenwerkingsverband in de vorm van het consortium CIAO, waaraan vijf Academische Werkplaatsen deelnemen. In de Haagse Academische Werkplaats participeren naast het lectoraat: TNO Kwaliteit van Leven, het LUMC en de GGD Den Haag. Het project wordt door Zon Mw gefinancierd. Het lectoraat kiest voor een plek die past bij de ambities en mogelijkheden van het lectoraat. Onderwijs Op het gebied van het onderwijs heeft het lectoraat verschillende initiatieven ontplooid. Er is echter geen vaste relatie ontwikkeld met de opleiding diëtetiek, terwijl dat gezien het thema van het lectoraat voor de hand zou liggen. De lector wijt dit aan de starheid van de curricula Op dit punt adviseert de commissie de lector om een strategie te ontwikkelen om vanuit zijn vakgebied op relevante aspecten medeverantwoordelijkheid te claimen voor de inhoud van het curriculum van de binnen de academies verzorgde opleidingen. De succesvolle minor Leefstijlcoaching trekt studenten van 12 verschillende opleidingen. De minor richt zich op het probleem dat veel patiënten met overgewicht die bij de GGD of een diëtist aankloppen, na een paar bezoeken afhaken. De commissie heeft veel waardering voor deze minor, omdat op originele wijze een poging wordt gedaan om de buitenwereld binnen de hogeschool te halen. Professionalisering De lector onderkent dat het aspect professionalisering van docenten nog niet voldoende van de grond is gekomen. Hij streeft naar meer docenten met onderzoeksvaardigheden in de kenniskring op te nemen. Hij vindt ook dat een aanstelling van 0,2 fte te klein is. De commissie onderschrijft dit en vindt het een goede zaak dat de leiding van de hogeschool heeft aangegeven te willen streven naar grotere aanstellingen in de kenniskring van lectoraten. De werving van extern gefinancierde projecten zoals het CIAO consortium, kan op dit punt soelaas bieden. De leden van de kenniskring zijn enthousiast en betrokken. De bevlogenheid van de lector werkt duidelijk positief. De voorbereiding op en begeleiding van activiteiten die de leden van de kenniskring en studenten voor het lectoraat ondernemen, is voor verbetering vatbaar. Kenniscirculatie Het lectoraat stelt zich ten doel om een rol te spelen in het vermaatschappelijken van zijn taken. Daarin slaagt de lector, want hij heeft een indrukwekkend netwerk en een goed maatschappelijk draagvlak. Het lectoraat is zichtbaar voor de buitenwereld en heeft een maatschappelijk relevant thema geagendeerd. De lector treedt ook actief naar buiten in de media. Daar ligt een sterke kant van dit lectoraat. Er zijn voorts diverse publicaties, lezingen en presentaties.
1. Inleiding De externe evaluatiecommissie is benoemd door het College van Bestuur van de Haagse Hogeschool. De voorzitter, leden en secretaris van de commissie hebben op persoonlijke titel aan de werkzaamheden van de commissie deelgenomen en vertegenwoordigen niet de organisatie waar zij werkzaam zijn. In dit rapport doet de commissie verslag van haar bevindingen. De opdracht van de commissie staat beschreven in de “Procedure Evaluatie Lectoraat Leefstijlverandering bij jongeren”. De commissie beoordeelt het lectoraat op de keuzes die het heeft gemaakt en de prioriteiten die het heeft gesteld in zijn werkzaamheden en op de doorwerking daarvan in onderzoek, onderwijs, professionalisering en kenniscirculatie. Doel van de evaluatie is om op basis van de zelfevaluatie van het lectoraat en bijbehorende documenten tot een oordeel te komen. Het lectoraat moet uit deze evaluatie lering kunnen trekken en verbeteringen aanbrengen. De evaluatie geschiedde aan de hand van het zelfevaluatierapport van het lectoraat, het jaarplan 2009, relevante publicaties van de lectoren en kenniskringleden. Voorts op basis van de gesprekken die op 8 maart 2010 werden gehouden met een vertegenwoordiger van het College van Bestuur, de directeur Lectoraten en Onderzoek, de lector, kenniskring leden, directeuren en teamleider van verschillende academies, docenten, studenten en vertegenwoordigers uit het externe netwerk van het lectoraat. Het lectoraat is ingesteld op 1 mei 2007 en telt één lector, drs. Rob Oudkerk. Hij is opgeleid als huisarts en ook als zodanig werkzaam geweest. In het verleden is hij lid geweest van de Tweede Kamer der Staten Generaal en wethouder in Amsterdam. De aanstelling van de lector is 0,6 fte. Hij is naast zijn lectorschap tevens directeur van de Jeugdfabriek, een netwerkalliantie op het gebied van jeugdzorg en jeugdbeleid. De lector is sterk in het entameren van nieuwe dingen en in anderen daarvoor te enthousiasmeren. Hij zegt meer in mensen te geloven dan in instituties, omdat die de neiging hebben te verkokeren. Hij is bevlogen en wekt veel enthousiasme bij de buitenwereld. Ook binnen de hogeschool kan de lector op veel waardering rekenen. Dit bergt het risico in zich dat veel tegelijk wordt aangepakt. Aandacht voor balans tussen binnen en buiten en voor continuïteit en verduurzaming is dan wenselijk. Daarnaast kan de veelheid aan activiteiten leiden tot te weinig focus. De lector onderkent dit en heeft voor zichzelf al verbetering hiervan op de agenda geplaatst. Daarbij is aandacht voor de sterke punten van dit lectoraat, zoals „social marketing‟, aan te bevelen. De zelfevaluatie bevat een heldere analyse van de sterke en zwakke kanten van het lectoraat. In de gesprekken is gebleken dat er meer in het lectoraat gebeurt dan aanvankelijk uit lezing van de zelfevaluatie bleek. Zoals de lector zelf aangeeft, is hij pas het laatste jaar goed op gang kunnen komen. Voor een relatieve buitenstaander in het hoger beroepsonderwijs, die de lector bij zijn aantreden was, is een aanloopperiode van bijna twee jaar overigens begrijpelijk. Nu het lectoraat vorm en inhoud begint te krijgen, is er de komende tijd nadrukkelijk aandacht nodig voor het formuleren van meer concrete doelen en resultaten en termijnen waarop deze verwacht mogen worden. Focus, massa en resultaatoriëntatie zijn bondig samengevat de hoofdaandachtspunten. De lector richt zich primair op de Haagse omstandigheden. Gezien de ligging van de hogeschool in de directe omgeving van krachtwijken als de Schilderswijk is dit een logische keuze. Gezinnen zijn volgens hem cruciaal om in de wijken effectief te zijn in de bestrijding van overgewicht. Daarom heeft de lector er voor gekozen om studenten als ambassadeurs te gebruiken om de gezinnen te bereiken. Dat komt de kwaliteit van het onderwijs ten goede, omdat studenten direct geconfronteerd worden met wat er in de beroepspraktijk gebeurt. De commissie heeft sympathie voor deze praktische aanpak. Een positief punt is de goede samenwerking die de lector heeft opgezet met lectoraten van de hogeschool die zich op een verwant thema richten.
2. Onderzoek Het thema van dit lectoraat is gezonde leefstijl, waar overgewicht of obesitas onderdeel van uitmaakt. In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen een maatschappelijke en een onderwijskundige doelstelling. De maatschappelijke doelstelling heeft betrekking op de vraag welke interventiemethoden op het gebied van leefstijl – zowel in maatschappelijke als individuele zin – succesvol zijn, of kunnen worden. De lector noemt dit het kaf van het koren scheiden. Het lectoraat wil multidiscipinaire samenwerking en interventies helpen ontwikkelen en op bereik, duurzame effecten en implementatie onderzoeken. Bij de onderwijskundige doelstelling gaat het erom te onderzoeken op welke wijze de onderzoekskennis binnen de curricula van de diverse opleidingen kan worden geïmplementeerd. Volgens de commissie is die onderwijskundige doelstelling te vatten onder de doelstelling “onderwijs” en zal zij die dan ook in paragraaf 3 behandelen. Gezien de beperkte omvang van het lectoraat en de beperkingen die de onderzoekscultuur aan de hogeschool stellen, kan het lectoraat volgens de lector niet te ambitieus zijn. Zaken als effectonderzoek zijn mede daarom niet aan de orde. De lector is er geen voorstander van om in het lectoraat empirisch wetenschappelijk onderzoek te doen. Hij omschrijft het onderzoek dat het lectoraat wil doen als een vorm van actieonderzoek. Hij sluit aan bij een in Frankrijk ontwikkelde aanpak voor het terugdringen van overgewicht bij jongeren: EPODE. Volgens de lector heeft deze methode nog geen wetenschappelijke basis. In navolging van EPODE richt het onderzoek in dit lectoraat zich op de vraag hoe elementen als politiek draagvlak, publiek-private samenwerking, social marketing, coaching en multidisciplinair onderwijs kunnen worden bestendigd. De lector ziet dit als een paradigmawisseling: Het onderzoek is volgens de lector laat op gang gekomen. Publicaties in wetenschappelijke of vakbladen zijn er (nog) niet. Er bestaat sinds kort een landelijk samenwerkingsverband in de vorm van het consortium CIAO, waaraan vijf Academische Werkplaatsen deelnemen. In de Haagse Academische Werkplaats participeren naast het lectoraat: TNO Kwaliteit van Leven, het LUMC en de GGD Den Haag. Het project wordt door Zon Mw gefinancierd. De commissie waardeert de inbedding van het lectoraat in deze samenwerking. Het lectoraat kiest voor een plek die past bij de ambities en mogelijkheden van het lectoraat. De commissie ziet hierin een aanzet om meer focus in het onderzoek aan te brengen. De noodzaak daartoe wordt door de lector onderschreven. Interessant is de samenwerking op het gebied van „serious gaming‟ met Dick Rijken, lector Informatie, Techniek en Samenleving van de Haagse Hogeschool. Beide lectoren willen onderzoeken op welke manier computer games een rol kunnen spelen bij gedragsbeïnvloeding. De commissie ziet dit als een kansrijk initiatief. De directeur van de Academie voor sportstudies heeft een coördinator onderzoek aangesteld, die mede tot taak heeft de professionalisering van docenten op het gebied van onderzoek ter hand te nemen. Daarnaast heeft deze coördinator tot taak om de onderzoeksvragen die bij de academie leven te koppelen aan de onderzoeksvragen die de lectoraten vanuit hun inhoudelijke visie aandragen. De commissie vindt dit een interessant initiatief. Het is een aanwijzing dat het besef dat de onderzoekscultuur op de hogescholen beter moet, ook aanslaat bij de opleidingen zelf. 3. Onderwijs Op het gebied van het onderwijs heeft het lectoraat verschillende initiatieven ontplooid. Alle academies van de hogeschool zijn bevraagd naar de plaats van het thema leefstijl of overgewicht in het onderwijs. In 2009 is de uitkomst hiervan besproken, maar volgens de lector is daaruit niet gebleken dat er een “sense of urgency” bestaat om dit thema breder in de curricula op te nemen.
