Externe evaluatie van het lectoraat
Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht NHL Hogeschool
visitatiedatum: 11 december 2014
INHOUDSOPGAVE Samenvatting 1. Inleiding 2. Positionering van het lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht 3. Het oordeel van de commissie 1. Missie en onderzoekprofiel 2. Impact, waardering en erkenning op het gebied van: - kennisontwikkeling; - beroepspraktijk en maatschappij; - onderwijs en scholing 3. Portfolio en de wijze waarop het lectoraat is georganiseerd 4. Mensen en middelen 5. Relevantie en duurzaamheid van in- en externe samenwerkingsverbanden 4. Afsluiting: aanbevelingen Bijlagen Bijlage 1: Samenstelling van de externe beoordelingscommissie Bijlage 2: Programma externe evaluatie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Bijlage 3: Bestudeerde documenten
Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 2
Samenvatting Het lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht (gestart in 2012) heeft als missie om door middel van onderzoek vast te stellen welke competenties professionals nodig hebben om persoonlijk leiderschap te kunnen uitoefenen en daardoor de innovatiekracht van een groep (team), organisatie of samenwerkingsverband te kunnen vergroten. De lector heeft zijn onderzoek opgezet vanuit een helder concept. Uiteindelijk doel is een stevig, generiek (basis) competentiemodel voor studenten te realiseren dat de basis kan vormen voor een optimaal op de realiteit van een veranderende maatschappelijke omgeving aansluitend onderwijs. Onderzoek vindt plaats aan de hand van longitudinaal onderzoek onder studenten, via experimenten waarbij nieuwe concepten en werkwijzen voor persoonlijk leiderschap worden ontwikkeld, en door middel van veldonderzoek in de regio. De uitkomsten van deze onderzoeken vormen de input voor de realisatie van het competentiemodel voor studenten. De commissie vindt de missie van het lectoraat relevant, zowel vanuit maatschappelijk perspectief, als vanuit het perspectief van het onderwijs op de NHL Hogeschool (NHL). Het terrein waarop onderzoek gedaan wordt is naar de mening van de commissie wel erg breed. Aanbevolen wordt meer focus aan te brengen. Het lectoraat had een moeizame start. Door externe partijen gedane toezeggingen voor financiële ondersteuning werden niet nagekomen, zodat de lector met een minimum aan mankracht moest proberen onderzoek van de grond te krijgen. De productie van de afgelopen twee jaar in ogenschouw genomen, kan worden vastgesteld dat deze ondanks deze beperkingen buitengewoon hoog is geweest, wat voor een belangrijk deel op het conto van de lector geschreven mag worden. De betekenis van het lectoraat voor het onderwijs op de NHL is groot. Allereerst omdat het lectoraat bezig is een competentiemodel voor studenten te ontwikkelen, maar daarnaast ook omdat studenten door het voorbeeldgedrag en toedoen van het lectoraat op verschillende manieren kennismaken met persoonlijk leiderschap en daar leerervaringen uit halen. Het door de lector ontwikkelde concept leent zich ook om uit te werken in een onderwijsmodel waarvoor binnen de NHL genoeg enthousiasme aanwezig is. De professionalisering van docenten op het lectoraatsthema dient daarop aan te sluiten. In dier voege wordt aanbevolen de kenniskring met meer docent/onderzoekers aan te vullen. Ook buiten de NHL is de lector zeer actief geweest. Zo leverde hij onder meer een waardevolle bijdrage aan het bidbook voor Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018. De commissie stelt vast dat de lector zich in korte tijd een duidelijke plaats in de regio heeft verworven en zeer gewaardeerd wordt. Dat neemt niet weg dat de onderzoeken die het lectoraat in de regio doet naar de mening van de commissie sterk uiteenlopen, wat het stapelen van onderzoeksresultaten en het komen tot conclusies op generiek niveau niet per se bevordert. Aanbevolen wordt het aantal samenwerkingsverbanden en onderzoeken in te perken en de methodologische kwaliteit van het onderzoek - ook van het longitudinaal onderzoek binnen de NHL - waar mogelijk te versterken en te expliciteren. De commissie vindt de middelen die het lectoraat tot zijn beschikking heeft onvoldoende om een kenniskring op te bouwen waarin de ontwikkelde kennis wordt vastgehouden, doorgegeven, uitgebouwd en op een hoger plan gebracht. Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 3
Bovendien is het lectoraat nu nog te veel afhankelijk van de persoon van de lector. Gezien de verdiensten van het lectoraat voor de NHL-onderwijsorganisatie vindt de commissie het gerechtvaardigd als er meer financiering vanuit het budget voor de onderwijsorganisatie zou plaatsvinden. Voor de lector is na een vruchtbaar en productief verlopen opbouwfase - vooral gezien de beperkte middelen - thans het moment aangebroken een plan te maken met prioriteiten en SMART geformuleerde doelstellingen
Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 4
1. Inleiding De NHL Hogeschool heeft een externe evaluatiecommissie de opdracht gegeven het lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht te beoordelen. Deze externe beoordeling van het lectoraat maakt deel uit van de in het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (BKO)1 opgenomen afspraken met betrekking tot de kwaliteitszorg van onderzoek in het HBO. De commissie bestond uit prof. dr. L.H.J. Verhoef, voorzitter, drs. G.A.H.J. Driesen, en prof. dr. J.W. Foppen, commissieleden. Mw. drs. A.H.J. Boots fungeerde als secretaris/auditor. De commissie had tot taak de kwaliteit van de onderzoekseenheid te toetsen op de uitgangspunten van het kwaliteitszorgstelsel van de NHL. Bijlage 1 bevat de personalia van de commissie. Opdracht De NHL heeft de commissie verzocht een oordeel uit te brengen over haar bevindingen en daar aanbevelingen aan te verbinden. Dit oordeel spitst zich toe op de vijf evaluatievragen en de kwaliteitscriteria van de NHL, conform het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek vastgelegd in het Kader Kwaliteitszorg van onderzoek van de NHL. Om haar taak te kunnen verrichten, heeft de commissie de beschikking gekregen over een zelfevaluatierapport van het lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht met bijlagen. Bijlage 3 bevat een overzicht van geraadpleegde documenten. Werkwijze De dag voorafgaand aan de visitatie heeft een voorbespreking van de commissie plaatsgevonden. Op 11 december 2014 vond de visitatie op de NHL plaats. Bijlage 2 bevat het programma en een overzicht van de personen met wie de commissie heeft gesproken. Opbouw rapportage De rapportage omvat puntsgewijs het oordeel van de commissie over de door de NHL aangedragen evaluatievragen. Eerst volgt een korte samenvatting van de zelfevaluatie, daarna de bevindingen van de commissie. Het concept-rapport is op 3 februari 2015 aan de NHL aangeboden voor hoor en wederhoor. De NHL heeft op het concept gereageerd. Op 16 maart 2015 verscheen de definitieve versie. Zelfevaluatie en visitatie De commissie vond dat de visie van de lector over de opzet van het lectoraat in de zelfevaluatie niet genoeg was geëxpliciteerd. Het document bood nauwelijks zicht op de samenhang tussen de verschillende onderzoeken binnen en buiten de NHL en hoe die in de visie van de lector passen. De informatie was erg gedetailleerd. Er werd weinig onderscheid gemaakt tussen hoofd- en bijzaken. Tijdens de visitatie was er echter voldoende gelegenheid tot het stellen van vragen en heeft de commissie het voorlopig beeld dat was ontstaan op basis van het schriftelijk materiaal kunnen toetsen, aanvullen en (in positieve zin) kunnen corrigeren.
