Lectoraat Professionele waarden in kritische dialoog Auditrapport
28 september 2012
1
Evaluatiecommissie: Dr. J.M. Geldens (Jeannette), lector Kempelonderzoekscentrum, senior onderzoeker TU/e-ESoE. Drs. F. Jansma (Frank), programmamanager Onderwijscoöperatie en verantwoordelijk voor register leraar.nl Drs. G.P.M. Heerink (Guido), concern auditor Fontys Hogescholen, voorzitter (lead auditor) Drs. M. van den Berg (Menno), senior-consultant Dienst Onderwijs en Onderzoek, secretaris
2
INHOUD 1 Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek 2 Werkwijze Fontys Hogescholen 3 Lectoraat professionele waarden in kritische dialoog 4 Missie en doelstellingen 4.1 Bevindingen
5 6 10 11 11
4.1.1 Kennisontwikkeling en onderzoek
11
4.1.2 Beroepspraktijk en samenleving
12
4.1.3 Onderwijs en scholing
12
4.1.4 Accenten in de missie en visie op samenhang
12
4.2 Conclusies
13
4.3 Aanbevelingen
13
5 Personele, materiële en organisatorische voorwaarden
14
5.1.1 Organisatorische inbedding en positionering lectoraat
14
5.1.2 Samenstelling kenniskring en oonderzoekskwaliteiten docenten
14
5.1.3 Financiële en materiële voorzieningen
14
5.2. Conclusie
15
5.3 Aanbevelingen
15
6 Programma 6.1 Bevindingen
17 17
6.1.2 Kennisontwikkeling en onderzoek
17
6.1.3 Beroepspraktijk en samenleving
18
6.1.4. Onderwijs en scholing
20
6.2 Conclusies
23
6.3 Aanbevelingen
24
7 Relaties 7.1 Bevindingen
25 25
7.1.1 Kennisontwikkeling
25
7.1.2 Beroepspraktijk en samenleving
26
7.1.3 Onderwijs en scholing
27
7.2 Conclusies
27 3
7.3 Aanbevelingen 8 Resultaten 8.1 Bevindingen
28 29 29
8.1.1 Onderwijs en Scholing
29
8.1.2 Kennisontwikkeling /Beroepspraktijk en samenleving
30
8.2 Conclusies
31
8.3 Aanbevelingen
32
9 Samenvattende conclusies 9.1 Conclusies aan de hand van vragen brancheprotocol 10 Bijlagen
33 33 37
10.1 Overzicht van publicaties, presentaties en overige producten van het lectoraat
37
10.2 Onderzoeksprojecten lectoraat
40
10.3 Opleidingen, graad en ervaring van lector en kenniskringleden
42
4
1 Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek In 2007 hebben alle door de Nederlandse overheid bekostigde hogescholen zich verbonden aan het Brancheprotocol kwaliteitszorg onderzoek 2009-2015 (BKO) van de HBO-raad. Het protocol, dat nader is uitgewerkt in het Basisdocument en de Handreiking aan hogescholen, legt de basis voor een landelijk kwaliteitszorgstelsel ten behoeve van het praktijkgerichte onderzoek aan hogescholen. De nieuwe richtlijnen hebben ook bij Fontys Hogescholen geleid tot aanpassingen in de kwaliteitszorg met betrekking tot onderzoek en lectoraten. Een nieuw, landelijk stelsel Uit de eindevaluatie van de Stichting Kennisontwikkeling (SKO), in december 2008 gepubliceerd onder de titel Lectoraten in het hoger beroepsonderwijs 2001- 2008, blijkt dat de kwaliteit en de relevantie van het binnen lectoraten uitgevoerde onderzoek bepalend zijn voor de mate waarin de doelstellingen van lectoraten kunnen worden bereikt. De invoering van het landelijk kwaliteitszorgstelsel markeert een volgende fase, die vraagt om verdere worteling en versteviging van het onderzoek binnen de hogescholen en de samenleving. Het stelsel houdt optimaal rekening met de ontwikkelingsfase waarin het onderzoek aan de Nederlandse hogescholen zich bevindt en met de aard en omvang van dat type onderzoek, dat wordt aangeduid als praktijkgericht onderzoek. Dit begrip wordt in het brancheprotocol nauwkeurig gedefinieerd. Praktijkgericht onderzoek Het praktijkgerichte onderzoek wordt omschreven als onderzoek dat is geworteld in de beroepspraktijk en bijdraagt aan de verbetering en innovatie van de beroepspraktijk. Dit vindt plaats door het genereren van kennis en inzichten, maar ook door het leveren van toepasbare producten en ontwerpen van concrete oplossingen voor praktijkproblemen. Daarbij is het onderzoek doorgaans multi- en of transdisciplinair van aard en ingebed in een scala van interne en externe organisatorische verbanden, met behoud van de wetenschappelijke betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek zelf. Het onderzoek kent een nauwe relatie met het onderwijs via de bijdrage aan onderwijsactiviteiten, de professionalisering van docenten en curriculumvernieuwing. Doordat het onderzoek relevantie heeft voor – en impact op – de beroepspraktijk, het onderwijs en de bredere samenleving, vindt de verspreiding en publicatie van de kennis via vele uiteenlopende kanalen plaats en aan diverse doelgroepen. Kwaliteitszorgstelsel ten aanzien van het onderzoek aan hogescholen, 2009-2015. Basisdocument, blz. 7 (HBO-raad, december 2008). De concrete doelstellingen van het stelsel zijn: het borgen en verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek en de organisatie eromheen; het versterken van de positie en het imago van het praktijkgerichte onderzoek; het genereren van sturingsinformatie voor de hogeschool en de branche; de verantwoording richting overheid en maatschappij over de besteding van publieke middelen. Op 4 februari 2009 heeft de HBO-raad de minister van OCW per brief geïnformeerd over het kwaliteitszorgstelsel voor praktijkgericht onderzoek, dat bestaat uit drie samenhangende onderdelen: (1) De kwaliteitszorgsystemen van de hogescholen met als onderdeel de externe onafhankelijke evaluaties van onderzoekseenheden. (2) Een landelijke validatiecommissie (VKO) die deze kwaliteitszorgsystemen zesjaarlijks valideert. (3) Jaarlijkse monitoring van de ontwikkeling en resultaten van onderzoek aan hogescholen in de vorm van een brancherapportage. Het nieuwe stelsel, operationeel sinds januari 2009, is gericht op het permanente handhaven en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek en de organisatie eromheen. Daarnaast gaat het 5
informatie opleveren die alle betrokken stakeholders inzicht geeft in de omvang, aard en resultaten van het onderzoek. Vanwege de jonge leeftijd van het praktijkgericht onderzoek en de grote variatie tussen hogescholen in de ontwikkelingsfase waarin ze verkeren ten aanzien van zowel onderzoek als kwaliteitszorg, zal het stelsel in de eerste jaren primair gericht zijn op ontwikkelen en verbeteren. Dat stelt niet alleen eisen aan de samenstelling, rolopvatting en werkwijze van de beoordelaars (die zich op zullen moeten stellen als kritische, maar opbouwende adviseurs), maar ook aan de criteria die worden gehanteerd bij het evalueren en valideren. Het vervolg van deze inleiding zal beperkt blijven tot een nadere beschrijving van de gang van zaken rond de externe onafhankelijke evaluaties van de onderzoekseenheden / lectoraten (zie het eerste van de drie hierboven genoemde onderdelen). Daarin staan vijf vragen centraal, vragen die de die de evaluatiecommissie volgens de voorschriften van het brancheprotocol moet beantwoorden: (1) Is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van: kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein; valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij; de betekenis voor onderwijs en scholing? (2) Vindt een en ander plaats vanuit een relevante en uitdagende missie en een helder onderzoeksprofiel? (3) Worden de missie en het onderzoeksprofiel geborgd door het portfolio en de wijze waarop de eenheid is georganiseerd? (4) Is de inzet van mensen en middelen daarbij toereikend in kwalitatief en kwantitatief opzicht? (5) Zijn de interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties daarbij voldoende relevant, intensief en duurzaam?
2 Werkwijze Fontys Hogescholen Het hart van het kwaliteitszorgstelsel wordt gevormd door zesjaarlijkse evaluaties (audits) van onderzoekseenheden door externe en onafhankelijke deskundigen, die onder de eigen verantwoordelijkheid van de instelling worden uitgevoerd. Bij Fontys Hogescholen gebeurt dit op basis van een planning die is vastgesteld door het College van Bestuur. De audit bestaat uit diverse onderdelen: een zelfevaluatie door het lectoraat; een verificatiebezoek, uitgevoerd door een evaluatiecommissie; een rapport, opgesteld door de evaluatiecommissie; bestuurlijke hantering, leidend tot afspraken over de uitvoering van een verbeterplan. Deze onderdelen leiden tot de volgende fasering van de werkzaamheden: FASE 1 – VOORBEREIDING Zelfevaluatierapport lectoraat Het lectoraat ontvangt een gedetailleerde aankondigingsbrief van het College van Bestuur, met onder andere concrete richtlijnen - rechtstreeks afgeleid uit de aanwijzingen in het brancheprotocol - voor het zelfevaluatierapport dat door het lectoraat moet worden opgesteld. De validatie van het rapport is afhankelijk van toetsing vooraf door de secretaris van de evaluatiecommissie aan de richtlijnen. Indien de toetsing een positief resultaat oplevert, wordt de zelfevaluatie geaccepteerd als vertrekpunt voor de gesprekken tussen de commissie en de gespreksdelegaties bij het verificatiebezoek. Samenstelling evaluatiecommissie 6
Voor elke audit wordt een evaluatiecommissie samengesteld die bestaat uit vier personen: twee onafhankelijke externe deskundigen en twee onafhankelijk gepositioneerde functionarissen uit de centrale organisatie van de instelling, die als lead auditor en secretaris optreden. Voor de beoordeling van impact en relevantie van het lectoraat voor beroepspraktijk en samenleving wordt gezocht naar een representatieve en gezaghebbende vertegenwoordiger uit het betreffende domein. Voor de werving van externe expertise op het gebied van kennisontwikkeling en onderzoek geeft Fontys in principe de voorkeur aan een gepromoveerde lector. Het te beoordelen lectoraat draagt zelf geschikte externe kandidaten voor om zitting te nemen in de evaluatiecommissie. Na een profielvergelijking van de voorgedragen kandidaten bepaalt de Fontys Graduate School een voorlopige rangorde, die gemotiveerd kenbaar wordt gemaakt aan de betrokken auditor. De uiteindelijke beslissing over de selectie van de twee externe commissieleden ligt bij de voorzitter (de lead auditor) van de evaluatiecommissie. De overige twee leden van de commissie, de lead auditor en de secretaris, zijn, zoals gezegd, afkomstig uit de centrale organisatie van de instelling zelf. Op grond van hun positionering in de organisatie zijn beiden onafhankelijk. Bovendien beschikken zij over brede deskundigheid op het gebied van het hoger beroepsonderwijs en hebben zij ruime ervaring op het gebied van kwaliteitszorg, audits (ook van lectoraten), visitaties en accreditatie. De evaluatiecommissie die deze audit uitvoert is als volgt samengesteld: Dr. J.M. Geldens (Jeannette), lector Kempelonderzoekscentrum, senior onderzoeker TUe-ESoE, kerndocent Master Innoveren en leren. Drs. F. Jansma (Frank), programmamanager Onderwijscoöperatie en verantwoordelijk voor herijking bekwaamheidseisen en register leraar.nl drs. G.P.M. Heerink (Guido), concern auditor Fontys Hogescholen, voorzitter / lead auditor evaluatiecommisie drs. M. van den Berg (Menno), senior-consultant Dienst Onderwijs en Onderzoek, secretaris
Afstemmingsoverleg evaluatiecommissie Ongeveer een week voor het verificatiebezoek vindt er afstemmingsoverleg plaats tussen de leden van de evaluatiecommissie. Er vindt een uitwisseling plaats van bevindingen en voorlopige conclusies bij de bestudering en analyse van de zelfevaluatie en andere documenten. Daarnaast worden definitieve afspraken gemaakt over wie wat in welk gesprek aan de orde stelt en over de tijdsindeling van elke gespreksronde. Voor de vraagstelling wordt gebruik gemaakt van een beoordelingskader, waarin de vijf evaluatievragen van het brancheprotocol zijn uitgewerkt in criteria. De drie perspectieven van waaruit het lectoraat wordt beoordeeld – kennisontwikkeling en onderzoek, beroepspraktijk en samenleving, onderwijs en scholing – zijn daarin duidelijk herkenbaar. In de voorbereiding van de vraagstelling wordt ook rekening gehouden met de indicatoren die zijn beschreven in Kwaliteitszorgsysteem Lectoraten Fontys Hogescholen. Dit is vastgesteld door de Raad van Bestuur op 14 juli 2008. FASE 2 – VERIFICATIEBEZOEK De zelfevaluatie (inclusief bijlagen en verwijzingen naar andere bronnen, die dikwijls via internet toegankelijk worden gemaakt) en de producten (publicaties, presentaties en dergelijke) van het lectoraat vormen de belangrijkste bronnen voor een kritische dialoog tussen de gespreksdelegaties en de evaluatiecommissie. Tijdens het verificatiebezoek vinden er vier gesprekken plaats in een vaste volgorde, met de hierna genoemde gesprekspartners en de daarbij aangegeven tijdsduur. Na de eerste twee gesprekken is er een besloten werklunch voor de evaluatiecommissie, waarin onder andere de bevindingen van de ochtendsessie worden besproken met het oog op eventuele bijstellingen in de eerder afgesproken gespreksagenda voor het middaggedeelte. (1) externe stakeholders (2) lector
60 minuten 90 minuten
werklunch evaluatiecommissie (3) kenniskring
90 minuten 7
(4) stuurgroep
60 minuten
De gesprekken vinden plaats onder voorzitterschap van de lead auditor, aan de hand van de agenda die door de evaluatiecommissie is overeengekomen in het afstemmingsoverleg. Bij deze audit treedt de evaluatiecommissie in dialoog met de volgende gesprekspartners: Externe relaties / stakeholders Astrid Bouman, in 2010 stagiaire bij het lectoraat vanuit de masteropleiding Humanistiek Marjan Bruins, directeur Onderzoek en Ontwikkeling, Koninklijke Auris Groep Marijke Dinnissen, Stichting Dialoog in het Onderwijs (Founder en facilitator) Wiel Veugelers, Hoogleraar Educatie, Universiteit voor Humanistiek, promotor bij diverse kenniskringleden Lector Gaby C. Jacobs Leden kenniskring Wilma Klabbers Marchien Loerts Kara Vloet (tevens promovenda) Toegevoegde leden: (onderzoekers RAAK-PRO, tevens promovendi bij lectoraat) Karin Diemel Helma de Keijzer
Management: Margreet Verbunt (directeur Fontys OSO) Hans van Huijgevoort, lid directie & staf (manager Onderwijsinnovatie en Zakelijke Dienstverlening) Peter Laros, lid directie & staf (manager Onderwijsorganisatie)
FASE 3 – RAPPORTAGE Met behulp van de ter beschikking gestelde documenten en de notities die zijn gemaakt tijdens de gesprekken stelt de secretaris een eerste conceptrapport op aan de hand van een format dat door Fontys Audit is ontwikkeld in samenspraak met het team van secretarissen. Dit voorziet in een scheiding tussen een informatief en een evaluatief gedeelte. Het informatieve deel betreft vooral de landelijke, sectorale (hbo-)context waarbinnen de audit plaatsvindt, de werkwijze die Fontys Hogescholen binnen die context gekozen heeft en de belangrijkste administratieve gegevens over het specifieke lectoraat dat in het onderhavige rapport wordt beoordeeld. De structuur van het beoordelend gedeelte weerspiegelt de objecten en perspectieven waar de vijf evaluatievragen van het brancheprotocol zich op richten. Elk hoofdstuk van dit deel is opgebouwd volgens de drieslag bevindingen – conclusies – aanbevelingen. Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting van de conclusies. Als handreiking aan de lezer die zich een beeld wil vormen van de beoordeling van het lectoraat aan de hand van de letterlijke evaluatievragen volgt de samenvatting die indeling. Na verwerking van de feedback van de voorzitter wordt het bijgestelde concept voor commentaar en beantwoording van eventuele vragen aangeboden aan de externe commissieleden. De secretaris overlegt met de lead auditor over de verwerking van de ontvangen feedback, waarna laatstgenoemde de tekst vaststelt van het definitieve concept. Dit wordt ter verificatie op feitelijke onjuistheden aangeboden aan de lector(en) en de stuurgroep. Het laatste overleg tussen de leden van de evaluatiecommissie betreft de wijze waarop de reacties van de lector(en) en de stuurgroep op het conceptrapport worden verwerkt. Aansluitend stelt de voorzitter het rapport definitief vast, waarna de eindversie wordt aangeboden aan het College van Bestuur en aan de landelijke validatiecommissie (VKO). De VKO publiceert het rapport op de eigen website (www.vkohogescholen.nl). 8
FASE 4 – BESTUURLIJKE HANTERING Op basis van conclusies en aanbevelingen van de evaluatiecommissie en in overleg met de lector(en) stelt de directeur van het regievoerende instituut een concept op van een verbeterplan, dat wordt becommentarieerd door de betrokken auditor. Vervolgens bespreekt het lid van het College van Bestuur aan wie het regievoerend instituut rapporteert (de verticale portefeuillehouder) het concept van het verbeterplan en het commentaar met de directeur, de lector(en) en de betrokken auditor. De concrete afspraken (inclusief deadlines) zoals beschreven in het definitieve verbeterplan worden door de controller die verantwoordelijk is voor het domein waartoe het instituut behoort (de domeincontroller) vastgelegd in het lopende of eerstvolgende managementcontract. Het bewaken van de uitvoering van de verbeteracties vindt plaats in de reguliere planning- en controlcyclus van Fontys Hogescholen. Op relevante momenten – afhankelijk van de deadlines – agendeert Control de gemaakte afspraken voor het periodieke overleg tussen College van Bestuur en directeur over de managementrapportage (de zogenaamde marap).