Het valt de commissie op dat de lector geen vaste relatie heeft ontwikkeld met de opleiding diëtetiek, terwijl dat gezien het thema van het lectoraat voor de hand zou liggen. De lector heeft hier als verklaring voor dat hij, ondanks dat er veel contacten zijn, de curricula als star ervaart. Voor een lector is het volgens hem lastig veranderingen tot stand te brengen. Hij werkt nu veelal via “management by speech”. Op dit punt adviseert de commissie de lector om een strategie te ontwikkelen om vanuit zijn vakgebied op relevante aspecten medeverantwoordelijkheid te claimen voor de inhoud van het curriculum van de binnen academies verzorgde opleidingen. Dit sluit aan bij wat de lector in de zelfevaluatie zegt over zijn ambitie om de verbinding tussen zijn lectoraat en de academies te versterken door de academies te laten fungeren als “opdrachtgevers”. De lector heeft het initiatief genomen voor het praktijkcentrum WIJS (wat is jouw stijl). Dat is bedoeld om overgewicht terug te dringen en moet vanuit de hogeschool in de praktijk actief worden. WIJS is nog niet van de grond gekomen, ofschoon een zorgverzekeraar bereid is gebleken het initiatief financieel te steunen. Het is de commissie opgevallen dat dit initiatief, ondanks gesprekken daarover, los staat van het Gezondheidscentrum dat de academie voor gezondheid heeft opgezet en dat gericht is op studenten. Volgens de betrokkenen heeft het Gezondheidscentrum een bredere insteek dan WIJS, maar is samenwerking zeker mogelijk. Zij vinden het dan ook jammer dat er geen verbinding tot stand is gekomen. Verder is een minor Leefstijlcoaching ontwikkeld die zo succesvol was dat hij in 2009-2010 twee keer is gegeven in plaats van de voorziene één keer. Deze minor trekt studenten van 12 verschillende opleidingen. De minor richt zich op het probleem van de uitval: veel patiënten met overgewicht die bij de GGD of een diëtist aankloppen, haken na een paar bezoeken af. De commissie heeft veel waardering voor deze minor, omdat op originele wijze een nadrukkelijke poging wordt gedaan om de buitenwereld binnen de hogeschool te halen. Er is ook vooronderzoek gedaan naar een master opleiding Leefstijlconsulent. Deze is echter nog niet in de fase van de accreditatie gekomen. Dat is volgens de lector deels te wijten aan de lange doorlooptijden van het proces na afronding van het haalbaarheidsonderzoek. De commissie heeft de lector geadviseerd om in afwachting van een masteropleiding te bezien of een afstudeervariant in een bestaande bachelor opleiding haalbaar is. Dan kan ook de vraag aan de orde komen of leefstijlcoach wel een apart beroep moet worden of dat het een aspect moet worden dat kan worden ingepast in de bestaande beroepsketen van de gezondheidszorg. Enkele studenten voeren hun afstudeerproject uit bij het lectoraat. Interessant is het project “De gezonde school” dat uitgevoerd wordt door de studenten zelf. Zij moeten voor één week binnen de hogeschool een Gezonde School realiseren en doen dit met behulp van de “fun theory”. De commissie vindt dit een navolgenswaard initiatief, omdat het studenten inzet op een manier die hun generatie aanspreekt. 4. Professionalisering De kenniskring bestaat uit 5 docenten en twee medewerkers van de dienst communicatie, die allen een aanstelling hebben van 0,2 fte. In principe blijft een docent twee jaar lid van de kenniskring. De commissie heeft met alle leden gesproken en met een docent die onlangs na twee jaar uit de kenniskring is getreden. Eén docent, die sinds een halfjaar lid is van de kenniskring, is gepromoveerd. Momenteel is er geen promovendus verbonden aan de kenniskring, maar tot midden 2009 was dat wel het geval. De lector streeft naar meer docenten met onderzoeksvaardigheden in de kenniskring op te nemen. Hij vindt ook dat een aanstelling van 0,2 fte te klein is, zeker in het licht van de situatie aan de faculteit Gezondheid van de Vrije Universiteit, die zich richt op hetzelfde onderwerp als het lectoraat. De commissie onderschrijft dit en vindt het een goede zaak dat de leiding van de hogeschool heeft aangegeven te willen streven naar grotere aanstellingen in de kenniskring van lectoraten. De werving van extern gefinancierde projecten zoals het CIAO consortium, kan op dit punt soelaas bieden. Maar er is meer nodig om docenten in staat te stellen onderzoek te doen. Een ander HRM beleid en meer flexibiliteit bij de
academies op het gebied van het rooster e.d. zijn wenselijk. Op het punt van het HRM beleid is in het gesprek met de leiding van de hogeschool positief gereageerd. De leden van de kenniskring zijn enthousiast en betrokken. De bevlogenheid van de lector werkt duidelijk positief. Dat neemt niet weg dat er verbeterpunten zijn aan te wijzen. Zo is de voorbereiding op en begeleiding van activiteiten die de leden van de kenniskring voor het lectoraat ondernemen voor verbetering vatbaar. Uit het gesprek dat de commissie had met enkele studenten leidt zij af dat ook studenten beter kunnen worden voorbereid op de activiteiten die zij in het lectoraat verrichten. De aanpak op dit punt kan een slag steviger. Het is de commissie verder opgevallen dat de methodologische vaardigheden van het lid van de kenniskring dat gepromoveerd is, niet of nauwelijks worden benut ten behoeve van de andere leden. Zij is weliswaar nog maar pas lid van de kenniskring, maar hier ligt een kans. Wellicht kan de lector aansluiten bij het al genoemde initiatief van de Academie voor sportstudies, die een coördinator onderzoek heeft aangesteld. Er is verder geen duidelijke strategie om de betrokkenheid bij het lectoraat van docenten buiten de kenniskring te vergroten. De commissie is dan ook van mening dat het aspect professionalisering van docenten nog niet voldoende van de grond is gekomen. De lector kan zich hier in vinden. 5. Kenniscirculatie Het lectoraat stelt zich ten doel om een rol te spelen in het vermaatschappelijken van zijn taken. Daarin lijkt de lector te slagen, want hij heeft een indrukwekkend netwerk en een goed maatschappelijk draagvlak. Hij treedt ook actief naar buiten in de media. Daar ligt een sterke kant van dit lectoraat. Er zijn voorts diverse publicaties, lezingen en presentaties. De vele maatschappelijke contacten komen goed uit de verf in de zelfevaluatie, al verdient het aanbeveling in de beschrijving van het netwerk iets meer structuur aan te brengen naar de aard en de intensiteit van de contacten. Op lokaal niveau is het lectoraat begonnen met een inventarisatie van bestaande interventies in de regio op het gebied van opvoeding, voeding en bewegen. Voor het evaluatieonderzoek werkt de lector samen met de GGD. De lector is actief in het jaarlijkse Nationaal Congres van het Convenant Overgewicht. Daarnaast heeft de lector de organisatie op zich genomen van de uitreiking van de Haagse Lifestyle Award, die bedoeld is voor initiatieven gericht op leefstijlverandering bij jongeren tot 24 jaar. De personen uit het externe netwerk waarmee is gesproken, zijn positief over het lectoraat. Het lectoraat is zichtbaar voor de buitenwereld en heeft een maatschappelijk relevant thema geagendeerd. Zij kennen inmiddels ook enkele leden van de kenniskring al zijn de meeste contacten nog steeds met de lector. De vertegenwoordiger van het bedrijfsleven ziet zijn rol als het delen van de ervaringen van zijn bedrijf met marketing. Op het gebied van „social marketing‟ van gezondheid in krachtwijken kan de samenwerking vruchtbaar zijn. De commissie heeft begrepen dat de lector doende is meer extern geld te werven voor het uitvoeren van onderzoek voor onder meer de gemeente Den Haag. Daarmee kan niet alleen de capaciteit van de kenniskring worden vergroot, maar ook de bekendheid van leden van de kenniskring bij de buitenwereld.
Bijlagen Bijlage 1 Zelfevaluatierapport
Lectoraat Leefstijlverandering bij Jongeren
Evaluatie periode mei 2007-december 2009
Ten behoeve van de externe commissie evaluatie Lectoraat Leefstijlverandering bij Jongeren
drs. Rob Oudkerk Lector Leefstijlverandering bij Jongeren De Haagse Hogeschool
[email protected] http://portal.hhs.nl
Hieronder staan in kaders boven de hoofdstukken de vijf vragen centraal die een externe commissie aan de hand van de evaluatie moet kunnen beantwoorden. Daarbij is de lijn aangehouden die geformuleerd is in de handreiking behorende bij de nota kwaliteitszorg voor onderzoek van De Haagse Hogeschool. H 1. Inleiding De voorliggende zelfevaluatie beschrijft de activiteiten die binnen het Lectoraat Leefstijlverandering bij Jongeren hebben plaatsgevonden sinds half mei 2007 en de reflectie van de lector en participanten daarop. Onderstaande gesprekken en schriftelijke evaluaties hebben als input voor deze rapportage gediend: - Enkele gesprekken met lokale, regionale en landelijke maatschappelijke partners van het lectoraat en gesprekken met docenten, studenten en medewerkers van De Haagse Hogeschool (zie HS 4.2: relaties van het lectoraat). - Schriftelijke zelfevaluaties van alle kenniskringleden . - Evaluaties van bijdragen van het lectoraat aan extern georganiseerde workshops, symposia en congressen. Daarnaast zijn in de loop van 2009 korte vraaggesprekken met bij de werkzaamheden van het lectoraat betrokken jongeren gevoerd. Op deze wijze is getracht zicht te krijgen op de activiteiten, daar waar het de doelgroep (jongeren, docenten, maatschappelijk partners in de beroepspraktijk) betreft. Daarbij zijn de visie en de ambitie van het lectoraat -verwoord in de intreerede in maart 2008gelegd naast de ervaringen in de dagelijkse praktijk. Het lectoraat is half mei 2007 van start gegaan, de kenniskringleden in september dat jaar. De evaluatie beschrijft daarom een nog relatief korte lectoraatperiode. Achtereenvolgens komen de context, de missie, ambitie en visie, de gekozen werkwijze, de implementatie van die werkwijze, het nut van allianties en de resultaten aan de orde. Veel is “werk in uitvoering”, daarom wordt ook waar nodig iets over de komende periode gezegd. Een kritische reflectie op ons eigen handelen, en op de context waarin het lectoraat zijn activiteiten ontplooit maken deze zelfevaluatie tot een voor ons belangrijk richtinggevend instrument om het realiseren van onze ambities naderbij te brengen. Deze zelfevaluatie vindt plaats naast de jaarlijkse cyclus van werkplannen en verslagen en evaluerende gesprekken tussen de lector en de directeur. Ze is mede gebaseerd op verslagen van de driewekelijkse vergadering van de kenniskring, waarin de helft van de tijd besteed wordt aan de presentatie, progressie, kenniscirculatie en evaluatie van onderzoek en projecten. Kort na de start van het lectoraat zijn de vier kerntaken van lectoraten geëxpliciteerd. Dat resulteerde in de volgende uitgangspunten. 1. Onderzoek moet gericht zijn op interventies die duurzaam van karakter zijn. De effecten van interventies moeten minimaal tien jaar worden gemonitored: de onderzoeksvraag moet vaker zijn : “waarom niet?” 2. Onderwijsvernieuwing beoogt vooral de interdisciplinaire samenwerking tussen academies te versterken, waardoor studenten en docenten vraagstukken als deze meer integraal gaan benaderen. 3. De professionalisering van docenten heeft expliciet tot doel de professionele autonomie te versterken en eindverantwoordelijkheid voor afronding van een project/interventie/onderzoek aan te leren en te nemen. Ook na de lectoraatperiode moet verworven kennis niet alleen binnen het onderwijs maar ook in de praktijk verankerd worden. 4. Kennisoverdracht alleen is onvoldoende. De overdracht moet leiden tot “awareness” en zo mogelijk gedragsverandering, waar het gaat om de ernst van individuele en maatschappelijke problemen op het gebied van overgewicht. Nieuwe media en verbeelding dienen een essentiële rol te spelen bij die overdracht. H 2. Achtergrond en context van het lectoraat
Breed draagvlak voor het tot uitvoering brengen van de in de ogen van het lectoraat essentiële “Strategienotitie Onderzoek en Lectoraten” (Van der Meule, 2009) is cruciaal voor het welslagen van de missie om op De Haagse Hogeschool onderzoek en onderwijs meer met elkaar in harmonie te brengen. De subtitel van deze nota is “verbindingen versterken”. Juist door lectoraten los van academies te plaatsen worden lectoraten expliciet medeverantwoordelijk gemaakt deze verbindingen ook te leggen. Ons lectoraat kan met haar activiteiten alleen maar succesvol innoveren, indien verbindingen tussen monodisciplinaire opleidingen worden ontwikkeld en/of uitgebouwd en in de beroepspraktijk verbinding wordt gelegd tussen de zo talloze disciplines en partners. Het object van studie van het lectoraat is de wijze waarop en de voorwaarden waaronder in Nederland wordt geïntervenieerd in de omgang met de belangrijkste determinanten van de gezondheidssituatie van jongeren. Daarbij is bij aanvang van het lectoraat geconstateerd dat ondanks een pallet aan veelal monodisciplinaire interventies op het gebied van voeding, beweging, gedragsverandering of het verminderen van obesogene omgevingsfactoren, het aantal te dikke jongeren alleen maar toeneemt. Dat deed de vraag rijzen of die veelal monodisciplinaire programma‟s met betrekking tot vooronderstellingen, uitgangspunten en methodieken feitelijk wel effectief zijn of bijna per definitie een beperkte en geïsoleerde aanpak van het probleem betekenen. Waarbij niet of in mindere mate de kans bestaat om determinanten van de gezondheidssituatie van jongeren in hun feitelijke samenhang te bezien. Confrontatie en samenbrengen van verschillende disciplines en opleidingen binnen De Haagse Hogeschool bewerkstelligt naar onze overtuiging meer mogelijkheden voor verandering van de beroepspraktijk, waarbij de effectiviteit en het professioneel handelen van alle betrokkenen kan toenemen. Bij aanvang van dit lectoraat is de merkstrategie van onze school tot belangrijk uitgangspunt verkozen: “De Haagse Hogeschool zet je aan het denken”. De hieronder beschreven missie, visie en activiteiten hebben dat oogmerk ook. Zij moeten door hun inhoud en verbeeldingskracht een “andere” kant laten zien, die mensen scherper aan het denken zet, m.n. over de vraag “wie wordt waar nou eigenlijk beter van?”. Het is vooral die laatste vraag die wij onszelf bijna permanent stellen. En die wij ook aan onze partners stellen. Naar aanleiding van zijn boek de Alchemist zegt de schrijver Coelho: “Ik geloof niet in balans en ik streef er ook niet naar. De natuur is ook niet in balans. Balans bestaat niet. Het draait allemaal om confrontatie. Alles is confrontatie, altijd”. Dit lectoraat wil met dat adagium bijdragen om institutionele belangen ondergeschikt te maken aan de belangen van de jongeren. Dat blijkt een grote opgave. Anderzijds: het enthousiasme van vele studenten, docenten en faciliterend personeel enthousiasmeert ons keer op keer. Zonder de steun van sommige teamleiders waren enkele dingen nooit gelukt. De bijdragen van directeuren, College van Bestuur en medelectoren zijn stimulerend. Maar de weg is lang: institutionele belangen zijn hardnekkig. Wij zijn niet bang te falen, hebben fouten gemaakt en zouden met de wijsheid van nu vast dingen anders hebben gedaan. Maar soms is het goed te struikelen. Zonder dingen uit te proberen hadden we diezelfde wijsheid nooit verkregen.
H 3. Visie en missie
Vindt één en ander plaats vanuit een relevante en uitdagende missie en een helder onderzoeksprofiel? Worden de missie en het onderzoeksprofiel geborgd door het portfolio en de wijze waarop de eenheid is georganiseerd?