1
HBO-Raad, 2007 Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 5
2. Positionering van het lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Het lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht ging eind 2012 van start. Het maakt deel uit van het Instituut Economie en Management (ECMA) van de NHL. 3. Het oordeel van de commissie over de door de NHL aangedragen evaluatievragen EVALUATIEVRAAG 1 Vindt het onderzoek plaats vanuit een relevante en uitdagende missie en een helder onderzoekprofiel? Zelfevaluatie In zijn lectorale rede stelt de lector dat innovaties en veranderingen in een steeds complexer wordende omgeving hoge eisen stellen aan de kwaliteit van leiderschap, maar dat dit gestalte moet krijgen met behoud van zoveel mogelijk autonomie (=zelfleiderschap) van de groepsleden. Het lectoraat heeft als missie om via onderzoek vast te stellen welke competenties professionals nodig hebben om persoonlijk leiderschap te kunnen uitoefenen en daardoor de innovatiekracht van een groep (team), organisatie of samenwerkingsverband te kunnen vergroten. Het gaat hierbij om competenties die de veerkracht/flexibiliteit, snelheid van handelen, netwerkvaardigheden en (zelf)sturend vermogen van (toekomstige) professionals versterken. Onderzoek vindt plaats langs drie lijnen: 1. Het opzetten en uitvoeren van een longitudinaal onderzoek waarin studenten gedurende hun hele studieloopbaan en tot circa twee jaar na hun afstuderen worden gevolgd in hun ontwikkeling van persoonlijk leiderschap en innovatiekracht; 2. het uitvoeren van een aantal veldonderzoeksprojecten in de regio. In deze veldonderzoeken worden reeds aanwezige inzichten ingebracht en wordt onderzocht hoe betrokkenen hiermee omgaan; 3. Het via experimenten en pilots ontwikkelen van nieuwe concepten en werkwijzen voor persoonlijk leiderschap en innovatiekracht, meestal in co-creatie met samenwerkingspartners binnen en buiten de NHL. Bevindingen van de commissie De missie van de lector sluit aan bij de missie van de hogeschool. De provincie Fryslân heeft te maken met relatieve achterstanden op meerdere gebieden. Innovatie is momenteel het sleutelwoord als het gaat om het wegwerken daarvan. De NHL wil daar een bijdrage aan leveren door innovatieve professionals op te leiden, die - bij voorkeur door middel van crosssectorale innovatie - nieuwe producten en diensten ontwikkelen binnen de eigen werkomgeving, Ook is de hogeschool speciaal met het oog op de regio momenteel een zwaartepunt “Vital regions” aan het uitwerken. De lector heeft zijn onderzoek opgezet vanuit een helder concept. Uiteindelijk doel is een stevig, generiek (basis) competentiemodel voor studenten te realiseren dat de basis kan vormen voor een optimaal op de realiteit van een veranderende maatschappelijke omgeving aansluitend onderwijs.
Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 6
Uitkomsten van praktijkonderzoek bij regionale instellingen op het gebied van samenwerken, organiseren en leiderschap alsmede de uitkomsten van een longitudinaal onderzoek onder studenten moeten de input voor dit model vormen. Hoe helder dit op concept op zichzelf moge zijn, het terrein waarop nu onderzoek gedaan wordt - de drie onderzoekslijnen - vindt de commissie te breed. De ambitie van de lector is te groot, zeker als de beperkte onderzoekscapaciteit van het lectoraat in aanmerking wordt genomen. Om deze ambities te realiseren zou een kenniscentrum nodig zijn, of op zijn minst twee lectoren: één voor het onderzoek binnen de NHL en één voor het onderzoek in de beroepspraktijk. De commissie beveelt het lectoraat aan meer focus aan te brengen. Zij gaat hier nader op in bij de volgende evaluatievragen. Conclusie De missie van het lectoraat is relevant, zowel vanuit maatschappelijk perspectief, als vanuit het perspectief van het onderwijs op de NHL. Het terrein waarop onderzoek gedaan wordt is te breed en te algemeen. Aanbevolen wordt meer focus en diepgang aan te brengen. EVALUATIEVRAAG 2 Is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van . kennisontwikkeling en kenniscirculatie binnen het onderzoekdomein en . valorisatie naar de beroepspraktijk? Zelfevaluatie Hierboven is al aangegeven dat de lector een tweesporenbeleid voert waarvan de resultaten op den duur op elkaar moeten aansluiten. Hier volgt een beknopte samenvatting van de activiteiten op het gebied van kennisontwikkeling die tot nu toe door het lectoraat zijn ondernomen: * het wetenschappelijk opgezette longitudinaal onderzoek is inmiddels uitgezet bij eerstejaars studenten van de NHL; een eerste rapportage is verschenen in de lectorale rede; * er is een bijdrage geleverd aan het bidbook van Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018; * er heeft onderzoek naar thema’s als leiderschap(ontwikkeling) en co-creatie plaatsgevonden in samenwerking met een scala van instellingen zoals het MCL, de Provincie, gemeente Leeuwarden en het Veiligheidshuis Fryslân. De lector stelt dat alle activiteiten hebben bijgedragen aan een positief imago van het lectoraat binnen en buiten de NHL. De vraagarticulatie vanuit externe partijen beschrijft hij als momenteel nog onvoldoende en er zijn nog weinig mogelijkheden geweest om te publiceren in wetenschappelijke- en vaktijdschriften. Verder stelt hij dat de stap naar het ontwikkelen van generieke kennis nog moeilijk te zetten is. De zelfevaluatie geeft een overzicht van de activiteiten op het gebied van kenniscirculatie (zoals verspreiding van het boek Gedeeld Leiderschap, lezingen, artikeltjes, publiciteit via sociale media enzovoort). Bevindingen van de commissie De commissie stelt op basis van gesprekken tijdens de visitatie vast dat de NHL (c.q. het Instituut ECMA) het onderzoek dat moet leiden tot een competentiemodel voor studenten van grote waarde acht. Dit onderzoek onder studenten - dat overigens nog jaren gaat lopen - heeft al resultaten opgeleverd in die zin dat de studieloopbaanbegeleiding op het Instituut ECMA op een aantal punten is aangepast. Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 7