9
3 Lectoraat professionele waarden in kritische dialoog Noot aan de lezer: De aanbevelingen aan het einde van hoofdstuk 4 – 8 zijn alleen van toepassing indien besloten wordt het lectoraat geheel of grotendeels in de bestaande vorm te continueren. Korte schets lectoraat Het lectoraat Professionele Waarden in Kritische Dialoog sluit aan bij de nationale en internationale tendens om professionaliteit van de educatieve (en aanverwante) beroepen te versterken vanuit de maatschappelijke functie en sociale waarden van deze beroepen. Het richt zich primair op de versterking van het professionele handelen vanuit een gerichtheid op waarden, relationele leerprocessen en interactieve kennisontwikkeling in het brede domein van educatie. Daarbij besteedt het specifiek aandacht aan vragen rondom participatie, empowerment, diversiteit en inclusie. De doelstellingen van het lectoraat zijn: - Diepgaand inzicht verwerven in en de verdere ontwikkeling bevorderen van principes, methoden en praktijken die bijdragen aan een kritische dialoog over professionele waarden en identiteiten in het curriculum van de masteropleiding SEN van Fontys Opleidingscentrum Speciaal Onderwijs (OSO); - Het bevorderen van de normatief-reflexieve (onderzoeks)competentie van educatieve professionals (professional empowerment) - Kennisuitwisseling over waarden en professionalisering en passende onderzoeksmethoden in nationaal en internationaal verband, inclusief de disseminatie van producten. Hiertoe wordt een Platform Professionele Waarden (PPW) gevormd (2009) , waarop zal worden samengewerkt met de andere lectoraten van Fontys OSO, lectoren en andere geïnteresseerden van Fontys en externe partners, zoals de Universiteit voor Humanistiek. Start en bemensing lectoraat Het lectoraat Professionele Waarden in Kritische dialoog is van start gegaan op 1 april 2009 en wordt geleid door lector Gaby Jacobs. Aan het lectoraat is een kenniskring gekoppeld. Met de kenniskring is in september 2009 begonnen. De kenniskring bestond tot en met december 2011 uit vijf personen. Alle kenniskringleden zijn als docent verbonden aan de Master Special Educational Needs (M SEN) van Fontys OSO. Zij vervullen diverse rollen, zoals stafmedewerker onderzoek en lid of voorzitter van themagroepen ten dienste van de curriculumontwikkeling. Ook zijn de leden actief in zakelijke dienstverleningsprojecten van Fontys OSO. Vanaf januari 2012 zijn er voor de kenniskringleden vanwege interne bezuinigingen (zie ook onder 5) geen uren meer beschikbaar gesteld voor onderzoek en aanverwante activiteiten die betrekking hebben op het lectoraat. Daarmee is de kenniskring opgehouden te bestaan. Het lectoraat beschikt niet over een stuurgroep. Het lectoraat valt onder de directe verantwoordelijkheid van de directeur van Fontys OSO en wordt georganiseerd in afstemming met de andere lectoraten van Fontys OSO. In 2009-2010 hebben deze lectoraten gezamenlijk een onderzoeksprogramma gerealiseerd. Gerelateerd daaraan participeren zij actief in de verschillende opleidingen van Fontys OSO en houden zij zich vooral bezig met de kwaliteit van de masteronderzoeken en de begeleiding daarvan. De lector legt jaarlijks verantwoording af over de voortgang van het lectoraat bij de directeur middels een jaarverslag.
10
4 Missie en doelstellingen 4.1 Bevindingen De missie, doelstellingen en taken zijn gerelateerd aan de drie perspectieven van waaruit het lectoraat wordt beoordeeld: kennisontwikkeling, beroepspraktijk en samenleving, onderwijs en scholing. De relatie wordt nader uitgewerkt in § 4.1.1 en daarop volgende paragrafen. Missie De missie is in het lectoraatplan van 2009 als volgt verwoord: Het lectoraat bouwt voort op de resultaten van het lectoraat ‘Interactieve professionaliteit en interactieve kennisontwikkeling in de Speciale Onderwijszorg’ en sluit aan bij de nationale en internationale tendens om professionaliteit van de educatieve (en aanverwante) beroepen te versterken vanuit de maatschappelijke functie en sociale waarden van deze beroepen. Het richt zich primair op de professionele waarden- en identiteitsontwikkeling van docenten in het onderwijs en daarbinnen op vragen rondom speciale onderwijszorg, diversiteit en inclusie, maar het doet dit waar relevant in relatie tot andere onderwijsdomeinen en de vragen van professionals die daarin aan de orde zijn. Het werkveld Onderwijs maakt belangrijke ontwikkelingen door onder invloed van de verschuiving in de afgelopen decennia van een medisch model van leermoeilijkheden en gedragsproblemen naar een sociaal model en de aankomende wet Passend Onderwijs, waarin (reguliere) scholen een zorgplicht krijgen voor kinderen met speciale onderwijsbehoeften. Deze ontwikkelingen gaan gepaard met morele vraagstukken en dilemma’s, weerstanden en handelingsverlegenheid bij professionals. Deze context maakt een programma gericht op waarden- en identiteitsontwikkeling noodzakelijk. Een dergelijk programma kenmerkt zich door de: - Betrokkenheid op sociale waarden (in het krachtenveld met markt en bureaucratische waarden en normen) - Nadruk op dialogische leerprocessen (in plaats van de individuele professional of competenties) - Interactie tussen theoretische, praktische en belichaamde/narratieve kennis aldus de lector, zoals verwoord in de opdracht voor het lectoraat (2009). Deze missie en de relevantie ervan is in optiek lector nog onverminderd van kracht. Hieronder is de missie vertaald in meer concrete doelstellingen. Vervolgens is de missie in de drie onderscheiden domeinen nader uitgewerkt [zie vanaf 4.1.1] Vertaling missie in concrete doelstellingen De missie is door het lectoraat vertaald in een interne en een externe doelstelling. De interne doelstelling heeft betrekking op het domein Onderwijs en Scholing en is tweeledig: 1. Inzicht verwerven in en de verdere ontwikkeling bevorderen van principes, methoden en processen die bijdragen aan de professionele waarden- en identiteitsontwikkeling van studenten in de M SEN van Fontys OSO (dimensie A en competentie 7 van het generiek competentieprofiel voor opleidingen speciale onderwijszorg). 2. Het bevorderen van de normatief-reflexieve onderzoeks-competentie van educatieve professionals, zowel docenten als studenten van Fontys OSO. De externe doelstelling heeft betrekking op de Beroepspraktijk, respectievelijk Kennisontwikkeling en onderzoek en is eveneens tweeledig: 3. De ontwikkeling van methoden en instrumenten gericht op professionele waarden- en identiteitsontwikkeling van onderwijs(zorg)professionals in het kader van de ontwikkelingen naar passend onderwijs en de interactieve kennisontwikkeling hierover in samenwerkingsverbanden met scholen en andere instellingen. 4. Bijdragen aan de (wetenschappelijke) kennisontwikkeling over professionele waarden- en identiteitsontwikkeling (ook wel aangeduid als normatieve professionalisering) en praktijkgerichte onderzoeksmethodologie op dit terrein. 4.1.1 Kennisontwikkeling en onderzoek M.b.t. dit domein verwoordt het lectoraat de opdracht als volgt: Het lectoraat beoogt een bijdrage te leveren aan het (inter)nationale kennisbestand rondom professionele ontwikkeling, i.h.b. ‘normatieve professionalisering’ en ‘democratic professionalism’. Het lectoraat wil 11
uitdrukking geven aan het belang van relationele processen en dialogische praktijken in het maken van afwegingen over ‘goed’ handelen. Een van haar doelen is kennisontwikkeling over dialogische methoden, praktijken en processen waarin professionele waarden- en identiteitsontwikkeling plaatsvindt. Dit gebeurt in de context van het hoger beroepsonderwijs, meer in het bijzonder de masteropleiding Special Educational Needs, waarin de professionele ontwikkeling van onderwijs-zorgprofessionals gestalte krijgt. Het lectoraat streeft ernaar om in haar praktijkgerichte onderzoek nieuwe handelingsperspectieven te genereren voor praktijkvragen en -dilemma’s. Daartoe zal vaak een combinatie van onderzoeksmethoden nodig zijn. 4.1.2 Beroepspraktijk en samenleving M.b.t. dit domein is de opdracht als volgt geformuleerd: Voor dit lectoraat zijn met name twee ontwikkelingen van belang: de beleidsveranderingen op het terrein van de speciale onderwijszorg en de toenemende instrumentalisering van de beroepen in deze sector. Het lectoraat stelt zich ten doel om onderwijs(zorg)professionals te mobiliseren op het thema van passend onderwijs en morele leerprocessen op dit terrein te stimuleren. Dit doet het lectoraat met de ontwikkeling van methoden en instrumenten gericht op professionele waarden- en identiteitsontwikkeling. De focus is daarbij in de eerste termijn van het lectoraat primair op de opleiding M SEN: de professionalisering van hogeschooldocenten en -medewerkers en curriculumontwikkeling met het oog op de professionele ontwikkeling van studenten M SEN (leerkrachten en zorgprofessionals in het primair, voortgezet, praktijk-, middelbaar- en hoger beroepsonderwijs). Daarnaast en daarmee verweven vindt kennisontwikkeling plaats ten behoeve van dienstverlening aan het beroepenveld en de bredere maatschappelijke (beleids)omgeving en kenniswereld, zowel in Nederland als internationaal. 4.1.3 Onderwijs en scholing Binnen dit domein heeft het lectoraat de opdracht als volgt uitgewerkt. Een belangrijke leidraad voor de missie van het lectoraat is het generiek competentieprofiel speciale onderwijszorg van de master SEN, dat is ontwikkeld voor opleidingen in de speciale onderwijszorg. Dit biedt aanknopingspunten voor de verdere professionalisering en curriculumontwikkeling van docenten en studenten van Fontys OSO en het onderzoek hiernaar. Het lectoraat heeft zich in het domein Onderwijs en Scholing twee doelen gesteld. Op de eerste plaats om relevante bouwstenen aan te leveren voor de master SEN van Fontys OSO, door onderzoek te doen naar relevante onderdelen van de M SEN en op interactieve wijze kennis te ontwikkelen over de impact daarvan op dimensie A en de reflectieve en ontwikkelcompetentie van het generieke competentieprofiel speciale onderwijszorg (Claasen e.a., 2009). Daarnaast zet het lectoraat zich in om de professionalisering van docenten op het terrein van de zogenaamde normatief-reflexieve onderzoekscompetentie te versterken. Het betreft hier zowel docenten die inhoudelijke onderwijsmodulen verzorgen, als studiegroepbegeleiders (tevens begeleiders van de masteronderzoeken van studenten). Hiervoor is samen met de andere lectoren een aantal targets geformuleerd. Ten behoeve van promotieonderzoek was de ambitie geformuleerd dat ieder jaar 5 docenten een promotieonderzoek zouden starten, begeleid door een lector als co-promotor. Deze kwantitatieve ambitie is op financiële gronden twee jaar later weer losgelaten. Het doel van de onderzoekswerkplaats was dat alle docenten tenminste eens per jaar een cursus of workshop in het kader van professionalisering zouden volgen. In het eerste jaar is deze doelstelling niet gehaald; wel hebben een aanzienlijk aantal docenten aan meerdere activiteiten deelgenomen. Na het eerste jaar is de onderzoekswerkplaats vanwege bezuinigingen gestopt. Wel zijn door het lectoraat zeven promotieonderzoeken begeleid; dat is meer dan geformuleerd in het oorspronkelijke plan (vier).
4.1.4 Accenten in de missie en visie op samenhang In het lectoraatplan 2009 is aangegeven dat in de eerste termijn van het lectoraat (april 2009 tot maart 2012) de focus zal liggen op de interne doelstelling, de ontwikkelfunctie binnen de hogeschool. Deze omvat zowel de versterking van het curriculum volgens basisdimensie A en competentie 7 (competent in reflectie en ontwikkeling) van het competentieprofiel, als de normatieve professionalisering van docenten en studenten in hun rol als onderzoekende professional. Deze focus is ook aangehouden, maar tevens is er vanaf het begin 12
een ‘en/en’ strategie gehanteerd aangezien de interne en externe doelstelling moeilijk van elkaar te scheiden zijn. Immers, zo wordt gesteld, de kennis die wordt ontwikkeld over effectieve methoden, praktijken en processen van normatieve professionalisering van hogeschooldocenten en -studenten, is ook relevant voor en kan worden uitgebouwd in de samenwerking met externe partners. Omgekeerd zullen projecten met externe partners relevante inzichten opleveren voor de curriculumontwikkeling en professionalisering binnen de hogeschool. Door de interactieve aanpak van onderzoek, begint de disseminatie van kennis bovendien vanaf het moment van kennisontwikkeling en is zij nooit ‘af’ of ‘volledig’.
4.2 Conclusies Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met alle betrokken partijen blijkt dat:
Het lectoraat een missie heeft geformuleerd die leidend is voor haar werkprogramma; De missie alle drie gebieden omvat waarop een lectoraat zich dient te bewegen; tevens is de samenhang daartussen en het relatieve gewicht daarvan gemotiveerd; Het lectoraat blijkens de formulering van de missie en de doelstellingen een ‘en/en’ strategie volgt, maar aanvan-kelijk vooral intern (ontwikkelfunctie) gericht was, d.w.z. een sterke focus had op de master SEN van Fontys OSO; De primaire gerichtheid van het lectoraat op het onderwijs goed aansluit bij de beleidsprioriteiten van Fontys OSO; De missie en doelstellingen overwegend in zeer algemene bewoordingen zijn geformuleerd; ze zijn weinig specifiek en concreet en prestatie-indicatoren ontbreken; De missie niet periodiek doorgelicht is met belanghebbenden; wel wordt er jaarlijks gerapporteerd aan de directie. Er is nu geen evidentie waaruit blijkt dat relevante vertegenwoordigers van de kenniswereld, het beroepenveld en onderwijs en scholing de missie volledig dragen. Voor de gespreksdeelnemers was dit wel het geval. Hier waren wel de partijen waarmee een structurele samenwerkingsrelatie bestaat, maar niet alle relevante stakeholders vertegenwoordigd. Uit gesprekken met deze vertegenwoordigers van de kenniswereld, het beroepenveld en onderwijs en scholing blijkt wel dat (de uitwerking van) de missie gedragen wordt.
4.3 Aanbevelingen Met betrekking tot de missie en de doelstellingen beveelt de evaluatiecommissie het lectoraat aan om:
De missie en doelstellingen concreter te formuleren, d.w.z. veel meer in termen van specifieke, haalbare resultaten; De missie te actualiseren voor de volgende fase (tenminste áls deze zich aandient; zie ook noot vooraf); Bij de actualisering van de missie explicieter de (opvattingen van de) externe stakeholders te betrekken en de bezinning te benutten voor een sterkere en meer expliciet beschreven externe oriëntatie; In de actualisering van de missie expliciet te onderbouwen en vast te leggen vanuit welke visie op onderzoek en methodologische aanpak het lectoraat opereert. Dat de nadruk in dit lectoraat vooral op kwalitatief onderzoek gelegd wordt, kan de commissie goed begrijpen; De missie periodiek door te lichten met (interne en externe) stakeholders om daarmee het onderzoek continu up-to-date te houden en de vragen vanuit de praktijk te blijven onderzoeken om aldus de intensieve relaties met het praktijkveld blijvend te benutten.
13
5 Personele, materiële en organisatorische voorwaarden 5.1.1 Organisatorische inbedding en positionering lectoraat Het lectoraat valt onder directe verantwoordelijkheid van de directeur van Fontys OSO en wordt georganiseerd in afstemming met de andere lectoraten van dit instituut. In 2009-2010 hebben de lectoraten gezamenlijk een onderzoeksprogramma gerealiseerd. Als gevolg daarvan hebben zij actieve betrokkenheid in de verschillende opleidingen van Fontys OSO, met name ten aanzien van de kwaliteit van de masteronderzoeken en de begeleiding daarvan (i.e. de professionele masteropleiding SEN en de academische master SEN). Daartoe vindt er nauwe samenwerking plaats met diverse gremia in de uitvoering van de opdracht van het lectoraat. In 2012 zijn er directe relaties met groepen docenten en studenten van Fontys OSO, met de stafmedewerkers Onderzoek en Professionalisering, de manager Onderwijsinnovatie en Dienstverlening, met de werkgroep Onderzoek en de schrijvers van het Handboek Studiebegeleiding M SEN.
5.1.2 Samenstelling kenniskring en oonderzoekskwaliteiten docenten Lectoraat en kenniskring Het lectoraat heeft een kenniskring waarin naast de lector de volgende personen zitting hebben met een aanstellingsomvang van 0,2 fte bij aanvang van de kenniskring tot 0 fte vanaf 1 januari 2012. Beginsituatie: Naam Dr. Gaby Jacobs (lector) Dr. Doreen Admiraal Drs. Arie Goijaarts Drs. Wilma Klabbers Drs. Marchien Loerts Drs. Kara Vloet
fte 0,8 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
Fte totaal
1,8
In bijlage 10.3 worden de feitelijke gegevens van de betrokkenen verstrekt (opleidingen, graad en ervaring) Stuurgroep Het lectoraat beschikt niet over een stuurgroep; het lectoraat valt onder directe verantwoordelijkheid van de directeur van Fontys OSO.