De maatschappelijke doelstelling van het lectoraat is tweeledig. Wij onderzoeken welke interventiemethoden op het gebied van leefstijl -zowel in maatschappelijke als in
individuele zin- in de praktijk succesvol (geweest) zijn of kunnen worden en wij helpen multidisciplinaire samenwerking en interventies te ontwikkelen en op bereik, duurzame effecten en implementatie te onderzoeken. De onderwijskundige doelstelling van het lectoraat is om te onderzoeken op welke wijze die onderzoekskennis binnen de curricula van diverse opleidingen kan worden geïmplementeerd. Daarbij is zowel het multidisciplinair verbinden van opleidingen het streven, alsmede het stimuleren van concreet studentenonderzoek binnen onderwijsmodules. Uit deze doelstellingen heeft het lectoraat haar missie en haar ambitie geformuleerd. Missie en Ambitie Binnen acht jaar moet een paradigmashift op het gebied van leefstijlverandering bij jongeren zijn gerealiseerd. Niemand zal bestrijden dat voorkomen en herkennen van een ongezonde leefstijl beter is dan het genezen van de gevolgen. Maar ondertussen accepteren we versnippering van onze interventies op dit terrein en is er weinig bekend over implementatie, acceptatie, haalbaarheid en bestendiging van interventies ter bestrijding van overgewicht. Dat is des te merkwaardiger als je bedenkt dat we de zorg voor ander lichamelijk welbevinden van ver voor de geboorte tot en met het 18e jaar wel van allerlei toeters en bellen voorzien. Uitgebreide zorg in het eerste levensjaar van hielprikjes tot massamediale voorlichting zijn in het kader van preventieve lichamelijke gezondheidszorg ingeburgerd en gefinancierd. Vergeleken daarbij kan een kind een ongezonde leefstijl ontwikkelen, overgewicht krijgen of obees worden zonder dat daar doelgericht naar wordt omgekeken: het opnemen van gewicht en lengte door de Jeugdgezondheidszorg voldoet in deze volstrekt niet. Huidige en toekomstige professionals rondom onze jongeren zullen dat andere paradigma vorm moeten geven. Wat nodig is, is een cultuuromslag, waardoor de gemeenschap zich in de meest brede zin gezamenlijk verantwoordelijk gaat voelen voor de zorg voor leefstijlverandering van jongeren, zoals ze dat ook doet voor solitaire preventie van andere elementen van hun gezondheid. Vanuit deze missie heeft het lectoraat een visie geformuleerd op welke wijze zij haar werkzaamheden vormgeeft, zowel wat betreft het onderzoeksprofiel, als haar activiteiten met betrekking tot onderwijs, kenniscirculatie en professionalisering. Op landelijk niveau is een consortium gevormd waarin onder meer vijf grote steden participeren. Afgesproken is dat elke stad zich bij de verwerving van kennis richt op een ander relevant aspect van het vraagstuk. In Maastricht en Nijmegen wordt onderzoek gedaan naar opvoedingsondersteuning en gedragsverandering; in Rotterdam ligt de nadruk op onderzoek naar evidence-based interventies en in Amsterdam wordt nader onderzoek gedaan naar de meest effectieve vormen van strategische allianties. Den Haag richt zich op de wijze waarop goede interventies kunnen worden geïmplementeerd. Het lectoraat is, met een groot aantal andere instellingen, partner in het Haagse. Zij richt zich in haar activiteiten enerzijds op De Haagse Hogeschool en haar directe leefomgeving. De zes ontwikkelde activiteiten op het gebied van onderwijs (zie onderwijsportfolio) zijn bedoeld om een andere benaderingswijze van de problematiek op onze school te introduceren. De onderzoeksactiviteiten in de directe leefomgeving in de Schilderswijk (Oranjeplein/Rubenshoek) zijn bedoeld om op kleine schaal te onderzoeken hoe implementatie van interventies het best kan worden vormgegeven, op lokaal en strategisch niveau. Vervolgens worden de uitkomsten van dat onderzoek mede gebruikt om grootschalig interventies (elders) duurzaam te implementeren. Allereerst uiteraard in de Haagse regio zelf, maar vervolgens zo
mogelijk ook in de andere genoemde steden. De activiteiten die in het consortium worden vormgegeven kunnen niet los van elkaar worden gezien. In de visie van het lectoraat is voor die paradigmashift een aantal elementen van belang. De volgordelijkheid is daarbij essentieel: zo zijn we ook aan het werk gegaan. Het eerste is het creëren van commitment. Niet alleen binnen het democratisch bestel bij het rijk en gemeentes, maar ook commitment op bestuurs- en strategisch niveau van instituties. Als bijvoorbeeld de directeur van een basisschool zich niet committeert aan een leefstijlinterventie op zijn hele school, wordt het vaak niet meer dan een kortdurend project in een enkele klas, zonder duurzaam effect. Het tweede is het nader vormgeven van publiekprivate samenwerking, zowel op strategisch als op lokaal niveau. Als bijvoorbeeld de GGD in haar eentje de preventie van overgewicht in een stad moet vormgeven, is de kans op effecten veel kleiner dan in een alliantie van diverse partijen en/of disciplines. Ten derde moet communicatie met de doelgroep op een meer professionele wijze worden vormgegeven. Het gebruik van commerciële media- en marketingtechnieken dient centraal te staan, alsmede het betrekken van de doelgroep zelf bij het ontwerpen van communicatiestrategieën. Mislukte campagnes van het RIVM (zoals op het gebied van de preventie van baarmoederhalskanker) onderstrepen deze noodzaak. Het vierde is dat onderwijsactiviteiten per definitie multidisciplinair moeten worden vormgegeven en gericht moeten zijn op het kleinschalig, duurzaam begeleiden en coachen van (groepen) jongeren, rekeninghoudend met zowel individuele als obesogene omgevingsfactoren. Het heeft niet veel zin alles van (slechte) voeding te weten, terwijl minder oog bestaat voor andere causale factoren voor het ontstaan van een ziekmakende leefstijl. Ook grootschalige interventies missen hun doel in deze. Het vijfde is onderbouwing -practice based dan wel evidence based- van de interventies die plaatsvinden. Dat vergt onderzoek dat kaf van koren scheidt, en dat laatste kan dan niet zonder consequenties blijven. Onderzoek wijst bijvoorbeeld uit dat zomerkampen voor te dikke jongeren geen duurzaam effect hebben: toch blijven we ze organiseren. Het lectoraat heeft zich (om vorm en inhoud te geven aan het eerste en tweede punt) in de periode voor de intreerede van de lector in maart 2008 ingespannen het Haagse netwerk van deelnemende partijen op dit vlak niet alleen te leren kennen, maar ook nauwgezet haar diverse en separate activiteiten in beeld te brengen. Dat geldt ook het werk van de onderzoeksinstituten die met dit onderwerp bezig zijn. (Erasmus, TNO, VU, LUMC) Door permanent en expliciet aan te geven op welke wijze (studenten van) De hogeschool medespeler zou kunnen worden in dit veld hebben we ons in dat eerste jaar een plaatsje kunnen verwerven tussen onderzoeks- en veldpartners. Pas in het tweede jaar is het lectoraat uitgegroeid tot een volwassen samenwerkingspartner in onze regio, die betrokken en gevraagd wordt bij het initiëren en/of evalueren van interventies en programma‟s (zie onderzoeksportfolio). Om invulling te geven aan het derde punt is aan studenten van de academie voor ICT en media gevraagd onderzoek te doen naar- en uitvoering te geven aan projecten op het gebied van communicatie die onze doelgroep(en) beter bereiken dan tot op heden het geval is. Dat heeft geresulteerd in het maken van enkele korte films en posters. Onderzoek op welke wijze een interactieve nieuwswebsite voor jongeren zou kunnen worden gebouwd en van content zou kunnen worden voorzien is stopgezet, omdat we daar onvoldoende menskracht voor hadden. Daarna is contact gezocht met de dienst Communicatie & Marketing. Dat heeft geleid tot het doen van (desktop)onderzoek naar (media)strategie en marketing van leefstijlbeïnvloeding van jongeren van 12-18 jaar (zie onderzoeksportfolio), onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel de dienst als het lectoraat.
Om het vierde punt vorm te geven is gekozen voor een drietrapsraket: het ontwikkelen van een minor leefstijlcoach, het ontwikkelen van een master leefstijlcoach en het opzetten van een leefstijlcentrum voor jongeren. Allemaal onder de vlag van het samenbrengen van disciplines die leefstijlverandering bij jongeren mede kunnen beïnvloeden (zie onderwijsportfolio). Om goed overzicht te krijgen welke academies en opleidingen van de hogeschool binnen hun curricula aandacht geven aan leefstijlverandering, is daar eerst onderzoek naar verricht. De resultaten van dat onderzoek zijn met studenten, onderzoekers en docenten geëvalueerd (zie onderwijsportfolio). Om een gezonde leefstijl “tussen de oren” van de medewerkers en studenten te krijgen is begin 2009 het project “De Gezonde Haagse Hogeschool” gestart, dat uitmondt in een evenement van een week in mei 2010, bestaande uit door studenten bedachte en uitgevoerde interventies in samenwerking met de Academie voor Gezondheid (Healthpoint) (zie onderwijsportfolio).
Voor het lectoraat bleek invulling van de kaders van het vijfde element het lastigst. We hebben ons langdurig over de vraag gebogen: wat willen we nu onderzoeken? Meer van hetzelfde? Wat TNO en/of universiteiten al doen? Opdrachten tot monitoring uitvoeren van de Gemeente? Dat leek ons van weinig (meer)waarde, en vooral niet in lijn met onze missie en visie. Uit desktopresearch in onze beginfase blijkt dat practice- of evidencebased onderbouwing van interventies in meerderheid niet bestaan. Ook zitten er leemtes in kennis. Zo zijn er onder meer weinig interventiestudies met een lange-termijn follow up, weinig studies gericht op jonge kinderen, waarbij ook de ouders intensief worden betrokken en is er weinig kennis over interventies die specifiek zijn ontwikkeld voor kinderen van ouders met een lage sociaal economische status (SES). Een grote studie van de Universiteit van Maastricht bevestigt bovenstaande constateringen het jaar daarna met de zogenaamde programmeringstudie Overgewicht. Hieruit volgt onze keuze: zoveel mogelijk onderzoek moet gericht worden op de implementatie van interventies, zo mogelijk duurzaam gevolgd en tenslotte gericht op gezinnen met lage sociaal economische status. We kiezen voor een afgeleide van sociaal-wetenschappelijk onderzoek: praktijkgericht evaluatieonderzoek, waarbij advies over de opzet van een interventie, begeleiding tijdens de uitvoering en het evalueren van de effecten van interventies in het maatschappelijk leven centraal staan. Bij de opzet van zo‟n interventie willen wij per definitie dat de sociale en fysieke context waarin de jongeren leven betrokken wordt (ouders, peergroup, school, etc.). Wij hechten er tenslotte veel waarde aan dat interventies worden ontwikkeld vanuit de belevingswereld van de jongere zelf. De meeste interventies op dit onderzoeksterrein zijn community-based. Dat betekent dat het veelal complexe interventies zijn die moeilijk kunnen worden geëvalueerd met bestaande methodes. In een tweetal theorieën heeft het lectoraat zich daarom de eerste periode nader verdiept: het “interventionmappingprotocol” en de “theory of change” (zie onderzoeksportfolio). Tenslotte kan over de basis van ons onderzoeksprofiel gesteld worden dat wij meer en meer overtuigd raakten dat de in Frankrijk ontwikkelde aanpak van het terugdringen van overgewicht bij jongeren, EPODE genaamd, de sleutel is tot succes. Dit betreft niet zozeer een methodologie, en heeft (nog?) geen wetenschappelijke basis. Wij leren echter gaandeweg dat het continue alert zijn op de samenhang van de hierboven beschreven vijf elementen zoals in onze visie geformuleerd -elementen die EPODE ook in zich heeft- de aanjager is van succes op dit terrein. Onderzoek naar effectieve interventies -het klassieke wetenschappelijk onderzoek- is daarbij een klein deel van het geheel. Onderzoek hoe (de andere) elementen, nl. politiek draagvlak, publiekprivate samenwerking, socialmarketing en multidisciplinair onderwijs kunnen worden bestendigd en het ontwikkelen van meer op de individuele jongere gerichte coaching, zouden wel eens veel doorslaggevender kunnen zijn. Daar hebben we onze pijlen op gericht.
Het is tenslotte -zo is in Frankrijk bewezen- ook een kwestie van lange adem. Pas na 10 jaar EPODE meet men in Franse steden significant succes. In die zin is een missie met een horizon van 8 jaar wellicht zelfs aan de korte kant.