Uit de gesprekken met externe stakeholders maakt de commissie op dat het onderwerp persoonlijk leiderschap actueel is en ‘leeft’ in een veelheid van sectoren, maar dat de wijze waarop dit in de praktijk vorm moet krijgen nog lang niet is uitgekristalliseerd. Er is door het lectoraat een indrukwekkend aantal activiteiten geëntameerd. Zijn inbreng bij vraagstukken in de diverse organisaties wordt door betrokkenen hoog gewaardeerd, en er mag dan ook gerust worden gesteld dat de lector op dit punt zijn missie - en die van de NHL - alleszins waarmaakt. Betrokkenen ervaren de wijze van het actiegeorïenteerde onderzoek door het lectoraat ook als een exemplarische vorm van gedeeld leiderschap, als een ‘gezamenlijke zoektocht’. Inzoomend op de kennisontwikkeling als zodanig, stelt de commissie echter vast dat het buiten de NHL veldonderzoeken betreft met uiteenlopende, met de aard van de instellingen samenhangende probleemstellingen. Zo is er voor het Veiligheidshuis Fryslân een effectmeting gedaan en voor het MCL een onderzoek naar gedeeld leiderschap op afdelingen. Het veldonderzoek is uiteraard van waarde voor de betreffende instellingen, maar het is maatwerk, en daardoor zeer breed en uiteenlopend wat betreft vraagstellingen m.b.t. vormen van leiderschap en vormen van samenwerking tussen verschillende actoren. Bovendien wordt het onderzoek met zoveel verschillende methodieken uitgevoerd, dat de commissie zich afvraagt hoe de resultaten ervan op den duur kunnen worden gestapeld - iets wat de lector in de zelfevaluatie ook al aanstipt. Een ander punt is volgens de commissie de borging van de kwaliteit van het onderzoek, in die zin dat er binnen de beperkte kenniskring te weinig kritische feedback is op de wetenschappelijke kant van het werk van de lector en ook anderszins een klankbord lijkt te ontbreken. De commissie vindt het noodzakelijk dat de methodologische onderbouwing van het onderzoek meer wordt geëxpliciteerd en versterkt, d.w.z. dat wordt aangegeven of en hoe gezocht is naar falsifiërende elementen. Dat is geen makkelijke zoektocht bij deze vorm van actiegericht onderzoek, waar de lector begrijpelijkerwijs ook nog niet helemaal uit is. Wel doet hij pogingen daartoe. De commissie stelt verder vast dat over de onderzoekingen zelf door het lectoraat tot nu toe hoofdzakelijk is gerapporteerd in interne uitgaven. De commissie beveelt graag meer extern zichtbaar publiceren aan, waaronder in enkele vaktijdschriften. De interessante rapportages van studenten zijn daarin dan ook mogelijk mee te nemen of anderszins te integreren. Het geheel van activiteiten overziend, vindt de commissie het gevaar reëel dat er over twee jaar, dus na afloop van de eerste termijn van het lectoraat, te weinig substantiële resultaten op het gebied van kennisontwikkeling geboekt zijn waarover gepubliceerd kan worden in toonaangevende tijdschriften. Zij wijst erop dat in het concept-Branchekader Onderzoek 2015-2021 de eisen m.b.t. de kwaliteit van het onderzoek zijn aanscherpt. De commissie beveelt aan het aantal onderzoeksprojecten te beperken en de kenniscirculatie-activiteiten kritisch tegen het licht te houden. De activiteiten die nu plaatsvinden kosten veel tijd en lijken meer betrekking te hebben op het uitdragen van de kennis van de lector over (persoonlijk) leiderschap dan op kenniscirculatie van de onderzoeken van het lectoraat. De lector zou een strategie voor de komende twee jaar moeten ontwikkelen en op basis daarvan keuzes moeten maken. De commissie doet de suggestie om het lectoraatsonderzoek, tot nu toe geconcentreerd als onderzoek naar persoonlijk leiderschap onder studenten, te verbreden tot onderzoek naar de wijze waarop het in Fryslân belangrijke begrip Mienskip te verbinden is met de geëxploreerde inzichten van persoonlijk en gedeeld leiderschap. Het project Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018, waar Mienskip een van de sleutelwoorden is, biedt uitgelezen mogelijkheden voor zo’n onderzoekverbreding onder leidinggevenden en medewerkers van de betrokken publieke en private organisaties en bedrijven. Een en ander, zo begreep de commissie, is al deels door de lector opgepakt. Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 8
Vitaal voor zo’n verbredend onderzoek is de garantie van voldoende financiering ervan uit de middelen van het project Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018 en/of het College van Bestuur. Met deze twee onderzoeksgebieden heeft het lectoraat de mogelijkheid zich te onderscheiden en kan het, mits methodologisch goed onderbouwd, komen tot onderzoeksresultaten die gedurende langere tijd van (meer)waarde blijven. Daarbij wil de commissie het volgende opmerken. De invulling van leiderschap wordt vaak sterk bepaald door de heersende organisatiecultuur. Die is op haar beurt meestal gebaseerd op de strategische focus van een bedrijf, zoals neergelegd in een visie- en missiestatement. De geprefereerde richting en oriëntatie vraagt om een ander accent in leiderschap, zoals o.m. door Quinn & Cameron is uiteengezet. Dit geldt zeker wanneer gaat het om de combinatie leiderschap en strategische innovatie. Wanneer het lectoraat zich intensiever op leiderschap in organisaties en projecten gaat richten (zoals in het hierboven genoemde project Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018), dan kan aan verschillende accenten en typen leiderschap niet voorbij worden gegaan. Verder liggen er op de NHL interessante mogelijkheden. * Het concept gedeeld leiderschap van lector Dijkstra kan in combinatie met het Multilevel Innovatiemodel van lector Joore, worden ingezet als strategie om te komen tot cross-sectorale innovatie. Cross-sectorale innovatie kan echter