5.1.3 Financiële en materiële voorzieningen De financiële situatie van het lectoraat, die een belangrijke context voor het lectoraat vormt, wordt in de ZER als volgt geschetst. De bezuinigingen binnen Fontys OSO hebben het lectoraatbudget fors getroffen. De functieomvang van de kenniskring is in 2011 en 2012 verminderd en ook in andere posten als professionalisering en conferentiebezoek is fors gesneden. De lector heeft over de gehele contractperiode 0,8 fte behouden. De kenniskringleden begonnen in september 2009 ieder met 0,125 fte plus 80 uren (het waren er tot dit studiejaar altijd 59) professionalisering, die zij aan de kenniskring besteedden (in totaal 0,2 fte). In 2010 is de kenniskring uitgebreid met drie docenten die promotieonderzoek doen of in voorbereiding hebben én met vijf andere docenten die onderzoek verrichten binnen het programma van het lectoraat. In 2010 vond er tevens een reductie van de facilitering van activiteiten voor de kenniskring plaats tot 0,19 fte voor ieder lid van kenniskring. In 2011 vond een verdere afbouw plaats, waarna in 2012 het lectoraat feitelijk geen kenniskring meer heeft en uitsluitend werkt met promovendi en docenten betrokken bij het Raakproject. 14
De beoogde functie van secretaris Onderzoek die de samenhang tussen de lectoraten zou bewaken en bevorderen is niet meer in werking gezet. Tegenover de reductie van het interne budget staat een toename van inkomsten die door het lectoraat extern gegenereerd zijn (zie bijgaande tabel). Met de directie zijn er geen afspraken gemaakt over inkomstenwerving door het lectoraat, anders dan de inspanningen die in de contracteringsgesprekken van de lector werden aangegeven. 2009
2010
2011
2012
Personele lasten
112.641
Euro 178, 344
154.165
113.964
Extern gegenereerde inkomsten
-
1.000 (lezing)
13.675
698.011 (RAAAKPRO project) 1.826 (workshops)
5.2. Conclusie Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met betrokken partijen blijkt dat:
De strategie van het lectoraat goed aansluit bij de in 2009 ingevoerde Fontysstrategie waarin onderwijs en onderzoek nauw op elkaar worden betrokken; De kenniskringleden ook tegelijk docent zijn en daarmee onderwijs en onderzoek goed kunnen integreren; Het lectoraat gebruik maakt van de personele infrastructuur van Fontys, Fontys OSO i.h.b., maar ook van die van de Universiteit voor Humanistiek (Utrecht), i.h.b. de Graduate School; De deelnemers ruimschoots beschikken over de kwalificaties en kwaliteit om het onderzoeksprogramma uit te kunnen voeren; Het lectoraat zowel docenten als studenten inzet in de onderzoeksprojecten, maar dat dit in nog bescheiden mate gebeurt. Of de bereidheid onder docenten en studenten ingezet te kunnen worden groot was/is, heeft de commissie niet vast kunnen stellen: er is niet met docenten gesproken. Wel werd opgemerkt dat docenten in beginsel een grote bereidheid hebben om zich te (laten) professionaliseren; Het voor het lectoraat moeilijk is om docenten structureel in te zetten gezien de beperkte beschikbaarheid vanwege het primaat van het primair proces en de beperkte (financiële) middelen; Het gewijzigde financiële OSO-beleid gericht op een sluitende begroting heeft niet geleid tot het bijstellen van de prioriteiten door het lectoraat, maar (uiteraard) wel in de uitwerking en met name de realisatie daarvan. Volgens de lector is een aantal deelprojecten niet doorgegaan, respectievelijk niet afgemaakt; Het gewijzigde financiële beleid feitelijk heeft geleid tot het ontbinden van de kenniskring met als gevolg dat de rol van de kenniskringleden als ambassadeur en change agent ‘in de wacht’ werd gezet. Door de forse personele reductie van het lectoraat het vrijwel onmogelijk is om alle ambities van het lectoraat waar te maken; de continuïteit van het lectoraat lijkt hierdoor ernstig in gevaar [zie ook verderop] Recent is een groot RAAK-PRO project binnengehaald. Het is niet helemaal duidelijk geworden of dit project de precaire financiële situatie kan helpen verlichten. In ieder geval verdient het lectoraat daarmee wel de salariskosten voor de lector (als projectleider en onderzoeksleider) met een gemiddelde omvang van 0,3 fte in over een periode van 4 jaar. Daarnaast zijn twee docenten als onderzoekers en promovendi betrokken bij het Raak-project voor een gemiddelde omvang van 0,2 fte over vier jaar. De continuïteit van dit lectoraat (maar ook de andere lectoraten) nu volgens de directie onderwerp van bespreking is in de meta-analyse.
5.3 Aanbevelingen Met betrekking tot de personele, materiële en organisatorische voorwaarden beveelt de evaluatiecommissie het lectoraat aan om: 15
Samen met de directie OSO de balans op te maken en - nu het lectoraat in een ‘bezuinigingsregime’ is terecht gekomen – te bepalen wat er in redelijkheid van het lectoraat nog gehandhaafd en gecontinueerd kan worden, zeker ook in relatie tot het RAAK-PRO Project dat tot 2016 doorloopt; [de fase van de metaanalyse] Indien besloten wordt om het lectoraat te continueren het in de rede ligt om een nieuw beleidsplan op te stellen voor het lectoraat, waarin prioriteiten en beoogde uitkomsten opnieuw worden bepaald en zorgvuldig afgezet zijn tegen de beschikbare budgettaire ruimte; Een nieuw evenwicht te zoeken tussen interne en externe oriëntatie; In de genoemde prioritering met name aandacht te besteden aan de gebieden die tot nu toe onderbelicht dan wel enigszins achtergebleven zijn, zoals de explicitering van het belang en de invloed van de stakeholders/eigenaars; Opnieuw een kenniskring in te richten of het lectoraat aan te laten sluiten bij een ruimere kenniskring, hetzij binnen OSO of in het domein Educatie van Fontys; De bereidheid van de docenten om betrokken te worden bij activiteiten van het lectoraat (met name de projecten) beter te benutten door middel van stimulerende maatregelen; Sturing op en eventuele bijstelling van de missie en bijbehorende doelen in de toekomst te doen met een Stuurgroep, waarvan het management van de hogeschool deel uitmaakt, en vertegenwoordigers namens het relevante beroepenveld en de wetenschappelijke kenniswereld.
16
6 Programma 6.1 Bevindingen In dit hoofdstuk komt het programma van het lectoraat met betrekking tot kennisontwikkeling & onderzoek, de beroepspraktijk respectievelijk onderwijs & scholing aan bod. De lector bericht hierover zeer uitvoerig in het ZER. Hier wordt volstaan met een samenvatting van al deze activiteiten. Tussen (..) worden telkens de domeinen vermeld waar naar verwezen wordt. Sommige activiteiten bestrijken meerdere domeinen.
6.1.2 Kennisontwikkeling en onderzoek Het lectoraat beoogt een bijdrage te leveren aan het (inter)nationale kennisbestand rondom normatieve en democratische professionalisering van onderwijs(zorg)professionals en de rol van interactieve (dialogische) kennisontwikkeling daarbij. Kennisontwikkeling rondom professionele waarden- en identiteitsontwikkeling vindt plaats door middel van narratieve, participatieve en actiegerichte onderzoeksmethoden. Het lectoraat heeft door middel van de volgende activiteiten vorm gegeven aan kennisontwikkeling en onderzoek op het beschreven gebied. Kenniskringbijeenkomsten: In 2009 hebben kenniskringbijeenkomsten plaatsgevonden. De focus lag daarbij op de ontwikkeling van een onderzoeksprogramma voor het lectoraat. Centraal in het onderzoeksprogramma van het lectoraat staat een collaborative action research project, waarin de kenniskringleden participeren met deelprojecten. In 2010 stonden de kenniskringbijeenkomsten in het teken van de oriëntatiefase van het collaborative action research project en de verdere professionalisering van de kenniskringleden in het doen van onderzoek. In 2011 is de kenniskring uitgebreid met acht docenten die promotieonderzoek of een deelproject in het kader van het collaborative action research van het lectoraat uitvoerden. De bijeenkomsten stonden met name in het teken van presentaties van onderzoeksplannen en lopend onderzoek, kenniscirculatie en – ontwikkeling. De onderzoeksprojecten van het lectoraat zijn daarbij geclusterd in vier thema’s: 1. Professioneel leren en professionele waarden- en identiteitsontwikkeling; 2. Professioneel handelen in een context van diversiteit en gericht op inclusie; 3. Oplossingsgerichte communicatie in de onderwijssetting; 4. Expressieve, participatieve en waarderende methoden van onderzoek. De thema’s zijn voortgekomen uit wat de docenten in de opleiding als prangende kwesties voor nader onderzoek in het kader van het Collaborative Action Research dan wel promotieonderzoek zien. Thema 1 t/m 3 zijn centrale thema’s in de opleiding; thema 4 komt voort uit de missie en visie van het lectoraat op kennisontwikkeling. In Bijlage 2 van het ZER is een overzicht opgenomen van alle onderzoeksprojecten en de themagebieden waartoe zij behoren. Begeleiding van promotieonderzoeken: In het verlengde van het onderzoeksbeleid van Fontys OSO en haar ambitie om als kennisinstituut op het terrein van Special Educational Needs te functioneren, heeft het lectoraat een samenwerking tot stand gebracht met de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht (UvH) en de daarin ondergebrachte Graduate School. Vanaf april 2009 heeft de lector de begeleiding en het co-promotorschap op zich genomen van een promovenda, en vier andere docenten begeleid in het (verder) ontwikkelen van een voorstel voor promotieonderzoek. Deze voorstellen zijn ingediend voor facilitering door de OSO-organisatie en drie ervan hebben facilitering van 0,2 fte per week toegewezen gekregen en zijn per 1 januari 2010 begonnen in een promotietraject bij de Graduate School (GS) van de UvH. De vierde docent is in 2010 door de lector begeleid in de verdere uitwerking en versterking van het promotie-voorstel. Dit voorstel is eveneens goedgekeurd door de GS (in 2011) en deze promovenda heeft haar onderzoek gekoppeld aan het Raak-project. Daarnaast heeft een promovenda uit de EdD van Roehampton University zich eveneens verbonden aan het Raakproject en wordt ook zij thans begeleid door de lector. Met de begeleiding van een buitenpromovendus (oudmedewerker Fontys OSO) gaat het om een begeleiding van in totaal 7 promotieonderzoeken. De promotieonderzoeken sluiten inhoudelijk nauw aan bij de doelstelling van het lectoraat om kennis te ontwikkelen over professionele waarden- en identiteitsontwikkeling en geven daarmee een belangrijke input aan het lectoraatsprogramma. In deze eerste periode heeft het lectoraat veel geïnvesteerd in de ontwikkeling van de onderzoeksvoorstellen en de professionalisering van docenten in wetenschappelijk praktijkgericht 17
onderzoek. De verwachting is (was?) dat de komende jaren (!) het accent zal liggen op output in de vorm van publicaties en presentaties. Presentaties, workshops, symposia op conferenties, studiemiddagen en congressen Deelname aan conferenties, symposia en congressen wordt van belang geacht in het kader van kennisuitwisseling en -disseminatie, als ook in het kader van professionalisering van docenten in hun rol als onderzoekende professional en de verdere ontwikkeling van de beroepspraktijk. Hiervan heeft het lectoraat een veelvoud voor zijn rekening genomen, zoals o.m. -(jaarlijkse) presentaties van het collaborative action research project in de M SEN op de internationale CARN Conferenties; -presentatie op de (tweejaarlijkse) internationale Dialogical Self Conference in Athene in 2010 -deelname en bijdragen aan de CARN-dagen, de ORD dagen, de Velon-conferenties en de Fontys onderzoeks-conferenties; -deelname en bijdrage aan het multidisciplinaire onderzoeksproject Normatieve Professionalisering van de UvH, waaronder een onderzoekspresentatie. Zie voor een gedetailleerd overzicht van presentaties Bijlage 2 van het ZER. Publicaties Het lectoraat heeft zich vanaf het begin toegelegd op het publiceren van lopend en afgerond onderzoek in wetenschappelijke en vaktijdschriften. Daarbij is rekening gehouden met de ervaring van de betreffende kenniskringleden en het stadium waarin het onderzoek zich bevindt. De lector heeft samen met kenniskringleden gepubliceerd. In 2010 zijn drie wetenschappelijke artikelen verschenen vanuit het lectoraat (Jacobs, 2010; Jacobs & Murray, 2010; Vloet & Van Swet, 2010) en de lectorale rede (Jacobs, 2010). In 2011 is één internationale wetenschappelijke publicatie gerealiseerd (Jacobs, 2011). In 2012 zal in ieder geval één wetenschappelijke publicatie verschijnen, een hoofdstuk in een internationale bundel over Dialogical Learning and the Dialogical Self (Vloet, Jacobs & Veugelers, in press). Zie voor een gedetailleerd overzicht van wetenschappelijke publicaties Bijlage 2 van het ZER.
6.1.3 Beroepspraktijk en samenleving Een belangrijk doel van het lectoraat was om samen te werken met relevante organisaties in het veld van educatie en op het snijvlak van educatie met zorg en welzijn, om daarin methoden en instrumenten te ontwikkelen die bijdragen aan professionele waarden- en identiteitsontwikkeling. De ontwikkeling van een Platform Professionele Waarden (PPW) met jaarlijkse werkconferenties, conform de opleiding-alsplatformgedachte van Fontys OSO, is hierin een belangrijke rol toegedicht. Het leggen van contacten ten behoeve van dit platform heeft een spin-off gehad voor samenwerking met de beroepspraktijk. Hieronder worden verkort de activiteiten en samenwerkingsverbanden in het kader van de beroepsontwikkeling geschetst. Platform Professionele Waarden (I & II) Er is in 2009 een begin gemaakt met de ontwikkeling van het Platform Professionele Waarden met het oog op het creëren van een domeinoverstijgend netwerk, dat aandacht heeft voor vraagstukken rondom professionele waarden- en identiteitsontwikkeling. Het platform zou zowel toegankelijk moeten zijn voor kennisinstellingen als voor het beroepenveld en subsidieverstrekkers, met als centrale functie praktijkgerichte kennis- en productontwikkeling, kenniscirculatie en –cumulatie rondom de thematiek van het lectoraat. In de daaropvolgende jaren zijn contacten met relevante instellingen en personen gelegd en verstevigd, maar het lectoraat heeft niet de prioriteit gelegd bij het organiseren van jaarlijkse platformbijeenkomsten, zoals oorspronkelijk de bedoeling was. De reden daarvoor was dat vanaf 2011 de impact van de eerste bezuinigingen op de kenniskringtijd merkbaar werd, waardoor besloten werd om de aandacht te richten op reeds ontwikkelde samenwerkingsrelaties en het opbouwen van activiteiten met deze partners, liever dan een groter maar vluchtiger netwerk creëren. Daartoe zijn er met een aantal werkveldpartners meer structurele samenwerkingsverbanden aangegaan, zoals met de Jan Ligthartschool Rendierhof, de Koninklijke Auris Groep, het Federatief Samenwerkingsverband WSNS 41-07 (regio Gorinchem-Utrecht) en de Stichting Dialoog in het Onderwijs. Coachingstraject Oplossingsgericht Werken Jan Ligthartschool Rendierhof (II) In 2010 heeft het lectoraat een belangrijke samenwerkingsrelatie opgebouwd met de Jan Ligthartgroep, een scholengemeenschap in Tilburg voor regulier onderwijs met een centraal bestuur. Er zijn afspraken gemaakt 18
over coaching van leerkrachten en het managementteam in oplossingsgerichte communicatie en over het verrichten van onderzoek op dit terrein. In 2011 heeft het lectoraat twee studiemiddagen rondom Oplossingsgerichte Gespreksvoering verzorgd voor bovenbouw-leerkrachten en een coachingstraject voor management en intern begeleiders/zorgcoördinatoren op de school. Volgens de lector zijn deze coachingstrajecten positief door de deelnemers geëvalueerd. Project ‘Children and Youth in the Pedagogic Spotlight’ en RAAK-PRO project;‘De Pedagogische Professional voor het voetlicht’ (II & I & III) Eind 2010 is Fontys OSO (het toenmalige team Utrecht/Zuid-Holland), benaderd om samen te werken in het project ‘Children and Youth in the Pedagogic Spotlight’ . Dit project betreft een samenwerking tussen een aantal scholen voor regulier onderwijs, verbonden in het Federatief Samenwerkingsverband WSNS 41-07 en de Koninklijke Auris Groep. Het Samenwerkingsverband liep aan tegen vragen hoe inclusief onderwijs vorm te geven en de rol van pedagogische sensitiviteit en het pedagogische klimaat daarin. Ook de Hogeschool Utrecht en scholen en hoger onderwijsinstellingen uit onder meer Denemarken, Noorwegen en België zijn bij dit project betrokken. Het team Utrecht/Zuid-Holland heeft het lectoraat gevraagd om vanuit Fontys OSO dit project te versterken. In 2011 is een subsidieaanvraag ontwikkeld en ingediend in het kader van het RAAKPRO programma van de Stichting Innovatie Alliantie (SIA). Aan dit RAAK-PRO project met de titel ‘De pedagogische professional voor het voetlicht’ is een subsidie van € 698.011 toegekend. Het project is van start gegaan op 1 juni 2012 en eindigt op 31 mei 2016. Aan dit 4-jarige project zijn twee promotieonderzoeken gekoppeld. Dialoog in het Onderwijs (II) In 2010 is het lectoraat benaderd door de Stichting Dialoog in het Onderwijs. Deze stichting zet zich in om de ‘talking stick’ dialoog te introduceren in vakken als maatschappijleer in het middelbaar beroeps- en voortgezet onderwijs. Er zijn in 2011 plannen gemaakt voor een methodiek- en ervaringsverhalenboek met bijdragen van onder meer kennis-kringleden, de stichting en de Universiteit voor Humanistiek en voor een werkconferentie rondom de dialoog in het onderwijs waarop de bundel zal worden gepresenteerd (najaar 2013). Het streven is om, ondanks de bezuinigingen, dit project doorgang te laten vinden, maar dan wel in een aangepaste vorm, waarbij externe sponsoring wordt gezocht. Het lectoraat heeft verschillende keuzen gemaakt, afhankelijk van de activiteit en afgestemd op de missie en doelen van het lectoraat. Het Platform Professionele Waarden heeft zij niet uitgebouwd, vanwege ontbrekende middelen. Deskundigheidsbevordering Veldvestacademie (III) Het lectoraat heeft een adviserende en ondersteunende functie gehad naar de opleiding voor Leermonitoren van de Veldvestacademie die door Fontys OSO is verzorgd als onderdeel van de masteropleiding (incompany traject. Professionaliseringstrajecten Fontys intern (II & III) In 2010 en 2011 heeft het lectoraat professionaliseringstrajecten begeleid met expliciete aandacht voor professionele waarden in kritische dialoog van: Teamleiders Fontys Bedrijfsbureau ICT en PTH, Fontys Fydes leidinggevenden, docenten en leidinggevenden van de Fontys Pabo Eindhoven en Fontys Lerarenopleiding Tilburg met betrekking tot Studieloopbaanbegeleiding. Ook is er een workshop verzorgd binnen het LEOZ-2 project voor collega-docenten M SEN van Fontys OSO, Hogeschool Windesheim en het Seminarium voor Orthopedagogiek van de Hogeschool Utrecht over het begeleiden van narratief onderzoek van studenten M SEN. Al deze activiteiten zijn mondeling, en in sommige gevallen ook schriftelijk (aan de hand van korte vragenlijsten na afloop) met de deelnemers geëvalueerd. Presentaties, lezingen & workshops (II) In 2010 zijn vijf lezingen en workshops gegeven voor de beroepspraktijk; in 2011 waren dit er zes en in 2012 één.