De onderzoeksportfolio Allereerst worden drie onderzoeken beschreven (1 t/m 3) die betrekking hebben op het meer duurzaam maken van interventies (vijfde element) en het creëren van commitment en stimuleren van publiekprivate samenwerking (eerste en tweede element). 1. Vooraf onderzoeken/criteria ontwikkelen of een interventiemethode op lange termijn succesvol kan zijn (promotie onderzoek). Kringlid: Start: Promotor: Begeleider
K. de Jong, ICTM 1 januari 2008 Prof. dr. G. Kok, Vakgroep Arbeids- en Sociale Psychologie, Universiteit Maastricht R. Oudkerk, lector
Werkwijze, streefsituatie en prestaties. Ontwikkelaars van Gezondheid Voorlichting (GVO) interventies zijn geïnterviewd om na te gaan wat hun ontwikkelstappen zijn. De netwerkpatronen van de geïnterviewde GVO ontwikkelaars zijn beschreven en vergeleken met het ontwerppatroon volgens het “Intervention Mapping Protocol”. Deze vergelijking diende als basis voor onderzoek welke elementen een belangrijke rol spelen in het ontwikkelproces van een GVO-interventie tegen overgewicht en obesitas. Vervolgens lag het in de bedoeling te onderzoeken of toevoeging van ontwerpprincipes aan een GVO-interventie tegen overgewicht uit andere ontwerpdisciplines het (lange termijn) effect van een dergelijke interventie vergroten. Het streven was een eerste artikel over de wijze van interventieontwikkeling overgewicht/obesitas binnen het GVO-beroepenveld in september 2009 te publiceren. Dat heeft niet zo mogen zijn. In juni 2009 werd Kees de Jong ernstig ziek. Hij overleed drie maanden later. Op dit moment wordt bezien of op een of andere wijze zijn werk kan worden voortgezet. 2. Het begeleiden en evalueren van bestaande interventies. Kringleden:
looptijd:
G. Kloek, Sportstudies R. Oudkerk, lector vanaf 1 februari 2010: L. Schaap 1 maart 2009-1 mei 2011
Werkwijze, streefsituatie en prestaties.
In 2007 is een overzicht gemaakt van bestaande interventies in de regio. Dat was niet makkelijk: er bestaan per wijk soms wel twintig verschillende interventies. Vervolgens is gekeken (zie 1) welke interventies volgens het mapping-protocol waren ingezet. Vele waren dat niet, en bijna geen van alle benaderden de doelgroep integraal. Om dat laatste te bewerkstelligen is door het lectoraat meegewerkt een integraal programma ter bevordering van duurzaam gezond gewicht bij jongeren van 0-24 jaar in de krachtwijken in Den Haag op te zetten. Het project volgt de eerder genoemde EPODEmethodiek waarbij een gecoördineerd en begeleid netwerk van lokale initiatieven wordt gecreëerd. De publiek private samenwerking was eind 2008 al geformaliseerd in het Intentieakkoord Gezondheid Haagse Krachtwijken. Het doel van dit akkoord is om de bevolking van de Haagse krachtwijken over 10 jaar gezonder te laten zijn en in een
gezonde omgeving te laten wonen en werken. De Haagse Hogeschool heeft na inspanningen van ons lectoraat in de loop van 2009 dit intentieakkoord mede ondertekend. Daarna heeft ons lectoraat samen met de andere partners het akkoord nader uitgewerkt. Het akkoord bestaat uit 3 sporen: Een gezond en actief leven (leefstijl, bewegen, sport en preventieaanbod), oftewel het project Gezond Gezind. Een gezonde leefomgeving (inrichting openbare ruimte en gezonde woningen). Toegankelijke zorg en voorzieningen (iedereen verzekerd en laagdrempelig aanbod). Op lokaal niveau (Oranjeplein) is gestart met een inventarisatie van interventies op het gebied van (op)voeding en bewegen. Voor het evaluatieonderzoek van het project werkt De Haagse Hogeschool samen met de GGD Den Haag. De afdelingsmanager gezondheidsbevordering van de GGD is samen met de lector verantwoordelijk voor het 1e spoor. Dat laatste vergt veel tijd. De voorbereiding voor dit project heeft meer dan driekwart jaar geduurd. De voornaamste oorzaken waren de veelal bureaucratische procedures die gevolgd moesten worden om de samenwerkende partijen uit het intentieakkoord op een lijn te krijgen. De interventies worden geëvalueerd volgens het REAIM-model: R=Reach
Bereik
E=Efficacy
Effecten
A=Adoption
Adoptie
I=Implementation M=Maintenance
Uitvoering Continuering
Het aantal, de proportie en representativiteit van de mensen die bereikt worden met de interventie. Het effect van de interventie op belangrijke uitkomstmaten. Hierbij kan ook gedacht worden aan mogelijke negatieve effecten, kwaliteit van leven of kosten. Het aantal, de proportie en representativiteit van instellingen en settings die bereid zijn om de interventie te helpen initiëren en/of uit te voeren. In welke mate is de interventie uitgevoerd zoals bedoeld? In hoeverre wordt de interventie geïnstitutionaliseerd; in hoeverre is de interventie onderdeel geworden van vaste procedures, routines of programma‟s. Op individueel niveau: lange termijn effecten, 6 maanden of langer, van de interventie op belangrijke uitkomstmaten na het laatste interventiecontact.
Het lectoraat doet onderzoek naar het bereik en de adoptie en is samenwerkingspartner van de GGD op de andere punten. De verschillende interventies en maatregelen als onderdeel van het project Gezond Gezind hebben als doel de gezamenlijk gezinsleden te bereiken. Omdat het in krachtwijken wordt uitgevoerd bereiken we veel gezinnen met een lage sociaal-economische positie. Zo sluiten wij aan bij de programmeringsstudie Overgewicht, die lacunes in kennis op dit gebied beschrijft. Wij realiseren ons dat het een lange weg is geweest om een en ander op te zetten en de kenmerken van een representatieve wijk te onderzoeken .Wij beschouwen 2009 als investering om dit grootschalige project een betere kans te geven te slagen in haar opzet.
Belangrijk voor ons is in dit kader dat het lectoraat partner is geworden in het consortium CIAO, een samenwerkingsverband tussen 5 academische werkplaatsen waarin wordt gewerkt aan het beschikbaar maken van effectieve en implementeerbare voorlichting,
beleids- en omgevingsinterventies op het gebied van voeding, bewegen en opvoeding voor lokaal beleid gericht op de preventie van overgewicht en obesitas. In het project Gezond Gezind zal binnen spoor 1 in eerste instantie gestart worden met practice-based interventies waarvan vervolgens de “evidence-base” van moet worden vastgesteld. Samenwerkende partijen zijn: TNO Kwaliteit van Leven, LUMC, De Haagse Hogeschool en de GGD Den Haag. 3. Evaluatieonderzoek project “Kinderen met Overgewicht” (KMO), Gezondheidscentrum de Rubenshoek in de Schilderswijk Den Haag. Kringlid: Looptijd:
C.de Nie, M&HR 1 september 2009-1 januari 2011
Werkwijze, streefsituatie en prestaties.
Het onderzoek vindt plaats midden in de Schilderwijk van Den Haag, in een multidisciplinaire beroepspraktijk. Studenten van De hogeschool zijn daarbij ingezet. De hypothese van dit onderzoek is dat de interventiemethode werkt, omdat deze is opgebouwd vanuit het project Bewegen Op Recept (voor volwassenen) wat inmiddels evidence based is verklaard. Na zeven jaar zijn er nog steeds positieve resultaten bij volwassenen. Daarbij komt, dat KMO een langdurige interventie is. Kinderen worden van 2-18 jaar gevolgd, duurzaamheid is hiermee gewaarborgd. Het multidisciplinaire karakter is gewaarborgd: zowel diëtist, huisarts, fysiotherapeut, opvoedsteunpunt als het welzijnswerk werken er aan mee. Het lectoraat doet nu samen met de GGD praktijkgericht evaluatieonderzoek, waarbij advies en begeleiding tijdens de uitvoering en het evalueren van de effecten van interventies centraal staan. Het protocol daartoe is mede ontwikkeld. Indien het pilot-onderzoek goed verloopt en het kwalitatieve deel tot tevredenheid stemt ( eind 2010) zal aansluitend een groot vervolgonderzoek door GGD en Universitaire Werkplaats Leiden plaatsvinden. De volgende 4 onderzoeken (4 t/m 7) hebben betrekking op het derde beschreven element: het evalueren van communicatiestrategieën en het betrekken van de doelgroep zelf bij de richtinggeving van interventies. 4. Onderzoek naar succesvolle communicatievormen om jongeren met een lage SES te bewegen tot een blijvende gezonde leefstijl. Kringleden: Looptijd:
J. Geerts, M. Westgeest, dienst Communicatie & Marketing September 2008 - september 2010
Werkwijze, streefsituatie en prestaties.
In dit onderzoek trachten we antwoord te vinden op de vraag welke vormen van communicatie effectief kunnen worden ingezet om lageropgeleide jongeren tussen 12 en 18 jaar hun leefstijl blijvend te laten veranderen. Er wordt onderzocht of er criteria te formuleren zijn aan de hand waarvan we verschillende vormen van communicatie kunnen toetsen op hun effectiviteit. Indien criteria kunnen worden benoemd, is een vervolgstap de ontwikkeling van een of meerdere modellen voor een effectieve communicatieaanpak om de benoemde criteria ook in de praktijk te kunnen toetsen. Deze vervolgstap maakt vooralsnog geen onderdeel uit van het onderzoek.
Het onderzoek is kwalitatief van aard. Kennis aangaande het onderwerp is primair vergaard aan de hand van deskresearch door gebruik te maken van literatuur, internetbronnen en het voeren van gesprekken met experts. Het onderzoek bevat zowel een beschrijvende als voorschrijvende component. De opgedane kennis vormt de bron tot het beschrijven van de huidige situatie en biedt de mogelijkheid een reeks van aanbevelingen en criteria voor te schrijven om een nieuwe (meer gewenste) situatie te bereiken. Iedere maand hebben we een voortgangsbespreking met de onderzoekers, de directeur van de dienst C en M en de lector: het onderzoek is op schema. Een tussenrapportage is geschreven. De uiteindelijke onderzoeksresultaten komen voor een breed publiek in juni 2010 beschikbaar via een publicatie. Een uittreksel van het onderzoek zal gepubliceerd worden in zowel een wetenschappelijk- als een populair tijdschrift. Het lectoraat ziet dit onderzoek als opmaat naar meerdere activiteiten op het gebied van “social marketing”. 5. Participerend onderzoek in basisonderwijs bij achterstandsscholen (via de jongeren zelf ideeën ontwikkelen om leefstijl te veranderen).
Kringlid: Looptijd:
H. Faber, TMD/BT 1 september 2007-1 september 2009
Werkwijze, streefsituatie en prestaties. Studenten van de door het lectoraat ontwikkelde minor “Leefstijlcoach” onderzochten via de “focusgroep-methode” de belevingswereld van scholieren betreffende de problematiek overgewicht. Dit kwalitatieve onderzoek heeft tot doel gehad dieper door te dringen in de belevingswereld van jongeren t.a.v. leefstijl en de problematiek van overgewicht. De resultaten van dit onderzoek dienden als basis om beter begrip te krijgen van die belevingswereld. Inmiddels is het onderzoek afgerond, de publicatie is aangeboden en na een peer-review geaccepteerd door het Tijdschrift voor Diëtetiek. Het streven is dit onderzoek ieder jaar te herhalen als vast onderdeel van de minor “Leefstijlcoach” met als doel een trendanalyse te maken over de belevingswereld van scholieren betreffende de problematiek. De eerste herhaling vindt in 2010 plaats. 6. Onderzoek naar beweeg- en sportgewoonte. Kringlid: Looptijd:
J. Wolfgram, Sportstudies 1 september 2007-1 september 2009
Werkwijze, streefsituatie en prestaties. Het betreft hier onderzoek naar beweeg- en sportgewoontes en sportbehoeften onder de Haagse jeugd van 10-15 jaar. Via 165 enquêtes en interviews is bekeken wat de gewoontes zijn van de Haagse jeugd op het gebied van sport en bewegen. Tevens is er gekeken naar wat hun wensen zouden zijn. Dit is gekoppeld aan een onderzoek naar persoonlijke voorkeuren vanuit de typologie van Jung. Hierin zit de aanname dat motivatie voorkomt vanuit je (soms onbewuste) natuurlijke voorkeuren. Als die voorkeuren worden gestimuleerd door bijvoorbeeld de gymlessen anders te geven (vrije keuze), zal de motivatie groter zijn. Hierdoor zal de intensiteit hoger liggen. Door deze hogere intensiteit is de aanname dat deze kinderen makkelijker aan de Norm Gezond Bewegen zullen voldoen. Uit de enquêtes en interviews komt een grote discrepantie naar voren: de kinderen weten heel goed wat precies gezond is, maar het kost ze grote moeite om dat ook in de praktijk te brengen, vooral door obesogene omgevingsfactoren. Het onderzoek is halverwege onderbroken, omdat een andere activiteit van het kenniskringlid veel meer tijd kostte dan oorspronkelijk geraamd (het opzetten van een leefstijlcentrum). Het onderzoek wordt niet voortgezet.
De publicatie van het deel van het onderzoek dat wel is afgerond “de (on)gezonde leefstijl van Jongeren” (een weergave van onderzoek onder 165 jongeren op 4 scholen in Den Haag) is nog in voorbereiding. 7. Het inzetten van rolmodellen. Kringleden: Looptijd
J. Deelen, Facilitair Bedrijf (tot 1 september 2009) B. Scheer, Projecten 1 maart 2008- 1 januari 2011
Werkwijze, streefsituatie en prestaties. In het kader van communicatiestrategieën onderzoekt het lectoraat wat de effectiviteit is van specifieke “rolmodellen”. Wat in de literatuur opvalt is dat veel rolmodellen slechts een tijdelijke invloed hebben. Vooral menselijke rolmodellen (sporters, popidolen) hebben te maken met een beperkte houdbaarheidsfactor. Sommige niet-menselijke rolmodellen lijken hiervan geen last te hebben en bestaan soms al generaties lang. Het zou in het kader van “social marketing” interessant zijn uit te vinden of dergelijke rolmodellen ook “gecreëerd” kunnen worden. De ontwikkeling op Internet en m.n. het gebruik van videomateriaal (o.a. YouTube) geven immers kansen om het bereik groot te maken. Gaandeweg het onderzoek is dit idee toch verlaten: het nader onderzoeken van de effecten van niet-menselijke rolmodellen en zeker het ontwikkelen van die rolmodellen vergt een grotere onderzoekscapaciteit. De steven is pragmatisch gewend: omdat de systeemtheorie bewijst en uitwijst dat het betrekken van een gezin essentieel is bij de duurzaamheid van een leefstijlverandering is het lectoraat gaan onderzoeken onder welke omstandigheden ouders als rolmodel het best tot hun recht komen. De desktopresearch is afgerond: de kwalitatieve interviews met experts gaan nu starten.