uitsluitend tot stand komen wanneer alle betrokkenen bij een lectoraat als team opereren. Dat is op de NHL niet altijd het geval. De commissie ziet de lectoraten met hun medewerkers en kenniskringen dan ook als een goede doelgroep voor het bestuderen en ontwikkelen van persoonlijk (gedeeld) leiderschap. Zeker wanneer er een gemeenschappelijke, gedeelde visie komt over cross-sectorale innovatie en de plaats van het Multilevel Innovatiemodel hierin. * Het concept gedeeld leiderschap biedt ook mogelijkheden op het gebied van onderwijs. De commissie gaat daar hieronder nader op in. Conclusie Het lectoraat heeft buitengewoon veel onderzoek geëntameerd. De veldprojecten zijn van waarde voor de betrokken instellingen, maar ook erg uiteenlopend. Zij zullen hoogstwaarschijnlijk moeilijk op elkaar aansluiten waardoor ook het stapelen van onderzoeksresultaten en het publiceren daarover wordt bemoeilijkt. Aanbevolen wordt het aantal onderzoeken in te perken ten gunste van de methodologische kwaliteit ervan, waaronder ook de methodologische kwaliteit van het longitudinaal onderzoek binnen de NHL. Is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van de betekenis van het lectoraat voor onderwijs en scholing? Zelfevaluatie In de zelfevaluatie worden een groot aantal activiteiten benoemd. Hier volgt een beknopte samenvatting: Het longitudinaal onderzoek onder studenten betreffende persoonlijk leiderschap en innovatiekracht. De eerste resultaten zijn er al in de vorm van bijstelling van de SLB-leerlijn op het Instituut ECMA (zie verder hierboven, onder kennisontwikkeling). Het ontwikkelen van een minor Shared Leadership (multidisciplinair samenwerken) in samenwerking met de minoren Concepting van CMD (Instituut Techniek) en Human Talent (Instituut ECMA). De eerste pilot is van start gegaan. Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 9
Het opzetten van een 100-stages project voor studenten. Dit project werd onder meer genomineerd door Courant-award voor het meest tot de verbeelding sprekende studentenproject in Leeuwarden. Het geven van circa 40 gastlessen voor een scala van onderwijseenheden, het realiseren van 25 stages, 20 minoropdrachten en 15 afstudeerstages rond diverse thema’s van het lectoraat. Beoordeling van de onderzoekskwaliteit van 60 afstudeerscripties.
Bevindingen van de commissie betekenis voor studenten De commissie sprak met een aantal studenten dat de mede door de lector opgezette pilot van de minor Shared Leadership had gevolgd. In een door henzelf opgezette creatieve hub (gevestigd in een pand buiten de NHL) hadden zij ervaringen met dit concept opgedaan. Hoe positief zij hierover waren, bleek uit de manier waarop zij die beschreven: er werd gesproken over ‘minder onderlinge concurrentie’, ‘elkaars talenten benutten’, ‘samen kom je verder’, ‘co-creatie’, enzovoort. De commissie kreeg een buitengewoon positieve indruk van de opzet van deze minor, temeer daar naar voren kwam dat het proces dat de studenten doormaakten door henzelf nauwkeurig werd beschreven en gevolgd aan de hand van verslagen. De reflectie van de studenten strekte zich ook uit tot deze vorm van onderwijs als zodanig. Die werd door hen beschreven als ‘een vorm van gelijkwaardig en vraag gestuurd onderwijs’ met ‘duurzaam en zelfsturend studeren’ in tegenstelling tot ‘traditioneel en aanbod gestuurd’ onderwijs. “Eerst zag ik school als doel, nu als middel”, vatte een student zijn nieuwe onderwijservaring samen. Bij dit soort projecten snijdt het mes aan meerdere kanten. Studenten doen leerervaringen op, het lectoraat kan de uitkomsten van deze projecten gebruiken als input voor het te ontwikkelen competentiemodel, en er ontstaan aanzetten tot andere onderwijsmodellen. De commissie denkt bij dit alles ook aan het 100-stages-project. betekenis voor docenten Uit het gesprek met de docenten bleek dat het de bedoeling is om een aantal van deze studenten na hun afstuderen te volgen en bevindingen hieromtrent terug te koppelen naar de lector. De commissie juicht dit voornemen toe en beveelt aan een systematiek van metingen op te zetten waardoor gekeken kan worden hoe deze studenten zich later in hun carrière ontwikkelen. Uit het gesprek met de docenten bleek verder dat deze vorm van zelfsturend onderwijs gestalte geeft aan een door hen noodzakelijk geachte vernieuwing in het onderwijs: onderwijs dat opleidt tot een zelfstandig handelende student die later, in de complexe beroepspraktijk, in staat is mensen en hun talenten met elkaar te verbinden. Die beroepspraktijk vraagt in toenemende mate om dergelijke competenties. In de zorg is de omgang tussen de professional en de patiënt aan het veranderen: de professional werkt meer dan voorheen samen met de patiënt aan het inzetten van diens eigen kracht. Het zogenoemde Veiligheidshuis (een netwerksamenwerkingsverband dat partners uit de strafrechtketen, de zorgketen, gemeentelijke partners en bestuur verbindt in de aanpak van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit) vereist een optimale onderlinge samenwerking tussen de verschillende partijen. De waarde van de lector is dat hij - in samenwerking met enkele docenten - bezig is binnen de NHL het concept van gedeeld leiderschap te vertalen in een op (voorbeeld)gedrag gebaseerd onderwijs- en leermodel. Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 10