Publicaties in vaktijdschriften en boeken voor de beroepspraktijk (II) In 2009 heeft het lectoraat twee hoofdstukken gepubliceerd in een bundel over ethiek voor loopbaanprofessionals en een hoofdstuk in een bundel over career learning. In 2010 zijn vijf vakpublicaties verschenen, waarvan drie artikelen (in de tijdschriften Nieuw Meesterschap, Loopbaanvisie en Leren in Organisaties) en een hoofdstuk in een bundel. In 2011 zijn vijf vakpublicaties gerealiseerd, waarvan twee hoofdstukken in bundels (waaronder een bundel over ‘waardevolle wetenschap’ onder redactie van 19
hoogleraren aan de Universiteit voor Humanistiek) en drie artikelen in vaktijdschriften (Loopbaanvisie, Direct en Zorgprimair). In de eerste helft van 2012 zijn twee vakpublicaties gerealiseerd. Zie voor een gedetailleerd overzicht van publicaties ten behoeve van de beroepspraktijk Bijlage 2 van het ZER.
6.1.4. Onderwijs en scholing Onderwijs & scholing Hieronder staan de activiteiten vermeld die in het kader van de curriculumontwikkeling en professionalisering binnen het eigen instituut hebben plaatsgevonden en waaraan het lectoraat een bijdrage heeft geleverd. Curriculumontwikkeling Ontwikkeling van beleid en infrastructuur voor onderzoek (III) Ontwikkeling van de M SEN (III) Collaborative action research project gericht op curriculumontwikkeling M SEN (III & I) - Dialoogbijeenkomsten - Deelprojecten Professionalisering van docenten en studenten In 2011 is naast en verbonden met het onderzoeksbeleid, ook de ontwikkeling van het curriculum van de M SEN en daaraan verbonden de professionalisering van medewerkers, met name waar het de begeleiding van masteronderzoek betreft, een terugkerend thema op de agenda van het lectorenoverleg geweest. Ontwikkeling van de M SEN (III) De lector en kenniskringleden zijn in directe zin betrokken geweest bij de ontwikkeling van de nieuwe M SEN, meer in het bijzonder het funderend document M SEN, de onderzoeksessies en het Handboek Studiegroepbegeleiding M SEN: . Via het lectorenoverleg hebben de lectoraten input geleverd voor het Funderend Document OSO M SEN, het startdocument voor de nieuwe masteropleiding vanaf 2011. . Alle kenniskringleden waren vertegenwoordigd in zogenaamde themagroepen die de ‘state of the art’ van het betrokken thema vastgelegd hebben in een kaderstellende notitie. . De lectoren en stafmedewerker onderzoek hebben zes onderwijssessies ontwikkeld en (deels) verzorgd rondom praktijkgericht onderzoek (OND 1 t/m 6). Er is een Werkgroep Onderzoek opgericht, bestaande uit de lectoren, stafmedewerker onderzoek en regionale aandachtsfunctionarissen onderzoek (docenten met onderzoeksexpertise) die de onderzoeksessies voorbereiden en de ervaringen vanuit de opleidingsplaatsen samenbrengt. Deze werkgroep voert het beleid uit zoals opgesteld door de Onderzoek Strategie Groep, waarin management en lectoren vertegenwoordigd zijn. De Onderzoek Strategie Groep is echter per september 2012 opgehouden te bestaan. Een lid van het MT sluit nu aan bij het maandelijkse lectorenoverleg; deze vormt de verbindende schakel naar het MT, maar ook bijvoorbeeld de curriculumcommissie. . De lectoraten hebben tevens een belangrijke bijdrage geleverd aan het Handboek Studiebegeleiding van M SEN. . Een kenniskringlid (W. Klabbers) heeft in haar conceptueel onderzoek een onderverdeling gemaakt in reflectieniveaus dat als basis is gaan dienen voor de opleiding en daarmee zijn neerslag heeft gevonden in het funderend document M SEN en in het Handboek Studiebegeleiding M SEN. . Via een kenniskringlid (D. Admiraal), was er een directe ingang naar de staf en haar taken in de curriculumontwikkeling en professionalisering van medewerkers. Het lectoraat heeft langs deze weg bijgedragen aan de totstandkoming van het Beleidsplan Professionalisering voor Fontys OSO, het evaluatieverslag van de professionaliseringsdagen PROFOSO en het uitvoeringsplan M SEN . Het lectoraat brengt advies uit aan de toetscommissie, in het bijzonder met betrekking tot de beoordeling van het onderzoeksvoorstel en het onderzoeksverslag. . Het lectoraat neemt tevens deel aan de VELON werkgroep beroepsstandaard Lerarenopleiders. Hier verkregen inzichten ten aanzien van het onderscheid bachelor-masteropleidingen worden verwerkt in het M SEN curriculum.
20
Collaborative action research project gericht op curriculumontwikkeling M SEN (III & I) Collaborative action research wordt een geschikte methodologie gevonden voor vernieuwing of versterking van de eigen organisatie, in dit geval het curriculum M SEN en de professionalisering van docenten die dit curriculum uitvoeren. In het kader van dit project hebben uiteenlopende activiteiten en onderzoeksprojecten plaatsgevonden, alle met als doel het identificeren en onderzoeken van goede praktijken en de verdere ontwikkeling ervan in het kader van de verdere concretisering van dimensie A van het competentieprofiel als ook de reflectieve competentie (competentie 7). Leeskringbijeenkomsten Er zijn vier leeskring bijeenkomsten (periode januari – juni 2010) georganiseerd met docenten en studenten van Fontys OSO. Deze leeskringbijeenkomsten hebben volgens het lectoraat bijgedragen aan de conceptontwikkeling Normatieve Professionaliteit en Dialoog. Dialoogbijeenkomsten In 2010 zijn in het kader van de oriëntatiefase van het Collaborative Action Research project tevens vier dialoogbijeenkomsten (met 4 tot 11 deelnemers) gehouden met leerroute-coördinatoren, docenten en studenten van Fontys OSO met als thema: de professionele ontwikkeling zoals die vorm krijgt in de masteropleiding. De leidende onderzoeksvraag daarbij was: (hoe) draagt de opleiding bij aan de ontwikkeling van professionele waarden en identiteit, van zowel docenten als studenten? Waar en in welke vorm is verdere ontwikkeling nodig en mogelijk? Daarnaast is er een dialoogbijeenkomst gehouden met 11 genomineerde alumni voor de Fontys OSO Onderzoeksprijs over de bijdrage van onderzoek doen aan de eigen professionele ontwikkeling. Deelprojecten Eind 2010 hebben vijf docenten van Fontys OSO zich als toegevoegd lid aangesloten bij de kenniskring met als doel onder de vlag en met inhoudelijke en methodologische ondersteuning van het lectoraat, onderzoek te starten naar een eigen vraag. Deze vraag heeft betrekking op een veelbelovende praktijk (lesmethode, leerroute of onderwijsbenadering) in professionele waarden- en identiteitsontwikkeling in het M SEN onderwijs, waar zij zelf actief bij betrokken zijn. In de eerste helft van 2011 hebben zij hiermee een gerichte start gemaakt door hun onderzoeksplannen te presenteren tijdens kenniskringbijeenkomsten en hierop feedback te krijgen. Ook drie kenniskringleden met facilitering vanuit de organisatie hebben een deelproject opgepakt. Door de reorganisatie, de invoering van de nieuwe M SEN en het vertrek van een docent naar een baan elders, zijn sommige deelprojecten niet goed van de grond gekomen. In alle gevallen betreft het deelprojecten waarvoor geen facilitering in uren beschikbaar was. Op het merendeel van de deelprojecten zijn echter belangrijke resultaten geboekt. Aangezien het om een collaborative action research project in de eigen opleiding gaat, hebben de projecten vooral een sterke bijdrage geleverd aan het onderzoeksmatig vormgeven aan en onderbouwen van de nieuwe M SEN. In Bijlage 1 is een uitgebreide weergave van de resultaten van de deelprojecten opgenomen en worden tevens aanbevelingen gedaan voor doorontwikkeling ervan. Professionalisering van docenten en studenten Een belangrijke taak van het lectoraat betreft de professionalisering van docenten op het terrein van onderzoekend handelen. Het gaat om het reflecteren op de persoonlijke waarden en uitgangspunten en hoe deze van invloed zijn op het onderzoekend handelen, zoals de keuze voor een onderwerp, methode of presentatievorm. Omgekeerd bevat dit ook de reflectie op de impact van het onderzoek op de persoon en houding van de professional als onderzoeker. De achterliggende gedachte is dat versterking van de reflexiviteit van de onderzoeker niet alleen ten goede zal komen aan de kwaliteit van praktijkgericht onderzoek binnen Fontys OSO, maar ook ten goede zal komen aan andere rollen, zoals die van docent, begeleider, specialist en ontwikkelaar. Kenniskringbijeenkomsten (III & I)) Bij de samenstelling van de kenniskring is bewust gekozen voor diversiteit in onderzoekservaring, zowel inhoudelijk (het beslaan van verschillende inhoudelijke thema’s) als methodologisch (beginnende onderzoekers maar ook een gepromoveerd kenniskringlid). In de activiteiten van het lectoraat is rekening gehouden met de ervaring, mogelijkheden en behoeften aan professionalisering van de individuele kenniskringleden en zijn waar mogelijk de verschillen tussen kenniskringleden productief gemaakt. De kenniskringbijeenkomsten vormden daarin de centrale plek. Het tweede deel van de kenniskringbijeenkomsten is opengesteld voor de toegevoegde leden (docenten die onderzoeken en/of 21
promotieonderzoek doen) en ieder lid heeft tenminste eenmaal per jaar zijn eigen onderzoek (idee, work in progress, afgerond onderzoek) gepresenteerd. Doel hiervan is een kritische en inspirerende onderzoekscultuur te creëren. De kenniskringbijeenkomsten werden tevens aangewend om externe sprekers uit te nodigen. Ook waren de kenniskringbijeenkomsten de plek om te experimenteren met veelbelovende onderwijsmethodieken, zoals dialogische gespreksvoering, en om deze te evalueren en verder te ontwikkelen. Promotietrajecten (III & I) Het lectoraat is zeer actief in de begeleiding van promotietrajecten: de lector fungeert als begeleider en copromotor in zeven promotieonderzoeken die een sterke input geven aan het onderzoeksprogramma van het lectoraat en Fontys OSO. Voor de begeleiding en opleiding van de promovendi heeft de lector samenwerking gezocht met de Graduate School van de Universiteit voor Humanistiek, die de promotor levert en waarin de betreffende docenten verspreid over het jaar deelnemen aan een programma gericht op hun methodologische en inhoudelijke ontwikkeling als promovendi. Gelieerd aan het lectoraat is bovendien een ‘promovendi-groep’ gevormd onder begeleiding van de lector vanuit het concept van ‘Critical Friends’ en wederzijds leren. Jaarlijks worden door de stafmedewerker Onderzoek samen met de betrokken promotor en copromotor voortgangsgesprekken gevoerd met de promovendi. Het lectoraat heeft tevens een inhoudelijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het onderwijs in de Inter-national Professional Doctorate in Education (EdD) van Roehampton University (UK) in samenwerking met Fontys OSO. Onderzoeksdagen (III & I) Het lectoraat draagt bij aan de jaarlijkse Fontys OSO interne onderzoeksdagen, die een belangrijk middel zijn in de professionalisering van collega-docenten op het terrein van het begeleiden en doen van onderzoek op masterniveau. In juni 2010 heeft het lectoraat de jaarlijkse Fontys OSO onderzoeksdag georganiseerd met als thema ‘OSO-Onderzoek in Dialoog’. Deze onderzoeksdag is zeer positief geëvalueerd en heeft er volgens de lector in geresulteerd dat de dialoog, als onderzoeks- en onderwijsmethode, nadrukkelijker in het vizier is gekomen bij Fontys OSO-collega’s, Onderzoekswerkplaats & PROFOSO (III) De lectoraten hebben een onderzoeksprogramma voor Fontys OSO ontwikkeld en in het verlengde daarvan onderzoeksstrategie en -beleid geformuleerd in samenwerking met het managementteam. Het doel van deze initiatieven was om onderzoek een duidelijk speerpunt te maken binnen de masteropleiding en Fontys OSOorganisatie en het wetenschappelijke niveau van het praktijkgerichte onderzoek binnen Fontys OSO te verhogen. Onderzoek heeft thans binnen de organisatiestructuur een vaste plaats gekregen in de curriculum groep als één van de domeinen (domein internationalisering, onderzoek en studiebegeleiding - DIOS). De lectoraten hebben inhoud gegeven aan zes centrale onderzoeksbijeenkomsten in de Master SEN, waarmee een grotere interne coherentie en kwaliteitsverbetering van het afstudeeronderzoek en de begeleiding daarbij wordt beoogd. De domeincoördinator (tevens associate lector) en domeinvertegenwoordigers uit de regioteams dragen samen met de lectoraten zorg voor de voortgaande kwaliteitsverbetering en –borging van het praktijkgericht onderzoek in de Master SEN. Of deze kwaliteitsverbetering daadwerkelijk is gerealiseerd en in welke mate, moet nog blijken bij de afstudeerwerkstukken (toets PGO) in de zomer van 2013. In de eerste helft van 2010 heeft het lectoraat drie workshops verzorgd over de Biografisch-Narratieve Interview Methode (BNIM) voor docenten en studenten van Fontys OSO. Vanaf september 2010 hebben deze professionaliseringsbijeenkomsten een inbedding gekregen in de Onderzoekswerkplaats, waar de lectoraten een centrale bijdrage aan leveren. Het doel van de onderzoekswerkplaats is om een divers aanbod te bieden voor docenten om zich verder te bekwamen in het doen en begeleiden van onderzoek. Door het lectoraat is een aantal workshops en cursussen aangeboden die aansluiten bij zijn dialogische visie op praktijkgericht onderzoek, zoals Begeleiding van dialooggroepen, Kwalitatief Interviewen, Kwalitatieve Analyse en Appreciative Inquiry. Elementen uit dit cursusaanbod zijn verwerkt in de zes centrale onderzoeksbijeenkomsten en komen daarmee ten goede aan studenten in de Master SEN. Verder is narratief onderzoek als een strategie opgenomen in een LEOZ- publicatie op dit terrein en ook via de begeleiding van promotieonderzoeken van OSO-docenten zullen deze onderzoeksmethoden nog sterker een plek krijgen in het curriculum. Ondanks een positieve evaluatie van de Onderzoekswerkplaats, hebben de interne ontwikkelingen binnen Fontys OSO ertoe geleid dat deze in het studiejaar 2011-2012 geen vervolg heeft gekregen in deze vorm. In plaats daarvan zijn in 2011 drie PROFOSO (PROFessionalisering voor OSO-medewerkers) dagen georganiseerd. Deze zijn driemaal verzorgd op twee verschillende locaties (Tilburg en Utrecht) om alle medewerkers in de gelegenheid te stellen hieraan deel te nemen. In 2012 heeft PROFOSO de vorm 22
gekregen van een eendaagse vervolgbijeenkomst op de twee locaties; daarnaast staat een van de OSO Centraal Dagen in het teken van onderzoek en vindt uitwisseling rondom onderzoek plaats binnen het educatieve domein van Fontys (zoals de Inspiratiedagen). Evaluatie BLO-traject (III & I) Het lectoraat heeft onderzoek gedaan naar de professionele ontwikkeling die plaatsvindt onder deelnemers van de 2-jarige Fontys OSO interne opleiding Begeleiding bij de Leer- en Onderzoekslijn (BLO). Hierbij is een stagiaire van de Universiteit voor Humanistiek betrokken geweest. Op de Fontys OSO onderzoeksdag in juni 2010 zijn de bevindingen na één jaar opleiding gepresenteerd en in augustus 2010 is het verslag van het onderzoek gepubliceerd. De opleiding heeft – mede door interne veranderingen – een aantal deelnemers verloren (17 deelnemers bij de start, negen aan het eind van het eerste jaar). Zij is met vier deelnemers weliswaar het tweede jaar ingegaan, maar zou in 2011 vanwege de noodzakelijke bezuinigingen en ontwikkelingen in de M SEN stoppen. Om die reden heeft de evaluatie geen vervolg gekregen. Nieuwe onderzoeksstrategie en structuur M SEN(III) In 2012 hebben de lectoren zich gebogen over de opdracht om een nieuwe onderzoekstrategie voor Fontys OSO te ontwikkelen, waarin via thematische clustering een nauwere relatie wordt gelegd tussen docent- en studentonderzoek in de studiegroepen. Deze thematische clustering maakt het tevens mogelijk om studenten direct bij het onderzoek van het lectoraat te betrekken. Hiertoe begeleidt het lectoraat een pilot in Utrecht, waarin deze thematische clustering onderzoeksmatig wordt gevolgd op de eisen die dit stelt aan de begeleiding. De eerste bevindingen uit deze pilot komen in het voorjaar van 2013 beschikbaar en zullen worden gebruikt in de verdere vormgeving van deze onderzoeksstrategie. Presentaties en publicaties ten behoeve van de onderwijspraktijk (III) In 2010 heeft het lectoraat drie presentaties verzorgd op studiemiddagen en conferenties voor de onderwijspraktijk. Daarnaast heeft het lectoraat bij gedragen aan diverse interne documenten in het kader van de ontwikkeling van de nieuwe M SEN en onderzoeksbeleid en -strategie van Fontys OSO.