Hieronder volgt de opzet van 2 onderzoeken (8 en 9), die om financiële redenen (nog) geen vervolg hebben gekregen. Wij vermelden ze kort, omdat de voorbereidingen reeds plaats hebben gevonden en we zeer nieuwsgierig zijn naar de resultaten. 8. Onderzoek naar de invloed van gaming op leefstijlverandering. Kringlid: Samenwerking: Vorm:
R. Oudkerk, lector D. Rijken, lector Informatie, Techniek en Samenleving Gezamenlijk kenniskringlid
De twee lectoraten gaan onderzoeken op welke manier computergames een rol kunnen spelen in gedragsbeïnvloeding. Eén en ander willen zij vormgeven door concreet te werken aan spelconcepten en die, waar financieel mogelijk, uit te werken naar concrete spellen. De twee lectoren willen gezamenlijk een kenniskringlid/onderzoeker de ruimte geven om dit te onderzoeken. Een onderzoeksopzet is door haar gemaakt en het beoogde extern kenniskringlid is ingezet om financiering te zoeken. 9. Het vergroten van kennis over welke tijdsregiems en -fricties in de hedendaagse westerse cultuur aanleiding geven tot eetpatronen die de visies die in de samenleving heersen over goede, prettige en gezonde levensstijlen in de weg staan. Is de wijze waarop wij de dag (moeten) indelen medeverantwoordelijk voor een leefstijl die volgens de huidige normen als ongezond wordt gekwalificeerd? Kringlid:
Rob Oudkerk, lector
Samen met de lector Filosofie en Beroepspraktijk is een raamwerk voor een onderzoeksvoorstel geschreven met bovenstaande vraagstelling. Het doel van het onderzoek is het aanleveren van praktische preventiemogelijkheden die individuen en instituties in staat stellen om
tijdsarrangementen te bereiken die meer tegemoet komen aan de visies die in de samenleving bestaan over goede, prettige en gezonde leefstijlen. De lector heeft een artikel gepubliceerd over deze materie. Een financieringsbron is nog niet gevonden. Tenslotte zijn er 2 onderzoeken gestart (10 en 11) die de technologische mogelijkheden onderzoeken om een gezonde(re) leefstijl duurzaam te ondersteunen. 10. Validatie beweegmeter voor kinderen (op basis van versnellingsopnemer) en vergelijkend onderzoek naar invloed van sport bij buitenschoolse opvang op bewegen bij kinderen. Kringlid: Looptijd
H. Faber, TMD/BT September 2008-februari 2010
Werkwijze, streefsituatie en prestaties. Op dit moment wordt onderzoek naar een zogenaamde beweegmeter van het bedrijf McRoberts afgerond. Dit meetinstrument kan buiten het laboratorium 36 uur achter elkaar op een objectieve manier de bewegingen van proefpersonen meten. Het ging hier om validatie van dit meetinstrument voor kinderen tussen 8 en 12 jaar, om vast te stellen wat een jongere werkelijk beweegt (bij volwassenen is deze methode al gevalideerd). De validatie duurde lang: het bleek lastig dit goed bij kinderen te onderzoeken. We komen nu toe aan de essentiele vraag: of buitenschoolse opvang mét sport beter is dan zonder om leefstijl duurzaam te veranderen. Daarover wordt uiteindelijk gepubliceerd.
11. Onderzoek naar het gebruik van de mandometer om leefstijlverandering op het gebied van voeding te genereren. Lector: Start
R. Oudkerk Januari 2009
Werkwijze, streefsituatie en prestaties.
In Nederland past de Bascule, een instelling voor jeugd GGZ in Amsterdam, de Mandometer methode toe voor de eetstoornissen boulaemie en anorexia. In een RCT met ca. 1000 patiënten in Engeland en een kleinere trial in Stockholm en San Diego, bleek het Mandoprotocol ook kansrijk voor de behandeling van overgewicht en obesitas. De resultaten die daar worden behaald, zijn dermate gunstig dat de Bascule en de Stichting Amsterdam Gezondheidscentra (SAG) in samenwerking met de lector (die ook huisarts was in één van de gezondheidscentra) besloten hebben om gezamenlijk en met behulp van de Mandometermethode een geïntegreerde en multidisciplinaire keten op te zetten voor de behandeling van jeugdigen met obesitas.
Het gaat om een pilot. Het protocol is gemaakt en in een businesscase vervat. Er is nog geen financiering voor deze pilot gevonden. De onderwijsportfolio 12. Onderzoek: In welk curriculum speelt leefstijl een rol op De Haagse Hogeschool? Kringlid: Looptijd
G. Foendoe Aubel, GZH/V&D 1 oktober 2008-1 september 2009
Werkwijze, streefsituatie en prestaties. Teamleiders of vertegenwoordigers van alle 15 academies van De Haagse Hogeschool werden geïnterviewd om na te gaan of leefstijl(-verandering) en/of overgewicht of preventie daarvan, nu
al een directe of indirecte positie hebben binnen de curricula. Na het verzamelen van de resultaten, verwerkt in een rapport, is in oktober 2009 een bijeenkomst georganiseerd om de respondenten (teamleiders, voorzitters van curriculum commissies en vertegenwoordigers van de verschillende academies) samen met studenten bij elkaar te brengen in een poging ideeën voor een betere samenwerking boven tafel te krijgen en afspraken te maken hoe de problematiek van overgewicht en leefstijl in de diverse curricula ingebed zou kunnen worden. Er waren 25 aanwezigen: tot onze teleurstelling bleken studenten daarbij veel meer betrokken dan docenten en teamleiders. De voorlopige conclusie is dat er binnen de verschillende academies van De Haagse Hogeschool nog weinig sense of urgency bestaat dit onderwerp breder in de curricula te trekken. Het lectoraat zal in het kader van haar project “gezonde school” opnieuw pogingen doen binnen diverse curricula meer aandacht te genereren voor onderwijs op het gebied van leefstijlverandering. 13. Het opzetten van een digitaal kenniscentrum overgewicht. Kringlid: Looptijd:
H. Faber, TMD/BT 1 juni 2009-1 jan 2010
Werkwijze, streefsituatie en prestaties. Het aantal relevante publicaties op het gebied van leefstijl en overgewicht is wereldwijd overweldigend. Voor een beginner of zelfs een redelijk gevorderde op dit gebied is het onmogelijk een overzicht te krijgen van de voor hem/haar relevante publicaties en de kwaliteit daarvan. Het is de doelstelling van dit lectoraat om beginners en matig gevorderden die iets willen weten op het gebied van leefstijl en overgewicht te helpen. Dit is gedaan door een website te maken met een voorgedefinieerde structuur en voorgedefinieerde zoektermen. Naar deze voorgedefinieerde termen is al een onderzoek gedaan onder mogelijke gebruikers. De tweede manier om bezoekers van de website te helpen, bestaat uit het voorzien van hele simpele maar nuttige informatie van alle links naar relevante publicaties/databanken: een samenvatting van één zin en een icoon dat de leesbaarheid van de desbetreffende link aangeeft. In nauwe samenwerking met de bibliotheek is de opzet gemaakt. Omdat het hier een eenvoudige zoekmachine betreft, blijkt uit ons onderzoek ook dat scholieren en studenten daar relatief makkelijk gebruik van kunnen maken. Werving voor dit gebruik zal via het Project Gezonde School plaatsvinden. Dezer weken wordt een en ander technisch voorbereid.
14. Project en onderzoek de Gezonde School. Kringleden: Looptijd::
J. Deelen, Facilitair Bedrijf A. Berkelaar, Marketing & Commerce Maart 2009-mei 2010
Werkwijze, streefsituatie en prestaties. In het kader van een bijdrage aan een bij De Haagse Hogeschool passend “gezond” klimaat is begin 2008 een voorstel geschreven dat met externe subsidie is gefinancierd. In mei 2009 is er bij studenten een (deels mondelinge en deels digitale) enquête ter zake afgenomen. Wat vinden studenten gezond? Wat zou er op school moeten veranderen? De resultaten van de enquête zijn gepubliceerd en ook gebruikt bij het onderzoek naar wat binnen de curricula van de academies wordt onderwezen op het gebied van leefstijl. Het doel van het project is dat studenten zelf een Gezonde School realiseren binnen onze school gedurende minimaal 1 week. Indien dit succesvolle activiteiten zijn ligt het in de bedoeling dit ook “uit te rollen” bij andere scholen.
De interventie komt van de studenten zelf. Dit gebeurt met behulp van de “fun theory” d.w.z. een min of meer ludieke, guerrilla-marketingachtige aanpak van de thema’s. De 10 deelnemende studenten zijn daarin nader geschoold. De interventies zijn bedoeld om het
thema gezondheid op de hogeschool zelf “tussen de ogen en de oren” van de studenten en docenten te krijgen. De projecten zijn beschreven. De projectweek vindt in mei 2010 plaats. Via het vak Marktonderzoek 1e-jaars Commerciële Economie werd de doelgroep al benaderd met marktonderzoek. Dit is in het kader van “awareness raising”. Ook studenten van Voeding & Diëtetiek zijn een bijdrage aan het voorbereiden: een gezondheidsscan onder docenten. We willen in de maanden daarna effectmetingen doen: is er daadwerkelijk ander gedrag op De Haagse Hogeschool te constateren? En zijn deze activiteiten een stimulans om meer aandacht aan een gezonde leefstijl te geven binnen de curricula? (zie 12). 15. Minor Leefstijlcoaching. Kringleden:
Looptijd: Coördinator:
W. Wieringa, PABO G. Foendoe Aubel, GZH/V&D H. Faber, TMD/BT J. Wolgram, Sportstudies september 2008- maart 2010 C. de Nie, M&HR
Werkwijze, streefsituatie en prestaties. De minor is gericht op het ontwikkelen van competenties op het gebied van coaching en onderzoek. 74 Studenten van 12 verschillende opleidingen volgden inmiddels deze minor. Vanwege het succes van de eerste minor is de minor in 2009-2010 twee keer aangeboden in plaats van één keer. De drie inhoudelijke poten van de minor zijn beweging, voeding en coachen. Studenten gaan de praktijk in (verbeteren van de externe oriëntatie) en leren in de praktijk de kernelementen van coaching. Daarnaast doen ze onderzoek naar een onderwerp m.b.t. voeding, beweging en coachen in de praktijk waar ze zelf nieuwsgierig naar zijn. Dit laatste onderdeel neemt de helft van de studiebelastinguren in beslag. Veel informatie over welke multidisciplinaire interventiemethoden op het gebied van leefstijl -zowel in maatschappelijke als in individuele zin- in de praktijk succesvol (geweest) zijn worden toegelicht. Studenten leren de interventies kritisch te beoordelen op effectiviteit. Om de kwaliteit van de minor te waarborgen is er een Plan-Do-Check-Analyse-Act cyclus opgezet. Zo kunnen alle opmerkingen van begeleiders, docenten en studenten goed bijgehouden worden en kan de minor ook gedurende de looptijd verbeterd worden .Vanuit Fontys Hogeschool en Windesheim is inmiddels interesse voor deze module: wij kijken naar een mogelijkheid deze studenten ook toe te laten.Van de eerste twee minorblokken bestaan uitgebreide evaluaties. Het oordeel van studenten is zeer positief. Het aantal inschrijvingen is dan ook groter dan het aantal beschikbare plaatsen.
16. HBO-Master LeefstijlConsulent (MLSC). Kringleden: Looptijd:
K. de Jong, ICTM R. Oudkerk, lector maart 2008- ?
Werkwijze, streefsituatie en prestaties. Vanaf de start is één van onze doelstellingen het opzetten van een HBO-Master LeefStijlConsulent (MLSC) geweest. De MLSC leidt op tot een functionaris die op seniorniveau de risico’s van een ongezonde leefstijl in de volle breedte helder kan weergeven. De functionaris is ook in staat om zelf te interveniëren en te coachen. De consulent is een intermediair tussen diverse disciplines van zorg zoals geneeskunde, paramedische geneeskunde, fysiotherapie, voedingsleer en bewegingswetenschappen. Gezien het belang van educatie over gezonde leefgewoonten heeft een consulent ook een rol in het onderwijs. Daarbij kan gedacht worden aan een adviesfunctie in het samenstellen van educatieprogramma’s voor ouders en kinderen. In deze hoedanigheid is de consulent dus in staat om te functioneren in de breedte van de gezondheidszorg en het onderwijs door als gesprekspartner en adviseur op te treden tussen professionals van deze beroepsgroepen.Het gehele traject bestaat uit twee onderdelen: een haalbaarheidsonderzoek naar de wenselijkheid van een dergelijke opleiding en een initieel accreditatietraject door het Nederlands Vlaams Accreditatie Orgaan (NVAO). Dit haalbaarheidsonderzoek is in februari 2009 afgerond. Het haalbaarheidsonderzoek heeft aangetoond dat deskundigen uit het beroepenveld positief staan ten aanzien van de oprichting van een opleiding MLSC en dat studenten aangeven de opleiding ook daadwerkelijk te willen volgen. Vooralsnog lijkt de ontstane vertraging daarna een kwestie te zijn van een gebrek aan financiële middelen. 17. Praktijkcentrum voor gezonde leefstijl (WIJS). Kringleden: Looptijd: Ondersteuning:
J. Wolfgram, Sportstudies R.Oudkerk, lector 1 september 2008- ? M.P. Luger, bedrijfskundige (extern)
Werkwijze, streefsituatie en prestaties. Via marktonderzoek, deskresearch en interviews is onderzocht aan welke criteria een multidisciplinair praktijkcentrum zou moeten voldoen. In samenwerking met de Gemeente en de Academie voor Gezondheid en onder begeleiding van het lectoraat hebben 8 HALO-studenten en 1 MER student (waaronder 4 afstudeerstudenten) een businessplan geschreven. Na het maken van het businessplan is gestart met een pilot op een basisschool. Door middel van klassikale en individuele lessen en gesprekken, krijgen de kinderen niet alleen meer kennis op verschillend gebied, maar wordt hen ook een individueel programma aangeboden, wat ze ter plekke (deels) uitvoeren.