Voorts biedt hij docenten die al onderwijs gaven volgens dit onderwijsconcept een welkome onderbouwing van hun werkwijze. Daarbij geeft de lector ook in zijn eigen werkwijze het gedeeld leiderschap concreet gestalte: hij is makkelijk benaderbaar, stimuleert, legt verbindingen en ‘opent deuren’. onderwijsconcept De commissie vindt de aanzetten tot een nieuw onderwijsconcept van grote waarde. Het appelleert aan bewegingen die gaande zijn, zowel in het onderwijs zelf als in de maatschappij. Daarmee is het werk van de lector buitengewoon relevant. Dit alles betekent uiteraard nog niet dat er al een solide onderwijsmodel tot stand is komen, met een degelijke onderwijskundige onderbouwing. De commissie beveelt dan ook aan het model nader te expliciteren en uit te werken, zodat een nieuwe rolverdeling tussen docent en student, in afspraken vastgelegd, duurzaam in de diverse curricula geïntegreerd kan worden. kennisuitwisseling Kennisuitwisseling tussen docenten onderling en tussen de docenten en de lector komt nu veelal tot stand via door de lector georganiseerde netwerken, door hem gegeven masterclasses, ‘elkaar tegenkomen’ enzovoort. Dat er geen vast omlijnde structuur is, werd door de docenten als positief ervaren: veelvuldig viel in dit kader het woord ‘dynamiek’. De wijze waarop nu kennisuitwisseling plaatsvindt wordt door de betrokkenen dus als positief ervaren, maar heeft een ad hoc karakter en biedt naar de mening van de commissie te weinig garantie op kennisopbouw rond het lectoraatsthema en professionalisering van docenten. Mede gezien het belang van het lectoraat voor het onderwijs beveelt de commissie aan de kenniskring uit te breiden met docent/onderzoekers uit de NHL, in ieder geval medewerkers die een linking pin kunnen vormen tussen het lectoraat en het Instituut Educatie en het Instituut Zorg en Welzijn. Een kritische kanttekening betreft het aantal gastlessen door de lector. Het leidt geen twijfel dat deze interessant zijn voor de NHL-onderwijsorganisatie, maar zeker gezien zijn beperkte onderzoektijd zou de lector gaandeweg selectiever moeten worden. Conclusie De betekenis van het lectoraat voor het onderwijs is groot. Allereerst omdat het lectoraat bezig is een competentiemodel voor studenten te ontwikkelen, maar daarnaast ook omdat studenten door het voorbeeldgedrag en toedoen van het lectoraat op verschillende manieren kennismaken met gedeeld leiderschap en daar leerervaringen uit halen. Het door de lector ontwikkeld concept gedeeld leiderschap leent zich ook om uit te werken in een onderwijsmodel waarvoor binnen de NHL genoeg enthousiasme aanwezig is. De professionalisering van docenten op het lectoraatsthema dient daarop aan te sluiten. In dier voege wordt aanbevolen de kenniskring met meer docent/onderzoekers aan te vullen.
Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 11
EVALUATIEVRAAG 3 Worden de missie en het onderzoekprofiel geborgd door het portfolio en de wijze waarop de eenheid is georganiseerd? Bevindingen van de commissie De commissie vindt dat de missie en het onderzoekprofiel worden geborgd door het portfolio. Hierboven, bij vraag 1, maakte zij daarover al opmerkingen. Over de wijze waarop de eenheid is georganiseerd gaat de commissie hieronder dieper in. EVALUATIEVRAAG 4 Is de inzet van mensen en middelen daarbij toereikend in kwalitatief en kwantitatief opzicht? Zelfevaluatie
In de beginfase is er voor gekozen het lectoraat te bemensen met een lector voor 0,4 fte. Vanaf september 2013 is de bezetting als volgt: De betrekkingsomvang van de gepromoveerde lector bedraagt 0,6 fte. Verder zijn er vier kenniskring-medewerkers (docent/onderzoekers afkomstig uit de NHL met een doctoraal diploma), waarvan drie 0,1 fte tot hun beschikking hebben, en een persoon 0,1 à 0,2. Eén van de kenniskringleden is bezig met een promotie op het gebied van talentontwikkeling. Vanaf september 2014 werkt er een trainee voor 0,8 fte. De financiële bijdrage vanuit de NHL/het Instituut ECMA voor het lectoraat bedroeg in 2013 80.000 €, daarnaast waren er 30.000 € aan inkomsten (2200 € aan cursorisch onderwijs en 28.000 € aan opdrachten). De lector heeft een werkplek in het Instituut ECMA. De kenniskringleden zijn gehuisvest op de afdeling waar zij hun hoofdaanstelling hebben. De kenniskring komt maandelijks bijeen. Daarnaast is er bilateraal overleg over projecten. De paragraaf ‘Randvoorwaarden’ in de zelfevaluatie bevat geen reflectie op bovenstaande gegevens. Elders in de zelfevaluatie wordt meermalen gesteld dat de bezetting van het lectoraat te gering is om het lectoraat te kunnen uitbouwen: “voor een ruimere financiering is het lectoraat afhankelijk van de tweede en derde geldstroom, maar er is gebrekkige ondersteuning bij subsidie aanvragen, en de kans van slagen neemt af. De eerste substantiële projecten dienen zich nu wel aan maar het is de vraag of en zo ja hoe deze binnen de bestaande structuur aangepakt kunnen worden en of zij goed van de grond kunnen komen.” Bevindingen van de commissie gebrek aan middelen De commissie maakt uit het uit maart 2013 daterende lectoraatsplan op dat de lector op dat moment een uitgesproken visie had op de kwalificaties van de aan te trekken kenniskringleden. Hij voorzag een kenniskring van 1,0 fte aan betaalde en 1,0 aan vrijwillige medewerkers, 2,0 fte aan projectcapaciteit en een managementassistent. Ook werd er gerept over twee promovendi. Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 12
De raming van de lector stoelde mede op het feit dat een aantal financiële instellingen in de regio voorafgaand aan de aanvraag van het lectoraat toezeggingen voor gedeeltelijke financiering ervan hadden gedaan. Toen het lectoraat daadwerkelijk van start ging, trokken zij hun toezeggingen in en stond de lector praktisch met lege handen. Met instemming van de NHL heeft hij er toen voor gekozen vooralsnog via onbetaalde werkzaamheden in de regio aan de slag te gaan vanuit de gedachte dat dit zou kunnen leiden tot naamsbekendheid en mettertijd ook tot (meer) betaalde opdrachten. De oplossing voor het gebrek aan (externe) middelen werd verder gezocht in het zoveel mogelijk organiseren van het onderzoek via docenten, trainees, studenten en externe deskundigen via samenwerkingsverbanden met externe partners. De commissie maakt uit de gesprekken die zij tijdens de visitatie gevoerd heeft op dat deze strategie wat betreft de regio daadwerkelijk vruchten heeft