6.2 Conclusies Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met betrokken partijen blijkt dat: Het lectoraat vanuit alle drie perspectieven – kennisontwikkeling, beroepspraktijk en samenleving, onderwijs en scholing – een onderzoeksprogramma heeft ontwikkeld die een zichtbare uitwerking is van de missie, de doelstellingen, de onderzoeksthema’s en het onderzoeksportfolio; De gevolgde ‘en/en-strategie’ daarin een belangrijke, verbindende rol heeft gespeeld De abstract geformuleerde missie en doelstellingen (er zijn geen prestatie-indicatoren geformuleerd) niet altijd bevorderlijk zijn geweest voor koersvaste aansturing en monitoring; Het lectoraat in de keuze van activiteiten en projecten onmiskenbaar oog heeft voor belangrijke ontwikkelingen in het domein; Het lectoraat volgens de externe stakeholders, zoals bleek in de gesprekken, opereert in een vruchtbare wisselwerking met de (regionale) omgeving; De vraag echter rijst in hoeverre dat heeft geleid tot een (afgebakende) onderzoeksagenda voor zowel de korte als de middellange termijn; stakeholders participeerden weliswaar in de diverse projecten, maar lijken niet altijd expliciet betrokken te zijn geweest bij de programmering van het onderzoek(sprogramma); Het niet (altijd even) duidelijk is hoe in de onderzoeksactiviteiten de vraag vanuit de omgeving zich verhoudt tot de visie van het lectoraat op gewenste kennisontwikkeling in het domein; Het praktijkgericht onderzoek resultaatgericht is, en zich daarin niet alleen toelegt op zeer diverse activiteiten, maar ook op publicaties en presentaties; [zie ook bijlage 1] Het niet duidelijk is wat de stand van zaken is m.b.t. de beoogde promoties: welke zijn er (binnenkort) gerealiseerd; naar de commissie heeft begrepen van het MT, wordt de begeleiding van de promovendi voortgezet; in de reactie op het conceptrapport voegt de lector hier aan toe dat alle promoties binnen Fontys OSO worden gecontinueerd voor een totale duur van 4 jaar en onder voorwaarde van een positieve jaarlijkse evaluatie waaruit blijkt dat de planning wordt gerealiseerd. Bij het stoppen van het lectoraat zal voor het merendeel de betrokkenheid van de lector als copromotor geen problemen opleveren, bijvoorbeeld omdat de begeleiding voor twee promovendi onderdeel uitmaakt van de RAAKgelden. Voor een enkel promotieonderzoek zal wel een oplossing moeten worden gezocht. 23
In toenemende mate docenten en (ook) studenten betrokken zijn geweest bij de uitvoering van deelprojecten, met name geldt dat voor het collaborative action research project Als gevolg van de interne reorganisatie (bezuiniging) veel in gang gezette activiteiten en (deel)projecten voortijdig zijn beëindigd en/of geen vervolg hebben gekregen. Volgens de lector zijn sommige deelprojecten, ook door de invoering van de nieuwe M SEN en het vertrek van een docent naar een baan elders, niet altijd goed van de grond gekomen; De interne Fontys OSO onderzoeksdag is zeer positief geëvalueerd en heeft erin geresulteerd dat de dialoog nadrukkelijker in het vizier is gekomen bij Fontys OSO-collega’s, als onderzoeks- en onderwijsmethode. De dialoog is opgenomen in het didactisch concept (triade) van Fontys OSO. Ook is zij ingezet in het intern (MT, lectoren, curriculumcommissie) vormgeven aan een ‘merknaam’ (waarden, belofte en droom) van Fontys OSO en Fydes en zal de gebruikte Story/Dialogue methode ook worden ingezet in de verbreding van deze exercitie naar de overige OSO-collega’s (maart 2013). Ondanks een positieve evaluatie door de deelnemende docenten van de Onderzoekswerkplaats, hebben de interne ontwikkelingen binnen Fontys OSO ertoe geleid dat deze in het studiejaar 2011-2012 geen vervolg heeft gekregen in deze vorm, maar vindt de borging van onderzoek nu plaats via teamvertegenwoordigers in de curriculumgroep, het Domein Internationalisering, Onderzoek en Studiebegeleiding (DIOS) en centrale studiedagen. Door het lectoraat is een aantal workshops en cursussen aangeboden die aansluiten bij zijn dialogische visie op praktijkgericht onderzoek, zoals Begeleiding van dialooggroepen, Kwalitatief Interviewen, Kwalitatieve Analyse en Appreciative Inquiry.
6.3 Aanbevelingen Met betrekking tot het programma beveelt de evaluatiecommissie het lectoraat aan om: De (externe) stakeholders expliciet en intensiever te betrekken bij het programma; Verder te gaan met een stuurgroep, waarvan dan (uiteraard) ook externe stakeholders deel uitmaken; Vanuit deze samenwerking een onderzoeksagenda op te stellen die een brug slaat tussen missie/visie en programma en die koersbepalend is voor de volgende ontwikkelingsfase; De visie van het lectoraat op geïntegreerde kennisontwikkeling (combinatie van de drie perspectieven) meer te expliciteren en de inrichting van het onderzoeksprogramma hierop af te stemmen; Het onderzoeksprofiel concreter te beschrijven en te legitimeren, b.v. waarom is geopteerd voor het ‘collaborative action research programma’ en hoe verhoudt het gebruik van kwalitatief, interactief onderzoek zich tot meer kwantitatieve methoden van onderzoek? De visie op de plaats van promotieonderzoek in het lectoraat te verduidelijken en daarbij passend beleid te ontwikkelen. De deelprojecten en andere belangrijke activiteiten (b.v. een onderzoeksdag, een cursus) standaard te evalueren en hierop aanbevelingen te doen en vervolgafspraken over te maken; dat gebeurt nu ook wel, maar naar het lijkt niet consequent en structureel; Voor die activiteiten (waaronder deelprojecten) die voortijdig beëindigd worden een zorgvuldige ‘exitprocedure’ (personeel en programmatisch) uit te zetten.
24
7 Relaties 7.1 Bevindingen Ontwikkeling en onderhoud netwerk In het kader van kennisontwikkeling en onderzoek zijn er door het lectoraat diverse relaties gelegd binnen en buiten Fontys Hogescholen. Voor de onderscheiden domeinen worden de volgende samenwerkingsverbanden genoemd:
7.1.1 Kennisontwikkeling Universiteit voor Humanistiek (UvH) Er is een inhoudelijke relatie tussen het lectoraat en onderzoekers en professionals gelieerd aan de Universiteit voor Humanistiek die zich verenigd hebben in het onderzoeksproject Normatieve Professionalisering. Op dit moment vinden onder de noemer van dit interdisciplinaire project ca. 12 projecten plaats die het brede terrein van educatie, zorg en welzijn beslaan. In 2013 zal dit project resulteren in een publicatie over normatieve professionalisering. De concept-publicatie is gereed en is in januari 2013 besproken met peers in de onderzoeksgroep aan de UvH. Het boek zal verschijnen in de zomer van 2013. De UvH participeert met een onderzoeker (universitair docent) en twee hoogleraren in het RAAK-PRO project ‘De pedagogische professional voor het voetlicht’. Tevens worden hierin studenten betrokken in het kader van hun afstudeerproject voor de master Humanistiek. Zes docenten plus een inmiddels gepensioneerd stafmedewerker van Fontys OSO dragen door middel van hun promotieonderzoek bij aan de kennisontwikkeling die aan de Universiteit voor Humanistiek plaatsvindt. De lector heeft een 0,2 fte aanstelling als Universitair Docent Educatie aan de Universiteit voor Humanistiek en draagt op die manier eveneens bij aan onderzoek en kennisontwikkeling binnen de Humanistiek. Omgekeerd wordt het lectoraat via deze verbindingen gevoed door het onderzoeks- en onderwijsprogramma van de UvH. Lectorennetwerken Binnen Fontys Hogescholen zijn er relaties in de domeinen Educatie, Gezondheidszorg en Mens & Maatschappij Extern neemt het lectoraat deel in het lectorennetwerk Participatie, Inclusie en Talentontwikkeling (PIT), de Expertisekring Praktijkgericht Onderzoek van het Forum voor Praktijkgericht Onderzoek van de HBO-raad, als ook het landelijk lectorenplatform Zorg en Welzijn. Deze netwerken zijn met name van belang vanwege de uitwisseling binnen en over de domeinen heen, om zowel inhoudelijk als organisatorisch inspiratie te vinden voor de eigen werkzaamheden. Tevens is er binnen het domein Educatie een samenwerking gerealiseerd met het lectoraat Leren en Innoveren in het RAAK-PRO project. Fontys Pabo Eindhoven Met de Fontys Pabo Eindhoven en in het bijzonder het lectoraat Leren en Innoveren (lector A. Bakx) vindt samenwerking plaats in het kader van het RAAK-PRO project. De lector en een docentonderzoeker/kenniskringlid nemen daarbij een deel van het onderzoek in dit project voor hun rekening, samen met de andere partners. Hogeschool Utrecht Met de Hogeschool Utrecht, het Instituut voor Ecologische Pedagogiek, wordt reeds langere tijd samen gewerkt in het kader van het project ‘Children and Youth in the Pedagogic Spotlight’ waaruit het RAAK-PRO project is voortgekomen. In dit laatste project coördineren koppels van docenten van Fontys OSO en de Hogeschool Utrecht de Communities of Practice in het project, de deelonderzoeken en de interactieve kennisontwikkeling die daarin plaatsvindt. Deelname in onderzoeksverenigingen en –netwerken: Het lectoraat is vertegenwoordigd in onderzoeksverenigingen, zoals de VOR, en in nationale en internationale netwerken van onderzoekers, zoals het Collaborative Action Research Network (CARN en CARN-NL), de wetenschapscommissie van de Vereniging Van Zelfkonfrontatiemethode Beoefenaren (VvZB), de International Society for Critical Health Psychology (ISCHP) en het Netwerk Narratief Onderzoek. 25
Dit is gedaan t.b.v. de externe zichtbaarheid van het lectoraat, de verspreiding van inzichten, als ook in de verdere professionalisering van kenniskringleden op het terrein van onderzoek. Relaties met buitenlandse kennisinstellingen en netwerken: Internationaal netwerk Dialogical Learning and the Dialogical Self in Education De lector en een kenniskringlid (K. Vloet) zijn actief in het internationale netwerk rondom Dialogical Learning and the Dialogical Self in Education, waarvan in 2012 een internationale peer-reviewed bundel is verschenen. Het lectoraat heeft hieraan een bijdrage geleverd in de vorm van een hoofdstuk. Collaborative Action Research Network (CARN en CARN-NL) De CARN betreft een gevestigd internationaal netwerk, waarin inzichten en ontwikkelingen rondom actieonderzoek worden gedeeld door hoger onderwijsinstellingen. Er is tevens een landelijke tak (CARN-NL), waarvoor OSO de coördinatie voert. Universiteit van Victoria, Canada Twee kenniskringleden (A. Goijaarts en P. Laros) hebben in het kader van hun promotieonderzoek een samenwerkingsrelatie opgebouwd met de onderzoeksgroep van Prof. Dr. Janet Bavelas van de Universiteit van Victoria (CA), Department of Psychology. University of Lower Silesia (Polen) Het lectoraat heeft contacten gelegd met de University of Lower Silesia, in Wroclaw, die opleidingen aanbiedt op (onder meer) de terreinen van educatie en counselling studies, waaronder career counselling. In oktober 2012 hebben de lector en een voormalig kenniskringlid deze universiteit bezocht en presentaties en workshops verzorgd in twee seminars over het onderzoek van het lectoraat.
7.1.2 Beroepspraktijk en samenleving Relaties met de beroepspraktijk concentreren zich rond vier projecten. Children and Youth in the Pedagogic Spotlight Het project ‘Children and Youth in the Pedagogic Spotlight’ is een samenwerkingsverband dat vanuit scholengemeenschappen in Nederland en daarbuiten is ontstaan en waarbij ook hoger onderwijs instellingen betrokken zijn. Voor Nederland zijn dit Fontys OSO en het Instituut voor Ecologische Pedagogiek van de Hogeschool Utrecht. Een van de activiteiten waarop de partners succesvol hebben samengewerkt is de ontwikkeling van een RAAK-PRO aanvraag. Dit 4-jarige project is gehonoreerd en in 2012 van start gegaan. Dialoog in het Onderwijs In 2010 zijn er door het lectoraat contacten gelegd met de Stichting Dialoog in het Onderwijs die in de daaropvolgende jaren verder zijn uitgebouwd. Er zijn plannen gemaakt voor een werkconferentie rondom het gebruik van de dialoog in onderwijssettings (van PO tot en met het hoger onderwijs en de volwasseneducatie) in het najaar van 2011. Deze zijn uitgesteld vanwege de bezuinigingen binnen Fontys OSO en in het onderwijsdomein. Plan is nu om eerst een publicatie te maken, onder meer bestaand uit een methodiekbeschrijving van de ‘talking stick-dialoog’ en ervaringsverhalen. Deze zal vervolgens in een kleinschaligere en daarmee minder risicovolle opzet, worden gepresenteerd in 2013. Jan Ligthartschool Rendierhof De samenwerkingsrelatie met de Jan Ligthartschool Rendierhof in Tilburg heeft geresulteerd in het verzorgen van twee studiemiddagen rondom Oplossingsgericht Werken voor de leerkrachten in de bovenbouw en een coachingstraject voor management en begeleiders/zorgcoördinatoren op de school. Hiervoor is samen met de school externe subsidie geworven bij het Vervangingsfonds en toegekend. Praktijkcentrum Zingeving & Professie Het lectoraat heeft op verzoek van het Praktijkcentrum Zingeving & Professie van de Universiteit voor Humanistiek in samenwerking met het lectoraat Pedagogische Kwaliteit van het Onderwijs van Hogeschool Windesheim (lector Y. Leeman) en het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS) een training Leraar & Zingeving ontwikkeld in 2011 ten behoeve van leerkrachten in het primair onderwijs. Deze is helaas vanwege het geringe aantal aanmeldingen niet doorgegaan. De verwachting is dat een intensievere werving en PR in 2012-2013 wel de training mogelijk maakt. 26
Deelname in beroepsverenigingen en –netwerken (II & III) Het lectoraat is vertegenwoordigd in een aantal beroepsverenigingen, zoals de Vereniging voor Lerarenopleiders Nederland en Vlaanderen (VELON/VELOV), Vereniging voor Zelfkonfrontatiemethode Beoefenaren (VvZB) en het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP).
7.1.3 Onderwijs en scholing Binnen dit domein zijn er door het lectoraat de volgende (structurele) samenwerkingsverbanden gerealiseerd: Het lectoraat heeft met twee universiteiten: de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht en Roehampton University in Londen een belangrijke samenwerkingsrelatie opgebouwd. Met de Universiteit voor Humanistiek werkt de samen-werking waar het gaat om onderwijs en scholing naar twee kanten, van de UvH richting Fontys OSO en vice versa. Verdere initiatieven in dit domein zijn: Begeleiding en opleiding promovendi Op initiatief van de lector is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen Fontys OSO en de Graduate School van de UvH. De Graduate School van de UvH is per 1 januari 2010 van start gegaan met een pilottraject waarin drie OSO-promovendi deelnemen (cohort 2010). In 2011 zijn twee andere docenten in het kader van hun promotieonderzoek gaan participeren in de Graduate School. Onderwijs aan de UvH De lector heeft 0,2 fte aanstelling als universitair docent Educatie aan de UvH. Kennis ontwikkeld in het lectoraat en Fontys OSO komt ten goede aan de masteropleiding van de UvH en omgekeerd. Stageplaatsen en afstudeeronderzoeken In 2010 heeft een masterstudent van de Universiteit voor Humanistiek stage gelopen bij het lectoraat. Het betrof een gecombineerde Educatie/Wetenschappelijk Onderzoek & Levensbeschouwing stage. Deze vorm van kennisdeling tussen beide instellingen is door lectoraat en kenniskring positief geëvalueerd en er is de mogelijkheid om in de toekomst opnieuw studenten van de UvH bij lectoraatactiviteiten te betrekken in de vorm van een stage of afstudeeronderzoek. Roehampton University Het lectoraat werkt samen met Roehampton University in Londen (UK) in het onderwijs in de Professional Doctorate in Education en in de Academic Masteropleiding. Aan deze opleidingstrajecten nemen zowel Fontys docenten als andere professionals uit het educatieve domein deel. VELON Beroepsvereniging Lerarenopleiders In het kader van de werkgroep Herziening Beroepsstandaard Lerarenopleiders heeft het lectoraat een bijdrage geleverd aan de nieuwe beroepsstandaard, diverse werkconferenties in 2011 hieromtrent en de VELON-conferentie in 2012.