In september 2009 is de pilot geëvalueerd. De eerste proefbevindingen zijn daar waar nodig bijgesteld. Zonder publiciteit van onze kant hebben 3 scholen spontaan gevraagd om het programma te mogen draaien. Inmiddels vinden gesprekken plaats met de afdeling Jeugdgezondheidszorg van de Gemeente, om het project over de stad uit te breiden in het kader van het programma “gezond gezind”. De verzekeraar CZ heeft aangegeven te willen financieren.
H 4. Voortgang van de werkzaamheden
Is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van: - de betekenis voor onderwijs en scholing? - kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein? - valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij? De betekenis voor onderwijs en scholing. De zes beschreven activiteiten op het gebied van onderwijs hebben voor een deel de basis gelegd en moeten voor een deel die basis nog gaan leggen voor innovatie van het onderwijs binnen De Haagse Hogeschool. Daarbij kan worden gedacht aan het beïnvloeden of veranderen van bestaande onderwijsmodules, maar ook denken wij -met de minor, master en het leefstijlcentrum in gedachten- aan het introduceren van een ander paradigma, zoals terug te vinden in de uitleg over de missie. Hoewel er een groot aantal samenwerkingsverbanden is tussen het lectoraat en verschillende academies en opleidingen, blijkt de betekenis van het lectoraat voor structurele vernieuwing in het onderwijs vooralsnog beperkt. Incidenteel wordt veel van het lectoraat gebruik gemaakt (gastlessen, colleges, begeleiding van studenten, rollenspelen) maar structureel (nog) niet. Hoewel docenten graag in de kenniskring deelnemen, blijkt het effect daarvan op het onderwijs niet groot. Door binnen de minor en bij de initiatieven op het gebied van de Gezonde School en het leefstijlcentrum studenten expliciet onderzoek te laten verrichten, tracht het lectoraat mee te werken aan het creëren van een onderzoeksklimaat op de hogeschool. Ook organiseren wij informele activiteiten, bijvoorbeeld de structurele brainstormsessies met de Academie Gezondheid, waardoor wij hopen bij te dragen aan meer verankering van het lectoraat binnen de Academies. De kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein. Sommige kenniskringleden wisten vrijwel niets van het onderwerp van het lectoraat, en hebben zich bekwaamd in de inhoudelijke basiskennis daarvan. Daarnaast krijgen kenniskringleden ook een autonome verantwoordelijkheid voor projecten en/of activiteiten, gericht op jongeren. Sommige kenniskringleden hebben daardoor nieuwe competenties ontwikkeld. Dit geldt m.n. op het gebied van onderzoeksvaardigheden. Het onderwijsdomein zelf levert het lectoraat en de regio mondjesmaat meer kennis op over de scheiding tussen kaf en koren van interventies (onderzoek Gezond Gezind, Onderzoek CIAO, Onderzoek Intervention Mapping). Daarnaast wordt meer kennis verkregen over “social marketing en gerichte benadering” van de doelgroepen (onderzoek leefstijlbeleving jongeren, onderzoek rolmodellen, project de Gezonde School). Ook wordt meer kennis verkregen over het vormen van strategische en lokale allianties, en op welke wijze gezamenlijk en niet meer monodisciplinair ge- en behandeld kan worden. De meerderheid van onze (maatschappelijke) partners is eensgezind: het uiteindelijke doel -de paradigmashift- vraagt meer dan alleen dit. De kennisontwikkeling op het gebied van succesvolle en duurzame implementatie, interventiestudies met een lange termijn follow-up, gezinsinterventies waarbij de ouders intensief worden betrokken en interventies die speciaal ontwikkeld zijn voor kinderen van ouders met een lage SES is vooralsnog matig tot slecht. Ruim twee jaar zaaien levert (nog) geen grote oogst op, maar wij zijn er van overtuigd dat het fundament staat om op deze wijze onze missie te volbrengen. Valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij. In het algemeen is desondanks de valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij wel gaande. Voor het eerst sinds de problemen op het gebied van overgewicht werden beschreven in
Nederland -nu zo‟n 20 jaar geleden- lijken de neuzen van beleidsmakers, onderzoekers, (lokale) private en publieke partners, onderwijs en samenleving één kant op te wijzen. Het lectoraat participeert in deze ontwikkeling waar zij kan. Dat doet zij naast haar onderzoeksen onderwijsportfolio met tal van activiteiten, die zij dan ook expliciet in het kader van haar missie tot haar “producten” rekent.
Hieronder wordt een niet limitatieve opsomming gegeven van die “producten” die de afgelopen twee jaar zijn vervaardigd en die in de ogen van het lectoraat representatief zijn voor de missie en de werkwijze en relevant om een deel van de evaluatievragen mede te kunnen beantwoorden. 1. De publieke media Van meet af aan heeft het lectoraat zich ten doel gesteld een rol te spelen in het vermaatschappelijken van de in haar opdracht verwoorde taken. Naar onze mening werd er (te) veel in kleine kring van steeds opnieuw dezelfde wetenschappers en beleidsmakers geprobeerd het onderwerp hoger op de maatschappelijke agenda te krijgen. Lijvige nationale rapporten met vaak onrustbarende cijfers krijgen niet of nauwelijks de aandacht die ze wel verdienen. Die aandacht genereren is voor ons geen doel op zich, maar een goed middel om het welslagen van onze missie meer kans te geven: het gaat er om maatschappelijk relevante boodschappen en kennis in brede kring te verspreiden en te verbeelden. Bewust beperken wij ons niet tot de “high brow media”, maar laten wij onze stem ook horen in media die een beter bereik heeft bij de doelgroep, de lagere sociaal economische klasse en de jongeren. Er zit een kloof tussen wetenschap, politiek en praktijk. Wij denken dat er een merkwaardig gebrek is aan verbinding tussen wat we weten -welke interventies werken- en wat we in de praktijk doen. Wij verwachten dat met betrekking tot overgewicht meer kennis kan worden verspreid, bewustzijn en motivatie kunnen worden versterkt, “waarom” en “hoe dan” vragen kunnen worden uitgelokt en uiteindelijk gedragsveranderingen kunnen worden gestimuleerd via (nieuwe) media: de verbeelding van het probleem moet aan de macht komen. Agenderen “as usual” is met betrekking tot de opdracht van het lectoraat anno 2010 onvoldoende.
Radio. Lector is deelnemer geweest aan vele paneldiscussies en uitzendingen. In de bijlage zijn enkele voorbeelden opgenomen. Televisie. Lector is deelnemer geweest aan diverse praatprogramma’s. In de bijlage zijn enkele voorbeelden opgenomen. Schrijvende pers. Zowel in de lokale als landelijke pers diverse interviews, quotes, citaten, meningen. In de bijlage zijn enkele voorbeelden opgenomen. Internet. Het lectoraat heeft in 2007 activiteiten ondernomen om -los van de internetsite van De Haagse Hogeschool- een interactieve website voor jongeren te bouwen, met daarop up-to-date de “vertaling” van wetenschappelijk nieuws op een “geen stijl”-achtige wijze gepresenteerd. Door tijdgebrek is het project na drie maanden stopgezet. Posters. Op verzoek van het lectoraat hebben studenten en jongeren, onder verantwoordelijkheid van een styliste en een fotograaf posters en een fotoreportage gemaakt, die bij de intreerede van de lector
gepresenteerd is en nu dienst doet als achtergrond bij lezingen en ook door derden gebruikt wordt ter verbeelding van het probleem van overgewicht. Film. Op verzoek van het lectoraat hebben studenten, onder verantwoordelijkheid van een kenniskringlid (F.Schel) drie korte films gemaakt, die bij de intreerede van de lector gepresenteerd zijn en nu gebruikt worden bij presentaties en/of voor onderwijsdoeleinden. Eén van de films is een weergave van een gezondheidsonderzoek onder studenten, uitgevoerd door 9 studenten van de Opleiding van Voeding en Diëtetiek, op 8 februari 2008. 2. Symposia. Begin 2009 heeft het lectoraat besloten de organisatie op zich te nemen van een jaarlijks terugkerend evenement: de uitreiking van de Haagse Lifestyle Award. De Award wordt uitgereikt voor initiatieven die gericht zijn op leefstijlverandering bij jongeren van 0 tot 24 jaar. Het initiatief moet een (liefst kleinschalige) interventie zijn, maar wel gekoppeld aan onderzoek naar de genoemde RE-AIM. Dat is de uitsluitende voorwaarde voor mededinging. Ook interventies die niet het gewenste resultaat leveren komen in aanmerking voor de Lifestyle Award. Het is immers net zo belangrijk om te weten wat niet werkt als wat wel werkt In samenwerking met de dienst Communicatie & Marketing is deze uitreiking georganiseerd, tijdens de onderzoeksdagen in mei 2009. Er waren in het eerste jaar dertien inzendingen. Drie daarvan zijn genomineerd en gepresenteerd op die dag, waar ook de kenniskringleden hun projecten hebben gepresenteerd. De belangstelling van buiten was goed, de belangstelling van studenten en docenten van de hogeschool (waarvoor m.n. de onderzoeksweek bedoeld was) was nihil. Dit jaar organiseren wij het evenement opnieuw. In 2007 zijn het lectoraat en De Haagse Hogeschool gastheer geweest van het jaarlijkse Nationale Congres van het Convenant Overgewicht. Het lectoraat heeft hier een actieve rol in gespeeld, door middel van een voordracht. In 2008 door middel van een workshop. 3. Publicaties. In de bijlage is een overzicht te vinden van de publicaties van het lectoraat. 4. Lezingen, presentaties. De lector en een enkel kenniskringlid hebben een groot aantal lezingen gegeven, zowel binnen als buiten De Haagse Hogeschool. In de bijlage is een overzicht te vinden. 5. Colleges. Bij diverse opleidingen van De Haagse Hogeschool zijn door de lector gastcolleges gegeven. Het betreft de opleidingen Bewegingstechnologie, Voeding & Diëtetiek, HALO, PABO en Sportmanagement. 6. Studentenbegeleiding. Voor het project ontwikkelen van communicatiestrategieën van de opleiding Communicatie zijn ieder jaar opdrachten van derdejaarsstudenten begeleid en beoordeeld betreffende de complexe problematiek rondom het bereiken van doelgroepen inzake overgewicht. Studenten hebben onder supervisie van een lid van de kenniskring een afstudeerscriptie geschreven. Het betreft vier studenten van bewegingstechnologie, communicatie, gezondheid en SPH. 7. Diversen.
De lector is referent voor subsidieaanvragen die steden doen in het kader van het subsidieprogramma “gezonde slagkracht” van ZonMw, een grootschalig programma dat steden ondersteunt bij het implementeren van interventies op het terrein van preventie.
De lector zit in de begeleidingsgroep van JOGG (Jongeren op Gezond Gewicht): een initiatief dat over 5 jaar in 75 steden moet zijn gerealiseerd. Dit is de opvolger van het Convenant Overgewicht.
Met de opleiding Voeding & Diëtetiek is een structurele brainstorm- en afstemmingsbijeenkomst gerealiseerd, waar ideeën voor onderzoek en onderwijs worden gewisseld en de mogelijkheden worden verkend studenten in te zetten voor onderzoek van het lectoraat. Inmiddels schuiven ook docenten aan van de opleidingen PABO en Sociale Professies. De lector is naast arts ook directeur van de Jeugdfabriek, een organisatie die zich bezig houdt met jeugdzorg en jeugdbeleid.