afgeworpen, maar eerder op het vlak van mogelijkheden tot onderzoek en waardering van de lector door externe stakeholders dan op het gebied van financiën. Tijdens de visitatie kreeg de commissie meer inzicht in de wijze waarop er door instellingen tegen financiering van het lectoraat wordt aangekeken. De in de regio gevestigde financiële instellingen zijn bijkantoren die te maken hebben met stroperige procedures op hoofdkantoren en (derhalve) in de praktijk weinig zeggenschap hebben over zaken als (in kind) bijdragen aan een lectoraat. Andere (non-profit) instellingen hebben per definitie weinig budget. Daar komt bij dat met name deze instellingen de samenwerking met het lectoraat beschouwen als een vorm van co-creatie, waarbij van beide kanten sprake is van halen en brengen. In hun optiek kan de lector de instelling gebruiken als proeftuin voor zijn onderzoek, waaruit volgt dat het niet vanzelfsprekend is dat hij voor dit onderzoek betaald zou moeten worden. Het gaat, vatte een van de externe stakeholders samen, om een proces “dat niet altijd in euro’s te vertalen is”. weinig zicht op verbetering op korte termijn en consequenties daarvan voor de uitbouw van het lectoraat De conclusie van de commissie is, dat van financiering van het lectoraat door instellingen in deze regio niet te veel verwacht mag worden. De huidige bezetting van het lectoraat beziend, is het lectoraat hoofdzakelijk een eenmansonderneming van de lector, hetgeen niet alleen een groot afbreukrisico met zich meebrengt, maar ook de opbouw van een kenniskring waarin de ontwikkelde kennis wordt vastgehouden, doorgegeven en uitgebouwd, in hoge mate belemmert. Kenniskringleden met een aanstelling van 0,1 fte, zoals nu het geval is, zijn immers nauwelijks in staat gedegen onderzoek te verrichten. De kenniskringleden die er nu zijn, worden ook ingezet om onderzoek door studenten te begeleiden. Uitspraken die door de lector in de zelfevaluatie over de uitbouw en versterking van het lectoraat worden gedaan: het samenbrengen van onderzoeksresultaten op een generiek niveau, het opvoeren van het publicerend vermogen van de kenniskringleden, het versterken van de wetenschappelijke relevantie van het lectoraat, het samenwerken met universitaire instellingen en het verwerven van RAAK- dan wel Europese subsidies, hebben nauwelijks kans van slagen zolang er geen uitbreiding van de financiële middelen plaatsvindt. De commissie vindt dat er sprake is van een probleem waarvoor zo snel mogelijk een oplossing gevonden moet worden. Uit het gesprek met het CvB begreep de commissie dat de NHL met diverse partijen in gesprek is over de rol die zij met haar speerpunt “Vital Regions” in de regio kan spelen, op grond waarvan er ook een aandeel uit stimuleringsfondsen voor de regio voor de NHL beschikbaar kan komen. Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 13
De lector zelf denkt aan een met de lectoren Leiderschap van de fusie-hogeschool Stenden te ontwikkelen programma voor Leiderschap en het vandaar uit verkrijgen van subsidies. Wat er ook op de rol moge staan: tot het verbeteren van de financiële situatie op korte termijn zal het volgens de commissie allemaal niet leiden. De commissie is van mening dat het inzetten van meer middelen uit het budget van de onderwijsorganisatie gerechtvaardigd is, en verwijst hiervoor naar de activiteiten die genoemd zijn in de paragrafen over kennisontwikkeling en betekenis voor het onderwijs. Er zijn in de eerste twee jaar van het lectoraat interessante initiatieven ontwikkeld. Thans gaat het erom deze uit te bouwen en de methodologische kwaliteit van het onderzoek te borgen. Het versterken van de kenniskring (met een of meerdere postdocs) lijkt de commissie daarvoor onontbeerlijk. Het bij gebrek aan middelen organiseren van het onderzoek via docenten, studenten en externe deskundigen, heeft op zichzelf - zeker voor deze partijen - waarde, maar dit onderzoek heeft uiteraard niet de statuur en biedt niet de mogelijkheden tot reputatievorming die voor het kunnen aansluiten bij grotere onderzoekconsortia, nodig voor het op termijn binnenhalen van subsidies, gevraagd wordt. Tijdens de visitatie stelde de directeur van het Instituut ECMA dat het belangrijk wordt gevonden als het lectoraat zowel ‘binnen’ (het longitudinaal onderzoek/competentiemodel) als ‘buiten’ onderzoek doet (dus de voor de regio relevante veldonderzoeken) maar dat het met deze bezetting moeilijk is te realiseren. “Daar zou meer massa en meer senioriteit voor nodig zijn”, stelde de directeur ECMA. Opgemerkt zij, dat het Instituut ECMA uit eigen middelen een trainee bekostigt die zich bezig houdt met activiteiten die ook voor het onderwijs op het Instituut relevant zijn. Voor een bijdrage vanuit externe partijen op korte termijn denkt de commissie aan een te entameren bestuurlijk overleg tussen het CvB en de leiding van het project Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018. De lector heeft, zo begreep de commissie, een belangrijke bijdrage geleverd aan het bidbook voor dit project en het lectoraat is nog steeds bij dit project betrokken door inzet van de lector zelf en stagiaires. Hierop aansluitend doet de commissie de suggestie dat het CvB van de NHL zijn contacten met grote bedrijven (er wordt bijvoorbeeld gesproken met de ING Bank over de transformatie van de nevenvestiging die zich bezighoudt met het beheer van klantenbestanden naar big dataverwerking) gebruikt om vanuit deze instellingen professionals als (onbezoldigde) co-lector aan te trekken. Voor beide partijen kan die formule interessant zijn. wat staat het lectoraat nu te doen De lector, tenslotte, zou, het werd al eerder aangestipt, voor de komende twee jaar een plan moeten maken met prioriteiten en SMART geformuleerde doelstellingen. Een aantal activiteiten kan beter worden geschrapt. De lector moet intern binnen de NHL duidelijk maken, dat het niet mogelijk is alle geïnteresseerden en opleidingen te (blijven) bedienen omdat ook substantieel in het wetenschappelijk onderzoek moet worden geïnvesteerd. Verder lijkt het de commissie noodzakelijk dat het aantal presentaties en lezingen voor allerhande regionale platforms zonder dat hier aantoonbaar materiële of immateriële revenuen tegenover staan drastisch wordt ingeperkt. Conclusie De middelen die het lectoraat tot zijn beschikking heeft, zijn onvoldoende om een kenniskring op te bouwen waarin de ontwikkelde kennis wordt vastgehouden, doorgegeven, uitgebouwd en op een hoger plan gebracht. Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 14