7.2 Conclusies Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met betrokken partijen blijkt dat:
Het lectoraat erin is geslaagd een omvangrijk extern netwerk op te bouwen; met diverse partners zijn er (nationaal en internationaal) structurele relatienetwerken opgebouwd en deze worden ook onderhouden; Met name de samenwerking met de UvH lijkt, mede door toedoen van een kleine aanstelling aldaar van de lector, succesvol en profijtelijk te zijn omdat hier diverse positieve samenwerkingsvormen uit voortgekomen zijn; Bij het schrijven van het lectoraatsplan in 2009 zijn de Universiteit voor Humanistiek, kenniskringleden, stafmedewerkers en enkele andere externe contacten geconsulteerd. 27
De ambitie was om een Platform Professionele Waarden te ontwikkelen van interactieve kennisontwikkeling dat gaandeweg groeit, met zowel interne als externe partners, en om jaarlijks platformbijeenkomsten (naast een virtuele ontmoetingsplek) te organiseren. Dit streven is helaas niet gelukt en daarmee is het lectoraat noch binnen noch buiten Fontys het aanspreekpunt voor normatieve en democratische professionalisering van de onderwijs(zorg)professionals geworden; De externe relaties aan de commissie hun grote waardering voor het lectoraat kenbaar hebben gemaakt i.h.b. voor de wijze waarop het lectoraat de praktijkvragen verbindt met theoretisch verdieping. Daarbij moet aangetekend worden dat de omvang van de delegatie gering was en voornamelijk bestond uit kennispartners. De samenwerking tussen de lectoraten binnen Fontys OSO heeft geresulteerd in een programma voor onderzoeksbeleid. Verdere samenwerking binnen Fontys heeft onder meer geresulteerd in een RAAKPRO project waarin het lectoraat Leren en Innoveren participeert. Een andere collega-lector (inmiddels oud-collega), Bas Levering, neemt deel in de klankbordgroep van het project.
7.3 Aanbevelingen Met betrekking tot de relaties beveelt de evaluatiecommissie het lectoraat aan om:
Het belang, de aard (bijv. klant of kennispartner; komt het lectoraat iets brengen of halen?) en de onderhoudsintensiviteit van de bestaande relaties te analyseren en het resultaat te verdisconteren in het strategisch beleid van Fontys OSO; De externe waardering voor het lectoraat te consolideren door optimalisering van de netwerkstructuur en door systematisch (duurzaam) relatiebeheer; het ligt hierbij voor de hand te beginnen met de Raad van Advies en/of werkveldcommissie. De (aanvankelijke) ambitie om een Platform Professionele Waarden op te richten zou wellicht weer nieuw leven ingeblazen kunnen worden; Het bijzondere contact dat Fontys OSO, vooral dankzij de lector, heeft met de Universiteit voor Humanistiek te behouden en verder uit te bouwen; De intensieve samenwerking met externe partners vooral te blijven benutten voor het ondersteunen en helpen richten van de professionele ontwikkeling van de onderwijs(zorg)professionals; De gebleken toegevoegde waarde van dit lectoraat zwaar mee te laten wegen in de voorgenomen herverkaveling van de lectoraten van Fontys OSO.
28
8 Resultaten 8.1 Bevindingen Het ZER geeft (in bijlage 2) een overzicht van publicaties, presentaties en andere producten die het onderzoek van het lectoraat in de afgelopen periode heeft opgeleverd. Er wordt ook een toelichting gegeven op de accenten en de prioriteiten die binnen de missie en het totaal van de doelstellingen door het lectoraat zijn aangebracht. Het ZER besluit met een concluderende analyse door de lector in de vorm van een ‘terugblik en vooruitblik’. Deze (zelf)reflectie acht de commissie erg waardevol en is daarom integraal overgenomen. 8.1.1 Onderwijs en Scholing In hoofdstuk 6 is het programma van het lectoraat met betrekking tot kennisontwikkeling & onderzoek, de beroeps-praktijk respectievelijk onderwijs & scholing gepresenteerd. Hieronder is weergegeven hoe de lector in het zelfevaluatierapport reflecteert op de resultaten van deze activiteiten aan de hand van de vier lectoraatsdoelen. Doelstelling 1: Inzicht verwerven in en de verdere ontwikkeling bevorderen van principes, methoden en processen die bijdragen aan de professionele waarden- en identiteitsontwikkeling van studenten in de M SEN van Fontys OSO (dimensie A en competentie 7 van het generiek competentieprofiel voor opleidingen speciale onderwijszorg). [Nb competentie 7 betreft ‘competent in reflectie en ontwikkeling’] Op doelstelling 1 heeft het lectoraat veel resultaten weten te boeken. Het lectoraat heeft input geleverd voor het nieuwe M SEN curriculum. Als belangrijkste terreinen kunnen worden aangewezen: de intake en studiebegeleiding van studenten in de M SEN, de centrale themabijeenkomsten, het concept van de Reflectief Onderzoekende Houding dat als onderlegger fungeert voor de opleiding en een kernthema is in het didactisch model van Fontys OSO (zgn. triade), als ook de invoering van de kritische dialoog in studiegroepen en onderwijsmodulen. Ook is er meer inzicht verworven in de relatie tussen het doen van praktijkgericht onderzoek en de (normatieve) professionalisering van M SEN studenten (zie Jacobs & Den Hartog, 2011; Jacobs, Den Hartog & Vermulst, 2012). Het Collaborative Action Research project in de opleiding is daarbij een belangrijke strategie gebleken. Ontwikkelingen naar de nieuwe M SEN zijn gekoppeld aan deelprojecten van kenniskringleden en omgekeerd. De deelprojecten hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van dimensie A (beroepshouding, waaronder normatieve professionaliteit en visie op inclusie) van het generiek competentieprofiel dat ten grondslag ligt aan de M SEN en de reflectieve en ontwikkelhouding van studenten (competentie 7). Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat de context waarin deze projecten werden uitgevoerd (de reorganisatie) onstuimig was, wat veel flexibiliteit van de onderzoekers vroeg. Het betekent voor de meeste projecten dat de eerste bevindingen weliswaar zijn geformuleerd, maar dat kennisdisseminatie in de vorm van presentaties en publicaties in de eigen opleiding, collega-instellingen en het bredere beroepen- en kennisveld nog onvoldoende beslag heeft gekregen. Met het wegvallen van de kenniskringtijd, voor zover niet gekoppeld aan promovendi en het Raak-PRO project, is verdere disseminatie van bevindingen onzeker geworden. Er is veel in gang gezet, maar door de voortijdige beëindiging van de kenniskring is er nog te weinig gedissemineerd. Wanneer Fontys OSO financieel gezien in rustiger vaarwater is beland, zou facilitering van disseminatie van inzichten opnieuw overwogen kunnen worden. Hoe dan ook, volgens de directeur is de financiële situatie van Fontys OSO blijvend fundamenteel anders en beperkter dan verondersteld bij de start van het lectoraat. Dat betekent dat er slechts ruimte zal zijn voor één lectoraat (max. 0,6 fte) en kenniskring. Waar mogelijk zal worden voortgebouwd op en zullen verworven inzichten worden benut. Dit zal ook gelden voor het gemeenschappelijke lectoraat van het domein Educatie: Morele vorming in het onderwijs. In een aantal gevallen bleek het niet haalbaar om de deelprojecten daadwerkelijk uit te voeren. Het betrof dan projecten van docenten zonder facilitering in uren, anders dan via individuele professionaliseringsuren (80 uur voor een fulltimer). Naast de bezuinigingen liep ook de reorganisatie (inhoudelijk) van de Master SEN, die ook een groot beroep deed op de inzet van docenten ten behoeve van onderwijsontwikkeling. Echter hier zijn ook kansen benut om onmiddellijk inzichten uit het lectoraat mee te nemen in het nieuwe curriculum, zoals in het didactisch concept (de triade) van Fontys OSO en onderzoeks- en centrale bijeenkomsten. Deze projecten zijn voorlopig geparkeerd en zullen in een later stadium worden herbezien in het licht van de relevantie voor de nieuwe M SEN. Nu de nieuwe M SEN geïmplementeerd is, verdient het 29
aanbeveling om de centrale uitgangspunten en doelen en de concrete uitwerking daarvan in het curriculum te onderzoeken op de beoogde effecten. Dat maakt deel uit van het OSO- kwaliteitszorgsysteem, maar het is van belang specifieke aandachtspunten uit het lectoraat daarin op te nemen. Daarbij is een aantal aspecten van Dimensie A onderbelicht gebleven zoals het authentiek functioneren van de beroepsbeoefenaar en hoe dat ontwikkeld kan worden. Met betrekking tot competentie 7 is een sterke onderwijsvisie ontwikkeld, namelijk de integratie van persoon-theorie-praktijk (triade) door middel van een reflectief onderzoekende houding. In een volgende fase zou onderzocht kunnen worden wat de bijdrage is van de studiegroep(begeleiding) aan die integratie, onder welke voorwaarden die plaatsvindt en of en zo ja, op welke wijze die integratie zichtbaar wordt in de onderzoeksverslagen en andere toetsen. Ook het idee van ‘ambachtelijkheid’ dat als thema in de dialooggroepen naar voren kwam, vraagt om nader onderzoek. Wat is of zou daarvan de betekenis kunnen zijn in de M SEN en hoe kan dit geïncorporeerd worden in de opleiding? Hoe verhoudt het zich tot de constructivistische opleidingsvisie? Wat het collaborative action research verder liet zien, is dat er grote verschillen in opvattingen bestaan tussen docenten als het gaat om de vraag wat kennis inhoudt en welke rol het dient te hebben in de masteropleiding. Deze actuele epistemologische vraag zou een onderzoeksthema kunnen zijn voor een volgend lectoraat. Doelstelling 2: Het bevorderen van de normatief-reflexieve onderzoekscompetentie van educatieve professionals, zowel docenten als studenten van Fontys OSO. Met betrekking tot doelstelling 2, de professionalisering van Fontys OSO medewerkers in het doen en begeleiden van onderzoek en dan met name de normatief-reflexieve onderzoekscompetentie, is eveneens een slag gemaakt. Dit is gebeurd via onder meer de Onderzoekswerkplaats, PROFOSO en de Werkgroep Onderzoek M SEN, de kenniskring en (promotie)onderzoeken en komt tot uitdrukking in de ontwikkelde onderzoeksessies voor studenten in de M SEN, het concept van de Reflectief Onderzoekende Houding en haar centrale plaats in het curriculum, de bijdrage aan het Handboek Studiebegeleiding M SEN en aan de Fontys OSO interne onderzoeksdagen. In al deze activiteiten heeft dit lectoraat de nadruk gelegd op de waardengeladenheid van onderzoek doen, het dialogische karakter en de verbinding met de persoonlijke en professionele identiteit. Daarbij is wel steeds de verbinding gemaakt met de meer technisch-instrumentele aspecten van onderzoek doen, aangezien kwaliteit van onderzoek vraagt om goed handelen in moreel én instrumenteel opzicht. Wel geldt dat een aantal projecten en activiteiten (zoals de Onderzoekswerkplaats en de BLO-opleiding) voortijdig zijn beëindigd onder invloed van de organisatieveranderingen. Ook hier is doorontwikkeling van belang, met name waar het gaat om het verder uitwerken van de dialogische en waardengeladen dimensie van praktijkgericht onderzoek, kwaliteitscriteria voor dit type onderzoek en het opleiden van docenten in de uitvoering en begeleiding daarvan.
8.1.2 Kennisontwikkeling /Beroepspraktijk en samenleving Doelstelling 3: De ontwikkeling van methoden en instrumenten gericht op professionele waarden- en identiteitsontwikkeling van onderwijs(zorg)professionals in het kader van de ontwikkelingen naar passend onderwijs en de interactieve kennisontwikkeling hierover in samenwerkingsverbanden met scholen en andere instellingen. Op doelstelling 3 heeft het lectoraat zich zeer succesvol getoond, te meer omdat het accent in de eerste termijn van het lectoraat op de interne doelstelling is gelegd. Niet alleen zijn er belangrijke en structurele samenwerkingsrelaties tot stand gebracht met partijen in het beroepenveld, maar deze hebben ook tot concrete projecten geleid en het gezamenlijk genereren van inkomsten, zoals uit het Vervangingsfonds en van RAAK-SIA. Met name het toegekende RAAK-PRO project biedt vele mogelijkheden tot interactieve kennisontwikkeling met het beroepenveld (doelstelling 3) rondom pedagogisch handelen van onderwijszorgprofessionals in het kader van de ontwikkelingen naar passend onderwijs. Het zal bovendien een belangrijke spin-off hebben naar de andere doelen: onderwijsontwikkeling, professionalisering en bijdragen aan het wetenschappelijke nationale en internationale kennisbestand. M SEN studenten hebben de mogelijkheid om deel te nemen aan de Communities of Practice in het project, waarin leerkrachten samen met leerlingen, ouders, zorgprofessionals en schoolleiding onderzoek doen naar vragen op het terrein van de pedagogische kwaliteit van de school en de ontwikkeling van kinderen. Het professioneel leren dat plaatsvindt in deze communities, zal onderzoeksmatig gevolgd worden. Op deze manier worden er verbindingen gelegd tussen de drie domeinen van Onderwijs en Scholing, Beroepspraktijk en Kennisontwikkeling en onderzoek. De komende jaren zullen vanuit dit project belangrijke inzichten en 30
kennisproducten worden gegenereerd, zoals workshops en cursussen en methodiekbeschrijvingen en handleidingen voor het beroepenveld rondom de kritische dialoog, collectief leren en pedagogisch vakmanschap. Het is dan ook van belang dat de continuïteit van expertise en samenwerking in dit project wordt gewaarborgd. Volgens de directeur is de inbreng van de lector en de promovendi daarbij onontbeerlijk; die wordt via het Raak- PRO project gecontinueerd. Verder heeft het lectoraat in de Expertisekring Praktijkgericht Onderzoek in een multidisciplinaire setting bijgedragen aan het opstellen van kwaliteitscriteria voor praktijkgericht onderzoek en het op de markt brengen van een review-procedure die lectoraten, onderzoeksgroepen en andere gremia kunnen hanteren om hun eigen onderzoek en daaruit voortkomende kennisproducten aan een kwaliteitstoetsing te onderwerpen.
Doelstelling 4: Bijdragen aan de (wetenschappelijke) kennisontwikkeling over professionele waarden- en identiteitsontwikkeling (ook wel aangeduid als normatieve professionalisering) en praktijkgerichte onderzoeksmethodologie op dit terrein. De resultaten op doelstelling 4 laten eveneens een zeer gunstig beeld zien. Met betrekking tot kennisontwikkeling en onderzoek heeft het lectoraat structurele relaties gelegd met kennisinstellingen in binnen- en buitenland onder meer via deelname aan conferenties en congressen, in het internationale EdD traject van Roehampton University en in (internationale) onderzoeks- en professionele netwerken en verenigingen. Hieruit is een substantieel aantal (gezamenlijke) publicaties en presentaties op congressen en symposia voortgekomen. Tevens heeft het lectoraat een stevige basis gelegd voor wetenschappelijke kennisontwikkeling met de promotieonderzoeken die de lector begeleidt. Wel dient daarbij aangetekend te worden dat het merendeel van deze onderzoeken nog onvoldoende looptijd heeft gehad om haar vruchten al af te werpen. Het betreft immers projecten die een langere aanlooptijd hebben om het onderzoeksvoorstel te ontwikkelen. Ook hier geldt dat met het oog op een succesvolle afronding van de promotieonderzoeken, continuïteit van de begeleiding in de koppeling tussen Fontys OSO en de UvH van belang is. 8.2 Conclusies Uit de documentatie en de gesprekken die de evaluatiecommissie heeft gevoerd met betrokken partijen blijkt dat:
Het lectoraat op alle drie domeinen goede resultaten heeft geboekt; dit laat de lector zien aan de hand van uitgevoerde projecten, publicaties en presentaties. Het blijkt ook uit de gesprekken die de commissie heeft gevoerd met de diverse gesprekspartners; Het lectoraat onder moeilijke omstandigheden zijn werk heeft moeten doen vanwege de interne reorganisatie en deplorabele financiële situatie van Fontys OSO en dat het daarom des te opmerkelijker is dat het lectoraat zoveel goede prestaties geleverd heeft; Het lectoraat gekenmerkt wordt door een sterke resultaatgerichtheid; deze gerichtheid zich vooral manifesteert op het gebied van onderwijsinnovatie (M SEN) en projecten voor en met de beroepspraktijk; Vooral op het gebied van ‘Onderwijs en scholing’ heeft het lectoraat substantiële resultaten geboekt. Er is gezorgd voor veel input ten behoeve van het nieuwe (geïmplementeerde) M SEN curriculum; daar was ook in eerste instantie de focus op gericht. Het lectoraat diverse scholingsactiviteiten heeft georganiseerd voor docenten en studenten; het competentie-profiel is uitgediept en door het ‘dialogisch denken’ is er volgens het MT veel meer dynamiek in de interactie tussen docent en student gekomen. Vraag is of de winst die hier geboekt is niet weer snel verdampt als dit geen vervolg krijgt. Met de komst van het RAAK PRO project lijkt consolidatie mogelijk en dienen zich weer nieuwe kansen aan. Volgens het MT is ook de beoogde onderzoekscultuur voldoende gerealiseerd. De bijdrage van het lectoraat aan de onderwijsinnovatie en aan externe projecten aanzienlijk is geweest en veel waardering krijgt bij de samenwerkende en ontvangende partijen; De lector er blijk van geeft op positief-kritische wijze de resultaten van het lectoraat te kunnen benoemen; dit blijkt o.m. uit het feit dat ze erkent dat er in veel projecten weliswaar reeds veel in ontwikkeling is gebracht, maar dat kennisdisseminatie nog onvoldoende zijn beslag heeft gekregen’. Ook meldt de lector dat het niet haalbaar bleek alle deelprojecten daadwerkelijk uit te voeren. 31
8.3 Aanbevelingen NB: zie ook onder 9.4 Met betrekking tot de resultaten beveelt de evaluatiecommissie het lectoraat aan om: e
1 aanbeveling: Het verdient aanbeveling beschrijvingen te geven die de relatie tussen de missie van Fontys OSO, de werkprincipes van Fontys OSO en de thema's, doelstellingen en projecten van het lectoraat herkenbaar en transparant expliciteren. e
2 aanbeveling: Hoewel thans globaal enig zicht is gegeven op hetgeen men van plan is te publiceren en presenteren (Bijlage 1) en hetgeen met tot nu daadwerkelijk heeft gepubliceerd en gepresenteerd (Bijlage 2), beveelt de commissie aan om publicatie- en presentatiebeleid uit te werken in een meerjarenplanning. In dit beleid kan het lectoraat expliciet aangeven wat het streven is aan onderwerpen en te genereren kennis en inzichten en aan presentaties en publicaties daarover (met argumentatie van het waarom, voor wie, hoeveel, waar en wanneer). Dit zou tevens de beheersbaarheid en de bedrijfsvoering van het lectoraat kunnen vergemakkelijken. Dit beleid zou dan standaard opgenomen moeten zijn in een onderzoeksplan en verantwoord kunnen worden in het jaarverslag. e
3 aanbeveling: Vanwege het gegeven dat het streven is vanuit de humanistiek onderzoek uit te voeren en te ontwikkelen in nauwe samenhang met de praktijk, beveelt de commissie aan het belang en de invloed van de stakeholders/eigenaars in de diverse lectoraatsonderzoeken daarbij te expliciteren. Hierbij is te betrekken in welke fasen van het onderzoek (probleemstelling, doelstelling, onderzoeksvragen, onderzoeksontwerp, dataverzameling, data-analyse, reflectie op onderzoeksresultaten door trekken van conclusies en geven van aanbevelingen, implementatie van aanbevelingen in activiteiten) en op welke wijze de stakeholders/eigenaars hun belang en invloed kunnen doen gelden. e
4 aanbeveling: Gezien de beperkte financiële situatie van Fontys OSO en de daarmee samenhangende onzekere toekomstverwachting van de huidige lectoraten, zal zorgvuldig bepaald moeten worden wat er afgerond kan/moet worden, hoe dat het beste kan gebeuren en wie daarvoor de verantwoordelijkheid draagt. Dat proces vereist waarschijnlijk enige prioritering. In feite betreft het hier de zorg voor een aantal van hier bovengenoemde aandachtspunten.