H 5. Inbedding lectoraat Zijn de interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties daarbij voldoende relevant, intensief en duurzaam? 5.1 Structuur Centrum voor lectoraten en onderzoek De lectoraten zijn centraal in de hogeschool gepositioneerd in het Centrum voor Lectoraten en Onderzoek en niet ondergebracht bij de academies. Meerdere redenen liggen aan deze keuze ten grondslag. Lectoraten hebben de opdracht te bevorderen dat de hogescholen, méér dan in het verleden, deel gaan uitmaken van de lokale en regionale kennisinfrastructuur. De Haagse Hogeschool heeft in haar ontwikkelingsplan (HOP 6) deze ambitie ook uitgesproken. Door het doen van onderzoek slaan lectoraten bruggen tussen de “buitenwereld” in de stad en de regio en de “binnenwereld” van het reguliere onderwijs. Vanuit deze gedachten heeft de hogeschool van meet af aan ingezet op lectoraten die multidisciplinair zijn, over de grenzen van opleidingen en domeinen heen reiken en georiënteerd zijn op belangrijke ontwikkelingen en daarbij behorende vraagstukken in maatschappij en beroepspraktijk. Lectoren voeren hun onderzoek uit samen met kenniskringleden. Door de multidisciplinariteit van de onderzoeksvragen bestaan de kenniskringen uit docenten uit verschillende opleidingen. Kenniskringleden ervaren dat als een grote toegevoegde waarde. Daarnaast participeren ook studenten in onderzoeken van de lectoraten, waardoor zij de kans krijgen om met de breedte van de beroepspraktijk kennis te maken. Elk lectoraat bestaat uit een lector, kenniskringleden (docentonderzoekers) en mogelijk ook (externe) onderzoekers en promovendi. De lectoraten hebben een meerledige opdracht, waarbij onderzoek de kerntaak is. Door het doen van onderzoek leveren de lectoraten een bijdrage aan de vernieuwing en de versterking van de kwaliteit van het onderwijs, de professionalisering van onze medewerkers en aan de versterking en bevordering van de kenniscirculatie met de omgeving, d.w.z. aan de versterking van de beroepspraktijk. Lectoraten worden, vooralsnog, ingesteld voor de duur van vier jaar. Na vier jaar vindt besluitvorming plaats over de continuering van het lectoraat. De algemeen directeur van het Centrum en de lector stellen bij de start van een jaarcyclus het jaarplan vast. Vervolgens wordt halfjaarlijks een gesprek gevoerd over de voortgang, wat kan leiden tot aanpassing en bijstelling van de activiteiten. De balans aan het eind van de cyclus wordt opgevat als de startsituatie van de nieuwe cyclus. De secretariële ondersteuning wordt geboden door het secretariaat van het Centrum. De administratieve ondersteuning van het lectoraat wordt verzorgd door de diensten van de hogeschool. Twee tot drie maal per jaar is er overleg tussen lectoren, directeur van het Centrum en voorzitter van het College van Bestuur over ontwikkelingen en strategieën van onderzoek.
5.2 Relaties van het lectoraat Het moge duidelijk zijn dat het lectoraat meent dat onderzoek alleen niet toereikend is om de door het lectoraat beschreven missie vorm te geven. In feite gaat het om kennis verwerven hoe duurzame implementatie van verworven kennis en inzicht in de praktijk kan worden verankerd. Daar ligt de uitdaging van het lectoraat. Het is moeilijk om met evaluatieonderzoek aan te tonen dat iets werkt of niet werkt, gezien het feit dat het om interventies gaat waar veel variabelen mede van invloed kunnen zijn op de resultaten. Nog lastiger blijkt het te zijn om de verworven kennis duurzaam te implementeren, zowel op lokaal-, strategisch- als onderwijsniveau. Transformatie van de beroepspraktijk vereist andere dan alleen onderzoekscompetenties. De activiteiten van het lectoraat op dit terrein vereisen op die punten strategische vaardigheden die zowel binnen De Haagse Hogeschool als in de beroepspraktijk (nog) niet aanwezig zijn: noch bij opleidingen, noch bij instellingen. Die proberen we te ontwikkelen. Waar vele partners werken rondom dit maatschappelijke probleem, blijken bijna evenzoveel geen of weinig notie te hebben van wat “de ander doet”. Dat vinden wij ernstig: het zorgt ook voor veel uitval van jongeren die aan programma‟s beginnen. Wij brengen partners samen, leggen verbindingen tussen competenties en brengen mogelijkheden en onmogelijkheden om samen te werken in kaart. Dat is een langdurig proces. Alles staat of valt met het opbouwen van duurzame relaties met zo veel mogelijk participerende partijen: daar hebben wij veel tijd ingestoken met het overheersende gevoel dat de kosten hier voor de baten uitgaan. Overzicht structurele relaties met partners binnen De Haagse Hogeschool: Het lectoraat Innovatief Bewegen (T. Jongert, project lekker fit GGD) Het lectoraat Informatie, Techniek & Samenleving(D. Rijken, onderzoek 8) Het lectoraat Filosofie en Beroepspraktijk (M. Huyer, onderzoek 9) HALO PABO Academie Master & Professional Courses (accreditatie Master) Dienst Communicatie & Marketing (onderzoek 4) Facilitair Bedrijf (de Gezonde School) Academie voor Gezondheid (klankbordgroep en uitwisseling onderzoek, Health Point, De Gezonde School) Academie voor Sportstudies (Leefstijlcentrum) Academie Technology, Management & Design (film, posters) Opleiding voor Communicatie en Mediadesign (Intreerede, verbeelding opdracht, studentenbegeleiding) Overzicht structurele en incidentele relaties/projecten met lokale maatschappelijke partners: De partners van het convenant Den Haag ( zie boven) GGD Den Haag JGZ Den Haag OBS Maria Montessorischool OBS de Zonnebloem Algemene Hindoeschool OBS De Klimop OBS Gelderlandschool OBS De Zuidwal College van B en W in Den Haag PsyQ McRoberts BV De Haagse Jongerenambassadeurs FunX (jongerenradiozender)
Mondriaan Kindercentrum Runners Sprinters Sassenheim Spetters Waddinxveen Kanjers Lisse
Overzicht structurele relaties/projecten met nationale maatschappelijke partners: Het Convenant Overgewicht Het Ministerie van VWS Het Ministerie van OCW Partnership Overgewicht Nederland Kenniscentrum overgewicht VU-Amsterdam TNO Leids Universitair Medisch Centrum Het voedingcentrum KNGF NIGZ Overzicht van incidentele relaties/projecten met nationale maatschappelijke partners: Universiteit Maastricht GGD Rotterdam GGD IJsselland. De Nationale Denktank RIVM De Nederlandse Hartstichting NOC/NSF NISB Consumentenbond FNLI Nederlandse Vereniging van diëtisten ZonMw
H 6. Overzicht personele samenstelling en financiële middelen afgelopen 3 jaar
Is de inzet van mensen en middelen daarbij (bij het borgen van de missie en onderzoeksprofiel) toereikend in kwalitatief en kwantitatief opzicht? 6.1 De omvang van de eenheid in termen van mensen De kwaliteit van de onderzoekers uitgedrukt in opleiding, graad, ervaring, nevenactiviteiten zijn te vinden in de CV’s. Opleiding/ Afdeling
Ingangsdatum
Einddatum
Omvang (fte)
TMD/BT
1-jan-08
1-jan-10
0,2
Mascha Westgeest
C&M
1-sep-08
1-sep-10
0,2
Jan Geerts
C&M
1-sep-08
1-sep-10
0,2
Cuny de Nie
MHR
1-sep-08 1-aug-09
1-aug-09 1-aug-11
0,1 0,2
Anja Berkelaar
M&C
1-sep-09
1-mrt-10
0,2
Marcin Sklad
Extern
1-jan-09
31-dec-09
0,1
Bianca Scheer -van Hooff
PABO
1-nov-09
1-nov-10
0,2
Gitta Kloek
Sport
1-sep-09
1-sep-11
0,2
Lotte Schaap
GZ
1-feb-10
1-mei-11
0,2
John Deelen
FB
1-aug-07 1-mei-08
1-mei-07 1-aug-09
0,2 0,4
Wim Wieringa
Pabo
1-aug-07
1-aug-09
0,2
Jora Wolfgram
Sportstudies
1-sep-07
1-sep-09
0,2
GZH/V&D
1-aug-07
1-aug-09
0,2
Schel, Frank
Extern
15-dec-07
1-apr-08
0,6
Kees de Jong
ICTM
1-aug-07
19-sep-09
0,2
GZH/V&D
15-nov-07
1-mei-08
0,2
Sport
1-sep-07
1-jan-08
0,2
Naam Herre Faber
Gwendell Foendoe Aubel
Wijhe-van Zadelhoff, Wieteke van Bierlee, John
6.2 De omvang van de eenheid in termen van (financiële) middelen Aanstellingsdatum lector: 15 mei 2007 Verslagperiode: 1-1-2007 t/m 31-12-2008 Bedragen in €. Financieel overzicht
2007
2008
totalen
Kosten lectoraat Kosten kenniskring Materiële kosten Totale kosten
46.615 43.649 11.345 101.608
72.205 128.100 29.110 229.415
118.820 171.749 40.455 331.023
Baten SKO/Rijksbijdrage Diverse baten Bijdrage HHS Totale baten
158.823 500 13.500 172.823
168.000 6.260 9.100 183.360
326.823 6.760 22.600 356.183
Balanssaldo
71.215
-46.055
25.160
H 7. Slotanalyse van de lector
Sterktes ST-1. Multidisciplinair De plaats van lectoraten binnen De Haagse Hogeschool, die niet gekoppeld zijn aan een academie, geeft ons veel kansen om delen van onze missie waar te maken. Die ruimte hadden wij ergens anders niet gekregen. In de kenniskring hebben wij ons niet beperkt tot docenten van academies, maar ook ruimte gegeven aan een personeelslid van het Facilitair Bedrijf en twee personeelsleden van de dienst Communicatie & Marketing. Dat deze mogelijkheid ons door het Centrum voor Lectoraten en Onderzoek geboden wordt maakt het makkelijker om onderwerpen als onderzoek naar social marketing en projecten als De Gezonde School handen en voeten te geven. Wij zijn er trots op dat onze minor studenten trekt van liefst twaalf verschillende opleidingen. ST-2. Kenniscirculatie en awareness Van de vier kerntaken van het lectoraat, die wij bij de start van het lectoraat nader hebben geformuleerd, is het laten circuleren van kennis en het realiseren van meer “awareness” tot op heden het beste gelukt. Dat betaalt zich ook uit: in de Haagse Regio is meer kennis en awareness aanwezig dat een integrale benadering beter werkt. Het lectoraat speelt daar een stimulerende rol in. Ook in het maatschappelijke debat is het lectoraat meer dan gemiddeld aanwezig. ST-3. Leidinggevend Het realiseren van een sterke en gezaghebbende netwerkstructuur in de regio op het gebied van het bestrijden van overgewicht bij jongeren, zowel op lokaal als op strategisch als op bestuurlijk niveau, is uiteindelijk goed gelukt. Dit uit zich in het (mede) leiding gegeven aan de uitvoering en het onderzoek van het programma ter zake in de Haagse Krachtwijken, samen met de afdeling epidemiologie van de GGD. ST-4. Interne duurzaamheid Het feit dat alle kenniskringleden, die (bij voorkeur van De Haagse Hogeschool) de kenniskring na twee jaar verlaten, op één of andere wijze structureel en om niet betrokken blijven bij de activiteiten van het lectoraat duidt op een verregaand commitment met het lectoraat en het maatschappelijk thema. Dat enthousiasmeert niet alleen de lector, maar ook studenten en externe partners. ST-5. Onderwijslijn De gekozen lijn m.b.t. het onderwijs blijkt een goede keuze. De trias multidisciplinaire benadering, ontwerpen en uitvoeren van onderzoek en projecten en het aanleren van coachingscompetenties genereert enthousiasme in de beroepspraktijk en bij studenten.