Bovendien is het lectoraat nu nog te veel afhankelijk van de persoon van de lector. Gezien de verdiensten van het lectoraat voor de NHL-onderwijsorganisatie vindt de commissie het gerechtvaardigd als er meer financiering vanuit het budget voor de onderwijsorganisatie zou plaatsvinden. Voor de lector is na een vruchtbaar verlopen opbouwfase – vooral gezien de beperkte middelen - thans het moment aangebroken een plan te maken met prioriteiten en SMART geformuleerde doelstellingen EVALUATIEVRAAG 5 Zijn de interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties daarbij voldoende relevant, intensief en duurzaam? Zelfevaluatie De zelfevaluatie geeft een gedetailleerd overzicht van de samenwerkingsverbanden met externe partijen. Binnen de NHL is o.a. samengewerkt met het Instituut ECMA t.b.v. de loopbaanbegeleiding, verder is samengewerkt met diverse medewerkers en opleidingen ten behoeve van het excellentieprogramma en de minor shared leadership. Er zijn veel gastlessen gegeven in een scala van curriculumonderdelen. Bevindingen van de commissie Bij de externe samenwerkingsverbanden valt op dat dit sterk op de regio gerichte samenwerkingsverbanden zijn en dat structurele relaties met andere - universitaire kennisinstellingen ontbreken. Dat is volgens de commissie echter wel noodzakelijk met het oog op de noodzakelijke wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek. De commissie concludeert dat veel van de samenwerkingsverbanden in de eerste fase van het lectoraat ontstaan zijn vanuit de noodzaak om het onderzoek van de grond te laten komen en het lectoraat een plaats in de regio te laten krijgen. Dat heeft weliswaar geleid tot veel onderzoek, maar de vraag of die samenwerkingsverbanden duurzaam zijn, de onderzoeken in het licht van het lectoraatsthema bij elkaar gebracht kunnen worden (zie ook vraag 2) en het onderzoek zodoende op een hoger wetenschappelijk niveau kan komen, kan niet goed worden beantwoord. Er is volgens de commissie vaak sprake van ‘brengen’ door het lectoraat. Dat geldt overigens ook voor het onderwijs aan de NHL. Veel samenwerkingsverbanden, zoals ten behoeve van minoren en het project 100-stages, zijn relevant voor het lectoraatsthema, maar bij andere (gastcolleges e.d. in de opleidingen) lijkt er meer sprake te zijn van kennisoverdracht door de lector. De commissie mist samenwerking met de lector Open Innovatie. Deze samenwerking lijkt haar momenteel meer opportuun. Conclusie De vele in- en externe samenwerkingsverbanden die door het lectoraat tot stand gebracht zijn, hebben in het eerste stadium van het lectoraat een belangrijke functie gehad. Het is nu zaak in aansluiting op wat hierboven al gesteld werd - in- en externe samenwerkingsverbanden meer vanuit een strategisch kader (waar heeft het lectoraat op lange termijn baat bij gezien zijn onderzoeksfocus) te gaan bezien en te gaan selecteren. Aanbevolen wordt meer samenwerkingsverbanden met universitaire kennisinstellingen aan te gaan en meer aansluiting te zoeken met het lectoraat Open Innovatie.
Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 15
4. Afsluiting: samenvatting aanbevelingen Voor het CvB van de NHL Zet meer middelen uit het budget van de onderwijsorganisatie voor dit lectoraat in. Het is dit alleszins waard. Het lectoraat is samen met andere medewerkers uit de NHL een interessant onderwijsconcept aan het ontwikkelen. Stimuleer de uitbouw en onderbouwing hiervan. Voor het lectoraat Breng meer focus aan. Beperk het aantal veldprojecten. De commissie doet de suggestie om het lectoraatsonderzoek, tot nu toe geconcentreerd als onderzoek naar persoonlijk leiderschap onder studenten, te verbreden tot onderzoek naar de wijze waarop het in Fryslân belangrijke begrip Mienskip te verbinden is met de geëxploreerde inzichten van persoonlijk en gedeeld leiderschap. Het project Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018 biedt hiertoe uitgelezen mogelijkheden. Zie, gezien het feit dat de NHL streeft naar cross-sectorale innovatie, andere lectoraten met hun kenniskringen als doelgroep voor het bestuderen en ontwikkelen van persoonlijk (gedeeld) leiderschap. Daarbij zouden inzichten uit het Multilevel Innovatiemodel moeten worden meegenomen. Versterk daarom de samenwerking met het lectoraat van Peter Joore. Formuleer voor de komende twee jaar meetbare doelen in termen van producten en van vak- en wetenschappelijke publicaties. Bepaal wat de mogelijkheden zijn binnen de randvoorwaarden van financiën, tijd, en beschikbare kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit. Expliciteer en versterk de methodologische onderbouwing van het onderzoek. Breid de kenniskring uit met docent/onderzoekers uit de NHL, in ieder met geval met medewerkers die een linking pin kunnen vormen tussen het lectoraat en het Instituut Educatie en het Instituut Zorg en Welzijn. Versterk de relaties met universitaire instellingen. Bezie de in- en externe samenwerkingsverbanden meer vanuit een strategisch kader (waar heeft het lectoraat op lange termijn baat bij gezien zijn onderzoeksfocus) en maak een selectie. Beperk het aantal kenniscirculatie-activiteiten zoals gastlessen en optredens in de regio waar geen duidelijke revenuen tegenover staan.
Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 16
Bijlagen Bijlage 1 Samenstelling externe beoordelingscommissie Voorzitter Prof. dr. L.H.J. Verhoef Tijdens zijn studietijd aan de Rijksuniversiteit van Utrecht (Interfaculteit Ruimtelijke Wetenschappen) was Prof. dr. L.H.J. (Leo) Verhoef al werkzaam als leraar op een MAVO in Bodegraven (1974-1978). Na zijn afstuderen was hij werkzaam bij de overheid (Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders) en het bedrijfsleven (ING Bank) maar behield hij zijn contacten met het onderwijsveld. Van 1982-1986 was hij als parttime docent verbonden aan de Economische Faculteit van de Universiteit van Tilburg en van 1994-1998 als deeltijdhoogleraar aan de Faculteit Technische Bedrijfskunde van de Technische Universiteit Eindhoven. Van 1998-2011 kreeg hij bij laatstgenoemde instelling een voltijdse aanstelling. Na zijn pensionering in maart 2011 werd hij co-lector ondernemerschap aan Zuyd Hogeschool. Verder is hij nog als hoogleraar ondernemerschap verbonden aan MBA opleidingen van universiteiten in Ljubljana (Slovenië), Skopje (Macedonië) en Willemstad (Curaçao). Tenslotte wordt hij door het NQA ingezet als lid in accreditatiecommissies van MBA-opleidingen. Commissielid Drs. G.A.H.J. Driesen Drs. G.A.H.J. (Ger) Driesen studeerde Onderwijskunde en Organisatiekunde aan de Rijks Universiteit Utrecht. Hij werkte 10 jaar in de industrie in diverse functies op het gebied van leren en ontwikkelen, o.a. als Learning & Development Manager bij Fuji Photo Film. Sinds 2000 werkt hij als adviseur leiderschap & leren vanuit zijn eigen onderneming Challenge Leadership Academy en ontwerpt en implementeert hij programma’s gericht op leiderschapsontwikkeling. Hij publiceert regelmatig in diverse vakbladen in binnen- en buitenland en is op gezette tijden actief als visiting lecturer bij de studie Opleidingskunde aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen. In 2013 ontving hij de “Learning & Development Leadership award” van het World HRD congress in Mumbai. Commissielid Prof. dr. J.W. Foppen Prof. dr. J. W. (Wil) Foppen is hoogleraar Strategisch Leiderschap aan Maastricht University (School of Business & Economics). Van juni 2012 tot september 2014 was hij tevens Lector Employability aan Zuyd Hogeschool. Wil is lid van de Raad van Commissarissen van Heidelberg Cement Group. In 2013 schreef hij een boek over Employability, gevolgd in 2014 door nog een boekje over duurzame inzetbaarheid in de Euregio. Als ‘Associate Dean’ startte hij in 2003 de UM Business School (tegenwoordig de PGE-divisie van de Maastricht University School of Business & Economics). Daarvoor zette hij het International Executive Center van ESADE op (Barcelona, 2000-2002). Van 1992 tot 2000 was hij Dean & Director van Rotterdam School of Management. Wil bekleedde verschillende functies in internationale organisaties. Hij is ervaren in het visiteren van zo’n 40 universiteiten en business schools wereldwijd. Hij combineerde steeds bestuurlijke verantwoordelijkheden met reguliere academische posities. Daarnaast is hij gedurig op ‘executive’ niveau blijven adviseren, coachen, faciliteren en trainen. Wil publiceerde boeken over Positief Leiderschap (2009) en Leiderschap Versnellers (2008), over Strategische Leiderschap Ontwikkeling (2005) en over Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 17
leiden in termen van Verlangen en Verleiden (2004). Op het moment werkt hij aan een boek over ‘dilemma’s en paradoxen bij leiden en managen’. Secretaris Drs. A.H.J. Boots Drs. A.H.J. (Alice) Boots begon haar loopbaan als docent in het hoger beroepsonderwijs. Sinds 2001 had zij verschillende functies in kwaliteitszorg, laatstelijk als senior adviseur kwaliteitszorg en accreditatie bij de Hogeschool Utrecht, met als specialisatie kwaliteitszorg van praktijkgericht onderzoek. Sinds 2011 werkt zij als zelfstandig secretaris vanuit haar eigen bedrijf, gespecialiseerd in in- en externe audits van praktijkgericht onderzoek op het hbo. Bijlage 2 Programma externe evaluatie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht, NHL Hogeschool, 11 december 2014 Tijd 9.009.30
Activiteit Ontvangst externe evaluatiecommissie
10.0010.45
Gesprek met management en lector
11.0011.45
Gesprek met lector en onderzoekers
13.0013.45
Gesprek met studenten /alumni
14.0014.45
Gesprek met docenten
15.0015.45
Gesprek met samenwerkingspartners
Gesprekspartner 1.Willem Smink (voorzitter CvB NHL) 2. Jan van Iersel (lid CvB NHL) 3. Egon van der Veer (directeur ECMA) 4. Jelle Dijkstra (lector) 1. Gerrit Baan (hoofd afdeling BA, ECMA) 2. Egon van der Veer (directeur ECMA) 3. Jelle Dijkstra (lector) 1.Jelle Dijkstra (lector) 2. Djoerd Hiemstra (senior/onderzoeker Instituut Techniek/promovendus) 3. Jappie Sietsma (senior/onderzoeker Business Administration) 4. Anne Zagt (trainee) 1. Tjitske Kiemel (student excellentieprogramma/Maatschappelijk Werk en Dienstverlening) 2. Bram Kuijt (alumnus HRM/Projectmedewerker Stenden Hogeschool) 3. Jeffrey Meijer (alumnus HRM/Projectmedewerker Stenden Hogeschool) 4. Menno Poortinga (alumnus HRM/trainee) 5. Kaij Rietkerk (student Excellentieprogramma/minor Shared Leadership) 1. Joke Lunsing (CMD, minor Schared Leadership) 2. Marc Jacobs (Thorbecke Academie) 3. Rieks Osinga (docent/onderzoeker Thorbecke Academie) 4. Michiel Galema (Marketing Management, Excellentieprogramma) 5. Jaap Ikkink (Zorg en Welzijn, Excellentieprogramma) 6. Ellen Wilbrink (Business Administration/SLB-docent) 7. Renny Poelstra (Communicatie, Excellentieprogramma) 8. Frits Sieswerda (Social Work) 1. Dietske Bouma (Friesland College) 2. Myrna Engwerna (MCL) 3. Nienk Hoepman (Provincie Fryslân) 4. Griet Postma (MCL) 5. Hans Paul van der Snee (Kenniscampus Leeuwarden) 6. Hillie van der Veer (ING) 7. Joyce Walstra (Stenden Hogeschool) 8. Oeds Westerhof (Stichting Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018)
Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 18
9. Jurjen van der Weg (Gemeente Leeuwarden) v.a. 17.30
Terugkoppeling
Bijlage 3 Bestudeerde documenten Zelfevaluatierapport van het lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht inclusief bijlagen waaronder SWOT-analyse, samenwerkingsverbanden, publicaties, lectoraatsplan, jaarverslag 2012/2013 en jaarplan 2014 Handboek Lectoraten NHL, waarin onder meer het Kader Kwaliteitszorg Lectoraten NHL en het Kader Kwaliteitszorg van onderzoek Strategisch Plan van de NHL 2012-2015 Verkorte vorm lectorale rede ‘Innoveren door slimmer leiderschap’
Externe evaluatiecommissie lectoraat Persoonlijk Leiderschap & Innovatiekracht Eindrapport, 16 maart 2015 Pagina 19