32
9 Samenvattende conclusies In de samenvattende conclusies worden aan de hand van de evaluatievragen van het Brancheprotocol de belangrijkste verworvenheden en algemene aandachtspunten van het lectoraat gepresenteerd. Deze conclusies worden gevolgd door een slotbeschouwing, waarin ook de blik op de toekomst van het lectoraat wordt gericht. 9.1 Conclusies aan de hand van vragen brancheprotocol a. Vinden activiteiten plaats vanuit een relevante en uitdagende missie en een helder onderzoeksprofiel? Er is een relevante en ook uitdagende missie geformuleerd, die ook expliciet is gerelateerd aan de geactualiseerde missie van OSO. Het gebruik van begrippen als ‘normatief’, ‘waarden’, ‘diversiteit’ en ‘inclusie’ duiden op een missie die is gebaseerd op sociale idealen en daarmee op een ‘ideologisch gedreven’ lectoraat. De missie is wel vertaald in twee interne en twee externe doelstellingen (hun sterke verwevenheid komt onder andere tot uitdrukking in de zogenaamde ‘en/en-strategie’), maar deze zijn niet bijzonder concreet. Dat bemoeilijkt de verificatie van de relatie met de onderzoeksagenda. Ook is het niet bevorderlijk voor de meet- c.q. toetsbaarheid van de prestaties en resultaten. De huidige taakverdeling (‘waarom, wat en hoe’) tussen de lectoraten van Fontys OSO maakt, ook volgens de lector zelf een wat gekunstelde indruk. Het aanspreken van de diepere, normatieve dimensie van professionaliteit is zonder twijfel relevant. In de gesprekken tijdens de audit is gebleken dat de werkers in het lectoraat daar met succes in hebben geparticipeerd. Om de uitwerking van de missie naar buiten toe [in het werkveld, op de werkvloer] te kunnen beoordelen, zouden ook gespreksdeelnemers van buiten nodig zijn geweest. Uitdagend is de missie zeker, want, hoe relevant ook, de normatieve dimensie van beroepsuitoefening wordt gemakkelijk overschaduwd door het appel van de dagelijkse praktijk en de verleiding daar instrumenteel op in te gaan. Binnen het lectoraat is voldoende gebleken dat de deelnemers die uitdaging aankunnen. De uitwerking daarvan binnen de beroepspraktijk heeft de commissie niet kunnen toetsen. Wat het onderzoeksprofiel betreft: kennisontwikkeling vindt plaats door middel van narratieve, participatieve en actiegerichte onderzoeksmethoden. Het lectoraat legt de nadruk op de waardengeladenheid van onderzoek doen, het dialogische karakter en de verbinding met de persoonlijke en professionele identiteit. Daarbij wordt wel steeds de verbinding gemaakt met de meer technisch-instrumentele aspecten van onderzoek doen. Kwaliteit van onderzoek vraagt, zo is de opvatting van de lector, om goed handelen in moreel én instrumenteel opzicht. Een combinatie van onderzoeksmethoden wordt nodig geacht. Dat lijkt de auditcommissie evident. b. Worden de missie en het onderzoeksprofiel geborgd door het portfolio? In het Zelfevaluatierapport (ZER, p.18) is een relatie gelegd met de missie van Fontys OSO. Het lectoraat legt nadruk op normatieve professionalisering van OSO-medewerkers en OSO-studenten waarbij de genoemde vier werkprincipes (MIEZ) als kader fungeren. Tijdens het auditgesprek heeft de lector een voorbeeld kunnen geven hoe deze principes als kader concreet binnen het lectoraat uitwerken. In het ZER (p.25) is beschreven dat de onderzoeksprojecten zijn geclusterd in vier thema’s. Tijdens het auditgesprek hebben zowel de lector als de kenniskringleden duidelijk toegelicht en verantwoord waarom een project binnen bepaalde thema's valt en op welke wijze de projecten (binnen de betreffende thema’s) bijdragen aan het realiseren van de vier doelstellingen van het lectoraat. Het begrip ‘borging’ lijkt wat pretentieus in relatie tot het onderzoeksprofiel. Dat kan eigenlijk pas geconstateerd worden als de opbrengsten van die activiteiten geconsolideerd zijn. Het ziet er naar uit dat het lectoraat daar de kans niet (meer) toe krijgt. Wat betreft onderwijs en scholing: De gezamenlijke lectoraten van OSO, dus ook PWiKD, hebben gewerkt aan een infrastructuur voor onderzoek binnen het instituut. Er is beleid ontwikkeld op het terrein van student-, docent- en 33
promotieonderzoek. De grote bijdrage van het lectoraat (waaronder het zogenaamde Collaborative Action Research Project) aan ontwerp, ontwikkeling, monitoring en evaluatie van de opleiding Master SEN is evident, maar de bijdrage aan de uitvoering daarvan is minder duidelijk. Ook is het lectoraat betrokken geweest bij de totstandkoming van het Beleidsplan Professionalisering OSO en bij professionaliseringstrajecten van andere Fontysinstituten, maar vooral bij de professionalisering van OSOdocenten op het terrein van onderzoekend handelen, in het bijzonder de zogenaamde normatief-reflexieve onderzoekscompetentie. Ook een groot aantal andere activiteiten van het lectoraat (zoals kenniskringbijeenkomsten en deelprojecten gericht op curriculumontwikkeling) draagt bij aan de professionalisering van docenten. Of de nagestreefde olievlekwerking (het bereik van de professionalisering) en de vorming van een onderzoekscultuur daadwerkelijk kunnen optreden is voor de commissie moeilijk vast te stellen. Dat heeft niet alleen te maken met onvoldoende concreet geformuleerde doelen (zie missie) en het ontbreken van een evaluatiesystematiek, maar ook met het ontbreken van een planmatige opzet van de nagestreefde professionalisering over meerdere jaren. c. Is de inzet van mensen en middelen daarbij toereikend in kwalitatief en kwantitatief opzicht? Volgens de lector, die verwijst naar de SKO-criteria (minimaal 0,4 fte voor kenniskringleden en minimaal 0,6 fte voor de lector), is de inzet van mensen nooit toereikend geweest. Het lectoraat heeft in totaal nooit meer dan 1,8 fte gehad. In ieder geval is de is de bemensing sinds januari 2012 ontoereikend, omdat op dat moment anwege interne bezuinigingen de kenniskring is komen te vervallen. Volgens de onderzoeksplanning gaat dit studiejaar (Fase 3. Evaluatiefase Sept.2012 – Mrt 2013) een meta-analyse plaatsvinden (ZER p.46,47). De onderzoekscapaciteit voor dit meta-onderzoek is mede gezien het hiervoor genoemde twijfelachtig (daar lijkt nu de lector alleen voor te staan!).
d. Zijn de interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties daarbij voldoende relevant, intensief en duurzaam? De interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties die er tot nu toe zijn vanuit het lectoraat, zijn op zich voldoende relevant, intensief en duurzaam. Het oordeel over de relevantie, intensiviteit en duurzaamheid van de netwerken en relaties is dan ook positief. Over de contacten die de lector tot nu toe met de partners onderhield, is men zeer lovend. De lector was de motor, is zeer bevlogen en heeft voor veel positieve impact gezorgd, ook naar het werkveld. Wel past een enkele kanttekening. De intensiviteit is wat moeilijk te beoordelen. Wat betreft duurzaamheid is enerzijds gebleken dat de partners die de commissie heeft gesproken de samenwerking zeer waardevol vinden en die samenwerking graag zouden voortzetten, anderzijds is het risico zeker aanwezig dat die samenwerkingsrelaties vervallen door het wegvallen van het persoonlijke contact. Het gaat in de samenwerking immers veelal ook om persoonsgebonden, in het bijzonder de lectorgebonden contacten (o.a. met de Universiteit voor Humanistiek) Onzeker is welke contacten in de toekomst nog kunnen worden aangehouden. e. Is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van: - kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein; - valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij; - de betekenis voor onderwijs en scholing? De zelfevaluatie door de lector geeft een opsomming waaruit een meer dan voldoende productiviteit blijkt. Dit wordt nog eens geïllustreerd door de in de bijlage overzichtelijk weergegeven lijst met publicaties, presentaties en onderzoeksprojecten (zie Bijlage 10.1). De kruistabel die in de ZER als bijlage 4 is opgenomen, maakt duidelijk hoe de activiteiten en resultaten van het lectoraat zich verhouden tot de drie domeinen. Uit de gesprekken blijkt de erkenning en waardering voor het lectoraatswerk meer dan voldoende.
2:
Wat zijn in optiek evaluatiecommissie de sterke (profilerings)punten van het lectoraat
Herkenbaar sterke (profilerings)punten waar de commissie haar waardering voor uitspreekt zijn:
34
- de inhoudelijke kwaliteit van de lector, haar professionele betrokkenheid, de voorbeeldige congruentie van haar professionele agenda met haar handelen, de vitaliteit waarmee zij daar uitdrukking aan geeft en haar doorzettingsvermogen, het ‘presteren onder benarde omstandigheden’; - de verwevenheid van de doelstellingen (en/en-strategie, Communities of Practice?); - zowel de kwaliteit als wel de kwantiteit van de publicaties en presentaties, zowel peer-reviewed als niet peerreviewed voor zover de commissie dit heeft kunnen bekijken; - de wijze waarop (een aantal) stakeholders wordt betrokken bij het lectoraatsonderzoek; - de contacten die het lectoraat heeft met allerlei partners en de kwaliteit van de samenwerkingsrelaties; - de impact van het lectoraat op het onderwijs, specifiek m.b.t. de Master SEN; - de impact van het lectoraat in de beroepspraktijk; - de verwerving van een RAAK-PRO project. 3:
Wat zijn in optiek evaluatiecommissie de kritische (verbeter)punten van het lectoraat?
Naar het oordeel van de commissie vergen de volgende punten de nodige aandacht: e
1 aandachtspunt: M.b.t. vraag 1A en 1B ontbreekt in het ZER het volgende: - een beschrijving / operationalisering van de vier thema’s; - een beschrijving van de wijze waarop deze thema’s zich verhouden tot de vier doelstellingen van het lectoraat; - een beschrijving van de wijze waarop de vier werkprincipes (MIEZ) zich verhouden tot de vier doelstellingen en de vier thema’s van het lectoraat. e
2 aandachtspunt: Op de portal van het lectoraat staan allerlei publicaties, presentaties (variërend van CARN Collaborative Action Research Network, VELON, ORD) vermeld; in het ZER is in Bijlage 1 (p.45-47) per fase aangegeven wat de opbrengsten van elke fase van het onderzoeksplan dienen te omvatten. Ten slotte is in Bijlage 2 (p. 58-62) een lijst met publicaties, presentaties en overige lectoraatsproducten opgenomen. Hoewel hiermee globaal zicht wordt gegeven op ‘wat’ men van plan is te publiceren en presenteren (Bijlage 1) en hetgeen met tot nu daadwerkelijk heeft gepubliceerd en gepresenteerd (Bijlage 2), ontbreekt een vanuit visie, missie en doelstellingen onderbouwd presentatie- en publicatiebeleid. Kennisdisseminatie vindt nu te zeer gefragmenteerd plaats. e
3 aandachtspunt: Een derde kritische verbeterpunt betreft de explicitering van het belang en de invloed van de stakeholders/eigenaars. Het speelt met name om de vraag in welke fasen van het onderzoek en op welke wijze de stakeholders/eigenaars hun belang(en) zichtbaar kunnen maken en welke invloed zij op het ontwerp kunnen uitoefenen. Het zou de transparantie van het lectoraat vergroten als de positie van de stakeholders en met name hun structurele betrokkenheid bij de periodieke doorlichting van de missie en bij de totstandkoming van de onderzoeksagenda en de keuze van de thema’s expliciet zou zijn gemaakt. Positief is dat de visie van de Humanistiek aansluitingsmogelijkheden biedt op het belang van de stakeholders/eigenaars: “In de humanistiek is de verbinding tussen de theorie en de praktijk heel belangrijk. Het onderzoek wordt uitgevoerd en ontwikkeld in nauwe samenhang met de praktijk.” (bron: website UvH). Aandachtspunten zijn verder: - de bedreigde continuïteit (deze is waarschijnlijk niet of moeilijk te beïnvloeden door de lector zelf); - onduidelijkheid over de borging van de verworvenheden / beheer nalatenschap: wat heeft of gaat het OSO/het lectoraat hiervoor regelen? - de kwaliteitszorg van het lectoraat zelf (o.a.: SMART opzet van PDCA-cyclus, effect- en impactmeting met name ook bij ‘klanten’, inzichtelijk maken van ‘opbrengstgericht werken’: practise what you preach!) - daarmee samenhangende: onderbouwing van claims in ZER (zie hoofdstuk over Resultaten) - beoordeling vooraf van haalbaarheid sommige projecten (zie ook ZER, 8) - onduidelijkheid over precieze aard van samenwerking met andere lectoraten van Fontys (buiten OSO) - kennisdisseminatie - relatiebeheer 4:
Wat zijn de aanbevelingen van de evaluatiecommissie?
Gezien bovenstaande komt de commissie tot een aantal aanbevelingen. 35
e
1 aanbeveling: Het verdient aanbeveling beschrijvingen te geven die de relatie tussen de missie van Fontys OSO, de werkprincipes van Fontys OSO en de thema's, doelstellingen en projecten van het lectoraat herkenbaar en transparant expliciteren. e
2 aanbeveling: Hoewel thans globaal enig zicht is gegeven op hetgeen men van plan is te publiceren en presenteren (Bijlage 1) en hetgeen met tot nu daadwerkelijk heeft gepubliceerd en gepresenteerd (Bijlage 2), beveelt de commissie aan om publicatie- en presentatiebeleid uit te werken in een meerjarenplanning. In dit beleid kan het lectoraat expliciet aangeven wat het streven is aan onderwerpen en te genereren kennis en inzichten en aan presentaties en publicaties daarover (met argumentatie van het waarom, voor wie, hoeveel, waar en wanneer). Dit zou tevens de beheersbaarheid en de bedrijfsvoering van het lectoraat kunnen vergemakkelijken. Dit beleid zou dan standaard opgenomen moeten zijn in een onderzoeksplan en verantwoord kunnen worden in het jaarverslag. e
3 aanbeveling: Vanwege het gegeven dat het streven is vanuit de Humanistiek onderzoek uit te voeren en te ontwikkelen in nauwe samenhang met de praktijk, beveelt de commissie aan het belang en de invloed van de stakeholders/eigenaars in de diverse lectoraatsonderzoeken daarbij te expliciteren. Hierbij is te betrekken in welke fasen van het onderzoek (probleemstelling, doelstelling, onderzoeksvragen, onderzoeksontwerp, dataverzameling, data-analyse, reflectie op onderzoeksresultaten door trekken van conclusies en geven van aanbevelingen, implementatie van aanbevelingen in activiteiten) en op welke wijze de stakeholders/eigenaars hun belang en invloed kunnen laten doen gelden. e
4 aanbeveling: Gezien de beperkte financiële situatie van Fontys OSO en de daarmee samenhangende onzekere toekomstverwachting van de huidige lectoraten, zal zorgvuldig bepaald moeten worden wat er afgerond kan/moet worden, hoe dat het beste kan gebeuren en wie daarvoor de verantwoordelijkheid draagt. Dit proces vereist waarschijnlijk enige prioritering. In feite betreft het hier de zorg voor een aantal van hier bovengenoemde aandachtspunten.