Zwaktes ZW-1. Institutionele vertraging In de eerste periode van het lectoraat blijkt dat veranderingen langzaam gaan, en dat twee en een half jaar eigenlijk te weinig tijd biedt voor strategische en structurele noodzakelijk geachte veranderingen. De hogeschool heeft -gezien de geringe interne aandacht voor de in 2009 georganiseerde onderzoeksweek- nog geen onderzoekscultuur. Strategisch opereren helpt soms. Dan moet wel op de koop toe worden genomen dat vertragingen in het bereiken van de doelen worden geaccepteerd. Een voorbeeld: tussen het aanbieden van de haalbaarheidsstudie naar de Master leefstijlcoach en de behandeling in het College van Bestuur ligt zonder dat het lectoraat daar wezenlijke invloed op heeft een jaar. Het lectoraat acht zich verantwoordelijk, ook zonder directe bevoegdheid, om belemmeringen in deze te helpen opruimen en heeft constructieve voorstellen gedaan dit proces vlot te trekken. ZW-2. Calimero-effect Het aantrekken van betrokken docenten is een stimulerende uitdaging, maar feit blijft dat met een 0,2 aanstelling (wat de meeste kenniskringleden hebben) kwantitatief gezien de lat niet hoog kan worden gelegd. De facto heeft een kenniskringlid hooguit 320 uren per jaar om aan lectoraatsactiviteiten te besteden. Dat raakt ook aan de eisen en de kwaliteit van het te verrichten onderzoek. Onderzoek laat zich niet altijd inplannen op de “lectoraatswerkdag” en komt al snel in de knoop met docentverplichtingen. Met maar 1 dag per week start de “lectoraatswerkdag” vaak met de vraag: waar was ik vorige week ook al weer gebleven? Door dit gebrek aan continuïteit kan de kwaliteit van het te verrichten onderzoek verminderen. Het lectoraat beschouwt dit als een zeer serieus aandachtspunt. Zij laat Kenniskringleden nu meer geclusterd onderzoek doen, zoals bij het project Gezond Gezind. ZW-3. Professionaliseringsparadox
Het “aan het werk houden” van sommige kenniskringleden eist specifieke aandacht en aanpak. Daarnaast blijft de kwaliteit van docenten soms achter bij wat in projecten vaak nodig is. Het is op dat soort momenten zoeken naar een balans tussen het professionaliseren van docenten en het leveren van resultaten. ZW-4. Ervaren gebrek aan capaciteit Met de vakgroep van de faculteit Gezondheid van de Vrije Universiteit Amsterdam, die zich richt op hetzelfde onderwerp als het lectoraat, is een dag georganiseerd om te kijken waar wij elkaar konden versterken. Los van de goede afspraken die daar gemaakt zijn, hebben de betrokken hoogleraar en de lector moeten concluderen dat alleen al in kwantitatief opzicht er immense verschillen zijn in onderzoeks- en onderwijscapaciteit. Dat is geen nieuws, maar frustreert soms wel. De meeste onderzoekers aan de VU zijn fulltime met onderzoek bezig. E.e.a. brengt ons tot de conclusie dat -wil De Haagse Hogeschool haar ambitie om kenniscentrum van de regio te worden op dit metier daadwerkelijk “body” geven- er hetzij meer onderzoekscapaciteit moet worden vrijgemaakt of ingekocht, hetzij veel meer strategische allianties met onderzoeksinstituten moeten worden gesloten. Dat laatste heeft het lectoraat met haar deelname in CIAO nu gerealiseerd. ZW-5. Onderzoekstekort
Van onze vier kerntaken is onderzoek doen het minst pregnant ontwikkeld. Dat baart aan de ene kant zorgen (zie ZW-4), maar aan de andere kant geloven wij dat de gekozen fasering van kerntaken (professionalisering, kenniscirculatie, onderwijs, onderzoek) een steviger basis voor gestart en toekomstig onderzoek heeft gelegd. Prioriteiten PR-1. Opdrachtgevers Om de verbinding tussen lectoraat en academies te versterken heeft het lectoraat de ambitie om meer te gaan werken met academies als “opdrachtgevers”. Nu zowel formeel als informeel beide partijen elkaar beter hebben leren kennen, zijn de verwachtingen positief, m.n. met betrekking tot de Academie Gezondheid, Sociale Professies en Sportstudies. PR-2. Capaciteit Het lectoraat wil voor het jaar 2010 meer extern geld werven, zodat de capaciteit van de onderzoeksgroep kan worden uitgebreid. Een toezegging van de “Ronde Tafel Den Haag” voor het onderzoek binnen het leefstijlcentrumproject is binnen. Voor de onderzoeksactiviteiten van het project Gezond Gezind is overeenstemming over de inzet en financiering met de Gemeente Den Haag. Op deze wijze kunnen naar verwachting op korte termijn vier kenniskringleden extra worden aangesteld. PR-3. Studenten Het enthousiasmeren en werven van studenten voor het doen van onderzoek heeft hoge prioriteit. De kenniskring heeft hierin met meer dan 70 studenten ervaring opgedaan en wil met behulp van enkele academies een werkwijze uitwerken op welke wijze studenten meer te motiveren aan onderzoek en projecten deel te nemen. PR-4. Onderzoeksvaardigheden Om de onderzoeksvaardigheden van docenten op peil te brengen, zal meer geïnvesteerd moeten worden in ondersteuning om dat te bewerkstelligen (cursus, master, opleiding). De lector begeleidt waar nodig en nuttig, maar de eerder genoemde professionaliseringsparadox begrenst ook weer de mogelijkheden in deze.
Concluderend zelfoordeel lector. Het mag duidelijk zijn dat het lectoraat middenin de discussie staat over de plaats van onderzoek binnen het HBO. De gehanteerde werkwijze van het lectoraat staat in het teken van het initiëren van een ander maatschappelijk paradigma. Wij hebben ons zelf daar voor een moeilijke opgave gesteld: het vergt aandacht voor het “wat” (onderzoek om interventies wetenschappelijk te onderbouwen) maar nog veel meer aandacht voor het “hoe” (commitment, publiekprivate samenwerking en social marketing vormgeven en onderzoeken op welke wijze allianties hun meerwaarde kunnen uitnutten voor een transformatie van de beroepspraktijk). In de praktijk blijken activiteiten die daarop gericht zijn hun vruchten af te werpen, maar het gaat mij te langzaam.
Ondanks dat het werk van het lectoraat niet volgens klassieke patronen verloopt, is het in lijn met datgene wat in de onderzoeksnotitie van De Haagse Hogeschool en in de missie van de Haagse Hogeschool is verwoord.
BIJLAGE bij H 4. Voortgang van de werkzaamheden Radio.
Radiouitzending Stand.nl, 23 november 2009
Radiouitzending Dit is de dag van Radio 1 (18 september 2008: interview met Rob Oudkerk begint bij 3.25 minuten)
Radiouitzendingen RTV West 2007, 2008
Televisie.
TV-optreden Pauw en Witteman, 23 november 2009
TV-optreden Pauw en Witteman, 22 maart 2007
Schrijvende pers.
Ingezonden brief, Volkskrant, zaterdag 23-1-2010 (H. Faber, http://portal.hhs.nl/xmsp/xms_itm_p.download_file?p_itm_id=44625)
Gezondheid jongeren - Lagere levensverwachting dan hun ouders, AD 9 juli 2009
'Overgewicht is een zwaar probleem', De Stem 8 september 2009
'Rubenshoek betrekt ook oma's bij afvallen kleinkind', AD 29 mei 2009
Gezond eten zit wel in ons hoofd, maar we doen het niet. Atrium nr 285, maart 2009
'Rob Oudkerk loopt stukje CPC', AD 20 februari 2009
Alle neuzen richting gezonder kant-en-klaar', Voedingsmiddelentechnologie, 28 november 2008
'Politiek imago', Voedingsmiddelentechnologie, 14 november 2008
'Kennelijk moet iemand zich eerst doodeten' AD 16 september 2008
'Rob Oudkerk: we eten vaak gedachteloos', Dagblad van het Noorden 7 maart 2008
'Hele dag denkt jeugd aan eten', Parool, 6 maart 2008
'Maatregelen - Kooklessen, film en website', AD 5 maart 2008
'De samenleving maakt kinderen dik', AD 4 maart 2008
'Rob Oudkerk rekent voor: 1,6 miljard te dikke mensen', AD 18 december 2007
'De meeste kilo's moeten er nog af', Forum 15 november 2007
'Ali B tegen dikke Nederlanders en Sonja Bakker', NRC Handelsblad 7 november 2007
'De visie van', Nederlands Tijdschrift voor Voeding en Diëtetiek, 30 juni 2007
Interview Rob Oudkerk, lector leefstijl. Posthoorn, 22 juni 2007
'Kinderen vetmesten, dat is mishandeling', interview AD 2 juni 2007
'Ook de overheid kan de dikte niet stoppen', NRC Handelsblad 1 juni 2007
'Vraagtekens bij benoeming Oudkerk', Telegraaf 8 mei 2007
Publicaties. Oudkerk R. Wolfgram J.Boekrecensie: The 7 deadly sins of Obesity. How the modern world is making us fat. Jane Dixon en Dorothy H. Broom (red.) Gepubliceerd in Huisarts en Wetenschap, jaargang 2007, nr 13. Oudkerk R. Boekrecensie: De obesogene samenleving, Maatschappelijke perspectieven op overgewicht door Hans Dagevos, Geert Munnichs (red.) Gepubliceerd in Huisarts en Wetenschap, jaargang 2007, nr 13. Oudkerk. R (2009) “Tijd brengt raad”, Health Management Forum). Erfelijkheid en omgeving van chronische ziekten, .(2009-3, bld 30-31. Faber. H. (2008) “Heeft bewegen zin?” Artikel in Versus, tijdschrift voor Fysiotherapie (vol 26 nr 4: bld 147-158). Faber H. (2009) Overgewicht, slaap en evolutie. Versus, tijdschrift voor fysiotherapie. Vol 27, juni, pag. 21-29. Oudkerk. R (2008) 365 Dwaze Dolle Dagen, 5 maart 2008. Intreerede De Haagse Hogeschool. Faber. H (2008) Spiervezels voor het echte werk. Versus, tijdschrift voor fysiotherapie, vol 26, no 1: 622. Faber.H (2009) Cathing fly balls: a simulation study of the chapman strategy, Human Movement Science, vol 28, no 2: 236-249. Foendoe Aubel, G. Faber, H. Wieringa W.K., Oudkerk, R. Gezondheidsbeleving bij kinderen met betrekking tot overgewicht. Nederlands Tijdschrift voor Voeding & Diëtetiek (goedgekeurd in peerview; wordt gepubliceerd). Wieringa. W Oudkerk.R . Minor Leefstijlcoach, publicatie over de minor leefstijlcoach, interne HHSpublicatie.
Lezingen, presentaties.
Kwaliteitsconferentie “onder lectoren”. RGF Fysiotherapeuten ZuidWest Nederland: Keynotespeech over leefstijlverandering bij jongeren “verandering doet leven”.
10 december 2009
Symposium NICIS Rotterdam Lezing “aanval op de uitval”: over institutionele belangen op het gebied van leefstijlverandering.
10 december 2009
Lezing Aanpak Overgewicht bij jongeren Gem. Den Haag, GGD.
3 december 2009
Deelname workshops Congres EPODE, Brussel.
3 december 2009
Panellid Congres Voedingscentrum "Gezond eten moet gezonder", Arnhem.
17 november 2009
Lezing RGF, Regionale Vereniging van Fysiotherapeuten.
14 oktober 2009
Lezing in het kader van de aanpak van overgewicht in de
6 oktober 2009
35
Haagse Krachtwijken, GGD, Den Haag. Expert legitimeringbijeenkomst HBO vak gezondheidszorg, Utrecht. Deelname aan studieconferentie EPODE, Parijs.
2 juli 2009
29 en 30 mei 2009
Inleiding Congres Lifestyle Award.
27 mei 2009
Inleiding Masterclass Overgewicht, Hogeschool van Amsterdam.
25 mei 2009
Presentatie bij ZonMw, tezamen met de Gemeente Den Haag, over de aanpak van overgewicht in Den Haag.
14 mei 2009
Deelname congres Nationale Denktank inzake bestrijden overgewicht jeugd, Amsterdam.
20 april 2009
Inleiding Congres Preventie, De Haagse Hogeschool.
30 maart 2009
Regionale Dagen Jonge Kind, Congres Den Haag, Keynotespeaker.
27 maart 2009
Regionale Dagen Jonge Kind, Congres Den Haag, Keynotespeaker.
26 maart 2009
Regionale Dagen Jonge Kind, Congres Den Haag, Keynotespeaker.
13 maart 2009
Regionale Dagen Jonge Kind, Congres Den Haag, Keynotespeaker.
12 maart 2009
Gastcollege Studievereniging Ismus, Eindhoven.
3 maart 2009
Openingslezing Internationaal symposium Obesitas, vakgroep psychologie, Vrije Universiteit Amsterdam.
13 februari 2009
Keynotespeech Leefstijl bij Kinderen, Congres RGF, Maassluis.
20 januari 2009
Jurylid “de gezonde schoolkantine”, Voedingscentrum.
december 2008
Deelname expertmeeting inzake inrichting Sportquadrant Zuiderpark, Den Haag.
30 november 2008
Jaarcongres Voedingscentrum 2008, “Kant en klaarmaaltijden”, Waalwijk, inleider en dagvoorzitter.
29 november 2008
Lezing “De gezonde schoolkantine”, Eindhoven, Congres Voedingscentrum.
19 november 2009
Amsterdam, Strategies to tackle obesity, IASO - INternational Obesity TaskForce, dagvoorzitter en inleider.
17 november 2009
Lezing “De gezonde schoolkantine”, Zwolle, Congres
11 november 2009
36
Voedingscentrum. Deelname conferentie Tachling Obesity, Londen.
Inleiding t.b.v. projectgroep Convenant Overgewicht, Den Haag. Deelname expertmeeting ZonMw inzake prioriteiten onderzoek naar best practises behandeling overgewicht, Amersfoort. Intreerede “365 Dolle Dwaze Dagen”. Lezing Invitational Conference: Het gebruik van de Mandometer in Nederland, Amsterdam.
23-25 september 2008 4 september 2008
2 april 2008
5 maart 2008 21 januari 2008
Voorzitter en inleiding congres richtlijnen overgewicht, CBO.
7 december 2007
Onderwijsdag De Haagse Hogeschool, Lezing Talentontwikkeling.
8 november 2007
Inleiding Nationale Balanstop, Convenant Overgewicht, HHS.
6 november 2007
Lezing JSO, Inleiding symposium Eten en Bewegen. Deelname expertmeeting te Bristol, inzake mandometer.
11 oktober 2007 8 oktober 2007
Presentaties H. Faber: Kids Cluster (vereniging van bedrijven die zich op de markt voor kinderen richten). School voor Manuele Therapie. Onderzoeksweek De Haagse Hogeschool: Is overgewicht je eigen schuld? Onderzoeksdag Academie voor Gezondheid, De HHS: Kwantitatieve Data Analyse.
37
Bijlage 2 Programma evaluatiebezoek Evaluatie Leefstijlverandering bij Jongeren – 8 maart 2010 Gespreksruimte:
Slinger 1.53
9.00 uur
Commissie arriveert
9.30 uur
Intern beraad commissie
10.00 uur
Rob Oudkerk
11.30 uur
Extern netwerk: Martijntje Bakker Guido van Alphen Marie Pauline Luger Margret Ploum
12.15 uur
Lunch
13.00 uur
Kenniskring: Herre Faber Mascha Westgeest Jan Geerts Cuny de Nie Anja Berkelaar Bianca Scheer -van Hooff Gitte Kloek Lot Schaap
14.00 uur
Intern netwerk: Dick Rijken Tinus Jongert John van den Berg Annelies van Rosmalen
14.45 uur
Studenten en docenten: Stephanie Kappel (student) Stefan Janssen (student) Renko van het Hout (student) Pauline van Schie Lotte Nap Jenny Verbeek
15.15 – 15.45 uur
Gesprek directie- Ineke van der Meule en Rob Brons
16.45 uur
38
Terugkoppeling
17.30 uur
39
Afsluiting