36
10 Bijlagen Bijlage 10.1 bevat de publicaties, presentaties en andere producten die het onderzoek van het lectoraat in de afgelopen periode heeft opgeleverd. In bijlage 10.2 worden de onderzoeksthema’s van het lectoraat genoemd, geordend per thema. Bijlage 10.3 tenslotte bevat een overzicht van opleidingen, graad en ervaring van lector en kenniskringleden. 10.1 Overzicht van publicaties, presentaties en overige producten van het lectoraat Publicaties Wetenschappelijke publicaties Jacobs, G. (2011). ‘Take control or lean back?’: Barriers to practicing empowerment in health promotion. Health Promotion Practice, 12 (1), 94-101. Jacobs, G. (2010). Conflicting demands and the power of defensive routines in participatory action research. Action Research, 8(4), 367–386. Jacobs, G. & M. Murray (2010). Developing critical understanding by teaching action research to undergraduate psychology students. Educational Action Research, 18(3), 319-335. Vloet, K. Jacobs, G. & Veugelers, W. (in press). Dialogical learning in teachers’ professional identities. In: M. César & B. Ligorio (Eds) Interplays between dialogical learning and dialogical self. New York: Information Age Publishing (Book Series – Advances in Cultural Psychology). Vloet, K. & van Swet, J. (2010). ‘I can only learn in Dialogue!’ Exploring Professional Identities in teacher Education. Professional Development in Education, 36: 1, 149-168. Publicaties voor de beroepspraktijk Admiraal, D. , Meijer, H., Uphoff, W., Vos, R. en I. de Vrind (2011). Op weg naar “Leiderschap met lef”, een trektocht van het Regionaal Educatief Platform Noordoost-Brabant. Ridderkerk: Ridderprint. Admiraal, D. (2011). De kritisch waarderende dialoog. Loopbaanvisie, 2, 71-77. Admiraal, D. (2011). Kritisch waarderende dialoog, succesfactor bij Schoolontwikkeling. Direct, 3, 11-12. Admiraal-Hilgeman, D. & J. Geurts (2010). Human Dialogue Development (HDD) in Education: connecting Career Development and Organization Development. Congresbundel Pedagogische Universiteit Heidelberg. Admiraal, D.(2010). Loopbaanontwikkeling in relatie tot organisatieontwikkeling. Praktijkgericht onderzoek naar adequaat, ontwikkelingsgericht personeels- en professionaliseringsbeleid in de onderwijssetting. In: Loopbaanvisie, 1, 69-75. Admiraal, D. (2010). Human Dialogue Development (HDD): een nieuwe trend bij het benutten van ouder talent?! In: Leren in organisaties, 10 (3), 20-21. Admiraal, D. (2009). Loopbaanprofessionals, hoe ethisch zijn wij eigenlijk? In A. Kooreman (red.). U doet het maar. Ethische dilemma’s in de Beroepsuitoefening. Amsterdam: Pearson uitgeverij. Jacobs, G., Hartog, L. den & A. Vermulst (2012). IPPOD: Impact en Proces van Praktijkgericht Onderzoek Doen. De constructie van een vragenlijst die in kaart brengt wat studenten leren van het doen van praktijkgericht onderzoek tijdens hun HBO-masteropleiding Special Educational Needs. In: 59 Beekman, A. e.a. Tien keer beter! 4. Verbeteren van de onderwijspraktijk door onderzoek. Antwerpen/Apeldoorn: Garant, pp. 17-31. Vloet, K., Jacobs, G. & W. Veugelers (2012). Professionele identiteit van begeleiders als dialogisch zelfverhaal. In: F. Meijers (red.). Wiens verhaal telt? Naar een narratieve en dialogische loopbaanbegeleiding. Antwerpen/ Apeldoorn: Garant, pp. 63-77. Jacobs, G. (2011). Doe ik wel het goede? Een methodiek om met elkaar in dialoog te gaan over de maatschappelijke functie en sociale waarde van het beroep. ZorgPrimair, Vakblad voor het Primair en Speciaal Onderwijs, 2, 15-17. Jacobs, G. & L. den Hartog (2011). ‘Daar doe ik het voor.’ De bijdrage van onderzoek doen aan de professionele ontwikkeling van masterstudenten Special Educational Needs. In: Boerman, R. e.a. Tien keer beter! 3. Apeldoorn/Antwerpen: GARANT, pp. 9-24. Goijaarts, A., Laros, P. & G. Jacobs (2010). Krachtige oplossingsgerichte interventies in beeld. Nieuw Meesterschap, 1 (1), 36-39. Jacobs, G. (2010). Passie voor goed werk. In: Boerman, R. e.a. De Kunst van de Passie. Antwerpen/Apeldoorn: Garant, pp. 10-15. Jacobs, G. (2010). Professionele waarden in kritische dialoog: omgaan met onzekerheid in educatieve praktijken. Eindhoven: Fontys Hogescholen. (lectorale rede) 37
Vloet, K. (2009). Bouwen aan beroepsethiek. In A. Kooreman (red). U doet het maar. Ethiek en ethos in arbeid en loopbaan. (Psychologie en praktijk) Amsterdam: Pearson. Vloet, K. (2009). Career learning and teachers’ professional identity: narratives in dialogue, In M. Kuijpers & F. Meijers (Eds) Career learning. Research and practice in education, ‘s Hertogenbosch: Euro-guidance The Netherlands. Publicaties voor de onderwijspraktijk Admiraal, D. (2011). Evaluatieverslag PROFOSO 2011. Tilburg: Fontys OSO. Admiraal, D., Swet, J. van, Huijgevoort, H. e.a. (2011). Fontys OSO in beweging, van visie naar organiseren: inspirerend en te doen. Toekomst M SEN. Tilburg: Fontys OSO. Jacobs, G. (2011). Verschil maken in professionele praktijken: de rol van reflexief praktijkgericht onderzoek in het hoger onderwijs. In: Alma, H. & G. Lensvelt-Mulders (red.) Waardevolle wetenschap. Zingeving en humanisering in het wetenschappelijk onderwijs. Utrecht: UvH, pp.121-133. Jacobs, G. & A. Bouman (2010). Evaluatie van het eerste jaar van de opleiding Begeleiding Leer- en Onderzoekslijn (BLO). Tilburg: Fontys OSO. Presentaties, workshops, lezingen en symposia Presentaties op wetenschappelijke congressen Admiraal, D. (2011). Designing a Supervision Method by Critical Dialogue. Paper gepresenteerd op de Internationale CARN Conferentie, Wenen, 4-6 november 2011. Admiraal, D. (2010). ‘Human Dialogue Development’, een mooie uitdaging voor ontwikkelingsgericht personeelsbeleid en onderwijsorganisatieontwikkeling. Posterpresentatie Onderwijs Research Dagen, Enschede, 24 juni 2010. Admiraal, D. (2010). Human Dialogue Development (HDD) in Education: linking Career Development and Organization development. Paperpresentatie op conferentie ‘Organization and Leadership’, Heidelberg, 5 maart 2010. (gepubliceerd in congresbundel) Jacobs, G. (2011). Dialogue as an Innovation Strategy in Higher Education. The Development of the Master SEN at Fontys University of Applied Sciences. Symposium op de Internationale CARN Conferentie, Wenen, 4-6 November 2011. Jacobs, G. & L. Den Hartog (2011). The Role of Critical Dialogue in Master Research and Professional Development. Paper gepresenteerd in symposium op de Internationale CARN Conferentie, Wenen, 4-6 November 2011. Jacobs, G. (2011). A relational-constructionist approach in education. Challenges for Research. Keynote at the international symposium The Social Dimension in Education, Eindhoven, TUE, 29 november 2011. Jacobs, G. & L. den Hartog (2011). ‘Daar doe ik het voor’. De bijdrage van onderzoek doen aan de professionele ontwikkeling van leerkrachten en de verbetering van onderwijspraktijken. Paper gepresenteerd op de Onderwijs Research Dagen, Maastricht, 8-10 juni 2011. (gepubliceerd) Jacobs, G. & W. Klabbers (2010). The use of dialogue groups in collaborative action research for professional development of teachers. Paper gepresenteerd op de Internationale CARN Conferentie, Cambridge, UK, 5-7 november. Jacobs, G., Admiraal, D. & Klabbers, W. (2010). Kritische dialoog of toch iets anders? Collaborative Action Research naar professionele ontwikkeling in de master Special Educational Needs (SEN) van Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg (Fontys OSO). Roundtable op de Onderwijs Research Dagen, Enschede, 23-25 June 2010. Jacobs, G., Swet, J. van & K. Vloet (2009). Moral Professional Development in Dialogic Research Relationships. Symposium op de International e CARN Conferentie, Greece, Athens, 30 Oct-1 Nov, 2009. Jacobs, G. (2009). Collaborative Action Research towards moral professional development. Paper gepresenteerd op de Internationale CARN Conferentie, Athene, 30 Oct-1 Nov, 2009. Vloet, K., Jacobs, G. & W. Veugelers (2010). Dialogical Learning in Teachers’ Professional Identities. Paper gepresenteerd in symposium op de 6e Dialogical Self Conference, Athene, 30 Sept - 3 Oktober 2010. Vloet, K. (2009). ‘I can only learn in Dialogue!’ Professional Identity Development in Teacher Education. Paper gepresenteerd op de Internationale CARN Conferentie, Athene, 30 Oct-1 Nov, 2009. Loerts, M. (2011). The Use of Dialogue in Dealing with Difficulties with Inclusion in Educational Practice. Paper gepresenteerd op de International e CARN Conferentie, Wenen, 4-6 november 2011. Presentaties op conferenties en studiemiddagen voor de beroepspraktijk 38
Admiraal, D. (2011). Door loopbaandialoog naar loopbaanfitness. Presentatie HAN Conferentie ‘Studieloopbaan in beweging’, Arnhem, 21 juni 2011. Admiraal, D. (2010). Human Dialogue Development’ (HDD) in het onderwijs: de link tussen individuele (loopbaan-)ontwikkeling en organisatieontwikkeling. Presentatie op HRM conferentie ‘Nieuwe wegen voor HRM’, Avans, Den Bosch, 5 november 2010. Admiraal, D. (2011). Professionalisering van Studieloopbaanbegeleiders. Presentatie op internationale conferentie Haagse Hogeschool ‘Wiens verhaal telt?’, Den Haag, 23 november 2011. Admiraal, D. (2010). Loopbaanontwikkeling als middel om competent te leren omgaan met organisatieontwikkeling in het onderwijs. Presentatie VOR divisie VELON, Utrecht, 6 april 2010. Admiraal, D. (2010). SLB in dialoog. Keynote en workshop op Fontys Studieloopbaanconferentie SLB in Dialoog, Eindhoven, 23 november 2010 Jacobs, G. (2011). (Botsende) Waarden en Normen in Praktijkgericht Onderzoek. Workshop in symposium Onderzoek en praktijkontwikkeling in de publieke sector, Hogeschool van Amsterdam/Felix Meritis, 23 nov 2011. Jacobs, G. (2011). (Hoe) draagt GOL(L)D bij aan empowerment? Keynote op studiemiddag Klassewerk, het GOL(L)D-concept, Universiteit van Gent, 27 januari 2011. Jacobs, G. (2010). Van participatie naar dialoog?! Inleiding op de landelijke debatdag: Participatie en medezeggenschap van mensen met beperkingen, georganiseerd door Disability Studies in Nederland (DSiN), Amsterdam, 16 februari 2010. Jacobs, G. (2010). Lezing op de VO-zorgconferentie ‘Zorgvuldig Onderwijs’, Zwolle, 12 maart 2010. Vloet, K. (2012). Met mij is niks aan de hand! Workshop over narratief werken met leerlingen en hoe je eigen verhaal als begeleider/ docent in dialoog gaat met hun verhaal. Tessenderlandt VO school Breda: februari 2012. Vloet, K. (2011). Workshop op internationale conferentie Haagse Hogeschool ‘Wiens verhaal telt?’, Den Haag, 23 november 2011. Presentaties ten behoeve van de onderwijspraktijk Admiraal, D. (2012). Professionele kernwaarden binnen de VELON Beroepsstandaard/VELOV Ontwikkelingsprofiel Lerarenopleiders. Workshop tijdens de Internationale VELOV/VELON conferentie ‘Over het muurtje kijken’, Antwerpen, 6-7 februari 2012. 62 Admiraal, D. (2011). Hoe maak ik als Lerarenopleider & Studieloopbaanbegeleider mijn professionele ruimte zo groot mogelijk? Presentatie VELON Conferentie, ‘Het glazen huis’, Noordwijkerhout, 14 maart 2011. Admiraal, D. (2011). Organisatie van en verzorgen van workshops op PROFOSO: meerdaags Professionaliseringstraject Fontys OSO docenten en leidinggevenden Master SEN 2011, Utrecht en Tilburg, week 27 en 35. Admiraal, D. (2010). Kansen voor professionaliseringsbeleid in schoolorganisaties door ‘Human Dialogue Development’ (HDD). Presentatie VELON Conferentie ‘Opleiden voor de toekomst’, Noordwijkerhout, 8 maart 2010. Jacobs, G. & A. Goijaarts (2011). Kantelmomenten in het (hoger) onderwijs, Workshop op Zinconferentie Fontys Hogescholen ‘Ethische dilemma’s binnen het (Fontys) onderwijs’, Vught, 21 november 2011. Jacobs, G. & L. den Hartog (2011). ‘Daar doe ik het voor’. De bijdrage van onderzoek doen aan de professionele ontwikkeling van leerkrachten en de verbetering van onderwijspraktijken. Paper gepresenteerd op de VELON/VELOV conferentie, Noordwijkerhout, 14-15 maart 2011. (gepubliceerd) Jacobs, G., Huygevoort, H. van & M. den Otter (2010). Normatieve professionalisering in de Master SEN belicht vanuit de kracht van het beeld. Symposium op VELON-congres, Noordwijkerhout, 8 & 9 maart 2010. Jacobs, G. (2010). Appreciative Inquiry als reflectie- en onderzoeksmethode. Paper gepresenteerd in de Leergang HSAO, Den Bosch, 15 & 16 April 2010. Vloet, K. (2012). Begeleiden van Narratief Onderzoek van Masterstudenten. Workshop voor LEOZ 2 Project (Landelijk Expertisecentrum OnderwijsZorg), februari 2012.
39
10.2 Onderzoeksprojecten lectoraat Onderwerp Promotieonderzoeken Professionele identiteitsontwikkeling in de speciale onderwijszorg (promotieonderzoek) Het leren van onderwijsprofessionals in de toepassing van oplossingsgerichte communicatie (promotieonderzoek) De kracht van oplossingsgerichte interventies (promotieonderzoek) Zingeving van professionals in de context van onderwijshervormingen naar ondernemerschap (promotieonderzoek) Morele oriëntaties van professionals binnen de ontwikkelingen van passend onderwijs. Interactieve zoektocht naar hoe het professioneel handelen in morele zin betekenisvol kan zijn (verbinding met RAAKPRO project). Kwintessens in het handelen van onderwijsprofessionals. Interactief onderzoek naar pedagogische sensitiviteit in het onderwijs (verbinding met RAAK-PRO project) Deugden van leerkrachten in het speciaal onderwijs (promotieonderzoek)
Hoofduitvoerder K. Vloet
1&4
A. Goijaarts
3
P. Laros
3
P. Corstanje
2
H. de Keijzer
1&4
Karin Diemel
2&4
W. Claasen
2
Deelprojecten Collaborative Action Research M SEN Diversiteit en inclusie: omgaan M. Loerts met knelpunten en dilemma’s in de praktijk van M SEN studenten Conceptualisatie en W. Klabbers operationali-satie van Reflectief Onderzoeken-de Houding voor het M SEN curriculum Intake/procesbegeleiding OSO D. Admiraal M SEN. Praktijkgericht kwalitatief onderzoek naar potentieel bruikbare concepten en methodieken. De dialoogmethode als G. Jacobs & W. Klabbers
Thema
2&4
1
1
4 40
onderzoeksmethode De bijdrage van onderzoek doen in de professionele ontwikkeling studenten M SEN
G. Jacobs & L. den Hartog
Projecten van toegevoegde leden kenniskring Visieontwikkeling door R. Slenders scholen in het primair onderwijs De impact van supervisie G. Quak volgens themagecentreerde interactie op de professionele ontwikkeling van studenten M SEN Betrokkenheid en afstand in A. Riezebos onderwijs- en begeleidingsrelaties van docenten in de M SEN Expressieve methoden in M. de Wilt onderwijsonderzoek
1&4
1
1
2
4
41
10.3 Opleidingen, graad en ervaring van lector en kenniskringleden
Naam Gaby Jacobs
Opleidingen Doctoraal studie Sociale Psychologie Katholieke Universiteit Brabant Promotie Universiteit voor Humanistiek Postgraduate Certificate in Teaching and Learning in Higher Education (PGCE), Keele University (UK)
Graad Dr.
Ervaring Projectleiding- en uitvoering van onderzoeksprojecten en onderwijsvernieuwings -projecten Docentschap in universitair en hoger beroepsonderwijs Publiceren en redigeren Referentschap voor (internationale) tijdschriften Deelname beoordelingscommissies grant proposals Voorzitterschap /deelname in besturen, commissies en werkgroepen gericht op beroeps- en onderwijsontwikkeling Coördinator disability en diversity in universiteits-faculteit
Doreen Admiraal
Doctoraal studie Klinische Psychologie & Persoonlijkheidsleer Universiteit Utrecht
Dr.
Projectleiding en uitvoering van onderzoeksprojecten, zakelijke dienstverlening en onderwijsvernieuwingsprojecten Regiomanager Fontys Hogeschool Personeel & Arbeid Docentschap in universitair en hoger beroepsonderwijs Voorzitterschap/deeln ame in besturen, commissies en werkgroepen gericht op beroeps- en onderwijsontwikkeling
42
Arie Goijaarts
Hogere Kaderopleiding Pedagogiek Doctoraal Onderwijskunde, Universiteit Utrecht. Post-HBO cursussen: speciaal onderwijs, ambulante begeleiding, oplossingsgericht werken, groepssupervisie Promotieonderzoek Universiteit voor Humanistiek
Drs.
Leraar (speciaal) basisonderwijs Intern begeleider en ambulant begeleider Coördinator WSNS Afdelingsleider Speciaal Onderwijs Docentschap hoger beroepsonderwijs Begeleiding masteronderzoek Projectleider zakelijke dienstverlening Lidmaatschap werkgroepen gericht op onderwijsontwikkeling
Wilma Klabbers
Doctoraal studie onderwijskunde Universiteit Utrecht Post-HBO Supervisiekunde
Drs.
Docentschap HBO (M SEN), MBO & VMBO Projectleiding en begeleiding onderwijsvernieuwingsprojecten in VO
43